Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Cultuurhistorische waardenkaart van Harderwijk Deel 1: geschiedenis
Inventarisatie en waardering van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Harderwijk, uitgevoerd door Lantschap, in samenwerking met Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA) en Optifield. Lantschapsstudies 138
Het onderzoek is uitgevoerd door: adviesbureau voor landschap en cultuurhistorie Herenstraat 19a 4175 CC Haaften tel 0418-594141 www.lantschap.nl
Adriaan Haartsen (Lantschap) Ben Olde Meierink (BBA) Rutger de Groot (Optifield) Opdrachtgever: Gemeente Harderwijk Concept juni 2015
1
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Inhoud 1. Samenvatting 2. Inleiding 2.1 Cultuurhistorie en ruimtelijke ordening 2.2 Werkwijze 3. Natuurlijke wordingsgeschiedenis van het landschap 4. Bewoningsgeschiedenis 4.1 Prehistorie en Romeinse tijd -4.2 Middeleeuwen en nieuwe tijd 4.2.1 Verschuiving van de bewoning? 4.2.2 De stad 4.2.3 Hierden 5. De landbouw 5.1 Bodemgebruik 5.2 Zonering en ontginning 5.3 Eendenhouderij 5.4 De boerderijen 6. Infrastructuur 6.1 De haven 6.2 De landwegen 6.3 Spoorwegen 6.4 Waterleiding 7. Het militaire landschap 7.1 De verdedigingswerken van de stad 7.2 Koloniaal depot en garnizoensplaats 7.3 Eerste en Tweede Wereldoorlog 8. Bedrijvigheid 8.1 Wind- en watermolens 8.2 Overige bedrijvigheid 9. Stedelijke ontwikkeling na 1900 9.1 De periode 1900-1940 9.2 De uitbreidingen van na 1945 9.3 De binnenstad Literatuur -
-
-
-
pagina 3 pagina 6 pagina 6 pagina 7 pagina 11 pagina 15 pagina 15 pagina 16 pagina 17 pagina 18 pagina 22 pagina 24 pagina 24 pagina 27 pagina 29 pagina 30 pagina 33 pagina 33 pagina 35 pagina 38 pagina 39 pagina 40 pagina 40 pagina 42 pagina 43 pagina 46 pagina 46 pagina 49 pagina 52 pagina 52 pagina 55 pagina 57 pagina 60
2
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
1. Samenvatting
Toen aan het eind van de twaalfde eeuw de Zuiderzee ontstond kwam Harderwijk aan zee te liggen. Al gauw werden visserij en scheepvaart belangrijke middelen van bestaan en in 1231 kreeg Harderwijk stadsrechten. Stadsuitbreidingen volgden in 1315 en 1425. Omstreeks 1500 was het de grootste vismarkt van de Zuiderzee en maakte de stad deel uit van het Hanzeverbond. Aan het eind van de zestiende eeuw werden nieuwe vestingwerken aangelegd naar ontwerp van Adriaan Anthonisz. De zo gevormde stedelijke ruimte volstond tot in het begin van de twintigste eeuw. Het gebied buiten de stad was grofweg in drie zones te verdelen. Het lage land aan de kust bestond uit grasland waar het vee geweid werd en hooi werd geproduceerd. Op de grens van de lage graslanden en de hoger gelegen zandgronden stonden de boerderijen en lagen de bouwlanden in grotere complexen (essen, enken of engen geheten) bijeen. Hierden (met Frankrijk) is een esnederzetting met een losse bebouwingsstructuur. Pas na de Tweede Wereldoorlog is de dorpskern van Hierden tot ontwikkeling gekomen. Harderwijk op de plattegrond van Jacob van Deventer, ca 1560.
Verder naar het zuidoosten lagen de heidevelden die zich uitstrekten tot Leuvenum en tot de broekbossen bij de Hierdensche Beek. In dit gebied bevond zich één enclave: Beekhuizen. In de negentiende eeuw werd Harderwijk ontsloten door nieuwe doorgaande verbindingen. De Zuiderzeestraatweg is rond 1830 aangelegd, voor een deel over bestaande wegen. In Frankrijk en Hierden is het verschil in oriëntatie van de boerderijen van voor en na de aanleg van de weg opvallend. Door de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (1863) kreeg Harderwijk een station. Net als op veel andere plaatsen had het station aanvankelijk nauwelijks effect op bedrijvigheid en bebouwing. Pas rond 1910 worden de eerste huizen aan de Stationsweg gebouwd. Wel was de aanwezigheid van het station van belang voor de bouw van kazernes, zoals de Jan van Nassaukazerne en de Marechausseekazerne. In 1960-1962 is de snelweg A28 aangelegd met afslagen bij Harderwijk, waarvan de oostelijke aansluit op de N302 (Knardijk). In het buitengebied vond sinds 1920 een belangrijke wijziging plaats in het landgebruik door de explosieve uitbreiding van de eendenhouderij. Tonsel en Frankrijk werden de belangrijkste productie3
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
centra van eendeneieren, en overal verschenen de karakteristieke langgerekte lage schuren, opgetrokken uit hout of uit kalkzandsteen van de in 1920 opgerichte steenfabriek. Opvallend is het grote aantal kleine boerderijen dat in de crisistijd is gebouwd. Na de Tweede Wereldoorlog hebben nieuwbouwwijken een groot deel van het platteland in bezit genomen. De stad heeft zich achtereenvolgens in zuidelijke, westelijke en oostelijke richting uitgebreid. Sommige wijken hebben het oorspronkelijke landschap geheel vervangen, in andere gevallen schemert het oude landschap nog duidelijk door in de huidige stedelijke ruimte. Vooral Frankrijk laat een interessante vervlechting tussen de nieuwbouw en de oude agrarische bebouwing zien. Harderwijk groeide van ruim 5000 inwoners in 1840 tot ongeveer 45.000 in 2015.
Voormalige boerderijen in Frankrijk uit de jaren ’30 van de vorige eeuw, gebouwd in roze kalkzandsteen van de steenfabriek aan de Scheepssingel.
Als we de cultuurhistorische waarden van Harderwijk vergelijken met andere delen van de Veluwe dan vallen zowel overeenkomsten als verschillen op. Net als steden als Amersfoort en Elburg (en in mindere mate Nijkerk) is de binnenstad goed bewaard gebleven. Wat opvalt is de zeer grote marktplaats (Vischmarkt en Korenmarkt) en de vele kloosters die hun stempel op de ruimtelijke ontwikkeling hebben gedrukt. Toen de kloosters werden opgeheven konden nieuwe functies worden gehuisvest in de vrijgekomen gebouwen, zoals de Munt en de Academie. Na opheffing van deze instellingen begon een nieuwe fase in de Harderwijkse geschiedenis: de militaire. Het koloniale Werfdepot en de kazernes hebben een stempel gedrukt op zowel de binnenstad als het landelijke gebied. Op het gebied van de stedelijke uitbreidingen in de vorige eeuw neemt Harderwijk een bijzondere positie in, omdat de uitbreidingen niet als een schil rondom de binnenstad werden gepland, maar op ruime afstand. Het begon al in 1910 met het Nachthok, een buurtschap ontworpen voor stadsboeren en landarbeiders. Veel groter was de uitbreiding Tweelingstad, qua oppervlakte drie keer zo groot als de binnenstad en gebouwd op meer dan een kilometer afstand. Nergens in Nederland vinden we een stedelijke uitbreiding in de vorm van een satellietstad.
4
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Het resterende landelijke gebied van Hierden is van grote cultuurhistorische waarde door de zonering van de verschillende agrarische gebruikseenheden (voormalige ‘woeste’ gronden, de grote enk van Hierden, de graslanden en gemeenschappelijke weiden ten noorden van de Zuiderzeestraatweg), en door het feit dat de geschiedenis van de ontginning en het bodemgebruik nog zo duidelijk herkenbaar zijn in het huidige landschap. Net als in andere delen van de Veluwe is de bouw van traditionele driebeukige boerderijen nog lang doorgegaan. Bijzonder is het grote aantal boerderijen uit de crisistijd. Waar elders de boeren te kampen hadden hun hoofd boven water te houden werd hier veel geld verdiend met de handel in eendeneieren.
De waterval en kademuren van de Hessenmolen.
5
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
2. Inleiding
In opdracht van de gemeente Harderwijk is een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente gemaakt. Het onderzoek behelsde het inventariseren en waarderen van cultuurhistorische objecten, structuren en ensembles. Het onderzoek is bedoeld om de gemeente een kader te bieden bij het beoordelen van aanvragen van omgevingsvergunningen. Daarnaast kan de cultuurhistorische waardenkaart gebruikt worden als onderlegger voor toekomstige ruimtelijke plannen. In het project werkte Lantschap samen met het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA) en Optifield. BBA is één van de grootste adviesbureaus op het gebied van bouwhistorie. Ben Olde Meierink coördineerde de inzet van BBA, dat zich vooral bezig gehouden heeft met de inventarisatie, beschrijving en waardering van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige structuren. Optifield zorgde voor de digitale kaartbewerking en verwerking van gegevens in GIS. Bureau Lantschap coördineerde het onderzoek en zorgde voor de landschappelijke en historisch-geografische aspecten van het project.
2.1 Cultuurhistorie en ruimtelijke ordening Cultuurhistorische elementen en structuren zijn belangrijke aspecten van stad en landschap. Ze dragen bij aan de herkenbaarheid, ze vormen oriëntatiepunten en ze zorgen ervoor dat bewoners en bezoekers zich met een stad, dorp of streek kunnen identificeren. In de laatste twee decennia is de maatschappelijke belangstelling voor cultuurhistorie en landschap sterk gegroeid. In het verlengde hiervan zijn de identiteit en het eigen karakter van de dagelijkse leefomgeving belangrijke items geworden. Deze belangstelling heeft onder meer geleid tot de rijksnota Belvedere (1999) en tot diverse beleidsnota’s van provincies en gemeenten. In deze nota’s wordt de nadruk gelegd op het tweesporenbeleid: enerzijds behoud van waardevolle cultuurhistorische aspecten, anderzijds ontwikkelingsgericht omgaan met het erfgoed. Cultuurhistorische waarden werden vroeger vooral gezien als een planologische sta-in-de-weg. Sinds het verschijnen van de nota Belvedere is echter het besef gegroeid dat het erfgoed boeiende mogelijkheden biedt voor het landschap van de toekomst. Het kan een bron van inspiratie vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen. De relatie tussen cultuurhistorische waarden – ook wel aangeduid als cultureel erfgoed – en de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), die op 1 januari 2012 in werking zijn getreden. De Wro spreekt van een samenhangende afweging van alle belangen – inclusief cultuurhistorie. In het Bro is de opdracht aan overheden verwoord om “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”. Voor nieuwe bestemmingsplannen betekent dit onder meer (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed): •
•
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. In de planregels dient een omgevingsvergunningstelsel voor aanlegactiviteiten te worden opgenomen voor bodemingrepen. In het bestemmingsplan moet expliciet aangegeven worden voor welke ingrepen een omgevingsvergunning verplicht is.
6
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Er wordt dus van de gemeente expliciet gevraagd verantwoording af te leggen over de manier waarop met de cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. De binnenstad is in 1970 door het rijk aangewezen als beschermd stadsgezicht. Hier moeten ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijk afgestemd worden op de cultuurhistorische waarden. Hetzelfde geldt voor de beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten en de monumentale bomen en boomgroepen. Naast deze beschermde waarden zijn er nog tal van zichtbare objecten die van cultuurhistorische betekenis zijn. Naast gebouwen kan daarbij gedacht worden aan historisch geografische aspecten, zoals wegen, houtsingels, molenplaatsen en percelering. Hetzelfde geldt voor stedenbouwkundige structuren en ensembles. De inventarisatie en waardering van cultureel erfgoed en het vervaardigen van een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Harderwijk kunnen een belangrijke rol spelen in behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en een inspiratiebron vormen voor toekomstige ruimtelijke processen. Begrenzing van het beschermde stadsgezicht.
2.2 Werkwijze Het vervaardigen van de Cultuurhistorische Waardenkaart van Harderwijk bestond uit verschillende onderdelen: • Inventarisatie en waardering van cultuurhistorisch waardevolle elementen • Beschrijving en waardering van de gemeente als geheel en van de deelgebieden • Opbouwen van een databestand (catalogus) • Verwerking in GIS • Communicatie • Rapportage.
Inventarisatie en waardering De inventarisatie betreft punten, lijnen en vlakken. Puntelementen zijn gebouwen, sluizen, bruggen, molens en molenplaatsen, grensstenen etc. Lijnelementen zijn onder meer wegen, waterlopen, houtsingels en –wallen. Buitenplaatsen, parken en percelering zijn voorbeelden van vlakvormige elementen. De bestaande rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden en beschermde monumentale bomen en boomgroepen zijn uiteraard in de catalogus opgenomen en op de digitale cultuurhistorische waardenkaart gezet. Uit literatuurstudie, kaartvergelijking en veldwerk zijn hier elementen en structuren aan toegevoegd.
Puntelementen • • • •
gebouwen molenplaatsen monumenten (gedenkplaatsen) kunstwerken (sluizen,
Lijnvormige objecten • • • • •
natuurlijke wateren kaden wegen grachten spoorlijnen en -dijken
Vlakken • • • • •
havens parken begraafplaatsen buitenplaatsen kazernecomplexen 7
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
• • • •
bruggen, etc) bouwkundige objecten bijzondere objecten bomen en boomgroepen overige
• •
paden lanen • houtwallen • houtsingels • overige
• • •
percelering zandverstuivingen overige
De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en de monumentale bomen en boomgroepen zijn in de catalogus opgenomen en (uiteraard) niet opnieuw door ons gewaardeerd. Zij krijgen de hoogste waarde (beschermd).
De gebouwen en historisch geografische objecten, die uit onze inventarisatie naar voren zijn gekomen, worden gewaardeerd volgens de methode die door Lantschap en BBA is ontwikkeld, op basis van uitgangspunten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Alleen objecten met een hoge of middelhoge waarde zijn in de catalogus opgenomen, objecten met een basiskwaliteit niet.
Waardering objecten belevingswaarde Waardering intrinsiek
Waardering context
herkenbaarheid herinneringswaarde zeldzaamheid kenmerkendheid gaafheid (landschaps)architectuur samenhang (ensemblewaarde)
8
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
structurerende werking gaafheid omgeving Informatiewaarde Score per aspect Totaalwaardering
hoog/middel/laag/nvt Hoge waarde/middelhoge waarde
Beschrijving en waardering van de gemeente en de deelgebieden De bijzondere cultuurhistorische kwaliteiten van de gemeente als geheel zijn beschreven. In overleg met de gemeente is de gemeente onderverdeeld in enkele deelgebieden. De specifieke kenmerken van de deelgebieden en de vormen van samenhang zijn beschreven, geïllustreerd met relevante kaarten en foto’s. Ook zijn de deelgebieden gewaardeerd. De documenten van de deelgebieden zijn ook in de exceltabel opgenomen en kunnen met een hyperlink worden geopend. De deelgebieden zijn: • Binnenstad • Stedelijke ring • Kern Hierden • Landelijk gebied • Harderwijkse Veluwe
De database Het resultaat van de inventarisatie bestaat uit een GIS-bestand en een catalogus, in de vorm van een exceltabel, die met elkaar verbonden zijn. Op de kaart kan een object aangeklikt worden waarna de achtergrondinformatie uit de catalogus zichtbaar wordt. Een selectiemogelijkheid die kan worden toegepast bij ruimtelijke ordening is bijvoorbeeld het selecteren van alle elementen binnen een gekozen afstand tot een bepaald punt. Omgekeerd kunnen objecten in de catalogus worden aangeklikt waardoor ze op de kaart zichtbaar worden. In de catalogus kunnen selecties gemaakt worden zodat bijvoorbeeld alle boerderijen, alle beschermde monumenten of alle waterstaatkundige objecten zichtbaar worden op de kaart. Daarnaast biedt het GIS-bestand de mogelijkheid koppelingen te maken met andere GISmatige informatie, zoals de kadasterkaart, de bodemkaart, de hoogtekaart, de archeologische waardenkaart of de ecologische hoofdstructuur. De catalogus bestaat uit een exceltabel waarin de ca 1000 geïnventariseerde objecten en de vijf deelgebieden zijn opgenomen. De elementen en structuren vormen de rijen in de tabel, terwijl verticaal (in de kolommen) de eigenschappen zijn weergegeven. Per element in de lijst zijn de volgende gegevens genoteerd: • • • • • • • • • • •
Identificatienummer (uniek nummer dat correspondeert met het GIS-bestand) Naam/adres Korte omschrijving Deelgebied Landschapsvormende functie (bijvoorbeeld wonen, landbouw, waterbeheer, defensie, bedrijvigheid, infrastructuur) Categorie (bijvoorbeeld gebouw, lijnvormige beplanting, landweg) Type (bijvoorbeeld kerk, houtsingel, onverharde weg) Datering (bijvoorbeeld 1648, veertiende eeuw) Waardering (hoog, middel of onbekend, als de waarde niet vastgesteld kon worden) Status (rijksmonument, provinciaal monument, gemeentelijk monument, onderdeel van beschermd gezicht, geen) Beleid (bepalend, aanvullend, indifferent)
9
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
•
Nadere informatie, waar opmerkingen geplaatst kunnen worden als: ‘gerestaureerd in 2005’ of ‘nader onderzoek nodig’ of de naam van de architect van het gebouw.
