Daders en Slachtoffers aan het woord: Een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld
J. van der Linden R.A. Knibbe J. Joosten
Universiteit Maastricht
Daders en Slachtoffers aan het woord: Een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld
J. van der Linden R.A. Knibbe J. Joosten
Universiteit Maastricht Maastricht, oktober 2004
1
Colofon Daders en slachtoffers aan het woord: Een exploratief onderzoek naar uitgaansgeweld Auteurs: J. van der Linden R.A. Knibbe J. Joosten Uitgave van: Omslagontwerp: Druk:
Universiteit Maastricht .. ..
ISBN Het onderzoek is uitgevoerd met financiële ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie. Exemplaren van dit rapport zijn te bestellen bij: Universiteit Maastricht Secretariaat Medische sociologie t.a.v Marjoke Arkenbout P.O.Box 616, 6200 MD Maastricht 043-3882204
2
Met dank aan… Het onderzoek was niet mogelijk zonder de medewerking van slachtoffers en daders van uitgaansgeweld. Graag bedanken wij iedereen die mee heeft gedaan. Het vereiste van de anonimiteit en de privacy van de deelnemers maakt het niet mogelijk de personen bij naam te noemen. De volgende organisaties en personen willen wij apart bedanken: Participerende organisaties Reclassering Maastricht Politie Limburg-Zuid Spoedeisende hulp Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) Huisartsenpost Maastricht (AZM) Contactpersonen van de verschillende organisaties: Dick de Bruyn, Damiaan van der Eijnden, Sjef Moonen, Ed Slangen en Erica Posma. Ook gaat onze dank uit naar de medewerkers van de Reclassering Maastricht, Spoedeisende hulp en Huisartsenpost van het AZM. Geïnterviewde sleutelfiguren: Luc Vandebeek, Janneke Verhulst en de trainers van de agressieregulatie training in Haarlem. Collega’s Medische Sociologie Mieke Derickx: voor de uitwerking van de interviews in Atlasti en bijdrage aan de lay-out van de vragenlijsten en het rapport. Oifaa Khalloufi: voor het uittypen van de interviews.
3
Inhoudsopgave
SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN..............................................................................................6
1 INLEIDING...............................................................................................................................................9 1.1 DE AARD EN OMVANG VAN UITGAANSGEWELD.......................................................................................9 1.2 DE ROL VAN OMGEVINGSFACTOREN BIJ HET ONTSTAAN VAN UITGAANSGEWELD ..............................10 1.3 DEFINITIES EN PROBLEEMSTELLING ....................................................................................................12 2 METHODE .............................................................................................................................................14 2.1 WERVING RESPONDENTEN ....................................................................................................................14 2.1.1 SLACHTOFFERS EN DADERS VAN UITGAANSGEWELD ............................................................................14 2.1.2 CONTROLEGROEP ................................................................................................................................16 2.1.3 SLEUTELFIGUREN ................................................................................................................................17 2.2 MEETINSTRUMENT................................................................................................................................17 2.2.1 INTERVIEW ..........................................................................................................................................17 2.2.2 VRAGENLIJST ......................................................................................................................................18 2.3 DATA ANALYSE......................................................................................................................................21 2.3.1 INTERVIEW ..........................................................................................................................................21 2.3.2 VRAGENLIJST ......................................................................................................................................23 3 RESULTATEN INTERVIEW................................................................................................................25 3.1 RESPONDENTEN ....................................................................................................................................25 3.1.1 SLACHTOFFER OF DADER? ...................................................................................................................25 3.2 TIJD, LOCATIE EN ACTOREN .................................................................................................................27 3.3 MIDDELENGEBRUIK ..............................................................................................................................30 3.4 SOCIALE SITUATIE ................................................................................................................................33 3.5 PSYCHOLOGISCH FUNCTIONEREN ........................................................................................................34 3.6 AANLEIDING INCIDENT .........................................................................................................................35 3.7 SLEUTELFIGUREN .................................................................................................................................37 3.8 SAMENVATTING ....................................................................................................................................38 4. RESULTATEN VRAGENLIJST ..........................................................................................................40 4.1 INLEIDING .............................................................................................................................................40 4.2 VERGELIJKING DADERS, SLACHTOFFERS EN CONTROLEPERSONEN OP INDICATOREN VOOR GEWELD ....................................................................................................................................................................40 4.2.1 DRANKGEBRUIK WEEKENDDAGEN .......................................................................................................40 4.2.2 BETROKKENHEID BIJ EERDERE GEWELDDELICTEN ................................................................................41 4.2.3 AGRESSIEBEHEERSING EN WAPENBEZIT ...............................................................................................41 4.3 VERSCHILLEN SLACHTOFFERS, DADERS EN CONTROLEPERSONEN IN VERWACHTINGEN OVER
4
DRANKGEBRUIK ..........................................................................................................................................42 4.4 OPVATTINGEN OVER GEDRAGSREGELS IN DRINK- EN UITGAANSITUATIES ..........................................44
5 SAMENVATTING EN DISCUSSIE ......................................................................................................49 5.1 BETROUWBAARHEID EN GELDIGHEID...................................................................................................49 5.2 RESULTATEN EN INTERPRETATIE .........................................................................................................50 5.2.1 GELEGENHEID EN KWETSBAARHEID .....................................................................................................53 5.2.2 AANLEIDING, OPBOUW EN SPANNINGEN ...............................................................................................55 5.3 VERGELIJKING MET ANDER ONDERZOEK. ............................................................................................58 5.4 AANBEVELINGEN...................................................................................................................................59 6. REFERENTIES .....................................................................................................................................64
BIJLAGE I INTERVIEWSCHEMA VOOR SLACHTOFFERS EN DADERS VAN UITGAANSGEWELD...............................................................................................................................66
BIJLAGE II VRAGENLIJST ...................................................................................................................72
BIJLAGE III KORTE SAMENVATTING VAN IEDER INTERVIEW.................................................83
BIJLAGE IV SCHEMA 2 EN LITERATUURVERGELIJKING ...........................................................86
5
Samenvatting en aanbevelingen
Het rapport doet verslag van een exploratief onderzoek waarin aan de hand van interviews met zowel daders als slachtoffers in kaart is gebracht onder wat voor omstandigheden uitgaansgeweld zoal plaatsvindt en wat de rol van drank of druggebruik is. Verder is gebruik gemaakt van een vragenlijst om extra informatie, o.a over demografische gegevens, te verzamelen. Om het beeld volledig te maken is er ook gesproken met zogenaamde ‘sleutelfiguren’. Dit zijn personen die indirect te maken hebben met uitgaansgeweld. Hierbij valt te denken aan reclasseringswerkers en politie. Met het onderzoek wordt aangesloten bij de Alcoholnota (Alcoholnota 2001-2003) waarin de wens werd uitgesproken om een project te starten bij daders en slachtoffers, met de focus op omgevingsfactoren. Uitgaansgeweld is in deze studie gedefinieerd als fysiek geweld tegen een persoon of personen, gepleegd in een uitgaansgebied, waarbij de slachtoffers en/of daders direct voorafgaand aan het geweldsincident bezoeker van een uitgaansgelegenheid zijn geweest. Het interview bij slachtoffers en daders bestond uit 5 hoofdonderwerpen, onderstaand zijn voor ieder van de 5 onderwerpen de belangrijkste resultaten weergegeven: Tijd, locatie en actoren: Uitgaansgeweld vindt vaak plaats na 1.30 uur (vaak na sluitingstijd van cafés), in het weekend wanneer mensen op weg naar huis zijn. De uitkomst dat het meeste geweld zich afspeelt in het weekend en ’s nachts na 1.30 uur is het natuurlijke gevolg van de concentratie van uitgaan in weekendavonden en -nachten. Echter, uit de resultaten kwam ook duidelijk naar voren dat een van de redenen waarom het geweld zich meestal ‘buiten’ op straat afspeelt als achtergrond heeft dat de kans om daar ongestraft geweld te kunnen plegen veel groter is. Binnen locaties is meestal sprake van een of ander vorm van ordehandhaving, buiten drinkgelegenheden is die er minder of niet. De omstanders die tussen beiden zouden kunnen komen, zijn geneigd zich afzijdig te houden. Verder worden de inspanningen van politie, om de veiligheid te bewaren, vaak niet zo ervaren. Respondenten geven aan dat veel politie op straat eerder een gespannen sfeer oproept. Ook geven respondenten aan dat de houding van uitsmijters belangrijk is. Wanneer die niet als goed ervaren wordt, roept dit een agressieve sfeer op. Middelengebruik: Excessief drankgebruik speelt ook een belangrijke rol. Het is duidelijk dat dronkenschap de kans verhoogt als slachtoffer te worden gekozen. Excessief drankgebruik is bij daders een factor die begrepen dient te worden in termen van het ontremmende effect dat
6
alcoholgebruik heeft. De bereidheid om eerst over de consequenties na te denken alvorens geweld te gebruiken neemt af. Echter, bij de factor excessief drankgebruik dient nog iets opgemerkt te worden. De resultaten geven aan dat excessieve drankgebruik meer regel dan uitzondering is. Dit roept op zijn minst de vraag op naar controle over drankgebruik. Bij de verwachtingen over drankgebruik vertrouwt men er voor zichzelf op dat alcohol niet of nauwelijks onaangename effecten zal hebben, echter heeft men veel minder dat vertrouwen als het om het drankgebruik van anderen gaat. De uitzondering hierop is dat daders zichzelf minder vertrouwen als het gaat om het effect van alcohol op de kans dat ze agressief worden. Daders, slachtoffers en controlepersonen zijn het er allen vrij sterk over eens dat mensen ongeacht middelengebruik verantwoordelijk blijven voor hun daden. Uitzonderingen zijn dat daders vaker vinden dat iemand minder verantwoordelijk is voor wat hij doet als er hard drugs zijn gebruikt en dat slachtoffers vaker verwachten dat anderen hen beschermen tegen domheden. Op de vraag of het vaak de combinatie van drugs en alcohol is dat mensen agressief maakt, geven zowel slachtoffers en daders aan dat ze dit niet zo ervaren. Ook in een recente studie (Van der Linden, Knibbe et al. 2004) komt naar voren dat bij het overgrote deel van het geweld in publieke ruimtes alcoholgebruikers betrokken zijn. Echter er bestaan ook aanwijzingen dat juist alcohol in combinatie met drugs agressiviteit doet toenemen (Boles and Miotto 2003). Sociale situatie: Binnen een groep vrienden ontstaat niet snel ruzie. Echter de rol van vrienden/vriendinnen is niet onbelangrijk. Daders reageren vaak agressief wanneer anderen naar hun vriendin kijken of haar lastig vallen. Verder kunnen de zogenoemde ‘foute vrienden’ je meetrekken in situaties die je zelf niet snel zou opzoeken. Psychologisch functioneren: Over het algemeen voelden respondenten zich de avond van het incident prima. Wat wel naar voren kwam was dat het eerder geweigerd worden in een bepaald café of eerder die avond agressie zien, factoren kunnen zijn die mogelijk bijdragen aan geweld. Ook bleek een groot deel van de geïnterviewde daders een verleden te hebben met meerdere geweldsincidenten. Aanleiding: Het was opvallend dat bij het merendeel van de incidenten geen duidelijke aanleiding te benoemen was, hierbij gaat het om agressie waar geen sterk gearticuleerde motieven achter zaten. Onderliggende spanningen zijn veel vaker de boosdoener en kunnen zonder redelijke aanleiding in geweld tot uitbarsting komen. Dit tot uitbarsting komen is echter niet helemaal van toeval afhankelijk. Langer bestaande tegenstellingen tussen etnische groepen of bijvoorbeeld, tussen lokale,
7
veelal werkende, jongeren en studenten zijn vaak een kristallisatiepunt voor geweld. Afsluitend dient opgemerkt te worden dat het echter vaak een combinatie van bovengenoemde factoren is die bijdraagt tot geweld. Zo speelt de hoeveelheid drank een rol, maar ook de vrienden waarmee je op stap bent en naar welke plek je toe gaat. Er zijn twee, potentieel conflicterende, regels voor uitgaan waarover grote overeenstemming is bij alle respondenten. De ene is dat anderen bij het uitgaan geen regels mogen opleggen, de andere dat men de ruimte moet krijgen om met de groep plezier te hebben. (Terzijde: ruimte eisen staat in de kolom met daders, echter het gemiddelde voor alle respondenten indiceert dat iedereen het er mee eens is, echter het is in de kolom van daders geplaatst omdat daders het nog sterker dan anderen benadrukken). Zolang drinkgroepen bij het uitgaan alle ruimte hebben hoeven deze twee regels niet tot spanningen te leiden. Echter in de veelal massale uitgaanssituaties op uitgaansavonden waar niet de ruimte is om anderen buiten de groep te ontwijken, kan deze combinatie van regels wel degelijk bijdragen aan opbouw van spanningen. Voorzover de omgang met anderen grotere of kleinere irritaties oproepen zal het recht op ruimte voor de eigen groep met steeds meer nadruk gesteld worden. Belangrijke aanbevelingen liggen op het terrein van het inrichten van effectieve vormen van sociale controle in uitgaanssituaties. Hieronder zijn kort de drie belangrijke pijlers weergegeven, voor een verdere uitleg verwijs ik u naar paragraaf 5.4. A) Bewerkstellen van cultuuromslag bij betrokken actoren (politie, horeca, beleidsambtenaren en politici), zodat zij niet uitgaan van zelfregulatie van jongeren, maar dat men zich richt op actieve preventie. B) De sociale controle binnen de drinksituatie verbeteren, hierbij valt o.a te denken aan het horecapersoneel trainen op deskundigheid in het herkennen van dronkenschap en overgaan tot weigering van drank. C) Herkennen van daders en omgaan met recidieven en preventie van deze groep. Bijvoorbeeld door ontwikkeling van Expectancy challenge, om de verwachting dat alcohol agressief maakt te neutraliseren, als een vast onderdeel van straftoemeting om recidive te voorkomen. In deze samenvatting hebben wij ons beperkt tot een korte opsomming van de belangrijkste resultaten. Dit betekent niet dat het rapport niet verder gaat. In het rapport worden de resultaten breder uitgewerkt en wordt een interpretatie van de resultaten gegeven.
8
1 Inleiding 1.1 De aard en omvang van uitgaansgeweld Meer dan driekwart van de jongeren die uitgaan voelt zich soms onveilig (Bieleman, Maarsing et al. 1998). In de lokale en landelijke politiek is veiligheid een belangrijk thema en is er aandacht voor dit probleem. In de pers wordt met enige regelmaat aandacht geschonken aan agressie in het uitgaansleven en onder de algemene bevolking is er de nodige twijfel of uitgaan, met name in het weekend wel veilig is (Spapens 2001; Stuiveling 2004). Er is in de samenleving, maar ook bij professioneel betrokkenen, een range aan meer of minder gearticuleerde opvattingen te vinden over de achtergronden van uitgaansgeweld: drank, drugs, incompetent cafetariapersoneel waar jongeren tijdens en na uitgaan snacks eten, incompetent of agressie uitlokkend gedrag van bar- en of veiligheidspersoneel, de mentaliteit van jongeren, de mentaliteit van specifieke groepen jongeren (bijvoorbeeld een verbod op rythm en blues avonden in sommige gemeenten omdat die jongeren agressief zouden zijn) enzovoort. Een punt waar bijna iedereen, ongeacht de mening over de achtergronden, het over eens is, is dat het een vaak voorkomend verschijnsel is. Tijdens het werven van daders en slachtoffers voor ons onderzoek kwamen we deze opvatting tegen bij o.a. ziekenhuizen, waar we slachtoffers van uitgaansgeweld zochten, en bij de reclassering en politie –waar we in contact gebracht wilden worden met daders. Vrijwel altijd werd aangegeven dat ze heel veel in contact kwamen met slachtoffers of daders van uitgaansgeweld, echter het bleek zeer moeizaam te zijn om ook daadwerkelijk personen te identificeren die slachtoffer of dader van uitgaansgeweld waren (meer hierover in hoofdstuk 2). Exacte gegevens over de aard en omvang van uitgaansgeweld zijn niet voor handen. De registratiesystemen van de politie kennen geen aparte categorie voor uitgaansgeweld. Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft wel bijgehouden hoeveel slachtoffers er van mishandeling zijn. Hierdoor kunnen wij toch een idee geven wat betreft de omvang. In de onderzoeksperiode 1999-2002 was jaarlijks tussen de 1,2 en 1,8 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder slachtoffer geworden van mishandeling (Stuiveling 2004). Het CBS maakt ook een onderscheid waar de mishandeling heeft plaats gevonden. In de jaren 1999 tot 2002 betrof het grofweg 20 000 tot 45 000 mishandelingen in café, bar, disco of restaurant en 80 000 tot 150 000 mishandelingen op straat. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat maar een klein deel van de mishandelingen daadwerkelijk gerapporteerd worden. Het zijn geen cijfers die meteen bevestigen dat 9
er sprake is van een heel hoge prevalentie van uitgaansgeweld. Echter, in eigen onderzoek (Van der Linden, Knibbe et al. 2004) vonden we in algemeen bevolkingsonderzoek onder 16-35-jarigen in Rotterdam, Utrecht en Parkstand Limburg dat 7.2% van deze relatief jonge leeftijdsgroep het afgelopen jaar geweld (verbaal en/of fysiek) bij uitgaan heeft ondervonden en dat 3.8% van de jongeren zelf aangeeft geweld te hebben gepleegd. Dit zijn wat betreft de omvang van het probleem weer minder geruststellende cijfers. Echter ook wordt duidelijk dat afhankelijk van de definitie van uitgaansgeweld (bijvoorbeeld: alleen fysiek geweld of ook dreigen en verbaal geweld), de periode waarover het gemeten wordt en de wijze waarop (bijvoorbeeld: politiegegevens, registratiegegevens van reclassering of ziekenhuis of algemeen bevolkingsonderzoek), men tot behoorlijk verschillende schattingen komt van de omvang van het probleem. Als het gaat om wat nu de achtergrond van geweld tijdens uitgaan is, zijn de verschillen misschien nog groter. In dit onderzoek is er speciale aandacht voor de rol van omgevingsfactoren en de rol van drank of druggebruik bij uitgaansgeweld. Daarmee wordt aangesloten bij de Alcoholnota (Alcoholnota 2001-2003) waarin de wens werd uitgesproken om een project te starten bij daders en slachtoffers van uitgaansgeweld, met de focus op omgevingsfactoren. Er bestaat namelijk nog veel onduidelijkheid over welke rol omgevingsfactoren spelen bij het ontstaan van uitgaansgeweld. Dit rapport is een verslag van het onderzoek dat zich op de wens van de Alcoholnota heeft gericht. Het onderzoek betreft een eerste verkenning en laat met name daders en slachtoffers van uitgaansgeweld aan het woord. 1.2 De rol van omgevingsfactoren bij het ontstaan van uitgaansgeweld In deze paragraaf is geen compleet overzicht van de literatuur die bestaat over uitgaansgeweld opgenomen. Er is gekozen voor een selectie van literatuur in relatie tot omgevingsfactoren en de rol van drank- of druggebruik. In de literatuur over alcohol en agressie komt naar voren dat het drinken van alcohol vaak een rol speelt bij agressie. In studies op het niveau van gehele samenlevingen wordt vaak een direct verband gelegd tussen de toename van het alcoholgebruik en de stijging van het aantal geweldsincidenten Veelal wordt in het midden gelaten via welke mechanismen alcohol van invloed zou zijn op het geweld. Echter in internationaal vergelijkende studies van gehele samenlevingen (Rossow 2001) blijkt, dat het verband tussen de totale alcoholconsumptie in een samenleving en geweldsmisdrijven sterker is in Noord- en Midden-Europese landen (waaronder Nederland) dan in 10
mediterrane landen. Dit duidt op invloed van cultuur op de mate waarin alcohol tot geweld leidt. Meestal wordt deze culturele invloed verder gespecificeerd in termen van verschillen in drinkpatroon en in verschillen in verwachtingen over drankgebruik. Aangaande drinkpatroon is vastgesteld dat in Midden- en West- Europese landen enerzijds minder vaak gedronken wordt dan in mediterrane landen, anderzijds als men drinkt veel vaker doordrinkt tot dronkenschap (Hemstrom, Leifman et al. 2002). De frequentie van dronkenschap is dan ook hoger in West- en Noord-Europese landen en wellicht is daardoor de combinatie van alcohol en ontremd gedrag, inclusief agressie een vaker voorkomend verschijnsel. De cultureel verschillende verwachtingen over drankgebruik zijn voor het eerst beschreven in kwalitatief onderzoek van Mc Andrew en Edgerton (MacAndrew and Edgerton 1969), waarbij ze de time-out hypothese formuleerden. Volgens hen is een onderdeel van de Noord-Amerikaanse en West- en Noord-Europese drinkcultuur, dat drinkers ervan uitgaan dat in een drinksituatie andere regels voor gedrag gelden dan in alledaagse situaties. Men hoeft bijvoorbeeld minder verantwoording te nemen voor overlast die men andere mogelijk bezorgt, mag directer en ongeremder reageren, mag meer vrijheid claimen dan in andere situaties. Het is een studie waar ook zeer veel naar verwezen wordt als het gaat om een verklaring van verschillen tussen mediterrane en andere Europese landen in de samenhang tussen alcohol en agressie. Echter, voorzover we weten is nog nooit de stap gemaakt om in internationaal vergelijkend onderzoek of binnen een samenleving op een meer gestandaardiseerde manier vast te stellen of subculturele verschillen, in de mate waarin drankgebruik als time-out situatie wordt gezien, een verklaring vormen voor de associatie tussen drank en geweld. In een studie van (Graham 2000) komt op basis van observaties naar voren dat agressie in het uitgaansleven wordt veroorzaakt door een groot aantal factoren, waarbij drankgebruik en omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen bij het wel of niet voorkomen van agressie. Genoemd wordt o.a. de focus op hier en nu en verminderde angstgevoelens voor gevaar, verwachting dat agressie getolereerd wordt en een overschatting van eigen kracht. In een andere studie (Bieleman, Maarsing et al. 1998) wordt gevonden dat de hoeveelheid bezoekers, temperatuur en het muziekvolume in een discotheek of café een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van geweld. Bijvoorbeeld op een zeer drukke plek ontstaan sneller onderling irritaties. Ook in een studie van (Graham, La Rocque et al. 1980; Rossow 1996) komt naar voren dat als jongeren zich niet prettig voelen in een café of discotheek de kans groter is dat ze zich agressief gaan
11
gedragen. Er zijn echter niet veel studies die de omgevingsfactoren die een rol spelen bij uitgaansgeweld in kaart hebben gebracht. Er zijn vele studies die aangeven dat (ook) persoonsgebonden factoren van invloed zijn op het ontstaan van geweld in uitgaanssituaties. Een persoonsgebonden factor die in de laatste jaren sterk naar voren is gekomen als mogelijk verklarende factor voor alcoholgebruik en gevolgen van alcohol gebruik betreft ‘expectancies’ of verwachtingen. Verwachtingen die men heeft over effecten van drankgebruik lijken het alcoholgebruik te bepalen (Wiers, Hoogeveen et al. 1997). De verwachting dat alcohol tot agressie leidt is mogelijk een persoonsgebonden verklarende factor voor de samenhang tussen alcoholgebruik en agressie. De literatuur samenvattend wordt duidelijk dat agressie in uitgaanssituaties begrepen dient te worden als volgend uit directe invloed van middelengebruik, persoonsgebonden factoren en omgevingsfactoren maar ook –en wellicht vooral- van interacties tussen middelengebruik (alcohol,drugs) en omgevings- en persoonsgebonden factoren. Voor dit onderzoek betekent dit dat, ook al is er in de eerste plaats aandacht voor omgevingsgebonden invloeden, de invloed van deze omgevingsfactoren op agressie waar mogelijk in haar samenhang met alcohol- en/of druggebruik en persoonsgebonden factoren beschreven zal worden. Dit is gedaan door in de gesprekken met slachtoffers en daders aandacht te besteden aan 5 hoofdlijnen. Deze hoofdlijnen zijn verder uitgewerkt in de methode onder het kopje interview op pagina 11 van dit rapport.
1.3 Definities en probleemstelling Om uitgaansgeweld te kunnen onderscheiden van andere vormen van geweld, hebben wij ons voor een deel aangesloten bij de omschrijving die gegeven is in een recente (juni 2004) studie van de Rekenkamer1, aangeboden aan de Tweede kamer der Staten-Generaal: “Convenanten uitgaansgeweld, p 14”(Stuiveling 2004). Het verschil zit in twee punten. Ten eerste is de door ons gebruikte definitie verder uitgebreid. De Rekenkamer richt zich specifiek op geweld in het weekend (vrijdag na 22.00 tot zaterdag 8 uur, zaterdag na 22.00 tot zondag 8 uur), terwijl in onze definitie er ook sprake is van uitgaansgeweld wanneer dit heeft plaatsgevonden buiten bovengenoemde uren en op doordeweekse dagen. 1 Uitgaansgeweld is fysiek geweld tegen een persoon of personen gepleegd in het weekend (vrijdag na 22.00 tot zaterdag 8 uur, zaterdag na 22.00 tot zondag 8 uur) in een uitgaansgebied.
