Curriculum Man and public space
hoofd coordinator docenten
Hilde Blank Hans van der Markt David Hamers (lector) Ester van de Wiel Sannah Belzer Jord den Hollander
inhoud Missie en kwaliteiten Competenties per leerjaar Het programma Doelstellingen Werkvormen Begeleiding Beoordeling Stages Kwaliteitszorg Bijlage 1: voorbeeldopdrachten
Missie en kwaliteiten Man & Public Space De publieke ruimte is de plaats waar we de ander ontmoeten of om het met de woorden van de dichter Deelder te zeggen. ‘De omgeving van de mens, is de medemens’. Het plein het bos en het koffiehuis zijn publieke plaatsen bij uitstek. Zij vormen de kern van de Europese cultuur (George Steiner). Public space is kortom stad en land, buiten en binnen, al die plekken waar mensen, vrienden en vreemden, elkaar in het openbaar ontmoeten. Bij de vormgeving van het publieke domein zijn veel disciplines betrokken: stedenbouwkundigen, architecten, landschapsarchitecten, ontwerpers en beeldend kunstenaars. Afgestudeerde Public Space studenten zijn gewend zich tussen deze verschillende kennisgebieden te begeven en ze samen te vlechten tot een meervoudige en veelzijdige visie op stad en land. Public Space ontwerpers weten de kwaliteiten van de ‘creatieve techneut’ en de ‘sociaal constructeur’ met elkaar te verbinden. Aan de ene kant de techneut, die alles weet van materialen, analyses, getallen, budgetten, planning en communicatie. Aan de andere kant de ontwerper die door middel van persoonlijke fascinaties en sociale betrokkenheid tot nieuwe ideeën, concepten en producten komt. Het is een tweelingfenomeen dat hoort bij het vakgebied. Het is de kracht van Man and Public Space dat afgestudeerde Public Space studenten alom gewaardeerd worden als eigenzinnige en rijk ontwikkelde individuen met een eigen signatuur, in staat om contextuele ontwerpen te maken. Een afgestudeerde student Public Space heeft een diepgaande kennis over het functioneren van de openbare ruimte. In de combinatie van analytisch vermogen met persoonlijke creativiteit kunnen ze als geen ander leemtes in de openbare ruimte ontdekken en daar een nieuwe visie op ontwikkelen. Ze denken verder dan wat ze zien en aantreffen. Ze ontwikkelen tijdens hun studie een eigenzinnige benadering van de openbare ruimte. Ze zorgen voor verassende bijdragen en onverwachte invalshoeken. Najaar 2011 is een publicatie uitgegeven met een selectie het actuele werk van alumni van Public Space van de afgelopen 20 jaar. Ze werken in uiteenlopende schalen van landschap tot interieur. Ze vertalen hun werk in verschillende dialecten van industrieel tot intiem. Een aantal legt zich toe op ontwerp en realisatie, anderen op onderzoek en analyse. Sommigen werken autonoom, anderen louter voor externe opdrachtgevers. Sommigen maken projecten die de tijd kunnen doorstaan, anderen omarmen in hun ontwerp juist de tijdelijkheid. Wat opvalt is hun humanistische houding die gebruik en beleving door mensen centraal stelt. Identiteit en kwaliteit Kernbegrippen van Public Space zijn stad en land. Het gaat eerder over een plek, dan over een ding. Altijd de context, de samenhang als van een biotoop, zowel in zijn materialiteit als in functioneren. Een grote kwaliteit van de afdeling is dat iedere student zich individueel kan ontwikkelen. De eigen signatuur
wordt aangemoedigd. Alles focust op de persoonlijke aspiraties van studenten die het verschil maken tussen het gemiddelde en het unieke. De sfeer op de afdeling is “sociaal, het is een warme en amicale werkomgeving”. Zorg voor elkaar, zorg voor de omgeving, en zorg voor individuele ontwikkeling staan centraal. De uitdaging van de staf bestaat erin “fascinaties, eigenheden, en kwaliteiten van studenten op het spoor te komen en die in verband te brengen met actuele ontwikkelingen in het vakgebied.” aldus Hans van der Markt, coördinator van Public Space. Competenties per leerjaar Hieronder het relatieve gewicht van de verschillende competenties per leerjaar: waar beoordeelt Man and Public Space vooral op in de verschillende modules/leerjaren. Met als opmerking vooraf dat Public Space het vermogen om kennis op te doen over een gebied nader onderscheidt in: a) Analytisch vermogen. Kennis van de formele kwaliteiten van een gebied en de relaties daartussen. b) Empathisch vermogen. Kennis van de gebruikers en hun verhalen en gewoonten. Module 1 conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