Alle ‘nieuwe’ objecten die bij de inventarisatie zijn geselecteerd zijn in de tabel van een hyperlink voorzien. Door op de hyperlink te klikken komt een achtergronddocument in beeld. De achtergronddocumenten die met deze hyperlinks corresponderen hebben alle dezelfde structuur. De naam van het element, beeldmateriaal in de vorm van een foto (soms meerdere foto’s) en/of een relevant kaartfragment, en nadere cultuurhistorische informatie zijn in het document opgenomen. In een tabel wordt aangegeven hoe de waardering tot stand is gekomen. Ook de deelgebieden zijn in de exceltabel opgenomen met een hyperlink die toegang geeft tot de beschrijving.
Digitale kaart
Bestaande digitale gegevens (zoals rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) overige geïnventariseerde punten, lijnen en vlakken zijn ingevoerd in GIS. De elementen en structuren hebben een uniek ID-nummer dat correspondeert met de nummering in de exceltabel. Op alle geïnventariseerde kenmerken van een object kan het systeem vervolgens worden bevraagd, bekeken en gepresenteerd in GIS. Alle bestanden zijn open, zodat wijzigingen en aanvullingen kunnen worden aangebracht. De database kan ook worden bewerkt en bevraagd via de exceltabel, waardoor de gegevens voor een grotere groep mensen toegankelijk zijn dan alleen via GIS. Door de bevragingsmogelijkheden van de exceltabel zijn allerlei thematische of gebiedsgerichte kaarten te vervaardigen. De bestanden zijn als Esri-shapefiles aan de gemeente geleverd.
Communicatie pm
10
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
3. Natuurlijke wordingsgeschiedenis van het landschap De ondergrond en het reliëf van de gemeente Harderwijk zijn ontstaan in het laatste deel van het pleistoceen en het holoceen. Het pleistoceen is de periode van de ijstijden; het holoceen is de meest recente geologische periode die ongeveer 10.000 jaar geleden begon1.
Pleistoceen Tijdens de voorlaatste ijstijd (het saalien) breidde het landijs uit Scandinavië zich over groten delen van Noordwest-Europa uit. Het honderden meters dikke landijs schuurde diepe dalen uit , zoals het IJsseldal, en drukte op andere plaatsen de ondergrond op tot grote heuvelreeksen, die we stuwwallen noemen. In deze periode is de Veluwe ontstaan. Het gebied van de gemeente Harderwijk behoorde tot de komst van het landijs in het saalien tot het stroomgebied van de Maas en de Rijn. Tot die tijd stroomde de Rijn in noordelijke richting, waarbij dikke pakketten zand en grind werden afgezet. Door de komst van het landijs werden de Rijn en ook de Maas gedwongen om hun loop in westelijke richting te verleggen.
Bodemkaart van Harderwijk en omgeving2. Het grootste deel van de gemeente bestaat uit zandgronden, waarbij de gele en roze kaarteenheden het minst vruchtbaar zijn. De paarse kleuren ten noorden van Hierden geven aan dat de bodem daar venig is. In donkerbruin zijn de enkeerdgronden aangegeven van de grote enken van Frankrijk en Hierden en de kleinere van Ebbenhorst, Beekhuizen, Tonsel en Horlo/Hooge Geest. Bij de pijl ligt het kameterras bij de Galgenberg, bestaande uit grof zand en grint.
De zuidelijke rand van het landijs bestond uit verschillende naast elkaar gelegen ijstongen, kleine gletsjers die van de ijsmassa afschoven. Twee van deze ijstongen drukten de stuwwal van Ermelo1 2
Dit hoofdstuk is deels ontleend aan het rapport van RAAP uit @@@ Stichting voor Bodemkartering, 1982.
11
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Garderen op. Een van de ijstongen lag ongeveer op de plek van de huidige Leuvenumse Beek, de andere in de Gelderse Vallei. Toen het ijs langzaam ging afsmelten ontstonden er tussen de ijslobben en de opgestuwde heuvels grote meren, waarin zand uit de omgeving en leem, zand en grind uit het ijs werd afgezet. In tegenstelling tot de stuwwal waren deze afzettingen vrij vlak. Ze worden fluvioglaciale afzettingen of kameterrassen genoemd. De Galgenberg is een restant van dit kameterras. De stuwwallen werden reeds aan het eind van het saalien sterk geërodeerd door afstromend smeltwater van het gletsjerijs. Dit proces zette zich voort toen er na een – geologisch gezien – korte periode (het eemien) een nieuwe ijstijd aanbrak, het weichselien. Deze meest recente ijstijd besloeg een periode van ruim 100.000 jaar. In die tijd bereikte het landijs Nederland niet. Wel was het lange tijd zo koud dat er weinig of niets kon groeien en de bodem tot tientallen meters diep bevroren was. In de zomer, als de bovenlaag van de bodem ontdooide, gleed de met water doordrenkte bovenlaag van de stuwwal langzaam naar beneden (solifluctie). Ook ontstonden beekdalen op plaatsen waar het smeltwater zich verzamelde. Omdat de ondergrond permanent bevroren was (permafrost), kon het water op veel plaatsen maar moeilijk wegzakken. De beken schuurden erosiedalen uit die later voor een deel weer zijn opgevuld, onder meer door dekzand dat aan het eind van de laatste ijstijd door de wind is afgezet.
Heidevegetatie op het Cyriasische Veld.
Het holoceen Omstreeks 10.000 jaar geleden zette een klimaatsverandering in en begon het holoceen, de huidige geologische periode. Het werd warmer en vochtiger en er ontstond een gesloten vegetatiedek. Hierdoor kwam een eind aan de processen van erosie, solifluctie en sedimentatie en werd het reliëf als het ware gefixeerd, althans voordat de mens door ontbossing en overbegrazing zandverstuivingen veroorzaakte. Mogelijk vonden de eerste door de mens veroorzaakte zandverstuivingen al in de jonge steentijd of de bronstijd plaats. Grootschalige verstuivingen ontstonden op de Veluwe vanaf de tiende en elfde eeuw
12
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
na Chr3. Dit hangt samen met ontginningen, het kappen van bomen voor de ijzerwinning en het gebruik van het bos door de boeren (zoals het weiden van varkens en koeien in het bos4). Gaandeweg verdween er steeds meer bos en breidden de heidevelden zich uit. De boeren schakelden over op een andere vorm van landbouw waarbij schapen en mestwinning belangrijk werden. Voor de mestproductie werden heideplaggen gestoken en de kale grond kon dan makkelijk gaan stuiven.
Natte omstandigheden in de laaggelegen Oostermeen. Het restant van de strandwal vormt de grens tussen het oude land en het Veluwemeer. Op de achtergrond ligt het Harderbos (gemeente Zeewolde).
Ten noorden en westen van Harderwijk, het gebied van de latere Zuiderzee, lag het land een stuk lager. Door de stijgende zeespiegel steeg ook de grondwaterspiegel en werd het hier steeds natter. Het land veranderde in een moerasgebied en op grote schaal vond veenvorming plaats. Het hele gebied bestond tot in de vroege middeleeuwen uit grote hoogveenkoepels, afgewisseld met meren (zoals het Flevomeer of Almere) en een enkele brede stroom, het Vlie, waardoor het water van beken en rivieren (Vecht en Eem) werd afgevoerd. In deze tijd was het gebied van Harderwijk en Hierden waarschijnlijk zo nat door het kwelwater van de Veluwe, dat het niet aantrekkelijk was voor bewoning. Deze situatie veranderde in de twaalfde eeuw. Vanaf de tiende eeuw hebben boeren zich in het veengebied gevestigd. Door ontwatering en oxidatie daalde de bodem en werd het gebied kwetsbaar voor inbraken van de zee. Golfslag, wind zorgden ervoor dat de meren groter werden, maar belangrijker was dat de Noordzee via het Vlie steeds verder naar het zuiden doordrong. Tijdens verschillende vloeden werden delen van het veenlandschap weggeslagen, vooral bij de Allerheiligenvloed op 1 november 1170. Het is duidelijk dat de boeren een goed heenkomen moesten zoeken. Door de activiteit van de zee was de kuststrook opeens een aantrekkelijke vestigingsplaats geworden. De nabijheid van de zee was niet alleen interessant voor handel en visserij, maar zorgde ook voor een betere drooglegging van de laaggelegen gronden aan de flank van de Veluwe. We zien dan ook dat de 3 4
Heidinga, 1984; Koster, 1978. Het Wald-Vieh-Bauerntum, zie onder meer Vervloet (pag74) in Ten Houte de Lange e.a., 1977.
13
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
bevolking in de twaalfde en dertiende eeuw sterk is toegenomen. De betere drooglegging van de kuststrook had mogelijk ook gevolgen voor de hoger gelegen gronden. Het is niet denkbeeldig dat de verhoogde activiteit van zandverstuivingen samenhangt met verdroging die is veroorzaakt door het opruimen van het veengebied voor de kust. De zee zette aan de randzone van de Veluwe klei af op het zand of op de resten van het veen. Ter plaatse van de kustlijn ontstond een zandige strandwal. Deze strandwal vormde een natuurlijke dijk, die het achter gelegen gebied enigszins beschermde tegen overstromingen. Enigszins, want bij de uitmonding van de beken (Hierderbeek, Sypel, Tonselsebeek) was de strandwal onderbroken en kon de zee bij hoog water het achterland binnendringen. Het zand van de strandwal is na de afsluiting van de Zuiderzee grotendeels afgegraven, aangezien de wal toen geen waterkerende functie meer bezat.
14
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
4. Bewoningsgeschiedenis 4.1 Prehistorie en Romeinse tijd Voor de inhoud van deze paragraaf is in belangrijke mate gebruik gemaakt van het rapport van RAAP Archeologisch Adviesbureau5. De oudste vondsten uit de gemeente Harderwijk zijn gedaan in het stuifzandgebied van het Beekhuizerzand. Het gaat om vondsten van werktuigen uit de oude steentijd (laat-paleolithicum), de midden steentijd (mesolithicum) en het begin van de nieuwe steentijd (neolithicum). Deze vondsten, waaronder vuursteenwerkplaatsen en bewoningsresten, zijn gedaan in een brede strook langs de spoorlijn en de A286. Ze vertellen ons echter niet veel over de toenmalige bewoning. Het gaat mogelijk om de resten van kampementen die kort, maar mogelijk wel herhaaldelijk, bewoond zijn geweest7. De eerste boeren De eerste boeren verschenen in het laat-neolithicum, zo’n 2500 jaar voor Chr. In deze periode zijn de eerste grafheuvels opgeworpen. De traditie van de aanleg van grafheuvels loopt door tot in de ijzertijd. De grafheuvels langs de Leuvenumseweg zijn zichtbaar in het landschap, maar ze zijn niet in detail onderzocht. We weten dus nog niet wanneer ze precies zijn aangelegd en hoelang ze in gebruik zijn geweest. Overigens is het Harderwijkse deel van het Veluwe schaars bedeeld met grafheuvels, bij Ermelo en Putten liggen er veel meer. Tabel 1 Overzicht van de archeologische perioden Nieuwe tijd 1500 na Chr. – heden Late middeleeuwen 1000 – 1500 na Chr. Vroege middeleeuwen 450 – 1000 na Chr. Romeinse tijd 0 – 450 na Chr. IJzertijd 800 voor Chr. – 0 Bronstijd 1800 – 800 voor Chr. Neolithicum (jonge steentijd) 4000 – 1800 voor Chr. Mesolithicum (midden steentijd) 8000 – 4000 voor Chr. Paleolithicum (oude steentijd) ouder dan 8000 voor Chr. De grafheuvels duiden op een langere periode van bewoning, maar we weten niet waar deze eerste boeren uit het neolithicum gewoond hebben, en dat geldt ook voor de bewoners in de bronstijd. Tijdens de midden bronstijd nam de bevolking op de Veluwe waarschijnlijk snel toe. Evenals in het laatneolithicum was er sprake van een verspreide bewoning in kleine gehuchten. Er werd gewoond in grote boerderijen met een inpandige stal (woonstalhuizen). Door het kappen van bossen en intensieve veeteelt ontstonden de eerste heidevelden en kleinschalige zandverstuivingen. Helaas zijnde bijbehorende nederzettingen uit de vroege en midden bronstijd moeilijk te ontdekken omdat ze over het algemeen relatief arm zijn aan vondsten. Desondanks zijn op de Veluwe enkele tientallen nederzettingen uit deze periode bekend. De verwachting is dat ondanks het tot op heden geringe aantal vondsten, vooral op de flanken van de droogdalen en in de overgangsgebieden tussen de stuwwal en het dekzand veel nog onbekende archeologische resten uit het laat-neolithicum, de vroege en midden bronstijd voorkomen.
E.H. Boshoven, L.J. Keunen & E. Goossens, 2010. RAAP rapport nr 2050. Jan Neefjes en Theo Spek, 2014, pp 72en 73. 7 Van Doesburg & Groenewoudt, 2007. 5 6
15
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De ijzertijd laat een ongekende schaalvergroting zien, niet alleen in de landbouw, maar ook in het aantal nederzettingen, in de contacten met andere regio’s en in de sociale organisatie. In de ijzertijd werd de landbouw geïntensiveerd en geconcentreerd in complexen van kleine, omwalde akkertjes (Celtic Fields of raatakkers). Celtic Fields gaan doorgaans samen met de aanwezigheid van bewoningssporen uit de ijzertijd in de nabije omgeving. Het zijn echter vooral de begraafplaatsen uit de late bronstijd en ijzertijd, waaronder de zogenaamde urnenvelden, die bekendheid genieten. De ijzertechnologie zelf zou grote gevolgen hebben voor de Veluwe, omdat ijzererts op de stuwwallen in de vorm van klapperstenen (limoniet) rijkelijk voorhanden was. Het is echter nog niet duidelijk of er in de huidige gemeente Harderwijk ook ijzerwinning heeft plaatsgevonden. Romeinse tijd De archeologen laten de prehistorie eindigen met de komst van de Romeinen (12 voor Chr.) in onze streken. Circa 12 voor Chr. vestigden Romeinse militairen zich in Nijmegen. Op de Hunerberg bij Nijmegen, vanwaar men een goed uitzicht had over het nabijgelegen rivierengebied, werd een enorme vesting (castrum) gebouwd die ruimte bood aan meer dan 10.000 soldaten. Deze vesting maakte deel uit van het Romeinse plan om Germanië tot aan de Elbe te veroveren. De veldtochten tegen de Germanen ten noorden van de Rijn leverden echter dermate grote verliezen op dat de veroveringsplannen in de regeringsperiode van Tiberius (14-37 na Chr.) gestaakt werden. Vanaf die tijd waren de Romeinse inspanningen in het rivierengebied vooral gericht op het versterken van de grens op de zuidoever van de toenmalige Rijn (de limes). De Veluwe lag dus buiten het Romeinse rijk en was een marginaal deel van de grensstreek. Het Romeinse leger richtte in de tweede of derde eeuw een marskamp in Ermelo in. Tegen het eind van de tweede eeuw na Chr. kwam aan een relatief rustige en voorspoedige periode een eind door invallen van Germaanse stammen. Vanaf die periode vertoonde de Romeinse macht in het grensgebied tekenen van instabiliteit. De twee daaropvolgende eeuwen werden gekenmerkt door een afwisseling van perioden met invallen en herstel van de Romeinse grensverdediging. De Romeinse overheersing in Nederland eindigde definitief met een grootschalige inval van Germanen in 406 na Chr.
4.2 Middeleeuwen en nieuwe tijd Na de ineenstorting van het Romeinse rijk duurde het geruime tijd voordat de Veluwe weer bevolkt raakte. Op grond van nederzettingssporen en grafvelden nemen de archeologen aan dat de bevolking aan het eind van de zesde en in de zevende eeuw aanzienlijk toenam. Bij het Beekhuizerzand heeft een grote nederzetting gelegen. De voedselarme bodem, het gebrek aan grasland en de veelvuldig optredende zandverstuivingen, als gevolg van overbeweiding van de heidevelden, waren er de oorzaak van dat veel boeren uit Beekhuizen wegtrokken en de randzone van het zandgebied opzochten. Ten westen van de huidige stad strekte zich een enorm veengebied uit. De Zuiderzee bestond nog niet en het veengebied werd slechts onderbroken door grote meren (het Almere) en een brede stroom (het Vlie) dat het water van rivieren als de Eem en de Vecht afvoerde richting de Noordzee. Vanaf de negende eeuw vestigden zich boeren in het veen. Door het landbouwkundig gebruik (ontwatering en oxidatie van het veen) daalde de bodem en werd bewoning van het veen steeds problematischer. Bovendien werd het gebied kwetsbaar voor inbraken van de zee. In 1170 vond een grote inbraak plaats waarbij grote stukken van het veen werden weggeslagen. De Zuiderzee was ontstaan en zou zich de volgende eeuwen geleidelijk verder uitbreiden. De boeren, die voorheen op het veen hadden gewoond, werden gedwongen een goed heenkomen te zoeken8. Op diverse plekken langs de Zuiderzee zijn
8
Een illustratie hiervan is het archeologische onderzoek aan de Bruggestraat (Schabbink, 2007). Hierbij werd ontdekt dat het oudste stenen gebouw van Harderwijk (ca 1250) gebouwd is in een gebied waar de oudste sporen paalkuilen en perceleringsgreppels uit de late twaalfde eeuw zijn.
16
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
nederzettingen landinwaarts verplaatst (Elburg, Naarden) of verloren gegaan, zoals het dorpje Arke bij Nijkerk. Het zou dus goed mogelijk kunnen zijn dat er in de twaalfde eeuw van twee kanten mensen naar de smalle kuststrook van Harderwijk en Hierden kwamen om daar hun boerenbedrijf uit te oefenen: vanaf het zand en vanaf het veen.
Harderwijk en omgeving op de Topographische en Militaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden (ca 1850).
