cursus:
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
> Inhoud > > > > > > > > > > > > > > > >
Over deze cursus 3 Als leren vanzelf gaat 7 Als leren moeite kost 12 Helpen en ondersteunen van leerlingen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag 27 Reflectie 35 Theoriebron 1: Als leren vanzelf gaat 37 Theoriebron 2: Als leren moeite kost 40 Theoriebron 3: Helpen en ondersteunen van leerlingen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag 41 Theoriebron 4: Dyslexie 43 Theoriebron 5: Dyscalculie 45 Theoriebron 6: NLD (non-verbal learning disorder) 47 Theoriebron 7: Hoogbegaafdheid 50 Theoriebron 8: Concentratie- en werkhoudingsproblemen 53 Werkmodel: jongens en meisjes 56 Werkmodel: Boekje leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag 57 Beoordeling 58
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteurs Christelle Chamuleau en ROC Mondriaan en ROC Nijmegen Titel Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
9789037210873 © 2013 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Eerste druk/eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
> Over
deze cursus
In deze cursus leer je hoe leerlingen op verschillende manieren leren en lesstof verwerken. Je maakt kennis met de meest voorkomende leerproblemen bij leerlingen. Je leert belemmerend (leer)gedrag van leerlingen herkennen en dat belemmerend (leer)gedrag een gevolg van leerproblemen kan zijn. En je krijgt handvatten aangereikt waarmee je leerlingen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag positief kunt ondersteunen bij het leren.
Doelstellingen • • • • • • • • •
Je kunt drie manieren noemen waarop de meeste leerlingen leren. Je kunt vijf redenen noemen waarom leerlingen op een andere manier leren of lesstof verwerken dan gewoonlijk. Je kunt uitleggen wat wordt verstaan onder de begrippen: dyslexie, dyscalculie, NLD, hoogbegaafdheid, werkhoudings- en aandachtsproblemen. Je kunt uitleggen waarom het belangrijk is om leerproblemen bij kinderen tijdig te signaleren en je kunt vertellen wat de gevolgen kunnen zijn voor het kind als deze niet herkend worden. Je kunt aan de hand van een zelf te kiezen leerprobleem aantonen dat je weet welke eisen aan het pedagogisch handelen van jou als onderwijsassistent worden gesteld. Je kunt aan de hand van een zelf te kiezen leerprobleem aantonen dat je weet welke eisen aan het didactisch handelen van jou als onderwijsassistent worden gesteld. Je kunt minstens drie hulpmiddelen noemen die je kunt gebruiken om een leerling te ondersteunen in leerontwikkeling. Je kunt aan de hand van een voorbeeld uit je stage vertellen hoe je met verschillende leerproblemen in de groep bent omgegaan en wat je nu eventueel anders zou doen. Je kunt aantonen aan de hand van een ingevuld werkmodel dat je in staat bent om een nieuw/ander leerprobleem te herkennen, te analyseren en hiervoor richtlijnen voor onderwijsassistenten kunt opstellen
Beoordeling Je wordt beoordeeld op: • actieve deelname aan de lessen • nette uitwerking van de opdrachten • goede samenwerking met je medestudenten • opgedane kennis en inzicht • het beroepsproduct ‘Boekje leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag’.
Taal • • • •
Taal
Taal
Taal
Neem deze cursus door en onderstreep de woorden die je niet kent. Noteer deze woorden in de woordenlijst achterin en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze cursus voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de cursus neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
3
Je toekomstige collega Naam:
Ineke Rozenboom
Werkzaam bij:
Dalton School (openbaar basisonderwijs)
Medewerkers:
12 leerkrachten en een directeur, ICT'er, administratief medewerkster, conciërge en vakleerkracht
Werkzaam als:
Onderwijsassistent
Soort werkzaamheden:
Begeleiden van individuele leerlingen en groepjes leerlingen met leerproblemen en/of belemmerend gedrag. Observeren, signaleren en rapporteren van afwijkend gedrag en de vorderingen van de leerlingen die ik begeleid.
Over de werkomgeving:
Ik assisteer in groep 1 tot en met 8.
Wat er leuk is aan je werk:
Het omgaan met leerlingen, leerkrachten en ouders maakt het vak dynamisch.
Grootste blunder:
Boos worden om het gedrag van een leerling, terwijl ik eigenlijk wel weet waardoor het gedrag wordt veroorzaakt en dat de leerling daaraan niks kan doen. Gelukkig kunnen we het over dit soort momenten heel goed hebben in het team en geven we elkaar adviezen over hoe we beter hadden kunnen omgaan met de situatie. Zo leren we er allemaal van.