12
Ten tweede is de definitie meer toegespitst, in die zin dat slachtoffer en/of dader in de tijdsperiode direct voorafgaand aan het geweldsincident bezoeker van een uitgaansgelegenheid moet zijn geweest. Onderstaand onze definitie:
Uitgaansgeweld is fysiek geweld tegen een persoon of personen, gepleegd in een uitgaansgebied, waarbij slachtoffer en/of dader in de tijdsperiode direct voorafgaand aan het geweldsincident bezoeker van een uitgaansgelegenheid was.
De centrale vraag in dit rapport is: 1. Welke omgevingsfactoren beïnvloeden, al dan niet in interactie met alcoholgebruik, de kans op agressie?
Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van de resultaten van diepte-interviews met slachtoffers, daders van uitgaansgeweld en met enkele mensen die professioneel betrokken zijn bij uitgaan (hoofdstuk 3). Verder is er nog één vraag toegevoegd: 2. Verschillen daders, slachtoffers en een controlegroep in opvattingen over de effecten van alcohol op henzelf en anderen en verschillen ze in opvattingen over gedrag bij uitgaan? Voor het beantwoorden van deze deelvraag werd gebruik gemaakt van data verzameld met schriftelijke vragenlijsten. De controlegroep werd willekeurig geworven op uitgaansavonden in Maastricht. De verwachting is dat zij niet of in veel mindere mate betrokken zijn geweest bij uitgaansgeweld. Door de controlegroep te vergelijken op achtergrondfactoren (verwachtingen over drankgebruik en opvattingen over uitgaan) met dader en slachtoffers van uitgaansgeweld, verwachten wij aanwijzingen te krijgen over factoren van invloed op uitgaansgeweld. Bij de uitwerking van de toegevoegde vraag (vraag 2) zullen de drie groepen ook op item niveau vergeleken worden. Hierbij zal verder gekeken worden of er enige consistentie bestaat in de antwoorden op deze items. Met anderen woorden er zal gekeken worden of de verschillende groepen deze items op dezelfde manier beantwoorden. 13
2 Methode In dit hoofdstuk wordt de methode van het onderzoek besproken. Als eerste komt aan de orde een beschrijving van de manier waarop de dataverzameling heeft plaatsgevonden. Verder zal ingegaan worden op het meetinstrument. Tenslotte zal verteld worden hoe de data in de resultaten zijn uitgewerkt.
2.1 Werving respondenten 2.1.1 Slachtoffers en daders van uitgaansgeweld De werving van slachtoffers en daders is gegaan via -
de spoedeisende hulp (Maastricht, Amersfoort en Emmen).
-
de huisartsenpost (Maastricht).
-
de reclassering (arrondissementen Maastricht en Utrecht).
-
een training agressie regulatie (Haarlem).
-
politie (Maastricht).
-
scholen (Maastricht).
-
een internet site: met een oproep om deel te nemen aan het onderzoek.
-
posters op verschillende locaties (Maastricht).
-
‘snowball sampling’.
Bij aanvang van het onderzoek was voorzien dat de slachtoffers/daders van uitgaansgeweld geworven zouden worden via de spoedeisende hulp van drie ziekenhuizen in respectievelijk Amersfoort, Emmen en Maastricht. Op basis van eerder onderzoek bij de spoedeisende hulp van het ziekenhuis Groningen over de periode 1970 t/m 1990 (Kingma, Oskam et al. 1992) kon een goede inschatting gemaakt worden van het aantal slachtoffers dat op deze manier geworven kon worden in een beperkt tijdsbestek. Uit dat onderzoek bleek dat omstreeks de helft (47.3%) van alle geweldsslachtoffers alcohol hadden gebruikt. Tevens is gebleken dat van die groep geweldsslachtoffers met alcoholgebruik bijna 60% jonger dan 30 jaar is en meer dan de helft in de weekenden op de spoedeisende hulp terechtkomt. Aannemende dat het merendeel van de gevallen waarin jongeren in het weekend vanwege geweld en met wat glazen op naar de spoedeisende hulp komen, gevallen van uitgaansgeweld betreffen kon geschat worden dat per weekend gemiddeld minimaal 6 gevallen van uitgaansgeweld bij de
14
spoedeisende hulp terechtkomen. Voor de werving van bij de spoedeisende hulp konden we aanhaken bij lopend registratieonderzoek van het IVO Rotterdam (Instituut voor Leefwijze & Verslaving). In het kader van die studie zou, gedurende een beperkte periode, van alle patiënten bij de spoedeisende hulp (Amersfoort, Emmen en Maastricht) de reden van komst en alcoholgebruik voorafgaand aan klacht geregistreerd worden. Deze registratie was zo opgezet dat gevallen van uitgaansgeweld geïdentificeerd konden worden en benaderd konden worden om mee te werken aan het onderzoek. Criteria voor deelname aan het onderzoek waren (a) letsel moet opgedaan zijn in uitgaanssituatie en (b) leeftijd 16 tot 35 jaar (c) wonend in het verzorgingsgebied van het ziekenhuis. Het identificeren van slachtoffers/daders van uitgaansgeweld bij spoedeisende hulp verliep echter zeer moeilijk in alle drie de ziekenhuizen. Omdat het een voor deze ziekenhuizen nieuwe vorm van registratie betrof en omdat de urgentie van het werk zo hoog was, werd slechts voor een klein deel van de patiënten de registratie ingevuld. In piektijden (weekendnachten), waar wellicht de meeste slachtoffers van uitgaansgeweld zich melden, werden naar onze indruk nog minder formulieren ingevuld. In Maastricht konden we de manier van werving op de spoedeisende hulp verder uitbreiden en hadden we toegang gekregen om in hun eigen registratie te kijken. Hier konden we de reden van komst van iedereen nagaan en wanneer dit uitgaansgeweld was, is contact opgenomen. Verder zijn op de huisartsenpost in Maastricht formulieren met oproep om deelname aan het onderzoek uitgereikt aan slachtoffers/daders van uitgaansgeweld. De selectie van respondenten (daders) via de reclassering heeft plaatsgevonden in de arrondissementen Maastricht en Utrecht. Hierbij is gewerkt met een stappenplan van twee instroommogelijkheden. Ten eerste via de dynamische caseload van alle reclasseringswerkers. Reclasseringswerkers werd hierbij gevraagd om in hun eigen caseload te kijken voor mogelijke kandidaten. Ten tweede via de instroom van nieuwe voorlichtingsopdrachten op het Arrondissementssecretariaat. Hierbij werd gekeken of in de nieuwe instroom kandidaten zaten die in aanmerking kwamen voor het onderzoek. Wanneer er geschikte kandidaten gevonden werden, werd door de reclasseringswerker/ster aan de kandidaat gevraagd of zijn/haar naam doorgegeven mocht worden aan de onderzoeker. Bij de medewerkers van de reclassering was in eerste instantie sprake van een hoog geschat aantal daders dat in de dynamisch caseload of via de instroom te identificeren zou zijn. Oorspronkelijk was daarom voorzien dat de werving van daders grotendeels via de reclassering en zogeheten snowball sampling van bij de reclassering bekende daders zou verlopen.
15
Ook hier bleek echter, net als bij de slachtoffers, dat het in de praktijk zeer lastig is om deze daders daadwerkelijk te identificeren voor onderzoek. In Haarlem kan, in opdracht van de reclassering, een training agressieregulatie opgelegd worden aan plegers van geweld. Via deze training is contact gelegd met daders van uitgaansgeweld. Deze trainingen worden verzorgd door het Leger des Heils. In Maastricht was een verzoek ingediend bij de Regiopolitie Limburg Zuid, district Maastricht. In het cellenblok te Maastricht zijn formulieren neergelegd waarop enkele gegevens ingevuld konden worden door verdachten die de weekeinden waren opgepakt. Verder is geworven door middel van onder andere flyers op scholen en via een internetsite. Daarnaast is het in een beperkt aantal gevallen mogelijk dat de slachtoffers de daders kennen en is geprobeerd om op die manier ook de dader te interviewen (snowball sampling). Echter in veel gevallen gaat het om zogeheten ‘anoniem’ geweld en is niet te verwachten dat het slachtoffer de dader kent. Uiteindelijk is om het aantal respondenten te vergroten besloten de periode van werving van 6 maanden te verlengen met ruim 4 maanden. In totaal zijn 14 slachtoffers geïnterviewd. De duur van het interview was gemiddeld 34 minuten. De meeste (n=10) interviews duurde 30 minuten (standaarddeviatie 19 minuten). Van de 14 interviews heeft 1 interview face to face plaatsgevonden. Een respondent stond hier zelf op omdat hij in de buurt woonde en de voorkeur gaf aan een persoonlijk gesprek in plaats van via de telefoon. In totaal zijn 8 daders geïnterviewd, twee interviews hebben face to face plaatsgevonden. Gemiddeld was de duur van de interviews met daders 45 minuten met standaarddeviatie van 29 minuten. Voor deelname aan het onderzoek, open interview en invulling van gesloten vragenlijst, stond een vergoeding van 8 euro.
2.1.2 Controlegroep Naast slachtoffers en daders van uitgaansgeweld is een groep respondenten geworven die noch slachtoffer, noch dader van uitgaansgeweld is geweest. Dit is gedaan om een vergelijking te kunnen maken in persoonskenmerken tussen de groepen. Aan jongeren is bij het verlaten van uitgaansgelegenheden gevraagd om mee te doen aan het onderzoek. Dit is gedaan door twee vrouwelijke studenten. Wanneer jongeren mee wilden doen aan het onderzoek, konden zij een formulier invullen waarop naam, adres en telefoonnummer ingevuld
16
konden worden. De werving heeft plaatsgevonden in het uitgaanscentrum van Maastricht op een vrijdagavond (21 mei) en zaterdagavond (22 mei). Dit was het weekend na Hemelvaart en er waren ook veel jongeren uit andere steden in Maastricht op stap. Onder de deelnemers zijn drie CD bonnen ter waarde van 20 euro verloot. Bij de werving van de controlegroep is gelet op leeftijd en geslacht, om die overeenkomstig te houden met de slachtoffer- en dadergroep. In totaal zijn 15 jongeren geworven.
2.1.3 Sleutelfiguren Om het beeld volledig te maken is er ook gesproken met zogenaamde ‘sleutelfiguren’, dit zijn personen die indirect te maken hebben met uitgaansgeweld. Gekozen is voor reclasseringswerkers, politie en trainers van de agressieregulatie training. In totaal betrof het 5 open interviews. Er is gesproken met één hoofdagent taakveld horeca en geluidsoverlast centrum Maastricht. Verder is gesproken met één reclasseringswerkster en drie trainers van de agressieregulatie training.
In schema 1op pagina 15 is een overzicht weergegeven van de werving van slachtoffers, daders, controlepersonen en sleutelfiguren.
2.2 Meetinstrument Een vragenlijst en open interview met slachtoffers en daders van uitgaansgeweld zijn gebruikt om een beeld te krijgen van de omstandigheden die een rol spelen bij uitgaansgeweld. Bij de controlegroep is alleen de vragenlijst afgenomen en heeft er geen open interview plaatsgevonden.
2.2.1 Interview Het open interview is alleen bij daders en slachtoffers van uitgaansgeweld afgenomen. Het open interview betrof een telefonisch interview. Het interview was semi-gestructureerd. Dit betekent dat er een aantal standaardvragen waren, bijvoorbeeld: datum incident, locatie, drankgebruik enzovoorts. Echter naast deze vragen was er ook ruimte voor de respondent om zelf zijn verhaal te vertellen over het incident. In bijlage I is het interviewschema, dat gebruikt is, weergegeven. Het open interview bevatte vijf hoofdlijnen. Er is ingegaan op 1) tijd, locatie en actoren, 2) middelengebruik, 3) sociale situatie, 4) psychologisch functioneren en 5) aanleiding. Onder actoren verstaan we omstanders van het incident, politie en uitsmijters. Bij middelen gebruik werd nagegaan 17
hoeveel alcohol was gedronken en of er drugs waren gebruikt. Met drinkgeschiedenis bedoelen we het tijdsbestek waarover gedronken is en werd onder andere gevraagd hoe laat begonnen was met drinken. Bij sociale situatie werd nagegaan met wie de respondent op stap was en wie er in totaal betrokken waren bij het incident. Met psychologisch functioneren wordt de stemming waarin de respondent zich die avond bevond verstaan. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld: Ging hij al na een ruzie op stap of had hij net een zeer drukke periode achter de rug? Bij het laatste onderdeel werd naar de mening van de respondent gevraagd: wat was in de ogen van de respondent de aanleiding van het incident geweest? Verder is in het interview gevraagd of de avond van het geweldsincident nu erg verschilde van de meeste recente uitgaansavond waarop tijdens het uitgegaan niks voorgevallen was. Zo kan een vergelijking gemaakt worden met de meest recente uitgaanssituatie zonder geweld. Bovenstaande factoren zijn belangrijk om een goede beschrijving te kunnen geven van de situatie kenmerken voorafgaand en tijdens het geweldincident. Dit interview is gebruikt om een antwoord te geven op de centrale vraag van dit rapport: de invloed van omgevingsfactoren op agressie bij uitgaan. De open interviews zijn deels door de onderzoekster zelf en voor het andere deel door getrainde interviewers afgenomen. De eerste interviews zijn in detail doorgesproken met de onderzoekster nadat deze de bandopname had afgeluisterd. De indruk van de open interviews is dat zowel slachtoffers als daders zeer vrijuit antwoordden op de open vragen en ook gretig waren om hun verhaal zo goed mogelijk te vertellen. Uit de interviews komt hierdoor veel naar voren over de omstandigheden waaronder het incident heeft plaatsgevonden. In totaal zijn 22 personen ( 14 slachtoffers en 8 daders) geïnterviewd, waarbij 2 personen ieder apart over hetzelfde incident hebben verteld. In bijlage III is ter informatie van alle open interviews een korte beschrijving weergegeven.
2.2.2 Vragenlijst De vragenlijst had als doel de kwalitatieve interviews op een aantal punten met meer systematisch verzamelde gegevens te ondersteunen. Voor een gedetailleerd overzicht is in bijlage II de vragenlijst opgenomen. In dit rapport zullen wij aandacht besteden aan twee hoofdonderdelen; verwachtingen van alcohol en opvattingen over gedrag in uitgaanssituaties. Met deze onderdelen kunnen we de tweede vraag
18
(paragraaf 1.3) beantwoorden. Naast deze twee hoofdonderdelen wordt in de resultaten in hoofdstuk 4 ook nog even stil gestaan bij vragen uit de vragenlijst die ingaan op eerdere betrokkenheid bij geweld, ervaren problemen met betrekking tot de agressiebeheersing en wapenbezit. De vragen over verwachtingen van alcohol gingen over de effecten van alcohol op de respondent zelf (14 vragen) en bij anderen (10 vragen) en verwijzen naar verwachtingen die mensen hebben over de invloed van alcohol op het gedrag. Mensen verschillen hierbij in de mate waarin ze verwachten dat alcoholgebruik tot agressie leidt. In het kader van deze studie zijn we vooral geïnteresseerd in de mate waarin mensen verwachten dat hun eigen drankgebruik tot agressie leidt. Er zijn een 26-tal uitspraken over opvattingen over gedrag in drink- en uitgaanssituaties, al dan niet in combinatie van alcohol en drugs. Breed opgevat kunnen al deze opvattingen geïnterpreteerd worden als verwijzend naar het concept ‘time-out’ (MacAndrew and Edgerton 1969);(Knibbe 2001). In het begrip time-out situatie worden persoonsgebonden en situatiegebonden invloeden bij elkaar gebracht. Het begrip time-out situatie verwijst naar opvattingen over veranderde gedragsregels die gelden in drinksituaties. Aangezien uitgaanssituaties gezien worden als dergelijke drinksituaties is dit begrip goed toepasbaar op uitgaanssituaties. Die veranderde gedragsregels betreffen zowel hoe je met anderen mag omgaan in time-out situaties als ook de verantwoording die je persoonlijk dient te nemen voor je gedrag in time-out situaties. Evenzeer onderdeel van de regels in time-out situaties is de mate waarin anderen je ter verantwoording ‘mogen’ roepen voor je gedrag en de ruimte die anderen je moeten gunnen voor irrationeel gedrag. Het zal duidelijk zijn dat de mate waarin mensen menen dat in uitgaanssituaties veranderde gedragsregels en normen gelden, de kans op agressie ook mee verandert. Het is dan ook van belang om te onderzoeken welke gedragsregels mensen –zowel voor zichzelf als voor anderen- legitiem achten in uitgaanssituaties en in hoeverre dat afwijkt van ‘normale’ situaties. In deze studie wordt, bij ons weten, voor de eerste keer gepoogd met specifieke items het kenmerkende van uitgaanssituaties in meer detail te beschrijven. Om die specificiteit in beschrijving van waarin uitgaanssituaties zich onderscheiden van alledaagse situaties niet verloren te laten gaan, zullen we bij de analyse en bij de resultaten niet alle 26 items onder het ene concept ‘time out’ rangschikken, maar de items indelen in groepen die naar de verschillende aspecten van time-out situatie verwijzen, namelijk:
19
1)
verantwoordelijkheid
2)
time-out
3)
normstelling
4)
emotie en affect
De items die in deze indeling als time-out benoemd zijn, betreffen een selectie van items die als onderwerp de vrijstelling van verplichtingen geldend in het alledaagse leven hebben. Een overzicht van de stellingen behorende bij de 4 groepen staat weergegeven in de paragrafen 4.3 en 4.4 (tabellen 11 t/m 16). De vragen over verwachtingen en de uitspraken over opvattingen over gedrag in drink- en uitgaanssituaties konden worden beantwoord op een 5-puntsschaal (helemaal mee oneens (1) – helemaal mee eens(5) met geen mening als tussencategorie (3).
De vragenlijsten zijn per post verstuurd met bijgesloten een brief met korte informatie over het onderzoek en retourenvelop.
Voor het overzicht is op de volgende pagina een schema’s weergegeven welke aantallen respondenten geworven zijn en welke methoden gehanteerd zijn bij de verschillende categorieën respondenten.
20
Schema 1: overzicht methode Slachtoffers (14) -spoedeisende hulp (9) Werving -huisartsenpost (2) -internetsite (0) -posters (1) -snowball sampling (2) -scholen (0) Vragenlijst
Open interview
Ja 1)Algemene vragen 2)Middelengebruik 3)Ervaren problemen, wapenbezit en betrokkenheid bij geweld 4)Alcohol verwachtingen 5)Opvattingen over gedrag tijdens uitgaan Ja -tijd, locatie en actoren -drankgebruik/ drinkgeschiedenis -sociale situatie -psychologisch functioneren -aanleiding
Daders (8) -spoedeisende hulp (3) -reclassering (0) -politie (3) -training agressieregulatie (2) -internetsite (0) -posters (0) -snowball sampling (0) Ja 1)Algemene vragen 2)Middelengebruik 3)Ervaren problemen, wapenbezit en betrokkenheid bij geweld 4)Alcohol verwachtingen 5)Opvattingen over gedrag tijdens uitgaan
Ja -tijd, locatie en actoren -drankgebruik/ drinkgeschiedenis -sociale situatie -psychologisch functioneren -aanleiding
Controlegroep (15) -tijdens uitgaan gematched met slachtoffer- en dadergroep op leeftijd, geslacht en frequentie van uitgaan
Sleutel-figuren (5) -politie (1) -reclassering (1) -trainers agressieregulatie (3)
Ja 1)Algemene vragen 2)Middelengebruik 3)Ervaren problemen, wapenbezit en betrokkenheid bij geweld 4)Alcohol verwachtingen 5)Opvattingen over gedrag tijdens uitgaan Nee
Nee
Ja (face to face)
2.3 Data analyse 2.3.1 Interview De interviews zijn uitgewerkt als tekstbestanden in MS word. Voor de uitwerking van de interviews is Atlasti, versie 4.1 gebruikt. Atlasti is een programma voor analyse van kwalitatieve data (http://www.atlasti.de/manshort.pdf). Gestart zal worden met algemene achtergrondinformatie over de respondenten waarin o.a. de regionale spreiding, de indeling in slachtoffers en daders aan de orde komt. Tevens zullen basale gegevens over de slachtoffers, daders en controlegroep zoals verdeling naar geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, werksituatie, etnische achtergrond in de resultaten weergegeven worden. Aan de hand van onderstaande 5 hoofdlijnen uit het interview zal geprobeerd worden tot een antwoord te komen op de centrale onderzoeksvraag: “Welke (omgevings)factoren beïnvloeden, al dan niet in interactie met alcoholgebruik, de kans op agressie?” 1) Tijd, locatie en actoren; tijdstip, dag en locatie van het incident en rol van omstanders, zoals toevallige passanten, politie en uitsmijters betrokken bij de incidenten.
21
2) Middelengebruik; totaal aantal consumpties, de tijdsperiode waarin gedronken is en drugs zijn gebruikt. 3) Sociale situatie; met wie was de respondent op stap en welke invloed hebben vrienden/vriendinnen. 4) Psychologisch functioneren; wat voor stemming had de respondent en is hij eerder betrokken geweest bij geweld. 5) Aanleiding tot en omstandigheden van incident en meningen van respondenten over de oorzaken van uitgaansgeweld. Van bovenstaande hoofdlijnen rekenen we de onderwerpen onder de nummers 1, 3 en 5 tot omgevingsfactoren. Voor sociale situatie zal direct duidelijk zijn dat het omgevingsfactoren betreffen. Echter ook wat hierboven genoemd is onder nummer 1 en 5 rekenen wij tot omgevingsgebonden factoren. Zo valt onder nummer 1 bijvoorbeeld tijdstip en dag van de week waarop agressie plaatsvindt. Gegeven de sociaal en cultureel bepaalde patronen van uitgaan, namelijk vooral op weekenddagen en in de (latere) avond, moeten deze zaken wel degelijk als omgevingsfactoren worden gerangschikt. Hetzelfde geldt voor aanleiding, ook hier betreft het vooral sociale aspecten van de situatie: wie waren de partijen, was er eerst ruzie of niet, hoe zagen de partijen elkaar (vreemden; bekenden) en speelde groepsdenken een belangrijke rol e.d. Middelengebruik kan niet losgezien worden van uitgaansgeweld en is daarom opgenomen. Middelengebruik kan echter hoogstens voor een deel als omgevingsfactor gezien worden. Vanzelfsprekend kan het ruime en ongelimiteerde aanbod van drank bij het uitgaan gezien worden als een omgevingsfactor. Echter afhankelijk van de situatie en persoon dient de invloed van drank ook geïnterpreteerd te worden in termen van de farmacologische werking, die ongeremdheid vergroot maar ook de kwetsbaarheid voor agressie van anderen doet toenemen. In deze studie moet de invloed van middelengebruik op uitgaansgeweld dus meer gezien worden samen of in interactie met omgevingsfactoren. Voor psychologisch functioneren geldt niet dat het tot de omgevingsfactoren behoort. Psychologisch functioneren is echter opgenomen omdat het op zichzelf dan wel in interactie met de omgevingsfactoren van belang kan zijn. Hoe iemand zich voelt, kan van invloed zijn op hoe hij of zij zich in bepaalde situaties zal gedragen. Bijvoorbeeld iemand kan zich heel gejaagd voelen en kan dan sneller geïrriteerd raken dan wanneer hij ontspannen is. De resultaten die uit de interviews met sleutelfiguren komen, zullen samen met de resultaten van de
22
interviews met slachtoffers en daders besproken worden. Verder zijn citaten gebruikt als extra ondersteuning van de tekst.
2.3.2 Vragenlijst De vragenlijst is vooral bedoeld om na te gaan of er systematische verschillen zijn tussen slachtoffers, daders en controlegroep in hun opvattingen over uitgaan (time-out) en hun verwachtingen over de relatie alcoholgebruik en agressie (expectancies). Omdat het aantal vragen in de vragenlijst het aantal respondenten ruimschoots overtrof en omdat de vragenlijst de gegevens uit de interviews dient te ondersteunen, is afgezien van multi-variate analyses en zijn non-parametrische toetsen gebruikt, om verschillen op itemniveau tussen slachtoffers, daders en controlepersonen, te toetsen. Verder zal de samenhang tussen items die geacht worden naar eenzelfde aspect van uitgaan verwijzen getoetst worden (de items die verwijzen naar eenzelfde concept zijn terug te vinden in de paragrafen 4.3 en 4.4, in tabellen 11 t/m 16). Ten eerste is voor alle opvattingen getoetst of er significante verschillen zijn tussen slachtoffers, daders en controlepersonen. Hiervoor is de Kruskal Wallis-toets gebruikt. Deze toetst of de rangordening van respondenten naar antwoord op een item verschillend is voor slachtoffers, daders en controlepersonen. Ten tweede is nagegaan of items die naar eenzelfde aspect verwijzen ook met een zekere consistentie door de respondenten beantwoord werden. Indien dat het geval is, kan aangenomen worden dat de items bij elkaar een schaal vormen die het betreffende aspect indiceren. Voor deze analyse is de concordantie coëfficiënt W van Kendall gebruikt. Deze coëfficiënt indiceert de consistentie waarmee een reeks items is beantwoord. De aspecten waar het hier over gaat betreffen: •
Persoonlijke verwachtingen over alcohol en agressie (bijvoorbeeld: als ik veel alcohol op heb word ik sneller boos als iets mij niet aanstaat).
