Cultuureducatie op scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de Provincie Noord-Brabant Monitor Cultuureducatie Noord-Brabant 2010
Ria Timmermans ©KPC Groep Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
VOORWOORD In deze publicatie worden de resultaten van de derde provinciale monitor cultuureducatie Noord-Brabant gepresenteerd. Voor het eerst zijn de monitoronderzoeken voor het primair en voortgezet onderwijs tegelijkertijd uitgevoerd en worden de bevindingen in één publicatie beschreven. Het is ook voor het eerst dat de monitoren voor het PO en VO inhoudelijk op elkaar zijn afgestemd, waardoor vergelijkingen tussen beide schoolsoorten kunnen worden gemaakt. Deze provinciale monitor sluit nauw aan bij de landelijke monitor cultuureducatie, die in 2008 – 2009 is uitgevoerd. Mijn dank gaat uit naar het Ministerie van OCW voor het verlenen van toestemming om gebruik te maken van de vragenlijsten van de landelijke monitor en naar Oberon en Sardes voor het beschikbaar stellen van deze vragenlijsten. Het was plezierig en waardevol om gedurende het onderzoek te kunnen sparren met de leden van de begeleidingscommissie. Namens de opdrachtgever maakte Addy van Hemert (Provincie Noord-Brabant) deel uit van deze groep en namens de steunfuncties waren dat Maja Bunthof (Cubiss), Ad van Drunen (Kunstbalie) en Tera Uijtdewilligen (Erfgoed Brabant). Mijn dank gaat ook uit naar Suzanne Beek (KPC Groep) en Antoine Gerrits (Cultuurnetwerk Nederland) voor hun waardevolle bijdragen en adviezen. En vooral wil ik alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs in Noord-Brabant danken die hun medewerking aan dit onderzoek hebben verleend, door het invullen van de vragenlijsten. Zonder hun bijdrage zou dit rapport nooit tot stand zijn gekomen! Het grote aantal ingevulde vragenlijsten bevestigt opnieuw dat vele scholen in deze provincie cultuureducatie een warm hart toedragen. Tot slot een woord van dank aan de coördinatoren van de marktplaatsen cultuureducatie, die hebben gestimuleerd dat ‘hun’ scholen de vragenlijst invulden. Ria Timmermans
Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
1 INLEIDING
5
2 ONDERZOEKSOPZET EN RESPONS
7
2.1 Respons Primair Onderwijs
7
2.2 Respons Voortgezet Onderwijs
9
3 CULTUUREDUCATIE IN HET PRIMAIR ONDERWIJS IN
11
DE PROVINCIE NOORD-BRABANT
Inhoud
3.1 Visie en doelen cultuureducatie
11
3.2 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma
13
3.3 Samenhang en doorlopende leerlijnen
22
3.4 Samenwerking met culturele partners
24
3.5 Organisatie van cultuureducatie binnen de school
27
3.6 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie
32
3.7 Visie en doelen cultuureducatie
34
4 CULTUUREDUCATIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS
36
IN DE PROVINCIE NOORD-BRABANT 4.1 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma
38
4.2 Samenhang en doorlopende leerlijnen
46
4.3 Samenwerking met externe partners
48
4.4 Organisatie van cultuureducatie binnen de school
52
4.5 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie
57
4.6 Besteding cultuurkaart
60
5 VERANKERING VAN CULTUUREDUCATIE IN
64
BRABANTSE SCHOLEN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS 5.1 De verankeringsmaat
64
5.2 Verankering van cultuureducatie in het Primair Onderwijs
65
5.3 Verankering van cultuureducatie in het Voortgezet Onderwijs
66
5.4 Vergelijking primair en voortgezet onderwijs
67
6 CONCLUSIES PROVINCIALE MONITOR 2009-2010
73
NOORD-BRABANT
Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
6.1 Conclusies respons
73
6.2 Conclusies monitor primair onderwijs
74
6.3 Conclusies monitor voortgezet onderwijs
81
6.4 Conclusies verankering van cultuureducatie
89
1 INLEIDING De Provincie Noord-Brabant is al geruime tijd actief op het terrein van cultuurparticipatie en cultuureducatie. Haar beleid in deze is vastgelegd in het Brabants Programma Cultuurparticipatie 2009 – 2012. Ook voor eerdere jaren had de Provincie een dergelijk programma vastgesteld. Onderdeel van het Brabants Programma Cultuurparticipatie is (sinds 2006) het om de twee jaar uitvoeren van een onderzoek om in kaart te brengen wat de stand van zaken is op het terrein van cultuureducatie op scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de Provincie. Ook landelijk wordt - in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een monitor cultuureducatie uitgevoerd. Deze landelijke monitor wordt voor het primair onderwijs uitgevoerd door Sardes en voor het voortgezet onderwijs door onderzoeks- en adviesbureau Oberon. Vanaf 2009 worden de resultaten voor het primair en voortgezet 1
onderwijs in één publicatie gepresenteerd . De landelijke monitor wordt vanaf schooljaar 2008 2009 om de twee jaar uitgevoerd. KPC Groep heeft voor het Provinciale onderzoek aansluiting kunnen vinden bij deze landelijke monitor, met als voordeel dat de gegevens van NoordBrabant kunnen worden afgezet tegen de landelijke cijfers. De vragenlijst van de landelijke monitor is op een aantal punten aangepast voor dit Provinciale onderzoek. Zo is de lijst op maat gesneden van de Brabantse situatie. Onder andere door het opnemen van de Brabantse steunfuncties Kunstbalie, Erfgoed Brabant en Cubiss en van de marktplaatsen cultuureducatie. Maar ook zijn extra vragen opgenomen. Daardoor kan niet voor alle vragen een vergelijking worden gemaakt met de landelijke gegevens. Dit rapport bevat de resultaten van het stand van zaken onderzoek cultuureducatie, dat in het voorjaar van 2010 in opdracht van de Provincie Noord-Brabant is uitgevoerd door KPC Groep. In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven en worden de responsgegevens gepresenteerd voor zowel het primair als voortgezet onderwijs. Hoofdstuk 3 beschrijft de stand van zaken en ontwikkelingen op het terrein van cultuureducatie in het primair onderwijs. Omdat er geen eerdere vergelijkbare Provinciale gegevens bekend zijn, vindt uitsluitend een vergelijking plaats van de Provinciale gegevens van 2009-2010 met de landelijke gegevens 2008-2009. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan de visie op en doelstellingen van cultuureducatie (3.1), de invulling van cultuureducatie in het onderwijsprogramma (3.2), samenhang en doorlopende leerlijnen (3.3), samenwerking met externe partners (3.4), de organisatie van cultuureducatie binnen de school (3.5) en de evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie (3.6). In hoofdstuk 4 worden de stand van zaken en ontwikkelingen op het terrein van cultuureducatie in het voortgezet onderwijs beschreven. De opzet van dit hoofdstuk is hetzelfde als die van hoofdstuk 3, met twee uitzonderingen. In dit hoofdstuk worden de Provinciale en landelijke gegevens niet alleen voor respectievelijk 2009-2010 en 2008-2009 met elkaar vergeleken, maar 2
ook worden vergelijkingen gemaakt met het schooljaar 2007-2008 , voor zover daarover gegevens beschikbaar zijn. Bovendien bevat dit hoofdstuk één extra paragraaf over de besteding van de cultuurkaart. Voor dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van de cijfers cultuurkaart3
jaar 2008-2009 van het CJP .
1
Oberon en Sardes (2009). Cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Monitor 2008-2009.
Utrecht: Oberon en Sardes. Pagina 4/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
2
bron: R. Timmermans, M. Kalee en A. Gerrits (2008). Cultuureducatie op scholen voor voortgezet
onderwijs in de provincie Noord-Brabant. Stand van zaken onderzoek 2008. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep. 3
Bron: www.cultuurkaart.nl
Hoofdstuk 5 geeft informatie over de verankering van cultuureducatie in het primair en voortgezet onderwijs. Ook worden de gegevens zowel landelijk als provinciaal voor het primair en voortgezet onderwijs met elkaar vergeleken. In hoofdstuk 6 worden tot slot de samenvattende conclusies van de Provinciale monitor 20092010 gepresenteerd.
Pagina 5/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
2 ONDERZOEKSOPZET EN RESPONS Ten behoeve van dit monitoronderzoek zijn twee digitale vragenlijsten opgesteld: één voor scholen in het primair onderwijs en één voor scholen in het voortgezet onderwijs. Zoals eerder opgemerkt zijn de vragenlijsten van de landelijke monitor als basis gebruikt waardoor de gegevens van de landelijke en provinciale monitor vergeleken kunnen worden. In het onderzoek in de provincie Brabant is geen gebruik gemaakt van verkorte vragenlijsten, zoals dat landelijk wel het geval is geweest. In die verkorte vragenlijsten hebben scholen alleen de zogenaamde ‘verankeringsvragen’ (zie hoofdstuk 5) beantwoord. Alle overige vragen hebben zij niet beantwoord. . Vrijwel alle PO scholen en alle VO scholen in de Provincie Noord-Brabant hebben een brief ontvangen met het verzoek de digitale vragenlijst in te vullen. In de brief troffen zij informatie en inloggegevens aan om de lijst op internet te kunnen invullen. De scholen hebben ongeveer twee maanden (medio april tot medio juni) de gelegenheid gehad de vragenlijst in te vullen. Aan de scholen die eind mei nog niet hadden gereageerd is een tweede verzoek om medewerking verzonden. De vragenlijst is ook ter beschikking gesteld aan de coördinatoren van de marktplaatsen cultuureducatie, die scholen hebben gestimuleerd de lijst in te vullen. 2.1 Respons Primair Onderwijs De vragenlijst voor de provinciale monitor cultuureducatie primair onderwijs is aan 937 Brabantse scholen gestuurd. Het betreft scholen voor regulier basisonderwijs, voor speciaal basisonderwijs en voor speciaal onderwijs. In tegenstelling tot de landelijke monitor is er bij de Brabantse monitor voor gekozen om de vragenlijst ook aan scholen voor speciaal onderwijs toe te sturen. Voor een deel van deze scholen echter is deze vragenlijst - gezien hun doelgroep niet geschikt om in te vullen. Een dergelijke reactie ontvingen we bijvoorbeeld van een school, gekoppeld aan een justitiële inrichting en een school met leerlingen met zware meervoudige (lichamelijke en verstandelijke) beperkingen. Maar voor een ander deel van de scholen is de vragenlijst wel geschikt (zoals ook blijkt uit de respons) en leveren de antwoorden waardevolle gegevens. In totaal hebben 362 scholen hun medewerking aan het onderzoek verleend door de vragenlijst in te vullen. Dit is een respons van 39%. Ongeveer 5% van de Brabantse PO scholen heeft geen verzoek gekregen om de vragenlijst in te vullen. Met Sardes was namelijk de afspraak gemaakt, dat de scholen die in 2008-2009 aan de landelijke monitor hebben deelgenomen niet zouden worden benaderd voor de Provinciale monitor, zodat er geen sprake is van een dubbele belasting van deze scholen. . In het landelijk monitoronderzoek van 2008 – 2009 heeft Sardes 800 van de in totaal ongeveer 7000 scholen voor basisonderwijs (bao) en speciaal basisonderwijs (sbo) benaderd voor het onderzoek. Sardes heeft de vragenlijst niet gestuurd aan SO scholen. Van de 500 scholen (= 7% van alle PO scholen in Nederland en 63% van het aantal scholen dat was benaderd) die aan de landelijke monitor hebben meegewerkt hebben 349 scholen (= 5% van alle PO scholen in Nederland en 44% van het aantal scholen dat was benaderd) de gehele vragenlijst ingevuld en 151 (= 2% van alle PO scholen in Nederland en 19% van het aantal scholen dat was benaderd) de verkorte vragenlijst (met alleen verankeringsvragen; zie hoofdstuk 5).
Pagina 6/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
De respons is als volgt verdeeld over de schooltypen. Tabel 2.1: Respons PO naar schooltype N-Brabant 2010
Landelijk 2009
Regulier basisonderwijs (bao)
327
90%
476
95,2%
Speciaal basisonderwijs (sbo)
17
5%
24
4,8%
Speciaal onderwijs (so)
16
4%
-
-
2
1%
-
-
Onbekend Totaal
362
500
De landelijke vragenlijst is vooral ingevuld door de directeur van de school (52%) gevolgd door cultuurcoördinatoren (31%). Van de Brabantse respondenten vervult 71% de functie van cultuurcoördinator. 22% is directielid en 49% leraar. Ongeveer de helft van de respondenten in Noord-Brabant is zowel cultuurcoördinator als ook directielid en/of leraar. Van de scholen die de landelijke vragenlijst hebben ingevuld zijn er 68 (=14%)een Brede School. Van de scholen die de provinciale vragenlijst hebben ingevuld is de helft meer (21%; =76 scholen) een Brede School. Bij respectievelijk 11% (landelijk) en 14% (Noord-Brabant) van de Brede Scholen is een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur aangesteld. In NoordBrabant is 14% van de Brede Scholen van plan om dit te doen en heeft 41% van de Brede Scholen deze plannen niet. Bij 30% van de Brabantse Brede Scholen is de regeling combinatiefuncties niet bekend. Landelijk hebben 6 Brede Scholen een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur (dit is 1,2 % van alle scholen die aan de monitor hebben meegewerkt). Provinciaal zijn dat er 11 (= 3% van alle scholen die de monitor hebben ingevuld). Dit levert het volgende beeld op.
100% 90% 80% 70% 60%
combinatiefunctionaris
50%
brede scholen
40%
geen brede school
30% 20% 10% 0% Nederland
Noord-Brabant
Figuur 2.1: Aantal Brede Scholen PO
Zowel landelijk als provinciaal werken de Brede Scholen vooral samen met de bibliotheek (43% 4
en 80%), Centra voor de kunsten (39% en 41%) en de muziekschool (31% en 51%). Opvallend
Pagina 7/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
4
Tegenwoordig maken vele muziekscholen deel uit van een Centrum voor de Kunsten. Dit kan een mogelijke vertekening van de resultaten tot gevolg hebben. Deze opmerking geldt ook voor de resultaten op andere plaatsen in dit rapport.
is, dat het percentage Brede Scholen in Noord-Brabant dat met bibliotheken en muziekscholen samenwerkt aanzienlijk hoger is dan landelijk. 2.2 Respons Voortgezet Onderwijs De vragenlijst voor de provinciale monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs is aan 171 VO locaties gestuurd, die deel uitmaken van in totaal 109 scholen voor voortgezet onderwijs. Van de 171 schoollocaties hebben er 58 meegewerkt aan de monitor. Deze locaties maken deel uit van in totaal 46 scholen. Dit is respons van respectievelijk 34% (locaties) en 42% (scholen). Al deze scholen hebben gebruik gemaakt van de gehele, digitale vragenlijst. Ten behoeve van de landelijke monitor 2008 – 2009 voortgezet onderwijs, heeft Oberon een steekproef getrokken van de helft van alle 611 VO locaties in Nederland, evenwichtig verdeeld over regio, stedelijkheid en onderwijstype. Deze scholen zijn benaderd met een digitale vragenlijst. De digitale vragenlijst is beantwoord door 219 VO locaties. Daarnaast hebben 109 locaties meegewerkt aan de verkorte telefonische vragenlijst. De landelijke respons ligt daarmee in totaal (digitaal en telefonisch) op 54% (n = 328). Daarmee zijn de gegevens bekend van 27% van alle VO locaties in Nederland. Van alle 1222 VO locaties in Nederland hebben er 219 (=18%) de gehele lijst ingevuld en 109 (=9%) de verkorte lijst. De respons is als volgt verdeeld over de schooltypen. Tabel 2.2: Respons VO naar schooltype N-Brabant 2008 Voortgezet speciaal onderwijs (VSO) Categorale scholen voor praktijkonderwijs Vmbo scholen Havo/vwo/gymnasium scholen Scholen met breed onderwijsaanbod Onbekend
Landelijk 2008
N-Brabant 2010
Landelijk 2009
-
-
-
-
-
2
3%
-
2
3%
29
14%
3
5%
14%
27
44%
54
26%
18
30%
32%
18
29%
82
39%
13
22%
34%
15
24%
43
21%
22
37%
19%
-
-
-
-
2
3%
-
-
Onder de Brabantse scholen met een breed onderwijsaanbod vallen 3 scholengemeenschappen met vso (samen met praktijkonderwijs en/of vmbo stromen) en 19 scholengemeenschappen met een combinatie vmbo en havo en/of vwo en/of gymnasium. In vergelijking met de landelijke respons hebben in Noord-Brabant relatief minder categorale scholen voor praktijkonderwijs en havo/vwo/gymnasium scholen deelgenomen aan de monitor, maar meer scholen met een breed onderwijsaanbod. In vergelijking met de monitor van 2008 hebben in 2010 in de provincie Noord-Brabant minder vmbo scholen (-14%) en havo/vwo/gymnasium scholen (-7%) deelgenomen aan de monitor, maar meer scholen met een breed onderwijsaanbod (+13%). In 2008 is de vragenlijst niet aan VSO scholen gestuurd; in 2010 wel. De landelijke vragenlijst is vooral ingevuld door cultuurcoördinatoren en/of docenten. Een klein aantal vragenlijsten (12%) is ingevuld door directieleden. Bijna de helft van de respondenten in Noord-Brabant is zowel cultuurcoördinator als ook Pagina 8/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
directielid en/of docent. Van de Brabantse respondenten vervult 66% de functie van cultuurcoördinator. 16% is directielid en 53% leraar.
Een op de drie scholen (33%) die de landelijke vragenlijst heeft ingevuld is een Brede School. Dat is vergelijkbaar met de situatie in Noord-Brabant. Van de scholen die de provinciale vragenlijst hebben ingevuld is 34% een Brede School. Bij 25% van de Brede Scholen in NoordBrabant is een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur aangesteld. Van de overige Brede Scholen is 44% niet van plan een dergelijke functionaris aan te stellen. Bij 31% van de Brabantse Brede Scholen voor VO is de regeling combinatiefuncties niet bekend. Meer dan de helft van de Brabantse Brede Scholen werkt samen met Centra voor de kunsten (58%) en het theater (50%). Een derde van de Brabantse Brede Scholen werkt samen met de bibliotheek en ‘andere’ instellingen (waaronder een marktplaats cultuureducatie). Een kwart van de scholen werkt samen met de muziekschool.
Pagina 9/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
3 CULTUUREDUCATIE IN HET PRIMAIR ONDERWIJS IN DE PROVINCIE NOORD-BRABANT In dit hoofdstuk worden gegevens gepresenteerd over het hebben van een visie en doelen op het terrein van cultuureducatie (3.1), over de invulling van cultuureducatie in het onderwijsprogramma (3.2), over de samenhang binnen het curriculum en de doorgaande lijn (3.3), over de samenwerking van de scholen met culturele partners (3.4), over de organisatie van cultuureducatie binnen de school in termen van personeel en financiën (3.5) en over de rol van evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie (3.6). 3.1 Visie en doelen cultuureducatie 5
Een belangrijke doelstelling van de Regeling Versterking Cultuureducatie was het geven van een structurele plaats van cultuureducatie in het schoolcurriculum. Om cultuureducatie te kunnen inbedden in het onderwijsprogramma van de school is het van belang een visie op en doelen ten aanzien van cultuureducatie te formuleren. In deze paragraaf wordt nagegaan of en in hoeverre dit het geval is bij de PO scholen in Noord-Brabant. Tabel 3.1: Aanwezigheid van visie op cultuureducatie N-Brabant 2010 (n=350)
Landelijk 2009 (n=483)
Nee
10%
10%
Ja, maar deze is niet schriftelijk vastgelegd
20%
28%
21%
19%
49%
43%
Ja, deze is vastgelegd in het schoolplan en/of de schoolgids Ja, deze is vastgelegd in een apart cultuurbeleidsplan
Zowel landelijk als provinciaal heeft 90% van de scholen een visie op cultuureducatie geformuleerd. Provinciaal (70%) hebben meer scholen de visie vastgelegd dan landelijk (62%). Bijna de helft van de Brabantse scholen heeft de visie vastgelegd in een apart cultuurbeleidsplan. Landelijk is er een duidelijke samenhang gevonden tussen het volgen van de cursus ICC en het al dan niet beschikken over een apart cultuurbeleidsplan: 74% van de scholen met een opgeleide cultuurcoördinator heeft een apart cultuurbeleidsplan, bij de scholen zonder opgeleide cultuurcoördinator is dat 36%. De verschillen zijn significant. Ook in de provincie Noord-Brabant treffen we deze samenhang aan, zoals blijkt uit onderstaand figuur.
Pagina 10/94
5
Oktober 2010
Images/PO%26KOO40032%20Regeling%20cultuureducatie%20PO%202008-2011_tcm210-104733.pdf
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Zie https://www.cfi.nl/Secure/Con-
100% 90% 80%
11%
9%
5% 41%
70% 60% 50% 40%
70%
72%
Visie in apart beleidsplan
49% Visie in schoolplan / schoolgids 33%
30% 20% 10% 0%
35% 17% Geen ICC
Wel visie, niet vastgelegd 17%
22%
9% 4%
5%
Geen visie
ICC ICC met ICC KPC zonder ICC Groep scholing scholing scholing
Figuur 3.1: samenhang tussen het hebben van een ICC’er, gevolgde scholing en beschikken over cultuurbeleidsplan
De meeste Brabantse scholen zonder een cultuurcoördinator hebben of geen visie op cultuureducatie (35%) of hebben deze visie niet schriftelijk vastgelegd (49%). Van de scholen die een ICC’er hebben, die geen scholing heeft gevolgd heeft 17% geen visie en 33% een visie die niet schriftelijk is vastgelegd. Van de scholen met een ICC’er die scholing heeft gevolgd beschikt het merendeel (87% van de scholen waar ICC is gevolgd en 95% van de scholen die de scholing van KPC Groep hebben gevolgd) over een vastgelegde visie. De meeste scholen (70% van de scholen met ICC scholing en 72% van de scholen met scholing van KPC Groep) hebben deze visie in een apart beleidsplan vastgelegd. Op 25 scholen heeft de ICC’er zowel de ICC cursus gevolgd, als het scholingstraject van KPC Groep. Er zijn dus 25 scholen waarvan de informatie zowel in de voorlaatste als laatste kolom is opgenomen. Ook voor de provincie Noord-Brabant is er een significante samenhang gevonden tussen het volgen van een opleiding (cursus ICC en/of ondersteuningstraject KPC Groep) en het al dan niet beschikken over een apart cultuurbeleidsplan. Niet alleen is het hebben van een visie op cultuureducatie van belang; maar ook het hebben van een visie die past binnen, ofwel is ingebed in, de algehele visie van de school. Onderstaande figuur geeft hierover informatie.