Module 2
conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
Module 3
conce ptuee l verMogen
verMogen tot kritisch e reflectie
creeren d verMogen
verMogen tot saMenwerken
verMogen tot groei en vernie uwing
oMgevings-sgeri chtheid
organiseren d verMogen
coMMuni catief verMogen
Het programma Elke opdracht begint met de vraag naar de persoonlijke verbinding van de student met het onderwerp of thema: ervaringen, sympathieën, antipathieën, verwachtingspatroon, en associaties. Het eigen verhaal staat centraal als het middel en doel om het persoonlijke te verbinden met de vakmatige wereld van de publieke ruimte, bij uitstek een organisatorisch doolhof van overheden, opdrachtgevers, projectontwikkelaars, en bewonersgroepen. Alleen persoonlijke kleur maakt dan het onderscheid. Studenten leren een weerbarstige omgeving te verbinden met hun persoonlijke opvattingen, visie en passie. Het persoonlijke verhaal mengt zich gedurende de studie steeds nadrukkelijker met een vakgerichte houding. Totdat studenten in hun eindaxamenfase persoonlijkheid en vakbekwaamheid met elkaar in evenwicht hebben weten te brengen. De opbouw van het programma verloopt langs de lijn van grof naar fijn, van concreet naar abstract, van eenvoudig naar complex en van kennismakend naar verdiepend. Hoewel docenten verschillende ontwerpmethodieken aanmoedigen en hanteren, zijn de terugkerende elementen in volgorde: 1. analyse en onderzoek (het archief) 2. experiment en proeven (het laboratorium) 3. de materialisatie en presentatie (het atelier) Public Space werkt met docenten uit diverse ruimtelijke disciplines: landschapsarchitecten, productontwerpers, stedenbouwkundigen en architecten. Omdat analyse en onderzoek belangrijke elementen zijn in het programma van Public Space is sinds enkele jaren een onderzoeker van het Planbureau voor de Leefomgeving als lector aan de afdeling verbonden. Het lectoraat ‘Stad en Land’ beoogt kennis en vaardigheden uit het ruimtelijk onderzoek (empirie, theorie, concepten, methoden, achtergronden, et cetera) in te brengen in de ontwerprichting Public Space. Deze kennis helpt ontwerpers van de openbare ruimte zich te positioneren in de maatschappelijke, planologische, stedenbouwkundige en beleidsmatige context waarin zij straks gaan functioneren. De aanwezigheid van een lector bij Public Space geeft de studenten bovendien een betere aansluiting op de diverse masteropleidingen.
Doelstellingen De opbouw van de modules loopt parallel met 4 schaalniveaus: Module 1: het niveau van het product In deze module gaat het om objectgebonden opdrachten en thema’s. De student heeft inzicht in de constructie en uitvoerbaarheid van producten en inzicht in de onderlinge relatie tussen producten en de betekenis ervan: typologie en semiotiek. Opdrachtvoorbeelden: ontwerp een marktkraam. Module 2: het niveau van de ruimte In deze module verdiept de student zich op de verhouding tussen het object en zijn ruimte. Hij heeft ruimtelijk inzicht en is in staat ruimtelijke ideeën in 2D en 3D te visualiseren en te presenteren. De student heeft affiniteit met kleuren en de toepassing daarvan, en heeft inzicht hoe schaal en maat interfereren. Opdrachtvoorbeelden: studenten ontwerpen een terras, wachtruimte of stationsrestauratie. Module 3: het niveau van de situatie De student is in staat om in complexere ruimtelijke situaties, waarbinnen objecten hun plaats en betekenis krijgen, een heldere analyse te maken, en de resultaten van zijn onderzoek visueel overzichtelijk en inzichtelijk in beeld te brengen. Daarbij is hij al analyserend en ontwerpend is in staat een eigen concept tot ontwikkeling en realisatie te brengen. Opdrachtvoorbeelden: inrichting openbare ruimte, kleinschalig park, een openluchttheater, recreatielandschap. Module 4: het niveau van het programma Een student op dit niveau is in staat bij zijn concepten en ontwerpen rekening te houden met activiteiten en gebeurtenissen die plaatsvinden binnen complexe ruimtelijke situaties, weet daarop te anticiperen, en kan zijn eigen visie daarop duidelijk en overzichtelijk visueel presenteren. Opdrachtvoorbeelden: de verbinding station naar zee in Zandvoort, onderzoek naar de ‘achterkant’ van de stad, Landschap en Gezondheid, Eindhoven avondstad: ‘Wie is er bang voor Eindhoven?’ Natuurlijk komen de verschillende schalen in alle modules voor, geen object onttrekt zich immers aan de situatie, de omgeving waarin het voorkomt en de manier waarop gebruikers ermee omgaan. Public Space onderscheidt bovengenoemde schaalniveaus als de onderscheidende kwaliteit van de betreffende module: juist op dat punt ligt de nadruk van de beoordeling op dat moment. De doorloopsnelheid is in de lagere modules hoger dan in de hogere. In module 4 kun je als student, maar ook als docent langer verwijlen bij de verschillende fases. Elk van de fases biedt daar meer ruimte voor uitwaaiering, persoonlijke invulling en eigen passies en fantasieën en meer ruimte voor intensiever, diepgaander contact met de omgeving. Daarnaast verschilt de souplesse waarmee een student kan schakelen tussen de verschillende fases van een ontwerpproces, een module 4 student kan dat sneller en makkelijker.
Werkvormen De afdeling Public Space werkt intensief en doorlopend samen met externe partijen. Gemeenten, provincies, woningcorporaties en landschapsorganisaties behoren tot de externe relaties van de afdeling. De gemeente Eindhoven en de afdeling Public Space sloten vijf jaar geleden hiertoe een samenwerkingsconvenant. Elk semester krijgt een thema dat in relatie staat met de vragen uit het veld. Zo werkten studenten o.a. aan een project over sociale veiligheid onder de titel ‘Wie is er bang voor Eindhoven?’ De aanloop naar Brabantstad, culturele hoofdstad van Europa was de basis voor het thema ’De stad als attractie’. Binnen het project ‘Grey’ (over ouderencultuur) zijn studenten in contact gebracht met ontwerpers op leeftijd die vanuit hun dubbele ervaring als ontwerper en als oudere reageerden op de ontwerpen van de studenten. De externe partners maken het door hun financiële bijdragen mogelijk om van de projecten professionele presentaties te maken. Van de diverse projecten wordt verslag gedaan in het regelmatig verschijnende Public Space-magazine. Public Space kent een vrij nauwkeurige manier van werken als het gaat om de vaststelling van de werkvormen, de didactische opzet van een semester en de manieren van werken die studenten geacht worden te volgen. Zo spreken de docenten de ene keer af de analyse in de groep te doen, projectmatig, om daarna de studenten individuele uitwerkingen te laten maken met individuele begeleiding. De uitwerkingsfase wordt vaak verrijkt met gerichte workshops onder leiding van gast- of vaste docenten. Andere keren verloopt de manier werken precies andersom: individuele onderzoeksfase, en gezamenlijke uitwerkingen. Maquettes maken komt nagenoeg voor bij elke opdracht, evenals een heldere presentatie van het werk, met de bedoeling, het onderzoek, het gekozen concept, de wezenlijke keuzemomenten en het uiteindelijke resultaat inzichtelijk te maken. Man and Public Space kent een veelheid aan werkvormen die allemaal in dienst staan van de missie: de persoonlijkheid van student naar voren laten komen, en deze combineren met vakmatige kwaliteiten. Naast korte- en lange termijn ontwerpopdrachten (8 of 16 weken) vinden workshops door gastdocenten plaats. Niet alle kwaliteiten kunnen in het docententeam aanwezig zijn. Daarom worden minstens vier maal per studiejaar gastdocenten aangezocht voor workshops passend binnen het projectthema van dat moment. Daarnaast vinden er kortere en langere excursie plaats. Elk jaar bezoeken de studenten een Europese hoofdstad waar een onderzoeksproject plaatsvindt, wederom in relatie tot het actuele programmathema. Studenten maken naast het standaard portfolio een persoonlijk portfolio waarin ze hun fascinaties verzamelen. Doceren, instrueren, discussie, individuele en groepsbesprekingen van het gemaakte werk, schrijfopdrachten naar aanleiding van thema’s of teksten uit de architectuur of andere disciplines. De lector heeft daarbij een belangrijke functie. Onderwijsleergesprekken, korte en langere opdrachten, individuele en groepsprojecten, zelfbeoordeling, en beoordeling van elkaars concepten, werk en werkwijze. Een geliefde werkvorm is inleidingen