4.2.1 Verschuiving van de bewoning? Aan het eind van de twaalfde eeuw was de Veluwe onderdeel gaan uitmaken van het graafschap Gelre. De graaf voerde een actieve politiek om zijn gebied te beschermen. In dat kader past het feit dat Harderwijk stadsrechten kreeg en zich kon versterken door een omwalling en later het bouwen van een stadsmuur en poorten9. Bovendien stimuleerde de graaf, als eigenaar van de woeste gronden, nieuwe ontginningen en bevorderde hij het intensievere gebruik van bestaande landbouwgronden. De graaf van Gelre had onder meer een hof te Hierden. Deze Grevenhof ligt midden op de uitgestrekte Hierdense Enk. Binnen het huidige grondgebied van de gemeente lagen dus oude bezittingen van de graaf, maar nog ouder zijn de goederen van het Utrechtse kapittel van Sint Marie. Dit kapittel bezat een hof, Zelhorst of Selhorst10, van waaruit het domein werd bestuurd. Deze Selhorst lag net buiten de huidige binnenstad. Onder de domeinhof ressorteerden in de veertiende eeuw diverse goederen, waaronder veertien boerderijen en tien losse percelen11. Ook de Grevenhof maakte deel uit van het domein. De Selhorst bekleedde nog lange tijd een belangrijke positie. Het kapittel had bij de domeinhof de Sint Nicolaaskerk laten bouwen die tot in de vijftiende eeuw parochiekerk van Harderwijk was. De plaats van de kerk werd later omschreven als ‘omtrent een slingerworp buiten de Luttekepoort op de weg naar St. Jurriens’. De Rutte, Reinoud en Hildo van Engen, 2005. Stadswording in de Nederlanden. De hof Selhorst gaat mogelijk terug tot in de vroege middeleeuwen, dus voordat het kapittel van Sint-Marie werd gesticht (1081). Bron: Vervloet in Ten Houte de Lange (red). 11 Kroes, Jochem 1986, pagina 42. 9
10
17
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
toren van deze kerk is in 1415 door blikseminslag getroffen en stortte in. De toenmalige hertog van Gelre bepaalde dat de ruïne van de toren moest worden afgebroken en dat er in de stad een nieuwe moest worden gebouwd. Pas daarna werd de kerk als parochiekerk vervangen door de Onze Lieve Vrouwekerk in de binnenstad. De oude Sint Nicolaaskerk bleef als kapel in gebruik. Volgens bronnen uit de vijftiende eeuw stonden er woningen van begijnen bij de kerk. De kerk lag aan het pad dat naar St.Jurriën voerde, dat is de huidige Tuinstraat12. Op de kaart van Van Deventer staan de kerk en enkele huizen ingetekend, op de kaart van Van Geelkercken uit 1639 zijn deze niet meer aangegeven. Het klooster Sint Jurriën, dat Van Deventer en Van Geelkercken ook getekend hebben, is enkele jaren geleden opgegraven13. Mogelijk gaat het om een gasthuis voor melaatsen. Het heeft ge hebben aan het beekje de Sypel, ter hoogte van de huidige Verkeersweg. We zien hier het verschijnsel, dat ook bij andere steden is geconstateerd14, dat de stad allerlei functies naar zich toetrekt. De ontwikkeling van de stad, die begon in de dertiende eeuw, leidde ertoe dat de directe omgeving geleidelijk werd ‘leeggezogen’. De veiligheid die de stad bood bracht de boeren ertoe in de stad te gaan wonen en van daaruit hun landerijen te bewerken. Het buiten de stad gelegen klooster Sint Jurriën bleef een tijdlang dienst doen als leprozenhuis, maar verdween uiteindelijk. Hetzelfde geldt voor de hof te Selhorst en de Sint Nicolaaskerk die bij de hof stond. Toen de kerktoren van de Sint Nicolaaskerk was ingestort werd een nieuwe toren gebouwd bij de Onze Lieve Vrouwekerk in de stad. Uiteindelijk lag er buiten de stad een zone van ongeveer twee kilometer die grotendeels vrij was van bebouwing. Ten oosten van de stad ontwikkelde zich het streekdorp Hierden langs de oude doorgaande weg van Harderwijk naar Elburg, Zwolle en Kampen. Op de uitgestrekte enk lagen verspreid een aantal boerderijen, waarvan er sommige al genoemd worden in de veertiende eeuw. De zuidelijke delen van de enk werden in de zestiende eeuw bedreigd door zandverstuivingen op het Hierderveld. De middeleeuwse hof Ter Brake, die vlakbij de Veldweg lag, is aan het eind van de zestiende eeuw verdwenen. De enk bleef echter tot op de dag van vandaag bewoond en in de loop der tijden nam het aantal boerderijen alleen maar toe. De ontginning van de lagere gronden bij de Hierdense Beek en ten noorden van de huidige Zuiderzeestraatweg hadden tot gevolg dat er steeds meer boerderijen werden gebouwd langs de doorgaande weg van Harderwijk naar het noordoosten. Hier vestigden zich kleine boeren die gronden in pacht kregen van de stad Harderwijk. Het is dus niet zo, zoals vaak wordt geschreven15, dat de bewoning naar het noorden verschoof (de enk bleef immers bewoond), maar dat het zwaartepunt van de bewoning bij de Molenweg en de latere Zuiderzeestraatweg kwam te liggen.
4.2.2 De stad
De prestedelijke nederzetting is mogelijk een dorpje geweest dat op de noordelijke oever van de Stadsbeek heeft gelegen. De Stadsbeek is de benedenloop van de Sypel, die bij de latere Luttekepoort de stad binnenkwam en via het hortuspark en langs de Bruggestraat naar de Zuiderzee stroomde16.
K.C.Uittien, 2013. Waar stond de Sint Nicolaaskerk? Vittepraetje , jrg 17, nr 3, pp 9-11. Een groot deel van het terrein van het kloostercomplex was al verstoord, onder andere door de aanleg van de Verkeersweg. Het resterende deel is in 2006 opgegraven. RAAP-rapport 1919, 2006. Opgraving van een deel van het St.Jurriëncomplex, een melatenhuis uit de Middeleeuwen. 14 Onder andere onderzoek van Lantschap en BBA naar Zaltbommel en Culemborg. 15 Jochem Kroes, 1986. Bewoningsdynamiek op de Noordwest-Veluwse zandgronden; Jan Neefjes & Theo Spek, 2014. Van hoog naar laag: dynamiek van het nederzettingspatroon op de Noordwest-Veluwe van de late prehistorie tot de volle middeleeuwen. HGT jrg. 32 nr. 2. 16 Door de aanleg van de stadsgracht werd de Stadsbeek van zijn bovenloop, de Sypel, afgesneden. De Stadsbeek kreeg daarna een functie in de afvoer van regenwater. Grote delen werden overkluisd, zoals te zien is in het Hortuspark en onlangs bij een opgraving in de Donkerstraat. Onderzoek van RAAP heeft bovendien uitgewezen dat de beek aanvankelijk niet langs 12 13
18
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Volgens de meeste schrijvers is de omgeving van de Groote Poortstraat en de Hoogstraat het oudste deel van de stad, dit zou op een dekzandrug hebben gelegen. In tegenspraak hiermee lijkt de vondst van een houten voetpad op het kruispunt van de Hoogstraat en de Hondegatstraat. Dergelijke houten paden zijn over het algemeen aangelegd in moerassige omstandigheden. Mogelijk is het voetpad aangelegd om twee dekzandheuvels met elkaar te verbinden. De eerste ommuring of omwalling zou al aan het eind van de dertiende eeuw zijn voltooid17, waarna omstreeks 1315 een uitbreiding in zuidwestelijke richting en omstreeks 1425 een uitbreiding naar het noordoosten zouden zijn gevolgd. Als we de plattegrond van de stad bekijken dan valt op dat het noordelijke deel (ten noorden van de Hoogstraat/Groote Poortstraat) het meest regelmatig is. We vinden hier een vrijwel rechthoekig stratenpatroon. Ook de indeling van de ruimte tussen de Hoogstraat en de Bruggestraat is redelijk regelmatig, door de vrijwel parallel lopende straten (Schoenmakersstraat, Vleeshouwersteek, Hondegatstraat, Heeraaltzstraat). Het zuidelijke stadsdeel daarentegen heeft de meest onregelmatige plattegrond en wekt, meer dan de andere delen van de binnenstad, de indruk van een geleidelijk gegroeide middeleeuwse stad. Hoe kunnen we deze onregelmatigheid verklaren? Als dit deel inderdaad pas later bij de stad is getrokken moeten er sterke ruimtelijke of bestuurlijke structuren aanwezig zijn geweest die een meer planmatige inrichting van de ruimte onmogelijk maakten. Te denken valt hierbij aan de bezittingen van kloosters (Sint-Catharinaklooster, Claerendal) of aan bestaande agrarische gebruiksruimtes, zoals de Smeepoortbrink.
De Vischpoort.
de Bruggestraat, maar noordelijker heeft gelopen. Bron: Schabbink, Martin, 2007. Stadskernonderzoek Harderwijk. RAAP Nieuwsbrief 2007-1. 17 Van een mogelijke dertiende-eeuwse ommuring zijn nog geen resten gevonden. Wellicht betrof het geen muur, maar een omwalling met houten poorten, zoals ook Nijkerk en Bunschoten gehad hebben. Bouwhistorisch onderzoek van de stadsmuur heeft aangetoond dat de muur op dezelfde manier en in dezelfde fases is gebouwd en verhoogd.
19
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Hoe het ook zij, aan het eind van de middeleeuwen was de stad ommuurd, met drie landpoorten (Grote Poort, Luttekepoort en Smeepoort) en twee poorten aan de zeezijde (Brugpoort en Vischpoort). De belangrijke marktfunctie komt tot uiting in de grote open ruimte van de Vismarkt en de Korenmarkt, een voor Nederlandse begrippen zeer groot plein. De middeleeuwse ommuring omsloot een oppervlakte van zo’n 23 ha. Dit gebied bood tot omstreeks 1900 voldoende ruimte om de bewoners van Harderwijk te huisvesten. De kloostergebouwen en terreinen kregen na de Reformatie nieuwe bestemmingen: de Munt, die in 1584 in Harderwijk werd gevestigd, betrok het klooster Claerendal van de Grauwe Zusters, de Gelderse Academie (1648) maakte gebruik van het vroegere Sint Catharinaklooster. Het Minderbroedersklooster brandde in 1580 af en werd afgebroken, waardoor bij het stadhuis nog een plein (de Markt) ontstond. De kapel van het Agnietenklooster veranderde in het stadstimmerhuis. De kapel van het Fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens werd in 1587 ingericht als pesthuis. In de zeventiende eeuw was de grote bloei van Harderwijk als handelsstad voorbij. De slechte bereikbaarheid van de haven en het onbeduidende achterland maakten dat de stad de concurrentie met de Hollandse steden niet kon volhouden. De laatste vermelding van contact met de Hanze stamt uit 1564 toen de burgemeester naar de Hanzedag in Wezel werd afgevaardigd18. De lakenproductie, belangrijk in de vijftiende en zestiende eeuw, viel terug, net als de overige textielproductie. Harderwijk werd in sommige opzichten een modale provinciestad met een belangrijk accent op de visserij. De Munt en de Gelderse Academie verleenden de stad echter een bijzonder accent.
Het kanon in het Plantagepark herinnert aan de vroegere militaire functie van de bastions.
Aan het eind van de achttiende eeuw had Harderwijk geen strategische betekenis meer. Al in 1764 werd de Plantage aangelegd als wandelpark. In de Franse tijd werden zowel de Munt als de Gelderse Academie opgeheven. Hiermee verviel een deel van de werkgelegenheid en de inkomsten van de stad. Het was daarom van groot belang dat Harderwijk in 1814 werd aangewezen als de locatie voor wat later 18
Van der Schaaf, 2001, p. 13
20
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
het Koloniaal Werfdepot zou gaan heten. De oude kloostergebouwen van de Grauwe Zusters kregen voor de tweede keer een nieuwe functie: na de Munt werden hier militairen gehuisvest. Dit was het begin van de militaire aanwezigheid in Harderwijk die zo’n 180 jaar zou duren (zie hoofdstuk 7: het militaire landschap). De grote aantallen militairen en gelukszoekers vormden een welkome aanvulling op de inkomsten van de stad, temeer omdat industriële en andere bedrijvigheid in de negentiende eeuw nog niet van de grond kwam.
Woningen aan de Oranjelaan.
Pas omstreeks 1910 werd begonnen met bebouwing buiten de huidige binnenstad. Er kwam een lintbebouwing langs de Zuiderzeestraatweg naar Ermelo, die nu de Stationslaan en Oranjelaan ging heten. Er werden woonhuizen voor militairen en particulieren gebouwd, kazernes en scholen. Bij het spoor werd een buurtje ingericht voor landarbeiders en boeren uit de stad (Nachthok). Daarna begon een onoverzichtelijke fase waarin de verschillende planologische inzichten weer voordurend tot nieuwe ruimtelijke inzichten hebben geleid (zie hoofdstuk 9). Visserij In het jaar 1443 kreeg Harderwijk het stapelrecht voor vis. Dit betekende dat alle vis gevangen op Noordzee, Waddenzee en Zuiderzee tussen Muiden en Kampen, bestemd voor verder vervoer via de Veluwe, naar de afslag van Harderwijk moest. De visserij zelf, de handel in en de verwerking van vis zijn tot in de twintigste eeuw een belangrijke pijler voor de economie van Harderwijk geweest. De grootte van het plein de Vischmarkt geeft dit eigenlijk nog steeds aan. Veel vis werd afgezet in het Rijnland. Met schepen werd de vis over de IJssel vervoerd en vandaar voer men de Rijn op. Emmerich was een belangrijke plaats voor de Harderwijkers, omdat ze daar vanouds geen tol- en marktgelden hoefden te betalen. Maar niet alleen per schip werd de vis vervoerd: ook met paard en wagen werd vis getransporteerd naar Arnhem. Op deze manier ontweek men de riviertollen van Kampen en Deventer19. 19
P.Stellingwerf (2012), De Hanzestad Harderwijk (3), pagina 10/11. In: Vittepraetje, jrg 16 nr1.
21
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Tot in de eerste helft van de twintigste eeuw bleef de visserij en de daaraan verwante bedrijvigheid een belangrijke bron van inkomsten in Harderwijk. Rond 1920 telde de stad nog zo’n 130 vissersboten. Ook bedrijvigheid als manden maken, garnalen pellen en visroken boden tal van inwoners werk. De afsluiting van de Zuiderzee door de aanleg van de Afsluitdijk betekende echter dat het merendeel van de vissers stopten en ander werk gingen zoeken. De eendenhouderijen, de kazernes en de opkomende industrie boden hiervoor mogelijkheden.
Garnalen pellen in 1917. Bron: www.geheugenvanNederland.nl
4.2.3 Hierden Vanaf het midden van de vijftiende eeuw behoorde Hierden tot de stadsvrijheid van Harderwijk. Dit betekende dat het gebied van Hierden bestuurlijk onder de stad viel. De bestuurlijke band was er de oorzaak van dat in Hierden geen markeorganisatie ontstond, zoals we die wel kennen van andere Veluwse dorpen. Niet alleen bestuurlijk, maar ook kerkelijk viel Hierden lange tijd onder de parochie Harderwijk. Pas in 1658 kreeg Hierden een eigen kerk. Het gebouw diende tevens als school en werd betaald door de stad. In 1741 is een nieuwe kerk gebouwd en kreeg Hierden een eigen dominee. De huidige kerk en pastorie dateren van 1851. De bouw van de Hierdense kerk had niet tot gevolg dat er een dorpskom ontstond. Integendeel: de enigszins excentrisch gelegen kerk met bijgebouwen was rond 1800 de enige bebouwing van de Wouterskamp, de driehoek tussen de Lageweg, Mheenbroekweg en Ooster Mheenweg. Het feit dat er zich lange tijd geen kom heeft gevormd hangt zonder twijfel samen met de terreingesteldheid. De verschillende agrarische gebruikseenheden (heide, bouwland, weiland, hooiland) lagen in vrij smalle zones parallel aan de kustlijn. Om zo gunstig mogelijk bij zowel akkers als grasland te zitten lag vestiging van de boerderijen aan de (voorloper van) de Zuiderzeestraatweg met meest voor de hand. Na de middeleeuwen, toen de meeste boerderijen nog verspreid op de uitgestrekte enk van Hierden lagen, ontstond er een bebouwingslint langs de doorgaande weg van Harderwijk naar Nunspeet dat geleidelijk dichter werd, vooral in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw. 22
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De bouwgolf van de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw leidde tot verdere verdichting van het bebouwingslint aan de Zuiderzeestraatweg, maar er werd ook gebouwd aan de zijstraten, zoals de Tabaksweg en de Vlierburgweg in Frankrijk. In Hierden zelf vond de bouw van nieuwe huizen (en ook boerderijen) aanvankelijk nog plaats aan de oude straten Lageweg, Ooster Mheenweg, Hoge Varenweg, Molenweg en de beide takken van de Zuiderzeestraatweg. Omstreeks 1960 is de slingerende Varenweg aangelegd die het paden- en kavelpatroon tussen de Wijtgraaf en de Lageweg doorkruiste. De Kleine Varenweg werd verhard en bebouwd. Nieuwe straten zijn aangelegd in het gebied ten noorden van de kerk (Hagenhof, Wouterskampen, Mheenhof.). Bij de oostelijke poot van de Allee, de achttiende-eeuwse groene omkadering van het kerkterrein, werd een groene ruimte uitgespaard die samen met de kerk het centrum van het dorp is gaan vormen. Weinig geslaagd is de stedenbouwkundige opvulling van de ruimte tussen de Zuiderzeestraatweg en de Varenweg. De nieuwe Jonkheer Sandbergstraat heeft een onduidelijke situatie gecreëerd.
De Mheenhof in Hierden, met rechts een deel van de beukenlaan de Allee die de grens van het kerkterrein markeert.
