Dag mam, ik ga Jeugdherinneringen van Paula Boon
Uit eigen pen 15
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Dag mam, ik ga Jeugdherinneringen van Paula Boon Uit eigen pen 15 De Stiep Educatief
De hoofdpersoon in dit verhaal is Carla. Ze is zeven als het boek begint. Het eerste deel gaat over de oorlog en wat Carla en haar familie daarin meemaken. Het tweede deel gaat over de jaren vlak na de oorlog. Carla vertelt hoe het verder met de familie gaat en hoe ze Joop ontmoet. Het boek eindigt in 1951 als Carla het huis uit gaat.
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Dag mam, ik ga tekst Paula Boon bewerking Ria van Adrichem vormgeving Hein Kreulen illustraties Reinier Kahle ISBN 90 71740 51 X © 2006 De Stiep Educatief Niets uit deze uitgave mag gekopieerd worden zonder uitdrukkelijke goedkeuring van de uitgevers. besteladres De Stiep Educatief Oranjelaan 16 3235 SV Rockanje telefoon/fax (0181) 404782
[email protected] www.stiep-educatief.nl
3
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Inhoud Voorwoord 6 Deel 1 Oorlog 7 Oorlog Zondag Spaargeld De step Nummer 1161 Sinterklaas Winter Hout halen Schoenen lappen Winterhulp Domkop Levertraan Grafwerk Ruzie Sigaretten halen Opgeroepen Inwoning Lies 17 september 1944 Evacuatie Onderdak Langs de deur Een ongeluk Bevrijding
Deel 2 Opnieuw beginnen 26 Weer naar school Een vriendje Ontslagen Annie Leegte Een baby Dansen Een blonde jongen Verliefd Verkering Een litteken Naar de schouwburg De breuk
4
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Carla’s familie
| Bert + Lies
| Olga + Rinus | baby
Gerrit Poolman — Anna Tellekamp | | | | Annie Carla Marga Stientje + + Joop Kees
| Lia
Andere namen die in het verhaal voorkomen Mientje Evers Oom Herman en tante
Familie Jansen een oude dame Cor de Kok Mevrouw en meneer Appeltje
vriendin van Carla buurman waar Carla sigaretten haalt voor haar vader oom en tante van Carla die in Rotterdam woonden. Tijdens de oorlog wonen zij een tijdje bij Carla’s familie een van de families waarmee Carla en haar familie in 1944 uit Arnhem evacueren na de evacuatie woont Carla met haar familie bij haar in huis eerste vriendje van Carla na de oorlog de ouders in het eerste gezin waar Carla werkt als ze van school af is bijnaam die Carla aan Joop geeft als ze zijn naam nog niet weet
5
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Voorwoord Carla is de hoofdpersoon in dit boek. Zij is in 1932 in Leeuwarden geboren. Haar ouders zijn Gerrit Poolman en Anna Tellekamp. In 1919 is hun oudste en enige zoon Bert geboren. Anna was toen pas 18. Zij was Mormoonse, Gerrit was katholiek. Ze kregen geen toestemming om te trouwen. In 1924 zijn ze uiteindelijk toch getrouwd. Daarna kregen ze Olga, Annie en Carla. In 1935 verhuist de familie naar Arnhem. Daar worden nog twee dochters geboren: Stientje en Lia. Het verhaal begint een paar maanden voordat Lia, Carla’s jongste zus, op 4 mei 1940 geboren wordt. Deel 1 gaat over de oorlog. Belangrijk daarin is de tijd dat Carla’s vader en broer in 1940-1941 in de gevangenis zaten. Maar ook over de tijd erna vertelt Carla: hoe ze hout moet halen, hoe het is als haar vader en Bert weer thuis zijn, over Bert en Olga en over haar zus Annie die aangereden wordt door een Duitser. Na de evacuatie van Arnhem in september 1944 zoeken ze onderdak in Rheden. Daar wonen ze tot de bevrijding. In deel 2 vertelt Carla over het leven na de oorlog. Ze blijft zitten op school. Daarna gaat ze werken in een gezin. Droevig hoogtepunt is op 5 augustus 1948 het overlijden van haar zus Annie aan nierbloedingen. Maar het leven gaat door en Carla ontmoet Joop Loonstra uit Groningen. Ze worden verliefd en krijgen verkering. Helaas verslechtert de verhouding met haar moeder in die jaren. In 1951 gaat Carla het huis uit en daarmee eindigt het verhaal van haar jeugd.
6
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Deel 1 Oorlog
Oorlog Papa en mama luisteren veel naar de radio. Ik vang wel wat op over oorlog, maar weet eigenlijk niet wat dat is. Mama is een beetje ziek. Haar buik is heel dik. Op een zondagmorgen vertelt ze ons dat we een broertje of zusje krijgen. - ‘Het duurt nog een paar maanden,’ zegt ze. ‘In mei komt de ooievaar het kindje brengen.’ 4 mei wordt het nieuwe zusje geboren. Lia wordt haar naam. Bert vindt er niets aan. - ‘Weer een meid,’ zegt hij. Maar ik vind haar prachtig. Van de ooievaar heb ik geen spoor ontdekt. 10 mei ’s morgens worden wij wakker van een enorm harde klap. Alles trilt in ons huis. Dan hoor ik mama gillen. Verschrikt rennen wij naar beneden. - ‘Het is oorlog,’ schreeuwt mama. Kleine Marga raakt helemaal overstuur. - ‘Het is oorlog,’ roept ze steeds. Olga kleedt de kleintjes aan. Bert gaat met ons een eindje lopen. Iedereen is heel erg bang. Wij horen dat de Rijnbrug opgeblazen is. Verder horen we niets meer. Het is heel rustig en zonnig weer. Papa was voor zijn werk in Rotterdam. We horen niets van hem. Wel weten we dat Rotterdam zwaar gebombardeerd is. We zijn heel ongerust. Veertien dagen na het uitbreken van de oorlog komt hij weer thuis. Vermoeid en vies en met een dikke stoppelbaard. Verder is er niets aan de hand. Lopend en liftend is hij naar huis gekomen. 7
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