van studenten over architecten of kunstbewegingen naar aanleiding van eigen onderzoek en literatuurstudie. Begeleiding De omvang van de afdeling maar ook het belang dat de docenten en de coördinator hechten aan het goede verloop van de studie maakt Public Space haar studenten goed in de gaten houdt. Afwezigheid wordt snel gesignaleerd en bespreekbaar gemaakt. De docenten kennen alle studenten en andersom. De vorderingen van studenten worden nauwkeurig bijgehouden. De methode van begeleiding is coachend. Het coachingsmodel dat Public Space toepast bestaat uit drie opeenvolgende fasen. In het tweede jaar, module 1 en 2, is het model negatief corrigerend d.w.z. afleren wat niet goed gaat. Correctie van oppervlakkige analyses, stimuleren van herhaald experimenteren en aanvullen van onvolledige presentaties. In het derde jaar, module 3 en 4 is het model positief corrigerend d.w.z. stimuleren wat goed gaat. Stimuleren van persoonlijke kwaliteiten van de student, wijzen op aanvullende kennis op het gebied van individuele interesses en begeleiden van een persoonlijk portfolio. In het vierde jaar, tijdens de stage en het afstuderen is de begeleiding gericht op de optimalisering van de omstandigheden. Hoe zorg je dat je optimaal kunt werken? Wat is je ideale werkritme, welke omstandigheden werken voor welke student het best? Het werken vanuit een gezamenlijk atelier (buiten de academie) tijdens het afstuderen is onderdeel van deze werkwijze. Beoordeling De beoordelingen, of het nu om de evaluaties- of de eindbeoordelingen gaat, zijn bij Public Space een gezamenlijke aangelegenheid, hoofd, docenten en studenten bij elkaar. De afdeling kent geen midterm in de eigenlijke zin van het woord, een beoordeling halverwege het semester. De midterm is eigenlijk opgesplitst in twee evaluaties: 1. Één na de fase van analyse en onderzoek. 2. Één na de fase van experiment en proeven. Na de fase van ontwerp en presentatie volgt de beoordeling van het semester. De afdeling wil de evaluaties een stimulerend en stuwend karakter geven waar studenten aanzetten krijgen om het werk verder uit te diepen of te ontwikkelen. Aanzetten die ze krijgen van docenten maar ook van medestudenten. Een evaluatie heeft eerder het karakter van een professioneel inhoudelijk debat naar aanleiding van getoond werk dan van een klassieke beoordeling. Tijdens een evaluatie zet een student al het werk van die fase bij elkaar in een atelier opstelling. Het tonen van de samenhang en van het werkproces is belangrijker dan het uiteen rafelen van de onderdelen. Het gaat om de beweging, de voortgang, de synergie tussen al het werk. Gedurende 7 minuten presenteert de student het geheel aan alle docenten en studenten van de afdeling. Hij maakt duidelijk wat hij aan het doen is, wat hem daartoe aanzet, en
hoe hij denkt verder te gaan. Bij de evaluatie gaat het niet alleen om het tentoonstellen van het gemaakte werk, maar vooral ook om de presentatievaardigheden van de individuele student. Onderwerp van het professionele debat is onder meer: hoe was je presentatie opgebouwd, waarom heb je het werk zo tentoongesteld, hoe overtuigend was je verhaal, wat zijn de kwaliteiten van je presentatie en op welke punten kun je werken aan het verbeteren van je presentatie? Na afloop van de presentaties zonderen hoofd en docenten zich af, bespreken de resultaten en de punten waarop ze individuele studenten verder willen stimuleren. De coördinator maakt hier notities van. Vervolgens ontvangt elke student in aanwezigheid van de hele groep studenten en docenten individuele feedback, en is er gelegenheid tot gezamenlijke reflectie waar nodig. Bij de eindbeoordeling verloopt alles min of meer hetzelfde. Zij het, dat de lat hoger ligt en de eisen strenger zijn. In tegenstelling tot de persoonlijke presentatie tijdens evaluaties, is de presentatie tijdens de eindbeoordeling thematisch van aard. Per opdracht staat het werk van studenten bij elkaar, in een tentoonstelling die de groep studenten zelf inricht. En wel op zo’n manier dat het individuele werk van studenten aan kracht wint. Daarmee doet de afdeling een beroep op het gevoel voor artdirection van studenten: heeft de tentoonstelling een meerwaarde ten opzichte van de individuele resultaten van de betreffende opdracht, spreekt de presentatie van het werk voor zichzelf, is er sprake van visuele synergie, maakt de tentoonstelling voldoende duidelijk waar de groep mee bezig is geweest? Het kritische publiek bestaat