23
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
5. De landbouw
De oude dorpen op de Veluwe liggen over het algemeen aan de randen van het Veluwemassief, op de overgang van hoge en lagere gronden. Een enkel dorpje ontstond in het centrale deel, zoals Beekhuizen, maar uit archeologisch onderzoek van een nederzetting bij Kootwijk is gebleken dat de woonomstandigheden in de achtste en negende eeuw als gevolg van een drogere periode steeds ongunstiger werden. Beekhuizen werd steeds kleiner en uiteindelijk verdween ook de laatste boer. Men vestigde zich dus bij voorkeur op de wat vochtiger delen van de regio, op de grens van de hoge gronden en de laaggelegen veen- en kleigronden.
5.1 Bodemgebruik Er was vroeger een sterke samenhang tussen het boerenbedrijf en het omringende landschap. De wijze waarop het land door de boeren werd gebruikt was afhankelijk van de terreinomstandigheden, zoals waterhuishouding en bodemvruchtbaarheid. De akkers lagen in complexen bijeen, dicht bij de boerderijen, op de flanken van de stuwwal en op plaatsen met een lemige bodem. De lagere delen werden gebruikt als weiland of hooiland. Onontgonnen gronden, zoals heidevelden, werden gemeenschappelijk gebruikt. Er was veel minder bos dan tegenwoordig vrijwel het gehele gebied ten zuiden van de spoorlijn bestond in het midden van de negentiende eeuw uit heidevelden en zandverstuivingen. De schaarse bossen lagen ten noordwesten van de Galgenberg, bij Hierden, bij de Essenburgh, ten zuiden van de Weisteeg en langs de Hierdense Beek. Vanouds waren de boerenbedrijven gemengde bedrijven, waarbij de veeteelt in dienst stond van de akkerbouw. Het voedsel voor mens en dier werd geproduceerd op de akkers, de dieren leverden de mest die nodig was voor het op peil houden van de vruchtbaarheid van de akkers.
De enk van Hierden en Frankrijk (donkerbruin) met de oudste vermelde boerderijen en landerijen van het kapittel van Sint Marie. (bron: Jochem Kroes, 1986).
24
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Het landbouwkundig gebruik van het gebied hing nauw samen met de bodemgesteldheid en de hoogteligging. Als bouwland was de strook tussen de hoge zandgronden en de laaggelegen veen- en zeekleigronden het meest geschikt. Hier lagen de uitgestrekte akkercomplexen (enken) van Hierden, Frankrijk en Harderwijk zelf. Kleinere, geïsoleerde bouwlandcomplexen lagen bij de Hooge Geest, Tonsel, Duinen (aan weerskanten van de A28) en bij Beekhuizen. Beekhuizen is nu een open plek in het bosgebied van het Beekhuizerzand, maar tot in het begin van de twintigste eeuw was het een landbouwenclave, met bouwland en weiland te midden van de uitgestrekte heidevelden en stuifzanden. In de middeleeuwen lag hier een veel grotere nederzetting. De moeilijke omstandigheden, zoals de geringe vruchtbaarheid van de zandige bodem en de toenemende problemen met de zandverstuivingen, hebben de meeste boeren genoopt hun bedrijf elders voort te zetten. Beekhuizen is nu een verlaten nederzetting, met een Duitse term wordt dit als een Wüstung aangeduid. Een andere enclave is De Distel aan de Leuvenumseweg. Deze enclave heeft een andere oorsprong: het is een ontginningslandgoed uit het begin van de negentiende eeuw. Op de kadastrale minuut uit 1827 komen de gebouwen en de lanenstructuur nog niet voor, op de TMK van ca 1850 wel. Bij De Distel kwam later een tolhuis aan de Leuvenumseweg (de Ark). Het bouwlandcomplex bij Duinen, eigenlijk tussen Duinen en Hulshorst ten zuiden van de Molenweg gelegen, strekt zich uit rondom de boerderij De Lange Hoeve. Het behoorde bij het landgoed Ebbenhorst, in het begin van de negentiende eeuw in het bezit van de familie Nahuis. Het wordt doorsneden door de spoorweg en de A28. Het gebied is nu grotendeels bos, maar sommige oudere bomen geven aan dat ze in een open omgeving opgegroeid zijn. Het vroegere landbouwcomplex wordt aan de zuidkant begrensd door een bospad met laanbeplanting. Aan de westkant, bij de spoorlijn, ligt nog een deel van de stuifwal die de akkers vroeger moest beschermen.
Profiel van een enkeerdgrond bij een boerderij aan de Zwaluwenweg. Boven op de oorspronkelijke bodem (geel en grijs zand) ligt een dikke laag humeuze, grijze grond die is ontstaan door het opbrengen van mest en plaggen.
De bodem van de oude bouwlanden bestaat uit enkeerdgronden. Deze zijn ontstaan door eeuwenlange bemesting met potstalmest, die vermengd werd met heideplaggen, grasplaggen of bosstrooisel. Door het opbrengen van zoveel organische bestanddelen ontstond er een donkere bouwvoor en kregen de enken een enigszins bolle ligging. Wanneer het opgebrachte dek meer dan 50 cm dik is, worden ze door bodemkundigen tot de enkeerdgronden gerekend. Als het opgebrachte dek minder dan 50 cm dik is, wordt er gesproken van laarpodzolgronden. In tegenstelling tot de grote open akkercomplexen die we vaak in Oost-Nederland vinden waren de enken van Hierden, Frankrijk en Harderwijk heel kleinschalig door de vele bosjes, houtsingels en erfbeplanting. Diverse wegen en paden werden als veedrift gebruikt, en de dichte begroeiing moest ervoor zorgen dat het vee niet op de akkers kwam. De enken werden doorsneden door een groot aantal kronkelige wegen en paden. Dit fijnmazige stelsel van wegen en paden is vrijwel onveranderd bewaard gebleven. Bij de Paasloweg en de Brouwersbosweg
25
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
lag een grote stuifwal. Deze is in de zestiende eeuw aangelegd om de gronden van hoeve Ter Brake te beschermen tegen het stuifzand, dat bij zuidwestenwind vanaf de heide en de zandverstuivingen van het Beekhuizerzand over het land woei. Vanouds was graan het belangrijkste product van de akkers op de enk. Vanaf de achttiende eeuw werden ook andere gewassen verbouwd. De gewassen die in de negentiende eeuw verbouwd werden ware rogge, boekweit, gerst, haver, paardenbonen en aardappelen20.
Houten varkensschuur bij Grevenhofsweg 3.
De schapen liet men grazen op de gemeenschappelijke heidevelden. De heidevelden werden ook gebruikt voor het steken van heideplaggen, het houden van bijen, het winnen van leem en het verzamelen van stenen. Door het afplaggen konden zandverstuivingen ontstaan die soms zo omvangrijk werden dat ze de akkers gingen bedreigen. In Hierden werden al in de zestiende eeuw beperkingen opgelegd ten aanzien van het steken van plaggen. Veel boeren haalden hun plaggen uit de buurt van Leuvenum, kennelijk omdat het Hierderveld door verstuiving niet meer gebruikt kon worden. Om te voorkomen dat de akkers onderstoven legde men wallen aan, die werden beplant met hakhout. In 1575 werd bij hof Ter Brake de ‘santvree’ aangelegd, die in 1692 werd vernieuwd. Deze stuifwal lag ongeveer ter plaatse van de huidige Paasloweg, tussen de Brouwersbosweg en de Grevenhofsweg. Aan het eind van de negentiende eeuw verloren de heidevelden hun betekenis in de bedrijfsvoering van de boerderijen. De kunstmest deed zijn intrede en de schapenhouderij kwam ten einde. Grote delen van de zandverstuivingen en heidevelden van het Hierderveld en het Beekhuizerzand kregen een nieuwe functie: militair oefenterrein.
20
Van der Aa, 1844.
26
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De Ooster Mheenweg. Bij het bosje links op de foto mondt de Hierdensche Beek uit in het Veluwemeer.
5.2 Zonering en ontginning Als we van Beekhuizen naar het noorden gaan treffen we verschillende landschappelijke zones aan. In het zuiden liggen de voormalige heidevelden en zandverstuivingen, met de resten van de vroegere buurtschap Beekhuizen. Bij Beekhuizen bestaat de bodem uit enkeerdgrond, ontstaan door de bemesting van de akkers met stalmest en heideplaggen. Voor het overige bestaat de ondergrond uit lemig, maar plaatselijk ook leemarm en grof of grindrijk zand. Dichter bij de beek wordt lemig zand aangetroffen. Dit gebied was vroeger vochtiger en bestond uit broekbos. De buurtschap Beekhuizen is te herkennen aan een open plek in het bos en aan de opgemetselde muurresten van de laatste boerderij. Door het bos lopen enkele oude doorgaande wegen, zoals de Beekhuizerweg, de Koeweg en de Poolse Weg. Verder is het bos ontsloten door een grillig, onregelmatig padenpatroon. Langs de Leuvenumseweg en ten oosten van het Beekhuizerzand is het padenpatroon wat regelmatiger als gevolg van bebossingen in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Ten noorden van het heide- en stuifzandgebied ligt de uitgestrekte Hierdense Enk. Hier lagen in de dertiende eeuw hofsteden en gronden die tot het domein van de hof Selhorst behoorden. Vermoedelijk dateren de ontginningen hier van de elfde of twaalfde eeuw Ten noorden van de bebouwingsstrook van Hierden en Frankrijk liep het land af naar de Zuiderzee. Enkele rechte insteekwegen ontsloten het gebied. De laagste delen van dit terrein konden regelmatig onder water staan bij grote regenval of hoge waterstanden op de Zuiderzee. Deze gronden zijn vroeger als gemeenschappelijke weide gebruikt. Op een gegeven moment (we weten niet wanneer, maar in elk geval voor 1832) zijn de gronden verdeeld in lange, zeer smalle stroken loodrecht op de kust. Na de verdeling werden deze percelen veelal gebruikt als hooiland, maar soms ook om plaggen te steken, zoals blijkt uit de eerste kadastergegevens. De perceelsscheidingen bestonden uit greppels, en voor een deel is dit nog zo. Tussen deze ‘menen’ (Oostermeen, Hagenmeen, Middelste Kamp, Lage El en Kromme Meen) en de boerderijen lag een strook graslanden die vooral als weiland gebruikt werden.
27
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Waar het hooiland heel open was, zonder opgaande begroeiing, was het weidegebied heel besloten door houtwallen21, elzensingels en hakhoutbosjes. Uit onderzoek van Jochem Kroes is gebleken dat delen van de laaggelegen gronden zijn ontgonnen in de dertiende eeuw. Het gaat om de Ruimels, het gebied ten oosten van de Wijtgraaf en het Heimenbroek, de gronden ten noordwesten van de Waterweg22. Bij deze ontginningen zijn langgerekte kavels uitgezet, met bewoning op de kavels. Het ontginningstype wordt hoevestrokenverkaveling genoemd.
Rondom de stad lag een zone die op oude kaarten als ‘tuinen’ is aangegeven. Het waren voor een deel kleine percelen waarop intensief geboerd werd, maar veel van de tuinen hadden een recreatieve functie. Op veel van deze landjes stonden ‘tuinhuizen’. De oorspronkelijk aanwijzende tafels die behoren bij de oudste kadasterkaarten laten zien dat we met een grote diversiteit aan eigenaars te maken hebben: kooplui, ambachtslieden, renteniers en uiteraard ook boeren en tuinders. Ten zuiden van de stad lagen de stadsweiden: de Voorste en Achterste Wei, begrensd door de Zuiderzeestraatweg, de Weisteeg en de Weimeer. De grens tussen de Voorste en de Achterste Wei werd gevormd door de Weiburgstraat. De stadsweiden waren de gemeenschappelijke weiden van de boeren uit de stad. Terwijl de gemeenschappelijke weilanden van Hierden op een gegeven moment zijn verdeeld onder de boeren, zijn de stadsweiden altijd in bezit gebleven van de stad (en later de gemeente). Inscharing van vee in de gemeenteweide vond nog plaats in de eerste helft van de vorige eeuw. Omstreeks 1820 besloot de gemeente een wandelbos aan te leggen op de Achterste Wei. Men maakte gebruik van bestaande lanen (Weisteeg en de huidige Oranjelaan) en op de weide werden bosstroken aangelegd rond enkele rechthoekige bouwlandpercelen23. In het bos werden romantisch slingerende paden aangelegd die het wandelgebied de naam Slingerbos gaven. Los hiervan werd de Met een houtwal wordt bedoeld een smalle beplantingsstrook, vaak hakhout, op een aarden wal. Bij een houtsingel ontbreekt een aarden wal en staan de bomen en struiken, vaak elzen, direct langs de sloot. 22 Jochem Kroes, 1988. 23 Éen dergelijke combinatie van parkaanleg en landbouwpercelen wordt ‘ferme ornée’ genoemd. Het werd vooral toegepast in de vroege landschapsstijl. 21
28
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
buitenplaats Weiburg aangelegd. Ook hier bleven de gronden om het huis in handen van de gemeente. In 1830 was koopman Albert Bade bewoner van de buitenplaats, hij had alleen het huis in eigendom, de omringende tuinen en landbouwgronden had hij in erfpacht.
5.3 Eendenhouderij Na 1920 deed een nieuwe vorm van landbouw zijn intrede in de omgeving van Harderwijk: de eendenhouderij. In feite hebben we hier te maken met een vroege vorm van intensieve veehouderij. Bijzonder is dat niet alleen boeren, maar ook vissers zich met het houden van eenden gingen bezighouden. In de omgeving van Volendam maakten Harderwijker vissers voor het eerst kennis met de eendenhouderij. De eenden werden met vis gevoerd en bereikten een productie van zo’n tweehonderd eieren per jaar. In 1920 besloten vier jongemannen zich toe te leggen op de professionele eendenhouderij. Dit waren Aalt en Andries Jansen, Hein Volkers en Frans de Lange; ze kochten ieder een perceel grond aan de Harderwijkerweg in Ermelo, bouwden wat hokjes en kochten witborsteenden en togen enkele malen per week met een hondenkar naar Harderwijk om nest (kleine visjes uit de Zuiderzee) te halen.
Eendenschuren langs de Parallelweg, topografische kaart 1 : 25.000, 1963.
Gerrit Arends beschreef het als volgt: ‘Deze pioniers pakten de zaken goed aan en na enkele jaren ontstond een bloeiende business die aantrekkingskracht uitoefende op veel zelfstandige vissers. Het is verbazingwekkend dat de eendenhouderij in een jaar of tien zo’n enorme vlucht kon nemen. De meeste bedrijven werden geleid door ongeschoolde vissers zonder agrarische achtergrond. Er zijn wel een 29
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
aantal reden voor dit succes aan te voeren: de Zuiderzee was brak en rijk aan nest (spiering en andere kleine visjes). De voerprijzen bleven laag en het aanbod was onbeperkt. Eenden hadden ten opzichte van kippen een hoge eierproductie en door de grote vraag uit Duitsland en Engeland bleven de prijzen van eieren hoog. Er was personeel beschikbaar dat tegen relatief lage lonen op de bedrijven wilde werken en het voersysteem met lange stallen en drinkgoten, ook bekend als Dutch system, bleek een ideale vorm voor het houden van legeenden. Tenslotte bleken veel vissers goede ondernemers te zijn die bereid waren risico’s te nemen en hard te werken’24. Naast Tonsel werd ook Frankrijk een concentratiegebied van de eendenhouderij. Toen defensie het deel van het militaire oefenterrein ten noorden van de spoorweg afstootte is de Parallelweg aangelegd en werd het gebied verkaveld en uitgegeven aan eendenfokkers. Waarschijnlijk speelde de Zuiderzeesteunwet een belangrijke rol bij het op poten zetten van de nieuwe bedrijven en bij het bouwen van nieuwe boerderijen. Want het is opmerkelijk hoeveel boerderijen er in de jaren ‘20 en ’30 van de vorige eeuw zijn gebouwd. Door de afsluiting van de Zuiderzee nam de aanvoer van goedkoop visvoer in de jaren ’30 van de vorige eeuw af. Bovendien ging een deel van de markt voor eendeneieren verloren door de crisis en de oorlogsjaren die erop volgden. De pluimveestapel werd in 1940 tot ongeveer een derde teruggebracht. Na de Tweede Wereldoorlog beleefde de bedrijfstak een nieuwe opleving die enige decennia aanhield. Het ging nu minder om de eieren, maar om de bout. Aan de Weiburglaan in Harderwijk werd een coöperatieve slachterij gebouwd en eendendons werd verwerkt in een fabriek in Ermelo.
5.4 De boerderijen
Zuiderzeestraatweg 113, Hierden. Boerderij met rieten wolfdak uit 1883. De boerderijen van voor 1900 hebben vaak een asymmetrische voorgevel. 24
Gerrit Arends, 2012. Het ontstaan en verloop van de eendenhouderij (1). Vittepraetje jrg 16, nr2.
30
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De boerderijen in de gemeente Harderwijk zijn over het algemeen kleine hallenhuisboerderijen van het Veluwse type. Ze bestaan uit een voorhuis en een driebeukig bedrijfsgedeelte. Het dak wordt gedragen door een ankergebintconstructie. De middenbeuk is de deel, en door de dubbele deeldeuren of baanderdeuren in de achtergevel konden de wagens de deel op rijden. We noemen dit een middendeel of langsdeel. De beide lagere zijbeuken werden gebruikt als stallen: de koestal aan de ene kant en de paardenstal en ruimte voor jongvee of varkens aan de andere. Naast de grote deeldeuren waren de kleinere mestdeuren waardoor de mest naar buiten werd gekruid en waardoor het vee naar binnen of naar buiten kon lopen. Soms waren er in de zijgevel ook mestluiken.