60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Niet
Een beetje
.Grotendeels
Helemaal
Figuur 3.2: Inbedding van de visie op cultuureducatie in de algehele visie van de school Pagina 11/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Uit deze figuur blijkt, dat minder dan de helft van de Brabantse scholen aangeeft dat dit grotendeels (39%) of helemaal (8%) het geval is. Bij de meeste scholen (52%) is de visie op cultuureducatie slechts een beetje ingebed in de algehele visie van de school. Voor de toekomst is dat een aandachtspunt. Zowel in de landelijke als provinciale monitor is de scholen gevraagd welke doelen ze willen bereiken met cultuureducatie. De antwoorden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 3.2: Doelen die scholen voor PO willen bereiken met cultuureducatie N-Brabant 2010 n=343
Landelijk 2009 n=483
Doelen voor leerlingen Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur
99%
98 %
Deelname aan kunst en cultuur buiten school stimuleren
59%
62 %
71%
79%
48%
48 %
73%
75%
59%
57 %
65%
63%
66%
71%
1%
-
Het schoolklimaat verbeteren
33%
31 %
Breed aanbod voor leerlingen realiseren
91%
88 %
Profileren als kunst/cultuurschool
11%
7%
Geen doelen / anders
3%
8%
Sociaal - emotionele ontwikkeling stimuleren (zelfbeeld, sociale vaardigheden, etc.) Talentontwikkeling stimuleren Kennis/vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur vergroten Leerlingen leren omgaan met verschillende culturen Leerlingen leren waarnemen, herkennen, analyseren en waarderen Leerlingen kennis van en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen Anders Doelen voor de school
Vrijwel alle scholen, zowel landelijk (98%) als provinciaal (99%), willen leerlingen met behulp van cultuureducatie in aanraking brengen met kunst en cultuur. Ook het realiseren van een breed aanbod voor leerlingen staat zowel landelijk (88%) als provinciaal (91%) bij vrijwel alle scholen hoog in het vaandel. Het stimuleren van de sociaal - emotionele ontwikkeling van leerlingen staat zowel landelijk (79%) als provinciaal (71%) hoger op de lijst van te bereiken doelstellingen dan het stimuleren van talentontwikkeling (in beide gevallen 48% van de scholen). Het bijbrengen van kennis van en waardering voor de eigen omgeving scoort landelijk (71%) hoger als doelstelling dan bij de Brabantse scholen (66%). Het profileren van de school als kunst/cultuurschool daarentegen scoort in Brabant (11%) hoger dan in Nederland (7%). 3.2 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma In deze subparagraaf wordt gerapporteerd hoe de verschillende disciplines van cultuureducatie een invulling krijgen in het onderwijsprogramma. Het gaat hierbij om kunsteducatie, erfgoededucatie, literatuureducatie en media-educatie / mediawijsheid. Ook wordt nagegaan hoe de Canon van Nederland leeft op de PO scholen en/of in hoeverre culturele activiteiten in of door de school worden georganiseerd. Pagina 12/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
6
Cultuureducatie definiëren we als: ‘Alle vormen van educatie waarbij cultuur of kunst als doel of als middel worden ingezet. In de beleidstermen van OCW is het de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie. Ook wordt literatuureducatie soms apart vermeld.’ 3.2.1 Kunsteducatie De meeste Brabantse scholen bieden kunsteducatie aan als onderdeel van expressievakken (tekenen, muziek, enzovoort) (90%) en/of in vakoverstijgende projecten of thema’s (88%). Een klein deel van de scholen biedt kunsteducatie na of tussen de lesuren (17%) aan of op een andere manier (15%). Als ‘andere manieren’ zijn onder meer genoemd: via een kunstmenu, in andere vakken (zoals geschiedenis, godsdienst, wereldoriëntatie) en met methoden (zoals Topondernemers, methode Da Vinci)
Anders
Vakoverstijgend
In expressievakken
Na of tussen lesuren 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 3.3: Het aanbieden van kunsteducatie in het PO 7
Een algemeen geaccepteerde indeling in de wijze waarop leerlingen deelnemen aan kunsteducatie is: actief, receptief en reflectief. Bij actieve kunstbeoefening ‘maken’ leerlingen zelf kunst, zoals schilderen, muziek spelen, enzovoort. Bij receptieve kunstbeoefening ‘ondergaan’ leerlingen kunst: ze luisteren en kijken naar anderen die kunst beoefenen / hebben beoefend. Bij reflectieve kunstbeoefening ‘reflecteren’ leerlingen op kunstbeoefening van zichzelf of van anderen. Landelijk wordt op PO scholen de meeste aandacht besteed aan actieve kunstbeoefening (gemiddeld besteden scholen 61% van hun tijd voor kunsteducatie op actieve wijze). Een kwart van de tijd wordt besteed aan receptieve kunstbeoefening en 16% van de tijd aan reflectieve kunstbeoefening. Voor Noord-Brabant zijn de cijfers vergelijkbaar, met nuances voor de onder- en bovenbouw van het primair onderwijs. De meeste tijd wordt besteed aan actieve kunstbeoefening (57% bovenbouw en 67% onderbouw). Ook in Noord-Brabant wordt ongeveer een kwart van de tijd besteed aan receptieve kunstbeoefening: 23% in de onderbouw en 27% in de bovenbouw. Aan reflectieve kunstbeoefening wordt in de onderbouw 10% van de tijd besteed en in de bovenbouw 16%.
6
Definitie van Cultuurnetwerk Nederland, zoals ook gehanteerd in de landelijke monitor cultuureducatie
2008 – 2009. Pagina 13/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
7
Zie onder meer: http://www.cultuurnetwerk.nl/cultuureducatie/begrippen_en_definities.html
3.2.2 Erfgoededucatie 8
Erfgoededucatie definiëren we als: ‘alle vormen van educatie waarbij cultureel erfgoed als doel of als middel wordt ingezet. Cultureel erfgoed omvat overblijfselen uit het verleden die een samenleving belangrijk vindt om te bewaren en te beschermen. Daartoe rekenen we voorwerpen in musea, archeologische sporen en vondsten, documenten en beeldmateriaal in archieven, monumenten en de gebouwde omgeving, natuurmonumenten en landschappen, industrieel erfgoed en mobiel erfgoed. Ook immaterieel erfgoed zoals verhalen, taaluitingen, tradities en gebruiken behoort hiertoe’. Tabel 3.3: Wijzen waarop erfgoededucatie aan bod komt op scholen voor PO N-Brabant Landelijk 2009 2010 Niet
1%
17%
Als onderdeel van cultuureducatie
76%
67%
83%
88%
Als onderdeel van andere kennisgebieden
22%
15%
Als onderdeel van omgevingsonderwijs
26%
35%
In vakoverstijgende projecten en thema's
72%
67%
Anders
4%
-
Als onderdeel van geschiedenis, aardrijkskunde (oriëntatie op jezelf en de wereld)
Op de meeste scholen komt erfgoededucatie aan bod als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde (oriëntatie op jezelf en de wereld). Dit is zowel landelijk (88%) als in NoordBrabant (83%) het geval. Op driekwart van de Brabantse scholen en tweederde van de PO scholen in Nederland komt erfgoededucatie ook aan bod als onderdeel van cultuureducatie. Opmerkelijk is, dat op 17% van de Nederlandse scholen erfgoededucatie helemaal niet aan bod komt. Dit geldt voor slechts 1% van de Brabantse scholen. Landelijk komt erfgoededucatie vaker aan bod als onderdeel van omgevingsonderwijs (35% versus 26%). Dit is consistent met de gegevens in tabel 3.2, waarin we zagen dat de doelstelling ‘Leerlingen kennis van en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen’ vaker landelijk dan provinciaal van toepassing is. Daarentegen komt in Noord-Brabant erfgoededucatie vaker aan bod in vakoverstijgende projecten en thema's (72%) dan landelijk (67%). Tabel 3.4: Manieren waarop PO scholen aandacht besteden aan erfgoededucatie N-Brabant 2010 Landelijk 2009 (n=321) (n=366) Leerlingen bezoeken historische musea
81%
85%
Leerlingen bezoeken archieven
20%
13%
Leerlingen bezoeken monumenten
59%
67%
Leerlingen bezoeken archeologische vindplaatsen
15%
15%
82%
80%
62%
71%
44%
48%
4%
-
Leerlingen maken gebruik van verhalen, tradities en gewoonten Leerlingen gebruiken de cultuur-historische omgeving van de school Leerlingen werken met concrete voorwerpen en objecten Anders Pagina 14/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
8
Definitie van Erfgoed Nederland, zoals ook gehanteerd in de landelijke monitor cultuureducatie 2008 –
2009.
Zoals blijkt uit tabel 3.4, is er in grote lijnen weinig verschil in de manieren waarop scholen landelijk dan wel provinciaal aandacht besteden aan erfgoededucatie. De meest voorkomende manieren zijn, dat leerlingen historische musea bezoeken en gebruik maken van verhalen, tradities en gewoonten (meer dan 80% van alle scholen). Landelijk komt het vaker voor dat leerlingen monumenten bezoeken, werken met concrete voorwerpen en objecten en de cultuurhistorische omgeving van de school gebruiken. In Noord-Brabant bezoeken leerlingen iets vaker archieven dan landelijk. 3.2.3 Literatuureducatie 9
Literatuureducatie definiëren we als: ‘het streven naar literaire competentie, door middel van educatieve activiteiten die in relatie staan tot of verwijzen naar literatuur en de daartoe gerekende genres. Bij literaire competentie wordt een onderscheid gemaakt tussen aanbodgerichte, tekstgerichte en lezersgerichte vaardigheden. Het doel van aanbodgerichte vaardigheden is wegwijs weten in het brede aanbod van boeken en organisaties. Met tekstgericht wordt bedoeld: kennis van en inzicht in kenmerken van literaire teksten. Tekstgerichte vaardigheden zorgen ervoor dat kinderen en jongeren in staat zijn boeken te kiezen, te waarderen en beter beargumenteerd te reflecteren op boeken (lezersgerichte vaardigheden)’.
Noord-Brabant
8%
Anders
58%
In vakoverstijgende projecten 33%
Onderdeel andere vakken
86%
Onderdeel Taal 5%
Niet 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 3.4: Het aanbieden van literatuureducatie in het PO
Op de Brabantse scholen komt literatuureducatie het vaakst (86% van de scholen) aan bod als onderdeel van het vak taal. Maar ook komt het op meer dan de helft van de scholen aan bod in vakoverstijgende projecten. Vijf procent van de scholen geeft aan dat literatuureducatie bij hen niet aan bod komt. Vergelijkende landelijke gegevens zijn niet beschikbaar. Er zijn vele manieren waarop scholen voor PO aandacht besteden aan literatuureducatie (zie tabel 3.5). Tabel 3.5: Manieren waarop PO scholen aandacht besteden aan literatuureducatie N-Brabant 2010 Landelijk 2009 (n=313) (n=433) Voorlezen van kinder- en jeugdliteratuur
96%
99%
Leerlingen lezen kinder- en jeugdliteratuur
94%
97%
Georganiseerd bibliotheekbezoek
86%
-
-
67%
99%
98%
Activiteiten en projecten met de bibliotheek Aandacht voor de Kinderboekenweek Pagina 15/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
9
Bron: Doorgaande leeslijn 0-18, uitgave van Stichting Lezen, 2005.
N-Brabant 2010 (n=313)
Landelijk 2009 (n=433)
76%
63%
79%
-
8%
15%
Aandacht voor de Nationale voorleesdagen Activiteiten op het gebied van leesbevordering en/of kinder-/jeugdliteratuur Anders
In Noord-Brabant worden verhoudingsgewijs vaker activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de bibliotheek en is er meer aandacht voor de Nationale voorleesdagen dan in Nederland. 3.2.4 Media-educatie / mediawijsheid Media-educatie / mediawijsheid
10
definiëren we als: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en
mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’.
Anders
8%
In vakoverstijgende projecten
66% 45%
Onderdeel andere vakken
Landelijk
52% 55%
Onderdeel cultuureducatie
Noord-Brabant
42% 57% 37%
Niet
12% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Figuur 3.5: Het aanbieden van media-educatie / mediawijsheid in het PO
Opvallend is, dat media-educatie / mediawijsheid op ruim een derde van de scholen in Nederland niet wordt aangeboden. Dat zijn drie keer zoveel scholen als in Brabant. Landelijk wordt media-educatie / mediawijsheid het vaakst aangeboden in vakoverstijgende projecten (66%). In Brabant is dit op 45% van de scholen het geval. In Brabant kiezen relatief meer scholen ervoor om media-educatie / mediawijsheid aan te bieden als onderdeel van cultuureducatie en/of als onderdeel van andere vakken. Tabel 3.6: Manieren waarop PO scholen aandacht besteden aan media-educatie / mediawijsheid
Leerlingen leren praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ictvaardigheden, audio/videoproductie technieken) Leerlingen maken zelf mediaproducten (bijvoorbeeld websites, games) Leerlingen worden zich bewust van de grote rol die media spelen in de maatschappij
N-Brabant 2010 (n=287)
Landelijk 2009 (n=274)
94%
95%
38%
40%
72%
76%
Pagina 16/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
10
Definitie Raad voor Cultuur, zoals ook gehanteerd in de landelijke monitor cultuureducatie 2008 – 2009.
N-Brabant 2010 (n=287)
Landelijk 2009 (n=274)
76%
83%
4%
13%
Leerlingen leren hoe ze kritisch / verantwoord met media kunnen omgaan (bijvoorbeeld spam, virussen, digitaal pesten) Anders
Vrijwel alle PO scholen schenken aandacht aan het leren van praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ict-vaardigheden, audio/videoproductie technieken) door leerlingen. Ook het leren om kritisch / verantwoord om te gaan met media speelt op de meeste scholen een rol. Dit is relatief op meer scholen in Nederland het geval dan in Brabant. De derde manier waarop ongeveer driekwart van de scholen aandacht besteedt aan media-educatie / mediawijsheid is het bewust laten worden van leerlingen van de grote rol die media spelen in de maatschappij. Een op de vier scholen laat leerlingen zelf mediaproducten maken. 3.2.5 Canon van Nederland Of scholen de Canon van Nederland wel of niet gebruiken en zo ja, of dit incidenteel, structureel of projectmatig is, wordt zichtbaar in figuur 3.6. Deze figuur laat grote verschillen zien tussen PO scholen in Brabant en in (de rest van) Nederland.
45%
50%
50%
45% 40% 35%
Niet en niet van plan
30%
Niet, maar wel van plan
25%
Incidenteel
25% 20% 15%
17%
Structureel 12%
9% 10%
10%
Projectmatig
12% 8%
7%
Anders 5% 1%
5% 0% N-Brabant
Landelijk
Figuur 3.6: Het gebruik van de Canon van Nederland door PO scholen
In Noord-Brabant maakt 29% van de scholen geen gebruik van de Canon; in Nederland is dat twee en een half keer zo veel: 75%. Dit grote verschil kan mogelijk (deels) worden verklaard uit het tijdstip van afname van de vragenlijst. De landelijke monitor is een jaar eerder afgenomen dan de provinciale monitor, en juist in dat tussenliggend jaar is veel aandacht besteed aan de Canon van Nederland. Bijna de helft van de scholen in Brabant maakt incidenteel gebruik van de Canon in het onderwijsprogramma. In Nederland doen 4 keer minder scholen dit. 27% van de scholen in Brabant gebruikt de Canon structureel, projectmatig of anders. In Nederland gebeurt dit op 13% van de scholen. Opvallend is, dat landelijk een groter percentage van alle typen gebruikers gebruik maken van de Canon dan in Noord-Brabant (zie figuur 3.7), terwijl de Canon in Noord-Brabant vele malen vaker wordt gebruikt. Pagina 17/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
3% 8%
Anders
Vakleerkrachten
4% 1% Landelijk
21% 18%
ICC'er
N-Brabant 96% 89%
leraar 16%
Directie
5% 0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
Figuur 3.7: Gebruikers van de Canon van Nederland op PO scholen
Zowel landelijk als in Brabant maakt de groepsleraar veruit het vaakst gebruik van de Canon. De website www.entoen.nu is landelijk bij 42% van de scholen bekend en in Brabant bij 38%. 3.2.6 Deelname aan culturele activiteiten in schoolverband Uit onderstaande figuur blijkt, dat de scholen in de Provincie Noord-Brabant vaker in schoolverband deelnemen aan culturele activiteiten (met een of meerdere groepen) dan landelijk het geval is.
N-Brabant
Landelijk
56%
Ieder schooljaar meerdere activiteiten
73%
Ieder schooljaar één activiteit
21%
Regelmatig, niet ieder schooljaar
30%
13% 6% 1% 1%
Nooit
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Figuur 3.8: Deelname in schoolverband aan culturele activiteiten
Zowel landelijk als provinciaal organiseert slechts 1% van alle scholen nooit culturele activiteiten in schoolverband. Landelijk organiseert 43% van de scholen hooguit één culturele activiteit per schooljaar. In Brabant is dit voor 27% van de scholen het geval. Bijna driekwart van de Brabantse scholen organiseert ieder schooljaar meerdere activiteiten. Dit is landelijk voor ruim de helft van de scholen het geval. Hoe de scholen gewoonlijk te werk gaan bij de selectie van het aanbod van culturele activiteiten is te lezen in onderstaande tabel. Pagina 18/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 3.7: Het selecteren van aanbod van culturele activiteiten door PO Scholen N-Brabant 2010 (n=316)
Landelijk 2009 (n=424)
Wij kopen voor elk schooljaar ad hoc losse activiteiten in
6%
16%
Wij kopen een kant-en-klaar kunstmenu
42%
26%
Wij passen een kunstmenu aan onze wensen aan
9%
18%
Wij maken zelf een programma voor culturele activiteiten
22%
24%
6%
16%
16%
-
Wij geven een instelling de opdracht een cultuurprogramma samen te stellen op basis van onze wensen Anders
Het jaarlijks ad hoc inkopen van losse activiteiten komt vaker landelijk (16%) voor dan provinciaal (6%). Daarentegen geven Brabantse scholen (6%) minder vaak een opdracht aan instellingen om een cultuurprogramma samen te stellen op basis van hun wensen, dan landelijk (16%). Het inkopen van een kant-en-klaar kunstmenu (al dan niet aangepast aan de eigen wensen van de school) komt vaker voor bij Brabantse PO scholen (51%) dan landelijk (44%). Maar landelijk wordt dit kunstmenu vaker (18%) aangepast aan de eigen wensen dan in Noord-Brabant (9%). Tabel 3.8: Culturele activiteiten die binnenschools plaatsvonden op PO scholen in NoordBrabant in 2009 - 2010
nooit
één keer
meerdere keren
12% 23%
43% 67%
45% 10%
21% 26%
46% 49%
33% 25%
14% 23%
52% 55%
34% 22%
14% 34%
49% 44%
37% 22%
23% 45%
58% 33%
19% 22%
14% 30%
60% 27%
26% 43%
6% 15%
38% 37%
56% 48%
Beeldend kunstenaar/tentoonstelling Noord-Brabant Landelijk
Concert/musici Noord-Brabant Landelijk
Toneel/poppentheater Noord-Brabant Landelijk
Dans/dansers Noord-Brabant Landelijk
Film/video/fotografie Noord-Brabant Landelijk
Schrijver/dichter Noord-Brabant Landelijk
Bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea, archieven of andere culturele instellingen Noord-Brabant Landelijk
Voor alle genoemde culturele activiteiten geldt, dat deze op Brabantse PO scholen vaker aan Pagina 19/94
bod komen dan landelijk. Vooral de activiteiten met beeldend kunstenaar/tentoonstelling
Oktober 2010
(+35%), concert/musici (+12%), toneel/poppentheater (+12%), dans/dansers (+15%) en
CB1.10KO.0074 mab (10529)
bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea, archieven of andere culturele instellingen (+8%) zijn in 2009 – 2010 vaker meerdere keren aan bod geweest op Brabantse scholen dan landelijk. Het meerdere keren per jaar inschakelen van schrijvers/dichters op school komt landelijk vaker voor dan in de provincie Noord-Brabant (+17%). Er zijn scholen, waar sommige culturele activiteiten wel 40 keer per jaar worden uitgevoerd. Ook is scholen gevraagd hoe vaak culturele activiteiten buiten het schoolgebouw (maar wel in schoolverband) plaatsvonden in 2009 – 2010. De antwoorden zijn in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 3.9: Culturele activiteiten die buiten de school (maar wel in schoolverband) plaatsvonden op PO scholen in Noord-Brabant in 2009 - 2010
nooit
één keer
meerdere keren
Noord-Brabant
15%
39%
46%
Landelijk
15%
37%
48%
36% 47%
50% 38%
14% 15%
23% 22%
48% 46%
29% 32%
34% 62%
50% 26%
16% 12%
67% 67%
28% 29%
6% 4%
57% 53%
32% 35%
12% 12%
49% 62%
38% 27%
12% 11%
13% 19%
46% 47%
41% 34%
18% 29%
51% 48%
31% 23%
31% 28%
33% 41%
36% 31%
Bezoek aan museum/tentoonstelling beeldende kunst
Bijwonen van concert buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bijwonen van theatervoorstelling buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bijwonen van dansvoorstelling buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bijwonen van musical/opera buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bijwonen van filmvoorstelling buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bijwonen van voordracht schrijver/dichter buiten school Noord-Brabant Landelijk
Bezoek aan historisch of streekmuseum Noord-Brabant Landelijk
Bezoek aan monument/bezienswaardige gebouwen/archeologische vindplaats /stadswandeling Noord-Brabant Landelijk
Onderzoek in de directe schoolomgeving Noord-Brabant Pagina 20/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Landelijk
In het algemeen worden buitenschoolse culturele activiteiten in schoolverband minder vaak ondernomen dan binnenschoolse activiteiten. Wel hebben vrijwel alle scholen (zowel landelijk als in Brabant 85%) in 2009 – 2010 een of meerdere bezoeken gebracht aan een museum / tentoonstelling beeldende kunst. Ook brengen de meeste scholen een of meerdere bezoeken aan een historisch of streekmuseum (87% N-Brabant en 81% landelijk). Het bijwonen van een dansvoorstelling buiten school komt veel vaker (+28%) voor op Brabantse PO scholen dan landelijk.
3.3 Samenhang en doorlopende leerlijnen Op het merendeel van de PO scholen is er voor sommige (50%) of alle activiteiten (21%) sprake van samenhang. Tabel 3.10: Samenhang culturele activiteiten op PO scholen
N-Brabant 2010 (n=312)
Landelijk 2009 (n=426)
25%
20%
50%
55%
Er is sprake van één samenhangend, structureel programma
21%
25%
Anders
4%
-
Er is sprake van incidentele, losstaande activiteiten Sommige activiteiten zijn – bijvoorbeeld qua thema of onderwerp – op elkaar afgestemd
Landelijk blijkt het voor het aanbrengen van samenhang in het programma uit te maken of de cultuurcoördinator de cursus voor Interne Cultuurcoördinator heeft gevolgd: op slechts 8% van deze scholen (met cursus) is er geen enkele samenhang in het programma, terwijl dat op 21% van de scholen waar de cursus niet is gevolgd, het geval is. In Noord-Brabant is de samenhang tussen het gevolgd hebben van een opleiding en de mate waarin sprake is van samenhang in het programma zichtbaar gemaakt in onderstaande figuur.
60% 52% 49%
50%
Incidentele, losstaande activiteiten
43% 40%
34%
36%
30% 20%
27% 21%
Sommige activiteiten afgestemd Eén samenhangend, structureel programma
19%
Anders
10%
5%
7%
7%
0% Geen opleiding
ICC
KPC aanbod
Figuur 3.9: Mate waarin sprake is van samenhang in het programma cultuureducatie versus het gevolgd hebben van een opleiding op Brabantse scholen voor PO
Uit figuur 3.9 blijkt, dat relatief de meeste scholen zonder een opgeleide ICC’er incidentele, losstaande activiteiten op het terrein van cultuureducatie uitvoeren (36%). Van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd voert 27% incidentele, losstaande activiteiten, tegenover 7% van de scholen die het ondersteuningstraject van KPC Groep heeft gevolgd. Pagina 21/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Het afstemmen van sommige activiteiten gebeurt op 43% van de scholen zonder een opgeleide ICC’er, op 49% van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd en op 52% van de scholen waar het ondersteuningstraject van KPC Groep is gevolgd.