De eerste oorlogsweken staat alles op zijn kop. Niemand werkt en wij gaan ook niet naar school. Langzamerhand moet iedereen weer aan de slag van de Duitsers. Zij zijn nu de baas. Ook papa en Bert gaan weer naar de betonfabriek. ’s Avonds werkt papa als steenhouwer. Hij wil Bert het vak leren, maar het lukt Bert niet. Hij slaat de hele plaat in stukken, in plaats van in tweeën. Papa is woedend. Hij zit Bert achterna met de moker, maar Bert is hem te snel af. Hij duikt de w.c. in. De moker komt met een harde slag op de deur terecht. Jarenlang zag ik de vierkante afdruk van de moker nog op de deur. Bert wil niet meer thuisblijven. Hij gaat in Rheden wonen. Wel werkt hij nog op de fabriek. Ik mis hem. Zondag Soms gaat het een hele tijd goed tussen papa en mama. Soms maken ze ook ruzie. - ‘Is het weer zo ver,’ zegt mama als papa zaterdagavond naar het café gaat. ‘Komen de blaadjes weer aan de bomen? Je maakt al ons geld op in het café.’ 8
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Papa gaat toch. Mama stuurt Olga of mij om papa op te halen. Meestal durven we niet. Hij wordt dan zo kwaad. We wachten dus maar af. Ik kan niet slapen en wacht tot ik hem hoor. Mama kan nooit haar mond houden. Ze schreeuwen tegen elkaar en gooien met de spullen. De anderen worden er wakker van. Als het te erg wordt, vluchten we de voordeur uit. We zoeken onze toevlucht bij de buren. Buurman gaat met papa en mama praten. - ‘Ga maar weer gauw naar jullie bed,’ zegt hij als hij terugkomt. Het is weer rustig. Spoedig slapen we dan in. De volgende morgen slooft papa zich uit het weer goed te maken. Mama is nog boos om de spullen die stukgegaan zijn. Gelukkig houdt ze dat niet lang vol. Soms gaat het dan weer een hele tijd goed tussen hen. We gaan dan samen naar de kerk en papa probeert niet zo vaak naar het café te gaan. Maar heel vaak loopt hij ook de kerk voorbij. Dan is mama weer kwaad. - ‘Voor hem ben ik katholiek geworden, maar hij gooit er met de pet naar. Ik voel me er niet thuis, maar moet jullie zo wel opvoeden,’ zegt ze boos en verdrietig. Zondagmiddag sturen papa en mama ons vaak op pad. Dan kunnen zij even rustig slapen. Als we terugkomen, ligt er een krant op tafel. Iedereen krijgt wat pinda’s. Die waren er toen nog. Mama zet thee en wij spelen samen Mens-erger-je-niet. Ook zingen we samen. Heel gezellig is het dan. Spaargeld Papa verdient een vast loon op de fabriek. ’s Avonds verdient hij bij door grafwerk te maken. Maar een slee of schaatsen hebben we niet. Als er sneeuw en ijs is, staan wij aan de kant. We proberen altijd bij anderen op de slee te komen. Vooral nu het oorlog is en er niet met pekel gestrooid wordt, gaat het sleeën machtig mooi. Hele slierten sleeën glijden de heuvels af. Zelfs Duitse soldaten doen soms met ons mee. Het werk op de fabriek wordt door de oorlog steeds minder. Papa verdient daardoor ook minder. Steeds vaker gaat hij naar het café. 9
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Dronken komt hij dan thuis. Ik schaam me voor hem. Hij slingert over de weg. Olga komt van school af en gaat als dienstmeisje werken. Zo kan zij haar eigen kleding verzorgen en ook nog geld aan mama geven. Olga is heel zuinig. Ze spaart voor een nieuwe jurk. Elke dag telt ze haar geld. - ‘Mijn geld. Waar is mijn geld?’ roept ze op een dag. Ze kijkt de kring rond. Dan ziet ze papa’s gezicht. - ‘Ik heb het even geleend,’ zegt hij. ‘Zodra ik een nieuwe zerk maak, krijg je je geld terug,’ belooft hij. Olga kan lang wachten. Ze krijgt haar geld niet. De step Stientje wil een step voor haar verjaardag. - ‘Ook dat nog,’ zegt papa. ‘Het geld groeit niet op mijn rug.’ - ‘Welja,’ zegt mama. ‘Wel jenever kopen, maar een step kan er niet af.’ Papa zegt niets. Een paar dagen later komt hij thuis met een step. - ‘Tweedehands,’ zegt hij. In de kelder verft hij de step rood. Stientje mag hem nog niet zien. Papa is weer alles voor mama. Stientje is dolblij met haar mooie step. Dan op een avond komt papa niet thuis. Heel laat wordt er gebeld. We liggen al in bed. Als de man weggaat, horen we mama en Olga huilen. - ‘Wat is er, mama,’ roepen we. Mama vertelt alleen dat papa niet thuiskomt vannacht. Later vertelt ze ons wat er gebeurd is. Papa en Bert zijn betrapt bij het stelen van fietsen. De politie heeft het hele huis doorzocht. Stientjes step was ook gestolen. Die hebben ze meegenomen. Daar zitten we dan midden in de oorlog. Mama met haar zes dochters. Geen geld en dus haast geen eten. Het staat ook in de krant, van papa en Bert. De mensen kijken ons erop aan. Vooral de eerste tijd. Ik denk steeds aan papa en Bert in de gevangenis. - ‘Wat is er toch, Carla?’ vraagt de juf. Ineens sta ik te snikken. Middenin de klas. Ik schaam me, maar ik moet het kwijt. 10
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Ik vertel het hele verhaal. Ze is heel lief, de juf. Op school vangen ze ons goed op. Maar leren, het wil gewoon niet meer. Nummer 1161 De zaak komt voor de rechter. Papa moet anderhalf jaar naar de gevangenis in Arnhem. Bert moet een jaar naar Haarlem. Papa’s nummer vergeet ik nooit. Heel vaak schrijf ik hem een brief. Op de envelop mag ik geen Poolman zetten. Nummer 1161 moet ik schrijven. We hebben veel verdriet. Al onze vriendinnen raken we kwijt. Mensen die vroeger met ons praatten, kennen ons niet meer. Mama wil gaan scheiden van papa. Een nog grotere schande. - ‘Waar moet hij dan naar toe als hij weer vrijkomt?’ Dat houdt me steeds bezig. Gelukkig zegt mama dat ze het weer zal proberen met papa. Ze gaat ook op bezoek bij papa. Eerst alleen, maar papa vraagt ook naar ons. Twee kinderen tegelijk mogen mee. Olga wil niet. Mama neemt Annie en mij mee. In de gevangenisdeur zit een klein luikje. Een bewaker spreekt door het luikje met ons. Dan maakt hij de deur open. Hij heeft een dikke sleutelbos. We lopen door lange gangen. Alles klinkt hol. Vele deuren maakt hij open en direct weer dicht. Dan laat hij ons in een grote kale kamer. Daar zit papa. Achter een tafel. Wat is hij mager. Is dat papa? We mogen hem geen hand of kus geven.