Wijtgraaf 32, boerderij uit 1931. Kenmerk van de jongere boerderijen is een (vrijwel) symmetrische voorgevel en het gebruik van diverse sierelementen.
Het woongedeelte bestond uit een keuken, kamer en soms een kelder met daarboven een opkamer. Boven de woonvertrekken was de zaadzolder. De bedsteden waren in de opkamer of tussen de keuken en het bedrijfsgedeelte gebouwd. In de meeste boerderijen was nog een soort bijkeuken die deels in het bedrijfsgedeelte was uitgebouwd. Hier werd de was gedaan en voer voor de dieren gekookt. De meeste boerderijen hadden geen gang. De buitendeur bevond zich in de voorgevel of aan de zijkant. Ook vanuit de bijkeuken kon men naar buiten. De deel kon binnendoor bereikt worden vanuit de keuken en de bijkeuken. De meeste boerderijen hebben een met riet gedekt wolfdak, maar ook dakbedekking in de vorm van pannen komt voor. Bij het bedrijfsgedeelte reikt het dak lager dan bij het woongedeelte. Opmerkelijk zijn de vele boerderijen die vroeger (en soms nog steeds) dubbel bewoond werden. Hier treffen we twee voordeuren aan: soms in de voorgevel en soms aan de beide zijkanten. Veel boerderijen van na 1920 zijn opgetrokken uit kalkzandsteen. De fabriek waar deze stenen geproduceerd werden stond aan de Scheepssingel in Harderwijk. Deze stenen waren goedkoper dan
31
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
bakstenen, waardoor ze veel aftrek vonden. De van nature grijze stenen werden lichtrood geverfd zodat ze op het eerste gezicht op echte bakstenen leken. De gevelopeningen in de voorgevel werden versierd met bogen, hanenkammen of strekken waarin anders gekleurde, vaak geglazuurde bakstenen werden gebruik. Veel boerderijen hadden luiken. Hiernaast: bouwtekening uit 1929 van de boerderij Zuiderzeestraatweg 160 in Hierden. Onder: bouwtekening van Wijtgraaf 32 uit 1931. Bron: streekarchief Noordwest Veluwe.
Boerderij aan de Tabaksweg in Frankrijk met gevels van roze kalkzandsteen. Bouwjaar 1932.
32
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
6. Infrastructuur
1926, prentbriefkaart van de haven van Harderwijk met de raderstoomboot Stad Harderwijk van de HollandVeluwelijn. Bron: www.geheugenvannederland.nl.
6.1 De haven Bij het ontstaan van de Zuiderzee, aan het eind van de twaalfde eeuw, werden grote delen van het veengebied ten westen van Harderwijk weggeslagen en kwam de nederzetting aan zee te liggen. Al gauw werden visserij en handel belangrijk, zoals blijkt uit het feit dat Harderwijk in de dertiende eeuw lid werd van het Hanzeverbond. Harderwijk was een belangrijke havenstad ondanks het feit dat het lange tijd geen haven had25. Plattegrond van Harderwijk van Jacob van Deventer (1560). De stad telde drie landpoorten en twee zeepoorten, waarachter de landbruggen (steigers) lagen waar de schepen konden afmeren.
De toegang tot Harderwijk werd bemoeilijkt door de Harder, een zandbank die vlak voor de kust lag. De schepen meerden aan op steigers of ‘havenbruggen’ die ver in zee reikten. Grotere schepen bleven liggen op de rede. Ze werden gelost door zogenoemde vlettermannen, die de goederen over de steigers aan land brachten (Van de Schaaf, 2001, p. 35). Op de 25
Net als bijvoorbeeld Stavoren .
33
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
plattegrond van Van Deventer zijn twee steigers of havenbruggen ingetekend: de Hoge Brugge voor Hoge Bruggepoort en de Lage Brugge bij de Vischpoort. De veertiende-eeuwse havenbrug ter hoogte van de Burgtstraat was in de tijd van Van Deventer al verdwenen. De bruggen waren kwetsbaar, zeker bij harde noordwestenwind, en moesten herhaaldelijk worden gerepareerd en herbouwd. Plannen om een haven aan te leggen zijn gemaakt in 1549 en 1595 (door Adriaan Anthonisz, in samenhang met de nieuwe verdedigingswerken), maar door geldgebrek kwam het er niet van. Pas omstreeks 1650 is de eerste haven bij de Hoge Brugge aangelegd, die echter door een storm in 1669 vrijwel geheel werd verwoest. Later werd een verbinding gegraven tussen de Zuiderzee en de noordoostelijke stadsgracht, waardoor hier ook schepen konden aanleggen. De grote bloei van de Harderwijkse zeevaart was in de zeventiende eeuw echter al voorbij. De Hollandse havensteden waren grote concurrenten en de steeds grotere schepen konden Harderwijk steeds moeilijker bereiken. Een reisgids uit 1773 meldt dat er nog steeds steigers liggen voor de beide waterpoorten, maar dat de betekenis van de haven is afgenomen door de grote ‘droogte’ voor de stad, reeds van ‘ondenkelijke jaren herwaarts’. Wel vertrok er in die tijd elke avond om 8 uur een veerboot naar Amsterdam en kwam er een schip terug. Per postkoets kon men verder reizen naar Deventer en Zutphen26. De Lage Brugge zal kort nadien zijn afgebroken, want op de kaart van De Man is alleen nog de Hoge Brugge ingetekend.
Kaart met de voorgestelde verbetering van de havenwerken, 1810. Bron: Gelders Archief nr 1009-435
Rond 1810 zijn nieuwe plannen gemaakt om de haven te verbeteren, maar gezien de kadastrale minuut zijn de werken niet uitgevoerd. In 1887 is een vaargeul naar de stad aangelegd, voor het ontvangen van grotere schepen27. Ook daarna was het soms nog moeilijk de haven te bereiken, vooral bij aflandige wind. De haven diende toen echter vooral voor vissersboten en beurtschepen. Aan het begin van de 26 27
K.C. Uittien, 2014. Het Harderwijk van 1773. Vittepraetje jrg 18, nr. 1, p 24. Volgens Schuiling (1915, pag 479) had de haven rond 1910 een diepte van slechts 1,20 m.
34
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
twintigste eeuw had Harderwijk nog 150 vissersschepen28. De visserij was toen al op haar retour, mede door de overbevissing van de Zuiderzee en het gebruik van de bodem verwoestende sleepnetten. Bovendien baarden de steeds concreter wordende plannen voor de afsluiting van de Zuiderzee zorgen. Onder leiding van Eibert den Herder is hiertegen veelvuldig geprotesteerd, maar dat kon de bouw van de Afsluitdijk in 1932 niet voorkomen. De afsluiting van de Zuiderzee had gevolgen voor de visserij, maar ook voor de haven zelf. Het lagere peil op het IJsselmeer maakte de haven onbereikbaar. In het kader van de Zuiderzeewerken is de haven verbreed en verdiept (de huidige Vissershaven). Op 14 mei 1934 werd de nieuwe haven feestelijk geopend. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen daar de Lelyhaven, jachthaven De Knar en de Lorenzhaven bij.
Het zuidelijke deel van de Vissershaven.
Eibert den Herder startte in 1927 de Holland-Veluwelijn, een veerdienst tussen Amsterdam en Harderwijk. Deze veerdienst werd een groot succes en de drie schepen (Stad Harderwijk, M.S. Uddelermeer en Kasteel Staverden) vervoerden tienduizenden bezoekers van en naar de stad. Het was de start van het massatoerisme in Harderwijk.
6.2 De landwegen Oude middeleeuwse handelswegen liepen vanuit Harderwijk naar Amersfoort, Arnhem, Doesburg29, Deventer, Elburg, Kampen en Zwolle. De weg naar Arnhem ging over Ermelo, Stroe en Otterlo, de route naar Doesburg over Leuvenum en Apeldoorn. De weg tussen Harderwijk en Deventer liep over Hierden, Vierhouten, Gortel en Vaassen. Naar het noordoosten volgde de oude weg naar Kampen en Zwolle de grens tussen de hoger gelegen zandgronden en de lage veen- en kleigronden. 28 29
Schuiling, 1915, p 468. Piet Stellingwerf, 2013. De Hanzestad Harderwijk (10), Vittepraetje jrg 17 nr 4, pp 23-26.
35
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Vanaf de Groote Poort kwam men op de Broeksteeg, het begin van de weg naar Hierden en Nunspeet. De Hogeweg, die overging in de Zandweg (nu Kampweg- Herman de Manstraat- J.P. Heyelaan) leidde naar de heidevelden, stuifzanden en de nederzetting Beekhuizen. Vanaf de Luttekepoort liep een weg in zuidelijke richting, de Engsteeg (nu Stadsdennenweg), naar de weg naar Leuvenum. De derde landpoort, de Smeepoort, was de uitvalsroute naar Ermelo (nu Stationslaan en Oranjelaan), welke aansloot op de Hanzewegen naar Arnhem en Doesburg.
Kaart van Krayenhoff (ca 1810), waarop de belangrijkste wegen zijn aangegeven. De Zuiderzeestraatweg was toen nog niet aangelegd.
Omstreeks 1800 liep de doorgaande weg naar het noordoosten over Frankrijk, Hierden en Hulshorst naar Nunspeet, Elburg en vandaar naar Zwolle en Kampen. Na Hierden ging de route over de Molenweg, Watervalweg, Vuurkuilweg en Oude Weg (de oude naam is Bovenweg). Vanaf De Essenburg kon men via de Hessenweg, Hierderweg en Poolseweg naar Leuvenum reizen, min of meer parallel aan de Hierdensche Beek. Twee zijwegen van de Poolseweg leidden naar Beekhuizen. Vandaar liepen paden naar de Leuvenumseweg en naar Harderwijk. De Leuvenumseweg verbond Harderwijk met Leuvenum, Elspeet en Apeldoorn. Vanuit Harderwijk liep een doorgaande weg over Tonsel naar Ermelo, met aftakkingen naar ’s-Heerenloo (de huidige Kortlanglaan) en de Hooge Geest (Horloseweg). Na Ermelo liepen doorgaande wegen naar Nijkerk en Amersfoort en - via Stroe en Otterlo - naar de Rijnbrug (1601) bij Arnhem. Veel van deze wegen waren al in 1600 aanwezig30, uitgezonderd wellicht de Poolseweg die gezien het rechte tracé mogelijk jonger is, maar wel van voor 1800.
30
Frits Horsten, 2005, pagina 110.
36
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De Zuiderzeestraatweg Omstreeks 1820 maakten zeven grootgrondbezitters plannen voor de aanleg van een verharde (bestrate) weg tussen Amersfoort en Zwolle. De weg werd niet opgenomen in het rijkswegenplan van 1821, zodat de aanleg niet door het Rijk werd bekostigd (en de weg ook niet de naam Rijksstraatweg kreeg). De initiatiefnemers, waaronder de heren J.J. Sandberg (eigenaar van De Essenburg) en H.F. van Meurs (eigenaar van landgoed Hulshorst en burgemeester van Harderwijk) wisten echter de betreffende gemeenten voor hun plannen te winnen en mede dankzij een subsidie van het rijk kon omstreeks 1830 met de aanleg van de Zuiderzeestraatweg worden begonnen31. De grote bocht bij Hulshorst werd afgesneden, waardoor de Essenburg een betere ontsluiting kreeg. Tussen Hierden en Frankrijk volgde de straatweg de oude weg, voorbij Frankrijk is een nieuw weggedeelte aangelegd naar Harderwijk. De huidige Broeklaan (vroeger Broeksteeg geheten) raakte daarbij buiten gebruik als doorgaande weg. De toegangen tot de stad werden verbeterd, waardoor een deel van de verdedigingswerken werd gesloopt (zoals bij de Smeepoort). In zuidelijke richting maakte de straatweg weer gebruik van de oude weg naar Ermelo, zij het dat het kronkelige traject tussen de Weiburglaan en de Weisteeg (waarvan het Slingerlaantje een restant is) werd vervangen door een rechte weg: de huidige Oranjelaan. De kosten van de aanleg werden gedragen door de gemeenten en voorgefinancierd door de initatiefnemers. Om de aanlegkosten terug te verdienen en het onderhoud aan de weg te bekostigen werd tol geheven. Rond Harderwijk waren tollen bij Tonsel, in Frankrijk en in Hulshorst. Een andere bron van inkomsten was de verkoop van grond langs de nieuwe weg, waar particulieren een huis konden bouwen. In 1845 werd het beheer van de weg overgenomen door Rijkswaterstaat. De tolheffing is beëindigd op 1 januari 1900.
Ontwerp van de bochtafsnijding bij de Essenburg (1827). Bron: Gelders Archief.
In 1860 is de Leuvenumseweg verhard. Het grootste deel van de weg volgt de oude route van Harderwijk naar Leuvenum, maar ten zuiden van de stad is een aansluiting gemaakt op de Zuiderzeestraatweg. Dit nieuwe gedeelte heet nu Mecklenburglaan, Fazantlaan en Eekhoornlaan. Ook de nieuwe Leuvenumseweg was een tolweg: bij boerderij De Distel (op sommige kaarten ook wel als ‘De Haspel’ aangegeven) moest betaald worden. Het vroegere tolhuis heet nu De Ark.
31
Wabeke, 2011, pagina 17.
37
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
De eerste helft van de twintigste eeuw laat weinig grote veranderingen zien in de wegenstructuur. De Tabaksweg en de Zandweg werden verlengd en aangesloten op de Leuvenumseweg. De belangrijkste wijziging was de Verkeersweg (1930) ten zuidwesten van de binnenstad, die is aangelegd om het doorgaande verkeer op de Zuiderzeestraatweg niet meer door, maar langs de stad te leiden. In het kader van de werkverschaffing zijn de Molenweg en de Tabaksweg verhard en is de Parallelweg langs het spoor aangelegd (1932). Deze weg diende als ontsluiting van de eendenhouderijen die zich op dit voormalige militaire oefenterrein vestigden. De Tweede Parallelweg dateert van 1952 en werd aangesloten op de Grevenhofseweg en de Parallelweg. Deze Tweede Parallelweg volgt precies de begrenzing van het vroegere militaire terrein. In 1957 vond herstructurering plaats van de Zuiderzeestraatweg. De weg is verbreed en van fietspaden voorzien. Tevens werd de scherpe bocht bij De Essenburgh vloeiender gemaakt en is een nieuw stukje weg aangelegd ten zuiden van de dorpskern van Hierden. Sterke verdichting van het wegenpatroon vond uiteraard plaats toen de naoorlogse uitbreidingswijken werden gerealiseerd. Soms zijn oude wegen gebruikt als belangrijke structuurlijnen in de wijken, zoals de Mecklenburglaan (deel van de oude Leuvenumseweg) in Tweelingstad en de Hoofdweg/ Deventerweg in Stadsdennen en Wittenhagen. In 1960-1962 legde men de snelweg A28 aan met afslagen bij Harderwijk, waarvan de oostelijke aansluit op de N302 (Knardijk). Deze aansluiting is tot stand gekomen in de jaren ’70, voor die tijd kwam de Knardijk uit op de Zuiderzeestraatweg.
De Oranjelaan.
6.3 Spoorlijnen Door de aanleg van de spoorlijn Amersfoort-Zwolle (1863) kreeg Harderwijk een station. Dat het station zo ver ten zuiden van de binnenstad ligt heeft te maken met het feit dat de boeren hun goede landbouwgrond niet wilden opofferen. Hierdoor kwam het station een kilometer buiten de stad te liggen en moest een scherpe bocht in de spoorweg worden gelegd. Het stationsgebouw kwam gereed in 1865.
38
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Net als op veel andere plaatsen had het station aanvankelijk nauwelijks effect op bedrijvigheid en bebouwing. Pas rond 1910, dus een halve eeuw later, worden de eerste huizen aan de Stationslaan en de Oranjelaan gebouwd. Wel was de aanwezigheid van het station van groot belang voor de militaire functie van Harderwijk: aanvankelijk van het werfdepot voor de koloniale strijdkrachten, later als garnizoensplaats. Bij het station zijn de Jan van Nassaukazerne (1913), de Marechausseekazerne (1919) en het kamp Kranenburg (1919) gebouwd. Een deel van de spoorlijn is uitgerust met betonnen portalen, vermoedelijk uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Het oude stationsgebouw is in 1983 gesloopt, de perronoverkapping dateert van 1919.
Een van de betonnen portalen van de firma Schokbeton uit Kampen.
Op initiatief van de gemeente is in 1963 het Havenspoor aangelegd. Deze goederenspoorlijn liep van de haven naar NS-Station Harderwijk en verbond de bedrijven aan de Flevoweg en de Lelyhaven met de spoorlijn Zwolle-Amersfoort. De lijn is gesloten in 2005, twee jaar later is begonnen met de afbraak van het spoor. De voormalige spoorlijn is op verschillende plaatsen nog als tracé herkenbaar, onder meer achter de begraafplaats en langs de straat Havenspoor. Eveneens omstreeks 1960 werd op het militaire oefenterrein in het Strokelbos een spoorlijntje aangelegd. Hiermee werd onder meer munitie vervoerd van de opslagschuur aan de huidige Plaggenweg (nu Bosschuur) naar de vier schietbanen die ten zuiden daarvan lagen. Ook dit spoorlijntje is inmiddels afgebroken.