onder meer uit opdrachtgevers die betrokken zijn geweest bij de vaak realistische projecten, daarnaast uit het hoofd, de docenten en medestudenten en zo mogelijk uit vertegenwoordigers van de Kompasrichtingen. Elke student maakt op een A5 formaat een samenvatting van zijn werk van het betreffende semester. Een belangrijk beoordelingspunt is in hoeverre de student de evaluatie – feedback heeft meegenomen in het uiteindelijk resultaat van de semesteropdracht(en). De mate van complexiteit in het ontwerp maakt het onderscheidende verschil bij de beoordeling van de 4 modules. Bij module 4 wordt de student geacht meer laatjes bij zichzelf open te trekken dan bij module 1. De gelaagdheid in module 4 is met andere woorden uitgebreider, dieper en fijnzinniger dan in de eerdere modulen. Daarnaast is een verschil in beoordeling van de kwaliteit van de vaardigheden tussen de modules. Vaardigheden als analyseren en onderzoeken, presenteren, maar ook de middelen die de student daarvoor gebruikt komen vanzelfsprekend in alle modules aan de orde. Alleen de beoordelingscriteria op die punten zijn in de hogere modules strenger en veeleisender dan in de lagere.
Stages Bij Public Space is de stage onderdeel van de afstudeerperiode. Het thema voor het komend eindexamen is aan het begin van de stageperiode bekend. Studenten kunnen daardoor tijdens hun stage starten met hun onderzoek. Literatuur bestuderen en locaties bezoeken. Na de stage is er een periode van 4x 6 weken voor het feitelijke afstuderen. Public Space hecht waarde aan de volgende overwegingen bij de keuze van een stage: - De keuze van een stageadres is een belangrijk reflectiemoment voor de student. Samen met de coördinator Public Space zoekt de student uit aan welke eisen zijn stageadres zou moeten voldoen. Wat is in deze situatie goed voor de student gezien zijn talent en kernkwaliteiten, zijn valkuilen en zijn kennis en vaardigheden? Wat zijn belangrijke aandachtpunten op de stageplek? En de cruciale vraag: “Ga je versterken wat je toch al kan, of ontwikkel je onderbelichte gebieden van je kunnen?” - Het persoonlijk portfolio is daarbij een belangrijke leidraad. - De stage is niet alleen een leerervaring, maar ook een pure ervaring op zich: het ondergaan van de beroepspraktijk, waar alles toch weer net even anders gaat dan je hebt geleerd. Een half jaar Berlijn heeft kwaliteit op zich. Je leeft in een bruisende stad, een andere cultuur, met een andere lucht om je heen. Juist in het perspectief van Public Space is het wonen in een onbekende stad in het buitenland een absolute aanrader. Naast een leerervaring is het vooral een levenservaring waar een student in zijn verdere carrière veel profijt van kan hebben. - Het stageadres moet altijd in de scope van Public Space liggen: stedenbouw, architectuur, productontwikkeling voor de openbare ruimte, en landschapsinrichting. - Het hoofd, de coördinator en de docenten kennen veel potentiële stagebedrijven. Het komt bijna niet voor dat de afdeling het bedrijf niet kent. De afdeling heeft voldoende kennis van het bedrijfsleven in huis om de positieve match tussen wensen van student en mogelijkheden van het bedrijf tot stand te brengen. De stagebegeleiding komt voor een deel tot stand op initiatief van de student. De coördinator mailt met elke student op stage, soms intensief, soms minder, maar altijd is er contact over het verloop en de ervaringen tot dan toe. Waar mogelijk en zinvol worden bezoeken aan stageadressen gebracht. Dit vooral wanneer het gaat om nieuwe stageadressen. De beoordeling van de stage vindt plaats aan de hand van criteria: 1. De student publiceert tijdens en na de stage op het stageweblog van de academie. Daarin beschrijft hij of zij de feitelijke gegevens van het stageadres, de uitgevoerde werkzaamheden, de betekenis van de opgedane ervaringen, inclusief aandachtspunten voor studenten die later op hetzelfde adres stage zouden willen lopen. 2. Studenten geven na afloop een presentatie over hun stage. Belangrijkste ingrediënten voor zo’n presentatie zijn: a. Een gefundeerd inzicht in en oordeel over de uitgevoerde werkzaamheden en de daarmee opgedane ervaringen. Hij of zij kan zijn ervaringen verbinden met zijn of haar persoonlijk functioneren, het functioneren van een organisatie en de cultuur van het beroep .