Waar je aan werkt:
Begeleiden van individuele leerlingen en groepjes leerlingen met leerproblemen en/of belemmerend gedrag. Observeren, signaleren en rapporteren van afwijkend gedrag en de vorderingen van de leerlingen die ik begeleid.
4
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
Beroepsproduct: Boekje leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag Dit beroepsproduct inleveren voor:
Je maakt samen met vijf groepsgenoten een boekje over leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag. Jullie verdelen onderling de onderwerpen dyslexie, dyscalculie, hoogbegaafdheid, NLD en werkhoudings- en aandachtsproblemen. Een ieder beschrijft van zijn onderwerp wat het is, hoe je het herkent (de kenmerken), het pedagogisch en didactisch handelen en welke hulpmiddelen je het best kunt gebruiken. Daarmee wordt het boekje over leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag een handig ‘spiekinstrument’. Iedereen presenteert zijn bevindingen door middel van voorbeelden en interactieve presentaties (bedenk zelf een passende presentatievorm) aan de rest van het groepje, zodat iedereen goed op de hoogte is van elkaars resultaten. Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je verdergaat met de volgende processtap.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
5
Vervolg beroepsproduct Processtappen • Verdeel de volgende onderwerpen: dyslexie, dyscalculie, hoogbegaafdheid, NLD en werkhoudings- en aandachtsproblemen. • Vul het werkmodel 'Boekje leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag' in. Je kunt dit werkmodel ook van de website van Factor-E downloaden. • Maak een interactieve presentatie van 15 minuten en houdt deze binnen je groepje. • Spreek af wanneer het product af moet zijn en wie alles samenvoegt tot een boekje. Deze persoon zorgt voor een inhoudsopgave, paginanummering en een leuke voorkant. En hij zorgt er ook voor dat iedereen van het groepje een boekje ontvangt. • Spreek af wanneer de presentaties gehouden moet worden.
Laat elke processtap goedkeuren door je docent voordat je begint aan de volgende processtap. Eisen aan het boekje • Per leerprobleem en belemmerend (leer)gedrag is beschreven wat het is, wat de kenmerken zijn, wat de kwaliteiten van de kinderen zijn en waarmee ze moeite hebben, welke pedagogische en didactische aanpak goed werkt en welke hulpmiddelen je het best kunt gebruiken. • Je hebt de informatie op een heldere en juiste manier verwoord. • Je hebt gezorgd dat de informatie handzaam en overzichtelijk is. Eisen aan de interactieve-presentatie • De interactieve-presentatie duurde ongeveer 15 minuten. • De interactieve -presentatie bevatte de inhoud van het eigen onderdeel van het boekje, aangevuld met voorbeelden, stellingen en een casus waarbij het groepje tot een oplossing moest komen.
6
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
Werkmodel: Cursusplanning op www.factor-e.nl
Werkmodel: Samenwerkingscontract op www.factor-e.nl
Werkmodel: 'Boekje leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag'
> Als
leren vanzelf gaat
Doelstellingen • • •
Je kunt drie manieren noemen waarop de meeste leerlingen leren. Je kunt bij deze drie manieren een voorbeeld geven ter verduidelijking. Je hebt onderzoek gedaan naar de verschillen in ontwikkeling en leren tussen jongens en meisjes.