•
Algemene verwachtingen over alcohol en agressie (bijvoorbeeld: na het drinken van een paar glazen worden sommige mensen sneller boos als iets hen niet aanstaat).
•
Opvattingen over verantwoordelijkheid en uitgaan (bijvoorbeeld: als ik uitga heb ik als regel dat ieder voor zichzelf verantwoordelijk is ).
•
Opvattingen over vrijstelling van verplichtingen bij uitgaan (time-out) (bijvoorbeeld: als ik uitga wil ik spontaner kunnen reageren dan in het gewone leven).
•
Opvattingen over normen en uitgaan (bijvoorbeeld: als ik uitga hoef ik geen rekening
23
te houden met anderen om me heen). •
Opvattingen over uitgaan en emotie en affect (bijvoorbeeld: als ik uitga ben ik er gevoeliger voor als iemand laat merken me niet te mogen dan in het dagelijks leven).
Een aantal vragen met betrekking tot de verwachtingen van alcohol leek sterk op elkaar met als enig verschil of een paar glazen voor het verwachte effect voldoende was of dat daar veel alcohol voor nodig was. Omdat de onderlinge samenhang tussen deze vragen groot bleek, is voor de analyse uitgegaan van de gemiddelde score op deze vragen.
24
3 Resultaten interview
3.1 Respondenten 3.1.1 Slachtoffer of dader? In onderstaande tabel (tabel 1) is de indeling in slachtoffers, daders, controlegroep en sleutelfiguren samen met de regionale spreiding weergegeven. Tabel 1: overzicht respondenten ingedeeld op basis van werving Provincies Slachtoffer Dader Controlegroep Sleutelfiguren 12 5 9 2 Brabant en Limburg 2 3 6 3 Randstad* 14 8 15 5 Totaal *:Randstad (noord+zuid holland en utrecht)
Wanneer gesproken werd met de respondenten werd duidelijk dat een specifiek slachtoffer/daderschap niet bestaat, maar zich beweegt over een continuüm. In dit rapport is daarom gekozen om de interviews op een schaal van 1 tot 5 in te delen (tabel 2). De mate waarin iemand het gevecht is begonnen, is een belangrijk criterium om mensen een score toe te kennen. Waarbij de grenzen 1 en 5 staan voor: (1) slachtoffer; weinig of geen aanleiding gegeven en gevecht niet begonnen en (5) dader; gevecht begonnen. Vanaf score 3 of hoger zien we een persoon als dader. Onderstaand is een citaat weergegeven van een respondent, geworven via de spoedeisende hulp, die na het interview het label dader opgeplakt heeft gekregen. Dader (17) (geworven via spoedeisende hulp) R: “Er was een beetje gespannen sfeer zeg maar op een gegeven moment sloeg ik een beetje door. Ik heb me heel lang ingehouden maar op een gegeven moment was het mis.” Tabel 2:Overzicht schaal slachtoffer en daderschap aan de hand van de interviews Gradatie Slachtoffer (14) Dader (8) 6 1 8 2 3 3 2 4 3 5
25
Alle daders, slachtoffers op één persoon na en alle controlepersonen zijn man. De leeftijd van de respondenten lag tussen de 16 en 35 jaar. De oudste dader was 24 jaar, waarvan 5 daders jonger dan 21 jaar waren. De leeftijd van de meeste slachtoffers lag tussen de 16 en 24 jaar, echter één slachtoffer had de leeftijd van 32 jaar. De gemiddelde leeftijd van de controlegroep lag gemiddeld in vergelijking met de slachtoffers en daders 1 jaar hoger. Al de respondenten waren in Nederland geboren. Een dader gaf op de vraag waar zijn ouders waren geboren Marokko op. Verder waren van 1 slachtoffer en 2 personen uit de controlegroep de vader of moeder afkomstig uit een ander land in Europa. Van 1 slachtoffer was de vader afkomstig van buiten Europa. In onderstaande tabel (tabel 3) is de burgerlijke staat en werksituatie weergegeven. Er is te zien dat op 2 slachtoffers en 2 controles na alle respondenten ongehuwd waren. Verder is te zien dat daders ten opzicht van slachtoffers vaker werkten. Van de daders die werken, werkt een deel (2 van de 5) naast school, maar een groter deel (3 van de 5) werkt meer dan 32 uur per week. Aangenomen wordt dat ze hiernaast geen school meer kunnen volgen en dat ze op jonge leeftijd gestopt zijn met school. Tabel 3: Burgerlijke staat en werksituatie Burgerlijke staat Ongehuwd Werksituatie Werkt School Anders
Slachtoffer
Dader
Controlegroep
12 (86%)
8 (100%)
13 (86%)
4 (29%) 6 (43%) 4 (29%)
5 (62%) 2 (25%) 1 (13%)
8 (53%) 5 (33%) 2 (13%)
Wanneer gekeken wordt naar het opleidingsniveau, is dit bij het merendeel van de respondenten lagere en middelbare school. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien de maximale leeftijd bij daders 24 jaar was en bij slachtoffers 23 jaar (met één uitzondering). Het merendeel van de slachtoffers volgt een dagopleiding (8 van de 14), dit in tegenstelling tot daders (2 van de 8). Van de controlegroep volgen 6 van de 15 personen een dagopleiding. Bovenstaand patroon voor werksituatie (het merendeel van de daders werkt) is ook hier terug te zien. Het opleidingsniveau is voor de helft van de slachtoffers, die een opleiding volgen (4 van de 8) laag en middelbaar (mavo of havo) en voor de andere helft hoog (HBO of universiteit). Voor de 2 daders, die een opleiding volgen, is het opleidingsniveau hoog (HBO of universiteit).
26
3.2 Tijd, locatie en actoren Tijd Het merendeel van de incidenten (13 van de 22) vond in de ochtend na 1.30 uur plaats (tabel 4). Voor 23.00 kwam uitgaansgeweld in zeer geringe mate voor (4 van de 22). Van deze vier incidenten ging het in 2 gevallen om ruzie op de kermis. Tabel 4: Tijdstip van incident Tijdstip
< 23.00
23.00-1.30
> 1.30
Totaal
Aantal
4 (18%)
5 (23%)
13 (59%)
22 (100%)
Dat uitgaansgeweld pas laat op de avond plaatsvindt is geen nieuw gegeven. In studies naar uitgaansgeweld is dit al eerder naar voren gekomen. Meestal vindt uitgaansgeweld plaats tussen 1.00 uur en 5.00 uur ’s ochtends (www.wodc.nl 2004); (Kingma, Oskam et al. 1992). Uitgaansgeweld vond voor een belangrijk deel plaats op vrijdag- en zaterdagavond. Zes incidenten (27%), waarvan allen slachtoffers betroffen, vonden buiten het weekend plaats. In het merendeel van deze gevallen ging het om studenten. Onder studenten is de structuur van in het weekend op stap gaan minder sterk aanwezig. In de interviews kwam naar voren dat maandag-, woensdag- en donderdagavond voor studenten gangbare avonden zijn om uit te gaan.
Locaties Slechts in 4 gevallen (18%) vond het incident plaats in de discotheek of het café zelf. Twee incidenten vonden plaats in een grote hal waar kermis was. Het merendeel (16 van de 22) van de incidenten vond buiten op straat, in de buurt van uitgaansgelegenheden, plaats. Hierbij is opvallend dat het vaak gebeurde als personen op weg naar huis waren na een avond op stap te zijn geweest. Slachtoffer (7) R: De enige keer dat ik problemen heb gehad dan was ik juist naar huis aan het gaan. En dan komt er opeens iemand op je af zo die, weet ik veel, zin heeft in ruzie te maken. Vanuit daders gezien is er een specifieke reden om te wachten tot men buiten is voordat overgegaan
27
wordt tot geweld, zoals blijkt uit het volgende citaat: Dader (4) R: Ik ben altijd zo slim dat het naar buiten gebeurd was, in café gebeurt dan… I: Ja? R: Ja,heb je kans dat je wordt meegenomen ten eerste en je hebt kans dat je flinke klappen krijgt, dus. Omdat het merendeel van de incidenten buiten plaatsvond is er minder te zeggen over omstandigheden binnen het café die bijdragen aan geweld. Een belangrijk aspect dat naar voren kwam is dat het “gevoel” dat een café uitstraalt goed moet zijn. Hierbij spelen muziekvolume, drukte enzovoorts een rol. De 2 incidenten die binnen plaatsvonden waren in zeer drukke cafés. Door de drukte botsen mensen tegen elkaar op, waardoor snel irritaties ontstonden. Ook zijn er cafés met een slechte naam. Wanneer je hier naar toe gaat heb je een grote kans om betrokken te raken bij geweld. Dader (20) R: “Als je uitgaat moet je opletten naar wat voor gelegenheid je gaat. Als je weet dat je al agressief bent, dat je dan naar een uitgaansgelegenheid gaat dat een doelgroep hebt, dat mensen die daar komen, voor hun plezier komen. Als je zelf weet dat je een probleem hebt met agressiviteit moet je daar niet heengaan (naar cafés met een slechte naam).” Actoren Bij het merendeel van de incidenten (17 van de 22) was er niemand van buiten de groep waarmee men uit was, aanwezig. Bij de andere 5 incidenten waren er mensen van buiten de groep die het zagen gebeuren. De reactie van anderen bleef echter veelal uit. Toevallige passanten zullen zich niet snel in wat voor vorm dan ook (politie bellen enz.) te hulp schieten. Omstanders zijn veelal geschokt of te bang om zich ermee te bemoeien. Dader (20) R: Ik hoorde later dat er 2 getuigen waren… het moet er heel heftig uitgezien hebben. Een wat oudere man stond erbij die trilde helemaal.”
28
In het geval dat politie of uitsmijters iets zien gebeuren werd er wel ingegrepen. De uitsmijters of het barpersoneel bellen veelal de politie en de politie zelf pakt de daders vervolgens op. Dader (5) I: En denkt u dat hij de politie had gebeld? R: Ja. Toen kwam politie daar in het café… Dader (2) R:Zijn we allemaal in de handboeien geslagen. En werden we allemaal de busjes ingegooid. I: En toen? Naar het politiebureau? R: Politiebureau, alles uit de kleren,… riem eruit, veters eruit… Zo. En dan de cel in. Soms kwam de politie ook omdat ze een melding hadden binnengekregen van het slachtoffer zelf. Echter vaak blijkt het incident te snel te gebeuren nog voordat er ingegrepen kan worden door de politie. Verder kwam uit de interviews een discrepantie tussen politie en respondenten naar voren. In het interview met de politie kwam naar voren dat de politie een hoop inspanningen doet om bescherming te bieden. Respondenten echter ervaren die bescherming niet. De indruk van zowel slachtoffers als daders was dat wanneer er een hoop politie op straat is, dit eerder een opgefokte stemming geeft dan dat er een geruststellende werking van uitgaat. Slachtoffers waren ook veelal niet tevreden wanneer ze aangifte hadden gedaan, aangezien daar naar hun mening niks mee gedaan wordt. Wanneer dit voorgelegd werd aan de politie, gaf de politie aan dat zij vaak niks kan doen als er geen getuigen zijn. De houding van uitsmijters is belangrijk. Ze zijn er om de veiligheid te bewaren, maar hun houding kan vaak verkeerd uitpakken bij slachtoffers en daders. Dader (20) “Bewaking in een bepaald café vind ik heel slecht, ze hebben een kwade blik in hun ogen. In ander café zijn het wel toffe peren, die zeggen op normale manier als je er niet in kunt”. Een verkeerde of slechte houding kan zo juist agressie opwekken.
29
3.3 Middelengebruik
Tijdsperiode en opbouw van drankgebruik Meestal wordt begonnen met indrinken bij vrienden thuis voordat men uitgaat. Hierbij ligt het aantal gemiddeld tussen 1 - 4 alcoholische consumpties. In niet alle interviews kwam duidelijk naar voren op welk tijdstip men uitgegaan is. Maar in de interviews waar dat wel naar voren kwam, was dat gemiddeld rond 22.00 uur en lag het eind op 2.00 uur. Indien het indrinken niet meegerekend wordt, wordt er dus gedronken over een periode van ongeveer 4 uur. Eén respondent (dader) was vanaf ’s middags 12.00 uur tot 2.00 uur ’s nachts op stap geweest en had dus over een veel langere tijd gedronken. De respondenten gaven aan dat het drinktempo varieerde. Soms werd rustig begonnen en ging later het drinktempo omhoog. Maar wanneer er al veel gedronken was, zakte het tempo weer. De tijdsperiode waarover op stap werd gegaan, verschilt niet tussen daders en slachtoffers.
Totaal gedronken In het open interview was het aantal glazen dat vanaf het begin op de dag van uitgaan tot het geweldsincident gedronken werd, ook een expliciet aandachtspunt. Door deze glazen op te tellen wordt tot de volgende schatting gekomen van de totale consumptie op een uitgaansavond (tabel 5). Meer dan 80% van de onderzochte jongeren drinkt. De helft van de daders en slachtoffers drinkt tussen de 9-16 consumpties op een avond. Echter onder daders is het aandeel van degene die minder drinken dan 9 glazen lager, terwijl juist het aandeel dat 17 tot 35 glazen drinkt onder daders hoger is (tabel 5). Tabel 5: Aantal consumpties Aantal consumpties Slachtoffer 3 (22%) 0* 2 (14%) 1-8 7 (50%) 9-16 2 (14%) 17- 35 (excessief) 14 (100%) Totaal * BOB (Bewust Onbeschonken Bestuurder)
Dader 0 (0%) 1 (13%) 4 (50%) 3 (37%) 8 (100%)
Totaal 3 (14%) 3 (14%) 11 (50%) 5 (22%) 22 (100%)
Er is geen verschil tussen slachtoffers en daders in type alcoholische drank. De helft van de daders en slachtoffers drinkt bier. De andere helft drink een combinatie van mix en bier, één dader gaf aan alleen mixdrankjes te hebben gedronken.
30
De hoeveelheid alcohol speelt een belangrijke rol in de verklaringen van slachtoffers, daders en sleutelfiguren. Door zowel slachtoffers als daders werd aangegeven dat door de alcohol je jezelf vaak overschat, waardoor het vaak eerder uit de hand kan lopen.
Slachtoffer (19) “Ja
ik denk dat mensen bijvoorbeeld als ze flink wat gedronken hebben ja denk ik dat
sommige mensen zichzelf overschatten. En dat ze dan dingen gaan doen die ze normaal gesproken niet zouden doen.”
Ook kan je extremer gaan denken door de alcohol. Bijvoorbeeld: wanneer je een hekel hebt aan een bepaald persoon kun je hem met een slok op ineens niet uitstaan, je snel irriteren en agressief reageren.
Slachtoffer (15) R: “maar ik kan me heel goed voorstellen dat het gebeurt, hoor. Het zijn allemaal mensen met andere denkwijzen die nog drinken of drugs gebruiken. Dus dan denken ze extremer, dus krijgen snelle reacties.”
Uit de interviews kwam echter niet alleen naar voren dat drank iemand agressiever maakt, maar ook dat drank mensen kwetsbaarder kan maken voor de agressiviteit van anderen.
Slachtoffer (6) R: “Ze hebben expres die twee uitgezocht, want die liepen daar te zwalken.” I: “ Ja, ja, dus die waren het gemakkelijke prooi.”
Sleutelfiguren zien ook de alcohol als belangrijke boosdoener van het geweld. Er wordt ingeschat dat wanneer er een stuk minder zou worden gedronken, een hoop problemen voorkomen zouden kunnen worden. Echter uit de interviews bleek ook dat de oorzaak van het uitgaansgeweld niet bij de drank alleen gelegd wordt, maar bij een combinatie van factoren.
31
Slachtoffer (19) R: “Ja zeker, ik denk ja er is alcohol in het spel en bij sommige mensen misschien ook drugs. Af en toe ook een beetje opgefokte sfeer en sommige mensen ja die reageren daar gewoon op.”
Hoeveel de tegenpartij gedronken had blijft vaak onduidelijk. Respondenten geven aan dat het lastig is om hierover uitspraken te doen. Ook wordt er meestal niet stilgestaan bij het aantal consumpties van vrienden. Er wordt van uitgegaan dat ze evenveel drinken. Een typische reactie op de vraag om een inschatting te maken van hoeveel je vrienden gedronken hadden was meestal:
Slachtoffer (8) I: “Hadden de anderen (je vrienden) ongeveer ook zoveel gedronken?” R: “ Ummmm, ja ik denk het ongeveer wel.”
Drugsgebruik In totaal waren bij 4 incidenten (18%) drugs in het spel. Hierbij hadden 2 daders coke gebruikt en één dader xtc; één slachtoffers had cannabis gebruikt. Bij drie interviews is niet naar voren gekomen of er drugs waren gebruikt. Verder gaven 2 respondenten aan wel eens drugs te gebruiken, maar op de betreffende avond van het incident niet. Als we gaan kijken of er verschil is tussen daders en slachtoffers, is te zien dat daders vaker drugs hadden gebruikt. Verder komt bij daders een combinatie van hard drugs en alcoholgebruik naar voren, dit in tegenstelling tot geen hard drugs gebruik bij de slachtoffers. Wanneer er naar de mening, van alle respondenten, over de rol van drugs bij uitgaansgeweld, werd gevraagd, legden zij niet snel de oorzaak van het geweld bij de drugs of een combinatie van drugs en alcohol, zeker niet als het gaat om soft drugs.
Slachtoffer (21) I: “U was eigenlijk onder invloed van de coke en onder invloed van de alcohol?” R: “Klopt, ja.” I: “Ja. Denkt u dat u daardoor toch ook wat agressiever bent geworden?”
32
G: “Niet nee.” Het is wel bekend (www.trimbos.nl 2004) dat door cocaïnegebruik vaak meer gedronken wordt. De alcohol verdooft en maakt dronken, de cocaïne pept weer op. Je voelt niet meer hoeveel je gedronken hebt en gaat dus gewoon door. Of de tegenpartij gebruikt had, bleef vaak onduidelijk, zoals ook naar voren komt in onderstaand citaat:
Slachtoffer (11) I: “En die jongens die op jullie afkwamen, had je de indruk dat zij alcohol gebruikt hadden of drugs gebruikt hadden?” R:”Uhhh…” R: “Of kun je daar moeilijk iets van zeggen?” R: “Effe kijken… Nee, is moeilijk te zeggen hè….”
3.4 Sociale situatie In het merendeel van de incidenten (15 van 22) was de respondent op stap met vrienden (tabel 6). De grootte van de groep varieerde van 2-4 personen. Over de invloed van vrienden en vriendin is het volgende te zeggen. Binnen de groep vrienden ontstaan niet snel ruzies. Vrienden en vriendin kunnen wel een belangrijke rol spelen. Wanneer je vrienden hebt die snel agressief zijn of zogenoemde “ foute vrienden” die snel ruzie hebben, kun je zelf ook sneller betrokken raken bij geweld.
Dader (20) R:”Ik was helemaal niet iemand die vocht. Voordat ik met die jongens optrok had ik nooit problemen”
Deze laatste bevinding geldt vooral voor daders. Daders geven over het algemeen aan zich meer solidair te voelen met de groep en zullen veel sneller geneigd zijn in vergelijking met slachtoffers op het gedrag van de groep in te gaan. Wanneer een vriend een gevecht begint zullen zij zich daar ook in mengen, waarbij het erop lijkt dat zij hierbij hun eigen normen over wat goed en slecht is laten varen. 33
De vrienden van het slachtoffer houden zich meestal afzijdig en zullen zich minder snel in het geweld mengen. Pogingen om het geweld te stoppen komen uit de interviews niet sterk naar voren. Iets meer dan een derde van de slachtoffers en een kwart van de daders was op stap met zijn vriendin (tabel 6). Het maakt uit of je samen bent met je vriendin, zowel daders als slachtoffers nemen een beschermende positie op zich. In drie incidenten maakten anderen opmerkingen of vielen ze de vriendin van de respondent lastig waardoor een gevecht ontstond. Wanneer iemand zelf werd aangevallen en die persoon was op stap met zijn vriendin, werd goed in de gaten gehouden of je vriendin niks overkwam. Tabel 6: Personen op stap met de respondent Slachtoffer Dader 5 (36%) 2 (25%) Vriendin 9 (64%) 6 (75%) Vrienden 14 (100%) 8 (100%) Totaal
3.5 Psychologisch functioneren Wanneer in het interview gevraagd werd of er iets bijzonders aan de hand was, was dit bij geen van de respondenten het geval. Al de respondenten gaven aan goed in hun vel te zitten en er waren geen bijzonderheden als bijvoorbeeld onder druk staan, deadline op werk of met studie of een periode van stress. Bij twee incidenten kan de respondent wel mogelijk opgefokt zijn geweest door iets wat eerder op de uitgaansavondavond voorgevallen was. Bij 1 interview was het opvallend dat de respondent eerder op de avond agressie had gezien (andere personen die op de vuist gegaan waren), voordat hij zelf een gevecht begon. Bij een ander interview was de respondent geweigerd bij een discotheek zonder geldige reden. Dit kan er mogelijk aan bij hebben gedragen dat hij later zelf agressief reageerde.
Recidiverend gedrag Uit de interviews kwam geen verschil tussen slachtoffers en daders naar voren voor wat betreft of ze eerder betrokken zijn geweest bij geweld. Alle daders (8) zijn meerdere keren betrokken geweest bij agressie-incidenten. Sommige (3 van de 8) hebben zelfs al op jonge leeftijd een verleden met de politie. Op één slachtoffer na zijn ook alle slachtoffers eerder betrokken geweest bij geweld. Wanneer we gaan kijken hoe vaak slachtoffers of daders betrokken zijn geweest bij geweld, 34
is er wel een duidelijk verschil te zien. Voor alle slachtoffers geldt dat zij tussen de 1 en 3 keer betrokken waren geweest bij uitgaansgeweld, dit geldt voor 5 van de 8 daders. Echter, drie van de 8 daders zijn 3 of meer keer betrokken geweest bij uitgaansgeweld. Bij de groep daders is de kans op frequente betrokkenheid groter dan bij de slachtoffers. In de vragenlijst is ook gevraagd aan de controlegroep of ze eerder betrokken zijn geweest bij geweld. Hier is te zien dat controlegroep minder vaak betrokken is geweest bij geweld dan slachtoffers en daders.
3.6 Aanleiding incident Naar onze mening was bij het merendeel van de incidenten geen duidelijk te categoriseren aanleiding aanwezig (18 van de 22). Het ging hierbij om agressie waar geen sterk gearticuleerde motieven achter zaten, waarbij slachtoffer en dader elkaar niet kenden en waar vaak de pure zin in het vechten aanwezig was. Ook wanneer gevraagd werd wat in de ogen van de respondent de aanleiding was, werd vaak geen aanleiding genoemd. Een typisch voorbeeld van incidenten die wij indelen als ‘geen aanleiding’ is: iemand is van het uitgaan op weg naar huis en wordt uitgescholden en vervolgens in elkaar geslagen. Onderstaand citaat als voorbeeld vanuit het perspectief van een dader: Dader (4) R: … we gingen eigenlijk naar buiten voor… dat we agressief waren… Gewoon om eens flink … ja, zeg maar echt te vechten of gewoon een beetje de agressie kwijt te raken.” A) Bij de 18 incidenten waar geen sterk gearticuleerde motieven aanwezig waren is wel een zekere ordening aan te brengen. 1) Er zijn 5 incidenten waarbij het geweld spontaan is ontstaan en waarbij het ging om de pure zin in het vechten. 2) Bij 10 incidenten was het niet helemaal toevallig wie als slachtoffer gekozen werd. Hier kwamen onderliggende spanningen, die er ook buiten het uitgaansleven zijn, naar voren. Hierbij is de volgende indeling aan te brengen: In/out groep (n=10) -
Etnisch (n=7)
-
Lokale jeugd versus studenten (n=3)
Bij 7 incidenten (dit is 1/3 deel van het totaal van 22 incidenten) gaat het om allochtonen tegen
35
autochtonen (Marokkaanse jongen die autochtoon aanvalt; allochtoon slachtoffer van agressie Marokkaan; 3 Nederlandse jongens worden overvallen door groep Marokkaanse jongens; 2 allochtonen in botsauto krijgen ruzie met Marokkaan; allochtoon kijkt naar meisje dat bij autochtone geïnterviewde behoort; Marokkaan zoekt ruzie met geïnterviewde).