6.4 Waterleiding De waterleiding van Harderwijk is in 1895 officieel in gebruik genomen. Het grondwater werd door het pompstation ten zuiden van de spoorweg (nu aan de Zandlaan) naar de watertoren op de Galgeberg getransporteerd en vandaar vond het drinkwater zijn weg naar de Harderwijkse kranen. Tegenwoordig wordt het water gewonnen in tal van kleine winputten, onder andere in de buurt van de watertoren uit 1895. Vroeger liep er een rechte zandweg van de watertoren naar het pompstation, maar die is door de snelweg doorsneden. 39
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
7. Het militaire landschap 7.1 De verdedigingswerken van de stad Toen Harderwijk in 1231 stadsrechten had gekregen konden de nieuwe burgers beginnen met de verdedigingswerken. Aanvankelijk zal de verdediging niet meer zijn geweest dan een aarden omwalling, maar rond 1280 is er al sprake van een stadsmuur. Waarschijnlijk omvatte deze muur nog niet de gehele huidige binnenstad: men gaat er vanuit dat de oudste kern van de stad bij de Hoogstraat en de Groote Poortstraat lag en dat uitbreidingen naar het zuiden (1315) en het noorden (1425) hebben plaatsgehad. Waarschijnlijk is bij deze laatste uitbreiding de Vischpoort gebouwd. De uiterste zuidwestpunt van de ommuring was versterkt door de Vanghentoren of –poort en het Oude Blokhuis32. De Vanghentoren gaf toegang tot het Oude Blokhuis, en diende later als gevangenis. Het Oude Blokhuis was een versterkt huis, dat tegen de stadsmuur was gebouwd, waar de vertegenwoordiger van de graven en hertogen van Gelre woonde. In 1393 droeg de hertog het Oude Blokhuis over aan de stad33. In 1519 is aan de noordkant van de stadsmuur het Nieuw Blokhuis gebouwd, die door de Spaanse troepen tijdens de Opstand als dwangburcht werd gebruikt. Dit Nieuwe Blokhuis is alweer in 1581 gesloopt. De plattegrond van Jacob van Deventer (ca 1560) geeft een beeld van de verdedigingswerken in de periode voor de aanleg van de bastions en brede grachten (1590-1620). De kaart laat een dubbele muur zien tussen de Luttekepoort en de Smeepoort. Op een anonieme tekening uit 1615 is ook een dubbele muur ingetekend tussen de Luttekepoort en de Grote Poort. Deze dubbele muren zijn gebouwd in het midden van de zestiende eeuw.
De Vischpoort met delen van de stadsmuur vanaf de Vischmarkt bezien.
32 33
Een blokhuis is een meestal vierkant, zelfstandig functionerend verdedigingswerk. Jan Vredenburg, 2005, pagina 88-89.
40
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Grote delen van de stadsmuur zijn nog aanwezig, vooral aan de zeezijde van de stad. Daar diende de stadsmuur tevens als waterkering. Dat de muur het vaak zwaar te verduren had is te zien aan de vele reparaties die zijn uitgevoerd. Omstreeks 1500 waren er vijf poorten die toegang gaven tot de stad: de Hogebruggepoort en de Lagebruggepoort of Vischpoort aan de zeezijde, De Grote Poort, Luttekepoort en Smeepoort aan de landkant. Van de middeleeuwse poorten is alleen de Vischpoort uit 1425 in zijn geheel bewaard gebleven. Van de Smeepoort, die uit een binnen- en een buitenpoort bestond, zijn restanten van de binnenpoort aanwezig. De buitenpoort is in 1673 door de Franse troepen opgeblazen. Ook de Luttekepoort en het Oude Blokhuis liepen toen zware schade op. In 1577 kwam Harderwijk in handen van de Staatse troepen. De strategische ligging van de stad, in het verder grotendeels Spaanse Gelderland, leidde ertoe dat de verdedigingswerken werden gemoderniseerd. Vestingbouwer Adriaan Anthonisz. maakte het ontwerp van de vijf bastions en de brede gracht eromheen. Deze gracht is nog grotendeels aanwezig; alleen de Bleeksingel is in de jaren ’30 van de vorige eeuw gedempt.
Carel Frederik Bendorp en Jan Bulthuis, ets uit ca 1790. Na de oorlogshandelingen in 1672-73 nam de strategische betekenis van Harderwijk af. De stad werd niet meer geklasseerd als vestingstad en al omstreeks 1760 zijn de zuidelijke bolwerken aan weerskanten van de Smeepoort als wandelpark ingericht: de Kleine en Grote Plantage34. De restanten van de buitenpoort van de Smeepoort zijn in 1829 gesloopt om de toegang tot de stad voor diligences Volgens Carla Oldenburger e.a , 1996, pagina 114, heeft hovenier Van Berken van Het Loo geadviseerd over de beplanting.
34
41
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
en postkoetsen te verbeteren. Het verkeer over de Zuiderzeestraatweg moest hier de stad in en uit kunnen. De Luttekepoort is na de verwoesting door de Fransen niet meer in oude vorm opgebouwd. Delen van het poortgebouw zijn opgegraven bij de aanleg van de parkeergarage Houtwal. De Hogebruggepoort is in 1842 afgebroken. Wanneer de Grote Poort is afgebroken is ons niet bekend.
7.2 Koloniaal depot en garnizoensplaats In de Franse tijd werden de Munt en de Academie opgeheven. Ook de handel en de scheepvaart waren sterk achteruitgegaan. Dit betekende een gevoelig verlies aan werkgelegenheid in de stad. De toenmalige burgemeesters beijverden zich om het ‘koloniale depot’ binnen de stadsgrenzen te krijgen. In 1814 nam koning Willem 1 het besluit om dit depot inderdaad in Harderwijk te vestigen, en wel in de gebouwen van de Munt . Deze gebouwen werden geschikt bevonden om zo’n 800 man in onder te brengen. Wat betekende deze aanwijzing? Harderwijk werd de standplaats voor alle militairen die naar de Nederlandse koloniën gingen en die vandaar weer terugkwamen. In 1844 veranderde de naam in Koloniaal Werfdepot, wat betekende dat mannen uit binnen- en buitenland naar de stad kwamen in de hoop tot het koloniale leger te worden toegelaten. De voormalige stadsboerderij aan de Smeepoortenbrink 32-36 werd in 1850 verbouwd tot logement voor buitenlandse militairen die dienst wilden nemen. In 1909 werd het koloniale werfdepot gesloten en werd Harderwijk garnizoensstad. De oude Muntgebouwen kregen de naam Oranje Nassaukazerne en werden later gebruikt voor ‘Spionnenschool’. Na het vertrek van de militairen in 1988 verbouwd tot appartementen. Vanaf 1913 zijn nieuwe kazernes gebouwd: de Jan van Nassaukazerne en het kamp Kranenburg aan weerskanten van de Oranjelaan en de Marechausseekazerne aan de Stationslaan. Voor de officieren en onderofficieren zijn huizen gebouwd aan de Stationslaan en aan drie nieuw aangelegde straten: de Wilhelminalaan, de Prins Mauritslaan en de Prins Frederik Hendriklaan. Architect Peter van Lonkhuyzen ontwierp veel van de nieuwe woningen.
Prentbriefkaart van de Nieuwe Kazerne aan de Oranjelaan, ca 1915. Later kreeg de kazerne de naam Jan van Nassaukazerene. Bron: www.geheugenvannederland.nl.
42
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Op de heidevelden buiten de stad richtte men militaire oefenterreinen in. Een groot deel van de Harderwijkse Veluwe bestemd als militair oefenterrein. Ten oosten van de Leuvenumseweg lag een groot oefenterrein dat zich uitstrekte tot aan het Cyriasische Veld in het zuidoosten en het Koopmansbos in het oosten. Het terrein van sanatorium Sonnevanck was uiteraard buiten het oefenterrein gehouden. Ook Strokelbos en het Harderwijkse Veld, aan de westkant van de Leuvenumseweg, waren militair terrein. In het Strokelbosch lagen vier schietbanen, die nog aan de open plekken in het bos te herkennen zijn. Vanaf de loods (nu de Bosschuur), waar schietschijven en munitie werden bewaard, liep een smalspoortrein naar de schietbanen. De schietbanen zijn nog te herkennen aan langgerekte open plekken in het bos. Bij de Bosschuur zijn ook diverse oefenloopgraven te zien.
Loopgraven bij de Bosschuur.
7.3 Eerste en Tweede Wereldoorlog De Belgenkampen Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn kampen gebouwd voor geïnterneerde Belgische soldaten en burgervluchtelingen. Na de val van Antwerpen in oktober 1914 vluchtten tienduizenden Belgische militairen naar ons land. Op grond van de Nederlandse neutraliteit moesten deze militairen gevangen worden gezet.. Hoeveel soldaten hier verbleven is niet precies bekend, het moeten er tussen 13.000 en 15.000 zijn geweest: twee keer zoveel als het aantal inwoners van Harderwijk! Spoedig daarna moesten ook voorzieningen worden getroffen voor familieleden van de geïnterneerden en voor uitgeweken Belgische gezinnen. Vlak bij het interneringskamp zijn toen de tijdelijke barakkendorpen Heidekamp en Leopoldsdorp gebouwd. Het interneringskamp lag ten noorden van de latere Willem George Frederikkazerne, globaal tussen de watertoren en het pompstation aan de Zandlaan. Het bospad dat de grens vormt tussen het Harderwijkerbos en de terreinen van het Bouw- en Infrapark en Schietterrein Harderwijk was de zuidoostelijke
43
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
begrenzing. Het Heidekamp is gebouwd aan weerskanten van de toenmalige Leuvenumseweg, nu Mecklenburglaan, Fazantlaan en Eekhoornlaan geheten. Leopoldsdorp lag aan de westkant van de Beukenlaan (nu Beukenlaan en Korhoenlaan).
De ligging van het interneringskamp voor gevluchte militairen en de burgernederzettingen Heidekamp en Leopoldsdorp. Bron @@
Van de kampen zijn weinig zichtbare resten bewaard gebleven. Wel herinneren de Belgische graven op de Gemeentelijke Begraafplaats Oostergaarde in Harderwijk35 aan deze periode. Aan de rand van de begraafplaats ligt het Belgische Ereveld, dat op 28 september 1963 officieel werd geopend door de Belgische ambassadeur. Hier liggen nu vrijwel alle Belgische soldaten begraven die tijdens hun internering in Nederland zijn overleden en niet gerepatrieerd zijn. Ze zijn niet allemaal in Harderwijk gestorven; veel van hen zijn omgekomen door de Spaanse griep van 1818/1819. De Duitse bezetting De Willem George Frederikkazerne is gebouwd in de jaren ’30 van de twintigste eeuw als thuisbasis van een artillerieregiment. Het complex was nog niet voltooid aan het begin van de Tweede Wereldoorlog en de Duitsers hebben het afgebouwd en in gebruik genomen. Van 1945 tot 1994 huisvestte het complex de vierde divisie van het Nederlandse leger. De gebouwen doen nu dienst als het Bouw & Infrapark36. Tegenover de Barakken aan de OOster Mheenweg in Hierden liggen betonnen bruggen uit de Tweede Wereldoorlog. Op het veldje rechts parkeerden de Duitsers hun auto’s onder de bomen, zodat ze niet gezien werden door geallieerde vliegtuigen37.
35
Eric R.J. Wils, 2014. Tastbare herinneringen aan Belgische vluchtelingen. Vittepraetje jgr 18 Monster, 2012. De Willem George Frederikkazerne. Vittepraetje jrg 16 nr 2. Mondelingen mededeling Evert Jacobse, Hierden.
36 Bert 37
44
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Tevens bouwden de Duitse bezetters de Barakken in Hierden, het FLAK schietoefenterrein bij Hierden en de Stellung Hase. Ten zuidwesten van de stad liggen resten van deze radarpost, in de Stadsweiden en langs de A298.
Militaire objecten in en om Harderwijk. Bron: M. Elands, 1994. Het oude stadhuis (nr 12) heeft geen militaire functie gehad. Nr 15 zijn geen restanten van Duitse bunkers, maar van de Stellung Hase.
Samenvattend kunnen we stellen dat het ‘militaire landschap’ van de gemeente Harderwijk in de loop van zeven eeuwen tot stand is gekomen en zeer uiteenlopende gebouwen, elementen en structuren in het huidige landschap heeft achtergelaten.
45
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
8. Bedrijvigheid
Botter op de helling van de scheepswerf, ca 1925. Bron: www.geheugenvannederland.nl.
De middelen van bestaan in Harderwijk waren lange tijd vooral de visserij, de handel en de landbouw. In de veertiende en vijftiende eeuw had de stad een veelgeroemde lakenindustrie, als logisch gevolg van de vele schapen die op de uitgestrekte heidevelden graasden. Later is deze bedrijfstak geheel verdwenen. De provinciale Munt en de Gelderse Academie waren vanaf hun oprichting tot in de Franse tijd, toen beide werden opgeheven, belangrijke werkgevers. In de negentiende eeuw dreef de kurk van de stedelijke economie op het Koloniale Werfdepot en tijdens de Eerste Wereldoorlog werd flink verdiend aan de tijdelijke Belgische inwoners in de kampen. Pas sinds 1920 is de industriële bedrijvigheid goed op gang gekomen.
8.1 Wind- en watermolens Op de plattegrond van Van Deventer zijn vijf windmolens ingetekend, die allemaal net buiten de poorten van de stad stonden. In de zeventiende eeuw zijn ook in de stad zelf molens gebouwd: Van Geelkercken (1639) tekende er twee, Priorato (1673) en Corronelli (1706) zelfs vier. Al deze molens stonden op de bolwerken. De windmolen die ter plaatse van het huidige stadhuis stond brandde af in 1906. Een nieuwe molen (de Hoop) is gebouwd aan de Strandboulevard Oost. Ook deze molen is door brand verloren gegaan, in 1970. De huidige molen aan de Havenkade draagt ook de naam ‘De Hoop’. Deze achttiende-eeuwse molen staat nog maar kort in de stad: sinds 1997. Van 1779 tot 1913 stond de molen in Weesp, vervolgens in Oldenzaal en is tenslotte in Harderwijk terecht gekomen. De windkorenmolen De Hoop, ook wel Molen van Kisjes genoemd, heeft tot 1950 in Hierden gestaan. De molenbelt is nog zichtbaar. De korenmolen aan de weg naar Ermelo, net buiten de stad gelegen, die op de kaarten van 1850 nog is aangegeven, was omstreeks 1900 al niet meer aanwezig.
46
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Ook de windmolen aan de Weiburglaan is verdwenen. In 1765 is hier een papiermolen gebouwd aan deze laan, die op de grens van de Voorste en de Achterste Stadsweide lag38. In 1796 bouwde men de papiermolen om tot oliemolen, die echter al in 1804 is afgebroken. Nadien is hier de buitenplaats Weiburg aangelegd.
De belt en molenromp van korenmolen De Hoop aan de Watervalweg.
Watermolens De vele beken van de Veluwe werden benut om watermolens aan te drijven. Al in de middeleeuwen werd waterkracht als energiebron gebruikt. Aanvankelijk ging het vooral om korenmolens, later kwamen er ook papiermolens, kopermolens, oliemolens en volmolens. In de huidige gemeente Harderwijk hebben watermolens gestaan op de Sypel en – uiteraard – op de Hierdense Beek, de grootste van de Veluwse beken. In de zestiende eeuw vond er op de Veluwe een bescheiden industriële revolutie plaats. Door de uitvinding van de boekdrukkunst was de behoefte aan papier flink gestegen. Aan het eind van de zestiende eeuw verhuisden de belangrijkste papierproducenten van de Zaanstreek naar de Veluwe. Vele tientallen papiermolens verrezen hier, waarvoor tal van de circa 150 Veluwse beken werden aangepast door delen van de bedding te vergraven of door sprengen aan te leggen. Van de zestiende tot de achttiende eeuw was het Veluwse papier een begrip in Europa. Over de gehele Veluwe hebben waarschijnlijk ongeveer 200 watermolens gestaan; zeker driekwart hiervan is in gebruik geweest als papiermolen. Van de beken in de huidige gemeente hebben in ieder geval watermolens gestaan op de Sypel en de Hierdense Beek. Niet bekend is of ook de Tonselse Beek en de Hooge Geestbeek molens hebben aangedreven. In de literatuur en op oude kaarten zijn hier geen aanwijzingen voor gevonden. Het recht om op de Luevenummerbeek watermolens te plaatsen was al in 1368 door de hertog van Gelre verpacht. Langs de Leuvenumse beek verrezen in de loop van de tijd negen watermolens.
De naam Weiburg kwam rond 1800 in zwang. Voordien heette de laan Middelweg of Middelwal. Bron: Maria Lamslag, 2011. 38
47
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Een eerste vermelding van een watermolen bij Harderwijk stamt uit 1491. In dat jaar kreeg Evert Slotemaker toestemming om een watermolen te bouwen op een perceel vlak bij de Smeepoort. De molen zou worden aangedreven door water uit de Sypel en de Stadsweide39. We weten niet of de molen werkelijk gebouwd is; op de kaart van Van Deventer (ca 1560) zijn op die plek wel twee windmolens, maar geen watermolen ingetekend. Ook bij Sint Jurriën heeft mogelijk een watermolen gestaan40. De Hierdense Beek heeft zijn oorsprong in de buurtschap Meerveld. Enkele loopjes, waaronder de uitloop van het Uddelermeer, komen bij Bos en Hei samen en vormen vanaf dat punt de Hierdense Beek. De Hierdense Beek is de verzamelnaam. Ter hoogte van het landgoed Staverden is de naam Staverdense Beek van toepassing en vanaf het landgoed Leuvenum tot de spoorlijn is de naam Leuvenumse Beek. De benedenloop tenslotte is weer Hierdense Beek. Het is een natuurlijke beek, maar vooral het rechte beloop bij Hierden wijst erop dat er ook delen zijn vergraven. De oudste op schrift gestelde feiten uit de geschiedenis van de Leuvenumse Beek dateren uit 1368. In dat jaar wordt de beek verpacht aan Dyrik Torenmaker met het recht haar te graven, er molens bij te zetten. Het is daarom niet uit te sluiten dat zich langs de beek resten van watermolens uit de middeleeuwen bevinden41. In 1730 kreeg de heer van de Essenburg de Leuvenumse Beek in erfpacht. In die periode zijn er een aantal papiermolens gesticht. In 1736 waren er drie bij Staverden in gebruik en verder stroomafwaarts stonden er nog eens zes. Tussen 1730 en 1736 is de loop van de beek verlegd om voor de juiste toevoer van water te kunnen zorgen. Omstreeks die tijd is ook het Rode Koper gebouwd. Van de papiermolen het Heilige Huys is bekend dat deze in 1731 werd gesticht en in 1822 is afgebrand. De voormalige korenmolen op Staverden is in 1989 hersteld. De molen, een bovenslag watermolen, is de enige nog aanwezige molen langs de Hierdense Beek42.