Opdracht 1: Nadoen Kinderen leren door volwassenen na te doen, zoals hun ouders, grote broer of leerkracht. Door hun ouders ‘na te apen’ leren ze onder andere praten. •
Theoriebron 1: Als leren vanzelf gaat
Noem een voorbeeld van nadoen in jouw stageklas. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Waarom kopiëren de leerlingen dit gedrag van elkaar? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Wat leren zij door dit gedrag na te doen? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Opdracht 2: Spelenderwijs leren Kinderen fietsen, spelen verstoppertje, kijken televisie, klimmen in bomen en computeren. Kinderen leren vaak ‘spelenderwijs’. •
Wat wordt bedoeld met 'spelenderwijs leren'? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Wat leert een kind spelenderwijs als het fietst, verstoppertje speelt, in een boom klimt en computert? Fietsen: ____________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Verstoppertje spelen: ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Boompje klimmen: ___________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Computeren: ___________________________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________________________________________
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
Opdracht 3: Stapsgewijs leren Kinderen leren ‘stapsgewijs’, dat wil zeggen: elke keer zetten ze een nieuwe stap die logischerwijs volgt op de vorige stap. Je zet pas een nieuwe stap als je de vorige stap hebt gezet. •
Bedenk in tweetallen hoe je leert rekenen. Noem de stappen die je moet zetten vanaf het kunnen tellen. Het hoeven niet per se vijf stappen te zijn, minder of meer kan ook. 1. ________________________________________________________________ 2. ________________________________________________________________ 3. ________________________________________________________________ 4. ________________________________________________________________ 5. ________________________________________________________________
Opdracht 4: Leerproces, leerstijlen, leeractiviteiten Er is veel geschreven over leren. Met deze opdracht gaan jullie oude kennis weer even opfrissen. Je hebt voor deze opdracht het internet nodig. •
Experimenteel psycholoog Gagné onderzocht hoe mensen leren. Volgens Gagné is het leerproces op te delen in een aantal verschillende fasen. Zoek op internet naar deze verschillende fasen en beschrijf ze hieronder. ________________________________________________________________________________________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Bespreek twee lessen van twee verschillende leerkrachten na op basis van de door jullie beschreven fase. Herken je dat de leerkracht de fasen gebruikt of niet? Beschrijf per fase of deze door de leerkracht gebruikt wordt, waaruit dit blijkt en wat het effect op jouw leergedrag is geweest. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
8
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
•
Kolb en Vermunt hebben leerstijlen ontworpen die bekend zijn geworden. Beschrijf hieronder nog eens kort hun bevindingen met betrekking tot de leerstijlen. Je kunt gebruik maken van het internet. Kolb: ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ Vermunt: ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Als je stage loopt: observeer vijf kinderen/jongeren en beschrijf welke leerstijl jij denkt dat ze hebben. Bespreek je bevindingen met je BPV- begeleider of docent van de kinderen/ jongeren. Zorg dat je je bevindingen kunt beargumenteren. Als je geen stage loopt: observeer vijf klasgenoten en beschrijf welke leerstijl jij denkt dat ze hebben. Bespreek je bevindingen met je klasgenoten. Zorg dat je je bevindingen kunt beargumenteren. Ieder heeft een voorkeur voor bepaalde leerstijlen, het kunnen variëren van leerstijlen heeft echter veel voordelen. Beschrijf hieronder bij iedere leerstijl in welke leersituatie deze het meest geschikt is.
•
Kolb
Meest geschikt in leersituatie
Vermunt
Meest geschikt in leersituatie
Vermunt heeft buiten het beschrijven van vier leerstijlen ook iets geschreven over leeractiviteiten. Hij maakt hierbij een onderscheidt in cognitieve, affectieve en regulatieve leeractiviteiten. Beschrijf hieronder de verschillende leeractiviteiten.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
9
•
Cognitieve leeractiviteiten
Betekenis
Affectieve leeractiviteiten
Betekenis
Regulatieve leeractiviteiten
Betekenis
Bedenk voor twee vakken welke cognitieve, affectieve en regulatieve leeractiviteiten er ingezet zouden kunnen/moeten worden. Beargumenteer je keuzes. Vak: ________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
10
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
> Theoriebron
1: Als leren
vanzelf gaat Leren is meer dan leren uit de boekjes op school. Leren is jezelf en je omgeving ontdekken. Leren is dingen die je kent of kunt met nieuwe dingen combineren tot een nieuw inzicht, een nieuwe beweging, een nieuwe creatie of nieuwe kennis.
Leren door na te doen (imiteren) Kinderen leren in eerste instantie door na te doen. Ze imiteren hun ouders, grote broer of dokter. Door de klanken van hun ouders na te doen leren ze bijvoorbeeld praten. Door hun grote broer ‘na te apen’ leren ze hoe je iets voor elkaar krijgt bij ouders. Dit imiteren blijft een mens zijn hele leven doen. In de klas zie je ook dat leerlingen elkaar nadoen. Een logische manier van leren door imiteren is: imiteren Æ zich deze handeling eigen maken en variaties bedenken Æ eigen manier vinden die bij je past.
Spelenderwijs leren Kinderen fietsen, spelen verstoppertje, kijken televisie, klimmen in bomen en computeren. Kinderen leren vaak ook ‘spelenderwijs’. Ze leren tijdens het spelen dingen over zichzelf, over de ander of over de omgeving. Dit leren is geen vooropgesteld doel: ze spelen omdat ze daarin plezier hebben. Ondertussen leren ze hun buurt beter kennen, wordt hun motoriek tijdens het skeeleren beter en trainen ze al spelende met buurtkinderen hun sociale vaardigheden.