Het uitvoeren van één samenhangend programma komt voor op 21% van de scholen met een ICC’er zonder opleiding, op 19% van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd en op 34% van de scholen waar het ondersteuningstraject van KPC Groep is gevolgd. Indien voor de Brabantse scholen waar de ICC’er geen opleiding heeft gevolgd, een uitsplitsing wordt gemaakt naar scholen die dat ook niet van plan zijn, en scholen die dat wel van plan zijn, zien we opmerkelijke verschillen. Deze verschillen hebben met name betrekking op het percentage scholen dat incidentele, losstaande activiteiten uitvoert en het percentage scholen dat sommige activiteiten op elkaar afstemt. Incidentele, losstaande activiteiten komen het meest (49%) voor op de scholen die geen plannen hebben voor een opleiding en slechts op 15% van de scholen die wel plannen hebben. De afstemming van sommige activiteiten op elkaar komt voor op 30% van de scholen zonder opleidingsplannen en 64% van de scholen met opleidingsplannen. Evenveel scholen met als zonder opleidingsplannen zeggen één samenhangend programma te hebben (21%). Landelijk werkt ongeveer driekwart van de scholen in enige of grote mate met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie. In Brabant zijn er minder scholen (ongeveer tweederde) die in enige of grote mate werken met een doorlopende leerlijn. Tabel 3.11: Het werken met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie Niet In enige mate
in grote mate
Het programma is cumulatief: het bouwt wat betreft kennis en vaardigheden steeds voort op wat eerder is gedaan Noord-Brabant
30%
56%
14%
Landelijk
22%
63%
15%
Noord-Brabant
37%
48%
15%
Landelijk
27%
56%
17%
Activiteiten binnen de school en de culturele activiteiten die buiten school worden gevolgd zijn op elkaar afgestemd
Van een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs is slechts bij enkele scholen sprake. De meeste scholen zijn ook niet van plan aandacht te schenken aan deze afstemming tussen hun school en scholen voor voortgezet onderwijs. Tabel 3.12: Een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs
N-Brabant 2010 n= 315
Landelijk 2009
Nee, dat is geen aandachtspunt op onze school
87%
87%
Nee, maar dat zijn we wel van plan
10%
11%
Ja, hier hebben we contact over gelegd met het voortgezet onderwijs Ja, er vindt afstemming plaats met het voortgezet onderwijs, op het gebied van… Pagina 22/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
1% 2%
2%
3.4 Samenwerking met culturele partners Aan de scholen is gevraagd met welke externe partners zij samenwerken bij de invulling van het curriculum of cultuureducatieve activiteiten, en op welke manier. Tabel 3.13: Samenwerking tussen PO scholen en culturele instellingen
School maakt gebruik van beschikbaar aanbod instelling
School formuleert vraag, instelling speelt daarop in
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen samenwerking
53% 56%
16% 8%
5% 9%
26% 27%
50% 42%
13% 7%
8% 8%
29% 43%
67% 62%
12% 8%
3% 5%
18% 25%
52% 48%
12% 7%
4% 4%
32% 41%
43% 39%
12% 5%
7% 5%
38% 51%
29% 32%
30% 17%
12% 9%
29% 42%
13% 9%
7% 3%
4% 2%
76% 86%
34% 31%
11% 5%
3% 4%
52% 60%
32% -
12% -
6% -
50% -
23% 15%
6% 2%
2% 1%
70% 82%
28% 29%
6% 3%
2% 1%
65% 67%
69% 73%
14% 12%
14% 12%
3% 3%
Centrum voor kunst en cultuur Noord-Brabant Landelijk
Muziekschool Noord-Brabant Landelijk
Museum Noord-Brabant Landelijk
Theater/theatergezelschap Noord-Brabant Landelijk
Muziekgezelschap (orkest, band, etc.) Noord-Brabant Landelijk
Individuele kunstenaars Noord-Brabant Landelijk
Vereniging voor amateurkunst Noord-Brabant Landelijk
Monument, depot of archeologische vindplaats Noord-Brabant Landelijk
Heemkundekring Noord-Brabant Landelijk
Archief Noord-Brabant Landelijk
Filmhuis/bioscoop Noord-Brabant Landelijk
Bibliotheek Noord-Brabant Pagina 23/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Landelijk
School maakt gebruik van beschikbaar aanbod instelling
School formuleert vraag, instelling speelt daarop in
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen samenwerking
Provinciale steunfunctie-instelling Noord-Brabant: Kunstbalie
49%
5%
8%
37%
Noord-Brabant: Erfgoed Brabant
51%
10%
3%
36%
Noord-Brabant: Cubiss Landelijk
9%
1%
1%
89%
25%
5%
6%
64%
38% -
13% -
12% -
37% -
13% -
4% -
2% -
81% -
Marktplaats cultuureducatie Noord-Brabant Landelijk
Ondersteunende instelling voor kunst / cultuur buiten de Provincie Noord-Brabant Landelijk
Zowel landelijk als provinciaal blijken de meeste scholen samen te werken met de bibliotheek. Slechts 3% van de scholen werkt niet samen met een bibliotheek. Opvallend is, dat voor alle genoemde culturele instellingen geldt, dat meer Brabantse scholen hiermee samenwerken dan landelijk het geval is. Ook valt op, dat de samenwerkingsvorm ‘de school formuleert de vraag en de instelling speelt daarop in’ relatief vaker voorkomt in Brabant dan landelijk. In Noord-Brabant werken scholen relatief vaker samen met de muziekschool, een muziekgezelschap, individuele kunstenaars, archief en een vereniging voor amateurkunst. In de samenwerking met individuele kunstenaars valt vooral op, dat 30% van de Brabantse scholen een vraag formuleert waarop de kunstenaars inspelen en 12% van de scholen samen met de kunstenaars aanbod ontwikkelt en uitvoert. Dit is hoog in vergelijking met andere instellingen, waarbij de scholen vooral gebruikmaken van beschikbaar aanbod. Binnen de provincie Noord-Brabant leveren de toegekende subsidies voor ‘kleine schoolprojecten’ en voor ‘productontwikkeling’ ongetwijfeld een bijdrage aan deze hoge mate van samenwerking. In 2009 zijn in totaal 242 subsidies voor ‘kleine schoolprojecten’ toegekend (voor een totaalbedrag van € 137.000,--) en 48 subsidies voor ‘productontwikkeling’ (voor een totaalbedrag van € 335.000,--). Ten aanzien van de provinciale steunfunctie-instellingen valt op, dat ongeveer tweederde van de Brabantse scholen samenwerkt met Kunstbalie (63%) en Erfgoed Brabant (64%). Dat is aanzienlijk meer dan landelijk samenwerking met provinciale steunfunctie-instellingen plaatsvindt (36%). Met Cubiss werkt 11% van de scholen samen. Dit lage percentage hangt waarschijnlijk samen met de andere rol die Cubiss speelt in vergelijking met de twee andere instellingen. Waar de andere instellingen zowel zijn gericht op scholen als ook op andere doelgroepen, is Cubiss primair gericht op de bibliotheken als intermediair. En uit de cijfers blijkt een zeer sterke samenwerkingsrelatie tussen scholen en bibliotheken. Naast culturele instellingen zijn er partijen die vanuit een andere rol een bijdrage kunnen leveren aan de vormgeving van cultuureducatie op scholen. Sommige partijen (zoals provinciale Pagina 24/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
steunfunctie-instellingen en marktplaatsen cultuureducatie) kunnen zowel in termen van samenwerking als in termen van ondersteuning een rol spelen.
Tabel 3.14: Partijen die een rol spelen bij de invulling van het curriculum en/of cultuureducatieve activiteiten van PO scholen
School maakt gebruik van ondersteuning
School voert overleg over cultuureducatie
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen ondersteuning of samenwerking
43% 38%
13% 19%
7% 10%
37% 33%
26% 20%
23% 19%
8% 9%
43% 52%
15% 14%
4% 3%
4% 4%
78% 79%
38% -
13% -
15% -
34% -
44% -
8% -
8% -
41% -
49% -
5% -
2% -
44% -
7% -
1% -
1% -
90% -
Gemeente Noord-Brabant Landelijk
Schoolbestuur Noord-Brabant Landelijk
Pabo Noord-Brabant Landelijk
Marktplaats cultuureducatie Noord-Brabant Landelijk
Kunstbalie Noord-Brabant Landelijk
Erfgoed Brabant Noord-Brabant Landelijk
Cubiss Noord-Brabant Landelijk
Zowel landelijk als in Noord-Brabant heeft ongeveer tweederde van de scholen een ondersteunings-/samenwerkingsrelatie met de gemeente. Een dergelijke relatie heeft minder dan de helft (43%) van de Brabantse scholen met schoolbesturen en ruim de helft landelijk (52%). Met de Pabo heeft minder dan een kwart van de scholen een relatie op het terrein van cultuureducatie. In Noord-Brabant maakt driekwart van de PO scholen deel uit van een scholennetwerk cultuureducatie. De helft van alle scholen participeert in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie. Een kwart van alle scholen participeert in een ander scholennetwerk. Ongeveer 4% van de scholen participeert zowel in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie als ook in een ander netwerk. De andere netwerken zijn vaak georganiseerd binnen een gemeente en/of stichting / schoolbestuur. Sommige netwerken zijn gekoppeld aan een kunstmenu, een gemeentelijke commissie of instellingen (genoemd zijn: de voormalige ‘BisK’ werkgroepen, Artots, De Ontdekking, CuKiDS, Cultuurnet, gemeentelijke commissie Cultuur, Stichting Cuvoso, Kids, KIS, Lokaal Beraad, OKVO, Stedelijk Overleg Leesbevordering). Ook het landelijk ICC netwerk is genoemd door scholen.
Pagina 25/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
26%
28%
Geen deelname scholennetwerk Marktplaats cultuureducatie Scholennetwerk anders
50%
Figuur 3.10: Deelname PO scholen in Noord-Brabant aan een scholennetwerk
3.5 Organisatie van cultuureducatie binnen de school 3.5.1 Intern cultuurcoördinator Het merendeel van de PO scholen heeft een intern cultuurcoördinator (ICC’er). Provinciaal geldt dit voor 88% (311 van de 362 scholen hebben deze vraag beantwoord) van de scholen en landelijk voor 81%. De interne cultuurcoördinatoren van deze scholen hebben niet allemaal een cursus/scholing gehad. Van 32% van de scholen in Noord-Brabant hebben de interne cultuurcoördinatoren niet deelgenomen aan een scholing/cursus. Meer dan de helft van deze scholen heeft wel plannen om de ICC’er deel te laten nemen aan scholing. Op ruim tweederde van de scholen heeft die scholing wel plaats gevonden. In een aantal gevallen is er sprake van meer dan één scholingstraject. Op 55% van de scholen heeft de ICC’er de cursus Interne Cultuurcoördinator gevolgd (landelijk geldt dit voor 40% van de scholen), op 21% van de scholen heeft de ICC’er deelgenomen aan het ondersteuningstraject cultuureducatie van KPC Groep (tussen 2005 en 2008 uitgevoerd in opdracht van de Provincie Noord-Brabant) en op 4% van de scholen was er sprake van een andere cursus/scholing. Op 25 scholen (9%) heeft de ICC’er zowel de cursus Interne Cultuurcoördinator gevolgd als deelgenomen aan het ondersteuningstraject cultuureducatie van KPC Groep. De provincie Noord-Brabant heeft in 2009 een bijdrage geleverd aan de scholing in de vorm van subsidies. In totaal zijn in 2009 293 scholingssubsidies verstrekt, voor een totaalbedrag van € 150.000,--. De interne cultuurcoördinator van de PO scholen heeft meerdere taken. Tabel 3.15: Taken van de intern cultuurcoördinator
Ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie Inbedden van cultuureducatie in het curriculum van de school Selecteren en organiseren van culturele activiteiten voor de school Pagina 26/94
Vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen het team
Oktober 2010
van de school
CB1.10KO.0074 mab (10529)
N-Brabant 2010 (n=273)
Landelijk 2009 (n=339)
71%
67%
54%
51%
78%
82%
76%
72%
N-Brabant 2010 (n=273)
Landelijk 2009 (n=339)
60%
61%
Fondsenwerving
10%
9%
Anders
3%
6%
Participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie
Zowel landelijk (82%) als in Noord-Brabant (78%) hebben de meeste ICC’ers tot taak om culturele activiteiten voor de school te selecteren en organiseren. Andere belangrijke taken zijn het vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen het team van de school en het ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie (zowel landelijk als provinciaal op tweederde tot driekwart van de scholen). Op meer dan de helft van de scholen vormen ook het participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie en het inbedden van cultuureducatie in het curriculum van de school een belangrijke taak voor de ICC’er. Landelijk heeft de cultuurcoördinator gemiddeld 1,2 uur per week tot zijn/haar beschikking, maar de spreiding in het beschikbaar aantal uren is groot. Er zijn scholen, die aangeven dat er geen geoormerkte uren zijn, terwijl andere scholen 15 uur per week beschikbaar hebben gesteld voor de cultuurcoördinator. Landelijk is er een verschil tussen het aantal uren dat opgeleide en niet opgeleide cultuurcoördinatoren te besteden heeft (2,7 en 1,9 uur), maar het is geen significant verschil. In Noord-Brabant zijn de beschikbare uren bekend van 53 scholen met een niet-opgeleide ICC’er, 112 scholen met een ICC’er die de ICC opleiding hebben gevolgd en 50 scholen die hebben deelgenomen aan het ondersteuningstraject van KPC Groep. In onderstaande figuur zijn voor deze drie groepen de beschikbare uren weergegeven.
60% 51%
< 1uur
50% 1 uur 40%
36% 2 uur 28%27%
30% 21%
28% 22%
21%
20% 13% 10% 0%
4% 4% 0% Niet opgeleid
20% 14%
3 uur > 3 uur
8% 4% 1% ICC opgeleid
0%
in taakbeleid, niet geregeld etc.
KPC opgeleid
Figuur 3.11: Beschikbare uren per week voor de ICC’er, gerelateerd aan gevolgde opleiding
De meeste niet-opgeleide ICC’ers (72%) hebben of minder dan een uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (51%) of beschikken niet over geoormerkte uren (21%). Ruim de helft (56%) van ICC’ers die een ICC cursus hebben gevolgd hebben of minder dan een Pagina 27/94
uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (28%) of beschikken niet over
Oktober 2010
geoormerkte uren (28%).
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Minder dan de helft (42%) van ICC’ers die het ondersteuningstraject van KPC Groep hebben gevolgd hebben of minder dan een uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (22%) of beschikken niet over geoormerkte uren (20%). Van de niet opgeleide ICC’ers beschikt 8% over 2 of meer taakuren per week. Van de ICC opgeleide ICC’ers beschikt 18% over 2 of meer taakuren per week en van de KPC opgeleide ICC’ers is dat 22%.
3.5.2 Draagvlak Aan scholen is gevraagd of er draagvlak is voor (het programma) cultuureducatie. De gegevens zijn opgenomen in onderstaande tabel. De draagvlakgegevens bij vakleerkrachten op de Brabantse scholen zijn alleen opgenomen voor de 67 scholen, die ook daadwerkelijk over een of meerdere vakleerkrachten beschikken. Daarvan hebben 61 scholen deze vraag beantwoord. Tabel 3.16: Draagvlak voor (het programma) cultuureducatie op scholen voor PO
Niet
In enige mate
in grote mate
Noord-Brabant
2%
39%
59%
Landelijk
1%
32%
67%
Noord-Brabant
2%
67%
31%
Landelijk
1%
54%
45%
Noord-Brabant
15%
26%
59%
Landelijk
12%
18%
70%
Directie
Groepsleerkrachten
Vakleerkrachten
Slechts op enkele scholen is er geen draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij de directie en groepsleerkrachten. Landelijk lijkt het draagvlak bij alle partijen (groepsleerkrachten, directie en vakleerkrachten) sterker te zijn dan in de provincie Noord-Brabant. Aan de Brabantse scholen is bovendien gevraagd of dit draagvlak de laatste jaren is veranderd.
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
77% 62%
60%
Toegenomen 37%
Hetzelfde
21% 3%
Di re ct ie
ee rk ra ch te n
2%
G ro ep sl
Va kle
er kr ac ht en
2%
Figuur 3.12: Veranderingen draagvlak PO scholen in Noord-Brabant Pagina 28/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Afgenomen
35%
Het draagvlak van vakleerkrachten is de laatste jaren nauwelijks veranderd: op 77% van de scholen is het draagvlak onveranderd. Op 21% van de scholen is het toegenomen. Op ruim een derde van de Brabantse scholen is het draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij groepsleerkrachten (37%) en directie (35%) de laatste jaren toegenomen. Er zijn nauwelijks scholen waar sprake is van een afname van het draagvlak.
3.5.3 Deskundigheid Ongeveer een vijfde van de scholen (19% landelijk en 22% in Noord-Brabant) heeft een vakleerkracht of freelancer voor cultuureducatie. Het gaat dan vooral om muziekleerkrachten en, in mindere mate, om vakleerkrachten beeldende vorming, drama en dans. Wanneer de landelijke percentages worden vergeleken met de voorgaande meting blijkt er een sterke afname van vakleerkrachten voor cultuureducatie: van 31% naar 19%. Tabel 3.17: Vakken waarvoor de school vakleerkrachten (aangesteld bij de school of freelance) voor cultuureducatie heeft N-Brabant 2010 (n=64)
Landelijk 2009 (n=80)
Muziek
67%
73%
Beeldende vorming
34%
44%
Drama
27%
20%
Dans
22%
20%
Audiovisueel
3%
8%
Erfgoededucatie
2%
5%
Anders
5%
10%
Slechts een op de vier (landelijk) of een op de vijf (Noord-Brabant) scholen is van oordeel dat de groepsleerkrachten over een grote mate van deskundigheid beschikken op het gebied van cultuureducatie. Ongeveer driekwart van de scholen vindt dat er ‘in enige mate’ deskundigheid aanwezig is onder de leerkrachten en 2% van de scholen geeft aan dat er geen deskundigheid is voor het geven van cultuureducatie. De belangrijkste reden voor scholen om vakleerkrachten voor cultuureducatie aan te stellen is een behoefte aan specifieke deskundigheid op bepaalde gebieden. Deze reden is door 84% (landelijk) tot 86% (Noord-Brabant) van de scholen met vakleerkrachten genoemd. Voor de scholen die geen vakleerkrachten hebben, blijkt de voornaamste reden dat het hen ontbreekt aan voldoende financiële middelen. Tabel 3.18: De voornaamste reden(en) om geen vakleerkrachten voor cultuureducatie aan te stellen
N-Brabant 2010 (n=237)
Landelijk 2009 (n=80)
Het ontbreekt aan voldoende financiële middelen
79%
87%
De groepsleerkrachten zijn deskundig genoeg
8%
15%
7%
14%
6%
-
De school vindt het belangrijk dat één leerkracht alle leergebieden geeft Anders
Pagina 29/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
3.5.4 Financiën Zowel landelijk (81%) als Provinciaal (79%) hebben de meeste scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de (meerjaren)begroting van de school. Landelijk is dit percentage voor scholen met een opgeleide cultuurcoördinator iets hoger, namelijk 89%. Provinciaal is dit verschil tussen scholen zonder en met een opgeleide cultuurcoördinator minder sterk. Van de scholen waar de cultuurcoördinator de cursus ICC heeft gevolgd, is op 120 (79%) van de scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de (meerjaren)begroting van de school. Van de scholen waar de ondersteuning door KPC Groep is verleend, is op 48 (83%) van de scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de meerjarenbegroting van de school. Conform de Regeling Versterking Cultuureducatie krijgen alle scholen dit schooljaar € 10,90 per leerling. Scholen is gevraagd om per leerling of per school aan te geven hoeveel geld zij voor cultuureducatie begroten. Van de 137 scholen die de vraag in de landelijke monitor beantwoordden, hebben 24 scholen aangegeven minder dan € 11,-- per leerling te begroten; 43% begroot € 11,-- per leerling, de andere scholen (ruim 60%) meer (het bedrag varieert van € 12,-- tot € 80,--). Bij de respondenten die een bedrag per school hebben gerapporteerd, is niet altijd duidelijk of zij de € 10,90 per leerling hebben meegeteld, want 45% van hen komt op een bedrag uit (berekend op basis van leerlingaantallen) dat lager is dan de subsidie die ze gekregen hebben. Van de 152 scholen die de vraag in de provinciale monitor beantwoordden, hebben 51 scholen (34%) aangegeven minder dan € 10,90 per leerling te begroten; 32% begroot € 10,90 per leerling, de andere scholen (35%) meer. Op de vraag hoeveel het totaalbedrag is dat scholen uitgeven voor cultuureducatie hebben 94 Brabantse scholen een antwoord gegeven. Van hen geeft 28% aan dit bedrag niet te kennen. Bijna een derde van de scholen (32%) geeft € 2.000 of minder uit; 16% spendeert tussen € 2.001 - € 4.000; 18% van de scholen tussen € 4.001 - € 6.000 en 6% geeft meer dan € 6.000 per jaar uit. In de Brabantse monitor is de scholen gevraagd welke financieringsbronnen zij inzetten om cultuureducatie vorm te geven. Tabel 3.19: Financieringsbronnen die PO scholen inzetten om cultuureducatie vorm te geven N-Brabant 2010 n= 304 Eigen middelen
62%
Ouderbijdragen
25%
Subsidies Rijk
51%
Subsidies Provincie
37%
Subsidies Gemeente
50%
Extra inkomstenbronnen (bijvoorbeeld sponsoring, fondsen)
10%
Anders
4%
Tweederde van de Brabantse scholen geeft aan eigen middelen in te zetten. Daarnaast zet ongeveer de helft van de scholen subsidies van Rijk en Gemeenten in. Ongeveer een derde van de scholen gebruikt ook subsidies van de Provincie. Pagina 30/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Een op de tien scholen maakt gebruik van extra inkomstenbronnen. Dit percentage komt exact overeen met het percentage scholen waar de ICC’er tot taak heeft extra fondsen voor cultuureducatie te werven (zie tabel 3.15).
3.6 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie Het proces en de opbrengsten van cultuureducatie worden niet door alle scholen door middel van evaluatie in beeld gebracht. Landelijk evalueert 76% van de scholen. In Noord-Brabant is het percentage scholen dat evalueert aanzienlijk kleiner, namelijk 57%. De scholen die evalueren brengen verschillende aspecten in beeld. Tabel 3.20: Wat wordt geëvalueerd op PO scholen
N-Brabant 2010 (n=172)
Landelijk 2009 (n=320)
Het beleid/ de doelstellingen
56%
47%
De inhoud van het programma/de activiteiten
95%
98%
De organisatie van het programma/de activiteiten
86%
89%
De samenwerking en het overleg met externe partners
61%
53%
De ervaringen / waardering van leerlingen
83%
79%
De ervaringen / waardering van ouders
28%
27%
Anders
5%
-
Vrijwel alle scholen evalueren de inhoud van het programma/de activiteiten evenals de organisatie van het programma/de activiteiten. Ook de ervaringen / waardering van leerlingen worden door meer dan driekwart van de scholen geëvalueerd. De samenwerking en het overleg met externe partners wordt door meer scholen in de provincie (61%) geëvalueerd dan landelijk (53%). Het minst aantal scholen (ongeveer een kwart) evalueert de ervaringen / waardering van ouders. Aan de scholen is gevraagd of, en zo ja hoe, ze leerlingen beoordelen voor (onderdelen van) cultuureducatie. Tabel 3.21: Het beoordelen van leerlingen in de onder- en bovenbouw van het PO voor (onderdelen van) cultuureducatie
Noord-Brabant 2010 (n=307) Onderbouw Bovenbouw (n= 307) (n= 305) Nee
61%
44%
Ja, ze krijgen een rapportcijfer
8%
24%
Ja, ze krijgen een geschreven beoordeling
29%
28%
Anders
7%
8%
Ruim 60% van de Brabantse PO scholen beoordeelt leerlingen in de onderbouw niet op (onderdelen van) cultuureducatie. In de bovenbouw worden de leerlingen op bijna de helft van de scholen (44%) hier niet op beoordeeld. Als leerlingen worden beoordeeld heeft een geschreven beoordeling de voorkeur boven het geven van cijfers. Aan scholen is gevraagd als ze de leerlingen beoordelen, waarop dat dan gebeurt. Pagina 31/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 3.22: Criteria die de school hanteert bij de beoordeling N-Brabant 2010 Landelijk 2009 n=174 n=193 Werkhouding
85%
88%
Werkproces
70%
70%
Technische kwaliteit eindproduct
58%
65%
Creativiteit / originaliteit eindproduct
92%
95%
-
31%
Inzicht
30%
-
Anders
7%
7%
Inzet
Zowel landelijk als in Noord-Brabant beoordelen vrijwel alle scholen (die de leerlingen beoordelen voor cultuureducatie) op creativiteit en/of originaliteit van het eindproduct. Ook de werkhouding en het werkproces zijn beoordelingscriteria die door de meeste scholen worden gehanteerd. Vervolgens is de scholen gevraagd of ze positieve effecten zien van cultuureducatie. Tabel 3.23: Positieve effecten van cultuureducatie
Ja, ik zie effect
Nee, ik zie geen effect
Weet niet
Effecten op leerlingniveau Leerlingen hebben meer plezier, ze zijn trots Noord-Brabant
86%
2%
12%
Landelijk
84%
2%
14%
Noord-Brabant
54%
6%
40%
Landelijk
52%
8%
40%
Noord-Brabant
66%
8%
26%
Landelijk
72%
6%
22%
Noord-Brabant
60%
10%
31%
Landelijk
62%
8%
30%
Noord-Brabant
78%
5%
17%
Landelijk
79%
5%
16%
Noord-Brabant
40%
17%
43%
Landelijk
46%
12%
42%
23%
18%
59%
Leerlingen hebben een positiever zelfbeeld
Leerlingen beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit
Leerlingen beschikken over betere communicatieve en expressieve vaardigheden
Leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur
Leerlingen passen kennis en vaardigheden beter toe in andere vakgebieden
Cultuurparticipatie is gestegen: leerlingen ondernemen in hun vrije tijd meer op het gebied van kunst en Pagina 32/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
cultuur (cursussen, bezoek voorstellingen, etc.) Noord-Brabant
Ja, ik zie effect
Nee, ik zie geen effect
Weet niet
22%
14%
64%
Noord-Brabant
38%
17%
45%
Landelijk
45%
13%
42%
45%
14%
41%
12%
48%
Landelijk Leerlingen gaan beter om met verschillende culturen
Leerlingen voelen zich meer verbonden met ons culturele verleden Noord-Brabant Landelijk
40% Effecten op groeps- / schoolniveau
Leerlingen werken beter samen Noord-Brabant
57%
14%
26%
Landelijk
63%
12%
25%
Noord-Brabant
36%
21%
43%
Landelijk
41%
15%
44%
Noord-Brabant
9%
48%
42%
Landelijk
9%
44%
47%
Het schoolklimaat is verbeterd
Ouders/leerlingen kiezen bewust voor deze school vanwege cultuureducatie
De meeste scholen, zowel landelijk (84%) als in Noord-Brabant (86%), zien als effect dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn. Daarnaast signaleert meer dan driekwart van de scholen, dat leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur. (Bijna) tweederde van alle scholen (59% Noord-Brabant en 62% landelijk) wil met cultuureducatie bereiken (zie tabel 3.2) dat leerlingen deelnemen aan kunst en cultuur buiten de school. Gevraagd naar de effecten, geeft nog geen kwart van de scholen aan, dat ze een stijging van cultuurparticipatie zien. Het lijkt of het oorspronkelijke doel niet is bereikt, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Bij de effecten wordt immers naar een stijging gevraagd en wordt een ‘bestendiging’ van cultuurparticipatie buiten beschouwing gelaten. In dit hoofdstuk worden gegevens gepresenteerd over het aantal VO scholen dat een visie en doelen heeft geformuleerd op het terrein van cultuureducatie (4.1), over de invulling van cultuureducatie in het onderwijsprogramma (4.2), over de samenhang binnen het curriculum en de doorgaande lijn (4.3), over de samenwerking van de scholen met culturele partners (4.4), over de organisatie van cultuureducatie binnen de school in termen van personeel en financiën (4.5) en over de rol van evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie (4.6).