b. Het uitwisselen van ervaringen over het alledaagse functioneren in het bedrijf of organisatie. De student laat aan de hand van een eigen sterkte/zwakte analyse zien hoe het hem of haar tijdens de stage is vergaan. 3. De student maakt een stageverslag, waarin hij of zij aantoont te kunnen reflecteren op betekenisvolle ervaringen opgedaan tijdens de stage. Hij kan reflecteren vanuit een persoonlijk, organisatorisch en beroepsmatig perspectief. Daarbij toont de student aan ervaringen te kunnen benutten voor het verbeteren van eigen het eigen optreden als ontwerper (vermogen tot vernieuwing). Afstuderen De afdeling Public space streeft ernaar dat studenten tijdens hun afstuderen intensief samenwerken. Zij werken vanuit een atelier in de stad waar zij elkaar ontmoeten en permanent terecht kunnen. Op de academie zelf zijn er uiteraard beperkingen in toegankelijkheid die niet gelden in hun afstudeeratelier. In de eerste periode maken studenten een gezamenlijke inventarisatie van het door de afdeling gestelde afstudeerthema. Thema 2011 is ‘De stad als attractie’. Studenten maken kaarten van uiteenlopende activiteiten en manifestaties in ‘Brabantstad’ (bv de vliegbeweging van sportvliegers in het gebied, of de diverse kermissen in Brabantstad). De resultaten van deze onderzoeken worden gepresenteerd aan het eind van de eerste zes weken van het afstuderen. Door middel van een Pecha Kuchapresentatie (20 beelden in 6 minuten). Daarna kiezen de afstudeeerders binnen dit thema hun eigen ingang. Na de volgende zes weken is dit eigen thema uitgewerkt tot ontwerpproject. Na de derde termijn van zes weken volgt het zogenaamde groen licht waarbij de docenten aangeven of afstuderen na nog eens zes weken mogelijk is. Alumni De afdeling Public Space houdt contact met haar alumni. Soms in het kader van vervolgstudies of adviezen over sollicitaties. Waar mogelijk worden alumni betrokken bij projecten met externe partijen. De resultaten van deze projecten worden middels lezingen, gastdocentschappen van de alumni en exposities teruggebracht naar de studenten binnen de afdeling.
Kwaliteitszorg Als hoofd van de afdeling Man and Public Space vertegenwoordigt Hilde Blank de verbinding van de afdeling met de beroepspraktijk, het maatschappelijk veld en andere opleidingen. Haar belangrijkste criteria bij de beoordeling van de kwaliteit van de studenten en van de afdeling in het algemeen zijn: - Wat is de visuele en ruimtelijke taal die studenten hanteren? - Hoe worden opgaven vertaald naar visies en planconcepten en concrete producten? - Wat is hun positie als ontwerper en hoe zien ze zichzelf in die positie? - Hoe verhouden ze zich tot de wereld om hen heen? - Wie is de student en hoe werkt dat door in zijn of haar werk? Het succes van de afdeling is een direct gevolg van de kwaliteit van de docenten, ieder met zijn eigen manier van werken, hun eigen kijk op kwaliteit van studenten en eigen opvattingen over wat een goed ontwerp is. Kwaliteit is met andere woorden een intersubjectief begrip. Een begrip dat tot stand komt op basis van persoonlijke beroepservaring in combinatie met een gedeelde opvatting over het vakgebied van Public Space. Een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van de studenten, maar ook voor die van de afdeling als geheel, is de beoordeling aan het eind van elk semester. Gezamenlijk spreken hoofd en docenten de resultaten van de opdrachten door, stellen de kwaliteit vast, beoordelen elkaars uitwerkingen van het thema, bespreken de kwaliteit van de opdrachten, en bepalen het thema voor het komende semester. De beoordeling is dus niet alleen een belangrijke feedback voor de student. Het is ook een evaluatiemoment voor het gezamenlijke resultaat van de afdeling. Elke beoordeling is tegelijk een duidelijk signaal voor kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van het thema en bijbehorende opdrachten, en een moment waarop inhoudelijke en strategische beslissingen worden genomen over de actualiteit, de wenselijke ontwikkeling en de inhoudelijke opzet van de afdeling. Tot slot een wezenlijk onderdeel voor de kwaliteitszorg van de afdeling Man and Public Space. Niet teveel structuur, niet teveel op papier. Maar wel genoeg om het te laten werken, en om tegelijk flexibel te blijven. De zo verworven vrijheid is een wezenskenmerk van de afdeling zelf, maar evenzogoed van de academie als geheel.