Stapsgewijs leren Kinderen leren ‘stapsgewijs’, dat wil zeggen: elke keer zetten ze een nieuwe stap die logischerwijs volgt op de vorige stap. Je zet pas een nieuwe stap als je de vorige stap hebt gezet. De stappen die een kind neemt om bijvoorbeeld te leren lopen: kruipen 1. 2. 3. 4. 5.
1
2
3
4
5
lopen
Optrekken aan een stoel om op twee benen te staan Beenspieren versterken door optrekken en weer gaan zitten Stapjes maken aan de hand van een ouder Evenwicht leren bewaren tijdens de stapjes Stapjes zonder hulp = lopen (met vallen en opstaan).
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
37
Op school en in de klas leren leerlingen op dezelfde manier. Elke keer leren leerlingen een nieuwe, volgende stap. Pas als je kunt optellen, leer je vermenigvuldigen. Je bouwt dus stap voor stap kennis en vaardigheden op. Dit gaat een mensenleven lang door.
Werking van de hersenen De hersenen van de mens kun je vergelijken met de harde schijf en het interne geheugen van de computer. Op de harde schijf wordt informatie opgeslagen en dankzij het interne geheugen kun je de opgeslagen kennis weer ophalen. Informatie (kennis) die een kind vanaf dag één opdoet, wordt opgeslagen in de hersenen en wordt verwerkt. Net als bij een computer zijn alleen de opstartgegevens geprogrammeerd: het ademhalen (de longwerking), de bloedsomloop (de hartwerking) en de werking van de hersenen zelf. Zonder ademhaling, bloedsomloop en werkende hersenen sterft de baby onmiddellijk na de geboorte. Daarnaast zijn enkele zeer basale programma’s aan de hersenen meegegeven: de reflexen. Vergelijk die met de systeemgegevens van de computer. Een baby hoeft deze niet te leren want die reflexen zitten in de hersenen gebakken. Denk bijvoorbeeld aan de zuigreflex, de huilreflex, de grijpreflex en de lachreflex. Deze zijn nodig om te overleven na de geboorte en ze zijn het eerste begin van leren en ontwikkelen (fysiek, sociaal, emotioneel en cognitief). De gegevens voor het opstarten en de reflexen maken het mogelijk dat een kind zijn omgeving in zich opneemt en gezichten van zijn verzorgers herkent. Hiermee is het leren begonnen. Tijdens het leren ontstaan in de hersenen ingewikkelde verbindingen tussen diverse hersendelen. Er worden als het ware wegen aangelegd van het ene punt naar het andere. In de hersenen ontstaat een enorm netwerk waarbij begrippen met elkaar verbonden zijn en zodoende betekenis krijgen. Dit leggen van verbindingen in de hersenen is een proces dat buiten ons bewustzijn omgaat, maar in ons brein plaatsvindt als we leren. Hoe vaker de hersenen bepaalde aangebrachte verbindingen gebruiken, hoe sterker deze verankerd worden in de hersenen. Je kunt je voorstellen dat een weg die maar één of twee keer wordt gebruikt, langzaam weer vervaagt. Een weg die vaak wordt gebruikt, wordt groter en breder. Zo gaat dat ook in de hersenen. Hersenverbindingen die veel worden gebruikt, worden sterker en blijvend. In het dagelijkse leven merk je dat doordat je iets steeds beter kunt. “Oefening baart kunst”, zegt men dan. Mensen bouwen hun kennis op door nieuwe informatie toe te laten én door nieuwe verbindingen met bestaande verbindingen of netwerken in de hersenen te maken. Hoe meer verbindingen, hoe groter het netwerk. Hoe groter het netwerk, hoe groter iemands kennis en kunde. Nieuwe informatie komt vanuit de buitenwereld via je zintuigen binnen: je hoort, ziet, ruikt, voelt en proeft iets wat je niet kent. Onmiddellijk leggen je hersenen verbindingen met al bestaande netwerken: het klinkt als, het lijkt op, de geur doet denken aan, het smaakt naar, het voelt als. Je hersenen onderzoeken als het ware de nieuwe informatie en vergelijken die met bestaande verbindingen en begrippen. Ze zoeken de best passende verbinding en maken hierop een variatie. Bijvoorbeeld: een kiwi is een soort fruit, zoals appels en peren. En de smaak van een kiwi heeft iets van die van aardbeien. Weer wat geleerd! Als eenmaal de verbinding is gelegd, vinden de hersenen de volgende keer vliegensvlug de verbinding terug. De hersenen vallen het liefst terug op bestaande verbindingen. Situaties die lijken op eerdere situaties, worden door de hersenen als ‘ongeveer hetzelfde’ benoemd en krijgen ongeveer diezelfde betekenis. Voor het gemak filteren de hersenen de verschillen weg. We noemen dat generaliseren.