Slachtoffer (2) "Het was gewoon racistisch: gewoon blank tegen zwart" Bij etnische conflicten bij het uitgaan valt op dat de allochtonen vaker aan de daderkant lijken te zitten en minder vaak aan de slachtofferkant. Bij 3 incidenten ging het om de lokale jeugd tegen studenten. Bij één incident gaf geïnterviewde aan zin te hebben in vechten en koos daarvoor studenten uit.
Dader (4) I: “Die studenten, hè, waar je dus die ruzie mee hebt gehad, waren die ook daar uitgeweest of kwamen die toevallig voorbij?” R: “Ja, die kwamen toevallig voorbij.” In het andere interview zochten 4 lokale jongeren ruzie met respondent (= student). In het derde interview werd een student op weg naar huis aangevallen door 2 lokale jongens. 3) Voor 3 van bovengenoemde 18 incidenten, is nog in zekere mate een specifieke achtergrond te schetsen anders dan de 2 bovenstaande tegenstellingen. Het betroffen incidenten waar gedurende de avond een cumulatie van factoren heeft geleid tot een opbouw van spanningen. Voorbeelden hiervan zijn een eerdere weigering in een café en een jaloerse vriend.
B) Voor 4 incidenten is wel een duidelijke aanleiding aan te wijzen, waarin de volgende onderverdeling gemaakt kan worden: 1) aanleiding in langer durende verstoorde verhouding; hierbij gaat het om 2 familieruzies. (stiefmoeder roept agressie op; ruzie met deel van de familie op een familiefeest). 2) aanleiding in het café; bij 2 incidenten lag de aanleiding in het café waarbij het ging om drukke cafés waardoor tegen iemand opgebotst werd.
36
3.7 Sleutelfiguren In het gesprek met de reclasseringswerkster kwam naar voren dat de taak die reclasseringswerk t.a.v. daders heeft door recente beleidswijzigingen beperkter is geworden. Een voorbeeld daarvan is dat vroeger mensen gedwongen binnen kwamen en de reclassering een stuk hulpverlening kon bieden. Deze hulpverlening is afgeschaft, dit terwijl de reclassering hier gespecialiseerd in is. Zij acht dat de kans op recidive groter is geworden nu minder daders hulp krijgen. De indruk van de reclasseringswerkster is dat je veiligheid in de samenleving niet creëert door alleen maar meer blauw op straat, hulpverlening is daar heel belangrijk in, wat nu dus voor een groot deel is weggenomen. In het gesprek met de politie kwam een groot aantal factoren naar voren die ook uit de gesprekken met de respondenten naar voren kwamen. Zo werd aangegeven dat de houding van portiers een belangrijke rol kan spelen. Vroeger werden portiers aangesteld die breed en gespierd waren. Dit bleek in de praktijk vaak verkeerd uit te pakken. Nu worden er strengere eisen gesteld, er moet een cursus gevolgd worden en portiers worden gescreend op een verleden met agressie. Hierdoor is er een verbetering opgetreden van portiers. Verder wordt het bestaan van probleemcafés herkend. Ook wordt beschreven hoe het gedrag van mensen gedurende de avond verandert, wanneer je aan het begin op de avond in een bepaald café komt kan het heel rustig zijn, kom je echter veel later binnen dan hangt er een gewelddadige sfeer, mensen kijken kwaad uit hun ogen. Hier wordt door politie een belangrijke rol weggelegd aan het extra alcoholgebruik. Verder wordt in lijn met voorgaande resultaten de zin om te vechten als aanleiding omschreven. Tevens wordt een verklaring gegeven waarom veel uitgaansgeweld na sluitingtijd plaatsvindt. Veel mensen uit verschillende cafés komen samen waarbij mensen elkaar weer tegen komen. Vaak vindt geweld daarom buiten op plekken plaats waar mensen zich verzamelen. In het gesprek met de drie trainers van de training agressieregulatie wordt aangegeven dat daders van uitgaansgeweld gekenmerkt worden door een aantal meer specifieke kenmerken. Het zijn vaak Nederlandse jongen met een lager opleidingsniveau, die vooral gekenmerkt worden door minderwaardigheidsgevoelens. Jongeren voelen zich niet serieus genomen, scoren over het algemeen laag op een aantal terreinen en zoeken compensatie in het uitgaansleven. Ze laten op die manier zien dat niet met hen te spotten valt. Zijn minder goed in problemen verbaal oplossen. Door de training agressie regulatie kunnen vaardigheden meegegeven worden. Hierdoor kan mogelijk recidive worden voorkomen. Verder wordt opnieuw duidelijk dat slachtoffers vaak echt niet weten waarom het hen overkwam.
37
Het slachtoffer heeft er dan ook vaak niks mee te maken en bestond bij de daders de zin in vechten. Hierbij komt opnieuw naar voren dat het soms niet helemaal toevallig is wie als slachtoffer gekozen wordt. De indruk van de trainers is dat daders zich door de maatschappij aan de kant geduwd voelen. Personen die in hun ogen door de overheid beschermd worden zijn dan vaak het slachtoffer.
3.8 Samenvatting Onderstaand zijn voor ieder van de 5 hoofdlijnen uit het interview de belangrijkste resultaten weergegeven. Zo kan een indruk verkregen worden van de belangrijkste omgevingsfactoren die bijdragen aan geweld in uitgaanssituaties: Tijd, locatie en actoren: Uitgaansgeweld vindt vaak plaats na 1.30 uur (vaak na sluitingstijd van cafés), in het weekend wanneer mensen op weg naar huis zijn. Willekeurig omstanders bemoeien zich hierbij niet vaak met het incident.Verder worden de inspanningen van politie, om de veiligheid te bewaren, vaak niet zo ervaren. Respondenten geven aan dat veel politie op straat eerder een gespannen sfeer oproept. Tevens bestaat de indruk bij de respondenten dat de politie vaak pas te laat ter plaatse is. Ook wordt aangegeven dat de houding van uitsmijters belangrijk is, wanneer die niet als goed ervaren wordt, roept dit een agressieve sfeer op. Middelengebruik: De hoeveelheid alcohol speelt een belangrijke rol in de verklaring van slachtoffers, daders en sleutelfiguren. Door zowel slachtoffers als daders wordt aangegeven dat door de alcohol je jezelf vaak overschat of extremer gaat denken waardoor het vaak eerder uit de hand kan lopen. Drank kan mensen ook kwetsbaarder maken voor agressiviteit van anderen. De daders die geïnterviewd zijn, dronken over het algemeen excessiever en gebruikten vaker drugs dan de slachtoffers. Op de vraag of het vaak de combinatie van drugs en alcohol is dat mensen agressief maakt, geven zowel de slachtoffers en daders aan dat ze dit naar hun mening niet sterk ervaren. Ook in een recente studie (Van der Linden, Knibbe et al. 2004) komt naar voren dat bij het overgrote deel van het geweld in publieke ruimtes alcoholgebruikers betrokken zijn. Echter er bestaan ook aanwijzingen dat juist alcohol in combinatie met drugs agressiviteit kan doen toenemen (Boles and Miotto 2003). Sociale situatie: Binnen een groep vrienden ontstaat niet snel ruzie. Echter de rol van vrienden/vriendinnen is niet onbelangrijk. Wanneer anderen naar hun vriendin kijken of haar lastig vallen, reageren daders vaak agressief. Verder kunnen de zogenoemde ‘foute vrienden’ je meetrekken in situaties die je zelf niet snel zou opzoeken.
38
Psychologisch functioneren: Over het algemeen voelden respondenten zich de avond van het incident prima en komt er bij psychologisch functioneren niet veel naar voren. Echter er kwam wel naar voren dat het eerder geweigerd worden in een bepaald café of eerder die avond agressie zien, factoren kunnen zijn die mogelijk bijdragen aan geweld. Verder bleek bij daders een groter deel een verleden te hebben met meerdere geweldsincidenten. Aanleiding: Het was opvallend dat bij het merendeel van de incidenten geen duidelijke aanleiding te benoemen was, hierbij gaat het om agressie waar geen sterk gearticuleerde motieven achter zaten. Onderliggende spanningen zijn veel vaker de boosdoener en kunnen zonder redelijke aanleiding in geweld tot uitbarsting komen. Dit tot uitbarsting komen is echter niet helemaal van toeval afhankelijk. Langer bestaande tegenstellingen tussen etnische groepen of bijvoorbeeld, tussen lokale, veelal werkende, jongeren en studenten zijn vaak een kristallisatiepunt voor geweld. Het is echter vaak een combinatie van bovengenoemde factoren die bijdraagt tot geweld. Zo speelt de hoeveelheid drank een rol, maar ook de vrienden waarmee je op stap bent en naar welke plek je toe gaat.
39
4. Resultaten vragenlijst 4.1 Inleiding Op twee daders na, heeft iedereen die meegedaan had aan het interview ook de vragenlijst met vragen over verwachtingen over de relatie alcohol en agressie en opvattingen over uitgaan teruggestuurd. De vragenlijst is ingevuld door 14 slachtoffers, 6 daders en een controlegroep van 15 personen die willekeurig geworven zijn in een uitgaansgebied. De bedoeling was dat de controlepersonen niet of nauwelijks betrokken geweest zijn bij geweld. Op die manier kan deze controlegroep dienen als toetsingskader zodat de resultaten van daders/slachtoffers kunnen worden geïnterpreteerd. Allereerst is het drankgebruik op weekenddagen vergeleken tussen de drie groepen. Verder is nagegaan in welke mate de controlegroep volgens eigen zeggen het afgelopen jaar betrokken is geweest bij geweld en hoe ze scoren op andere indicatoren voor gebruik van geweld. 4.2 Vergelijking daders, slachtoffers en controlepersonen op indicatoren voor geweld 4.2.1 Drankgebruik weekenddagen Het drankgebruik op het aantal weekenddagen (vrijdag, zaterdag en zondag) verschilt tussen de 3 groepen (tabel 7). Er is te zien dat de helft van de daders op alle weekenddagen drinkt. Dit komt minder vaak voor bij slachtoffers en personen uit de controlegroep. Het minder vaak uitgaan kan leiden tot minder ervaring in uitgaan en niet bekend zijn met de plaatselijke situatie. Hierdoor kan een persoon te maken krijgen met een agressieve reactie op als afwijkend opgevat gedrag. Slachtoffers zijn hierdoor mogelijk kwetsbaarder voor geweld.
Tabel 7: Drankgebruik op weekenddagen (vrijdag, zaterdag en zondag) Aantal weekenddagen Slachtoffer Dader Controlegroep 3 dagen 1 (7.1%) 3 (50%) 5 (33.3%) 2 dagen 3 (21.4%) 3 (50%) 5 (33.3%) 1 dag 10 (71.4%) 0 (0%) 5 (33.3%) 14 (100%) 6 (100%) 15 (100%) Totaal
Wanneer naar het aantal consumpties op de weekenddagen gekeken wordt, is te zien dat 40% van de daders aangeeft 11 of meer glazen op zo’n weekenddag te drinken (tabel 8, volgende pagina). Over het algemeen drinken daders dus op meer dagen en als ze drinken meer glazen in vergelijking tot de slachtoffers en controlegroep.
40
Tabel 8: Aantal consumpties op weekenddagen Aantal glazen Slachtoffer Dader 11 of meer glazen 3 (21.4%) 2 (40%) 6 t/m 10 glazen 7 (50%) 2 (60%) 3 t/m 5 glazen 4 (28.5%) 0 (0%) 14 (100%) 6 (100%) Totaal
Controlegroep 5 (33.3%) 4 (26.7%) 6 (40%) 15 (100%)
4.2.2 Betrokkenheid bij eerdere gewelddelicten In de vragenlijst is aan de controlegroep gevraagd of zij de afgelopen 12 maanden in contact zijn geweest met geweld en, zo ja, of dit uitgaansgeweld was. Het is opvallend dat eenderde van de controlegroep (5 van de 15) het afgelopen jaar zelf uitgaansgeweld meegemaakt had. Terwijl aan volstrekt willekeurige personen op een uitgaansavond gevraagd was mee te werken aan ons onderzoek. Zoals al in paragraaf 3.5 was aangegeven, gaat het bij slachtoffers en daders veel meer om recidiverend gedrag in vergelijking tot de controlegroep. Op het punt van betrokkenheid bij uitgaansgeweld is daarom een systematisch verschil tussen daders, slachtoffers en controlegroep te zien. Alle slachtoffers (op één na) en alle daders zijn meerdere keren betrokken geweest bij uitgaansgeweld. Terwijl 5 controlepersonen aangaven eerder betrokken te zijn geweest bij uitgaansgeweld. 4.2.3 Agressiebeheersing en wapenbezit In de vragenlijst is een vraag opgenomen of kandidaten problemen hebben met het beheersen van hun agressie. Hier komt een duidelijk verschil tussen de drie groepen naar voren (tabel 9). De helft van de daders geeft aan problemen te hebben met de agressiebeheersing. Voor slachtoffers is dat 29% en voor de controlegroep 14%. Tabel 9: Agressiebeheersing Problemen met beheersen van agressie afgelopen 12 maanden Ja Nee Totaal
Slachtoffer 4 (29%) 10 (71%) 14 (100%)
Dader 3 (50%) 3 (50%) 6 (100%)
Controlegroep 2 (14%) 13 (86%) 15 (100%)
Daders hebben vaker wapens op zak waarneer uitgegaan wordt in vergelijking tot slachtoffers en controlegroep (tabel 10, volgende pagina).Uit de vragenlijst komt naar voren dat het dragen van wapens bij uitgaan bij de daders 33.4% is, in vergelijking met 14.3% bij slachtoffers en 6.7% bij de controlegroep.
41
Tabel 10: Wapenbezit Aantal keer wapen op zak afgelopen 12 maanden 1 keer/week of meer 1 a 3 keer per maand 6 a 11 keer afgelopen 12 maanden Nooit Totaal
Slachtoffer
Dader
2 (14.3%)
1 (16.7%) 1 (16.7%) 4 (66.7%) 6 (100%)
12 (85.7%) 14 (100%)
Controlegroep 1 (6.7%)
14 (93.3%) 15 (100%)
Het zal duidelijk zijn dat op alle indicatoren voor geweld de controlegroep systematisch lager scoort dan de slachtoffers en daders. De vraag die in de navolgende paragraaf aan de orde is, is of de controlegroep ook van slachtoffers en daders van uitgaansgeweld verschilt in verwachtingen over de mate waarin alcoholgebruik tot agressie leidt en in opvattingen over uitgaan.
4.3 Verschillen slachtoffers, daders en controlepersonen in verwachtingen over drankgebruik In de tabellen 11 en 12 zijn de uitkomsten weergegeven van de vergelijking van daders, slachtoffers en controlepersonen over de verwachte effecten van alcohol. Deze verwachtingen zijn ingedeeld naar effecten van alcohol die men ook voor zichzelf verwacht (bijvoorbeeld: na veel glazen alcohol word ik agressief) en naar effecten van alcohol die men drinkers in het algemeen toeschrijft (bijvoorbeeld: na een paar glazen alcohol hebben sommige mensen de neiging om dingen te vernielen). Als toets op verschillen tussen slachtoffers, daders en controles is de Kruskal Wallis toets aangehouden. Het is een non-parametrische toets die ook in geval van kleine aantallen testen op significantie toelaat. Gegeven de kleine aantallen en het feit dat dit een exploratief onderzoek is, houden we bij het toetsen van verschillen een significantie niveau van p=0.10 aan. We zijn ook voor de serie items in tabel 11 en 12 nagegaan of er sprake was van meer of minder grote samenhang tussen de items. Hiervoor is de Kendall’s concordantie coëfficiënt W gebruikt. Deze kan varieren tussen 0-1, waarbij de hogere waarden een grotere samenhang tussen de items indiceren. Effecten van alcohol bij jezelf Voor drie items wordt een significant verschil gevonden tussen daders en slachtoffers (tabel 11): 1) Na het drinken van veel alcohol word ik agressief 2) Als ik veel alcohol op heb, word ik sneller boos als iets me niet aanstaat 3) Na een paar glazen alcohol wordt ik sneller boos als iets me niet aanstaat Voor deze drie items is het duidelijk dat de daders hoger scoren dan slachtoffers en –vooral- de controlepersonen. Het is duidelijk dat daders veel sterker dan de andere categorieën verwachten dat
42
hun alcoholgebruik tot agressie zal leiden. De concordantie coëfficiënt als maat voor hoe consistent over de items heen geantwoord is, laat zien dat slachtoffers (w=0.56) en controlepersonen (w=0.50) met enige consistentie over de items heen antwoordden. Echter, bij daders is over de items heen geen consistentie in de beantwoording te vinden (w=0.21).
Tabel 11: Verwachtingen over alcohol bij jezelf
3.5 2.8 1.3 1.4 3.7 2.1 2.4 2.6 1.1 1.4 1.3 1.4 3.6 1.7 0,56 14
controle
3.1 2.6 1.3 1.5 3.3 2.1 2.1 2.5 1.3 1.5 1.5 1.6 3.5 1.8 0,41 35
dader
Na het drinken van: / Als ik: een paar glazen alcohol voel ik mij zelfverzekerder veel alcohol voel ik mij zelfverzekerder een paar glazen alcohol word ik agressief veel alcohol word ik agressief een paar glazen alcohol voel ik me energieker veel alcohol voel ik me energieker een paar glazen alcohol word ik sneller boos als iets me niet aanstaat veel alcohol op heb, word ik sneller boos als iets me niet aanstaat een paar glazen alcohol heb ik de neiging anderen te gaan beledigen veel alcohol heb ik de neiging anderen te gaan beledigen een paar glazen alcohol heb ik de neiging om dingen te gaan vernielen veel alcohol heb ik de neiging om dingen te gaan vernielen alcohol drink, pieker ik minder alcohol drink, kom ik vaker in de problemen dan wanneer ik geen alcohol drink Concordantiecoëfficiënt W: N:
Totaal Slachtoffer
Gemiddelde score
2.7 2.8 1.7 2.5 2.8 2.3 2.7 3.7 1.7 2.3 2.2 2.5 3.5 2.3 0,21 6
3.0 2.3 1.1 1.1 3.0 1.9 1.7 1.8 1.3 1.3 1.5 1.4 3.5 1.7 0,50 15
Kruskal Wallis Test
Chi2 2,09 0,96 3,49 6,50 2,98 0,24 5,63 8,71 1,46 2,97 2,62 1,97 0,24 0,33
df 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
p 0,35 0,62 0,17 0,04 0,23 0,89 0,06 0,01 0,48 0,23 0,27 0,37 0,89 0,85
Effecten van alcohol in het algemeen Het meest opvallend is dat daders, slachtoffers en controlegroep niet verschillen in opvattingen dat veel alcohol mensen agressief maakt, als er niet gedronken wordt veel agressie voorkomen zou worden, enzovoorts. De tamelijk hoge gemiddelden geven aan dat het overgrote deel deze verwachtingen onderschrijft (tabel 12). Voor slechts 1 item wordt er verschil gevonden: daders beamen vaker dan slachtoffers dat “na een paar glazen alcohol sommige mensen de neiging hebben om dingen te vernielen”. De voornaamste conclusie echter is dat het overgrote deel van de drinkers verwacht dat bij andere drinkers de kans op agressie, boosheid, zelfverzekerdheid toeneemt na een paar of veel glazen alcohol. Het verschil met de gemiddelde waarden voor effecten van alcohol die men voor zichzelf
43
verwacht is opvallend. Zo is het gemiddelde voor ‘als ik een paar glazen alcohol drink word ik agressief’1.3, hetgeen indiceert dat het grootste deel het er mee oneens is dat alcohol hen zelf agressief zou maken (tabel 12). Echter als het er om gaat of ‘sommige mensen na het drinken van een paar glazen agressief worden, indiceert het hoge gemiddelde (4.6) dat het grootste deel van de drinkers het er mee eens is. Samengevat, men verwacht van zichzelf grotendeels dat men onaangenaam gedrag weet te beheersen ook al heeft men gedronken; echter voor andere drinkers is men duidelijk op de hoede omdat men vanwege hun drankgebruik de kans op onaangenaam gedrag hoger acht. Wij vermoeden dat het verschil in verwacht effect van drank op eigen en andermans gedrag indirect kan bijdragen aan agressie in uitgaanssituaties. Voor verdere uitleg verwijzen wij naar de discussie. Tabel 12: Verwachtingen over alcohol bij anderen
Controle
Kruskal Wallis Test
dader
Na het drinken van: /Als sommige mensen: veel alcohol worden sommige mensen agressief een paar glazen worden sommige mensen agressief. niet dronken werden zou veel agressie worden voorkomen alcohol hebben gedronken gedragen zij zich energieker alcohol hebben gedronken zijn ze zelfverzekerder een paar glazen worden sommige mensen sneller boos als iets hen niet aanstaat een paar glazen hebben sommige mensen de neiging anderen te gaan beledigen veel alcohol hebben sommige mensen de neiging anderen te beledigen veel alcohol hebben sommige mensen de neiging om dingen te vernielen een paar glazen alcohol hebben sommige mensen de neiging om dingen te vernielen Kendall's Concordantiecoëfficiënt W:
Totaal Slachtoffer
Gemiddelde score
4.6 3.8 4.1 3.6 3.6 3.9 3.5 4.1 3.9
4.5 3.8 4.5 3.5 2.8 4.2 4.2 4.3 4.5
4.6 3.5 4.3 3.8 3.5 3.9 3.5 4.0 3.9
3.1 2.6
4.0
3.3 5,96 2
4.6 3.7 4.3 3.7 3.5 4.0 3.6 4.1 4.0
Chi2 0,09 0,99 1,14 1,85 0,40 0,65 2,81 1,34 1,41
df 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Asymp. Sig. 0,96 0,61 0,57 0,40 0,82 0,72 0,25 0,51 0,49 0,05
0,2 0,29 0,39 0,26 5 N 35 14 6 15
4.4 Opvattingen over gedragsregels in drink- en uitgaansituaties Zoals eerder aangegeven zijn in de vragenlijst 26 opvattingen over gedragsregels in drink- en uitgaanssituaties opgenomen. Hoewel al deze opvattingen bij elkaar indicatief geacht kunnen worden voor het brede concept ‘time-out’ hebben wij gekozen om specifieker te werken en uit te gaan van een indeling in vier groepen: (1) uitgaan en verantwoordelijkheid, (2) vrijstelling alledaagse verplichtingen of ‘time-out’ (3) uitgaan en normstelling en (4) emotie en effect. De vier groepen zullen ieder apart beschreven worden en bij iedere groep is de tabel met de verschillende stellingen
44
behorende bij de groep alsmede de somscore op iedere stelling weergegeven. De items die we samengevat hebben onder time-out betreffen de selectie van items die als onderwerp hebben in hoeverre uitgaanssituaties vrijstelling van verplichtingen geven die in het alledaagse leven gelden.
Verantwoordelijkheid Als het gaat om verantwoordelijkheid indien men middelen heeft gebruikt, is er slechts op 1 item een significant verschil. Daders vinden minder sterk dan slachtoffers en controlepersonen dat ze bij harddrug gebruik zelf verantwoordelijk blijven voor wat ze doen. Het valt op dat slachtoffers sterker verwachten dat ‘...anderen me weerhouden van gedrag waar ik later spijt van krijg’ (tabel 13). Het lijkt er op dat slachtoffers sterker dan daders en controlepersonen de individuele verantwoordelijkheid loslaten en uitgaan van een soort gezamenlijke verantwoordelijkheid. (zie ook het verschil bij ‘...heb ik als regel dat iedereen voor zichzelf verantwoordelijk is’; p=0.18). De concordantie coëfficiënt voor deze items is laag, met name bij de daders (tabel 13). Dit betekent dat er slechts in beperkte mate sprake is van consistentie over de items heen in de antwoorden van mensen.