3.7 Visie en doelen cultuureducatie Om cultuureducatie te kunnen inbedden in het onderwijsprogramma van de school is het van belang een visie op en doelen ten aanzien van cultuureducatie te formuleren. In deze paragraaf gaan we na of en in hoeverre dit het geval is bij de VO scholen in Noord-Brabant.
Pagina 33/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 4.1: Aanwezigheid van visie op cultuureducatie bij VO scholen N-Brabant 2010 Nee
17%
10%
Ja, maar deze is niet schriftelijk vastgelegd
44%
37%
19%
31%
19%
23%
Ja, deze is vastgelegd in het schoolplan en/of de schoolgids Ja, deze is vastgelegd in een apart cultuurbeleidsplan
Pagina 34/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Landelijk 2009
4 CULTUUREDUCATIE IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS IN DE PROVINCIE NOORDBRABANT Het merendeel van de VO scholen in Nederland (90%) en in Noord-Brabant (83%) heeft een visie op cultuureducatie. Iets meer dan de helft van de scholen in Nederland (54%) heeft deze visie ook vastgelegd, hetzij in het schoolplan/de schoolgids of in een apart cultuurbeleidsplan. In Noord-Brabant heeft 38% van de scholen deze visie vastgelegd. Landelijk komt dit overeen met het beeld van voorgaande jaren. Provinciaal lag dit percentage twee jaar geleden echter veel hoger (63%). Het is overigens mogelijk dat dit verschil samenhangt met de verschillende formuleringen die zijn gebruikt bij dezelfde vraag. Ook is er gedeeltelijk sprake van een andere groep VO scholen die de provinciale monitor in 2008 en in 2010 invulden. Landelijk is er een verband zichtbaar tussen de visie op cultuureducatie en het aantal uren dat de cultuurcoördinator voor zijn taken heeft: hoe meer uren de cultuurcoördinator heeft, hoe vaker de visie op cultuureducatie is vastgelegd. De verschillen zijn echter niet significant. Omdat slechts drie (van de 9) scholen die geen visie hebben op cultuureducatie het aantal uren heeft gegeven voor de cultuurcoördinator (1, 2 en 5 uren), kan hierover geen uitspraak worden gedaan in Noord-Brabant. Niet alleen is het hebben van een visie op cultuureducatie van belang; maar ook het hebben van een visie die is ingebed in de algehele visie van de school. Uit onderstaande figuur blijkt, dat minder dan de helft van de Brabantse scholen aangeeft dat dit grotendeels (37%) of helemaal (7%) het geval is. Bij de meeste scholen (56%) is de visie op cultuureducatie slechts een beetje ingebed in de algehele visie van de school. Voor de toekomst is dat een aandachtspunt.
Noord-Brabant 56% 60% 50% 37% 40% 30% 20% 7% 0%
10% 0% Niet
Een beetje
Grotendeels
Helemaal
Figuur 4.1: Inbedding van de visie op cultuureducatie in de algehele visie van de school
In 2008 was de VO scholen gevraagd aan te geven in hoeverre kunst en cultuur waren geïntegreerd in het curriculum. De antwoordcategorieën ‘niet’, ‘in voorbereiding’, ‘in uitvoering’ en ‘verankerd’ zijn vergelijkbaar met de huidige antwoordcategorieën niet, een beetje, grotendeels en helemaal. De vergelijking van de antwoorden is weergegeven in onderstaande figuur.
Pagina 35/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
56%
60% 50%
38% 37% 40%
31% 2008
30%
2010 20%
16%
12%
7%
10% 0% 0% Niet
Een beetje
Grotendeels
Helemaal
Figuur 4.2: Inbedding van de visie op cultuureducatie in de algehele visie van de school in 2008 en 2010
Uit deze figuur blijkt, dat een derde van de scholen in 2010 verder is dan in 2008: in 2010 is op geen enkele VO school in Brabant cultuureducatie geheel niet ingebed/geïntegreerd in het curriculum. Anderzijds was in 2008 op een groter aantal VO scholen cultuureducatie geheel ingebed/geïntegreerd in het curriculum. Hierbij dient te worden aangetekend dat de VO scholen die de monitor in 2008 hebben ingevuld niet alle dezelfde VO scholen zijn die de monitor in 2010 hebben ingevuld. Zowel in de landelijke als provinciale monitor is de scholen gevraagd welke doelen ze willen bereiken met cultuureducatie. De antwoorden zijn weergegeven in de volgende tabel.
Pagina 36/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 4.2: Doelen die scholen voor VO willen bereiken met cultuureducatie NoordNoordBrabant Brabant 2008 2010 n=51
Landelijk 2009
Doelen voor leerlingen Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur Deelname aan kunst en cultuur buiten school stimuleren Sociaal - emotionele ontwikkeling stimuleren (zelfbeeld, sociale vaardigheden, etc.)
98%
97%
81%
88%
84%
85%
69%
90%
41%
57%
75%
79%
51%
59%
71%
73%
63%
69%
6%
-
Talentontwikkeling stimuleren Kennis/vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur vergroten
85%
Leerlingen leren omgaan met verschillende culturen Leerlingen leren waarnemen, herkennen, analyseren en waarderen Leerlingen kennis van en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen
70%
Anders
Doelen voor de school Het schoolklimaat verbeteren
52%
46%
50%
Breed aanbod voor leerlingen realiseren
70%
92%
86%
-
23%
29%
74%
-
-
8%
-
Profileren als kunst/cultuurschool Plaats van cultuur in het curriculum versterken Geen doelen / anders
Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur is een doelstelling die vrijwel alle VO scholen voor ogen hebben bij cultuureducatie. Dit geldt ook voor het stimuleren van deelname aan kunst en cultuur buiten school en voor het realiseren van een breed aanbod voor leerlingen. Het stimuleren van de sociaal - emotionele ontwikkeling is een doelstelling die landelijk meer scholen voor ogen staat (90%) dan binnen de provincie Noord-Brabant (69%). Meer Brabantse scholen dan in 2008 stellen zich ten doel met cultuureducatie de deelname aan kunst en cultuur buiten school te stimuleren en een breed aanbod voor leerlingen te realiseren. Ten aanzien van alle andere doelen echter (waarnaar ook in 2008 werd gevraagd) ligt de ambitie van de Brabantse scholen voor VO in 2010 lager dan in 2008.
4.1 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma In deze subparagraaf wordt gerapporteerd hoe de verschillende disciplines van cultuureducatie een invulling krijgen in het onderwijsprogramma. Het gaat hierbij om kunsteducatie, erfgoededucatie, literatuureducatie en media-educatie / mediawijsheid. Ook wordt nagegaan hoe de Canon van Nederland leeft op de VO scholen en of / in hoeverre culturele activiteiten in of door de school worden georganiseerd. Cultuureducatie definiëren we als: ‘Alle vormen van educatie waarbij cultuur of kunst als doel of als middel worden ingezet. In de beleidstermen van OCW is het de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoededucatie en media-educatie. Ook wordt literatuureducatie soms apart Pagina 37/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
vermeld’ (zie ook paragraaf 3.2).
4.1.1 Kunsteducatie De meeste Brabantse scholen bieden kunsteducatie aan als onderdeel van de kunstvakken (91%) en/of in vakoverstijgende projecten of thema’s (76%). Ruim een derde van de scholen biedt kunsteducatie na of tussen de lesuren (35%) aan of op een andere manier (22%).
Noord-Brabant
22%
In andere vakken
76%
Vakoverstijgend
91%
In de kunstvakken 35%
Na of tussen de lesuren 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90% 100%
Figuur 4.3: het aanbieden van kunsteducatie in het VO
Landelijk biedt ruim een kwart van de scholen kunsteducatie integraal aan, dat wil zeggen in de kunstvakken, in andere vakken én in projecten. Bijna de helft van de scholen biedt kunsteducatie aan in de kunstvakken en in projecten, maar niet in andere vakken. Een beperkt aantal scholen biedt kunsteducatie aan in alleen de kunstvakken of alleen in projecten. In Noord-Brabant wordt kunsteducatie door de meeste scholen zowel aangeboden in de kunstvakken (91%) als vakoverstijgend (76%). In onderstaande figuren is aangegeven hoe de verhouding is tussen actieve, receptieve en reflectieve kunstbeoefening van leerlingen, uitgesplitst naar schooltype (vmbo en havo/vwo), naar onder- en bovenbouw en naar landelijk en voor Noord-Brabant.
70% 60%
62% 57% 50% 47%
50%
Actief Ned
40% 30% 20%
Actief N-Br
30%29% 28% 22% 16%
23%
Receptief N-Br Receptief Ned 21%
16%
Reflectief N-Br Reflectief Ned
10% 0% vmbo onderbouw
vmbo bovenbouw
Figuur 4.4: Wijze van kunstbeoefening door leerlingen van de onderbouw en bovenbouw vmbo
Zowel in de onderbouw (57% in Noord-Brabant en 62% landelijk) als bovenbouw (47% in Noord-Brabant en 50% landelijk) van het vmbo is het grootste aandeel weggelegd voor actieve kunstbeoefening. In de bovenbouw is dat aandeel ongeveer 10% kleiner dan in de onderbouw. Receptieve kunstbeoefening komt in Noord-Brabant ongeveer even vaak voor in de onderbouw Pagina 38/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
(28%) als in de bovenbouw (30%). Landelijk vindt receptieve kunstbeoefening vaker plaats in de bovenbouw (29%) dan in de onderbouw (22%). Reflectieve kunstbeoefening neemt in de
onderbouw van het vmbo 16% van de tijd in beslag en ongeveer een vijfde van de tijd in de bovenbouw (23% Brabant en 21% landelijk).
60%
55% 52%
50% 40%
39% 30%
30%
40% 33% 31% 29% 28%
Actief N-Br Actief Ned Receptief N-Br
24% 18%
20%
Receptief Ned Reflectief N-Br
21%
Reflectief Ned 10% 0% havo onderbouw
havo bovenbouw
Figuur 4.5: Wijze van kunstbeoefening door leerlingen van de onderbouw en bovenbouw havo
In de onderbouw van het havo is het grootste aandeel weggelegd voor actieve kunstbeoefening (52% in Noord-Brabant en 55% landelijk). In de bovenbouw is dat ook het geval (39% in Noord-Brabant en 40% landelijk), maar komen de percentages dicht in de buurt van die voor de andere vormen van kunstbeoefening. Receptieve kunstbeoefening komt in Noord-Brabant ongeveer even vaak voor in de onderbouw (30%) als in de bovenbouw (33%). Landelijk vindt receptieve kunstbeoefening minder vaak plaats in de onderbouw (24%) dan in de bovenbouw (31%). Reflectieve kunstbeoefening komt vaker voor in de bovenbouw van het havo (28% N-Br. en 29% landelijk) dan in de onderbouw (18% N-Br. en 21% landelijk).
4.1.2 Erfgoededucatie Erfgoededucatie definiëren we als: ‘alle vormen van educatie waarbij cultureel erfgoed als doel of als middel wordt ingezet. Cultureel erfgoed omvat overblijfselen uit het verleden die een samenleving belangrijk vindt om te bewaren en te beschermen. Daartoe rekenen we voorwerpen in musea, archeologische sporen en vondsten, documenten en beeldmateriaal in archieven, monumenten en de gebouwde omgeving, natuurmonumenten en landschappen, industrieel erfgoed en mobiel erfgoed. Ook immaterieel erfgoed zoals verhalen, taaluitingen, tradities en gebruiken behoort hiertoe’ (zie ook 3.2.2). Onderstaande tabel geeft weer hoe erfgoededucatie aan bod komt op scholen voor VO. Tabel 4.3: Wijzen waarop erfgoededucatie aan bod komt op scholen voor VO N-Brabant 2010 Landelijk 2009 (n=45) (n=180)
Pagina 39/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Niet
4%
9%
Als onderdeel van CKV / kunst
73%
-
Als onderdeel van kunstvakken
44%
64%
Als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde
73%
70%
Als onderdeel van andere vakken
24%
25%
In vakoverstijgende projecten en thema's
56%
49%
Anders
7%
-
Op VO scholen komt erfgoededucatie vooral aan bod als onderdeel van CKV / kunst en van geschiedenis en/of aardrijkskunde. Op een minderheid van de scholen komt erfgoededucatie niet aan bod. Het komt landelijk vaker (9%) niet aan bod dan op scholen in Noord-Brabant (4%). In 2008 waren er in Brabant meer VO scholen waar erfgoededucatie niet aan bod kwam (19%). Ook kwam erfgoed twee jaar geleden nog veel minder vaak vakoverstijgend aan bod (30%) dan nu het geval is (56%). Leerlingen komen op verschillende manieren in aanraking met erfgoed. Tabel 4.4: Manieren waarop VO scholen aandacht besteden aan erfgoededucatie N-Brabant 2010 Landelijk 2009 (n=45) n=180) Leerlingen gebruiken de cultuur-historische omgeving
67%
69%
10%
-
Leerlingen bezoeken historische musea
67%
89%
Leerlingen bezoeken archieven
12%
21%
Leerlingen bezoeken monumenten
60%
67%
Leerlingen bezoeken archeologische vindplaatsen
17%
18%
64%
-
-
27%
7%
-
van de school Leerlingen werken met concrete voorwerpen en objecten
Leerlingen maken gebruik van verhalen, tradities en gewoonten We besteden aandacht aan immaterieel erfgoed Anders
Op minstens tweederde van de scholen gebruiken leerlingen de cultuur-historische omgeving van de school, bezoeken ze historische musea en maken ze gebruik van verhalen, tradities en gewoonten. Landelijk zijn er meer scholen dan in Brabant, waar leerlingen historische musea (+22%!), monumenten (+7%) en archieven (+9%) bezoeken.
4.1.3 Literatuureducatie Literatuureducatie definiëren we als: ‘het streven naar literaire competentie, door middel van educatieve activiteiten die in relatie staan tot of verwijzen naar literatuur en de daartoe gerekende genres. Bij literaire competentie wordt een onderscheid gemaakt tussen aanbodgerichte, tekstgerichte en lezersgerichte vaardigheden. Het doel van aanbodgerichte vaardigheden is wegwijs weten in het brede aanbod van boeken en organisaties. Met tekstgericht wordt bedoeld: kennis van en inzicht in kenmerken van literaire teksten. Tekstgerichte vaardigheden zorgen ervoor dat kinderen en jongeren in staat zijn boeken te kiezen, te waarderen en beter beargumenteerd te reflecteren op boeken (lezersgerichte vaardigheden)’ (zie ook 3.2.3).
Pagina 40/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
90%
85%
82%
Niet
80% 70%
Onderdeel Nederlands en/of MVT
60%
Onderdeel van CKV / kunst
50% Onderdeel kunstvakken 33%
40%
34%
30%
30% 20% 10%
Onderdeel andere vakken
21% 15% 13%
12%
In vakoverstijgende projecten
4%
4%
0 0
0% Noord-Brabant
0
Anders
Landelijk
Figuur 4.6: Het aanbieden van literatuureducatie in het VO
Zowel landelijk als op de Brabantse scholen komt literatuureducatie het vaakst aan bod als onderdeel van het vak Nederlands en/of moderne vreemde talen (MVT). Op ongeveer een derde van de scholen komt literatuureducatie aan bod als onderdeel van CKV/kunst. Op bijna een op de drie Brabantse scholen en een op de vijf scholen in Nederland komt het aan bod in vakoverstijgende projecten. Vier procent van de Brabantse scholen en 12% landelijk geeft aan dat literatuureducatie bij hen niet aan bod komt. Het aantal scholen dat literatuureducatie niet aan bod laat komen is gedaald van 14% in 2006 naar 4% in 2010. Ook in 2006 kwam literatuureducatie vooral aan bod als onderdeel van het vak Nederlands en/of moderne vreemde talen (MVT) (68% Noord-Brabant en 76% landelijk). In 2010 is dat in nog sterkere mate het geval (82% Noord-Brabant en 85% landelijk). Er zijn vele manieren waarop scholen voor VO aandacht besteden aan literatuureducatie. Tabel 4.5: Manieren waarop VO scholen aandacht besteden aan literatuureducatie N-Brabant 2010 Landelijk 2009 (n=43) (n=174) Zelf lezen en interpreteren
91%
90%
Literatuurgeschiedenis
53%
51%
Zelf schrijven van ‘literatuur’ (proza / poëzie)
65%
41%
Anders
9%
11%
Vrijwel alle VO scholen schenken aandacht aan het zelf lezen en interpreteren van literatuur. Het zelf schrijven van ‘literatuur’ (proza / poëzie) komt vaker op Brabantse scholen aan bod (65%) dan landelijk (41%).
4.1.4 Media-educatie / mediawijsheid Media-educatie / mediawijsheid definiëren we als: ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld’ (zie ook 3.2.4).
Pagina 41/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Anders
0
7%
In vakoverstijgende projecten
53%
33%
Onderdeel andere vakken
49%
Onderdeel kunstvakken Onderdeel CKV/ kunst
58% 62%
33% 0
58% 18% 18%
Niet 0%
10%
20%
N-Brabant
30%
40%
50%
60%
70%
Landelijk
Figuur 4.7: Het aanbieden van media-educatie / mediawijsheid in het VO
Media-educatie / mediawijsheid wordt zowel in Brabant als landelijk op bijna een vijfde van de scholen niet aangeboden. Landelijk wordt media-educatie / mediawijsheid het vaakst aangeboden als onderdeel van de kunstvakken. Dit is op tweederde van de scholen het geval. In Brabant geldt dit voor een derde van de scholen, maar bijna 60% van de Brabantse scholen biedt het aan als onderdeel van CKV/kunst. Landelijk biedt 20% meer scholen media-educatie / mediawijsheid in vakoverstijgende projecten aan dan in Brabant. Ook wordt het landelijk vaker als onderdeel van kunstvakken aangeboden dan in Noord-Brabant. In 2008 kwam media-educatie / mediawijsheid op 89% van de Brabantse scholen aan bod. In 2010 zijn er iets minder Brabantse scholen waar het aan bod komt: 82%. Landelijk zijn iets meer scholen aandacht gaan besteden aan media-educatie / mediawijsheid (van 79% in 2008 naar 82% in 2010). Tabel 4.6: Manieren waarop VO scholen aandacht besteden aan media-educatie / mediawijsheid
Leerlingen leren praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ictvaardigheden, audio/videoproductie technieken) Leerlingen maken zelf mediaproducten (bijvoorbeeld websites, games) Leerlingen worden zich bewust van de grote rol die media spelen in de maatschappij
N-Brabant 2010
Landelijk 2009
100%
85%
53%
52%
75%
71%
72%
57%
3%
8%
Leerlingen leren hoe ze kritisch / verantwoord met media kunnen omgaan (bijvoorbeeld spam, virussen, digitaal pesten) Anders
Alle VO scholen in Brabant (en vrijwel alle in Nederland) schenken aandacht aan het leren van praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ict-vaardigheden, audio/videoproductie technieken) door leerlingen. Ook het leren om kritisch / verantwoord om te gaan met media speelt op de meeste scholen een rol. Dit is relatief op meer scholen in Brabant (72%) het geval dan in Nederland (57%). De derde manier waarop ongeveer driekwart van de scholen aandacht besteedt aan media-educatie / mediawijsheid is het bewust laten worden van leerlingen van de grote rol die Pagina 42/94
media spelen in de maatschappij. Ruim de helft van de scholen laat leerlingen zelf
Oktober 2010
mediaproducten maken.
CB1.10KO.0074 mab (10529)
4.1.5 Canon van Nederland In Noord-Brabant maakt 32% van de VO scholen geen gebruik van de Canon. In 2008 was dat nog 88%. Dit betekent dat aanzienlijk meer Brabantse scholen (+ 56%!) gebruik zijn gaan maken van de Canon. In 2008 maakte landelijk slechts 2% van de VO scholen gebruik van de Canon. Het percentage scholen dat geen gebruik maakt van de Canon is in de landelijke monitor voor 2009 niet vermeld. Uit onderstaande tabel kan echter worden afgeleid, dat minimaal 42% van de scholen gebruik maakt van de Canon (bij aardrijkskunde en/of geschiedenis) en maximaal 59% (indien de 8% en 9% van de scholen, die de Canon in andere leergebieden gebruiken dit gebruik niet combineren met andere leergebieden). Dat betekent dat ook landelijk aanzienlijk meer scholen (minimaal + 40% en maximaal + 57%) gebruik zijn gaan maken van de Canon. In Noord-Brabant wordt de Canon het meest gebruikt binnen het leergebied geschiedenis. Landelijk binnen de leergebieden geschiedenis en aardrijkskunde. Tabel 4.7: Leergebieden waarbij VO scholen gebruik maken van de Canon van Nederland N-Brabant Landelijk 2010 2009 Geen
32%
?
Kunst en cultuur
22%
9%
Aardrijkskunde
12%
Geschiedenis
65%
Levensbeschouwing
5%
Maatschappijleer
22%
Economie
0%
Nederlands
12%
Natuurkunde
0%
Anders
5%
42%
8%
De website www.entoen.nu is landelijk bij 25% van de VO scholen bekend en in Brabant bij 27%.
4.1.6 Deelname aan culturele activiteiten in schoolverband Uit onderstaande figuur blijkt, dat driekwart van de VO scholen in de Provincie Noord-Brabant ieder schooljaar vaker dan een keer in schoolverband culturele activiteiten (met een of meerdere klassen) ondernemen. Er zijn geen scholen die nooit culturele activiteiten in schoolverband organiseren.
Pagina 43/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Noord-Brabant
Ieder schooljaar meerdere activiteiten
74%
Ieder schooljaar één activiteit
9%
Regelmatig, maar niet ieder schooljaar
17% 0%
Nooit 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
Figuur 4.8: Deelname in schoolverband VO aan culturele activiteiten
Hoe de scholen gewoonlijk te werk gaan bij de selectie van het aanbod van culturele activiteiten is te lezen in onderstaande tabel. Tabel 4.8: Het selecteren van aanbod van culturele activiteiten door VO Scholen
N-Brabant 2010 (n=45) Wij kopen voor elk schooljaar ad hoc losse activiteiten in
9%
Wij kopen een kant-en-klaar kunstmenu
2%
Wij passen een kunstmenu aan onze wensen aan
2%
Wij maken zelf een programma voor culturele activiteiten
62%
Wij geven een instelling de opdracht een cultuurprogramma samen te stellen op basis van onze wensen
18%
Anders
7%
Het merendeel van de Brabantse VO scholen maakt zelf een programma voor culturele activiteiten. Iets minder dan een op de vijf scholen geeft een instelling de opdracht een cultuurprogramma samen te stellen op basis van haar wensen. Het voor elk schooljaar ad hoc inkopen van losse activiteiten komt slechts bij een op de tien scholen voor. Tabel 4.9: Culturele activiteiten die binnenschools plaatsvonden op VO scholen in NoordBrabant in 2009 - 2010
Aantal scholen nooit
Aantal scholen één keer
Aantal scholen meerdere keren
Beeldend kunstenaar/tentoonstelling
7
15
9
Concert/musici
3
14
15
Toneel/poppentheater
3
13
13
Dans/dansers
5
19
6
Film/video/fotografie
5
9
17
Schrijver/dichter
5
16
5
Pagina 44/94
Bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea,
Oktober 2010
archieven of andere culturele instellingen
7
6
1
Anders
3
1
1
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Het merendeel van de Brabantse VO scholen besteedde in 2009 - 2010 een of meerdere keren per jaar aandacht aan de genoemde culturele activiteiten. Het minst maakten ze gebruik van bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea, archieven of andere culturele instellingen; het vaakst hebben ze aandacht besteed aan film/video/fotografie, concert/musici en toneel / poppentheater. Ook is gevraagd naar de deelname in 2009 - 2010 van de Brabantse scholen aan culturele activiteiten die buiten de school (maar wel in schoolverband) plaatsvonden. Tabel 4.10: Culturele activiteiten die buiten de school (maar wel in schoolverband) plaatsvonden op VO scholen in Noord-Brabant in 2009 - 2010 Aantal scholen nooit
Aantal scholen één keer
Aantal scholen meerdere keren
1
11
23
Bijwonen van concert buiten school
4
15
6
Bijwonen van theatervoorstelling buiten school
2
16
13
Bijwonen van dansvoorstelling buiten school
4
12
7
Bijwonen van musical/opera buiten school
5
14
1
Bijwonen van filmvoorstelling buiten school
4
15
9
9
7
3
1
17
11
1
15
11
4 0
15 0
6 2
Bezoek aan museum/tentoonstelling beeldende kunst
Bijwonen van voordracht schrijver/dichter buiten school Bezoek aan historisch of streekmuseum Bezoek aan monument/bezienswaardige gebouwen/archeologische vindplaats /stadswandeling Onderzoek in de directe schoolomgeving Anders
VO scholen in Noord-Brabant organiseren in hoge mate de deelname aan culturele activiteiten buiten de school (maar wel in schoolverband). Vooral een bezoek aan een museum / tentoonstelling voor beeldende kunst werd door vele scholen meerdere keren in 2009 – 2010 georganiseerd. Maar ook bezoeken aan een historisch of streekmuseum en aan een monument/bezienswaardige gebouwen/archeologische vindplaats /stadswandeling. Ook het bijwonen van een theatervoorstelling is door een groot deel van de scholen georganiseerd.