Van de molen aan het Gellegat is alleen de molenvliet bewaard gebleven.
Aanvankelijk werd papier gemaakt van lompen, die via de haven van Harderwijk werd aangevoerd uit de grote steden in het westen, met name Amsterdam. De lompen werden in stukken gesneden en vervolgens in bakken water gedaan om de textielstructuur kapot te maken (vervezelen). Dit gebeurde in H.Hagens, 19@@. Op kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe. Schabbink, 2009. 41 Berends, 1935, p. 32-33 42 Bron: waterschap Vallei en Veluwe: www.vallei-veluwe.nl 39 40
48
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
hamerbakken of maalbakken (ook wel hollanders geheten). Voor het aandrijven van de hamers of het ronddraaien van de met messen bezette rol van de hollander was de waterkracht nodig. Na het vervezelen kon het papier worden geschept, geperst en gedroogd43. Op het inmiddels verdwenen beekje De Sypel heeft een watermolen gestaan. Nog in 1765 is een windmolen gebouwd voor de papierfabricage uit lompen. Op de Staverdense Beek – Leuvenumse Beek – Hierdense Beek stonden maar liefst zeven watermolens, waarvan drie in het Hierdense deel van de beek. Van alle drie zijn nog restanten in het terrein te zien. Dit waren de papiermolen bij het Gellegat, de Hessenmolen ter hoogte van de Watervalweg en de Ottermolens bij de Essenburg. De molen aan het Gellegat, op de plek waar de Poolseweg de Hierdense Beek kruist, is in bedrijf geweest van 1702 tot 1743. In dit laatstgenoemde jaar verliet pachter Jan van Cleef zijn molen; sinds die tijd wordt de watermolen niet meer genoemd44. Op landgoed de Essenburg stond een dubbele papiermolen, op beide oevers van de beek. Deze Ottermolens worden genoemd in 1731, toen Derk Rakhorst de linker molen pachtte, en zijn in bedrijf geweest tot omstreeks 180345. Papiermolen de Hessenmolen stond aan de noordkant van de beek, in Hulshorst. De molen is gesticht in 1738. De Hessenmolen dankt zijn naam aan Peter de Hes of Hesse, die vanaf 1786 de molen dreef samen met Klaas Smienk. De molen is nog lang in gebruik gebleven: op de gemeentekaart van Kuyper staat hij aangegeven als ‘papierfabriek’ en op de Bonnekaart van 1917 als ‘molentje’. Een nazaat van Klaas, Jan Smienk, was de laatste papiermaker. Hij overleed in 191846. De waterval aan de Hessenweg geeft de plaats van de vroegere molen aan. Ook de naam Watervalweg herinnert hieraan.
8.2 Overige bedrijvigheid De industriële ontwikkeling die Nederland meemaakte in de tweede helft van de negentiende eeuw ging geheel voorbij aan Harderwijk. De stedelijke economie was in hoge mate afhankelijk van de bestedingen van de soldaten die van en naar Indië gingen. Bakkers, slagers, grutters, kleermakers, schoenmakers en andere ambachtslieden profiteerden van het geld van de militairen. En uiteraard de uitbaters van tapperijen, herbergen en publieke huizen. Omstreeks 1875 telde Harderwijk meer dan 100 etablissementen met een tapvergunning. Ook de gemeentekas voer hier wel bij: de accijns op gedistilleerd bedroeg soms meer dan 20% van de gemeentelijke inkomsten. Andere bronnen van inkomsten van de burgers waren de visserij, de handel in hout en de handel in landbouwproducten. Industriële bedrijvigheid bleef grotendeels beperkt tot huisnijverheid en enkele kleine ambachtelijke bedrijfjes, zoals twee katoenweverijen en drie haringrokerijen47. Lange tijd was de gasfabriek de grootste werkgever in de stad. Hendrik Goosen richtte in 1844 de tabakswinkel De Olifant op48. In de Wolleweverstraat 10/12 werd een pand aangekocht, dat in 1892 is vervangen door nieuwbouw van een winkel/woonhuis. De tabakshandel van Goossen floreerde vooral door zijn leveringen aan het Koloniaal Werfdepot. Vanaf 1890 werd ook thee en koffie verkocht; de koffie werd in het eigen bedrijf gebrand. In 1916 verleende de gemeente de hinderwetvergunning voor een tabaksfabriek en koffiebranderij in het pand Luttekepoortstraat 10.
Henk Menke e.a., 2007. Veluwse beken en sprengen, pag 66. H.Hagens, 19@@, pagina 553. 45 Volgens Hagens (pagina 556) overleed Maas Kroon, toen pachter van de beide molens, in 1803 en is de papiermakerij daarna niet voortgezet. 46 H.Hagens, 19@@, pagina 554. 47 M.Elands, 1994, pagina 45. 48 N.C.R. de Jong, 2012, pp 8 e.v. Vittepraete jrg 16 nr 2. Tabaksfabriek ‘De Olifant’. 43 44
49
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
In 1857 begon de bouw van de gasfabriek (op de plaats van het huidige gemeentehuis), die een jaar later in bedrijf kwam. Vanaf 1861 heette het de Harderwijksche Gasverlichting Maatschappij49, in 1877 nam de gemeente het bedrijf over. Na een grote ontploffing in 1900 zijn twee gashouders gebouwd, waarvan de kleinste in 1914 vervangen werd door een grotere. De uitbreiding kon plaatsvinden doordat in 1909 de molen was afgebrand, die tot die tijd uitbreiding in de weg had gestaan. In 1911 werd Hierden op het gas aangesloten, in 1912 de Nieuwe Kazerne aan de Oranjelaan. In 1923 vond een grote uitbreiding plaats op het terrein van de Zoutkeet met aanliggende huisjes. De gasfabriek bleef in bedrijf tot 1957. in dat jaar nam NOVEGAS (Noord-Veluwe-Gas) de gasdistributie over50 en werd de Harderwijkse fabriek na precies een eeuw gesloten.
De scheepshelling aan de Vissershaven met smidse en (nieuw gebouwde) werkplaatsen.
In het begin van de twintigste eeuw werkte 10% van de mannelijke beroepsbevolking als visser of in een aan de visserij verwante bedrijfstak (zoals de mandenmakerij en palingrokerij). De naderende afsluiting van de Zuiderzee wierp al in de jaren ’20 zijn schaduw vooruit en veel vissers kozen voor andere beroepen, daartoe gestimuleerd door de Zuiderzeesteunwet uit 1925. Ze vonden werk in de nieuwe industrieën, in de kazernes en in de eendenhouderij. Na de eeuwwisseling van 1900 kwam de bedrijvigheid van Harderwijk geleidelijk op gang, wat blijkt uit de oprichting van de volgende bedrijven: • Vismeelfabriek aan de Scheepssingel (1912) • Kalkzandsteenfabriek aan de Scheepssingel (1920) • Kamper Electrische Meubelfabriek aan de Baanweg (1928) • Confectiebedrijf aan de Stadsdennenweg (1928) • Sigarenfabriek aan de Kerkstraat (1930) 49 50
Wim Buitenhuis, 2013. Gasfabriek Harderwijk. Vittepraetje jrg 17 nr3, pp 4 Wim Buitenhuis, 2013. Gasfabriek Harderwijk. Vittepraetje jrg 17 nr4, pp 4-11
50
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
• • • • • • • •
Matrassenfabriek aan de Wilhelminalaan (1930) Melkfabriek aan de Stationslaan (1932) Asbestcementfabriek Asbestona aan de Havendijk (1935) Bouillonfabriek aan de Verkeersweg (1938), later California Coöperatieve (eenden)slachterij aan de Weiburglaan (voor 1940) Frisia metaalbewerkingsfabriek (later Bagema) aan de Baanweg (1947) Eiermijn aan de Hierdenseweg in (1955) Koekfabriek van Van Delft (1959).
Californiafabriek, Deventerweg 2.
Bagema, Baanstraat 26.
Na de Tweede Wereldoorlog nam de werkgelegenheid enorm toe. Ondanks de groei van de stad waren er te weinig arbeiders om de bedrijven van werknemers te voorzien. Dit leidde ertoe dat de Kamer van Koophandel in 1958 het advies gaf om de vestiging van nieuwe bedrijven niet meer toe te staan. Dit gebeurde niet, de oplossing werd gevonden in het aantrekken van gastarbeiders, die vanaf 1963 in de stad kwamen wonen en werken. Inmiddels is een groot deel van de Harderwijkse bedrijven gevestigd in het bedrijventerrein Lorentz.
51
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
9. Stedelijke ontwikkeling na 1900
De stedelijke ontwikkeling en de ruimtelijke planning van Harderwijk in de twintigste eeuw was een gecompliceerd proces. Telkens deden zich ontwikkelingen voor die de bestaande plannen dwarsboomden, soms nog voordat een begin was gemaakt met de uitvoering. Het was niet eens hinken op twee gedachten: het roer moest verschillende keren volledig om.
Dubbele woning aan de Haverstraat. Ontwerp P.H. van Lonkhuyzen.
9.1 De periode 1900-1940 Het Nachthok Lange tijd volstond de ruimte binnen de singel voor de huisvesting van de burgers van Harderwijk. Ook veel kleine boeren hadden hun bedrijf in de stad. De eerste huizen die buiten de stad werden gebouwd kwamen in de bijzondere wijk Nachthok te staan. Ze waren bedoeld voor de stadsboeren. In 1910 begon men met de bouw van vijf dubbele boerderijachtige woningen op een flink erf, ontworpen door gemeentearchitect David Cornelis Tiemens. Het plan was om in totaal 26 dubbele woningen in Het Nachthok te bouwen, maar de overige 21 woningen die Tiemens gepland had zijn niet gebouwd. Stedenbouwkundig plan van het Nachthok door Tiemens, met de vijf daadwerkelijk gerealiseerde dubbele woningen. Vier ervan bestaan nog, de vijfde is na oorlogsschade afgebroken. Bron: Maria Lamslag.
In 1920 werd het idee om landbouwerswoningen te bouwen op Het Nachthok nieuw leven ingeblazen. De architect van de in 1917 opgerichte
52
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
woningbouwvereniging Goed Wonen, Peter Hendrik van Lonkhuyzen, maakte een nieuw ontwerp voor de woningen en paste het stratenpatroon aan. In 1922 werden er 32 woningen gebouwd. Het idee van de dubbele woningen met een eigen erf heeft Van Lonkhuyzen gehandhaafd. Ironisch is dat er direct na de oplevering meer ‘gewone’ arbeiders dan landarbeiders zijn gaan wonen, doordat de huren voor veel landarbeiders te hoog waren. Wel is interessant om te zien dat de grote erven ook de ‘gewone’ arbeiders aanspoorden om dieren te houden of andere kleine bedrijfjes op te zetten, zoals een palingrokerij. Anno 2011 staan er nog vijftien dubbele woningen naar het ontwerp van Van Lonkhuyzen in de buurt51. Intermezzo: architect Peter Hendrik van Lonkhuyzen P.H. van Lonkhuyzen heeft als geen ander zijn stempel gedrukt op de architectuur van Harderwijk. Hij heeft tientallen gebouwen nagelaten: blokken arbeiderswoningen, de bijzondere rieten kapwoningen in het Nachthok maar ook grote gebouwen als het Nassau Veluwe college. Zijn leermeesters waren De Bazel in Amsterdam en Tiemens in Arnhem. In 1912 vestigde hij zich in Harderwijk. Een van zijn eerste bouwwerken was de bouw van het Christelijk Militair Tehuis aan de Stationslaan. Toen de stadsboerderijen in de binnenstad moesten verdwijnen, diende voor hun bewoners vervangende woonruimte te worden gecreëerd. Van Lonkhyzen borduurde voort op de plannen van D.C. Tiemens en ontwierp in de hoek van de toenmalige stadsweiden het ‘Nachthok’, een bijzonder wijkje met dubbele boerderijachtige woningen. De huizen uit 1921 zijn onlangs gerestaureerd. Soortgelijke huizen zijn gebouwd aan de Vlierburgweg in Frankrijk en aan de Zuiderzeestraatweg in Hierden.
Plantagekerk
Nassau Veluwe College
Aan de Kuipwal ontwierp hij veertien woningen voor woningbouwvereniging Volkswelvaart. Aan de Prins Mauritslaan en de Prins Frederik Hendriklaan bouwde van Lonkhuyzen etagewoningen voor onderofficieren en aan de Stationslaan officierswoningen voor de in Harderwijk gelegerde militairen. Grote blikvangers zijn de Plantagekerk met pastorie, het Christelijk Militair Tehuis en het Nassau Veluwe College. Het ontwerp van deze school is geïnspireerd op het kantoor van de Heidemij in Arnhem, gebouwd door zijn vroegere leermeester De Bazel. Een bijzonder bouwproject buiten de gemeente was Huis Leuvenum, waar Van Lonkhuyzen ook bij betrokken was. Dit huis, dat in 1924 gebouwd werd voor de freules A.C. Sandberg en M.A.J. Sandberg, is een kopie van de Essenburg. Stationsbuurt In het eerste kwart van de twintigste eeuw was het ruimtelijke beleid vooral gericht op de huisvesting vestiging van militairen en welgestelden. Toen in 1912 de ‘Nieuwe Kazerne’ gereed kwam zijn in hoog tempo huizen gebouwd. Huizen voor (onder)officieren verrezen aan de Stationslaan, Wilhelminalaan, 51
Maria Lamslag, 2011, pagina 5-6.
53
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Prins Mauritslaan, Prins Frederik Hendriklaan en Graaf Ottolaan. Blokken arbeiderswoningen zijn gebouwd aan de Diepegracht, Friesegracht (beide ca 1900) en – in de binnenstad – aan de Doelenstraat (1920). Omstreeks 1925 werd de aandacht veel meer gericht op (industriële) bedrijvigheid, verbetering van de bereikbaarheid en het toerisme.
Woningen voor officieren aan de Wilhelminalaan.
Periode 1908-1910 1911-1920 1921-1930 1931-1940 1940-1943 Niet gedateerd Totaal
Aantal bouwvergunningen 14 62 221 315 21 24 657
Dit staatje met de bouwvergunningen uit de periode 1908-1943 geeft een beeld van de grote bouwactiviteit tussen 1920 en 1940. Ongeveer 90 % van de vergunningen betreft nieuwbouw, hooguit 10% behelst verbouwing van bestaande panden. Bron: Streekarchief Noordwest-Veluwe, vestiging Harderwijk.
Tuinwijk De bouwactiviteit aan en bij de Stationslaan en de Oranjelaan vond navolging bij particulieren die zich buiten de stad gingen vestigen. Veel van de oude wegen in het tuinengebied ten zuidoosten van de binnenstad groeiden geleidelijk dicht in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. In 1929 kwam de gemeente met een (oud) plan voor woningbouw in Slingerbos: 20 ha villaterrein en 9 ha industriegebied. Dit kwam niet van de grond. De vele huizen die in de crisistijd werden gebouwd, vooral middenstandswoningen (vrijstaande woningen en twee-onder-een-kappers), werden niet in het Slingerbos, maar langs bestaande straten gerealiseerd (Oranjelaan, Stationslaan, Frisialaan, Friese Gracht, Stadsdennenweg, Hierdenseweg, Kampweg, Haaksepad, Landweg, Zuiderzeestraatweg en Grote Grindweg). Er ontstond een vrij dichte lintbebouwing aan de straten buiten het oude centrum. De noodzaak van een betere ruimtelijke planning door middel van uitbreidingsplannen deed zich voelen: 54
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
‘Excentrische bebouwing leidt tot verbrokkeling, tot hoogere finantieele lasten voor de gemeenten en tot noodelooze vernietiging van cultuurgrond en natuurschoon’52. In 1927 bracht de gemeente een uitbreidingsplan uit. In het zelfde jaar verscheen het Rijkswegenplan, waarin werd vastgelegd dat de Zuiderzeestraatweg ten zuiden van de stad zou worden geleid (de huidige Verkeersweg). Hierdoor moest het uitbreidingsplan worden aangepast. Dit had echter zoveel voeten in aarde dat het plan uiteindelijk pas in 1941 kon worden vastgesteld. Een parel van stedenbouwkundig ontwerp kon het niet worden genoemd, en omdat het slechts een deel van de gemeente omvatte konden negatieve ontwikkelingen in de rest van het gebied niet worden tegengegaan. Al in 1942 werd een voorbereidingsbesluit genomen voor de ‘witte’ gebieden. Er werd een stedenbouwkundige in de arm genomen en begin 1943 was het nieuwe uitbreidingsplan gereed. Een jaar later werd het vastgesteld. ‘Alles tezamen genomen behoort dit plan tot het beste, wat op stedebouwkundig gebied in de laatste jaren in deze provincie tot stand kwam’, schreef de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat. Het plan ging uit van het ontwikkelen van nieuwe woonwijken in het gebied tussen de binnenstad en de Verkeersweg en in het noordelijke deel van de Voorste Stadsweide. Ook was een verdere verdichting opgenomen in het vroegere tuinengebied.
Het uitbreidingsplan van 1944.