38
Kinderen met leerproblemen en belemmerend (leer)gedrag
Generaliseren is een soort ‘sneltoets’ voor de hersenen. Generaliseren maakt het voor ons makkelijk om snel een situatie in te schatten, snel de weg te vinden, snel overzicht te hebben en snel te kunnen reageren. Mensen die het vermogen om te generaliseren missen of anders toepassen, hebben moeite met situaties herkennen omdat ze overspoeld worden door details waardoor ze de grote lijnen niet zien en zodoende geen overzicht hebben. Hun hersenen raken verstrikt in alles wat via hun zintuigen binnenkomt. Als een handeling of begrip heel vaak terugkomt, maken de hersenen het zich ook makkelijk. Dit keer door een directe verbinding tussen begin- en eindpunt te maken. Het geheel van netwerkverbindingen wordt dan genegeerd en er komt één rechte weg. Vergelijk dit met tien binnendoor-wegen en de snelweg. Dit proces noemen we automatiseren. Wanneer processen in de hersenen zijn geautomatiseerd, denk je er niet meer bij na; je doet ze automatisch. Bijvoorbeeld fietsen, autorijden, typen, eten en aankleden. Automatiseren is een soort ‘snelweg’ voor de hersenen. Mensen die het vermogen om te automatiseren missen of anders toepassen, moeten bij alles wat ze doen nadenken. Dat kost veel tijd en energie. Zij moeten bij elke situatie opnieuw bedenken wat ze moeten doen of wat van hen wordt verwacht. Ook al doen ze bepaalde handelingen elke dag of zijn situaties dagelijks hetzelfde. Pas na heel veel herhaling zullen hun hersenen het automatiseren toepassen. Je kunt je voorstellen dat voor leerlingen met leerproblemen bovenstaande processen anders verlopen. Bij hen verloopt dit proces anders en langzamer dan bij de meeste leerlingen. Soms zie je dat bij hen de puberteit wat vertraagd is en op een later tijdstip pas echt doorbreekt. Niet alleen van hen wordt veel geduld gevraagd, maar ook van de leerkracht en de onderwijsassistent om deze leerlingen goed te begeleiden. Hersenen ontwikkelen zich gedurende een langere periode en in die tijd zijn er bepaalde momenten dat hersenen ‘rijp’ zijn voor het aanleren van bepaalde vaardigheden. Hier speelt ons onderwijssysteem op in: in groep 1 en 2 ontwikkelt een leerling een taal- en rekenbewustzijn en wordt dit proces gestimuleerd. In groep 3 en 4 is er veel aandacht voor woorden, technisch en vervolgens begrijpend lezen en voor rekenen. In groep 5 wordt aandacht besteed aan wat we noemen ‘studievaardigheden’ en in groep 6 t/m 8 worden de taal- en rekenvaardigheden steeds ingewikkelder. In de praktijk zie je dat jonge kinderen gemakkelijk meerdere talen leren. Op latere leeftijd komt dit nauwelijks meer in die mate terug. Nieuwe dingen leren wordt naarmate je ouder wordt steeds lastiger (maar beslist niet onmogelijk!). In de puberteit zie je dat de hersenen een ‘groeispurt’ meemaken. Dit verloopt niet gelijkmatig of gelijktijdig: de verschillende hersendelen ontwikkelen zich op verschillende momenten. Je kunt dit merken aan het gedrag van pubers. Zo is bijvoorbeeld het hersendeel dat verantwoordelijk is voor samenwerken en creativiteit eerder aan de beurt dan het hersendeel van het overzien van consequenties. Pubers kunnen daardoor geweldige groepsprocessen laten zien, waar vervolgens helaas ongelukken uit voorkomen omdat ze niet hadden nagedacht over de consequenties. Het hersengedeelte dat verantwoordelijk is voor planning, control en organisatie komt ook later tot ontwikkeling, waardoor je ziet dat pubers vaak moeite hebben met onder andere zich te beheersen. Hersenen ontwikkelen zicht tot ongeveer het 24ste levensjaar. Dat betekent ook dat tot die leeftijd stoffen als alcohol en drugs grote (negatieve) invloeden kunnen hebben op de ontwikkeling en zodoende blijvende beschadigingen kunnen aanrichten.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
39