Bijlage 1 Voorbeeldopdrachten in de buurt van mijn jeugd INTRODUCTIEOPDRACHT PUBLIC SPACE 1E JAARS STUDENTEN docent: hans van der markt De vroege ervaringen die we als kind in onze directe woonomgeving hebben opgedaan zijn mede bepalend voor onze huidige opvattingen over en waardering van architectuur en omgeving. Laten we ons de situatie van vroeger opnieuw voor de geest halen. Hoe zag de schommel in de tuin van oma er ook al weer uit? Wat was de leukste route van school naar huis, en welke plekken wilden we kost wat kost vermijden? In deze opdracht brengen we deze en andere betekenisvolle locaties opnieuw in kaart, als een atlas van de persoonlijke ruimte. opdracht: A: We bekijken de film Dogville van Lars von Trier. De filmset bestaat uit een getekende plattegrond van een dorpje met daarin een winkel, het huis van de blinde, een groentetuintje, de kerk met toren en klok en mijn ingang en deel van de toegangsweg. De plattegrond is getekend in witte lijnen op een zwarte ondergrond. Een aantal delen die bijzondere betekenis hebben in het verhaal zijn als ruimtelijke objecten op deze plattegrond geplaatst: de winkeldeur, de klokkentoren en de mijningang etc. Maak een geheugenkaart van de omgeving waar je bent opgegroeid in de stijl van Dogville. Maak een keuze wat je laat zien in witte lijnen en welke onderdelen je ruimtelijk uitgewerkt. Vertel aan de hand van dit model in het kort jouw verhaal over de buurt van je jeugd. B: bedenk waar je in deze buurt een horecagelegenheid zou willen plaatsen en bedenk het programma hiervoor (pannenkoekenhuis aan het water alleen in het weekend open...). Maak een scenario voor deze horecazaak bestaande uit 24 liggende beelden op briefkaartformaat. C: ontwerp een terras bij je horecagelegenheid en probeer goed aan te sluiten op de omgeving. Wat is het uitzicht, kun je er droog zitten, hoe kom je er, waar is het van gemaakt? Maak een schaalmodel van het terras.
DATSJA Wonen op een volkstuin voor ouderen In de laboratorium-fase gaan wij aan een serie van ‘ingrediënten’ werken welke onontbeerlijke onderdelen van een behuizing zijn. Elk deel heeft een drempel functie, letterlijk een figuurlijk, een grens tussen binnen en buiten, ruimte en tuin, gesloten en open, warm en koud, kunstmatig en natuurlijk, ‘grijs’ en groen….. 1. Eerste voorstel is en deur met kozijn, bedenk de wijze van gebruik, materiaal, kwaliteit en afmetingen in samenhang met jullie specifieke klant uit de ‘ouderenwolk’. 2. Ontwerp een toilet als intieme persoonlijke ruimte, en plek met minimale voorzieningen of luxe gebruik van water, afhankelijk van de manier van leven van je oudere. 3. Neem een IKEA massa product en maak het op maat voor de bewoner van je datsja. Gebruik het anders dan oorspronkelijk bedoelt door: omdraaien, uit elkaar halen, opnieuw samenstellen, iets toevoegen etc. 4. Maak een bewoonbare huid, een envelop als bescherming. Gebruik textuur, dikte, kleur en transparantie om definitie te geven aan de idee van omhulling.