4.2 Samenhang en doorlopende leerlijnen Op meer dan tweederde van de VO scholen in Brabant en in Nederland is er geheel of voor sommige activiteiten sprake van afstemming.
Pagina 45/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 4.11: Samenhang culturele activiteiten op VO scholen
N-Brabant 2010
Landelijk 2009
25%
32%
52%
41%
Er is sprake van één samenhangend, structureel programma
18%
27%
Anders
5%
-
Er is sprake van incidentele, losstaande activiteiten Sommige activiteiten zijn – bijvoorbeeld qua thema of onderwerp – op elkaar afgestemd
Landelijk is het percentage scholen met een samenhangend programma gestegen van 20% in 2006 naar 27% in 2009. In Noord-Brabant is er een stijging van 13% in 2006 naar 18% in 2010. In 2008 echter gaf 32% van de Brabantse scholen aan te werken met een samenhangend programma. Landelijk werken ongeveer vier op de vijf scholen met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie. In Brabant is het percentage scholen vergelijkbaar. Dit percentage is ongeveer gelijk gebleven met dat in 2008. Tabel 4.12: Het werken met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie % % Niet In enige mate
% in grote mate
Het programma is cumulatief: het bouwt wat betreft kennis en vaardigheden steeds voort op wat eerder is gedaan Noord-Brabant
16%
61%
23%
Landelijk
19%
52%
28%
Noord-Brabant
21%
63%
16%
Landelijk
19%
60%
21%
Activiteiten binnen de school en de culturele activiteiten die buiten school worden gevolgd zijn op elkaar afgestemd
Van een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs is slechts bij enkele scholen sprake. De meeste scholen zijn ook niet van plan aandacht te schenken aan deze afstemming tussen hun school en scholen voor voortgezet onderwijs. Tabel 4.13: Een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs
N-Brabant 2010
Landelijk 2009
Nee, dat is geen aandachtspunt op onze school
64%
73%
Nee, maar dat zijn we wel van plan
25%
18%
2%
3%
9%
5%
Ja, hier hebben we contact over gelegd met het basisonderwijs Ja, er vindt afstemming plaats met het basisonderwijs, op het gebied van…
In Noord-Brabant stemt 9% van de VO scholen af met het basisonderwijs; landelijk is dat 5%. Pagina 46/94
In 2008 leek er meer sprake te zijn van afstemming tussen PO en VO. In Brabant was 48% van
Oktober 2010
de scholen niet met deze afstemming bezig (nu: 89%) en landelijk 47% (nu: 91%).
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Ook samenwerking met het vervolgonderwijs (mbo-opleidingen/hbo-kunstvakonderwijs) vindt op de meeste scholen niet plaats. In Brabant is deze samenwerking er niet bij twee op de drie scholen en in Nederland bij ruim de helft van de scholen. Tabel 4.14: Samenwerking met het vervolgonderwijs (mbo-opleidingen/hbo-kunstvakonderwijs) N-Brabant Landelijk 2010 2009 Geen samenwerking
66%
53%
25%
33%
2%
8%
11%
13%
We hebben afspraken gemaakt m.b.t. vrijstelling/toelating
2%
6%
Anders
2%
-
Samenwerking is beperkt tot actieve voorlichting over vervolgonderwijs door het vervolgonderwijs zelf We werken samen aan de ontwikkeling van les- of projectmateriaal Er is sprake van uitwisseling van studenten en docenten (bijvoorbeeld VO-leerlingen volgen lessen op mbo of hbo of gastlessen op onze school van studenten/docenten mbo of hbo)
Op scholen waar wel sprake is van samenwerking is deze beperkt tot actieve voorlichting over vervolgonderwijs door het vervolgonderwijs zelf. Uitwisseling van studenten en docenten komt op ongeveer 1 op de 10 scholen voor. In 2008 leek er in Brabant meer sprake te zijn van afstemming tussen VO en het vervolgonderwijs: 31% van de scholen was niet met deze afstemming bezig (nu: 66%). Landelijk lijkt er daarentegen nu meer sprake te zijn van afstemming tussen VO en het vervolgonderwijs dan in 2008: 62% van de scholen was niet met deze afstemming bezig (nu: 53%).
4.3 Samenwerking met externe partners Aan de scholen is gevraagd met welke externe partners zij samenwerken bij de invulling van het curriculum of cultuureducatieve activiteiten, en op welke manier. Tabel 4.15: Samenwerking tussen VO scholen en culturele instellingen
School maakt gebruik van beschikbaar aanbod instelling
School formuleert vraag, instelling speelt daarop in
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen samenwerking
29% 36%
29% 19%
24% 14%
19% 31%
9% 14%
20% 11%
17% 11%
54% 64%
62% 52%
19% 15%
10% 14%
10% 19%
47% 51%
30% 19%
9% 13%
14% 17%
Centrum voor kunst en cultuur Noord-Brabant Landelijk
Muziekschool Noord-Brabant Landelijk
Museum Noord-Brabant Landelijk
Theater/theatergezelschap Pagina 47/94
Noord-Brabant
Oktober 2010
Landelijk
CB1.10KO.0074 mab (10529)
School maakt gebruik van beschikbaar aanbod instelling
School formuleert vraag, instelling speelt daarop in
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen samenwerking
32% 28%
24% 15%
5% 4%
36% 53%
27% 26%
37% 26%
15% 18%
22% 30%
3% 6%
9% 2%
3% 5%
86% 89%
37% 27%
11% 10%
0% 5%
51% 58%
9% -
18% -
3% -
70% -
9% 16%
12% 5%
3% 4%
75% 75%
57% 53%
22% 20%
5% 5%
15% 22%
38% 47%
31% 17%
15% 13%
15% 23%
Noord-Brabant: Kunstbalie
23%
60%
Noord-Brabant: Erfgoed Brabant
11% 3%
6%
21%
3%
74%
Noord-Brabant: Cubiss
3%
0%
3%
94%
-
-
-
-
17% -
12% -
27% -
44% -
24% -
6% -
0% -
71% -
Muziekgezelschap (orkest, band, etc.) Noord-Brabant Landelijk
Individuele kunstenaars Noord-Brabant Landelijk
Vereniging voor amateurkunst Noord-Brabant Landelijk
Monument, depot of archeologische vindplaats Noord-Brabant Landelijk
Heemkundekring Noord-Brabant Landelijk
Archief Noord-Brabant Landelijk
Filmhuis/bioscoop Noord-Brabant Landelijk
Bibliotheek Noord-Brabant Landelijk
Provinciale steunfunctie-instelling
Landelijk
Marktplaats cultuureducatie Noord-Brabant Landelijk
Ondersteunende instelling voor kunst / cultuur buiten de Provincie Noord-Brabant Landelijk
Voor alle genoemde culturele instellingen (met uitzondering van ‘archief’) geldt, dat meer VO Pagina 48/94
scholen in Noord-Brabant ermee samenwerken, dan scholen in Nederland. Het percentage
Oktober 2010
Brabantse scholen dat met de volgende instellingen samenwerkt, is aanzienlijk groter dan
CB1.10KO.0074 mab (10529)
landelijk: Muziekgezelschap (+17%), Centrum voor Kunst en Cultuur (+12%) en Muziekschool (+10%). Zowel landelijk als in Noord-Brabant werkt minstens driekwart van de VO scholen samen met musea, theater/theatergezelschap, filmhuis/bioscoop en bibliotheek. Alhoewel relatief veel scholen samenwerken met een bibliotheek, komt deze samenwerking in het voortgezet onderwijs minder vaak voor (85% Brabant en 78% landelijk) dan in het basisonderwijs (97% van alle scholen). Hetzelfde geldt voor samenwerking met de provinciale steunfunctie-instellingen in de provincie Noord-Brabant, maar nauwelijks voor de marktplaatsen Cultuureducatie. Onderstaande figuur geeft het verschil aan tussen het PO en het VO.
70%
66%
64%
63%
56%
60% 50% 40% 40%
PO 27%
30%
VO
20% 11% 6%
10% 0% Kunstbalie
Erfgoed Brabant
Cubiss
Marktplaats Cultuureducatie
Figuur 4.9: Samenwerking van PO en VO met de provinciale steunfunctie-instellingen
Ook voor het VO geldt, dat Cubiss niet primair gericht is op scholen, maar op bibliotheken. Bibliotheken vormen een samenwerkingspartner voor 85% van alle Brabantse VO scholen. Zowel voor Kunstbalie als (in nog sterkere mate) Erfgoed Brabant geldt, dat zij vooral een samenwerkingspartner vormen voor PO scholen en in mindere mate voor VO scholen. Voor de marktplaatsen cultuureducatie is er slechts een klein verschil tussen PO en VO merkbaar. In vergelijking met 2008 zijn de volgende veranderingen opgetreden in het percentage scholen dat samenwerkt met externe partners. 90% 80%
Centrum Kunst en Cultuur
70%
Museum
60%
Theater/-gezelschap Muziekgezelschap
50%
Individuele kunstenaars
40%
Vereniging amateurkunst
30%
Erfgoedinstelling
20%
Archief Filmhuis/bioscoop
10%
Bibliotheek
0% 2008
2010
Pagina 49/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Figuur 4.10: Culturele partners waarmee Brabantse scholen VO samenwerkten in 2008 en 2010
In vergelijking met 2008 werken in 2010 meer Brabantse scholen samen met Centra voor Kunst en Cultuur, met musea, met muziekgezelschappen en individuele kunstenaars. Minder scholen werken samen met een vereniging voor amateurkunst, een erfgoedinstelling en een archief. Het percentage scholen dat samenwerkt met een filmhuis/bioscoop en met een bibliotheek is ongewijzigd gebleven. Naast culturele instellingen zijn er partijen die vanuit een andere rol een bijdrage kunnen leveren aan de vormgeving van cultuureducatie op scholen. Sommige partijen (zoals provinciale steunfunctie-instellingen en marktplaatsen cultuureducatie) kunnen zowel in termen van samenwerking als in termen van ondersteuning een rol spelen. Tabel 4.16: Partijen die een rol spelen bij de invulling van het curriculum en/of cultuureducatieve activiteiten van VO scholen
School maakt gebruik van ondersteuning
School voert overleg over cultuureducatie
Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering activiteiten
Geen ondersteuning of samenwerking
18%
18%
5%
58%
11%
23%
0%
66%
3%
8%
3%
86%
16%
23%
11%
50%
6%
6%
3%
86%
3%
3%
0%
95%
0%
0%
3%
97%
Gemeente Noord-Brabant
Schoolbestuur Noord-Brabant
Hogeschool Noord-Brabant
Marktplaats cultuureducatie Noord-Brabant
Kunstbalie Noord-Brabant
Erfgoed Brabant Noord-Brabant
Cubiss Noord-Brabant
Met uitzondering van de marktplaats cultuureducatie spelen de genoemde instellingen op de meeste VO scholen geen rol bij de invulling van het curriculum en/of cultuureducatieve activiteiten. Ook hier is het verschil met het PO in Noord-Brabant groot (zie onderstaande figuur).
Pagina 50/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
70%
63% 57%
60% 42%
50%
34%
40%
22%
30%
14%
20% 10% 0% Gemeente
Schoolbestuur PO
Opleiding
VO
Figuur 4.11: Partijen die een rol spelen bij de invulling van het curriculum en/of cultuureducatieve activiteiten van PO en VO scholen in Noord-Brabant
Aan de scholen is gevraagd of zij maatschappelijke stages hebben op het terrein van kunst en cultuur. Tabel 4.17: Maatschappelijke stages op het terrein van kunst en cultuur N-Brabant Landelijk 2010 2009 Nee
57%
Nee, maar we hebben wel plannen om dat te gaan doen
27%
80%
Ja, namelijk bij de organisatie(s):
16%
20%
Landelijk heeft 20% van de VO scholen maatschappelijke stages hebben op het terrein van kunst en cultuur. In Noord-Brabant heeft 16% van de VO scholen dergelijke stages. Landelijk lopen gemiddeld 28 leerlingen per school stage op het gebied van cultuur. De aantallen verschillen per school van 1 leerling tot wel 390 leerlingen. In Noord-Brabant lopen 7 leerlingen stage op het gebied van cultuur. Het aantal uur dat ze stage lopen varieert van 8 tot 75 uur (met een gemiddelde van 22 uur). In Noord-Brabant maakt 43% van de VO scholen deel uit van een scholennetwerk cultuureducatie. In Nederland is dat minder: 28%. Een kwart alle Brabantse scholen participeert in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie; 11% binnen het netwerk van cultuurprofielscholen en 9% in een ander scholennetwerk. Ongeveer 2% van de scholen participeert in meerdere netwerken. Andere genoemde netwerken zijn Brede school Tilburg en een netwerk voor docenten die de cursus cultuureducatie onderbouw hebben gevolgd. Landelijk zijn het netwerk cultuurprofielscholen en regionale netwerken genoemd.
4.4 Organisatie van cultuureducatie binnen de school 4.4.1 Intern cultuurcoördinator Het merendeel van de VO scholen heeft een intern cultuurcoördinator. Provinciaal geldt dit voor 82% van de scholen en landelijk voor 80%. Onderstaande figuur laat de stijging in de loop der Pagina 51/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
jaren zien van het percentage scholen dat een cultuurcoördinator heeft.
90%
82% 80%
80% 70%
68% 68%
70%
73%
60% 50%
Noord-Brabant
40%
Landelijk
30% 20% 10% 0% 2006
2008
2010
Figuur 4.12: Percentage VO scholen met cultuurcoördinator tussen 2006 en 2010
De interne cultuurcoördinatoren van deze scholen hebben niet allemaal een cursus/scholing gehad. Van 45% van de scholen in Noord-Brabant hebben de interne cultuurcoördinatoren niet deelgenomen aan een scholing/cursus. Tweederde van deze scholen heeft ook geen plannen om de ICC’er deel te laten nemen aan scholing. Op meer dan de helft van de scholen heeft die scholing wel plaats gevonden. In een klein aantal gevallen is er sprake van meer dan één scholingstraject. Genoemde cursussen/scholingen zijn: cursus cultuurcoördinator, CKV (nascholings)cursus, cursus Jan Mulder (VU), ivlos cultuurcoördinatie, CisT cursus, cursus Fontys Hogeschool en introductie van de cultuurkaart. De interne cultuurcoördinator van de VO scholen heeft meerdere taken. Tabel 4.18: Taken van de intern cultuurcoördinator VO
Noord-Brabant 2010
Landelijk 2009
83%
74%
58%
65%
94%
91%
72%
77%
67%
44%
Fondsenwerving
25%
18%
Anders
8%
5%
Ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie Inbedden van cultuureducatie in het onderwijsprogramma Selecteren en organiseren van culturele activiteiten voor de school Vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen de school Participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie
Zowel landelijk (91%) als in Noord-Brabant (94%) hebben de meeste ICC’ers tot taak om culturele activiteiten voor de school te selecteren en organiseren. Andere belangrijke taken zijn het ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie en het vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen het team van de school. Het participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie is landelijk (44%) een minder Pagina 52/94
voorkomende taak dan in Brabant (67%). Het inbedden van cultuureducatie in het curriculum
Oktober 2010
van de school daarentegen is landelijk (65%) een meer voorkomende taak voor de ICC’er dan
CB1.10KO.0074 mab (10529)
in Brabant (58%). Alhoewel fondsenwerving op relatief weinig scholen een taak is voor de ICC’er, is dat, zowel landelijk als provinciaal, in veel hogere mate het geval dan in het primair onderwijs. Landelijk heeft de cultuurcoördinator gemiddeld 2,9 uur per week tot zijn/haar beschikking. Het aantal uren verschilt sterk per school: het loopt uiteen van 0 uur tot 40 uur. Ook verschilt het aantal uren per schooltype. Cultuurcoördinatoren op havo/vwo scholen hebben meer tijd (gemiddeld 3,3 uur) dan cultuurcoördinatoren op vmbo-scholen (gemiddeld 2,3 uur). Coördinatoren op scholen voor praktijkonderwijs krijgen het kleinste aantal uren (gemiddeld 1,8 uur) voor hun taken, maar dat zijn over het algemeen ook kleine scholen. Het aantal uren dat de cultuurcoördinator per week tot zijn of haar beschikking heeft, varieert in Noord-Brabant van een kwartier tot 8 uur. <1 1 2 3 4 5 >5 weet niet, in takenpakket etc.
Figuur 4.13: Aantal uren dat cultuurcoördinator VO beschikbaar heeft per week
De meeste Brabantse cultuurcoördinatoren in het VO hebben een (25%) of twee (29%) uren per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken.
4.4.2 Draagvlak Aan scholen is gevraagd of er draagvlak is voor (het programma) cultuureducatie. Tabel 4.19: Draagvlak voor (het programma) cultuureducatie op scholen voor VO Niet In enige in grote mate mate
Directie Noord-Brabant
2%
59%
39%
Landelijk
3%
47%
50%
Noord-Brabant
0%
38%
62%
Landelijk
3%
23%
74%
Noord-Brabant
12%
86%
2%
Landelijk
8%
74%
18%
Docenten kunstvakken
Andere docenten
Slechts op enkele scholen is er geen draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij de Pagina 53/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
directie en docenten kunstvakken. Landelijk lijkt het draagvlak bij directie en docenten kunstvakken sterker te zijn dan in de provincie Noord-Brabant. Het draagvlak bij andere docenten laat in vergelijking met directie en docenten kunstvakken te wensen over. Het
percentage scholen waar geen draagvlak is bij andere docenten is groter dan bij de andere groepen, en in Noord-Brabant 1 ½ keer hoger dan landelijk. Slechts bij 2% van de Brabantse scholen is dit draagvlak in hoge mate aanwezig (tegenover 18% landelijk). Aan de Brabantse VO scholen is bovendien gevraagd of dit draagvlak de laatste jaren is veranderd.
70%
2%
Andere docenten
Docenten kunstvakken
28%
69%
0%
Directie
31%
64%
5% 0%
32%
10%
20%
30%
% Toegenomen
40%
% afgenomen
50%
60%
70%
80%
% Hetzelfde gebleven
Figuur 4.14: Veranderingen draagvlak VO scholen
Op (bijna) een derde van alle Brabantse VO scholen is het draagvlak voor cultuureducatie toegenomen. Het meest bij directie en docenten kunstvakken en het minst bij andere docenten. Landelijk is het draagvlak voor cultuureducatie sinds 2006 nauwelijks veranderd. De cijfers in de monitor van 2006, 2008 en 2010 laten een ander beeld zien, zoals blijkt uit onderstaande figuur. Waarschijnlijk heeft dit deels te maken met een andere steekproef. De drastische afname van een grote mate van draagvlak werpt de vraag op welke mogelijke (andere) redenen hiervoor de oorzaak zijn.
90% 78%
80% 70%
66%
62%
60%
62%
50%
2006
50% 40%
39%
2008 2010
26%
30% 18%
20% 10%
2%
0% Directie
Docenten kunstvakken
Andere docenten
Figuur 4.15: Percentage Brabantse VO scholen met grote mate van draagvlak bij directie, docenten kunstvakken en andere docenten Pagina 54/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
4.4.3 Deskundigheid Landelijk geeft 53% van de scholen aan, dat de betrokken docenten in grote mate deskundig zijn om cultuureducatie vorm te geven. In Noord-Brabant spreekt bijna de helft van een deskundigheid in hoge mate. Dit is vergelijkbaar met 2008. Landelijk echter zijn meer scholen in 2010 (53%) van oordeel dat de betrokken docenten in grote mate deskundig zijn om cultuureducatie vorm te geven dan in 2008 (40%).
4.4.4 Financiën Landelijk is op ongeveer de helft van de scholen (51%) cultuureducatie als aparte post opgenomen in de begroting. Dit percentage is vergelijkbaar met dat van voorgaande jaren. In Noord-Brabant is cultuureducatie - slechts - bij 30% als aparte post opgenomen in de begroting. Eerder was dat bij ongeveer de helft van de scholen (50% in 2006 en 52% in 2008) nog het geval. Scholen zetten verschillende financieringsbronnen in om cultuureducatie vorm te kunnen geven. Tabel 4.20: Financieringsbronnen die VO scholen inzetten om cultuureducatie vorm te geven N-Brabant 2010 n= 45 Cultuurkaart
89%
Eigen middelen
67%
Ouderbijdragen
53%
Subsidies Rijk
18%
Subsidies Provincie
9%
Subsidies Gemeente
22%
Extra inkomstenbronnen (bijvoorbeeld sponsoring, fondsen)
13%
Anders
2%
Zowel landelijk (94%) als in Brabant (89%) is de cultuurkaart veruit de belangrijkste financieringsbron. Daarna volgen (zowel landelijk als in Brabant) eigen middelen van de school en ouderbijdragen als meest ingezette financieringsbron. Over de gehele linie is het percentage scholen dat gebruik maakt van de onderscheiden financieringsbronnen afgenomen tussen 2006 en 2010. Dit geldt zowel landelijk als voor NoordBrabant. De beschikbare financiën worden in Noord-Brabant vooral ingezet voor de inhuur van externe docenten / cultuuraanbieders (95% van de scholen), voor de inkoop van materiaal en/of apparatuur (45% van de scholen) en voor deskundigheidsbevordering docenten (33% van de scholen).
4.4.5 Ruimtes en faciliteiten Aan de scholen is gevraagd hoe zij hun ruimtes voor het geven van cultuureducatie beoordelen.
Pagina 55/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 4.21: Beoordeling ruimtes cultuureducatie scholen VO
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Niet aanwezig
Noord-Brabant
23%
36%
39%
2%
Landelijk
13%
45%
37%
5%
Noord-Brabant
20%
36%
34%
9%
Landelijk
19%
39%
26%
16%
Noord-Brabant
28%
33%
16%
23%
Landelijk
22%
29%
18%
30%
Noord-Brabant
21%
40%
30%
9%
Landelijk
20%
28%
30%
22%
Noord-Brabant
30%
41%
30%
0%
Landelijk
25%
42%
28%
5%
Ruimtes voor beeldende activiteiten
Ruimtes voor muziek
Ruimtes voor dans/theater
Podium met verlichting
Audiovisuele apparatuur
Op de meeste Brabantse VO scholen zijn de genoemde ruimtes aanwezig. Alleen ruimtes voor dans/theater ontbreken op bijna een kwart van de Brabantse scholen. Die scholen die beschikken over deze ruimte beoordelen deze over het algemeen onvoldoende (28%) of voldoende (33%) en nauwelijks goed (16%). Landelijk ontbreken ruimtes voor dans/theater op bijna een derde van de scholen, en ook landelijk zijn scholen die wel over deze ruimte beschikken er niet onverdeeld gelukkig mee. Waar landelijk 22% van de scholen niet over een podium met verlichting beschikt, ontbreekt deze slechts op 9% van de Brabantse scholen. Scholen die beschikken over deze ruimte zijn er in het algemeen tevreden mee.