11
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Wel mogen we wat fruit geven. Ik kijk hem aan, maar ik weet niet wat ik zeggen moet. Zo gaat het ook met Annie. Zij weet het ook niet. Mama en papa praten samen. Even maar, dan moeten we alweer weg. De bewaker neemt papa weer mee. Bij de deur kijkt papa nog even om. Hij steekt zijn hand op. Dan verdwijnt hij achter de ijzeren deur. Vaak ga ik naar de gevangenis. Ik loop langs de muur. Ik weet dat hij daarachter is. Heel bedroefd ben ik. Waarom moest hij ook stelen? Sinterklaas Om beurten slapen we bij mama in bed. Alles bepraat ze met ons. Daardoor hebben we een hechte band. Ruzie is er niet meer. We hebben onder elkaar ook best veel plezier. Annie kan leuk zingen en voordragen. We zijn eigenlijk allemaal vrolijke kinderen. Alleen Stientje kan af en toe de boel bij elkaar huilen. Ik ben al negen jaar, maar geloof nog echt in Sinterklaas. Op een avond zegt mama: - ‘Er komen dit jaar geen cadeautjes, Carla. Sint bestaat niet echt. Ik kocht altijd de cadeautjes. Nu kan dat echt niet. Ik heb er geen geld voor. Maar we maken het wel gezellig.’ Op 5 december wordt er hard op de deur gebonsd. Mama gaat kijken. Met tranen in de ogen komt ze terug. In haar handen heeft ze cadeautjes. Sint heeft ons niet vergeten. Winter De winter lijkt wel extra koud. Mama heeft het heel moeilijk met de zorg voor ons allen. Olga is haar grote steun. Mama wil Bert bezoeken. Maar Bert wil geen bezoek ontvangen. Bovendien: er is ook geen geld voor zo’n reis. We groeien uit onze kleren. De kleren schuiven steeds door. Magere Stientje wapperen de kleren van dikke Marga om het lijfje. Soms krijgen we ook kleren. Mama zit dan uren achter de naaimachine om alles te vermaken. Om beurten moeten we in de rij staan als er iets te koop is. Mama komt ons aflossen. Kinderen krijgen vaak nee te horen. Alles is haast op de bon. 12
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Het fornuis slepen we naar de kamer. Van het koken hebben we dan de warmte. Toch wordt de kamer nooit echt warm. Marga en ik krijgen open wintervoeten. We kunnen onze schoenen niet meer aan. Op sokken gaan we naar school. Hout halen - ‘Opstaan, opstaan,’ roept mama van beneden. Ik sla de dekens van mij af. Brr, wat koud. Ik maak met mijn adem een kijkgaatje op het raam. Er ligt een dik pak sneeuw. Ik sta te rillen van de kou. Beneden zijn de kraan en de w.c. bevroren. En het hout is op. - ‘Je moet toch maar proberen hout te vinden straks, Carla,’ zegt mama. - ‘Waarom moet ik altijd hout halen?’ Maar ik weet het antwoord al. Wie moet het anders doen? Olga moet naar haar werk, Annie doet de boodschappen en de kleintjes kunnen het niet. Maar hoe moet ik aan hout komen? Alles is ondergesneeuwd. Een zaag en een bijl hebben we niet. Die moet ik lenen bij de buren. De oude kinderwagen kan ik niet meenemen met deze sneeuw. Mijn brood is op, ik ga maar. Mijn jas is nog nat van gisteren. In de schuur haal ik een zak. Dan glij ik het tuinpad af. - ‘Carla,’ hoor ik roepen. Het is Mientje. Zij staat aan het eind van de straat. ‘Doe je mee? We maken een vesting.’ - ‘Nee, ik moet hout halen.’ - ‘Zal ik meegaan?’ roept Mien. - ‘Ja graag,’ roep ik terug. Eerst gaat Mien het even zeggen thuis. Dan gaan we. Het is koud. Er waait een schrale wind. Soms zakken we tot onze knieën weg in de hoge sneeuw. Sprokkelhout is moeilijk te vinden. - ‘Zullen we maar een boom omzagen,’ stelt Mien voor. Ze is het lopen zat. - ‘Dat mag zomaar niet,’ zeg ik. - ‘Ach, wees niet zo bang.’ Mien haalt de zaag uit de zak en loopt naar een jonge berk. ‘Kom op, Carla. Ieder aan een kant.’ Ik help mee, maar wat klinkt dat hol in het bos. Nog een duwtje. Daar valt de boom. 13
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Vlug halen we de takken eraf. Die halen we later wel op. Mien pakt het touw uit de zak. Samen binden we het om de boom. Zo trekken we de boom naar huis. Mama komt naar buiten. - ‘Kinderen, kinderen,’ zegt ze. ‘Dat mag toch niet.’ Toch helpt ze mee de boom in kleine stukken te zagen. ‘Zo nu kunnen we weer even vooruit.’ Ja, tot morgen, denk ik. Morgen is alles weer op. Soms kan ik er niet van slapen: steeds maar weer naar het bos om hout te halen. Schoenen lappen We krijgen een brief. Bert laat weten dat hij weer thuis komt. Hoe zal dat zijn? Als ik op een dag thuiskom, zit Bert in de kamer. Wat is hij bleek en mager. De eerste dagen is Bert erg stil en in zichzelf gekeerd. Hij staart maar wat naar buiten. - ‘Laat me nou maar,’ zegt hij. ‘Ik moet weer aan alles wennen.’ Met een grote boog loop ik om hem heen. ’s Avonds doe ik mijn schoenen uit. Bert ziet hoe kapot ze zijn. Er zit geen zool meer onder. - ‘Dit kan toch niet, mama,’ zegt hij. ‘Zo heeft ze de hele dag natte voeten.’
14
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Zo komt het dat Bert mijn schoenen maakt. Wat ben ik blij. Daarna maakt hij ook die van mijn zusjes. En van de vriendin van Olga. De een zegt het tegen de ander. Zo is Bert iedere dag bezig. Hij klaart weer helemaal op. Winterhulp Bert ziet heel goed hoe arm we leven. Hij is boos als mama de suikerbonnen verkoopt. - ‘Waarom vraag je geen hulp van de Winterhulp?’ - ‘Daar wil ik niets van hebben,’ zegt mama. ‘Dat is een organisatie van de Duitsers.’ Bert praat maar op haar in. Ze neemt de hulp aan. Leden van de Winterhulp komen bij ons thuis. Ze kijken of we de hulp echt nodig hebben. Op een keer worden alle kinderen uitgenodigd. We mogen komen eten op de Sachsen-Weimarkazerne. Annie en ik moeten erheen. We huilen en schreeuwen dat we niet willen. Maar we moeten. Het is afgesproken. - ‘Ga nou maar,’ zegt mama. ‘Je krijgt er lekker eten.’ Dat lokt ons toch wel aan. In een lange rij lopen we naar de kazerne. Ik voel me verlaten. Waarom doen ze dit met ons? Doodsbang zijn we dat een van onze vriendinnen ons ziet. Duitse soldaten brengen ons naar lange tafels. - ‘Ik neem alleen lekkere dingen,’ fluistert Annie mij in. Maar dat valt tegen. Erwtensoep krijgen we met kluiven waar het haar nog op zit. We krijgen geen hap door onze keel. Andere kinderen eten wel en zijn nog vrolijk ook. Eindelijk mogen we weer naar huis. Zodra we de kans krijgen, piepen we er tussen uit. We hebben nog vreselijke honger. Maar thuis is het eten al op en we krijgen niets meer. Domkop We hebben het weer beter nu Bert schoenen maakt. Steeds meer mensen vragen of Bert hen helpen wil. Hij gebruikt nu de voorkamer als werkplaats. Heel veel stof geeft het in huis. Daar mag mama niet over klagen. Het stof geeft brood op de plank. Bert stuurt Marga en mij erop uit. 15
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
We moeten de gemaakte schoenen wegbrengen. - ‘Jullie komen wel met geld terug, hoor!’ zegt Bert als hij ons de schoenen geeft. Ik durf niet goed om geld te vragen. Marga wel. Die zet meteen haar voet tussen de deur. Ik haal liever hout dan dat ik schoenen wegbreng. Ik schaam me ervoor om geld te vragen. Bert lacht mij erom uit. Hij vindt me een domkop. Zeker nu hij ook in de gaten heeft dat ik niet goed klok kan kijken. Hij vraagt daarom steeds hoe laat het is. - ‘Domkop,’ roept hij als ik niet snel een goed antwoord geef. Ik voel mij ook dom. Twee keer ben ik al blijven zitten. Juf zegt: - ‘Ze wil wel, maar kan niet.’ Zelf vind ik dat ik het wel kan. Maar nooit helpt iemand mij. Altijd is het lawaai in huis. Geen hoekje waar ik rustig mijn huiswerk kan maken. Juf zet mij op de achterste bank en helpt mij ook niet. Levertraan Papa zal snel weer thuis komen. Ik zie tegen zijn thuiskomst op. Op een zondagmorgen komt papa ineens achterom lopen. Daar staat hij zomaar midden in de kamer. Er valt een doodse stilte. Bert is nergens meer te zien. Wat moeten we met papa? Hij is van ons vervreemd. Hij zit maar voor het raam. Hij zegt niet veel. Toch komt er een gesprek met mama op gang. Ik begrijp er niets van. Ik voel wel aan dat papa diep verbitterd is. Bert blijft hem ontlopen. De spanning is te snijden. Bert breekt het ijs en vraagt papa hem te helpen. Papa doet het ruwe werk, Bert werkt de schoenen netjes af. Er wordt nu goed verdiend. Soms ruilt Bert schoenen tegen spullen die moeilijk te krijgen zijn. Zo krijgt hij van de apotheker levertraan in plaats van geld. Allemaal delen we mee. Papa en Bert omdat ze zo mager zijn. Wij vanwege onze wintervoeten. Maar ook levertraan is op den duur niet meer te krijgen. Bert houdt het flesje voor zichzelf. Stiekem kruip ik door de dakgoot naar de kamer van Bert. Gauw neem ik een slokje. Ik weet niet hoe snel ik weer terug moet kruipen. Voor Bert me ontdekt. Wat kan levertraan lekker zijn.