Tabel 13: Uitgaan en verantwoordelijkheid Gemiddelde score
Item
Kruskal Wallis Test
dader
control e
4.7 4.6 4.5 3.7
4.6 4.6 4.6 3.2
4.7 3.7 3.5 4.2
4.9 4.9 4.9 3.9
Chi2 2,1 2,6 6,0 3,5
3.3
2.7
3.8
3.6
3,8 2
0,15
3.6
3.4
3.2
3.9
1,8 2
0,40
3.5 3.4 3.8 3.5 0,3 2 0,30 0,39 0,13 0,37 35 14 6 15
0,88
Totaal
Als ik dronken ben blijf ik verantwoordelijk voor alles wat ik doe stoned ben blijf ik verantwoordelijk voor alles wat ik doe harddrugs heb gebruikt blijf ik verantwoordelijk voor alle wat ik doe uitga heb ik als regel dat iedereen voor zichzelf verantwoordelijk is uitga verwacht ik dat anderen me weerhouden van gedrag waar ik later spijt van krijg Een dronken persoon kun je zolang hij-zij dronken is niet aanspreken op wat hij-zij doet Iemand die stoned is kun je zolang hij-zij stoned is niet aanspreken op wat hij-zij doet Kendall's Concordantie-coëfficiënt W N
Slachtoffer
Verantwoordelijkheid
Time-out Op de items die time-out indiceren (zie onderstaande tabel 14) zijn slachtoffers, daders en
45
df 2 2 2 2
Asymp . Sig. 0,35 0,27 0,05 0,18
controlepersonen het grotendeels eens. Slechts op 1 item is er een (p=0.14) verschil: daders zeggen vaker dat bij het uitgaan ze sneller geïrriteerd zijn als mensen ze iets willen verbieden dan in het dagelijks leven. De concordantie coëfficiënt is laag, vooral bij daders, hetgeen indiceert dat daders met minder systematiek dan slachtoffers en controlepersonen het verschil tussen uitgaan en dagelijks leven in vrijheden die men heeft benadrukt. De opvallendste uitkomst blijft echter dat daders, slachtoffers en controlepersonen nauwelijks of niet lijken te verschillen op het punt van vrijheid die uitgaanssituaties veroorloven. Voor 2 items geldt dat de meeste het er mee eens zijn: 1) anderen mogen niet zeggen hoe je je moet gedragen en 2) willen vergeten van verplichtingen van werk of studie. Voor de overige items geldt grotendeels een score van rond de 2.5 (= neutraal) of lager (=oneens). Klaarblijkelijk worden, behoudens de 2 uitzonderingen die hierboven genoemd zijn, de vrijheden die uitgaan biedt niet (sterk) ervaren als contrast met de alledaagse verplichtingen. Samenvattend, drinkers zijn tamelijk neutraal als het gaat om regels bij het uitgaan die het verschil met het alledaagse leven beklemtonen, met uitzondering van de regel dat men niet wil dat anderen zeggen hoe men zich dient te gedragen en het mogen vergeten van verplichtingen. Tevens blijken daders iets gevoeliger voor irritatie als anderen hen iets verbieden bij het uitgaan dan slachtoffers of controlepersonen. Tabel 14: Uitgaan als ‘time-out’ Gemiddelde score
Kruskal Wallis Test
46
controle
wil ik niet dat anderen zeggen hoe ik me moet gedragen 4.2 wil ik verplichtingen van werk of studie even kunnen vergeten 4.2 verleg ik sneller mijn grenzen 2.9 vind ik dat ik directer tegen anderen moet kunnen zijn 2.7 voel ik me meer verbonden met de mensen om me heen dan in andere situaties 2.9 wil ik spontaner kunnen reageren dan in het gewone leven 2.7 met mijn vrienden doe ik gemakkelijker dingen die ik in het dagelijks leven niet zou doen 2.8 hou ik andere regels aan wat kan en mag dan in het dagelijks leven 2.1 wil ik even alle wijze raad van ouders en anderen kunnen vergeten 2.3 irriteert het me sneller als mensen me iets willen verbieden dan in het dagelijks leven 2.2 Kendall's Concordantie-coëfficiënt W: 0.31 N: 35
dader
Als ik uitga:
Slachtoffer
Totaal
Time-out
4.2 4.4 3.1 2.8
3.7 4.3 3.5 2.7
4.3 4.1 2.5 2.5
Chi2 df
Asymp. Sig.
0.6 0.7 2.9 0.2
2 2 2 2
0.74 0.71 0.23 0.90
3.1 3.2 2.5 2.9 2.2 2.8
1.8 1.2
2 2
0.42 0.56
3.3 2.3 2.6 1.7 2.8 2.3 1.9 2.5 2.6
2.9 2.1 2.2
2 2 2
0.24 0.35 0.33
2.2 3.2 1.7 0.43 0.21 0.42 14 6 15
3.9
2
0.14
Normstelling Voor normstelling wordt voor drie van de vijf items een verschil gevonden tussen daders, slachtoffers en controlepersonen (tabel 15). Daders vinden sterker dan slachtoffers en controlepersonen dat bij het uitgaan mensen hun de ruimte moeten geven plezier te hebben. Verder vinden daders sterker dat ze geen rekening hoeven te houden met anderen om hen heen. Slachtoffers vinden sterker dan daders en controlepersonen dat mensen in uitgaansgebieden niet moeten zeuren over kabaal en vernielingen. Tenslotte blijkt dat over de items heen de consistentie van antwoorden goed is bij alle onderscheiden groepen. De conclusie is dan ook dat alle drie de onderscheiden groepen gekenmerkt worden door consistente opvattingen over de normen die bij het uitgaan zijn aan te houden, waarbij daders zich kenmerken door normen die ruimte opeisen om plezier te hebben en geen rekening te hoeven houden met anderen en slachtoffers gekenmerkt worden door afwijzen van ‘gezeur’ van omwonenden van uitgaansgebieden.
Tabel 15: Uitgaan en normstelling Gemiddelde Score
Kruskal Wallis Test
In het dagelijks leven hou ik goed rekening met anderen 4.4 Als ik uitga vind ik dat mensen om mij heen mij de ruimte moeten geven om plezier met elkaar te hebben 3.43 Mensen die in uitgaansgebieden wonen moeten niet zeuren over kabaal of vernielingen 2.26 Als ik uitga hoef ik geen rekening te houden met anderen om mij heen 1.46 Dat er bij het uitgaan wel eens wat vernield wordt moet geaccepteerd worden 1.5 - Kendall's Concordantie-coëfficiënt W: 0.66 N: 35
Asymp. Sig.
df
Chi2
controle
Slachtoffer dader
Totaal
Normstelling
4.1 4.3 4.6 2.5 2
0.29
2.86 4.33 3.60 6.15 2
0.05
2.93 2.00 1.73 6.65 2 1.14 2.50 1.33 7.40 2
0.04 0.02
1.6 1.2 1.5 1.3 2 0.63 0.79 0.79 14 6 15
0.52
Emotie en affect Op de stellingen over emotie en affect komt geen duidelijk verschil tussen de drie groepen naar voren (tabel 16, volgende pagina). Het antwoordpatroon over de items heen is weinig consistent. Slechts op 1 item is er een bijna significant verschil. Daders geven vaker aan dat als ze uitgaan ze zich sterker aan de groep aanpassen dan in het dagelijks leven (p=0.16). Er is slechts 1 item waar het grootste deel van de drinkers het mee eens is: rot doen tegen mensen uit
47
je groepje roept veel gevoelens van solidariteit op. Voor de andere items geldt dat de score een tamelijk neutrale houding indiceert.
Tabel 16: Emotie en Affect Gemiddelde Score
Als iemand rot doet tegen een vriend-in- van het clubje met wie ik uitga dan trek ik het me zelf ook sterk aan. 3.7 pas ik me veel meer aan de groep aan met wie ik ben dan in het dagelijks leven 2.1 ben ik er gevoeliger voor als iemand laat merken me niet te mogen dan in het dagelijks leven 2.0 voel ik sterker dan in andere situaties de waardering die anderen voor me hebben 2.2 - Kendall's Concordantie-coëfficiënt W: 0.37 N: 35
2.1
2.8 1.7 3.7 2 0.16
1.8
2.8 1.8 1.0 2 0.61
Chi2 df Asymp. Sig.
3.3 3.7 0.5 2 0.78
controle
dader
4.0
Totaal
slachtoffer
Emotie en Affect
Kruskal Wallis Test
2.0 2.5 2.2 0.6 0.39 0.13 0.37 14 6 15
0.75
Samenvatting De meer opvallende uitkomsten in bovenstaande zijn de volgende: Bij de verwachtingen over drankgebruik vertrouwt men er voor zichzelf op dat alcohol niet of nauwelijks onaangename effecten zal hebben, echter heeft men veel minder dat vertrouwen als het om het drankgebruik van anderen gaat. De uitzondering hierop is dat daders zichzelf minder vertrouwen als het gaat om het effect van alcohol op de kans dat ze agressief worden. Als het gaat om uitgaan en verantwoordelijkheid valt op dat daders, slachtoffers en controlepersonen het er allen vrij sterk over eens zijn dat mensen ongeacht middelengebruik verantwoordelijk blijven voor hun daden. Uitzonderingen zijn dat daders vaker vinden dat iemand minder verantwoordelijk is voor wat hij doet als er hard drugs zijn gebruikt en dat slachtoffers vaker verwachten dat anderen hen beschermen tegen domheden. Op het punt van normstelling worden het vaakst verschillen gevonden tussen controlepersonen en daders. Daders eisen meer vrijheid om plezier te hebben en vinden in sterkere mate dat ze geen rekening hoeven te houden met anderen als ze uitgaan. Als het gaat om emotie en affect tijdens uitgaan komt naar voren dat bij daders de identificatie met de groep sterker is dan bij de andere twee categorieën en dat alle drinkers zich tamelijk sterk solidair voelen met een ander uit hun club als daar rot tegen gedaan wordt.
48
5 Samenvatting en discussie In dit slothoofdstuk zullen de resultaten vanuit drie invalshoeken worden besproken: -
Betrouwbaarheid en geldigheid van de resultaten (paragraaf 5.1)
-
Resultaten en interpretatie (paragraaf 5.2)
-
Vergelijking met ander onderzoek (paragraaf 5.3)
-
Aanbevelingen op grond van de uitkomsten (paragraaf 5.4)
5.1 Betrouwbaarheid en geldigheid Een belangrijke vraag bij deze ‘resultaten’ is hoe solide ze zijn. Met name het feit dat slechts een bescheiden aantal mensen in het onderzoek betrokken is geweest, kan de vraag oproepen of de resultaten wel voldoende onderbouwd en ‘zeker’ zijn. Bij het antwoord op deze vraag dient allereerst gesteld te worden dat het om een exploratief onderzoek gaat, met name op het punt van omgevingsgebonden factoren. Voor ieder exploratief onderzoek geldt dat de overeenkomst van de uitkomsten met die van andere studies het vertrouwen in de betrouwbaarheid van de studie verhoogt. Daarnaast geldt voor exploratieve studies die kwalitatieve methoden gebruiken, dat ze geen statistische generalisaties toelaten. Daarentegen zijn ze veelal beter in analytische generalisaties. Een voorbeeld van een statistische generalisatie die niet geoorloofd is betreft de uitkomst van deze studie dat 27% van de geweldsincidenten niet op weekenddagen- of nachten plaatsvond. Dit mag zeker niet gegeneraliseerd worden tot “omstreeks een kwart van de geweldsincidenten bij uitgaan speelt zich af buiten de weekenddagen”. Echter, vanuit het standpunt van zogeheten ‘analytische generalisaties’ kunnen kwalitatieve methoden, waaronder open interviews, vaak meer zekerheid bieden dan gestandaardiseerd, kwantitatief onderzoek (Yin 1989). Onder analytische generalisaties wordt verstaan de mate waarin uitkomsten consequent vanuit een meer theoretische gefundeerd raamwerk geïnterpreteerd kunnen worden. Tevens dat er zekerheid is dat de meest relevante factoren in de data aanwezig zijn. Anders gezegd, de 2 belangrijkste aspecten van analytische generalisatie zijn ‘verzadiging’ van de data waarop geanalyseerd wordt en de mate waarin de resultaten samenhangende (d.w.z. theoretisch gefundeerde) interpretatie toelaten.
49
Bij explorerend kwalitatief onderzoek is het niet zo dat vooraf vastgesteld wordt hoeveel respondenten geïnterviewd worden zoals bij kwantitatief onderzoek. Het criterium is om door te gaan met interviews of observaties totdat men merkt dat nieuwe interviews of observaties geen nieuwe informatie meer toevoegt; anders gezegd, het materiaal ‘verzadigd’ is (Glaser and Strauss 1967). Op dat punt kan gesteld worden dat onze ervaring na omstreeks 20 interviews was dat er geen dingen gezegd werden die niet al in eerdere interviews op de een of andere manier ter sprake waren gekomen. Vanzelfsprekend moet dit begrepen worden vanuit de specificering van thematiek die in dit onderzoek aangehouden is waarbij veel aandacht is besteed aan omgevingsgebonden factoren. Zoals gezegd is voor analytische generalisaties niet alleen verzadiging nodig, maar ook een interpretatie van de uitkomsten die overtuigend aangeeft welke betekenis die resultaten hebben voor het begrijpen van geweld in uitgaanssituaties. Of en in welke mate de resultaten van deze studie een betekenisvolle interpretatie toelaten, zal moeten blijken in paragraaf 5.2. Tenslotte is er nog de gebruikelijke manier om zekerheid te winnen over de relevantie van uitkomsten en dat is door vergelijking met eerder onderzoek. Voorzover de overeenstemming met ander onderzoek groot is en in ander onderzoek geen duidelijk strijdige resultaten gerapporteerd worden, verhoogt dit ook de betrouwbaarheid van de uitkomsten. In paragraaf 5.3 zal hierop ingegaan worden.
5.2 Resultaten en interpretatie Uitgaansgeweld wordt zowel in de algemene bevolking als door vertegenwoordigers van pers en politici veelal benoemd als ‘zinloos’ geweld. Naar onze mening zijn er aan de term zinloos geweld twee meer specifieke connotaties verbonden die hier relevant zijn. Ten eerste betreft het veelal anoniem geweld, ten tweede, en daarmee samenhangend, ontbreekt het aan een voorgeschiedenis die het begrijpelijk maakt dat de partijen geweld gebruikten. Uitgaansgeweld is niet het gevolg van een langdurig conflict waar eerst op andere manieren gepoogd is uit te komen, noch vindt het plaats tussen partijen die elkaar al lang kennen. Ook uit onze gegevens blijkt duidelijk dat op één uitzondering na dader en slachtoffer elkaar vooraf niet kennen en dat de motieven die daders geven voor geweld of ‘zinloos’ in de alledaagse betekenis van het woord zijn (bijvoorbeeld: zin in vechten) of in geen verhouding staan tot het gedrag van het slachtoffer (bijvoorbeeld: in de drukte tegen dader aangebotst). Ook de slachtoffers kunnen in een overgroot deel van de gevallen geen motief geven waarom het geweld had plaatsgevonden. Toch
50
maakt schema 2, op pagina 46, waarin we de belangrijkste uitkomsten in sleutelwoorden hebben samengevat, duidelijk dat de kwalificatie ‘zinloos’ geweld niet betekent dat er geen min of meer duidelijk te omschrijven achtergronden van uitgaansgeweld zijn. We hebben in schema 2 een onderscheid aangehouden tussen factoren die vooral begrepen kunnen worden als gelegenheid tot geweld of kwetsbaarheid voor geweld en factoren die begrepen dienen te worden als aanleiding tot geweld en bijdragend aan de opbouw van spanningen in uitgaanssituaties. Het dient als onderscheid begrepen te worden omdat de factoren gedeeltelijk overlappen. Wapenbezit van daders staat nu bij ‘gelegenheid’, echter kan ook begrepen worden als bijdrage aan het verhogen van de spanningen in uitgaanssituaties. Binnen bovengenoemde twee categorieën zijn er factoren die zowel voor daders als slachtoffers gelden, als factoren die alleen voor slachtoffers respectievelijk alleen voor daders gelden.
51
Schema 2: samenvatting resultaten Gelegenheid biedend tot geweld/ Kwetsbaarheid voor geweld
Slachtoffers
Daders
Slachtoffers en daders
Individugebonden factoren
-minder ervaring met uitgaan (2)
-wapenbezit (2)
-man (1,2)
Middelengebruik Tijd, locatie en
-excessief drankgebruik (1,2) -weekend (1) -‘s nachts >1.30 (1) -buiten (1) -uitsmijters (1) -afzijdigheid omstanders (1) -perceptie politie (1)
Actoren
Sociale situatie Opvattingen en gedragsregels bij uitgaan
-foute cafe’s (1) -foute vrienden (1) -verw.: dat anderen beschermen tegen domheden (2)
Aanleiding, opbouw en spanningen tot geweld Individugebonden factoren
Recidive (2)
Middelengebruik
-hoger drankgebruik (1,2) -verw.: zelf agressief van drank (2) -eerder geweld gezien bij uitgaan (1) - weigering café (1) -lastig vallen partner (1) -invl. vrienden (1) -solidariteit met groep (1,2)
-‘extremer denken’ (1) -verw.: anderen worden agressief van drank (2) -drukte café (1)
-bij druggebr.: minder zelf verantw. (2) -sneller geïrriteerd als anderen opm. maken (2) -eisen meer ruimte (2) -passen zich meer aan groep aan (1,2) -zin in vechten (1)
-blijft zelf verantwoordelijk (2) -anderen mogen geen regels opleggen (2) -solidariteit met groep als anderen rot doen (2)
Tijd, locatie en actoren
Sociale situatie
Opvattingen en gedragsregels bij uitgaan
Aanleiding
(1) bron open interviews met slachtoffers, daders en sleutelfiguren (2) bron gesloten vragenlijst bij slachtoffers, daders en controles
52
-in group/ out group (1): autocht/ vs allocht. student vs werkend -uitbarsting in langdurig verstoorde verhouding (1) -diverse irritaties (1)
5.2.1 Gelegenheid en kwetsbaarheid Het feit dat vooral mannen bij uitgaansgeweld betrokken zijn, moet begrepen worden als de in het algemeen grotere geneigdheid tot geweld bij mannen maar ook als gevolg van de sociale afkeuring van gebruik van geweld tegen vrouwen. Excessief drankgebruik speelt ook een belangrijke rol. Het is duidelijk dat dronkenschap de kans verhoogt als slachtoffer te worden gekozen. Excessief drankgebruik is bij daders een factor die begrepen dient te worden in termen van het ontremmend effect dat alcoholgebruik heeft. De bereidheid om eerst over de consequenties na te denken alvorens geweld te gebruiken neemt af. Echter, bij de factor excessief drankgebruik dient nog iets opgemerkt te worden. De resultaten geven aan dat excessief drankgebruik meer regel dan uitzondering is. Dit roept op z’n minst de vraag op naar controle over drankgebruik. Natuurlijk moet daarbij gedacht worden aan controle die de drinker zelf uitoefent of zou moeten uitoefenen op zijn drankgebruik. Echter, gegeven de vrijheden die in uitgaanssituaties gelden en de verleidingen om meer te drinken, moet er hier ook een rol toebedeeld worden aan de schenkers van drank wil er sprake zijn van effectief voorkomen van excessief drankgebruik. Het lijkt er echter op dat de vrijheden van consumenten om te bestellen even groot zijn als de vrijheden van schenkers om door te gaan met serveren ongeacht of er sprake is van excessief drankgebruik. Hiermee komen we op een algemener punt van waaruit veel van de resultaten onder gelegenheid geïnterpreteerd kunnen worden. Het betreft het punt van (falende) sociale controle vanuit het gezichtspunt van kansen op geweld. De uitkomst dat het meeste geweld zich afspeelt in het weekend en ’s nachts na 1.30 uur is het natuurlijke gevolg van de concentratie van uitgaan in weekendavonden en -nachten. Echter, uit de resultaten kwam ook duidelijk naar voren dat een van de redenen waarom het geweld zich meestal ‘buiten’ op straat afspeelt als achtergrond heeft dat de kans om daar ongestraft geweld te kunnen plegen veel groter is. Binnen locaties is meestal sprake van een of ander vorm van ordehandhaving, buiten drinkgelegenheden is die er minder of niet. De omstanders die tussen beiden zouden kunnen komen, zijn geneigd zich afzijdig te houden. Hoewel we hier zelf geen gegevens over hebben, kan vermoed worden dat de achtergrond van deze afzijdigheid ook ligt in de angst zelf met geweld bejegend te worden. Portiers en uitsmijters, zo blijkt uit onze resultaten, spelen zeker bij het handhaven van sociale controle in drinkgelegenheden een belangrijke rol. Ook bij geweld op straat, voor zover ze dit waarnemen, kunnen ze een rol spelen. Deze rol is dan meestal minimaal
53
signalerend, door bv. de politie te waarschuwen, soms ook deëscalerend door partijen uit elkaar te houden. Op het punt van uitsmijters is er duidelijk sprake van kwaliteitsverschillen. Er zijn uitsmijters die zich goed voegen naar de situatie en beleving van personen die uitgaan en daarin waar nodig op vanzelfsprekende wijze hun gezag laten gelden en er zijn uitsmijters die als provocerend ervaren worden en waar derhalve gemakkelijk escalatie kan optreden. Het belang van uitsmijters in uitgaanssituaties voor de sociale controle wordt nog groter als er rekening gehouden wordt met de perceptie van de politie. De respondenten ervaren markante en duidelijke politieaanwezigheid meer als een bron van spanning dan als een bron van bescherming. Het gebrek aan bescherming dat de politie biedt, heeft ook als achtergrond dat slachtoffers vinden dat de politie niet goed genoeg achter de daders aan gaat als er eenmaal geweld gepleegd is. Echter dit is o.i. niet de voornaamste factor waardoor aanwezigheid van politie als spanningsverhogend wordt ervaren. Uitgaan is het vieren van vrijheden. Markante politie aanwezigheid vertegenwoordigt op een zichtbare wijze zowel de grens aan vrijheden alsook de potentie dat die vrijheden ontaarden in geweld. De formele sociale controle die de politie vertegenwoordigd kan als vervreemdend en/of beangstigend worden ervaren en daarom spanningsverhogend. Vanuit dit perspectief bezien zou de perceptie van politie ook bij de categorie aanleiding, opbouw en spanningen gezet kunnen worden. Echter in de resultaten is geen enkele aanwijzing te vinden dat de politie ook daadwerkelijk een rol heeft gespeeld in spanningen die hebben geleid tot geweld tussen personen die uitgaan. Derhalve geeft deze uitkomst meer aan hoe moeilijk het voor de politie is om op vanzelfsprekende wijze als gezagsdrager te functioneren in uitgaanssituaties. Dit punt, ook in samenhang met de mogelijke rol van uitsmijters, zal bij de aanbevelingen aan de orde komen.
De factoren in de kolom onder daders kunnen ook begrepen worden in de context van sociale controle. Echter, een ander aspect is belangrijker. Er spreekt uit deze factoren een bereidheid tot geweld door wapens bij zich te hebben, door cafés op te zoeken waar geweld tot de meer normale zaken behoort en door met vrienden op stap te gaan die bereid zijn geweld te gebruiken. De vraag die deze uitkomsten dan ook oproept is hoe, gegeven de bereidheid tot geweld bij een groep daders, de sociale controle in uitgaanssituaties zodanig ingericht kan worden dat deze groep geen of minimale kansen krijgt. Ook hierop zal bij de aanbevelingen teruggekomen worden. Tenslotte komen in de kolom onder slachtoffers twee resultaten naar voren die beide te interpreteren
54
zijn als gebrek aan ervaring bij uitgaan. Slachtoffers gaan minder vaak uit en dat verhoogt de kwetsbaarheid, maar slachtoffers verwachten ook dat degenen met wie ze uitgaan hen beschermen tegen domheden. Deze verwachting is naïef te noemen in een situatie waarin anderen door alcoholgebruik in toenemende mate geneigd zijn gewelddadig te reageren.
Bovenstaande samenvattend kunnen als belangrijkste conclusies geformuleerd worden wat betreft gelegenheid en kwetsbaarheid: Excessief drankgebruik leidt bij sommige personen die uitgaan tot verhoogde kwetsbaarheid, bij anderen draagt het bij tot verhoogde bereidheid geweld te gebruiken. Het voorkomen of snel tussenbeide komen bij geweld wordt negatief beïnvloed door het feit dat daders buiten cafés en bij voorkeur buiten zicht van portiers en politie met vechten beginnen en door het feit dat omstanders zich er niet mee (willen) bemoeien. Formele sociale controle in de vorm van markante politie aanwezigheid wordt door personen die uitgaan veelal ervaren als spanningsverhogend. Er zijn kwaliteitsverschillen in de wijze waarop portiers, uitsmijters geweld voorkomen of deëscalerend werken. Onder personen die uitgaan is er een categorie die uitgaan duidelijk (ook) ziet als mogelijkheid om geweld te gebruiken. De meest kwetsbare personen die uitgaan worden gekenmerkt door dronkenschap, lage frequentie van uitgaan en de verwachting dat anderen hen tegen domheden tijdens uitgaan beschermen.