4.5 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie Het proces en de opbrengsten van cultuureducatie worden niet door alle scholen door middel van evaluatie in beeld gebracht. Landelijk evalueert 50% van de scholen. In Noord-Brabant is het percentage scholen dat evalueert nog kleiner, namelijk 36%. In vergelijking met PO scholen evalueren relatief weinig VO scholen het proces en de opbrengsten van cultuureducatie. De scholen die evalueren brengen verschillende aspecten in beeld. Tabel 4.22: Wat wordt geëvalueerd op VO scholen
Pagina 56/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
N-Brabant 2010 (n=15)
Landelijk 2009 (n=80 )
Het beleid / de doelstellingen
67%
70%
De inhoud van het programma / de activiteiten
100%
96%
De organisatie van het programma / de activiteiten
93%
91%
De samenwerking en het overleg met externe partners
87%
63%
De ervaringen / waardering van leerlingen
87%
80%
De ervaringen / waardering van ouders
20%
21%
Anders
0%
-
(Vrijwel) alle scholen die evalueren, evalueren de inhoud van het programma/de activiteiten evenals de organisatie van het programma/de activiteiten. Ook de ervaringen / waardering van
leerlingen worden door meer dan driekwart van de scholen geëvalueerd. De samenwerking en het overleg met externe partners wordt door meer scholen in de provincie (87%) geëvalueerd dan landelijk (63%). Het minst aantal scholen (ongeveer een vijfde) evalueert de ervaringen / waardering van ouders. Aan scholen is gevraagd als ze de leerlingen beoordelen, waarop dat dan gebeurt. Tabel 4.23: Het beoordelen van leerlingen in de onder- en bovenbouw van het VO voor (onderdelen van) cultuureducatie
N-Brabant 2010 n=42
Landelijk 2009 n=190
Onder bouw
Boven bouw
Onder bouw
Boven bouw
Inzet/motivatie / werkhouding
90%
76%
82%
79%
Werkproces
76%
81%
79%
84%
Technische kwaliteit eindproduct
43%
60%
53%
66%
Creativiteit / originaliteit
76%
83%
83%
85%
Reflectievermogen / inzicht
43%
83%
52%
75%
Anders
5%
5%
6%
9%
eindproduct
Zowel landelijk als in Noord-Brabant beoordelen vrijwel alle scholen (die de leerlingen beoordelen voor cultuureducatie) op creativiteit en/of originaliteit van het eindproduct en op inzet/motivatie / werkhouding. Meer dan driekwart van de scholen beoordeelt leerlingen ook op het werkproces (landelijk gebeurt dit vaker dan in Noord-Brabant). Zowel voor de technische kwaliteit van het eindproduct als voor reflectievermogen / inzicht geldt, dat deze beoordelingscriteria vaker voor leerlingen in de bovenbouw worden gebruikt dan voor leerlingen in de onderbouw. Vervolgens is de scholen gevraagd of ze positieve effecten zien van cultuureducatie. Tabel 4.24: Positieve effecten van cultuureducatie in het VO
Ja, ik zie effect
Nee, ik zie geen effect
Weet niet
Noord-Brabant
72%
12%
16%
Landelijk
85%
2%
14%
Noord-Brabant
58%
12%
30%
Landelijk
65%
5%
30%
Noord-Brabant
56%
12%
33%
Landelijk
72%
7%
22%
Effecten op leerlingniveau Leerlingen hebben meer plezier, ze zijn trots
Leerlingen hebben een positiever zelfbeeld
Leerlingen beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit
Leerlingen beschikken over betere communicatieve en expressieve vaardigheden Pagina 57/94
Noord-Brabant
57%
19%
24%
Oktober 2010
Landelijk
63%
6%
31%
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Ja, ik zie effect
Nee, ik zie geen effect
Weet niet
Noord-Brabant
79%
10%
12%
Landelijk
79%
4%
16%
Noord-Brabant
26%
26%
49%
Landelijk
32%
16%
52%
Noord-Brabant
37%
15%
49%
Landelijk
19%
11%
70%
Noord-Brabant
60%
16%
23%
Landelijk
39%
12%
49%
Noord-Brabant
36%
21%
43%
Landelijk
23%
17%
59%
Noord-Brabant
29%
29%
43%
Landelijk
17%
21%
61%
Noord-Brabant
58%
23%
19%
Landelijk
56%
17%
27%
Noord-Brabant
56%
19%
26%
Landelijk
53%
12%
35%
Noord-Brabant
32%
25%
43%
Landelijk
51%
13%
37%
Noord-Brabant
23%
39%
39%
Landelijk
25%
32%
42%
Leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur
Leerlingen hebben meer denkvaardigheden (concentratie, oplossen van problemen)
Leerlingen passen kennis en vaardigheden beter toe in andere vakgebieden
Cultuurparticipatie is gestegen: leerlingen ondernemen in hun vrije tijd meer op het gebied van kunst en cultuur (cursussen, bezoek voorstellingen, etc.)
Leerlingen gaan beter om met verschillende culturen
Leerlingen voelen zich meer verbonden met ons culturele verleden
Leerlingen zijn meer betrokken bij culturele activiteiten (kiezen vaker voor kunstvakken en nemen vaker deel aan culturele activiteiten)
Effecten op groeps- en schoolniveau Leerlingen werken beter samen
Het schoolklimaat is verbeterd
Ouders/leerlingen kiezen bewust voor deze school vanwege cultuureducatie
Effecten van cultuureducatie die door de meeste VO scholen worden gesignaleerd zijn dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn en dat ze beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur. Pagina 58/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Landelijk signaleren meer scholen dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn (+ 13%), de verbeeldingskracht en originaliteit van leerlingen is toegenomen (+ 16%) en dat het schoolklimaat is verbeterd (+ 19%).
In Brabant signaleren meer scholen dat de cultuurparticipatie van leerlingen is gestegen (+ 21%!), leerlingen beter omgaan met verschillende culturen (+ 13%) en dat leerlingen zich meer verbonden voelen met hun culturele verleden (+ 12%). De effecten die scholen landelijk en provinciaal signaleren ten aanzien van het vergroten van kennis en vaardigheden, liggen in lijn met het belang dat de scholen hechten aan deze doelstelling (zie tabel 4.2). Landelijk hadden veel scholen de cultuurparticipatie van leerlingen in de vrije tijd hoog in het vaandel staan (85%), maar ziet minder dan de helft van deze scholen 39%) hiervan effect. Het verschil tussen deze doelstelling (88%) en het gesignaleerde effect (60%) is aanzienlijk kleiner voor de Brabantse scholen: tweederde van de scholen die deze doelstelling hebben ziet ook een effect.
4.6 Besteding cultuurkaart 4.6.1 De cultuurkaart Tot schooljaar 2008 – 2009 ontvingen scholen voor voortgezet onderwijs zogenaamde ‘cultuurvouchers’ (ofwel CKV bonnen). Deze dienden als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt werden voor deelname aan culturele activiteiten in de onderbouw en de vakken CKV(1) en KCV. De bonnen konden in combinatie met een speciale CJP/CKV-pas worden besteed aan buitenschoolse culturele activiteiten (voorstellingen, tentoonstellingen, concerten, enzovoort). Daarnaast gaf de CJP/CKV-pas recht op de normale CJP-kortingen. Het beschikbare bedrag van de CKV-bonnen varieerde per leerling van € 5,70 (klas 1 en 2 van de onderbouw (voor havo/vwo bovendien klas 3) en/of voor leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs van 15 jaar en jonger) tot € 22,70 (bovenbouw vmbo, havo/vwo, praktijkonderwijs en vso). De vouchers werden op aanvraag verstrekt. De aanvraag moest jaarlijks voor 1 juli worden ingediend bij het CJP-bureau. Vanaf schooljaar 2008 – 2009 is de cultuurvoucher vervangen door de zogenaamde 11
cultuurkaart . De vouchers zijn afgeschaft omdat ze te veel administratief werk opleverden voor scholen en culturele instellingen. Ook is de werking van de Cultuurkaart veel breder dan die van de CKV-bonnen. In het nieuwe systeem ontvangen alle (ruim 900.000) leerlingen jaarlijks €15,-. In het oude systeem ontvingen een kleine 250.000 leerlingen jaarlijks €22,50. Het beschikbare budget wordt daarmee jaarlijks verhoogd van bijna 6 miljoen naar meer dan 13 miljoen euro. De cultuurkaart is een digitale, persoonsgebonden kaart waarmee leerlingen in het voortgezet onderwijs culturele activiteiten kunnen betalen. De cultuurkaart werkt hetzelfde als een pinpas (maar een pincode is niet nodig). De kaart is ook een Cultureel Jongeren Paspoort (CJP-pas) en daarmee een kortingspas. Het doel van de cultuurkaart is leerlingen te stimuleren om vaker culturele activiteiten te ondernemen. En om leerlingen kunst en cultuur te leren verbinden met de vakken die zij op school krijgen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) boekt jaarlijks € 15,-- op de cultuurkaart van elke leerling. Dit geld is te gebruiken bij culturele instellingen zoals musea, theaters en bioscopen. Leerlingen kunnen het tegoed individueel gebruiken, maar ook in groepen. De docent bepaalt hoe leerlingen het tegoed inzetten. Zo kan de docent aan het begin 11
Informatiebronnen:
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/vragen-en-antwoorden/wat-is-de-cultuurkaart-in-hetPagina 59/94
voortgezet-onderwijs-vo.html
Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
www.cultuurkaart.nl
van het schooljaar het tegoed op de kaart verdelen in een deel dat de leerling zelf mag uitgeven en een deel waar de docent over beschikt, bijvoorbeeld voor klassikale activiteiten. Dit is afhankelijk van het beleid van de school. CKV-leerlingen krijgen van het VSB fonds eenmalig € 10,-- extra op hun cultuurkaart. Dit bedrag mogen leerlingen individueel besteden. De cultuurkaart wordt aan alle leerlingen verstrekt, maar een leerling ontvangt het geld op zijn/haar kaart pas als deze door 75% van de klas is geregistreerd (op de website cultuurkaart.nl). Dan wordt het geld dat de docent of school aan elke leerling beschikbaar stelt, automatisch vrijgegeven en kan de leerling dit gaan uitgeven.
4.6.2 Het gebruik van de cultuurkaart in de provincie Noord-Brabant
12
In 2008-2009 was landelijk vanuit het Ministerie van OCW een totaalbedrag van € 12.321.195,-beschikbaar voor cultuurkaarten voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Daarnaast was er voor een deel van de leerlingen een extra bedrag van € 10,-- beschikbaar (het zogenaamde VSB tientje). Daarmee was een bedrag van € 2.306.300,-- gemoeid. Het totaal beschikbare bedrag voor 2008 – 2009 komt hiermee op € 14.627.495,-Twee jaar eerder (schooljaar 2006 – 2007) bedroeg het landelijke totaalbedrag ongeveer de helft (€ 7.456.365,--) voor het aanvragen van CKV-bonnen. Voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs in Noord-Brabant was in 2008 – 2009 een totaalbedrag van € 2.279.785,-- beschikbaar (bijna 16% van het landelijke totaalbedrag). Ter vergelijking: in 2006 – 2007 was ongeveer € 1.140.720,00 beschikbaar (eveneens ruim 15% van het landelijk totaal bedrag). Uit onderstaande tabel blijkt, dat de cultuurkaart door het merendeel van de leerlingen is geactiveerd. Tabel 4.25: percentage leerlingen dat de cultuurkaart heeft geactiveerd.
Geactiveerd door leerlingen
Percentage cultuurkaarten
Percentage cultuurkaarten
van:
geactiveerd Noord-Brabant
geactiveerd Landelijk
Vmbo
89%
88%
Havo
89%
89%
Vwo
90%
88%
Vso
93%
91%
Praktijkonderwijs
90%
88%
Gemiddeld alle schooltypen
90%
89%
Alleen in de provincies Drenthe (98%), Groningen (92%) en Limburg (92%) hebben meer leerlingen hun cultuurkaart geactiveerd dan in de provincie Noord-Brabant. Dat de cultuurkaarten zijn geactiveerd, betekent echter niet vanzelfsprekend dat de beschikbare bedragen ook worden besteed. In Noord-Brabant is in 2008 – 2009 in totaal 80% (€ 1.820.243,49) van het beschikbare budget besteed. Dit is vergelijkbaar met schooljaar 20062007, toen 79% van het totaal beschikbare bedrag voor Noord-Brabant werd besteed. Per provincie varieert de besteding van het totaal beschikbare bedrag voor Cultuurkaarten tussen 72% (Zeeland) en 85% (Drenthe). Met een besteding van 80% neemt de provincie Noord-Brabant een middenpositie in.
Pagina 60/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
12
Bron: cijfers cultuurkaart-jaar 2008-2009
Dit betekent, dat één op de vijf leerlingen in de Provincie Noord-Brabant geen gebruik maakt van de Cultuurkaart en dat daarmee een beschikbaar bedrag van € 459.541,60 voor cultuureducatie onbenut blijft. Van het beschikbare budget wordt in Noord-Brabant in 2008 – 2009 19% individueel besteed, en 81% niet-individueel. Het percentage individueel besteed budget varieert per provincie van 6 – 19%. Noord-Brabant kent het hoogste percentage individueel besteed budget. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het totaal uitgegeven Cultuurkaart-tegoed over de cultuursectoren. De cijfers zijn niet bekend per provincie. Tabel 4.26: Besteed bedrag per cultuursector (in %)
Cultuursector
Besteed bedrag
Bibliotheek
0%
Bioscoop
8%
Centrum voor de kunsten
20%
Circus
0%
Concertgebouw
1%
Cultureel/Educatieve dienstverlening
7%
Dansgezelschap
3%
Festival
1%
Impresariaat
7%
Kunstenaar/Artiest
6%
Kunstuitleen
1%
Museum
8%
Natuurpark
1%
Orkest/Koor
0%
Poppodium
2%
Steunpunt
9%
Theater
16%
Theatergezelschap
9%
Overig
0%
In het CJP rapport is per onderscheiden cultuursector een instellingen top 3 opgenomen. In deze lijst komen in totaal zes Brabantse instellingen voor (daarmee is 11% van alle genoemde instellingen afkomstig uit de provincie Noord-Brabant). Het zijn: -
Sector Bibliotheek: Bibliotheek de Lage Beemden (Gemert e.o.).
-
Sector Bioscopen: Pathé Eindhoven.
-
Sector Poppodium: Groene Engel (Oss).
-
Sector Steunpunt: Cultuur in school Tilburg - CiST
-
Sector Theater: - Parktheater Eindhoven
-
Chassé Theater & Cinema Breda.
Van deze zes instellingen stond de helft ook in 2006 – 2007 in de instellingen top 3. Het betreft de instellingen: -
Cultuur in school Tilburg – CiST
Pagina 61/94
-
Parktheater Eindhoven
Oktober 2010
-
Chassé Theater & Cinema Breda.
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Ook in de cultuurmonitor zijn vragen gesteld over de cultuurkaart. Allereerst is de scholen gevraagd of ze gebruik maken van de cultuurkaart. Dat blijkt zowel landelijk (94%) als voor Noord-Brabant (96%) voor vrijwel alle scholen het geval te zijn. De scholen in Brabant die nog geen gebruik maken van de Cultuurkaart (4%) zijn dat wel van plan om te gaan doen. Ook is de scholen gevraagd of ze eisen hebben verbonden aan de besteding van de cultuurkaart. Tabel 4.27: Eisen die scholen hebben verbonden aan de besteding van de cultuurkaart
Vmbo
Havo/vwo
Noord-Brabant
3%
0%
Landelijk
5%
9%
Noord-Brabant
18%
12%
Landelijk
45%
61%
Noord-Brabant
8%
4%
Landelijk
8%
5%
41%
54%
-
-
Nee, leerlingen zijn volledig vrij in de keuze van culturele activiteiten
Ja, leerlingen zijn deels vrij en mogen deels kiezen uit een door ons opgesteld programma
Ja, leerlingen mogen kiezen uit een door ons opgesteld programma
Ja, leerlingen zijn deels vrij en volgen deels een vast, door ons opgesteld programma Noord-Brabant Landelijk Ja, leerlingen volgen een vast, door ons opgesteld programma Noord-Brabant
26%
8%
Landelijk
42%
25%
5%
21%
-
-
Anders Noord-Brabant Landelijk
Slechts enkele scholen hebben geen eisen verbonden aan de besteding van de cultuurkaart en laten leerlingen volledig vrij in de keuze van culturele activiteiten. De meeste scholen laten de leerlingen deels zelf kiezen en bieden deels zelf een programma aan (dat door de leerlingen gevolgd moet worden of waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken).
Pagina 62/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
5 VERANKERING VAN CULTUUREDUCATIE IN BRABANTSE SCHOLEN VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS In dit hoofdstuk wordt nagegaan in hoeverre cultuureducatie is verankerd in het onderwijs op Brabantse scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Allereerst wordt uitgelegd wat de verankeringmaat inhoudt (5.1). Vervolgens wordt beschreven hoe sterk cultuureducatie is verankerd in het Brabantse primair onderwijs (5.2) en in het Brabantse voortgezet onderwijs (5.3). In de laatste paragraaf (5.4) wordt de verankering van cultuureducatie in het primair onderwijs vergeleken met die in het voortgezet onderwijs. In alle paragrafen vindt - voor zover mogelijk - ook een vergelijking plaats met de landelijke gegevens. 13
5.1 De verankeringsmaat
Oberon en Sardes hebben in hun landelijke monitor cultuureducatie een verankeringsmaat bepaald. Deze maat hebben zij ontleend aan de kwaliteitscriteria die zijn opgesteld voor de 14
cultuurprofielscholen . In hun monitor 2008-2009 omschrijven Oberon en Sardes deze verankeringsmaat als volgt. “De volgende negen indicatoren geven de mate van verankering aan: • Vastgelegde visie • Samenhangend programma • Cultuurcoördinator • Breed draagvlak • Deskundige docenten • Structurele samenwerking scholen en culturele partners • Structurele financiën • Evaluatie van de opbrengsten • Goede accommodatie In de vragenlijsten PO en VO is voor iedere indicator een vraag gesteld. Om hierbij vast te stellen of er sprake is van verankering, passen we strenge criteria toe: bij ja/nee vragen moet het antwoord ‘ja’ zijn, bij meerpuntsvragen moet iets ‘in grote mate’ gerealiseerd zijn of als ‘goed’ beoordeeld worden om te kunnen spreken van verankering. In het VO wordt de verankeringsmaat voor de vierde keer toegepast. Na de meting van 2008 is met een factoranalyse vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een set samenhangende indicatoren. Dit jaar hebben we de verankeringsmaat voor het eerst toegepast op het primair onderwijs. PO scholen hebben hiervoor exact dezelfde vragen beantwoord als de VO scholen. Alleen de vraag over accommodatie is niet in de verankeringsmaat voor het PO opgenomen. PO scholen hebben nauwelijks invloed op het al dan niet beschikken over een grote zaal en een podium. Bovendien bleek uit voorgaande metingen dat het percentage scholen dat over een grote zaal en/of een podium beschikt over de jaren heen vrij stabiel is. Het is daarom geen goede indicatie voor de mate van verankering van cultuureducatie in het primair onderwijs.”
Pagina 63/94 Oktober 2010
13
De tekst van paragraaf 5.1 is letterlijk overgenomen uit de monitor 2008-2009 van Oberon en Sardes
CB1.10KO.0074 mab (10529)
14
KPC Groep en Oberon (2005).
5.2 Verankering van cultuureducatie in het Primair Onderwijs De volgende figuren laten zien welke aspecten van cultuureducatie in welke mate zijn verankerd in het primair onderwijs in Brabant (2010) en landelijk (2009). Cultuurcoördinator (88%) Structurele financiën/meerjarenbegroting (79%) Vastgelegde visie (70%) Evaluatie (57%) Structurele samenwerking (44%) Draagvlak (31%) Samenhangend programma (21%) Deskundigheid docenten (20%)
Figuur 5.1: Verankering cultuureducatie op PO scholen in Noord-Brabant 2010
Structurele financiën/meerjarenbegroting (81%) Cultuurcoördinator (80%) Evaluatie (76%) Vastgelegde visie (65%) Draagvlak (43%) Structurele samenwerking (32%) Samenhangend programma (25%) Deskundigheid docenten (25%)
Figuur 5.2: Verankering cultuureducatie op PO scholen landelijk 2009
De verankeringsfactoren die landelijk op de eerste en tweede plaats staan, staan in NoordBrabant op de tweede en eerste plaats. Hetzelfde geldt voor de factoren die op de derde en vierde en op de vijfde en zesde plaats staan. Het percentage PO scholen in Noord-Brabant met een cultuurcoördinator ligt hoger (+8%) dan landelijk. Een opvallend verschil tussen de landelijke en provinciale verankering betreft de factor ‘evaluatie’. Evaluatie van cultuureducatie vindt landelijk op veel meer scholen plaats dan in Noord-Brabant (+19%). Dit verschil is des te opmerkelijker gezien het feit, dat meer Brabantse (+5%) scholen een vastgelegde visie hebben op cultuureducatie (+5%) dan landelijk het geval is. In Noord-Brabant evalueren niet alle scholen met een vastgelegde visie hun cultuureducatieve activiteiten, en landelijk geldt het omgekeerde: niet alleen scholen met een vastgelegde visie evalueren hun cultuureducatieve activiteiten, maar ook scholen die geen Pagina 64/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
vastgelegde visie hebben doen dat. Het relatief geringe draagvlak voor cultuureducatie op de Brabantse scholen heeft vooral te maken met het geringe draagvlak (31% in hoge mate) van leraren. Overigens ligt ook het percentage vakleerkrachten en directies in Brabant met een
grote mate van draagvlak voor cultuureducatie lager dan landelijk. (respectievelijk -11% en 8%). Van structurele samenwerking met externe partners daarentegen is op Brabantse scholen vaker sprake dan landelijk. Eerder in dit rapport zagen we al dat dit voor vele typen partners het geval is.
5.3 Verankering van cultuureducatie in het Voortgezet Onderwijs De volgende figuren laten zien welke aspecten van cultuureducatie in welke mate zijn verankerd in het voortgezet onderwijs in Brabant (2010) en landelijk (2009).
Cultuurcoördinator (82%) Structurele samenwerking (64%) ……………………………………….. Deskundigheid docenten (44%) Vastgelegde visie (38%) Evaluatie (36%) Structurele financiën (30%) Samenhangend programma (18%) Accommodatie (16%) Draagvlak (2%) Figuur 5.3: Verankering cultuureducatie op VO scholen in Noord-Brabant 2010
Cultuurcoördinator (82%) Vastgelegde visie (64%) Deskundigheid docenten (61%) Structurele samenwerking (56%) Evaluatie (54%) Structurele financiën (52%) ……………………………………………………… Samenhangend programma (29%) Draagvlak (20%) Accommodatie (10%) Figuur 5.4: Verankering cultuureducatie op VO scholen landelijk 2009
In zowel Noord-Brabant als Nederland is het beschikken over een cultuurcoördinator de meest verankerde factor van cultuureducatie binnen het voortgezet onderwijs. De verankeringsfactor die landelijk op de tweede plaats staat (vastgelegde visie), staat in Noord-Brabant op de vierde plaats. Voor de factor ‘structurele samenwerking’ geldt hetzelfde, maar dan omgekeerd (op nummer 4 landelijk en op nummer 2 in Noord-Brabant). De factor ‘draagvlak’ is op Brabantse VO scholen nauwelijks verankerd (2%). Dit hangt samen met het geringe draagvlak bij nietPagina 65/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
vakdocenten.
Als we kijken naar het percentage VO scholen dat bepaalde factoren heeft verankerd (zie stippellijnen in figuren 25 en 26), dan valt op, dat de ‘scheidslijn’ van verankering op meer of minder dan 50% van de scholen voor Noord-Brabant op een andere plaats getrokken wordt dan landelijk. In Noord-Brabant zijn er twee factoren die op meer dan 50% van de scholen zijn verankerd, en landelijk zijn dat er zes. Dit rechtvaardigt de conclusie, dat cultuureducatie landelijk in sterkere mate is verankerd in het onderwijs dan binnen de provincie Noord-Brabant het geval is.
5.4 Vergelijking primair en voortgezet onderwijs In onderstaande tabellen vindt voor de verankeringsfactoren een vergelijking plaats tussen de Brabantse scholen voor PO en VO. Ook worden de landelijke cijfers vermeld. Tabel 5.1: Visie en doelen cultuureducatie
Visie
PO
VO
Noord-Brabant
10%
17%
Landelijk
10%
10%
Noord-Brabant
70%
38%
Landelijk
62%
54%
Noord-Brabant
20%
44%
Landelijk
28%
37%
99%
98%
98%
97%
Noord-Brabant
59%
88%
Landelijk
62%
84%
Noord-Brabant
71%
69%
Landelijk
79%
90%
Noord-Brabant
48%
41%
Landelijk
48%
57%
Noord-Brabant
73%
75%
Landelijk
75%
79%
Noord-Brabant
59%
51%
Landelijk
57%
59%
65%
71%
63%
73%
Geen visie
Visie schriftelijk vastgelegd
Visie niet schriftelijk vastgelegd
Doelen voor leerlingen
Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur Noord-Brabant Landelijk Deelname aan kunst en cultuur buiten school stimuleren
Sociaal - emotionele ontwikkeling stimuleren (zelfbeeld, sociale vaardigheden, etc.)