16
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Grafwerk Het is weer mis met papa en Bert. Bert is heel precies, papa niet. Dat fijne werk zit hem niet in de vingers. - ‘Stik ermee, jong,’ zegt papa op een dag. Hij stopt met schoenmaken. Hij probeert weer aan grafwerk te komen. Zodra er iemand overleden is, staat hij al op de stoep. Vaak krijgt hij de opdracht, want hij werkt altijd onder de prijs. Nu moet ik naast hout halen ook papa helpen. Ik moet mee naar het kerkhof om de stenen te plaatsen. Het is een verschrikkelijk lawaai en vuile boel in huis met die twee mannen. Bert in de voorkamer met al die aanloop van klanten. Papa in de keuken, schuur en tuin bezig met grafwerk. Papa baggert met zijn kalkschoenen in en uit huis. Het is een grote troep in en om ons huis. Steeds vaker loopt mama het huis uit. Ze staat vaak met buurvrouwen op straat te praten. Ik loop ook veel op straat. In huis is geen rust te vinden. Ruzie Op een regenachtige zaterdag zitten we binnen te spelen. Bert komt de kamer in. - ‘ Kijk eens, mam.’ Hij laat mama zijn portemonnee zien. Er zitten veel bankbiljetten in. ‘Deze week heb ik zo goed verdiend,’ schept hij op. Hij geeft mama kostgeld voor deze week. 17
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Dan komt Olga binnen. Ze ziet Bert staan met zijn dikke portemonnee. - ‘Als je zo goed verdient, kun je mij best wat geven voor het schoonmaken van je kamer,’ zegt ze. Bert geeft geen antwoord. Fluitend loopt hij naar de keuken. Mama heeft daar zijn badwater klaar gezet. Na een poosje komt hij terug. Ik kijk naar hem. Zo vind ik hem een mooie broer. Bruine ogen, donker krullend haar. Het witte overhemd met rode das staat hem goed. Olga komt weer binnen met stoffer en blik. - ‘Bert,’ zegt ze. ‘Ik meende het echt. Jij bent nu al klaar en kunt uitgaan. Ik ben nog uren bezig met jouw kamer. Ik wil dat je mij wat geeft voor dat rotwerk.’ - ‘Je doet het maar. Ik geef je niets.’ Olga wordt woedend. Ze geeft Bert een klap met de stoffer. Als kat en hond vechten ze. Olga kan Bert lang niet aan. Mama komt tussenbeide, maar ze zijn niet te bedaren, die twee. Bert blijft erbij: hij geeft Olga niets. Olga vertikt het om zijn kamer dan nog schoon te maken. Vanaf die tijd is het weer hopeloos mis in huis. Weken duurt dat geduvel. Totdat Bert op een dag zegt: - ‘Ik heb een baan in de stad aangenomen.’ Alleen in het weekend komt hij nog thuis. Sigaretten halen Bert is nu wel het huis uit, maar tussen papa en mama is het ook steeds mis. Papa is zo slordig en steeds laat hij de buitendeur open. Ook al is het nog zo koud. Hij loopt mama steeds voor de voeten in de keuken. Hij smelt daar hars en lood. Soms tikt hij ook de letters op de grafzerk in de keuken. Dan kunnen we helemaal onze lol op. Het getik op de steen dreunt door het hele huis. Als hij de letters op de steen tikt, sta ik vaak te kijken. Ik vind het mooi zoals hij het maakt. Iets voorover gebogen, het puntje van zijn tong uit zijn mond. Of een sigaret in zijn mondhoek. Papa is een zware roker. Maar sigaretten zijn ook op de bon. Vanuit de keuken wenkt papa me met zijn ogen. Ik ga naar hem toe. - ‘Haal jij even vier sigaretten bij Evers. Je weet wel: achterom gaan en aan de keukendeur kloppen. Vlug, je moeder mag het niet weten.’ 18
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Vier kwartjes geeft hij mee. Het is spertijd. Eigenlijk mag niemand meer buiten van de Duitsers. Op straat is het pikdonker. Alle huizen zijn verduisterd. Ik ben bang. Overal hoor ik iets. Gelukkig is het niet ver. De deur bij Evers gaat direct open en weer dicht. Anders schijnt het licht naar buiten. Evers verbouwt de tabak zelf. Hij droogt het boven de kachel en snijdt het dan heel fijn. Zo verdient hij er een paar centen bij. Maar het is streng verboden. Thuis staat papa al op me te wachten. Met zijn sigaretten loopt hij de tuin in. Ik ga naar de kamer. Gelukkig ik ben weer binnen. Opgeroepen De Duitsers worden steeds brutaler. Ze hebben nu ook het klooster gevorderd. Steeds meer mannen worden opgeroepen om in Duitsland te werken. Bert ook. Hij moet naar een machinefabriek bij Berlijn. Voor hij vertrekt, gaan we eerst naar de fotograaf. Die maakt een familieportret. Papa is bang dat hij ook opgeroepen zal worden. Daarom gaat hij naar de huisarts. Al jaren heeft hij last van stoflongen. 19
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
De dokter stuurt hem door. Papa wordt onderzocht en invalide verklaard. Dolblij is hij. Nu krijgt hij ook een uitkering. Af en toe maakt hij nog een grafzerk of slaat hij wat zolen of hakken onder schoenen. Voorlopig hebben we geen armoe. Ineens staat onze Bert weer in de kamer. - ‘Hoe bestaat het,’ roept mama blij. - ‘Ja, mam, iemand met een scheel en halfblind oog kunnen ze daar niet gebruiken. Ik heb natuurlijk flink overdreven, maar het is gelukt.’ Na een week verlof moet hij zich weer melden. Zijn standplaats wordt een militaire keuken in Brielle. Inwoning Steeds vaker klaagt mama over de wond aan haar scheenbeen. Ze moet rusten. Olga komt weer thuis werken. Dan krijgen we post uit Rotterdam. Een zus van mama vraagt of zij met man en kind bij ons mogen komen. Oom Herman wil niet naar Duitsland en zo denken ze daar onderuit te komen. - ‘Dat komt mooi uit,’ zegt Olga, ‘dan kan ik weer naar mijn werk gaan.’ Olga gaat weer aan het werk en tante bestuurt ons huishouden. Papa gaat nu vaak biljarten. Hij vindt oom een zeurpiet en wil niet de hele avond bij hem zitten. Ik vind oom juist zo aardig. Hij helpt mij met aardappelen schillen. Hele einden gaat hij met ons wandelen en ’s avonds speelt hij verstoppertje met ons. Het hele huis maakt hij donker. Papa is woedend als hij onverwachts thuiskomt. - ‘Zo erg is dat toch niet,’ zegt oom. ‘De kinderen hebben plezier. Zoveel plezier is er niet voor hen. Blijf zelf ook eens thuis en speel met ze.’ Oom heeft teveel gezegd. Na een tijd gaan oom en tante terug naar Rotterdam. Lies Er komt een brief van Bert. Hij heeft een meisje ontmoet: Lies. In het vervolg komt ze met hem mee. Op een keer zijn we aan het tollen. Opeens zie ik Lies aankomen. 20