5.2.2 Aanleiding, opbouw en spanningen Voor de categorie middelengebruik is naar onze mening vrij direct inzichtelijk te maken hoe de daar genoemde factoren bijdragen aan opbouw van spanningen in uitgaanssituaties. Naarmate mensen meer drinken is er de neiging ‘extremer’ te denken. Tegelijkertijd denkt men dat de andere personen die uitgaan agressiever worden naarmate ze meer hebben gedronken. Simpel gezegd, hoe later op een uitgaansavond hoe sterker men overtuigd is van eigen gelijk en hoe meer men te vrezen heeft dat anderen om oneigenlijke redenen agressief zullen worden. Deze dynamiek van een groeiend geloof in eigen gelijk en een afnemend geloof in de redelijkheid van anderen (‘extremer denken’) is op zich al een bron van spanning. Echter, er zijn nog andere
55
bronnen die bijdragen aan de spanningsopbouw in uitgaanssituaties. Er zijn twee, potentieel conflicterende, regels voor uitgaan waarover grote overeenstemming is bij alle respondenten. De ene is dat anderen bij het uitgaan geen regels mogen opleggen, de andere dat men de ruimte moet krijgen om met de groep plezier te hebben. (Terzijde: ruimte eisen staat in de kolom met daders, echter het gemiddelde voor alle respondenten indiceert dat iedereen het er mee eens is, echter het is in de kolom van daders geplaatst omdat daders het nog sterker dan anderen benadrukken). Zolang drinkgroepen bij het uitgaan alle ruimte hebben hoeven deze twee regels niet tot spanningen te leiden. Echter in de veelal massale uitgaanssituaties op uitgaansavonden waar niet de ruimte is om anderen buiten de groep te ontwijken, kan deze combinatie van regels wel degelijk bijdragen aan opbouw van spanningen. Voorzover de omgang met anderen grotere of kleinere irritaties oproepen zal het recht op ruimte voor de eigen groep met steeds meer nadruk gesteld worden. Indien daar de vorige bevinding aan toegevoegd wordt, een door de drank groeiend geloof in enerzijds eigen gelijk anderzijds de kans dat anderen onredelijk en agressief zijn, dan wordt duidelijk dat er onder alle gezelligheid van uitgaan sprake kan zijn van een behoorlijke opbouw van spanningen. De factor ‘drukte in cafés’ en ‘diverse irritaties’ (zie aanleiding) dient ook in deze context geïnterpreteerd te worden. Drukte betekent meer wrijving met ‘anderen’ en dat in een situatie waar het recht op ruimte voor plezier voor zichzelf en de eigen groep centraal staat. Er is nog een andere bron van spanningsopbouw en dat betreft de groeiende kloof tussen ‘wij’ en de ‘anderen’. Drankgebruik leidt tot een groeiende identificatie met de groep waarmee men uit is. Dit impliceert al een groeiende afstand tot alle anderen buiten de eigen groep. Echter, indien het ‘anders zijn’ ervaren gaat worden in termen van behorend tot een groep over wie men ook buiten de uitgaanssituatie negatieve gevoelens en/of opvattingen heeft, dan zal er sprake zijn van ‘spontaan’ antagonisme tegenover die ander. In deze context moet de bij aanleiding aangegeven factor ingroup/outgroup geïnterpreteerd worden. Van een afstand bekeken is het opmerkelijk dat uitgaanssituaties, waar de alledaagse spanningen juist even vergeten en ontweken mogen worden, een strijdperk worden van maatschappelijke spanningen tussen allochtonen en autochtonen en tussen werkenden en studerenden. Echter, vanuit de dynamiek van uitgaanssituaties waarin het eigen gelijk en dat van de groep waartoe men behoort steeds sterker wordt, is het niet zo verwonderlijk dat juist in die situatie negatieve sentimenten over leden van andere groepen de aanzet vormen tot openlijke agressie. Daarbij moet aangetekend worden dat onze resultaten bepaald niet uitputtend zijn
56
op het punt welke in-/outgroup tegenstellingen snel tot antagonisme in uitgaanssituaties leiden. Op dit punt is nodig dat op lokaal niveau kennis is van de specifieke groepen die antagonistisch tegenover elkaar staan en elkaar tegen kunnen komen in uitgaanssituaties. De in de kolom daders genoemde factor verwachting zelf agressief te worden van drank is opvallend en mogelijk beïnvloedbaar. Daarover meer bij de aanbevelingen. De meeste andere voor daders specifieke factoren kunnen grotendeels geïnterpreteerd worden als een extremere vorm van de hiervoor gegeven opbouw van spanningen. Daders drinken meer waardoor ze in nog sterkere mate gedurende een uitgaansavond ‘extremer’ gaan denken. Ook de invloed van vrienden, de solidariteit met de eigen groep, het zich aanpassen aan de groep en de eis om ruimte te krijgen om plezier te hebben, kan begrepen worden als een, vergeleken met andere personen die uitgaan, nog sterkere articulatie van de afstand tussen het ‘wij’ waartoe de drinker en zijn vrienden behoren tot alle anderen. Het feit dat daders vaker recidivisten zijn en meer zin in vechten hebben dient o.i. geïnterpreteerd te worden in samenhang met de resultaten besproken bij gelegenheid biedend tot geweld. Ze versterken de conclusie die daar is getrokken, namelijk dat bij daders de bereidheid tot geweld in meer algemene zin groter is. Verder zijn wij van mening dat ook het eerder zien van geweld op de uitgaansavond en lastigvallen van partner aspecten zijn die spanning oproepen die geïnterpreteerd dienen te worden in een spanning oproepen bij daders waar de bovengenoemde grotere bereidheid geweld te gebruiken aanwezig is.
Samenvattend kunnen de volgende bronnen van spanningen bij uitgaan benoemd worden: Drank: de werking van drank leidt tot enerzijds een groter geloof in eigen gelijk anderzijds een grotere achterdocht jegens de redelijkheid van anderen. Conflicterende regels: er is consensus dat je bij uitgaan het recht op ruimte hebt om met je groep plezier te hebben. Dit recht wordt men geacht zelf af te dwingen aangezien er eveneens grote consensus is dat anderen geen regels mogen opleggen. Eigen groep en de anderen: gedurende uitgaan is er sprake van een groeiende identificatie met de eigen groep en groeiende afstand tot anderen. Anderen en ‘vijanden’: leden van groepen tegenover wie ook in het alledaagse leven een zeker antagonisme bestaat zullen, sneller dan anderen, vijandschap en agressie oproepen in uitgaanssituaties.
57
Voor daders geldt dat er in sterkere mate dan bij andere personen die uitgaan sprake is van invloed van en identificatie met eigen groep en irritatie als anderen opmerkingen maken. Daders worden gekenmerkt door een grotere zin in vechten en door de verwachting dat ze zelf ook agressief zullen worden van drank. Daarnaast rekenen ze zichzelf minder verantwoordelijk voor hun gedrag als ze ook drugs gebruikt hebben.
5.3 Vergelijking met ander onderzoek. In Bijlage IV vind u het eerder gepresenteerde schema, echter nu aangevuld met verwijzingen naar studies die overeenkomstige uitkomsten presenteren. Daarbij hebben we niet volledigheid betracht door alle Nederlandse en buitenlandse studies te noemen die overeenkomstige resultaten hebben, doch als er Nederlandse studies waren, deze te noemen en slechts waar die ontbraken te verwijzen naar de meest relevante buitenlandse studies. Voor de factoren die wij hebben samengevat onder gelegenheid biedend/kwetsbaarheid valt op dat – op een uitzondering na- deze factoren ook in andere studies naar voren komen. Uitzondering is de bij slachtoffers vaker voorkomende verwachting dat anderen hen zouden moeten beschermen tegen domheden. Dit is overigens wel een uitkomst die goed te begrijpen is in samenhang met de andere uitkomst, dat slachtoffers veelal wat minder ervaring met uitgaan hebben (Spapens 2001). Ook voor de categorie aanleiding, opbouw en spanningen wordt voor vele factoren bevestiging in andere studies gevonden. Echter, voor de factoren die onder sociale situatie en opvattingen en gedragsregels bij uitgaan in de kolom daders genoemd worden, wordt wat minder overeenstemming met andere literatuur gevonden. Een reden hiervoor is dat dit onderzoek zich sterker dan veel ander onderzoek kenmerkt door de focus op zowel sociale factoren (zie regel sociale situatie) alsook omgevingsfactoren die als cultureel verankerd geïnterpreteerd kunnen worden (opvattingen en gedragsregels bij uitgaan). Daarom is het niet zo verwonderlijk dat vooral bij deze factoren minder overeenkomst met andere studies gevonden worden. Alles overziend kan gesteld worden dat voor de meeste van de hier gepresenteerde resultaten ondersteuning te vinden is in andere studies. Studies die aantonen dat de in het schema opgenomen resultaten geen relevantie hebben, zijn we niet tegengekomen en er kan gesteld worden dat de relevantie van de uitkomsten in het schema zeker niet onderdoen voor uitkomsten van grootschaliger onderzoek. Dit geeft vertrouwen in de betrouwbaarheid van de uitkomsten. Verder is deze studie uniek in die zin dat met de paragraaf
58
interpretatie verdieping en inzicht gegeven wordt in de onderliggende processen van uitgaansgeweld. Ook kan de studie uniek genoemd worden omdat er in Nederland zeer weinig studies gedaan zijn waarbij gewerkt is met interviews bij slachtoffers en daders.
5.4 Aanbevelingen Alvorens de aanbevelingen te formuleren willen we ingaan op de zekerheid over de uitkomsten die deze studie biedt. Aansluitende op wat hierover gezegd is in paragraaf 5.1 kan gesteld worden dat het materiaal verzading vertoonde en dat de overeenkomst van onze studie met andere studies goed te noemen is. Tevens dat de resultaten bijzonder goed te interpreteren zijn vanuit enerzijds het concept sociale controle, anderzijds het concept van de verschillende bronnen van spanningen die in uitgaanssituaties aanwezig zijn. Bij elkaar biedt dit de zekerheid dat deze studie relevante en geldige uitkomsten heeft opgeleverd.
Belangrijke aanbevelingen liggen op het terrein van het inrichten van effectieve vormen van sociale controle in uitgaanssituaties. In het voorgaande hebben we de factoren steeds geïnterpreteerd in ofwel de context van sociale controle ofwel de context van opbouw van spanningen. Het is bovendien nuttig de interactie tussen beide groepen kort aan te duiden. Binnen de categorie van factoren die wij hebben gerangschikt onder spanningen komt een factor naar voren die expliciet naar sociale controle verwijst: het afwijzen van regels van anderen. Sociologisch gezien is het voor sociale processen van cruciaal belang dat er een balans is tussen (informele en/of formele) sociale controle door zelfcontrole van individuen en door externe actoren. In onze resultaten zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat de norm is dat men sterke zelfcontrole uitoefent als men uitgaat. Integendeel, de geldende normen zijn veeleer het recht op plezier, de identificatie met de groep en een ongelimiteerde toegang tot alcohol. Deze factoren kunnen niet als sterke stimulansen opgevat worden voor een sturing van gedrag gebaseerd op meer permanent besef van individuele verantwoordelijkheid. Dit wil niet zeggen dat op alle items die uitgaan in contrast zetten met alledaagse situaties waarin individueel verantwoordelijkheidsbesef de norm is met grote meerderheid ja zegt. Op items zoals ‘als ik uitga hou ik andere regels aan dan in het dagelijks leven’ of ‘wil ik even alle wijze raad van ouders en anderen kunnen vergeten’ is de meerderheid het oneens. Ook is er de duidelijke instemming met de regel dat iedereen zelf
59
verantwoordelijk is in uitgaanssituaties. Echter, o.i. mag het feit dat niet op alle items waarin individueel verantwoordelijkheidbesef expliciet of impliciet aan de orde is afwijzend gereageerd wordt, niet afgeleid worden dat zelfcontrole in uitgaanssituaties in dezelfde mate van belang is als in andere situaties. Er is in de eerste plaats het primaat van plezier, directe behoeftebevrediging en identificatie met de groep als punten waarop uitgaanssituaties afwijken van alledaagse situaties. Mogelijk ook moet de instemming met de regel dat ieder zelf verantwoordelijk is meer begrepen worden als ideologisch beginsel die de overgrote instemming met dat men niet wil dat ‘ anderen zeggen hoe ik me moet gedragen als ik uitga’ rechtvaardigt dan dat het daadwerkelijk refereert naar een na ieder glas nieuwe evaluatie hoe men het beste zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Hier ligt ons inziens zowel de grote uitdaging alsook de grote moeilijkheid bij ieder meer effectieve preventie van geweld in uitgaanssituaties te bieden. Indien men accepteert dat de aantrekkelijkheid van uitgaanssituaties –zeker voor jongeren- goeddeels ligt in iets minder aanspreekbaar zijn op individuele verantwoordelijkheid, dan is het nodig dat externe actoren meer controle uitoefenen om de situatie niet te laten ontsporen. Echter, de ideologie van individuele verantwoordelijkheid leidt veelal tot ofwel moraliseren (bijvoorbeeld de jeugd van tegenwoordig kent geen grenzen meer) of afwijzen van verantwoordelijkheid (schenkers die het niet tot hun taak rekenen dronkenschap bij hun klanten te voorkomen). Er moet geconstateerd worden dat er een gat ligt tussen de sociale controle die portiers en uitsmijters in drinkgelegenheden uitoefenen en de formele sociale controle die politie kan uitoefenen. Dit gat is zowel in psychologische termen te definiëren, de politie wordt als vervreemdend en daarmee spanning oproepend ervaren, maar moet ook zeker in ruimtelijke zin opgevat worden. Er zijn gebieden die noch portiers noch politie bestrijken waar geweld tussen personen die uitgaan tot uitbarsting kan komen. Een aanbeveling hier kan zijn om, de in sommige steden reeds genomen initiatieven van verdergaande samenwerking tussen horecapersoneel en politie om overlast en geweld te voorkomen, te intensiveren en te evalueren (zie rapport Rekenkamer: (Stuiveling 2004). Onze resultaten geven daarbij aan dat het van groot belang is dat er daarbij vormen van sociale controle gevonden worden die goed aansluiten bij de beleving van personen die uitgaan. Dit vereist de nodige professionaliteit van horecapersoneel. Gegeven dat daders er expliciet op gericht zijn geweld te plegen waar anderen niet kunnen of willen ingrijpen, is een vorm van surveillance in gebieden waar horecapersoneel geen rol kan spelen ook nodig. Camera’s kunnen nuttig zijn om ook daar snel te kunnen interveniëren bij geweld. Echter, er kan ook gedacht worden
60
aan een meer persoonlijke vorm van sociale controle, bijvoorbeeld speciaal getrainde stadswachten, die zowel signalerend als deëscalerend kunnen optreden. Op die manier kan wellicht ook de inzet van politie in weekendnachten gerichter en specifieker zijn. Een belangrijk punt van controle is ook de mate waarin alcohol geschonken en ingenomen wordt. De ideologie is hier dat de drinker zelf verantwoordelijk is voor het innemen van alcohol en de schenker voor het aanleveren van alcohol. De praktijk is overigens dat horecagelegenheden zich meer of minder onderscheiden in goed gastheerschap, waarbij er ook gelegenheden kunnen zijn die wel grenzen stellen aan de alcoholinname van hun klanten. Echter het is sterk aan te bevelen dat er een beleid gevoerd wordt dat alle horecagelegenheden aanzet tot grotere verantwoording te nemen voor mogelijke nadelige gevolgen van drankgebruik. De wet tegen doorschenken bij dronkenschap kan hier handvatten bieden. In de context van deze wet, of los daarvan, verdient het volgens ons aanbeveling als minimumeis voor horecapersoneel te stellen dat ze (ook) deskundigheid hebben in herkennen van dronkenschap en weigeren van drank bij (naderende) dronkenschap. Daartoe is een aanbod van ‘server-intervention’-training (Van de Luitegaarden and Knibbe 2002) nodig voor horecapersoneel. Echter het is ook nodig dat er een vorm van inspectie is en dat de verworven vaardigheden ook daadwerkelijk gepraktiseerd worden. Immers, bij een ongelijke toepassing van de regel, dat er bij dronkenschap niet verder geschonken wordt, ontstaat er concurrentievervalsing tussen horecagelegenheden. Voor ons onderwerp is minstens zo belangrijk dat cafés waar geen regels voor doorschenken bij dronkenschap worden aangehouden, aantrekkelijk zijn voor potentiële daders. Een actief beleid met effectieve sancties op ‘slechte’ cafés is een onmisbaar onderdeel van effectieve sociale controle van geweld in uitgaanssituaties. Onze resultaten geven duidelijk aan dat bij daders een meer algemene geneigdheid tot geweld is. Gezien de recidive bij daders zou een systeem van herkenning en ontzegging van de toegang tot cafés effectief kunnen zijn. Wel moet er voor gewaakt worden dat zo’n systeem niet al te lokaal opgezet wordt omdat ook daders gemakkelijk een ander gebied kunnen opzoeken om uit te gaan. Verder is er een meer specifiek aspect van de geneigdheid tot geweld bij daders dat aandacht verdient: daders geloven sterker dan anderen dat alcohol hen agressief maakt. Het verdient aanbeveling om op dit punt een expectancy challenge te ontwikkelen die deze verwachting neutraliseert. Zo’n expectancy challenge zou onderdeel kunnen zijn van de straftoemeting bij opgepakte daders om daarmee de kans op recidive te verkleinen. Tenslotte zijn er in de context van sociale controle factoren die kwetsbaarheid verhogen.
61
Dronkenschap is er een van en zou, zoals hierboven opgemerkt voorkomen kunnen worden door effectievere ‘server intervention’ tijdens het drinken en door handhaving. Onervarenheid met uitgaan is een ander, echter deze is moeilijk om in een aanbeveling om te zetten. De factor drukte in café wijst op de noodzaak om, gegeven de verschillende bronnen van spanningen, de uitgaansruimte zo in te richten dat groepen elkaar redelijk gemakkelijk kunnen ontwijken. De gebruiksvergunning die aan openbare drinkgelegenheden verstrekt dient te worden kan ook gebruikt worden om (ook) vanuit het oogpunt van preventie van agressie regels te stellen omtrent het maximaal aantal mensen dat toegelaten mag worden. Maar een verdergaand beleid ter preventie van agressie is aan te bevelen. Bijvoorbeeld een beleid waarin het ontstaan van grote groepen waar veel sneller gedronken wordt, ontmoedigd wordt en het stimuleren van andere activiteiten dan drinken juist mogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld door de muziek niet te hard te zetten; door het aanbod van diverse spellen en mogelijkheid tot dansen, etc.). Het zijn maatregelen die ertoe kunnen bijdragen dat de vernauwing van focus op eigen groep en het samen drinken doorbroken wordt. Een ander belangrijk punt bij voorkomen van geweld is een goede kennis van de lokale sociale kaart van jongerengroepen bij horeca en politie. Kennis daarvan is de eerste stap om geweld tussen leden van deze groepen in uitgaanssituaties te voorkomen. Echter, het is moeilijk een algemene lijn aan te geven hoe er met spanningen tussen jongerengroepen omgegaan moet worden. Segregatie, d.w.z. minimalisering van de kans dat ze elkaar tegenkomen is een optie. Een verantwoorde menging kan ook een optie zijn, met name als er goede afspraken gemaakt kunnen worden tussen gezaghebbende vertegenwoordigers van deze groepen, horeca en politie. Tenslotte, zal het duidelijk zijn dat vanuit het perspectief van personen die uitgaan, die bijna allemaal vinden dat anderen geen regels aan hen mogen opleggen bij het uitgaan, vele van boven genoemde maatregelen kunnen ervaren als oneigenlijke regels die hun recht op vrijheid van regels inperken. Een goede training van de mensen van mensen die de aanbevolen regels dienen te handhaven, bv. uitsmijters, stadswachten, horecapersoneel, politie en inspecteurs van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) die het naleven van de drank- en horecawetten inspecteren, zal zeker er toe bijdragen dat deze regels door velen als ‘natuurlijk’ worden geaccepteerd en derhalve geen weerstand oproepen. Om deze maatregelen echter werkelijk effectief te doen zijn is er zowel bij de personen die uitgaan zelf alsook bij de andere actoren (bijvoorbeeld horeca, politie, beleidsambtenaren, politici) een cultuuromslag nodig. Niet alleen omdat meer sociale controle op
62
gespannen voet staat met het afwijzen van regels door personen die uitgaan. Het is misschien nog meer een cultuuromslag, omdat het op gespannen voet staat met de ideologie dat (jong)volwassenen in alle situaties de nodige zelfcontrole weten op te brengen of zouden moeten opbrengen.
Hieronder vindt u de belangrijkste aanbevelingen samengevat: 1) Bewerkstellen van cultuuromslag bij betrokken actoren (politie, horeca, beleidsambtenaren en politici), zodat zij niet uitgaan van zelfregulatie van jong volwassenen, maar dat men zelf actief optreed wanneer personen zich niet naar behoren en geweldadig gedragen, met dien verstande dat dit niet inhoud dat er meer politie op straat komt. Er moet eerder gedacht worden aan een op natuurlijke wijze overbrengen van regels. 2) Ontwikkeling van een meer persoonlijke vorm van sociale controle, bijvoorbeeld speciaal getrainde stadswachten, die zowel signalerend als deëscalerend kunnen optreden. 3) De samenwerking tussen horecapersoneel en politie intensiveren en evalueren, om zodoende overlast te voorkomen. 4) Een actief beleid met effectieve sancties op ‘slechte’ cafés. 5) Aanbod van ‘server-intervention’-training aan horecapersoneel zodat er deskundigheid is in het herkennen van dronkenschap zodat kan worden overgegaan tot weigering van drank aan dronken personen. Hierbij dient een vorm van inspectie te komen zodat de vaardigheden overal gepraktiseerd worden en er geen concurrentievervalsing tussen horecagelegenheden plaatsvindt. 6) Ontwikkeling van Expectancy challenge, om de verwachting dat alcohol agressief maakt te neutraliseren, als een vast onderdeel van straftoemeting om recidive te voorkomen.
63
6. Referenties Alcoholnota (2001-2003) Alcoholnota: Nota over de intensivering van het beleid tegen alcoholmisbruik. Bieleman, B., H. Maarsing, et al. (1998). Aangeschoten wild: onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan, Groningen, Intraval. Bjork, J. M. and D. M. Dougherty (1998) Differences in alcohol expectancy between aggressive and nonaggressive social drinkers, Alcohol Clin Exp Research, 22,(9), 1943-50. Bol, M. W., J. G. Terlouw, et al. (1998). Jong en gewelddadig; ontwikkeling en achtergronden van de geweldscriminaliteit onder jeugdigden, Den Haag, Ministerie van Justitie. Boles, S. M. and K. Miotto (2003) Substance abuse and violence A review of the literature, Agression and Violent behavior, 8,(155-174. De Natris, W. B. (2001) Horeca en geweld; mogelijkheden voor provinciale actie. Maastricht, PBW. Glaser, B. G. and A. L. Strauss (1967). The discovery of grounded theory, Chicago, Aldine. Graham, K. (2000) Evaluating theories of alcohol-related aggression using observations of young adults in bars, Addiction, 95,(6), 847-863. Graham, K., S. Bernards, et al. (2004). Guardians and Handlers: The role of Bar staff in Preventing and Managing Aggression. Annual Alcohol Epidemiology Symposium of the Kettil Bruun Society for Social and Epidemiological Research on Alcohol, Helsinki. Graham, K., L. La Rocque, et al. (1980) Aggression and barroom environments, Journal of studies on Alcohol, supplement, 42,(3), Hemstrom, O., H. Leifman, et al. (2002). The Ecas-survey on drinking patterns ans alcohol related problems. Alcohol in postwar Europe: consumption, drinking patterns, consequences and policy responses in 30 European countries. N. T. Stockholm, Swedish Council for Information on Alcohol and other Drugs, Council of Europe, Pompidougroup. Kingma, J., J. Oskam, et al. (1992) Alcoholconsumptie en geweldsslachtoffers: een trendonderzoek over de periode 1970 t/m 1991, tijdschrift voor alcohol en drugs, 18,(4), 197-206. Knibbe, R. A. (2001) Roes, Retoriek en Ratio: een sociaal epidemiologische standpuntbepaling ten aanzien van alcohol- en druggebruik. Maastricht, Universiteit Maastricht. MacAndrew, C. and R. B. Edgerton (1969). Drunken Comportment: A Social Explanation, Chicago, Aldine Publishing Company. Pennings, E. F. and N. E. W. H. Vriezelaar (2001) Beleidsthema Geweldscriminaliteit: blauwe 64
plekken; analyse van het uitgaansgeweld in Haarlem-Centrum. Haarlem, Politie. Rossow, I. (1996) Alcohol-related violence: the impact of drinking pattern and drinking context, Addiction, 91,(11), 1651-1661. Rossow, I. (2001) Alcohol and homicide: a cross-cultural comparison of the relationship in 14 European countries, Addiction, 96,(1), 77-92. Roth, J. a. (1994) Psychoactive substances and Violence, research in brief,US Dept.of Justice, Spapens, A. C. (2001) Uitgaan en ingesloten. Stuiveling, S. J. (2004) Convenanten uitgaansgeweld (Aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal door de Algemene Rekenkamer. Den-Haag, Algemene Rekenkamer. Van de Luitegaarden, J. and R. A. Knibbe. (2002). Schenker-Trainingen: Toepassing en Effectiviteit. Maastricht, Universiteit Maastricht. Van der Linden, J., R. A. Knibbe, et al. (2004) Geweld bij uitgaan en op straat: algemeen bevolkingsonderzoek naar de invloed van alcohol- en drugsgebruik. Maastricht, Universiteit Maastricht. Van Gelder, P., P. Reinerie, et al. (2003). Uit (je dak) in Den Haag, 2002: uitgaande jongeren en genotmiddelengebruik, Den Haag. Wiers, R. W., K. J. Hoogeveen, et al. (1997) High- and low- dose alcohol-related expectancies and the differential association with drinking in male and female adolescents and young adults, Addiction, 92,(7), 871-888. www.trimbos.nl (2004), Trimbos. www.wodc.nl (2004) Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, ministerie van justitie. Yin, R. K. (1989). Case study research:design and methods, Newbury Park, Sage.