9.2 De uitbreidingen van na 1945 Tweelingstad Het uitbreidingsplan, hoe mooi ook, werd na de oorlog ingehaald door nieuwe ontwikkelingen. Onderdelen ervan zijn nog wel gerealiseerd, zoals de Zeebuurt, waar de gemeente zelf in 1947 woningwetwoningen liet bouwen. In brede kringen was echter bezwaar tegen het ‘oorlogsplan’, en al in 1948 kreeg stedenbouwkundige E.J. de Maar opdracht een nieuw uitbreidingsplan te maken. Tevens 52
Citaat uit: Geschiedenis van Harderwijk, pag 197.
55
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
werd bodemkundige C.J. Edelman gevraagd een bodemkartering uit te voeren. Hieruit bleek dat de nog resterende gronden rond de binnenstad bijzonder geschikt waren voor tuinbouw. Vlak na de Hongerwinter was het ondenkbaar dat op deze gronden woningbouw zou mogen plaatsvinden. De gemeenteraad vond de arme zandgronden ten zuiden van het spoor hiervoor veel beter geschikt. Dit leidde tot de voor ons land unieke stedenbouwkundige situatie van de Tweelingstad, een stadsdeel op ruim een kilometer van de oude binnenstad, daarvan gescheiden door landbouwgrond. In 1949 werd tot de aanleg van Tweelingstad besloten en twee jaar later begon men met de bouw van woningen. In dezelfde tijd moest rekening gehouden worden met de aanleg van de autosnelweg A28 en de drooglegging van Oost- en Zuid-Flevoland. Over de Knardijk, die de beide polders scheidt, was een weg geprojecteerd die ten noorden van Harderwijk op het oude land zou aankomen en die moest aansluiten op de toekomstige snelweg. Tevens werd een haven aangelegd ten behoeve van de dijkbouw en als vluchthaven in tijden van strenge vorst, als het IJsselmeer zou dichtvriezen. Deze haven werd na de werkzaamheden overgedragen aan de gemeente. Bij deze haven plande De Maar het industriegebied Lorenz.
De Mecklenburglaan in Tweelingstad.
Op weg naar 100.000 inwoners De snelle ontwikkeling van de stad in de eerste decade na de Tweede Wereldoorlog deed de bestuurders inzien dat de Tweelingstad niet voldoende was voor de groeiende aantallen inwoners. De eerste schets voor een structuurplan uit 1956 voorzag in de woonwijken Stadsdennen, Slingerbos en Stadsweiden. Door dit plan werden de goede tuinbouwgronden aan de rand van de binnenstad alsnog opgeofferd aan de stadsuitbreiding. Anders dan tien jaar daarvoor leverde dit weinig protesten op. De verschillende overheden gingen ervan uit dat Harderwijk fors zou blijven groeien. In de Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening (1966) ging de rijksoverheid zelfs uit van een bevolking tussen 65.000 tot 125.000 inwoners in 2000 in de stedelijke agglomeratie Harderwijk-Ermelo.
56
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Harderwijk en Ermelo konden echter geen overeenstemming bereiken over de ruimtelijke ontwikkeling en een intergemeentelijk structuurplan kwam er niet. In 1971 werd Ermelo een zelfstandige gemeente en was de samenvoeging van Ermelo en Harderwijk van de baan. Het gebied Drielanden is toen bij Harderwijk gevoegd. Het uitbreidingsplan van Stadsdennen (2500 woningen) werd vastgesteld in 1962 en kort daarop begon de aanleg van deze nieuwe woonwijk. Drie jaar later zijn de eerste huizen gebouwd in Slingerbos (350 woningen), het gebied tussen de spoorlijn, de snelweg en de Oranjelaan. Het bestemmingsplan voor Stadsweiden (2500 woningen) is vastgesteld in 1970 en het jaar daarop zijn de eerste huizen gebouwd. Hiermee was de groei van Harderwijk echter nog niet ten einde. Het gemeentebestuur liet zijn oog vallen op Frankrijk, de buurtschap ten oosten van de N302. Het gebied Drielanden, in 1971 bij de gemeente gevoegd, kwam niet in aanmerking door bezwaren van de provincie en Ermelo. Ideeën om de uitbreiding aan de overkant van het Veluwemeer, in Flevoland, te realiseren waren niet haalbaar. Dus bleef Frankrijk over, maar de bezwaren tegen de verstedelijking van deze landelijke buurtschap met zijn concentratie van eendenhouderijen waren talrijk. Nadat eerdere voorstellen waren gesneuveld werd in 1979 voorgesteld de uitbreiding in Frankrijk te beperken tot 1500 woningen en 2500 woningen te bouwen in Drielanden. De bestemmingsplannen kwamen achtereenvolgens in 1984 en 1990 gereed.
9.3 De binnenstad In 1908 begon de stad met het slopen van de krotwoningen ‘Achter de muur’ die in de bogen van de stadsmuur waren gebouwd. Ook een groot deel van de stadsmuur moest er aan geloven. Op de vrijgekomen grond werden door woningbouwvereniging Volkswelvaart 43 woningwetwoningen gebouwd aan de Kuipwal en de Doelenstraat (1914-1920). De huizen aan de Kuipwal 1-21 zijn ontworpen door P.H. van Lonkhuysen, Kuipwal 23-39 en de huizen aan de Doelenstraat door D. Kok. Ook delen van de stadsgracht moesten verdwijnen. De Scheepssingel is in 1917 gedempt, de Bleekgracht in 1934. Met de aanleg van de Verkeersweg, ook in 1934, werd het doorgaande verkeer langs de binnenstad geleid.
Woningen aan de Kuipwal, ontworpen door P.H. van Lonkhuyzen.
57
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Aan de waterzijde van de binnenstad breidden de recreatieve voorzieningen zich uit. De ijsbaan was er in 1910 al, net als het Zuiderzeebadhuis en een strand. Met de verbetering van de haven in het kader van de Zuiderzeewerken kon in 1935 ook een jachthaven worden aangelegd. Bijzonder is de vijver voor zeedieren, die in 1955 gereed kwam. Het was de voorloper van het Dolfinarium. Het Dolfinarium, met zijn markante koepel, is geopend in 1965. De markante koepel kwam gereed in 1969 en staat op de gemeentelijke monumentenlijst.
De grootste toeristische attractie van Harderwijk: het Dolfinarium.
In de jaren ‘50 en ‘60 van de vorige eeuw worstelde Harderwijk met het feit dat de groeiende stad en het grotere achterland (Flevoland) meer stedelijke voorzieningen nodig hadden, waarvoor in de binnenstad niet voldoende ruimte was. Het idee om in Sypel een geheel nieuw stadscentrum te bouwen haalde het niet, maar toch werden sommige stedelijke voorzieningen buiten de binnenstad gesitueerd. Stedebouwkundige De Maar kwam met het idee om de binnenstad open te breken door een nieuwe weg dwars door de stad naar de Boulevard aan te leggen: het was de tijd dat men de historische stadscentra nog bereikbaar wilde maken voor auto’s. In het uitbreidingsplan Friesegracht uit 1963 zijn dit soort ingrepen uitgewerkt. Nieuwe centrumfuncties waren gepland ten zuidoosten van de oude binnenstad en er was voorzien in enkele nieuwe wegen, zoals de Vitringasingel en de ‘Doorbraak’ door de binnenstad. Ten zuiden van de stad werd bejaardencentrum Randmeer gebouwd (1960), aan de Verkeersweg verrees in 1965 het nieuwe Cultureel Centrum en rond 1970 zijn de nieuwe RABO-bank (Selhorstweg), politiebureau (Verkeersweg) en postkantoor (Johanniterlaan) gebouwd. In 1979 verrees een nieuwe Albert Heijn aan de Hierdenseweg. Het nieuwe ziekenhuis St.Jansdal (1986) aan de Westermeenweg maakte de weg vrij voor de afbraak van het oude Pius-ziekenhuis aan de Bruggestraat. Geschrokken van het feit dat inderdaad stedelijke functies de binnenstad verlieten besloot de gemeente in het kader van de sanering van binnensteden, waarvoor het rijk in 1963 geld beschikbaar stelde, het winkelaanbod in de binnenstad te vergroten. Dit werd mede ingegeven door het feit, dat in de loop van de jaren ’60 steeds duidelijker werd dat de grote stedelijke agglomeratie Harderwijk-Ermelo er niet zou komen en de oude binnenstad van Harderwijk haar centrumfunctie zou behouden. De slechte woningen op de Vuldersbrink werden gesloopt en de gemeente probeerde grootwinkelbedrijven te interesseren
58
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
zich in de stad te vestigen. Uiteindelijk lukte dit: HEMA en C&A kwamen naar de stad (V&D heeft zich uiteindelijk niet in Harderwijk gevestigd). De nieuwbouw van winkelcentrum Vuldersbrink werd in 1986 gerealiseerd, nadat de Vuldersbrink geruime tijd als parkeerplaats had gediend. Ook het gemeentehuis bleef in de binnenstad: op de plaats van de oude gasfabriek aan de Havenkade werd in 1980 begonnen met de nieuwbouw. De aanwijzing van de binnenstad als Beschermd Stadsgezicht (1970) behoedde de stad voor verdere grootschalige ingrepen die het historische stadsbeeld zouden verstoren. Bovendien kwam er geld beschikbaar voor herstel van monumentale en beeldbepalende panden.
De imposante ruimte van de Vischmarkt.
59
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
Literatuur (nog niet compleet) • • • • • • • • • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Aa, A. J. van der, 1839-1851. Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. Gorinchem, Deel 5. Augustein, J., 1997. De steden van de Veluwe: Arnhem, Elburg, Harderwijk, Hattem, Wageningen alsmede Nijkerk en Staverden. Canaletto, Alphen aan den Rijn . Berends, P., 1935. Het oud-archief der gemeente Harderwijk. Deel 1. Inventaris. Harderwijk. Berends, P., 1935. Het oud-archief der gemeente Harderwijk. Deel 2. Regesten. Harderwijk. Berends, P., 1976. Het Oudemannenhuis te Harderwijk. In: Herderewich kroniek 1976(4): 51-55. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land: inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Berghe, K.J. van den, 2007. Plangebied Zuiderzeestraatweg/Molenweg te Hierden, gemeente Harderwijk; archeologisch vooronderzoek: een aanvullend bureauonderzoek RAAP-notitie 2406. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Berghe, K.J. van den, 2008. Plangebied Academiestraat 3 te Harderwijk, gemeente Harderwijk; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek met veldinspectie. RAAP-notitie 2986. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Berghe, K.J. van den, 2008. Plangebied Vijhestraat 3/Blauwverversteeg te Harderwijk, gemeente Harderwijk; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 2736. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Beyer, T., 1986. Het Melatenhuis te Harderwijk. Een bijdrage tot de geschiedenis van de lepra in Nederland. Herderewich Kroniek 13: 22-40. Bijlsma, M., 2002. Aanvullend Archeologisch Onderzoek (AAO) op het plangebied ‘De Elzenhof’ Gemeente Harderwijk. ADC-rapport 134. Archeologisch Diensten Centrum, Bunschoten. Geschiedenis van Harderwijk, p. 177-231. Boom, Amsterdam. Boshoven, E.H., 2005. Harderwijk, plangebied Mheenlanden. Inventariserend archeologisch veldonderzoek; verkennende en karterende fase. BAAC-rapport 05.152. BAAC, Deventer. Doesburg, J. van, M. de Boer, J. Deeben, B.J. Groenewoudt & T. de Groot (red.), 2007. Essen in zicht. Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid. Nederlandse Archeologische Rapporten 34. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten, Amersfoort. Eilander, D.A., e.a., 1982. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000: toelichting bij de kaartbladen 26 Oost Harderwijk en 27 West Heerde. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Feenstra, E.J., 1982. Archeologische berichten over het bestemmingsplan ‘Friesegracht’. Herderewichkroniek 1982(3/4): 39-41. Feenstra, E.J., 1985. Het ontstaan van Harderwijk. Herderwichkroniek 1985 (2). Harderwijk. Feenstra, E.J., 1987. Archeologische waarnemingen buiten de stadsmuur aan de zeezijde van Harderwijk. Herderwichkroniek 1987 (2). Harderwijk. Feenstra, E.J., 1988. Stille wateren in diepe gronden. Herderewich kroniek 1988(1): 2-14. Gemeente Harderwijk, 1980. Kroniek van Harderwijk 1231-1931. Harderwijk. Hagens, H., 1998. Op kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe. Hengelo. Heidinga, H.A., 1984. De Veluwe in de Vroege Middeleeuwen: aspecten van de nederzettingsarcheologie van Kootwijk en zijn buren. Dissertatie Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Hell, J. van, 1998. Harderwijk tot 1650. Ontstaan, bloei en neergang van een stad aan de Zuiderzee. In: Folkerts, J. (red.), 1998. Geschiedenis van Harderwijk, p. 11-60. Boom, Amsterdam. Hoefer, F.A., 1924. Aanteekeningen omtrent de vesting Harderwijk. Bijdragen en medelingen van de vereniging Gelre 27: 4-87. Houte de Lange, S.M. ten (red.), 1977. Rapport van het Veluwe onderzoek: een onderzoek van natuur, landschap en cultuurhistorie ten behoeve van de ruimtelijke ordening en het recreatiebeleid. Centrum voor Landbouwpublicaties en landbouwdocumentatie, Wageningen. Jonge van Ellemeet, Marie B. M. de, 1937 Inventaris van het archief van het kapittel van St. Marie te Utrecht. Utrecht, Rijksarchief in Utrecht, 1937. Getypt.
60
Cultuurhistorische waardenkaart Harderwijk _____________________________________________________________________________
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Keunen, L.J. & F. de Roode, 2009. Archeologisch beleid m.b.t. onderzoek en bouwen in de gemeente Harderwijk. RAAP-rapport 1921. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Koster, E.A., 1968. De invloed van markebossen op de voming van zeer hoge stuifzandruggen (‘randwallen’) op de Veluwe. Boor en Spade 16, p. 66-78. Koster, E.A., 1978. De stuifzanden van de Veluwe: een fysisch-geografische studie. Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Koster, E.A., e.a., 1983. Fysisch-geografische streekbeschrijving Nr. 4: de vallei van de Leuvenumse Beek (noordwestelijke Veluwe). K.N.A.G. geografisch tijdschrift 17 (2), p. 85-104. Kroes, Jochem, 1986. Bewoningsdynamiek op de Noordwest-Veluwse zandgronden, geïllustreerd aan de hand van de opkomst en neergang van de hof Ter Brake in Hierden (gem. Harderwijk), Historisch Geografisch Tijdschrift, 4e jrg. Nr 2, pp 42-47. Kroes, Jochem, 1988. De historische nederzettingsstructuur van Laag-Hierden. Een studie naar de occupatievorm hoevestrokenverkaveling. In: Gelre, deel LXXIX, pp 6-28. Lamslag, Maria, 2011. Het Nachthok te Harderwijk. Ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorische waardestelling van de historische woonbuurt. Universiteit van Amsterdam. Liere, W.J. van, 1948. De bodemgesteldheid van de gemeente Harderwijk. Stiboka-rapport 181. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Miedema, F.R.P.M. 2004. Plangebied de Sypel te Harderwijk, gemeente Harderwijk; een bureauen inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 948. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Amsterdam. Modderman P. J. R. e.a.,1976. Nederzettingssporen uit Midden-Neolithicum (TRB), Late Bronstijd en Middeleeuwen in het Beekhuizer Zand onder Harderwijk, provincie Gelderland. In: Analecta Praehistonca Leidensia 9 (1976) 39-73. Zie pp. 63-69. Mulder, L., 2001. Harderwijk, Gave stad. Surfend door de geschiedenis. Harderwijk. Portheine jr., H., 1899. De St. Maria-, O.L. Vrouwe- of Groote Kerk te Harderwijk. Bijdragen en Mededelingen Gelre, deel II (1899), p. 99-198. Rappol, @@, 1991. De landijsbedekking in het Saalien. KNAG geografisch tijdschrift 15 (4). Schaaf, R. van de, 2001. Historisch Harderwijk, wandelen door de oude binnenstad. Harderwijk Reeks. Harderwijk. Schabbink, M. . Bruggestraat 8-10 en Vijhestraat 30-32. Stadskernonderzoek in Harderwijk. RAAP-rapport. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Schabbink, M., 2009. Opgraving van een deel van het St. Jurriëncomplex: een melatenhuis uit de Middeleeuwen: plangebied CWI-terrein te Harderwijk, gemeente Harderwijk. RAAP-rapport 1919. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Scholte Lubberink, H.B.G., 2002. Plangebied Zuiderzeestraatweg/Molenweg, gemeente Harderwijk; een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP-notitie 85. RAAP Archeologisch Slicher van Bath, B. H. , 1960/1977. De agrarische geschiedenis van West-Europa, 500-1850. Utrecht/Antwerpen. Vredenberg, Jan, mmv Jean Penders, 2005. Monumentengids Harderwijk. Utrecht. Wartena, R. , 1974. Ontginningen en Wüstungen op de Veluwe in de veertiende eeuw. Gelre 68, pp 150. Wartena, R., 1996. Burgerweeshuis van Harderwijk. Inventaris van het Oud Archief (1407), 15541932. Harderwijk. Weiler, A.G., 1997. Volgens de norm van de vroege kerk. De geschiedenis van de huizen van de broeders van het Gemene leven in Nederland. Middeleeuwse studies, band XIII. Centrum voor Middeleeuwse Studies Katholieke Universiteit Nijmegen. Zandstra, E., z.j. Kastelen en huizen op de Veluwe. Nijgh & Van Ditmar, ‘s-Gravenhage/ Rotterdam. Zee, G. van der, 1962. 1000 jaar Harderwijk, kerk en Bethel. Harderwijk.
.
61