Talentontwikkeling stimuleren
Kennis/vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur vergroten
Leerlingen leren omgaan met verschillende culturen
Leerlingen leren waarnemen, herkennen, analyseren en waarderen Noord-Brabant Landelijk Leerlingen kennis van en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen Pagina 66/94
Noord-Brabant
66%
63%
Oktober 2010
Landelijk
71%
69%
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Doelen
PO
VO
Het schoolklimaat verbeteren
voor de
Noord-Brabant
33%
46%
school
Landelijk
31%
50%
Noord-Brabant
91%
92%
Landelijk
88%
86%
Noord-Brabant
11%
23%
Landelijk
7%
29%
Breed aanbod voor leerlingen realiseren
Profileren als kunst/cultuurschool
Zowel in vergelijking met het primair onderwijs als in vergelijking met de landelijke situatie, valt op dat VO scholen in Brabant vaker geen visie op cultuureducatie hebben. Ook valt op dat bijna het dubbele aantal PO scholen in Brabant (70%) hun visie heeft vastgelegd in vergelijking met de Brabantse VO scholen (38%). In de landelijke vergelijking scoren PO scholen in Brabant hoger, maar VO scholen in Brabant lager in het hebben van een vastgelegde visie. Ten aanzien van de doelen die scholen willen bereiken met cultuureducatie, zijn de verschillen in Noord-Brabant tussen PO en VO niet erg groot, op een aantal uitzonderingen na. Zo beogen meer VO scholen dan PO scholen in Brabant met cultuureducatie de deelname van leerlingen aan kunst en cultuur buiten school te stimuleren. Ook landelijk vinden meer VO scholen dit belangrijker dan PO scholen. Op VO scholen wordt cultuureducatie iets vaker ingezet om het schoolklimaat te verbeteren dan op PO scholen, en relatief meer VO scholen dan PO scholen willen zich profileren als kunst/cultuurschool. Dat geldt niet alleen voor Noord-Brabant, maar ook landelijk. Tabel 5.2: Samenhang en doorlopende leerlijn cultuureducatie
Samenhang
PO
VO
Noord-Brabant
21%
18%
Landelijk
25%
27%
Noord-Brabant
50%
52%
Landelijk
55%
41%
Noord-Brabant
25%
25%
Landelijk
20%
32%
14%
23%
15%
28%
Noord-Brabant
15%
16%
Landelijk
17%
21%
Eén samenhangend structureel programma
Sommige activiteiten op elkaar afgestemd
Incidentele losstaande activiteiten
Doorlopende lijn
In grote mate cumulatief Noord-Brabant Landelijk In grote mate afstemming binnen-/buitenschools
In termen van samenhangende culturele activiteiten, zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen Brabantse scholen voor PO en VO vast te stellen. In termen van een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie kan worden vastgesteld, dat relatief meer VO scholen dan PO scholen cultuureducatieve activiteiten hebben die een cumulatief karakter vertonen. Pagina 67/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 5.3: Gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van culturele activiteiten met externe partners, in percentages
PO
VO
5% 9%
24% 14%
8% 8%
17% 11%
3% 5%
10% 14%
4% 4%
9% 13%
7% 5%
5% 4%
12% 9%
15% 19%
4% 2%
3% 5%
3% 4%
0% 5%
6% -
3% -
2% 1%
3% 4%
2% 1%
5% 5%
14% 12%
15% 13%
Noord-Brabant: Kunstbalie
8%
6%
Noord-Brabant: Erfgoed Brabant
3%
3%
Noord-Brabant: Cubiss
1%
3%
Landelijk
6%
-
Centrum voor kunst en cultuur Noord-Brabant Landelijk
Muziekschool Noord-Brabant Landelijk
Museum Noord-Brabant Landelijk
Theater/theatergezelschap Noord-Brabant Landelijk
Muziekgezelschap (orkest, band, etc.) Noord-Brabant Landelijk
Individuele kunstenaars Noord-Brabant Landelijk
Vereniging voor amateurkunst Noord-Brabant Landelijk
Monument, depot of archeologische vindplaats Noord-Brabant Landelijk
Heemkundekring Noord-Brabant Landelijk
Archief Noord-Brabant Landelijk
Filmhuis/bioscoop Noord-Brabant Landelijk
Bibliotheek Noord-Brabant Landelijk
Provinciale steunfunctie-instelling
Pagina 68/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
PO
VO
12% -
27% -
2% -
0% -
Marktplaats cultuureducatie Noord-Brabant Landelijk
Ondersteunende instelling voor kunst / cultuur buiten de Provincie Noord-Brabant Landelijk
Als we niet in zijn algemeenheid kijken naar samenwerking tussen scholen en externe culturele partners, maar meer in het bijzonder naar de samenwerkingsvorm waarin gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van culturele activiteiten met scholen en externe partners plaatsvindt, dan valt op, dat de samenwerking met een groot aantal externe partners (Centrum voor Kunst en Cultuur, muziekschool, Museum, Theater/theatergezelschap, individuele kunstenaars, filmhuis/bioscoop en de marktplaats cultuureducatie) bij relatief meer VO scholen dan PO scholen bestaat uit een gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van culturele activiteiten. Ook landelijk is dezelfde trend te bespeuren. Tabel 5.4: Draagvlak voor cultuureducatie, ‘in grote mate’, in percentages
PO
VO
Noord-Brabant
31%
n.v.t.
Landelijk
45%
Groepsleerkrachten
Docenten niet-kunstvakken Noord-Brabant
n.v.t.
Landelijk
2% 18%
Vakleerkrachten / docenten kunstvakken Noord-Brabant
59%
62%
Landelijk
70%
73%
Noord-Brabant
59%
39%
Landelijk
56%
50%
Directie
Zowel bij Brabantse PO scholen als bij Brabantse VO scholen is het draagvlak relatief het geringst bij groepsleerkrachten (PO) / docenten niet-kunstvakken (VO). Landelijk doet zich hetzelfde beeld voor, maar voor alle groepen (met uitzondering van directies PO) is het draagvlak landelijk groter. Een verschil tussen PO en VO scholen in Noord-Brabant is, dat er (met uitzondering van vakleerkrachten / docenten kunstvakken) een relatief groter draagvlak voor cultuureducatie is bij PO scholen dan bij VO scholen.
Pagina 69/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Tabel 5.5: Evaluatie, in percentages
PO
VO
Noord-Brabant
56%
67%
Landelijk
47%
70%
Noord-Brabant
95%
100%
Landelijk
98%
96%
Noord-Brabant
86%
93%
Landelijk
89%
91%
Noord-Brabant
61%
87%
Landelijk
53%
63%
Noord-Brabant
83%
87%
Landelijk
79%
80%
Noord-Brabant
28%
20%
Landelijk
27%
21%
Het beleid/ de doelstellingen
De inhoud van het programma/de activiteiten
De organisatie van het programma/de activiteiten
De samenwerking en het overleg met externe partners
De ervaringen / waardering van leerlingen
De ervaringen / waardering van ouders
Voor alle genoemde evaluatieonderwerpen geldt, dat ze vaker aan de orde zijn bij VO scholen dan bij PO scholen, met uitzondering van de evaluatie van de ervaringen / waardering van de ouders. Dit onderwerp is vaker aan de orde op PO scholen dan op VO scholen. Tabel 5.6: Effecten van cultuureducatie
Effecten op leerling niveau
PO
VO
86%
72%
84%
85%
54%
58%
52%
65%
66%
56%
72%
72%
Noord-Brabant
60%
57%
Landelijk
62%
63%
78%
79%
79%
79%
Leerlingen hebben meer plezier, ze zijn trots Noord-Brabant Landelijk Leerlingen hebben een positiever zelfbeeld Noord-Brabant Landelijk Leerlingen beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit Noord-Brabant Landelijk Leerlingen beschikken over betere communicatieve en expressieve vaardigheden
Leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur Pagina 70/94
Noord-Brabant
Oktober 2010
Landelijk
CB1.10KO.0074 mab (10529)
PO
VO
40%
26%
46%
32%
23%
37%
22%
19%
Noord-Brabant
38%
60%
Landelijk
45%
39%
Noord-Brabant
45%
36%
Landelijk
40%
23%
Noord-Brabant
57%
56%
Landelijk
63%
53%
Noord-Brabant
36%
32%
Landelijk
41%
51%
Noord-Brabant
9%
23%
Landelijk
9%
25%
Leerlingen passen kennis en vaardigheden beter toe in andere vakgebieden Noord-Brabant Landelijk Cultuurparticipatie is gestegen: leerlingen ondernemen in hun vrije tijd meer op het gebied van kunst en cultuur (cursussen, bezoek voorstellingen, etc.) Noord-Brabant Landelijk Leerlingen gaan beter om met verschillende culturen
Leerlingen voelen zich meer verbonden met ons culturele verleden
Effecten op groeps- / schoolniveau
Leerlingen werken beter samen
Het schoolklimaat is verbeterd
Ouders/leerlingen kiezen bewust voor deze school vanwege cultuureducatie
Op een aantal onderwerpen verschillen de vastgestelde effecten van scholen voor PO en VO niet veel van elkaar. Er zijn onderwerpen waarvoor dat wel het geval is. Zo zijn er relatief meer scholen voor PO dan VO in Brabant, die vaststellen dat leerlingen meer plezier hebben / trots zijn, dat ze beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit, dat ze kennis en vaardigheden beter toepassen in andere vakgebieden en dat ze zich meer verbonden voelen met ons culturele verleden. Andersom zijn er relatief meer scholen voor VO dan PO in Brabant, die vaststellen dat de cultuurparticipatie van leerlingen is gestegen, dat leerlingen beter omgaan met verschillende culturen en dat ouders/leerlingen bewust kiezen voor hun school vanwege cultuureducatie.
Pagina 71/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
6 CONCLUSIES PROVINCIALE MONITOR 2009-2010 NOORD-BRABANT In dit hoofdstuk worden de conclusies van dit rapport samengebracht. Hierbij wordt de hoofdstuk- en paragrafenindeling van dit rapport gehanteerd.
6.1 Conclusies respons 6.1.1 Primair Onderwijs De vragenlijst voor de provinciale monitor cultuureducatie primair onderwijs is aan 937 Brabantse scholen gestuurd. Het betreft scholen voor regulier basisonderwijs, voor speciaal basisonderwijs en voor speciaal onderwijs. In totaal hebben 362 scholen hun medewerking aan het onderzoek verleend door de vragenlijst in te vullen. Dit is een respons van 39%. De landelijke vragenlijst is vooral ingevuld door de directeur van de school (52%) gevolgd door cultuurcoördinatoren (31%). Van de Brabantse respondenten vervult 71% de functie van cultuurcoördinator. 22% is directielid en 49% leraar. Ongeveer de helft van de respondenten in Noord-Brabant is zowel cultuurcoördinator als ook directielid en/of leraar. Van de scholen die de landelijke vragenlijst hebben ingevuld zijn er 68 (=14%)een Brede School. Van de scholen die de provinciale vragenlijst hebben ingevuld is de helft meer (21%; =76 scholen) een Brede School. Bij 11% (landelijk) en 14% (Noord-Brabant) van de Brede Scholen is een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur aangesteld. In Noord-Brabant is 14% van de Brede Scholen van plan om dit te doen en heeft 41% van de brede scholen deze plannen niet. Bij 30% van de Brabantse Brede Scholen is de regeling combinatiefuncties niet bekend. Landelijk hebben 6 Brede Scholen een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur (dit is 1,2 % van alle scholen die aan de monitor hebben meegewerkt). Provinciaal zijn dat er 11 (= 3% van alle scholen die de monitor hebben ingevuld). Dit levert het volgende beeld op. Zowel landelijk als provinciaal werken de Brede Scholen vooral samen met de bibliotheek (43% en 80%), Centra voor de kunsten (39% en 41%) en de muziekschool (31% en 51%). Opvallend is, dat het percentage Brede Scholen in Noord-Brabant dat met bibliotheken en muziekscholen samenwerkt aanzienlijk hoger is dan landelijk.
6.1.2 Voortgezet Onderwijs De vragenlijst voor de provinciale monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs is aan 171 VO locaties gestuurd, die deel uitmaken van in totaal 109 scholen voor voortgezet onderwijs. Van de 171 schoollocaties hebben er 58 meegewerkt aan de monitor. Deze locaties maken deel uit van in totaal 46 scholen. Dit is respons van respectievelijk 34% (locaties) en 42% (scholen). Van de scholen die hebben meegewerkt aan de provinciale monitor is 3% een school voor voortgezet speciaal onderwijs, 5% een categorale scholen voor praktijkonderwijs, 30% een vmbo school, 22% een school voor havo/vwo/gymnasium en heeft 37% van de scholen een breder onderwijsaanbod (3 scholengemeenschappen met vso (samen met praktijkonderwijs en/of vmbo stromen) en 19 scholengemeenschappen met een combinatie vmbo en havo en/of vwo en/of gymnasium). In vergelijking met de monitor van 2008 hebben in 2010 in de provincie Noord-Brabant minder Pagina 72/94
vmbo scholen (-14%) en havo/vwo/gymnasium scholen (-7%) deelgenomen aan de monitor,
Oktober 2010
maar meer scholen met een breed onderwijsaanbod (+13%). In 2008 is de vragenlijst niet aan
CB1.10KO.0074 mab (10529)
VSO scholen gestuurd; in 2010 wel.
De landelijke vragenlijst is vooral ingevuld door cultuurcoördinatoren en/of docenten. Een klein aantal vragenlijsten (12%) is ingevuld door directieleden. Bijna de helft van de respondenten in Noord-Brabant is zowel cultuurcoördinator als ook directielid en/of docent. Van de Brabantse respondenten vervult 66% de functie van cultuurcoördinator. 16% is directielid en 53% leraar. Een op de drie scholen (33%) die de landelijke vragenlijst heeft ingevuld is een Brede School. Dat is vergelijkbaar met de situatie in Noord-Brabant. Van de scholen die de provinciale vragenlijst hebben ingevuld is 34% een Brede School. Bij 25% van de Brede Scholen in NoordBrabant is een combinatiefunctionaris voor onderwijs en cultuur aangesteld. Van de overige Brede Scholen is 44% niet van plan een dergelijke functionaris aan te stellen. Bij 31% van de Brabantse Brede Scholen voor VO is de regeling combinatiefuncties niet bekend. Meer dan de helft van de Brabantse Brede Scholen werkt samen met Centra voor de kunsten (58%) en het theater (50%). Een derde van de Brabantse Brede Scholen werkt samen met de bibliotheek en ‘andere’ instellingen (waaronder een marktplaats cultuureducatie). Een kwart van de scholen werkt samen met de muziekschool.
6.2 Conclusies monitor primair onderwijs 6.2.1 Visie en doelen cultuureducatie primair onderwijs Zowel landelijk als provinciaal heeft 90% van de scholen een visie op cultuureducatie geformuleerd. Provinciaal (70%) hebben meer scholen de visie vastgelegd dan landelijk (62%). Bijna de helft van de Brabantse scholen heeft de visie vastgelegd in een apart cultuurbeleidsplan. Zowel landelijk als provinciaal is er een duidelijke samenhang gevonden tussen het volgen van een opleiding (cursus ICC en/of ondersteuningstraject KPC Groep) en het al dan niet beschikken over een apart cultuurbeleidsplan. Landelijk heeft 74% van de scholen met een opgeleide cultuurcoördinator een apart cultuurbeleidsplan, bij de scholen zonder opgeleide cultuurcoördinator is dat 36%. De verschillen zijn significant. Ook voor de provincie NoordBrabant is deze samenhang significant. De meeste Brabantse scholen zonder cultuurcoördinator hebben of geen visie op cultuureducatie (35%) of hebben deze visie niet schriftelijk vastgelegd (49%). Van de scholen die een ICC’er hebben, die geen scholing heeft gevolgd heeft 17% geen visie en 33% een visie die niet schriftelijk is vastgelegd. Van de scholen met een ICC’er die scholing heeft gevolgd beschikt het merendeel (87% van de scholen waar ICC is gevolgd en 95% van de scholen die de scholing van KPC Groep hebben gevolgd) over een vastgelegde visie. De meeste scholen (70% van de scholen met ICC scholing en 72% van de scholen met scholing van KPC Groep) hebben deze visie in een apart beleidsplan vastgelegd. Op 25 scholen heeft de ICC’er zowel de ICC cursus gevolgd, als het scholingstraject van KPC Groep. Op 47% van de Brabantse scholen is de visie op cultuureducatie grotendeels (39%) of helemaal (8%) ingebed in de algehele visie van de school. Bij ruim de helft van de scholen (52%) is de visie op cultuureducatie slechts een beetje ingebed in de algehele visie van de school. Voor de toekomst is dat een aandachtspunt. Vrijwel alle scholen, zowel landelijk (98%) als provinciaal (99%), willen leerlingen met behulp van cultuureducatie in aanraking brengen met kunst en cultuur. Ook het realiseren van een breed aanbod voor leerlingen staat zowel landelijk (88%) als provinciaal (91%) bij vrijwel alle Pagina 73/94
scholen hoog in het vaandel.
Oktober 2010
Het stimuleren van de sociaal - emotionele ontwikkeling van leerlingen staat zowel landelijk
CB1.10KO.0074 mab (10529)
(79%) als provinciaal (71%) hoger op de lijst van te bereiken doelstellingen dan het stimuleren
van talentontwikkeling (in beide gevallen 48% van de scholen). Het bijbrengen van kennis van en waardering voor de eigen omgeving scoort landelijk (71%) hoger als doelstelling dan bij de Brabantse scholen (66%). Het profileren van de school als kunst/cultuurschool daarentegen scoort in Brabant (11%) hoger dan in Nederland (7%).
6.2.2 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma Kunsteducatie De meeste Brabantse scholen bieden kunsteducatie aan als onderdeel van expressievakken (tekenen, muziek, enzovoort) (90%) en/of in vakoverstijgende projecten of thema’s (88%). Een klein deel van de scholen biedt kunsteducatie na of tussen de lesuren (17%) aan of op een andere manier (15%). Als ‘andere manieren’ zijn onder meer genoemd: via een kunstmenu, in andere vakken (zoals geschiedenis, godsdienst, wereldoriëntatie) en met methoden (zoals Topondernemers, methode Da Vinci)
Erfgoededucatie Op de meeste scholen komt erfgoededucatie aan bod als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde (oriëntatie op jezelf en de wereld). Dit is zowel landelijk (88%) als in NoordBrabant (83%) het geval. Op driekwart van de Brabantse scholen en tweederde van de PO scholen in Nederland komt erfgoededucatie ook aan bod als onderdeel van cultuureducatie. Opmerkelijk is, dat op 17% van de Nederlandse scholen erfgoededucatie helemaal niet aan bod komt. Dit geldt voor slechts 1% van de Brabantse scholen. Landelijk komt erfgoededucatie vaker aan bod als onderdeel van omgevingsonderwijs (35% versus 26%). Dit is consistent met het gegeven, dat de doelstelling ‘Leerlingen kennis van en waardering voor de eigen omgeving bijbrengen’ vaker landelijk dan provinciaal van toepassing is. Daarentegen komt in Noord-Brabant erfgoededucatie vaker aan bod in vakoverstijgende projecten en thema's (72%) dan landelijk (67%). De meest voorkomende manieren om aandacht besteden aan erfgoededucatie zijn het bezoeken van historische musea en gebruik maken van verhalen, tradities en gewoonten (meer dan 80% van alle scholen). Landelijk komt het vaker voor dat leerlingen monumenten bezoeken, werken met concrete voorwerpen en objecten en de cultuur-historische omgeving van de school gebruiken. In Noord-Brabant bezoeken leerlingen iets vaker archieven dan landelijk.
Literatuureducatie Op de Brabantse scholen komt literatuureducatie het vaakst (86% van de scholen) aan bod als onderdeel van het vak taal. Maar ook komt het op meer dan de helft van de scholen aan bod in vakoverstijgende projecten. Vijf procent van de scholen geeft aan dat literatuureducatie bij hen niet aan bod komt. Vergelijkende landelijke gegevens zijn niet beschikbaar In Noord-Brabant worden verhoudingsgewijs vaker activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de bibliotheek en is er meer aandacht voor de Nationale voorleesdagen dan in Nederland.
Media-educatie / mediawijsheid Opvallend is, dat media-educatie / mediawijsheid op ruim een derde van de scholen in Nederland niet wordt aangeboden. Dat zijn drie keer zoveel scholen als in Brabant. Landelijk wordt media-educatie / mediawijsheid het vaakst aangeboden in vakoverstijgende projecten (66%). In Brabant is dit op 45% van de scholen het geval. In Brabant kiezen relatief meer scholen ervoor om media-educatie / mediawijsheid aan te bieden als onderdeel van cultuureducatie en/of als onderdeel van andere vakken. Pagina 74/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Vrijwel alle PO scholen schenken aandacht aan het leren van praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ict-vaardigheden, audio/videoproductie technieken) door leerlingen. Ook het leren
om kritisch / verantwoord om te gaan met media speelt op de meeste scholen een rol. Dit is relatief op meer scholen in Nederland het geval dan in Brabant. De derde manier waarop ongeveer driekwart van de scholen aandacht besteedt aan media-educatie / mediawijsheid is het bewust laten worden van leerlingen van de grote rol die media spelen in de maatschappij. Een op de vier scholen laat leerlingen zelf mediaproducten maken.
Canon van Nederland In Noord-Brabant maakt 29% van de scholen geen gebruik van de Canon; in Nederland is dat twee en een half keer zo veel: 75%. Dit grote verschil kan mogelijk (deels) worden verklaard uit het tijdstip van afname van de vragenlijst. De landelijke monitor is een jaar eerder afgenomen dan de provinciale monitor, en juist in dat tussenliggend jaar is veel aandacht besteed aan de Canon van Nederland. Bijna de helft van de scholen in Brabant maakt incidenteel gebruik van de Canon in het onderwijsprogramma. In Nederland doen 4 keer minder scholen dit. 27% van de scholen in Brabant gebruikt de Canon structureel, projectmatig of anders. In Nederland gebeurt dit op 13% van de scholen. Zowel landelijk als in Brabant maakt de groepsleraar veruit het vaakst gebruik van de Canon. De website www.entoen.nu is landelijk bij 42% van de scholen bekend en in Brabant bij 38%.
Deelname aan culturele activiteiten in schoolverband Zowel landelijk als provinciaal organiseert slechts 1% van alle scholen nooit culturele activiteiten in schoolverband. Landelijk organiseert 43% van de scholen hooguit één culturele activiteit per schooljaar. In Brabant is dit voor 27% van de scholen het geval. Bijna driekwart van de Brabantse scholen organiseert ieder schooljaar meerdere activiteiten. Dit is landelijk voor ruim de helft van de scholen het geval. Het jaarlijks ad hoc inkopen van losse activiteiten komt vaker landelijk (16%) voor dan provinciaal (6%). Daarentegen geven Brabantse scholen (6%) minder vaak een opdracht aan instellingen om een cultuurprogramma samen te stellen op basis van hun wensen, dan landelijk (16%). Het inkopen van een kant-en-klaar kunstmenu (al dan niet aangepast aan de eigen wensen van de school) komt vaker voor bij Brabantse PO scholen (51%) dan landelijk (44%). Maar landelijk wordt dit kunstmenu vaker (18%) aangepast aan de eigen wensen dan in Noord-Brabant (9%). Voor alle culturele activiteiten geldt, dat deze op Brabantse PO scholen vaker aan bod komen dan landelijk. Vooral de activiteiten met beeldend kunstenaar/tentoonstelling (+35%), concert/musici (+12%), toneel/poppentheater (+12%), dans/dansers (+15%) en bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea, archieven of andere culturele instellingen (+8%) zijn in 2009 – 2010 vaker meerdere keren aan bod geweest op Brabantse scholen dan landelijk. Het meerdere keren per jaar inschakelen van schrijvers/dichters op school komt landelijk vaker voor dan in de provincie Noord-Brabant (+17%). Er zijn scholen, waar sommige culturele activiteiten wel 40 keer per jaar worden uitgevoerd. In het algemeen worden buitenschoolse culturele activiteiten in schoolverband minder vaak ondernomen dan binnenschoolse activiteiten. Wel hebben vrijwel alle scholen (zowel landelijk als in Brabant 85%) in 2009 – 2010 een of meerdere bezoeken gebracht aan een museum / tentoonstelling beeldende kunst. Ook brengen de meeste scholen een of meerdere bezoeken aan een historisch of streekmuseum (87% N-Br en 81% landelijk). Het bijwonen van een dansvoorstelling buiten school komt veel vaker (+28%) voor op Brabantse PO scholen dan Pagina 75/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
landelijk.