65
Bijlage I Interviewschema voor slachtoffers en daders van uitgaansgeweld Onderstaand het schema van hoe het interview eruit ziet. Er komen 5 vragenrubrieken aan bod 1)Tijd, locatie en actoren 2)Middelengebruik 3)Sociale situatie 4)Psychologisch functioneren 5)Aanleiding van incident in de ogen van de respondent Na iedere vragenrubriek wordt informatie verzameld over de meest recente uitgaanssituatie waar de respondent geen slachtoffer of dader van agressie was. Op deze manier kunnen de situatiebeschrijvingen met en zonder geweld vergeleken worden op kenmerkende verschillen.
INTERVIEW DADERS EN SLACHTOFFERS VAN UITGAANSGEWELD DECEMBER 2003 1) Tijd, locatie en actoren Opm:In het interview wordt uitgegaan dat het uitgaansgeweld betreft, soms kan het echter zo zijn dat het ging om een besloten feest, familiefeest enz.
Vooraf inspreken: datum, tijd en naam (interviewer)
Mag ik je vragen terug te denken aan de bewuste avond van het incident? Als eerste willen we hier wat informatie over verzamelen
Wanneer vond het incident plaats? -dag, maand, jaar …………………. …………………. -tijdstip
Waar vond het incident plaats? ……………………. te denken aan -stad waar? -binnenstad, buitenwijk, uitgaansgebied (in uitgaansgelegenheid bij uitgaansgelegenheid, openbare weg, snackbar) -dorp waar? -platteland waar? -besloten feest wat voor feest? In het schema komt niet nadrukkelijk de vraag naar voren van wat er precies is gebeurt. Meestal komt dit in het gesprek vanzelf naar voren, maar je kunt er ook altijd naar vragen als je merkt dat de persoon graag zijn verhaal doet. Kun je wat meer vertellen over de uitgaansavond? (van het incident)
Heb je eerst thuis ingedronken?NB:niet iedereen kent de term indrinken, anders heb je nog wat gedronken voordat je op stap ging? -hoeveel glazen? …………………… -hoe laat ben je hiermee begonnen? …………………… -hoe laat ging je op stap?
……………………
66
Waar ging je uit? ……………………. -ben je op dezelfde plek gebleven of op verschillende plekken geweest? Kun je je nog herinneren wat voor weer het was? Wat heb je die avond gegeten? -voor hoe laat het laatst? -tussen door nog iets?
Met wie was je die avond? -vriend of vriendin /groep vrienden/collega’s/aantal personen? ………………………… -verhouding mannen/vrouwen -is de groep nog veranderd? let op dat je goed doorvraagt en bepaald zaken heel concreet maakt. Voorbeeld: de verhouding man/vrouw wad ongeveer gelijk, wat is ongeveer 20 mannen en 17 vrouwen enz Eerste volgende vraag stellen: Kun je wat meer vertellen over de laatste uitgaansgelegenheid waar je voor het incident was? Dan….. ( indien incident plaatsvond in uitgaansgelegenheid wat meer vertellen over die plek ) ( indien incident plaatsvond op straat vragen stellen uit dit blok )
Straat Laatste uitgaansgelegenheid indien incident ook in uitgaansgelegenheid plaatsvond gelden deze vragen ook anders naar het blok met straat. ( indien het incident op straat plaatsvond willen we hier ook het een en ander over weten) ( agressie indien het incident straat plaatsvond Bij incident opop straat: -druk op straat willen we hier ook het een en ander over we -zichtbare aanwezigheid politie? ……………………… -agressie gezien voordat het jezelf deed Bij agressie incident op straat: of overkwam? -druk op straat -agressie tussen anderen -zichtbaregezien aanwezigheid politie? voordat je zelf slachttoffer -agressie (of dader)gezien werd voordat het jezelf deed
Hoe groot was de ruimte? -was er ruimte om te zitten -te dansen Hoe druk was het? -schatting aantal bezoekers -stond je dicht op elkaar -waren er teveel mensen voor de omvang van die ruimte Hoe hard stond de muziek? -kon je elkaar nog goed verstaan en met elkaar praten Was er iets te eten? Was er iets te doen?(vb: dansen flipperen, darts, optreden, enz) Hoe was de verlichting? -felle lampen /donker
Navragen of de agressie verplaatst werd naar de straat? (je hoort nog wel eens dat de horeca de agressie min of meer de deur uitzet of door bijv. een bepaald deurbeleid een rol speelt bij het ontstaan van agressie)
67
Belangrijk is te weten wat de bronplek is
Wat was de samenstelling van de bezoekersgroep? -jongeren-ouderen/ mannen-vrouwen, etnische groepen -Was er veel in en uitloop/ verloop van de groep
Hoe was de houding van het barpersoneel? -tolerant t.o.v agressie -tolerant t.a .v dronkenschap -druggebruik Hoe was de houding van de uitmijters/horecapersoneel? - deden de uitsmijters hun best om agressie te voorkomen… (vb: toezicht houden, niet meer doorschenken als mensen teveel alcohol op hadden, Heb je die avond nog agressie incidenten gezien voordat je het zelf deed of het jezelf overkwam?
Beleid Is er recent iets verandert bij het uitgaan? Ken je een bepaalde zaak/café die bekend staat omdat er vaak agressie is? ………………………………..
Waren er nog andere bijzonderheden? Hoe was het vervoer naar huis? Hoe voelde je je die avond? -evt. als voorbeelden :opgesloten, ontspannen, verliefd, angstig enz
LET OP Na ieder onderdeel de vraag: en als je nu eens de recentste uitgaansavond voor de geest haalt zonder geweld incident. Op welke punten die we zojuist besproken hebben verschilde die avond met de avond van het incident. indien er verschillen genoemd worden denk je dat die verschillen een mogelijke rol hebben gespeeld bij het uit de hand lopen. Bijvoorbeeld: Zojuist noem je dat het de avond van het incident een besloten feest was en ergens anders in de stad heeft dit mogelijk een rol gespeeld?
68
2) Middelengebruik
We willen een aantal vragen stellen over het drank en druggebruik
Heb je die avond alcoholhoudende drank gedronken? indien ja ga verder met… -Welke dranken heb je die avond gedronken -Hoe laat ben je begonnen met drinken -Hoeveel had je ongeveer op op het moment van het incident - Kun je je lichamelijke toestand op het moment van het incident beschrijven, je wat losser voelen door de drank, nuchter, aangeschoten, dronken -Hoeveel heb je de avond in totaal gedronken ……………….. -Was je nog onder invloed van de alcohol tijdens het incident? ………………..
Heb je die avond drugs gebruikt? indien ja ga verder met… -Welke drugs heb je gebruikt ……………….. -Hoe laat begonnen ……………….. -Hoeveel ……………….. -Kun je je lichamelijke toestand op het moment van het incident beschrijven, stoned, -Was je nog onder invloed van de drugs tijdens het incident? ………………. NB: het kan ook wat opleveren om te vragen of men alcohol en drugs bewust combineerde. Bijvoorbeeld: na cocaïnegebruik kan je meer drinken voordat je je dronken voelt. Belangrijk is in ieder geval om te kunnen vast stellen of men alleen alcohol, alleen drugs of beiden heeft gebruikt….
Kun je een inschatting maken van de hoeveelheid die gedronken was door de meest betrokken persoon bij het incident? dit is een lastige vraag probeer hem toch te stellen en er iets over te weten te komen Plus ook vragen naar drugsgebruik bij daderschap het slachtoffer of slachtoffers bij slachtofferschap de dader of daders Misschien levert het ook nog wat op als men een inschatting moet maken van de mate waarin iemand mogelijk onder invloed was…
69
3) Sociale aspecten
Kun je wat meer vertellen met wie je was tijdens het uitgaan?
-sfeer in groep (spanningen; ruzies) -kende iedereen elkaar? -duidelijke leider in groep? (en was dat respondent?) -Met wie was je ten tijde van de agressie?
Het lijkt me goed om precies naar de concrete aanleiding te vragen -begon het als een ruzie tussen jou en de ander, binnen eigen groep of was het een ruzie tussen twee groepen of hoe zat dat precies?
-Kende je de dader/slachtoffer -Was het intentioneel /dan wel geheel of grotendeels het gevolg van niet te voorziene omstandigheden tijdens het uitgaan/ of gepland -was het volstrekt onverwacht of was er daarvoor al wat gebeurt?/gepland
4) Psychologische functioneren Nu heb je het een en ander verteld over de avond, het drankgebruik en de groep met wie je was. Ik zou graag nog enkele persoonlijke zaken willen weten
Heeft het incident ook te maken gehad met hoe jij je voelde die avond?
-Kun je kort omschrijven hoe de afgelopen weken voor jou zijn geweest? 1) druk 2) prima 3) een periode van stress achter de rug –deadline -tentamens 4) anders…. -wat heb je de dag van het incident gedaan? -voelde je je minder goed dan anders op de avond van het incident? -was je gefrustreerd om de een of andere reden -was je moe toen je op stap ging -gestrest door werk en school -komt er iets aan waar je tegen op ziet, -had je net een verbroken relatie -voelde je je veel impulsiever dan anders?
70
- Heeft de groep een rol gespeeld? Voelde je je beledigd? Heb je eerder iemand geholpen uit de groep bij problemen; wilde je wat terug doen of laten zien dat je niet bang was.. -Hoe belangrijk was het om niet af te gaan voor vrienden toen je betrokken raakte bij de agressie?
5) Beschrijving van aanleiding tot agressie in de woorden van de respondent (dader of slachtoffer)
zelf bijhouden wat al genoemd is dit samen vatten en de vraag inleiden Je hebt al een aantal punten genoemd die mogelijk een rol hebben gespeeld bij het uit de hand lopen van de avond, maar ik wil hier nog verder op in gaan ..
Kun je een beschrijving geven wat in jouw ogen de aanleiding tot agressie was?
- voorbeelden: drankgebruik /druggebruik/geen respect/ hinderen/ ruzie over meisjes/ begonnen als uitschelden/ per ongeluk iemand aanstoten/ iemand begon me zomaar te beledigen, eerder de avond onterecht toegang geweigerd bij een café enzovoort) -Waren er mensen die het incident probeerden te voorkomen?
-Ben je al vaker betrokken geweest bij uitgaansgeweld? -hoe vaak ………………….
………
Nogmaals: de vraag: hoe had het voorkomen kunnen worden….wat heb je nu voorgenomen om het een volgende keer te voorkomen…
71
Bijlage II Vragenlijst Instructie Voor je ligt de vragenlijst “Uitgaan, Middelengebruik en Agressie” van de Universiteit Maastricht. Deze vragenlijst bestaat uit 5 onderdelen, namelijk: 1 Algemene vragen 2 Middelengebruik 3 Ervaren problemen 4 Uitspraken over effecten van alcohol 5 Opvattingen over gedrag in uitgaanssituaties Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 20 minuten. Door jouw mening en ervaringen lever je een belangrijke bijdrage aan het onderzoek. Let op: Deze vragenlijst is voor jou persoonlijk bedoeld. Het is belangrijk dat je zelf de vragenlijst invult en niet iemand anders. Lees voor je verder gaat eerst rustig de verdere aanwijzingen hieronder. De meeste vragen kun je beantwoorden door een kruisje te zetten bij het door jou gekozen antwoord, bijvoorbeeld: Heb je kinderen? Ja nee De bedoeling is dat je bij iedere vraag slechts één antwoord aankruist. Wanneer je meerdere antwoorden mag aankruisen staat dit apart vermeld. Bij sommige antwoorden staat aangegeven dat je kunt doorgaan naar een vraag verderop. Je kunt dan de tussenliggende vragen overslaan. Als je een verkeerd hokje hebt aangekruist kun je dit verbeteren door het hokje zwart te maken en vervolgens het goede hokje aan te kruisen. Voorbeeld Fout Goed Het is belangrijk dat je alle vragen invult, ook als je dat moeilijk vindt. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Het gaat om je eigen ervaring. Voor informatie over de vragenlijst of voor hulp bij het invullen kunt je tijdens kantooruren bellen met Jikke van der Linden telefoon: 043-3882989 Universiteit Maastricht
Alvast bedankt voor je medewerking!
72
Algemene vragen
1
Ben je man of vrouw?
2
Wat is jouw leeftijd?
3
Wat is je burgerlijke staat?
man vrouw .…..
jaar (Op de stippellijn kun je jouw leeftijd invullen) gehuwd ga naar vraag 5 ongehuwd / nooit gehuwd geweest gescheiden anders, nl...............
4
Heb je op dit moment een vaste vriend(in)? ja nee
5
Wat is jouw woonsituatie?
6
Waar ben jij, en waar zijn je vader en je moeder geboren?
bij mijn ouders met vaste vriend(in)/echtgenoot alleen anders, nl ................
ik Nederland Ander land in Europa Buiten Europa
7
Heb je kinderen? ja, .........kinderen nee ga naar vraag 9
8
Wonen die kinderen bij je thuis? ja nee
9
mijn vader
mijn moeder
Welke omschrijving is op dit moment het meest van toepassing? (Je mag maar één antwoord aankruisen) ik heb een betaalde baan, 32 uur of meer per week ik heb een betaalde baan, tussen de 18 en 32 uur per week ik heb een betaalde baan, minder dan 18 uur per week ik ben huisman/huisvrouw ik ben scholier of student ik ben werkloos/werkzoekende ik ben arbeidsongeschikt ik heb een bijstandsuitkering anders, namelijk …………………………………………………………………………
73
Middelengebruik
Alcohol 10 Kun je aangeven welke soorten alcoholhoudende drank je de afgelopen 12 maanden wel eens hebt gedronken? (Meerdere antwoorden mogelijk) Bier (geen alcoholarm of alcoholvrij bier) Wijn, sherry, port of vermouth Likeur, advocaat, bessenjenever of citroenjenever Jenever, brandewijn, vieux, rum, cognac, whisky, wodka of ander gedestilleerd Alcoholhoudende drank gemengd met frisdrank of vruchtensap (breezer, shooters, mixen) Ik dronk vroeger wel, maar ik heb de afgelopen 12 maanden geen alcoholhoudende drank gedronken ga naar vraag 26 op pagina 6 Ik heb nooit alcoholhoudende drank gedronken ga naar vraag 26 op pagina 6 11 Hoe vaak heb je de afgelopen 12 maanden in één van de hierna genoemde plaatsen alcoholhoudende dranken gedronken? (S.v.p. op iedere regel een kruisje zetten)
Elke dag
5à6 dagen per week
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Nooit
Thuis of in het huis van familie, vrienden of kennissen
In een café of disco
In een restaurant of snackbar
In een kantine van een sportclub, buurthuis, jongerencentrum of wijkgebouw Op school of op je werkadres
12 Hoe vaak dronk je de afgelopen 12 maanden met één van de hieronder genoemde personen? (S.v.p. op iedere regel
74
een kruisje zetten)
Elke dag
5à6 dagen per week
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Nooit
Alleen
Met partner
Met familie
Met vrienden
Met buren
Met studie-genoten of collega’s
13 Op hoeveel van de vier doordeweekse dagen drink je gemiddeld genomen alcoholhoudende dranken ? (Hiermee wordt bedoeld maandag tot en met donderdag) 4 dagen 3 dagen 2 dagen 1 dag ik drink nooit op doordeweekse dagen ga naar vraag 15 14 Als je op zo’n doordeweekse dag alcoholhoudende drank drinkt, hoeveel glazen drink je dan gemiddeld? (Het gaat hierbij nog steeds om maandag tot en met donderdag.) 11 of meer glazen 7 t/m 10 glazen 6 glazen 4 t/m 5 glazen 3 glazen 2 glazen 1 glas 15 Op hoeveel van de drie weekenddagen (vrijdag, zaterdag en zondag) drink je gemiddeld genomen alcoholhoudende dranken? 3 dagen 2 dagen 1 dag ik drink nooit op weekend dagen ga naar vraag 17 op de volgende pagina
16 Als je op zo’n weekenddag alcohol drinkt, hoeveel glazen drink je dan gemiddeld? (het gaat hierbij steeds om vrijdag tot en met zondag.)
75
11 of meer glazen 7 t/m 10 glazen 6 glazen 4 t/m 5 glazen 3 glazen 2 glazen 1 glas
17 Hoe vaak heb je de afgelopen 12 maanden 6 of meer glazen alcoholhoudende drank op één dag gedronken?
5à6 dagen per week
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Elke dag
6 of meer glazen
Nooit
18 Hoe vaak heb je de afgelopen 12 maanden 4 of 5 glazen alcoholhoudende drank op één dag gedronken?
Elke dag
4 of 5 glazen
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Nooit
5à6 dagen per week
19 Hoe vaak ben je de afgelopen 12 maanden aangeschoten (of dronken) geweest?
Elke dag
Aangeschoten of dronken
5à6 dagen per week
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Nooit
Ervaren problemen
76
De volgende vragen hebben alleen betrekking op de afgelopen 12 maanden ja 20
Heb je wel eens de behoefte gehad minder te gaan drinken?
21
Heb je wel eens geprobeerd met drinken te stoppen zonder dat lukte?
22
Heb je wel eens maaltijden overgeslagen in een periode dat je meer alcohol dronk?
23
Heb je wel eens alcohol gedronken om je zorgen te vergeten?
24
Maakten je partner en/of naaste familieleden zich wel eens zorgen over jouw drankgebruik en/of klaagden ze er wel eens over dat je teveel dronk?
25
Raakte je wel eens geïrriteerd door aanmerkingen van anderen over jouw drankgebruik?
nee
Drugs 26 Hoe vaak heb je de laatste 12 maanden één van de hierna genoemde drugs gebruikt? (S.v.p. op iedere regel een kruisje zetten)
Elke dag
5à6 dagen per week
3à4 dagen per week
1à2 dagen per week
1à3 dagen per maand
6 à 11 dagen per jaar
1à5 dagen per jaar
Nooit
Soft drugs (bijv: hasj, wiet)
Cocaïne
Heroïne
XTC
GHB
LSD
27 Op welke van de hieronder genoemde gebieden heb je de afgelopen twaalf maanden problemen gehad of moeilijkheden ervaren? (Als de vraag op jou niet van toepassing is, vul dan ‘nee’ in.)
77
ja
nee
● problemen met gezondheid ● psychische problemen ● financiële problemen ● problemen met ouders en/of broers of zussen ● problemen met partner ● problemen met kinderen ● problemen op werk/school ● problemen met beheersen van mijn agressie ● andere problemen, namelijk...............
De volgende vragen gaan over geweld. Hiermee bedoelen we zaken als een vechtpartij, maar ook bijvoorbeeld iemand flink uitschelden of bedreigen.
28 Hoe vaak ben je de afgelopen 12 maanden betrokken geweest bij geweld? 6 of meer keer 3 tot 5 keer 1 tot 3 keer nooit ga naar vraag 31 op de volgende pagina 29 Hoe vaak ben je de afgelopen 12 maanden, als dader en/ of als slachtoffer, betrokken geweest bij geweld in uitgaanssituaties (Hiermee bedoelen we zowel in uitgaansgelegenheden als op straat buiten uitgaansgelegenheden) 6 of meer keer 3 tot 5 keer 1 tot 3 keer nooit ga naar vraag 31 op de volgende pagina
30 Hoe vaak is daar politie en/of justitie bij betrokken geweest? 6 of meer keer
78
3 tot 5 keer 1 tot 3 keer nooit 31 Hoe vaak heb je de afgelopen 12 maanden een wapen (steek-,slag-,of vuurwapen) op zak gedragen bij het uitgaan? 1 keer per week of vaker 1 à 3 keer per maand 6 à 11 keer in de laatste 12 maanden 1 à 5 keer in de laatste 12 maanden geen enkele keer 32 Hoeveel avonden per week ben je de afgelopen 12 maanden gemiddeld thuis geweest? alle avonden van de week 5 à 6 avonden per week 3 à 4 avonden per week 1 à 2 avonden per week geen Uitspraken over effecten van alcohol De uitspraken hebben betrekking op uitgaanssituaties (vb: café, discotheek). De uitspraken zijn opgesplitst in twee delen: ● over effecten van alcohol bij jezelf ● over effecten van alcohol bij anderen Soms lijken de uitspraken op elkaar, maar dan gaat het in het ene geval om wat er gebeurt bij een paar glazen en in het andere geval als er veel is gedronken. Met de volgende uitspraken kun je het helemaal niet mee eens zijn (1) of wel helemaal mee eens zijn (5), of je kunt ergens tussen deze mogelijkheden in zitten. Geef je mening over deze uitspraken door een cirkeltje te zetten om het cijfer dat het beste past bij jouw antwoord. Uitspraken over effecten van alcohol bij jezelf Helemaal niet mee eens 1
Helemaal mee eens
36
Na het drinken van een paar glazen alcohol voel ik mij zelfverzekerder. Na het drinken van veel alcohol voel ik mij zelfverzekerder. Na het drinken van een paar glazen alcohol word ik agressief Na het drinken van veel alcohol word ik agressief.
37
Ik voel me energieker na een paar glazen alcohol.
1
2
3
4
5
38
Ik voel me energieker na veel alcohol
1
2
3
4
5
39
Na het drinken van een paar glazen alcohol word ik sneller boos als iets me niet aanstaat. Als ik veel alcohol op heb word ik sneller boos als iets me niet aanstaat. Als ik alcohol drink pieker ik minder.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
33 34 35
40 41
79
2
3
4
5
3 3
4 4
5 5
1 1
2
1
2
3
4
5
2
42 43 44 45 46
Als ik alcohol drink kom ik vaker in de problemen dan wanneer ik geen alcohol drink. Na het drinken van een paar glazen alcohol heb ik de neiging anderen te gaan beledigen. Na het drinken van veel alcohol heb ik de neiging anderen te gaan beledigen. Na het drinken van een paar glazen alcohol heb ik de neiging om dingen te gaan vernielen. Na het drinken van veel alcohol heb ik de neiging om dingen te gaan vernielen.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Uitspraken over effecten van alcohol bij anderen
47 48 49 50 51 52 53 54 55 56
Na een paar glazen alcohol worden sommige mensen agressief. Na veel alcohol worden sommige mensen agressief. Als sommige mensen gedronken hebben zijn ze zelfverzekerder. Sommige mensen gedragen zich energieker als ze gedronken hebben. Veel agressie zou voorkomen kunnen worden als sommige mensen niet dronken werden. Na het drinken van een paar glazen alcohol worden sommige mensen sneller boos als iets hen niet aanstaat. Na het drinken van een paar glazen alcohol hebben sommige mensen de neiging anderen te gaan beledigen. Na het drinken van veel alcohol hebben sommige mensen de neiging anderen te gaan beledigen. Na het drinken van een paar glazen alcohol hebben sommige mensen de neiging om dingen te gaan vernielen. Na het drinken van veel alcohol hebben sommige mensen de neiging om dingen te gaan vernielen.
Helemaal niet mee eens 1
Helemaal mee eens 2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Opvattingen over gedragsregels in drinksituaties en uitgaanssituaties De gedragsregels betreffen zowel hoe je met anderen omgaat in uitgaanssituaties, als hoe je vindt dat anderen zich tegenover jou gedragen bij het uitgaan. Ook gaan ze in op de verantwoording die je persoonlijk dient te nemen voor je gedrag. Loop ze snel door en omcirkel het eerste antwoord dat in je opkomt
57 58 59 60
Als ik uitga wil ik niet dat andere zeggen hoe ik me moet gedragen. Als ik uitga hou ik andere regels aan wat kan en mag dan in het dagelijks leven. In het dagelijks leven hou ik goed rekening met anderen. Als ik uitga verleg ik sneller mijn grenzen.
80
Helemaal niet mee eens 1
Helemaal mee eens 2
3
4
5
1
2
3
4
5
1 1
2 2
3 3
4 4
5 5
61 62 63 64 65
66 67 68 69 70 71 72 73 74 75
76 77 78 79 80 81 82
Als ik uitga vind ik dat ik directer tegen anderen moet kunnen zijn. Als ik uitga pas ik me veel meer aan de groep aan met wie ik ben dan in het dagelijks leven. Als ik uitga irriteert het me sneller als mensen me iets willen verbieden dan in het dagelijks leven. Als ik uitga met mijn vrienden doe ik gemakkelijker dingen die ik in het dagelijks leven niet zou doen. Als ik uitga vind ik dat mensen om mij heen mijn vrienden en mij de ruimte moeten geven om plezier met elkaar te hebben. Als ik uitga hoef ik geen rekening te houden met anderen om mij heen. Mensen die in uitgaansgebieden wonen moeten niet zeuren over kabaal of vernielingen. Dat er bij het uitgaan wel eens wat vernield wordt moet geaccepteerd worden. Als ik uitga ben ik er gevoeliger voor als iemand laat merken me niet te mogen dan in het dagelijks leven. Als ik uitga voel ik sterker dan in andere situaties de waardering die anderen voor me hebben. Als ik uitga voel ik me meer verbonden met de mensen om me heen dan in andere situaties. Als iemand rot doet tegen een vriend(in) van het clubje met wie ik uitga, dan trek ik het me zelf ook sterk aan. Als ik uitga wil ik spontaner kunnen reageren dan in het gewone leven. Als ik uitga wil ik even alle wijze raad van ouders en anderen kunnen vergeten. Als ik uitga verwacht ik dat anderen me weerhouden van gedrag waar ik later spijt van krijg.