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Alleen, helemaal uit Brielle. - ‘Waar is Bert?’ vraag ik haar. - ‘Bert is naar het strafkamp in Amersfoort gestuurd. Hij heeft van de vis gegeten in de keuken. Een Duitser heeft hem betrapt.’ Mama en Lies gaan de volgende dag naar Amersfoort. Veel wijzer worden ze er niet. Lies blijft een poos bij ons en reist steeds naar Amersfoort. Door heel veel geluk komt hij weer vrij. Wij worden de kamer uitgestuurd. Ik begrijp het wel. Het is veel te gevaarlijk als wij op straat erover praten. Door een kiertje zie ik hoe hij zijn kapotte rug aan mama laat zien. - ‘Ze dachten dat ik jood was. Als je weigerde iets te zeggen, stuurden ze de honden op je af. Wat heb ik geluk gehad, dat ik weer vrij ben,’ hoor ik hem zeggen. 17 september 1944 Een mooie zonnige zondagmorgen. Al twee keer is het luchtalarm afgegaan. Loos alarm. Opeens gaat het alarm weer af. Nu wel met reden. Veel Engelse vliegtuigen verschijnen boven de stad. De hele lucht bromt van de zware motoren. Het Duitse afweergeschut begint te werken. Het alarm blijft maar loeien. We horen de eerste bommen vallen. Snel gaan we de kelder in. Dicht bij elkaar zittend, wachten we af. Steeds horen we inslagen. De vliegtuigen blijven maar komen. De hele dag en ook de hele nacht blijven we in de kelder. Papa gaat af en toe naar boven. Het is ook bijna niet uit te houden. Zeven mensen in die kleine kelder. In onze wijk gebeurt eigenlijk niets. We mogen ook weer naar buiten. We zien de stad branden. Veel mensen vluchten de stad uit. Ze vertellen: ‘De Engelsen zijn er al. Er wordt man tegen man gevochten.’ Steeds komen er berichten. De stad is vrij, de stad is bezet. De Duitsers zijn toch sterker. De Engelsen hebben zich teruggetrokken. Evacuatie De hele bevolking van Arnhem moet de stad verlaten. Alle buren zijn een grote familie. Het kleine huisvee wordt geslacht. We eten er die week goed van. Papa krijgt van iemand een bakfiets. 21
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Met onze buren spreken we af tegelijk te vertrekken. Mama trekt ons dubbele kleren aan. Dan staan alle families klaar, 32 mensen in totaal. Het eerst gaat de familie Jansen met zes kinderen. De jongste is een baby van een week. Die ligt in de poppenwagen. In de kinderwagen twee kinderen, twee ernaast en de oudste loopt met de poppenwagen. Daar gaan ze... Wij vertrekken ook. Papa en buurman duwen de volgeladen bakfiets. Buurvrouw kan niet lopen. Die zit er bovenop. De buurjongens hebben ook afgeladen fietsen. Olga en het buurmeisje sjouwen zakken en tassen mee. Mama rijdt de wagen met Lia erin. Marga en Stien lopen ernaast en Annie en ik er achter. Mama’s been is net op tijd genezen. Stientje loopt goed mee. Alleen Annie loopt steeds te klagen. Mama geeft haar een oude lap en zegt: - ‘Ga maar even achter een boom. Verschoon je daar maar.’ - ‘Wat heb je toch?’ vraag ik als ze weer naast mij loopt. - ‘Ik ben net voor de eerste keer ongesteld geworden.’ Ik weet niet wat dat is. Annie legt het mij uit. Wat naar voor haar, net nu. Onderdak Na een paar uur komen we in een dorp: De Steeg. Na veel gepraat mogen we op de zolder van het gemeentehuis. De jongens halen stro. De vloerkleden erover heen en dertig mensen laten zich oververmoeid vallen. Twee houden de wacht. 22
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
We slapen in, maar schrikken steeds wakker. De wacht wordt afgelost, er moet er een plassen, een kind huilt. Zo kruipt de nacht voorbij. In de verte klinken kanonnen. ’s Morgens wassen we ons in de IJssel. Annie wast zich helemaal. Ze voelt zich vies. - ‘Dat krijg jij later ook,’ zegt ze. Gelukkig ben ik nog geen 15. Pa gaat op zoek naar onderdak. We kunnen bij een oude dame terecht. We huren de keuken, badkamer en een klein slaapkamertje. Negen maanden leven we in die kleine ruimte. Geen matrassen om op te slapen. Alleen een paar kleine kussentjes. Als je je omdraait, verschuiven ze. Dan lig je de hele nacht te rillen van de kou. Langs de deur Olga en pa gaan iedere dag op pad. Op zoek naar eten. Pa komt met zijn invaliditeitsbewijs overal. Hij komt zelfs de IJssel over. Bij de boeren worden ze gastvrij ontvangen. Soms mogen ze de nacht blijven. De volgende dag keren ze dan bepakt en bezakt terug. Ik ben altijd benieuwd wat er uit de bakkersmand tevoorschijn komt. Wat zijn ze laat vandaag. Eindelijk daar komen ze. Helemaal onder de modder. Toen ze bij de IJssel kwamen, was het water gestegen. Ze moesten door het water om bij de pont te komen. De modderkleren worden op een hoop gegooid. Water om te wassen is er niet. Dat moet ik morgen een kilometer verderop halen. Olga wordt erg ziek van dit koude avontuur. Papa moet nu alleen. Om hem te helpen, ga ik bij boeren in de buurt eten vragen. Soms gaan Marga en Stientje mee. Samen lopen we het erf op. Luid snaterend komen de ganzen op ons af. Stientje is daar doodsbang voor. Ze loopt hard weg en valt languit in de modder. Heel hard staat ze te huilen. - ‘Stil nou,’ zeg ik, ‘anders krijgen we zeker geen melk.’ We gaan de schuur in. Stien met een behuild gezicht en vol modder. - ‘Nee,’ zegt de boerin. ‘We hebben geen melk over.’ - ‘Mijn moeder heeft net een baby gekregen,’ jok ik. Gelukkig jokt Stien mee. De boerin vult onze fles halfvol. Wij bedanken. Stien lacht weer.