Als ik dronken ben blijf ik verantwoordelijk voor alles wat ik doe. Als ik uitga heb ik als regel dat iedereen voor zichzelf verantwoordelijk is. Een dronken persoon kun je zolang hij/zij dronken is niet aanspreken op wat hij/zij doet. Als ik stoned ben blijf ik verantwoordelijk voor alles wat ik doe. Iemand die stoned is kun je zolang hij/zij stoned is niet aanspreken op wat hij/zij doet. Als ik harddrugs (b.v cocaïne, heroïne, XTC, GHB, LSD) heb gebruikt blijf ik verantwoordelijk voor alle wat ik doe. Als ik uitga wil ik verplichtingen van werk of studie even kunnen vergeten.
81
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Helemaal niet mee eens 1
Helemaal mee eens 2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
Algemene vragen
83 nee
Volg je op dit moment een dagopleiding? ga naar vraag 85 op de volgende pagina
ja
ga naar vraag 84
84 Welke dagopleiding volg je op dit moment?
lager algemeen of voorbereidend beroepsonderwijs
( mavo, vbo, vmbo, lager land –en tuinbouwonderwijs, enzovoorts)
middelbaar algemeen of voortgezet beroepsonderwijs
(havo, vwo, beroepsonderwijs, leerlingwezenopleidingen, enzovoorts)
hoger algemeen of wetenschappelijk onderwijs
(hbo, propedeuse van wetenschappelijk onderwijs, opleidingen na het hbo, doctoraal/ingenieursexamen, enzovoorts)
anders, namelijk........................................................................................
Wat is de hoogste opleiding die je met een diploma hebt afgerond? (Je mag maar één antwoord aankruisen.)
lager algemeen of voorbereidend beroepsonderwijs
( mavo, vbo, vmbo, lager land –en tuinbouwonderwijs, enzovoorts)
middelbaar algemeen of voortgezet beroepsonderwijs
(havo, vwo, beroepsonderwijs, leerlingwezenopleidingen, enzovoorts)
hoger algemeen of wetenschappelijk onderwijs
(hbo, propedeuse van wetenschappelijk onderwijs, opleidingen na het hbo, doctoraal/ingenieursexamen, enzovoorts)
anders, namelijk........................................................................................
Dit is het einde van de vragenlijst. Hartelijk dank voor het invullen!
82
Bijlage III Korte samenvatting van ieder interview 1) dader (17 jaar, Marokkaan) Interview met een Marokkaanse jongen die bij twee vechtpartijen betrokken is geweest. Eén in de kroeg naar aanleiding van zijn vriendin. Daar is hij weggestuurd. Later op straat op weg naar een hotel met zijn vriendin en een vriend, raakt hij met z’n vriend, weer slaags met een aantal jongens. Hij is opgepakt en heeft straf gekregen. Hij was onder invloed van alcohol en drugs. 2) slachtoffer (19 jaar, Nederlander) Respondent (man) was met vriendin en vrienden op stap naar de disco. Drinkt thuis bier in de disco mixjes. Wanneer hij naar huis wil gaan (3 uur) en op de taxi wacht, wordt hij agressief aangesproken door een Marokkaanse jongen. Het mondt uit in een grote vechtpartij van dorpelingen tegen buitenlanders. 3) slachtoffer (21 jaar, Surinamer) Respondent (man) gaat naar bruiloft met ouders en vriendin. Ontmoet neven waarmee hij al een tijd ruzie heeft. Die sarren hem en zijn vriendin, uiteindelijk wordt hij gepakt op de parkeerplaats voor de feestzaal. 4) dader (24 jaar, Nederlander) Respondent (man) is een avond met vrienden en vriendinnen op stap in een Bar Dancing. Drinkt veel, gebruikt XTC en gaat na sluitingstijd op straat ruzie zoeken met toevallige passanten. Politie pakt ze op en sluit ze in. 5) dader (18 jaar, Nederlander) Respondent (man) gaat zaterdagavond en nacht op stap. Ontmoet ‘s nachts zijn stiefmoeder. Heeft onenigheid met haar. Loopt weg naar de volgende kroeg en slaat in op een auto voor een kroeg. Uitsmijters houden hem vast en hij krijgt nog wat klappen tot de politie komt. 6) slachtoffer (20 jaar, Nederlander) Respondent (vrouw) loopt om vier uur ‘s nachts met drie vrienden naar de auto terug naar huis, in het weekend na het uitgaan. Respondent is de BOB. De drie vrienden worden gepakt, geslagen en één wordt beroofd. Respondent is toeschouwer van het incident. 7) slachtoffer (32 jaar, Nederlander) Respondent (man) was met zijn gezin naar de opening van het restaurant van zus geweest. Hij had wat gedronken en was op weg terug naar huis. Hij groette enkele jongeren op straat. Liep verder en werd van achteren aangevallen door de jongeren. Flinke klappen. Gebroken enkel. Bewusteloos. 8) slachtoffer (17 jaar, Nederlander) Respondent (man) loopt met drie vrienden rond half een naar een ander café. Komt een jongen tegen die zegt dat hij hem vuil aankeek en krijgt een klap op zijn gezicht. 9 en 10) 2 slachtoffers (17 en 18 jaar, Nederlanders) Twee respondenten, broers zijn betrokken geweest bij ditzelfde incident. Respondenten gingen met vrienden naar de kermis (kermis was binnen in een hal). In de botsautootjes worden ze irritant benaderd door Marokkaanse jongens. Er werd geduwd en geslagen. Zij vluchtten en een van zijn groep gebruikt pepperspray. Nog meer man van de tegenpartij achtervolgden hen en ze gingen ervan door.
83
11) slachtoffer (23 jaar, Nederlander) Wanneer respondent (man/student) op weg naar huis was (half drie ’s nachts), wordt hij door twee jongens op de Servaasbrug (Maastricht) aangevallen. Vlucht naar huis en krijgt daar nog een klap en valt naar binnen. 12) slachtoffer (16 jaar, Nederlander) Respondent (man) ging met een stel schoolgenoten op stap en uiteindelijk naar een schoolgala. Gedronken (12 consumpties/geen drugs). Na afloop van het gala, op weg naar huis (3 uur s’nachts) werd hij en vrienden door een reeds buitenstaande groep jongeren uitgescholden en bewusteloos geslagen. Kende de jongens niet en is zonder rede aangevallen. 13) slachtoffer (21 jaar, Nederlander) Respondent (man) rijdt na een studentenavond om twee uur ‘s nachts met zijn vriend achter op de fiets naar huis. Wordt onderweg overvallen door vier lokale jongens die hun flink klappen uitdelen. Opvallend is de studentenkledij zegt het slachtoffer achteraf. Lokalen moeten niets van studenten hebben. 14) slachtoffer (20 jaar, Nederlander) Respondent (man) was met vrienden naar een schoolfeest in een dansgelegenheid. Een vriend krijgt onenigheid met de glazenophaler over duwgedrag bij de bar. Respondent komt helpen omdat zijn vriend in de houtgreep ligt. Krijgt zelf klappen en wordt door de uitsmijter op straat gezet. Gaat naar binnen om de jas op te halen. Wordt door de glazenophalers met pepperspray behandeld en door hem en de uitsmijter getrapt in zijn maag. Hij is weggerend. 15) dader (21 jaar, Nederlander) Hij was met 1 meisje en twee jongens op een hardcore feestje in de disco. Flink gedronken. Een Turkse jongen was bezig met zijn vriendin. Hij erop af om er wat van te zeggen. De jongen duwt hem van een trapje af. Hersenschudding.Bewusteloos. weggestuurd bij EHBO. Niet te houden 16) slachtoffer (24 jaar, Nederlander) Respondent gaat op stap en drinkt. Komt uiteindelijk in een kroeg die bekend staat om zijn druggebruikers. Gaat naar buiten en krijgt een klap op zijn hoofd. Wordt bewusteloos gevonden en naar het ziekenhuis gebracht. 17) dader (23 jaar, Nederlander) Om 22.30 was respondent (man) vrij van werk (werkt in de horeca). Na het werk was hij met 2 vrienden van het werk nog wat gaan drinken. Een jongen begon wat verkeerde dingen over vriendin te zeggen, er was al een poos een gespannen sfeer, op een gegeven moment ging het mis en respondent sloeg erop, ging door het lint. In totaal 6 pilsjes gedronken, vrienden niet anders. Geen drug gebruikt. Buiten plaatsgevonden. 18) slachtoffer (21 jaar, moeder afkomstig van buiten europa) 2e carnavalsdag samen met vriendin op stap Nadat ze naar buiten (waren allebei best zat/geen drug gebruikt)komen uit dansgelegenheid (2.30 s nachts) zijn twee jongen en een meisje op hun af gekomen (“gewoon Nederlanders, zegt mijn vriendin, een beetje van die junk verguren maar”) Jongen erg in elkaar geslagen en vriendin is het meisje van achter op gesprongen. Respondent met vriendin beroofd.Respondent weet er zelf weinig meer van. In ziekenhuis pas weer bijgekomen, na flinke klap bewusteloos geraakt.
84
19) slachtoffer (19 jaar, Nederlander) Respondent ( man) was op stap in pool café. Zaten rustig te poolen toen iemand om de hoek kwam kijken ( jongen uit België, naar inschatting respondent Marokkaans.) of er plak was. Vrienden maakte een geluidje niet bedoelt naar de jongen. Jongen reageerde fel, maar vrienden gaven aan dat het niet naar hem was. Later is jongen met vrienden teruggekomen en ontstond een grote vecht partij. Respondent niet gedronken en 1 joint gerookt. ze waren echt uit op ruzie zegt respondent. 20) dader (17 jaar, Nederlander) Betrokken geweest bij drie incidenten op verschillende data 1) Respondent (man) heeft eerst wat gedronken in het buurthuis daarna na een café gegaan. Het café staat bekend als een probleem café. Iets voor sluitingstijd weggegaan. Op weg naar huis kwam een jongen langslopen en schold. Toen de jongen iets later weer langskwam heeft respondent met een vriend hem van de fiets getrapt (rond 2 uur 2 nachts) 2) Respondent (man)kwam uit café (zelfde probleem café als vorige incident) en ging broodje eten in een broodjes zaak samen met een vriend (1.30 s’ nachts). Een Jongen in die zaak maakte opmerking, respondent maakte opmerking terug. Zijn toen naar buiten gegaan en hebben jongen in elkaar geslagen.Waren 2 getuigen, hebben niet ingegrepen. 3) Stond op dansvloer in zelfde café als 2 eerdere incidenten. Kwam tegen een jongen aan die gaf zet terug. Respondent pikte dit niet en gevecht begon. Respondent was daar met meerdere vrienden. Alle drie de keren flink wat op. Geen drugs 21) dader (19 jaar, Nederlander) Respondent (man) was rond 12 uur s’middags op stap gegaan. In meerdere kroegen op verschillende plaatsen geweest. Later betrokken geraakt bij een gevecht van een vriend met een andere jongen (andere jongen zou vriendin hebben lastig gevallen). Later is respondent door de vrienden (in totaal 8 man), van de jongen waar ze eerder slaags mee waren, opgewacht. Begonnen een beetje te duwen, maar toen ze zijn vriendin een zet gaven, pikte respondent dit niet en heeft jongen in elkaar geslagen. 20 man hebben het gevecht gezien maar deden niks. Respondent was in totaal met 6 personen op stap (3 stelletjes). Eerste knokpartij was om 23.30. De laatste om 1.30. Over heel de dag zo’ n 35 consumpties gebruikt/2 gram cocaïne gebruikt. Alles speelde zich af op straat. Later is respondent met 2 vrienden opgepakt. 22) dader (20 jaar, Nederlander) Respondent (man) ging met 2 vrienden op stap. Bezocht 4 cafés. In het laatste café, slaat een bezoeker tot twee maal toe glazen uit zijn hand. Respondent pikt dit niet en slaat terug.
85
Bijlage IV Schema 2 en Literatuurvergelijking Gelegenheid biedend tot geweld/ Kwetsbaarheid voor geweld Individugebonden factoren
Slachtoffers
Daders
Slachtoffers en daders
-minder ervaring met uitgaan (2)
-wapenbezit (2)
-man (1,2)
(Spapens 2001)
(Bieleman, Maarsing et al. 1998; Spapens 2001; Van der Linden, Knibbe et al. 2004)
(Spapens 2001)
-excessief drankgebruik (1,2)
Middelengebruik
(Bieleman, Maarsing et al. 1998; Boles and Miotto 2003; Van der Linden, Knibbe et al. 2004; www.wodc.nl 2004) Tijd, locatie en
-weekend (1) - na >1.30 (1) (www.wodc.nl 2004) - buiten (1) (Pennings and Vriezelaar 2001) -uitsmijters (1) dominante houding roept agressie op
actoren
(Graham, Bernards et al. 2004) -afzijdigheid omstanders (1) (De Natris 2001) -perceptie politie (1) -foute cafés (1) (Roth 1994) -foute vrienden (1) Opvattingen en gedragsregels bij uitgaan Aanleiding, opbouw en spanningen tot geweld Individugebonden factoren Middelengebruik
Tijd, locatie en actoren Sociale situatie
-verw.: dat anderen beschermen tegen domheden (2)
Recidive (2) (Spapens 2001; www.wodc.nl 2004) -hoger drankgebruik (1,2) -verw.: zelf agressief van drank (2) (Bjork and Dougherty 1998) -eerder geweld gezien bij uitgaan (1) - weigering cafe (1) -lastig vallen partner (1) (Bieleman, Maarsing et al.
-‘extremer denken’ (1) (Graham 2000) -verw.: anderen worden agressief van drank (2) -drukte café (1) (Bieleman, Maarsing et al. 1998)
1998) Opvattingen en gedragsregels bij uitgaan
Aanleiding
-invl. vrienden (1) -solidariteit met groep (1,2) -bij druggebr.: minder zelf verantw. (2) -sneller geïrriteerd als anderen opm. maken (2) -eisen meer ruimte (2) -passen meer aan groep aan (1,2) -zin in vechten (1)
(Bieleman, Maarsing et al. 1998)
-blijft zelf verantwoordelijk (2) (De Natris 2001) -anderen mogen geen regels opleggen (2) (Graham,
Bernards et al. 2004) -identificatie met groep (2) -in group/ out group (1): (Bol, Terlouw et al. 1998; Van Gelder, Reinerie et al.
2003) autocht/ vs allocht. student vs werkend (Van der Linden, Knibbe et al.
2004) (1) bron open interviews met slachtoffers en daders (2) bron gesloten vragenlijst bij slachtoffers, daders en controles
86
Gevonden Literatuur Geslacht (Spapens 2001) Een verklaring van Spapens wat overeenkomt met onze interviews is dat dit vooral te maken heeft dat mannen het gewelddadig gedrag voor hun rekening nemen in situaties waarbij ook vrouwen betrokken zijn. (Bieleman, Maarsing et al. 1998; www.wodc.nl 2004) Uit verschillende inventarisaties van geweld in het uitgaansgebied door de politie blijkt dat het merendeel van de daders mannen betreft. De percentages liggen ruwweg tussen de 80 en 90 procent. Tijdstip delict (Bieleman, Maarsing et al. 1998; www.wodc.nl 2004) Het merendeel van het uitgaansgeweld plaats vindt plaats in de nacht van vrijdag op zaterdag en in de nacht van zaterdag op zondag. In enkele steden, bijvoorbeeld Groningen en Leeuwarden, wordt geconstateerd dat ook de nacht van donderdag op vrijdag een belangrijkere plaats gaat innemen als het gaat om uitgaansgeweld. De tijdstippen waarop uitgaansgeweld plaats vinden liggen ruwweg tussen 01.00 uur en 05.00 uur 's nachts. Plaats delict (www.wodc.nl 2004) Het merendeel van de delicten vindt in de buurt van locaties waar sprake is van een concentratie van uitgaansgelegenheden plaats. (Pennings and Vriezelaar 2001) De meeste incidenten vinden plaats na het sluiten van de horecagelegenheid en dan buiten de horecagelegenheid (op straat). (Van der Linden, 2004) overeenkomst -excessief drinken zowel bij slachtoffers als daders risicofactor -man (sla + daders) -student (slacht.) Uitsmijters (Graham, Bernards et al. 2004) De rol van portiers kan tot agressie leiden, wanneer dit bestaat uit oneerlijke beslissingen bij controle bij de entree of door het afdwingen van regels in de bar (hier blijkt ook weer uit dat mensen geen regels opgelegd willen krijgen) (due to power tripping inappropriate use of power) advies; inhuren van niet agressieve werknemers en training en aanmoediging voor een minder agressieve manier van regels afdwingen. ‘foute cafes’
87
(Roth 1994)Er zijn drinksituaties of settings waar agressie sociaal geaccepteerd wordt. Mensen die gevoelens van boosheid en frustratie ervaren zoeken mogelijk deze situaties op omdat zij geloven dat het op stap gaan in deze plaatsen een hun toestemming geeft om agressief gedrag te vertonen. Omstandigheden in café (drukt) (Bieleman, Maarsing et al. 1998) Van de jongeren die gevraagd werd naar de invloed van factoren in horecagelegenheden als muzieksoort, temperatuur, publiek en dergelijke, was bijna drie kwart van mening dat deze factoren van invloed zijn op het al dan niet voorkomen van agressie in horecagelegenheden. De meest genoemde factoren zijn beveiliging en drukte.Verder wordt drukte genoemd als bron van irritatie (ook onze studie). Ook de inrichting van een horecagelegenheid speelt een belangrijke rol, voorkomen moet worden dat teveel mensen elkaar kruisen.
Etniciteit (Van Gelder, Reinerie et al. 2003) Gevoelens van discriminatie en sociale uitsluiting zijn in sterke mate sfeerbepalend.Van 315 deelnemers (6%) dat ze afgelopen 12mnd regelmatig gediscrimineerd waren tijdens het uitgaan. Nog eens 16% voelde zich af en toe gediscrimineerd. Marokkaanse jongeren hebben de ongunstigste reputatie. (Bol, Terlouw et al. 1998) Het gaat vaak om kwetsbare positie van minderheidsgroepen Wapenbezit Eigen resultaten: Daders hebben vaker wapens op zak waarneer uitgegaan wordt in vergelijking tot slachtoffers en controlegroep.Uit de vragenlijst komt naar voren dat het dragen van wapens bij uitgaan bij de daders 33.4% is, in vergelijking met 14.3% bij slachtoffers en 6.7% bij de controlegroep. (Spapens 2001) Geconcludeerd kan worden dat wanneer een wapen wordt meegenomen tijdens het uitgaan, de kans dat het conflict gebruikt wordt hoog is. (www.wodc.nl 2004) Het toenemend aantal mensen dat met een wapen op stap gaat, wordt gezien als een belangrijke oorzaak voor de toename van het uitgaansgeweld. Uit het onderzoek naar agressie in de horeca blijkt dat 5% van de jongeren aangeeft tijdens het uitgaan een wapen bij zich te dragen. Verder valt op dat zowel onder jongeren die (in het afgelopen jaar) agressie hebben vertoond als onder jongeren die slachtoffer zijn geweest, het wapenbezit aanzienlijk hoger is dan onder degenen die niet bij agressie betrokken zijn geweest. In andere literatuur wordt niet zo’n hoog percentage (van 33,4%) gevonden van wapen bezit (Bron : in spapens bv. 6%, wodc 5%) Wat wel naar voren komt is dat het dragen van een wapen op zak onder risicovol gedrag gerekend kan worden. Beleid Verder wordt gestreefd naar een ontmoedigen van wapenbezit (en daardoor ook gebruik) door voorlichting (onder andere op scholen) en intensivering van controle in de horeca. Tevens bezit men
88
de mogelijkheden om ingenomen wapens en voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt niet meer terug te geven bij het verlaten van de zaak.
Ontbreken sociale controle In de literatuur komt naar voren dat er maatregelen getroffen worden om de sociale controle te verhogen, dit geeft aan dat het nodig is om te versterken, in lijn met ons advies. Maatregelen Maatregelen zijn vooral gericht op het doorbreken van de anonimiteit van groepen in het centrum, met name in het nachtelijke uur. Getracht wordt in gesprek te raken met jongeren, mede om te laten zien dat er op ze gelet wordt. Het gaat met name dus om gedragsverandering te bewerkstelligen door het vergroten van sociale controle door meer toezicht. Onder andere door voetsurveillances van de politie in het centrum en videocamera's op specifieke locaties en op specifieke tijdstippen. In het kader van kennen en gekend worden wordt getracht de anonimiteit in de nachtelijke uren te doorbreken. Rol anderen/cultuur (De Natris 2001). Cultuur van afzijdigheid is ontstaan, mensen voelen zich niet verantwoordelijk voor ongewenst gedrag van anderen (sluit aan bij mensen zelf verantwoordelijk zijn voor gedrag wat wij vinden) of bang zijn om die verantwoordelijkheid op zich te nemen. Conclusie: Mensen corrigeren elkaar nauwelijks en accepteren ook niet dat anderen hen corrigeren. Recidive (Spapens 2001) In onze gaat het om recidiverend gedrag (uitgaansgeweld). Dit is in overeenstemming met een studie van Spapens, waarin naar voren kwam dat 54% van de aangehouden verdachten van uitgaansgeweld vaker betrokken is geweest bij (uitgaans-) geweld. Verder kan op basis van een vergelijking met ander onderzoek naar uitgaansgeweld worden geconcludeerd dat het aantal first-offenders bij uitgaansgeweld aanzienlijk lager ligt dan bij ander vormen van geweldscriminaliteit (Spapens Terlouw w.a 2000, p.29). (www.wodc.nl 2004) Uit het onderzoek naar zinloos geweld blijkt een kleine 32% van de verdachten (34 van de 107) reeds eerder een proces verbaal te hebben gekregen wegens een geweldsdelict. Minder vaak uitgaan Eigen resultaten: Slachtoffers gaan over het algemeen op minder dagen van het weekend uit. (Spapens 2001) (verklaring) Risico gedrag kan onbewust risicogedrag zijn. De betrokkene beseft niet dat zijn gedrag mogelijk een agressieve reactie van een tegenpartij kan opwekken (die dan weer de aanleiding kan vormen tot uitgaansgeweld) Een andere factor is dat de verdachte niet bekend is met de plaatselijke situatie. Het gevolg hiervan is enerzijds dat hij het slachtoffer kan worden van een bewuste provocatie door anderen aanwezigen en anderzijds dat hij te maken kan krijgen met een agressieve reactie op als afwijkend opgevat gedrag.
89
Weigering café Ook naar voren in studie van Spapens. – wanneer het uitmond in een probleem is vooral te zien bij: -als het onterecht wordt ervaren,-sprake van geweldsgebruik (door portiers) -buiten proportioneel wordt ervaren, -Allochtonen lopen hogere kans op weigering als op verwijdering. Drankgebruik Eigen resultaten: de jongeren die zich agressief gedragen behoren voor een belangrijk deel tot de excessieve drinkers. Ook bij de slachtoffers is vaak sprake van excessief drinken. De hier gepresenteerde uitkomsten tonen wat betreft de relatie tussen alcoholgebruik en geweld overeenkomst met de studie.(Bieleman, Maarsing et al. 1998) In die studie bleek dat onder degenen die zich agressief gedragen aanzienlijk meer excessieve drinkers voorkomen. Meer algemeen kan geconcludeerd worden, dat de samenhang tussen frequentie van dronkenschap (daders en slachtoffers) en hoeveelheid die in het weekend gedronken wordt (daderschap) in overeenstemming zijn met andere studies die aantonen dat de hoeveelheid die gedronken wordt van invloed is op de kans betrokken te raken bij geweld in publieke ruimtes. ook (Van der Linden, 2004) Excessief drinken relatie met geweld Waar kan dit nu aan liggen? (wat zegt literatuur) en hoe in verhouding met onze verklaringen. Expectancies (Bjork and Dougherty 1998) Drinkers met een agressieve persoonlijkheid hebben sterke verwachtingen over alcohol, dat alcohol tot agressie leidt. (Graham 2000) 3 algemene oorzaken deels in lijn onze resultaten
Effecten van alcohol
Omgeving
Persoonlijkheid, houding en verwachtingen
-focus op hier en nu. -verminderde angstgevoelens. omtrent gevaar -verhoogde emotionaliteit.
-tolerante omgeving op agressie. -verwachting dat uitsmijters agressie zullen tolereren.
-de verwachting dat alcohol agressiviteit verhoogd is gecorreleerd met frequentie van agressie.
90