23
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Een ongeluk Iedere week zijn er nieuwe bonnen. Ik moet naar het dorp: de nummers noteren. Het waait heel hard en het sneeuwt ook nog. Annie komt mij tegemoet. De sneeuw waait steeds hoger. Opeens hoor ik een auto achter ons. Een harde klap. Ik hol weg, weet niet wat er gebeurt. Dan is het stil. Waar is Annie? Een paar meter verder vind ik haar. Ze ligt in elkaar gerold. - ‘Au, au,’ kreunt ze. Ik hol naar huis. - ‘Annie, Annie,’ roep ik. Samen dragen we haar in huis. Gauw ga ik weer weg. De dokter halen. De sneeuw ligt zo hoog, ik kan er haast niet doorkomen. Er komt een arreslee aan. Ik dwing hem te stoppen. Ik vertel mijn verhaal. - ‘Spring er maar in,’ zegt de man. Ik voel me heel deftig. Wat gemeen tegenover Annie. De dokter is er niet. Thuis zit mijn familie verslagen bij elkaar. - ‘Annie is weg. De Duitser die haar aangereden heeft, is dokter. Hij heeft haar meegenomen naar het ziekenhuis. Onze dokters hebben geen medicijnen meer. Dit lijkt het beste voor haar,’ vertelt mama mij.
24
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
We bezoeken Annie iedere dag. Op een dag huilt ze heel erg. - ‘De hele nacht heeft een jonge soldaat om zijn Mutti geroepen. Vanmorgen werd hij stil. Hij was dood. Waarom is het toch oorlog, mama,’ huilt ze. ‘Alle jongens zijn hier zo aardig.’ Nog geen week later brengen ze Annie weer thuis. Ze is nog niet helemaal beter. Thuis moet ze nog uitzieken. Bevrijding Eten wordt steeds schaarser. ’s Avonds zitten we bij de kachel. Een drijvertje in een glazen potje met water en een beetje olie is het enige lichtpunt in huis. We vertellen raadseltjes en zingen liedjes. Zo houden we ons bezig. 17 april 1945 vertrekken alle ingekwartierde soldaten. Die nacht slapen we slecht. Er klinkt steeds kanongeschut. We gaan de kelder in en wachten af. ’s Morgens wordt het rustig. Papa gaat op verkenning uit. Tegen tien uur komt hij terug. - ‘Anna, Anna, ze zijn er, ze zijn er. Je weet niet wat je ziet. De Duitsers hebben alle bomen omgezaagd en over de weg gelegd. Maar de Tommies schuiven ze zo weg. Nog even en de Engelsen zijn hier!’ Mama lacht en huilt tegelijk. Ze kussen elkaar. - ‘Trek je mooiste jurk aan,’ zegt ze tegen ons. We gaan naar buiten. De zon schijnt door het lentegroen. Daaronder rijden de bevrijders ons tegemoet.
25
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Deel 2 Opnieuw beginnen
Weer naar school Het duurt tot juni voor we terug naar Arnhem mogen. Alles is smerig en vernield. Als iedereen terug is, beginnen de feesten. Weken houden die aan. Dan begint het gewone leven weer. Pa gaat weer werken in de betonbouw. Bert gaat terug naar Brielle en wordt verkoper. Hij trouwt met Lies. Olga en Annie leren Perzische kleden onzichtbaar stoppen. Olga heeft al vele vrienden versleten, maar ik geloof dat ze nu de ware Jacob heeft. Rinus is zijn naam. De jongste vier gaan weer naar school. Dit is wennen na zoveel vrijheid. In september gaan alle kinderen over. Alleen de kinderen die het moeilijk hebben, blijven zitten. Daar hoor ik bij. Ik moet de vijfde klas over doen. Daardoor komt Marga bij mij in de klas. Bij het minste vliegt ze uit de bank en maakt ruzie met mij. We zijn een ramp voor de juf. We zingen vals, laten potloden vallen, hoesten en noem maar op. Soms heb ik medelijden met de juf, maar ik wil voor Marga niet onderdoen. Een vriendje Samen met Annie ben ik op de slaapkamer. Het is schemerdonker. - ‘Moet je zien, Carla,’ zegt ze ineens. Ze kijkt uit het raam, ik ook. Daar liggen een paar soldaten. Ze zijn op oefening. - ‘Psst, psst,’ doen wij. Ze kijken en lachen naar ons. De volgende avond komen ze langs lopen. Wij gaan met hen mee naar het marktplein. Pa mag ons niet zien. Hij vindt ons veel te jong. Annie is 16. Ik ben 14. De volgende avonden zien wij ze weer. Opeens is pa daar ook. Hij jaagt ons naar huis. 26
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
We krijgen er flink van langs. In het geheim blijf ik mijn soldaatje ontmoeten. Cor de Kok, heet hij. Op een dag kom ik thuis. Annie ligt in bed. Ze heeft vreselijke rugpijn. Het zijn haar nieren. Zes weken bedrust schrijft de dokter haar voor. Na zes weken mag ze weer proberen op te staan. Het gaat niet. Ze moet naar het ziekenhuis. Werken De school is voorbij. Ik werk nu dag en nacht in een gezin met zes kinderen. Heel gezellig is het. Meneer speelt piano, de kinderen en ik zijn het zangkoor. Zwaar werk hoef ik niet te doen. Geen stap kom ik de deur uit. Woensdag en zaterdag naar huis en een keer in de week een uur zwemmen. Ik spreek met Cor af op het zwemuurtje. We gaan wandelen. Dat gaat een paar keer goed. Meneer is onderwijzer en heeft mij al gauw door. Hij vertelt mama over mijn afspraakjes met Cor. Als ik zaterdag thuiskom, vraagt ze waar ik woensdag was. Ik begin te huilen. Mama schrikt ervan. Ze is niet gewend dat ik huil. Hortend en stotend vertel ik mijn verhaal. Maar dat is een heel ander verhaal dan zij verwacht. - ‘Mevrouw mist 80 gulden en sieraden van haar slaapkamer. De loodgieter is er geweest, de kinderen hebben er gespeeld, maar ze verdenken mij. Ze hebben inlichtingen over pa gevraagd, daarom. Tot vanmiddag hebben ze mij vastgehouden. Nog steeds geloven ze me niet.’ Mama trekt wit weg. - ‘Zeg maar niets tegen papa. Hij heeft zijn straf gehad en wij met hem.’ Ik ga er nog een week heen, neem dan ontslag. Gelukkig vind ik snel weer werk in een gezin met twee kinderen en de derde op komst. Annie Het voorkamertje heeft een opknapbeurt gehad. Annies bed staat voor het raam. Ik blijf veel bij haar. Als ik zeker weet dat ze niet alleen is, ga ik fietsen. Ze komt haast niet meer uit bed. Op een dag kom ik uit mijn werk. - ‘Annie vraagt al de hele middag naar je,’ zegt mama. ‘Ze moet weer naar het ziekenhuis.’ Vlug loop ik door. 27
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
- ‘Wat is er An,’ vraag ik. Annie ligt plat in bed. Haar gezicht is extra dik. - ‘Ik kom niet meer thuis, Carla,’ zegt ze. - ‘Doe niet zo gek, jij.’ - ‘Nee echt, ik kom niet meer thuis.’ Ik kan haar geen antwoord geven. Even later komt de ziekenwagen. - ‘Zo Annie, we komen je weer eens halen,’ zeggen de broeders. - ‘Rijden jullie een eindje om,’ vraagt Annie, ‘dan kan ik Arnhem nog even zien.’ Ze beloven het. Daar gaat ze. Mama gaat met haar mee. Weer fiets ik iedere dag naar het ziekenhuis. Pa moet bij de specialist komen. Als een gebroken man komt hij thuis. Er is geen hoop meer voor Annie. Zondagavond: het is geen bezoektijd, toch fiets ik nog even langs het ziekenhuis. - ‘Hoehoi, hoehoi,’ roep ik. Al jaren is dit ons roepwoord. Als ze dit hoort, zwaait ze naar mij. Nu komt ze zelfs uit bed. - ‘Ik ben ongesteld,’ roept ze. Verheugd ga ik naar huis. Zou ze dan toch beter worden? 28
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Leegte ’s Morgens bellen ze uit het ziekenhuis. Papa en mama moeten direct komen. Ze is niet ongesteld geworden. Het zijn nierbloedingen. 5 Augustus 1948 worden we allemaal naar het ziekenhuis geroepen. Het is er stil. We lopen de hoge brede trap op. Verslagen zit mama op een stoel. Papa staat naast haar. Annie ligt er stil en wit bij. Ik kijk van papa naar mama. Niemand die iets zegt. Ik loop naar Annies bed toe. - ‘Ze is dood,’ zegt mama dan. ‘Heel rustig is ze heengegaan.’ - ‘Dag An,’ zeg ik in mezelf, ‘ik ben te laat.’ Ieder weekend voel ik mij eenzaam. De straat ga ik niet op. Annie heeft mij haar mantelpakje gegeven. Als ik het pakje aan heb, schrik ik: ik zie Annie. - ‘Je trekt het aan, hoor,’ heeft ze gezegd. Dat doe ik dus maar. Het leven gaat verder, maar de leegte blijft. Een baby Op een zondagmiddag drink ik met mama thee. Olga komt erbij zitten. - ‘Wat is er met jou,’ vraagt mama. ‘Ik voel dat er iets ergs komt.’ Het blijft even stil. Dan zegt Olga: - ‘Ik ben in verwachting.’ Mama trekt wit weg. Arme mama. Ze wil niet voor ons wat ze zelf heeft meegemaakt. Papa wil geen getrouwde kinderen in huis. Toch is er geen andere keus. Rinus en Olga krijgen het voorkamertje. De baby, een jongetje, wordt voorspoedig geboren. Papa kan er niet tegen. Hij gaat daarom weer vaak biljarten. Na een jaar krijgen Rinus en Olga een huis. Gelukkig voor hen en voor ons. Dansen Zaterdagavond zitten Marga en ik op dansles. Marga is nu 16, ik 17. De eerste les zijn we allebei zenuwachtig. De jongens zitten aan de ene kant, wij aan de andere. - ‘Willen de heren een dame vragen,’ klinkt het en daar komen ze. Ze maken een diepe buiging en daar gaan we 1 2 3 - 1 2 3. 29
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Na een paar weken hebben we de smaak goed te pakken. Iedere zaterdag en zondag zijn we van de partij. Alleen moeten we om elf uur thuis zijn. Dat lukt nooit. De laatste dans is om elf uur en die willen we niet missen. De jongens stuiven dan op je af en steeds wisselen we van partner. Wat hebben we een lol. Jongens van dansles brengen ons ook vaak thuis. We hebben een leuke groep. Maar steeds hebben we ruzie met papa en mama over het thuiskomen. Waarom toch, vraag ik me af. We hebben het toch afgesproken? - ‘Ze denken dat wij dingen doen die ze vroeger zelf deden,’ zegt Marga. ‘Daarom doen ze zo.’ Zij trekt zich nergens wat van aan. De laatste tijd gaat ze steeds met dezelfde jongen om. Dat wordt vast wat met Kees. Voor thuis verzwijgt ze het nog. Maar na een paar weken vraagt ze toch of ze Kees mee naar huis mag nemen. Ik voel me soms wel eenzaam. Veel meisjes hebben al verkering. Het is steeds moeilijker een vriendin te vinden om mee uit te gaan. Alleen ga je niet zo gauw dansen. Een blonde jongen Als ik de verhalen zo hoor, zijn alle meisjes blij dat ze iedere maand weer ongesteld zijn. - ‘Als het zo moet, dan hoef ik geen verkering,’ zeg ik dan. Iedereen gaat fel tegen mij tekeer. - ‘Zoek maar met een lampje,’ zegt Olga, ‘want alle jongens willen dat het eerst.’ Mama geeft mij wel gelijk, maar zegt: - ‘Ik denk ook Carla dat een man zoals jij die wilt, moeilijk te vinden is.’ In mijn verbeelding zie ik hem voor mij: blond, breed en haar op zijn armen en borst. Nu Marga Kees heeft, ga ik vaak naar de katholieke gemeenschap. Zij organiseren ook dansavonden. Daar tref ik weer nieuwe vrienden en vriendinnen. Ik kijk rond wie er allemaal zijn. Opeens kijk ik in het gezicht van een blonde jongen met krullend haar en blauwe ogen. Hij kijkt ook naar mij. Ik kijk vlug weer voor mij. Ik voel me heel onrustig. De muziek zet weer in voor het wedstrijddansen: ieder paar moet met een appel tussen hun voorhoofden dansen. Wie het langst op de dansvloer kan blijven zonder dat de appel valt. 30
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
De jongen komt naar mij toe en vraagt me ten dans. Hij danst nog goed ook, ondanks de appel. Wie zou het zijn? Deze eerste dans zegt hij niet veel. Na de tweede dans weet ik dat hij met een vriend is en uit Groningen komt. Steeds gaat hij weer terug naar zijn tafeltje. Na afloop groet hij me. Ik heb geen ander beeld meer voor me dan die blonde jongen. Appeltje noem ik hem in gedachten. Verliefd De week erop kijk ik naar hem uit. Nee, geen Appeltje. Weken gaan voorbij. Steeds blijf ik naar hem uitkijken. Dan op een dansavond schrik ik: daar komt Appeltje met een meisje en een jongen. Ik stel me verdekt op. Eerst zien bij wie het meisje hoort. Gelukkig niet bij Appeltje. Ik weet genoeg en kom te voorschijn. Ik draai me wel zo dat hij me moet zien. Ja hoor, hij komt op me af. - ‘Zullen we?’ vraagt hij een beetje verlegen. 31
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
- ‘Ja,’ zeg ik. Weer dansen we heerlijk samen. Hij vraagt of hij bij me mag komen zitten. Graag, knik ik. Hij heet Joop Loonstra en hij is bakker in Elden. Hij is daar ook in de kost. Zijn ouders wonen in Groningen. Na afloop brengt hij me thuis en geeft me een afscheidskus. Ik kus hem terug. We spreken af voor volgende zondagmiddag. Wat ben ik verliefd! Verkering Mijn zusjes plagen me. Carla die nooit jongens wil kussen, wie had dat van haar gedacht. We zien elkaar steeds vaker: op de woensdagavond en in het weekend. We hebben elkaar veel te vertellen tijdens onze wandelingen. - ‘Heb je wel eens eerder een vast meisje gehad?’ vraag ik hem. - ‘Niet echt vast, al wil ik dat wel. En jij dan?’ - ‘Ik ook altijd maar los vast.’ - ‘Wie weet wordt het wat tussen ons.’ Joop blijft staan, pakt mijn hoofd in zijn handen en kust me. Wat voel ik me gelukkig. Ik moet ineens huilen. - ‘Waarom die tranen?’ Ik vertel hem over mijn jeugd, de omstandigheden van toen en nu nog steeds. Hij is stil na mijn verhaal. Woensdag, de regen komt met bakken uit de hemel. Zal ik vragen of hij thuis mag komen? Mama vindt het goed. Ik ben een beetje zenuwachtig. Pa vraagt wat hij voor de kost doet, mama breit gewoon door, Lia maakt haar huiswerk. Marga en Stien nemen hem goed op. Ze kunnen niets van Joop zeggen. Hij ziet er sportief uit in zijn mooie tweed jasje met leren knopen. Als pa alles van hem weet gaat hij op de divan liggen en snurkt binnen tien minuten. Gebit uit zijn mond. Ik schaam me. Ik breng Joop een eindje weg. We praten nog wat samen. Het is hem tegengevallen. - ‘Dag, tot zaterdag.’ Hij geeft me een kus. Daar gaat hij op zijn mooie rode sportfiets.
32
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Een litteken De weken die volgen zijn heerlijk. Al onze vrije tijd zijn we samen. We vermaken ons met wandelen, fietsen en zwemmen. Als ik Joop voor het eerst in zwembroek zie, moet ik ineens lachen. Hij bloost en vraagt: - ‘Wat is er te lachen om mij?’ - ‘Niets, helemaal niets, maar ik moest ineens denken aan Annie. Zij wilde zo graag een jongen met haar op de borst. We bekeken de foto’s van haar schrijfvriend met een vergrootglas. Nu zie ik jou: zo behaard. Je hebt zelfs haar op je rug. Wat zou ze wel niet gezegd hebben?’ Even word ik weer droevig bij de gedachte aan Annie. We liggen naast elkaar in het gras. Heerlijk, zo samen in de zon. Hij laat me het litteken van zijn buikvliesontsteking zien. Even doet hij zijn broekje een eindje terug. Ik schrik ervan, zo’n groot litteken. Rood van de zon en het fietsen kom ik ’s avonds thuis. Olga is er ook. - ‘Leuke dag gehad?’ vraagt ze. - ‘Ja, heerlijk,’ zeg ik. ‘We zijn naar natuurbad Otterlo geweest. Ik ben geschrokken van Joop, behaard joh en een litteken op zijn buik van wel 15 cm.’ Olga kijkt me ineens fel aan en zegt: - ‘Jij bent dus ook niet zo heilig.’ - ‘Nee Olga, echt niet wat jij denkt. Ik heb alleen zijn buik gezien.’ Naar de schouwburg - ‘Heintje Davids treedt zaterdag op in de stadsschouwburg. Zullen we daar heen gaan?’ vraagt Joop. Dol enthousiast ben ik. Nog nooit ben ik in de schouwburg geweest. Ik heb net een nieuw mantelpakje. Mama heeft nog witte klepbroeken uit Amerika liggen. Ik vraag er twee. Daar maak ik een blouse van. Triomfantelijk loop ik zaterdag de trap af. Ik heb mijn nieuwe blouse en rokje aan. Het jasje over de arm. - ‘Hoe vindt u het staan, mam?’ - ‘Mooi pakje, zoiets wil ik ook, maar dan grijs.’
33
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Joop komt me halen. Wat is hij knap in zijn nieuwe kostuum. Hand in hand lopen we de deur uit. Op weg naar een leuke avond. Maar na de pauze word ik ineens naar. Ik moet de zaal verlaten. Vlug loop ik naar de toiletten, maar het is al te laat. Ik geef over. Wat schamen we ons. Joop probeert zo goed mogelijk de boel schoon te maken. Ziek ga ik naar huis. - ‘Zijn jullie er nu al,’ vraagt mama. We vertellen hoe de avond verlopen is. Joop gaat naar huis. Mama loopt me na als ik naar boven ga. - ‘Ben je soms in verwachting,’ vraagt ze dan ineens. Ik weet niet wat ik hoor. Kent ze ons nu nog niet? ‘Je zit hele avonden met die knul alleen. Vertel me nou niet dat je uit je neus zit te eten. En anders is hij niet goed.’ Boos gooi ik de deur dicht. Alle respect voor mijn moeder verdwijnt. Ik lig nog lang wakker en denk: ik heb het zo goed proberen te doen. Een jongen die katholiek is, een vak verstaat en werk heeft. En nu dit. Kent ze mij dan nu nog niet? Ik heb me vast voorgenomen zelf goed te leven. Ik hou veel van Joop. Het is best moeilijk elkaar niet echt te beminnen. Maar we willen samen een goede start maken en onze ouders geen verdriet doen. De breuk Keer op keer maakt mama het ons moeilijk. Als we samen even boven zijn, roept ze: - ‘Kom eens naar beneden jullie. Het is hier geen hoerentent.’ Verontwaardigd lopen we het huis uit. We lopen en praten. We weten niet hoe het verder moet. - ‘Moeder klaagt dat haar hele leven verkeerd gelopen is. Nu maakt ze volgens mij weer een fout. Als ze zo doorgaat, raakt ze mij kwijt. Ik hou best van haar, maar ik wil met jou verder, Joop.’ Hij troost me. Maar het wordt steeds erger. Als mama Joop een keer alleen treft, vertelt ze hem dat ik avonden bij nacht en ontij thuiskwam. Dat is de druppel die de emmer doet overlopen. Ik ga werk zoeken voor dag en nacht.
34
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Eindelijk vind ik werk in een gezin met twee kinderen. Heel erg vind ik het mijn betrekking op te geven waar ik vijf jaar geweest ben. 19 ben ik nu. De dag voor ik naar mijn nieuwe betrekking ga, komt mama naar mij toe. - ‘Zou je toch niet thuisblijven?’ zegt ze. Ze heeft spijt. - ‘Nee mam, dat gaat niet meer.’ Ik ga verder met mijn koffer inpakken. ’s Morgens komt ze niet beneden als ik weg ga. Ik loop de trap op en klop op haar deur. Zachtjes maak ik de deur open. - ‘Dag mam, ik ga.’ Ze houdt zich slapend.
35
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006
Reeks uit eigen pen De boekjes in deze reeks zijn geschreven door deelnemers aan de volwasseneneducatie. Verhalen en gedichten van deelnemers blijven welkom! Stuur ze naar:
[email protected] De Stiep Educatief Oranjelaan 16 3235 SV Rockanje telefoon/fax (0181) 404782 e-mail
[email protected] ook op internet voor actuele informatie of uw bestelling www.stiep-educatief.nl
De Stiep Educatief_uit eigen pen © 2006