6.2.3 Samenhang en doorlopende leerlijnen Op het merendeel van de PO scholen is er voor sommige (50%in N-Br en 55% landelijk) of alle (21% in N-Br en 25% landelijk) activiteiten sprake van samenhang. Landelijk blijkt het voor het aanbrengen van samenhang in het programma uit te maken of de cultuurcoördinator de cursus voor Interne Cultuurcoördinator heeft gevolgd: op slechts 8% van deze scholen (met cursus) is er geen enkele samenhang in het programma, terwijl dat op 21% van de scholen waar de cursus niet is gevolgd, het geval is. In Noord-Brabant voeren relatief de meeste scholen zonder een opgeleide ICC’er incidentele, losstaande activiteiten op het terrein van cultuureducatie uit (36%). Van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd voert 27% incidentele, losstaande activiteiten, tegenover 7% van de scholen die het ondersteuningstraject van KPC Groep heeft gevolgd. Het afstemmen van sommige activiteiten gebeurt op 43% van de scholen zonder een opgeleide ICC’er, op 49% van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd en op 52% van de scholen waar het ondersteuningstraject van KPC Groep is gevolgd. Het uitvoeren van één samenhangend programma komt voor op 21% van de scholen met een ICC’er zonder opleiding, op 19% van de scholen met een ICC’er die de ICC cursus heeft gevolgd en op 34% van de scholen waar het ondersteuningstraject van KPC Groep is gevolgd. Indien voor de Brabantse scholen waar de ICC’er geen opleiding heeft gevolgd, een uitsplitsing wordt gemaakt naar scholen die dat ook niet van plan zijn, en scholen die dat wel van plan zijn, zien we opmerkelijke verschillen. Deze verschillen hebben met name betrekking op het percentage scholen dat incidentele, losstaande activiteiten uitvoert en het percentage scholen dat sommige activiteiten op elkaar afstemt. Incidentele, losstaande activiteiten komen het meest (49%) voor op de scholen die geen plannen hebben voor een opleiding en slechts op 15% van de scholen die wel plannen hebben. De afstemming van sommige activiteiten op elkaar komt voor op 30% van de scholen zonder opleidingsplannen en 64% van de scholen met opleidingsplannen. Evenveel scholen met als zonder opleidingsplannen zeggen één samenhangend programma te hebben (21%). Landelijk werkt ongeveer driekwart van de scholen in enige of grote mate met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie. In Brabant zijn er minder scholen (ongeveer tweederde) die in enige of grote mate werken met een doorlopende leerlijn. Van een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs is slechts bij enkele scholen sprake (3% N-Br en 2% landelijk). De meeste scholen zijn ook niet van plan in de toekomst aandacht te gaan schenken aan deze afstemming tussen hun school en scholen voor voortgezet onderwijs.
6.2.4 Samenwerking met culturele partners Zowel landelijk als provinciaal blijken de meeste scholen samen te werken met de bibliotheek. Slechts 3% van de scholen werkt niet samen met een bibliotheek. Opvallend is, dat voor alle genoemde culturele instellingen geldt, dat meer Brabantse scholen hiermee samenwerken dan landelijk het geval is. Ook valt op, dat de samenwerkingsvorm ‘de school formuleert de vraag en de instelling speelt daarop in’ relatief vaker voorkomt in Brabant dan landelijk. In Noord-Brabant werken scholen relatief vaker samen met de muziekschool, een muziekgezelschap, individuele kunstenaars, archief en een vereniging voor amateurkunst. In de samenwerking met individuele kunstenaars valt vooral op, dat 30% van de Brabantse scholen een vraag formuleert waarop de kunstenaars inspelen en 12% van de scholen samen met de kunstenaars aanbod ontwikkelt en uitvoert. Dit is hoog in vergelijking met andere instellingen, Pagina 76/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
waarbij de scholen vooral gebruikmaken van beschikbaar aanbod.
Binnen de provincie Noord-Brabant leveren de toegekende subsidies voor ‘kleine schoolprojecten’ en voor ‘productontwikkeling’ ongetwijfeld een bijdrage aan deze hoge mate van samenwerking. In 2009 zijn in totaal 242 subsidies voor ‘kleine schoolprojecten’ toegekend (voor een totaalbedrag van € 137.000,--) en 48 subsidies voor ‘productontwikkeling’ (voor een totaalbedrag van € 335.000,--). Ten aanzien van de provinciale steunfunctie-instellingen valt op, dat ongeveer tweederde van de Brabantse scholen samenwerkt met Kunstbalie (63%) en Erfgoed Brabant (64%). Dat is aanzienlijk meer dan landelijk samenwerking met provinciale steunfunctie-instellingen plaatsvindt (36%). Met Cubiss werkt 11% van de scholen samen. Dit lage percentage hangt waarschijnlijk samen met de andere rol die Cubiss speelt in vergelijking met de twee andere instellingen. Waar de andere instellingen meer zijn gericht op de scholen, is Cubiss primair gericht op de bibliotheken als intermediair. En uit de cijfers blijkt een zeer sterke samenwerkingsrelatie tussen scholen en bibliotheken. Zowel landelijk als in Noord-Brabant heeft ongeveer tweederde van de scholen een ondersteunings-/samenwerkingsrelatie met de gemeente. Een dergelijke relatie heeft minder dan de helft (43%) van de Brabantse scholen met schoolbesturen en ruim de helft landelijk (52%). Met de Pabo heeft minder dan een kwart van de scholen een relatie op het terrein van cultuureducatie. In Noord-Brabant maakt driekwart van de PO scholen deel uit van een scholennetwerk cultuureducatie. De helft van alle scholen participeert in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie. Een kwart van alle scholen participeert in een ander scholennetwerk. Ongeveer 4% van de scholen participeert zowel in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie als ook in een ander netwerk. De andere netwerken zijn vaak georganiseerd binnen een gemeente en/of stichting / schoolbestuur. Sommige netwerken zijn gekoppeld aan een kunstmenu, een gemeentelijke commissie of instellingen (genoemd zijn: de voormalige ‘BisK’ werkgroepen, Artots, De Ontdekking, CuKiDS, Cultuurnet, gemeentelijke commissie Cultuur, Stichting Cuvoso, Kids, KIS, Lokaal Beraad, OKVO, Stedelijk Overleg Leesbevordering). Ook het landelijk ICC netwerk is genoemd door scholen.
6.2.5 Organisatie van cultuureducatie binnen de school Intern cultuurcoördinator Het merendeel van de PO scholen heeft een interne cultuurcoördinator (ICC’er). Provinciaal geldt dit voor 88% (311 van de 362 scholen hebben deze vraag beantwoord) van de scholen en landelijk voor 81%. De interne cultuurcoördinatoren van deze scholen hebben niet allemaal een cursus/scholing gehad. Van 32% van de scholen in Noord-Brabant hebben de interne cultuurcoördinatoren niet deelgenomen aan een scholing/cursus. Meer dan de helft van deze scholen heeft wel plannen om de ICC’er deel te laten nemen aan scholing. Op ruim tweederde van de scholen heeft die scholing wel plaats gevonden. In een aantal gevallen is er sprake van meer dan één scholingstraject. Op 55% van de scholen heeft de ICC’er de cursus Interne Cultuurcoördinator gevolgd (landelijk geldt dit voor 40% van de scholen), op 21% van de scholen heeft de ICC’er deelgenomen aan het ondersteuningstraject cultuureducatie van KPC Groep (tussen 2005 en 2008 uitgevoerd in opdracht van de Provincie Noord-Brabant) en op 4% van de scholen was er sprake van een andere cursus/scholing. Op 25 scholen (9%) heeft de ICC’er zowel de cursus Interne Cultuurcoördinator gevolgd als deelgenomen aan het ondersteuningstraject Pagina 77/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
cultuureducatie van KPC Groep.
De provincie Noord-Brabant heeft in 2009 een bijdrage geleverd aan de scholing in de vorm van subsidies. In totaal zijn in 2009 293 scholingssubsidies verstrekt, voor een totaalbedrag van € 150.000,--. Zowel landelijk (82%) als in Noord-Brabant (78%) hebben de meeste ICC’ers tot taak om culturele activiteiten voor de school te selecteren en organiseren. Andere belangrijke taken zijn het vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen het team van de school en het ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie (zowel landelijk als provinciaal op tweederde tot driekwart van de scholen). Op meer dan de helft van de scholen vormen ook het participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie en het inbedden van cultuureducatie in het curriculum van de school een belangrijke taak voor de ICC’er. Landelijk heeft de cultuurcoördinator gemiddeld 1,2 uur per week tot zijn/haar beschikking, maar de spreiding in het beschikbaar aantal uren is groot. Er zijn scholen, die aangeven dat er geen geoormerkte uren zijn, terwijl andere scholen 15 uur per week beschikbaar hebben gesteld voor de cultuurcoördinator. Landelijk is er een verschil tussen het aantal uren dat opgeleide en niet opgeleide cultuurcoördinatoren te besteden heeft (2,7 en 1,9 uur), maar het is geen significant verschil. In Noord-Brabant zijn de beschikbare uren bekend van 215 scholen (53 scholen met een nietopgeleide ICC’er, 112 scholen met een ICC’er die de ICC opleiding hebben gevolgd en 50 scholen die hebben deelgenomen aan het ondersteuningstraject van KPC Groep). De meeste niet-opgeleide ICC’ers (72%) hebben of minder dan een uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (51%) of beschikken niet over geoormerkte uren (21%). Ruim de helft (56%) van ICC’ers die een ICC cursus hebben gevolgd hebben of minder dan een uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (28%) of beschikken niet over geoormerkte uren (28%). Minder dan de helft (42%) van ICC’ers die het ondersteuningstraject van KPC Groep hebben gevolgd hebben of minder dan een uur per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken (22%) of beschikken niet over geoormerkte uren (20%). Van de niet opgeleide ICC’ers beschikt 8% over 2 of meer taakuren per week. Van de ICC opgeleide ICC’ers beschikt 18% over 2 of meer taakuren per week en van de KPC opgeleide ICC’ers is dat 22%.
Draagvlak Slechts op enkele scholen is er geen draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij de directie en groepsleerkrachten. Landelijk lijkt het draagvlak bij alle partijen (groepsleerkrachten, directie en vakleerkrachten) sterker te zijn dan in de provincie Noord-Brabant. Het draagvlak van vakleerkrachten is de laatste jaren nauwelijks veranderd: op 77% van de scholen is het draagvlak onveranderd. Op 21% van de scholen is het toegenomen. Op ruim een derde van de Brabantse scholen is het draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij groepsleerkrachten (37%) en directie (35%) de laatste jaren toegenomen. Er zijn nauwelijks scholen waar sprake is van een afname van het draagvlak.
Deskundigheid Ongeveer een vijfde van de scholen (19% landelijk en 22% in Noord-Brabant) heeft een vakleerkracht of freelancer voor cultuureducatie. Het gaat dan vooral om muziekleerkrachten en, in mindere mate, om vakleerkrachten beeldende vorming, drama en dans. Wanneer de Pagina 78/94
landelijke percentages worden vergeleken met de voorgaande meting blijkt er een sterke
Oktober 2010
afname van vakleerkrachten voor cultuureducatie: van 31% naar 19%.
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Een op de vier (landelijk) of een op de vijf (Noord-Brabant) scholen is van oordeel dat de groepsleerkrachten over een grote mate van deskundigheid beschikken op het gebied van cultuureducatie. Ongeveer driekwart van de scholen vindt dat er ‘in enige mate’ deskundigheid aanwezig is onder de leerkrachten en 2% van de scholen geeft aan dat er geen deskundigheid is voor het geven van cultuureducatie. De belangrijkste reden voor scholen om vakleerkrachten voor cultuureducatie aan te stellen is een behoefte aan specifieke deskundigheid op bepaalde gebieden. Deze reden is door 84% (landelijk) tot 86% (Noord-Brabant) van de scholen met vakleerkrachten genoemd. Voor de scholen die geen vakleerkrachten hebben, blijkt de voornaamste reden dat het hen ontbreekt aan voldoende financiële middelen.
Financiën Zowel landelijk (81%) als Provinciaal (79%) hebben de meeste scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de (meerjaren)begroting van de school. Landelijk is dit percentage voor scholen met een opgeleide cultuurcoördinator iets hoger, namelijk 89%. Provinciaal is dit verschil tussen scholen zonder en met een opgeleide cultuurcoördinator minder sterk. Van de scholen waar de cultuurcoördinator de cursus ICC heeft gevolgd, is op 120 (79%) van de scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de (meerjaren)begroting van de school. Van de scholen waar de ondersteuning door KPC Groep is verleend, is op 48 (83%) van de scholen cultuureducatie als aparte post opgenomen in de meerjarenbegroting van de school. Conform de Regeling Versterking Cultuureducatie krijgen alle scholen dit schooljaar € 10,90 per leerling. Van de 137 scholen die de vraag in de landelijke monitor beantwoordden, hebben 24 scholen aangegeven minder dan € 11,-- per leerling te begroten; 43% begroot € 11,-- per leerling, de andere scholen (ruim 60%) meer (het bedrag varieert van € 12,-- tot € 80,--). Van de 152 scholen die de vraag in de provinciale monitor beantwoordden, hebben 51 scholen (34%) aangegeven minder dan € 10,90 per leerling te begroten. 32% begroot € 10,90 per leerling, de andere scholen (35%) meer. Op de vraag hoeveel het totaalbedrag is dat scholen uitgeven voor cultuureducatie hebben 94 Brabantse scholen een antwoord gegeven. Van hen geeft 28% aan dit bedrag niet te kennen. Bijna een derde van de scholen (32%) geeft € 2.000 of minder uit; 16% spendeert tussen € 2.001 - € 4.000; 18% van de scholen tussen € 4.001 - € 6.000 en 6% geeft meer dan € 6.000 per jaar uit. Tweederde van de Brabantse scholen geeft aan eigen middelen in te zetten voor cultuureducatie. Daarnaast zet ongeveer de helft van de scholen subsidies van Rijk en Gemeenten in. Ongeveer een derde van de scholen gebruikt ook subsidies van de Provincie. Een op de tien scholen maakt gebruik van extra inkomstenbronnen. Dit percentage komt exact overeen met het percentage scholen waar de ICC’er tot taak heeft extra fondsen voor cultuureducatie te werven.
6.2.6 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie Het proces en de opbrengsten van cultuureducatie worden niet door alle scholen door middel van evaluatie in beeld gebracht. Landelijk evalueert 76% van de scholen. In Noord-Brabant is het percentage scholen dat evalueert aanzienlijk kleiner, namelijk 57%.
Pagina 79/94
Vrijwel alle scholen die evalueren, evalueren de inhoud van het programma/de activiteiten
Oktober 2010
evenals de organisatie van het programma/de activiteiten. Ook de ervaringen / waardering van
CB1.10KO.0074 mab (10529)
leerlingen worden door meer dan driekwart van de scholen geëvalueerd. De samenwerking en
het overleg met externe partners wordt door meer scholen in de provincie (61%) geëvalueerd dan landelijk (53%). Het minst aantal scholen (ongeveer een kwart) evalueert de ervaringen / waardering van ouders. Ruim 60% van de Brabantse PO scholen beoordeelt leerlingen in de onderbouw niet op (onderdelen van) cultuureducatie. In de bovenbouw worden de leerlingen op bijna de helft van de scholen (44%) hier niet op beoordeeld. Als leerlingen worden beoordeeld heeft een geschreven beoordeling de voorkeur boven het geven van cijfers. Zowel landelijk als in Noord-Brabant beoordelen vrijwel alle scholen (die de leerlingen beoordelen voor cultuureducatie) op creativiteit en/of originaliteit van het eindproduct. Ook de werkhouding en het werkproces zijn beoordelingscriteria die door de meeste scholen worden gehanteerd. De meeste scholen, zowel landelijk (84%) als in Noord-Brabant (86%), zien als effect dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn. Daarnaast signaleert meer dan driekwart van de scholen, dat leerlingen beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur.
6.3 Conclusies monitor voortgezet onderwijs 6.3.1 Visie en doelen cultuureducatie Het merendeel van de VO scholen in Nederland (90%) en in Noord-Brabant (83%) heeft een visie op cultuureducatie. Iets meer dan de helft van de scholen in Nederland (54%) heeft deze visie ook vastgelegd, hetzij in het schoolplan/de schoolgids of in een apart cultuurbeleidsplan. In Noord-Brabant heeft 38% van de scholen deze visie vastgelegd. Landelijk komt dit overeen met het beeld van voorgaande jaren. Provinciaal lag dit percentage twee jaar geleden echter veel hoger (63%). Het is overigens mogelijk dat dit verschil samenhangt met de verschillende formuleringen die zijn gebruikt bij dezelfde vraag. Ook is er gedeeltelijk sprake van een andere groep VO scholen die de provinciale monitor in 2008 en in 2010 invulden. Landelijk is er een verband zichtbaar tussen de visie op cultuureducatie en het aantal uren dat de cultuurcoördinator voor zijn taken heeft: hoe meer uren de cultuurcoördinator heeft, hoe vaker de visie op cultuureducatie is vastgelegd. De verschillen zijn echter niet significant. Omdat slechts drie (van de 9) scholen die geen visie hebben op cultuureducatie het aantal uren heeft gegeven voor de cultuurcoördinator (1, 2 en 5 uren), kan hierover geen uitspraak worden gedaan in Noord-Brabant. Op 44% van de Brabantse scholen is de visie op cultuureducatie grotendeels (37%) of helemaal (7%) ingebed in de algehele visie van de school. Bij de meeste scholen (56%) is de visie op cultuureducatie slechts een beetje ingebed in de algehele visie van de school. Voor de toekomst is dat een aandachtspunt. Een derde van de scholen in 2010 is verder dan in 2008: in 2010 is op geen enkele VO school in Brabant cultuureducatie geheel niet ingebed/geïntegreerd in het curriculum. Anderzijds was in 2008 op een groter aantal VO scholen cultuureducatie geheel ingebed/geïntegreerd in het curriculum. Hierbij dient te worden aangetekend dat de VO scholen die de monitor in 2008 hebben ingevuld niet alle dezelfde VO scholen zijn die de monitor in 2010 hebben ingevuld. Leerlingen in aanraking brengen met kunst en cultuur is een doelstelling die vrijwel alle VO scholen voor ogen hebben bij cultuureducatie. Dit geldt ook voor het stimuleren van deelname Pagina 80/94
aan kunst en cultuur buiten school en voor het realiseren van een breed aanbod voor
Oktober 2010
leerlingen. Het stimuleren van de sociaal - emotionele ontwikkeling is een doelstelling die
CB1.10KO.0074 mab (10529)
landelijk meer scholen voor ogen staat (90%) dan binnen de provincie Noord-Brabant (69%).
Meer Brabantse scholen dan in 2008 stellen zich ten doel met cultuureducatie de deelname aan kunst en cultuur buiten school te stimuleren en een breed aanbod voor leerlingen te realiseren. Ten aanzien van alle andere doelen echter (waarnaar ook in 2008 werd gevraagd) ligt de ambitie van de Brabantse scholen voor VO in 2010 lager dan in 2008.
6.3.2 Invulling cultuureducatie in het onderwijsprogramma Kunsteducatie De meeste Brabantse scholen bieden kunsteducatie aan als onderdeel van de kunstvakken (91%) en/of in vakoverstijgende projecten of thema’s (76%). Ruim een derde van de scholen biedt kunsteducatie na of tussen de lesuren (35%) aan of op een andere manier (22%). Landelijk biedt ruim een kwart van de scholen kunsteducatie integraal aan, dat wil zeggen in de kunstvakken, in andere vakken én in projecten. Bijna de helft van de scholen biedt kunsteducatie aan in de kunstvakken en in projecten, maar niet in andere vakken. Een beperkt aantal scholen biedt kunsteducatie aan in alleen de kunstvakken of alleen in projecten. In Noord-Brabant wordt kunsteducatie door de meeste scholen zowel aangeboden in de kunstvakken (91%) als vakoverstijgend (76%). Zowel in de onderbouw (57% in Noord-Brabant en 62% landelijk) als bovenbouw (47% in Noord-Brabant en 50% landelijk) van het vmbo is het grootste aandeel weggelegd voor actieve kunstbeoefening. In de bovenbouw is dat aandeel ongeveer 10% kleiner dan in de onderbouw. Receptieve kunstbeoefening komt in Noord-Brabant ongeveer even vaak voor in de onderbouw (28%) als in de bovenbouw (30%). Landelijk vindt receptieve kunstbeoefening vaker plaats in de bovenbouw (29%) dan in de onderbouw (22%). Reflectieve kunstbeoefening neemt in de onderbouw van het vmbo 16% van de tijd in beslag en ongeveer een vijfde van de tijd in de bovenbouw (23% Brabant en 21% landelijk). In de onderbouw van het havo is het grootste aandeel weggelegd voor actieve kunstbeoefening (52% in Noord-Brabant en 55% landelijk). In de bovenbouw is dat ook het geval (39% in Noord-Brabant en 40% landelijk), maar komen de percentages dicht in de buurt van die voor de andere vormen van kunstbeoefening. Receptieve kunstbeoefening komt in Noord-Brabant ongeveer even vaak voor in de onderbouw (30%) als in de bovenbouw (33%). Landelijk vindt receptieve kunstbeoefening minder vaak plaats in de onderbouw (24%) dan in de bovenbouw (31%). Reflectieve kunstbeoefening komt vaker voor in de bovenbouw van het havo (28% N-Br. en 29% landelijk)) dan in de onderbouw (18% N-Br. en 21% landelijk).
Erfgoededucatie Op VO scholen komt erfgoededucatie vooral aan bod als onderdeel van CKV / kunst en van geschiedenis en/of aardrijkskunde. Op een minderheid van de scholen komt erfgoededucatie niet aan bod. Het komt landelijk vaker (9%) niet aan bod dan op scholen in Noord-Brabant (4%). In 2008 waren er in Brabant meer VO scholen waar erfgoededucatie niet aan bod kwam (19%). Ook kwam erfgoed twee jaar geleden nog veel minder vaak vakoverstijgend aan bod (30%) dan nu het geval is (56%). Op minstens tweederde van de scholen gebruiken leerlingen de cultuur-historische omgeving van de school, bezoeken ze historische musea en maken ze gebruik van verhalen, tradities en gewoonten. Landelijk zijn er meer scholen dan in Brabant, waar leerlingen historische musea (+22%!), monumenten (+7%) en archieven (+9%) bezoeken.
Pagina 81/94
Literatuureducatie
Oktober 2010
Zowel landelijk als op de Brabantse scholen komt literatuureducatie het vaakst aan bod als
CB1.10KO.0074 mab (10529)
onderdeel van het vak Nederlands en/of moderne vreemde talen (MVT). Op ongeveer een
derde van de scholen komt literatuureducatie aan bod als onderdeel van CKV/kunst. Op bijna een op de drie Brabantse scholen en een op de vijf scholen in Nederland komt het aan bod in vakoverstijgende projecten. Vier procent van de Brabantse scholen en 12% landelijk geeft aan dat literatuureducatie bij hen niet aan bod komt. Het aantal scholen dat literatuureducatie niet aan bod laat komen is gedaald van 14% in 2006 naar 4% in 2010. Ook in 2006 kwam literatuureducatie vooral aan bod als onderdeel van het vak Nederlands en/of moderne vreemde talen (MVT) (68% Noord-Brabant en 76% landelijk). In 2010 is dat in nog sterkere mate het geval (82% Noord-Brabant en 85% landelijk). Vrijwel alle VO scholen schenken aandacht aan het zelf lezen en interpreteren van literatuur. Het zelf schrijven van ‘literatuur’ (proza / poëzie) komt vaker op Brabantse scholen aan bod (65%) dan landelijk (41%).
Media-educatie / mediawijsheid Media-educatie / mediawijsheid wordt zowel in Brabant als landelijk op bijna een vijfde van de scholen niet aangeboden. Landelijk wordt media-educatie / mediawijsheid het vaakst aangeboden als onderdeel van de kunstvakken. Dit is op tweederde van de scholen het geval. In Brabant geldt dit voor een derde van de scholen, maar bijna 60% van de Brabantse scholen biedt het aan als onderdeel van CKV/kunst. Landelijk biedt 20% meer scholen media-educatie / mediawijsheid in vakoverstijgende projecten aan dan in Brabant. Ook wordt het landelijk vaker als onderdeel van kunstvakken aangeboden dan in Noord-Brabant. In 2008 kwam media-educatie / mediawijsheid op 89% van de Brabantse scholen aan bod. In 2010 zijn er iets minder Brabantse scholen waar het aan bod komt: 82%. Landelijk zijn iets meer scholen aandacht gaan besteden aan media-educatie / mediawijsheid (van 79% in 2008 naar 82% in 2010). Alle VO scholen in Brabant (en vrijwel alle in Nederland) schenken aandacht aan het leren van praktische vaardigheden (bijvoorbeeld ict-vaardigheden, audio/videoproductie technieken) door leerlingen. Ook het leren om kritisch / verantwoord om te gaan met media speelt op de meeste scholen een rol. Dit is relatief op meer scholen in Brabant (72%) het geval dan in Nederland (57%). De derde manier waarop ongeveer driekwart van de scholen aandacht besteedt aan media-educatie / mediawijsheid is het bewust laten worden van leerlingen van de grote rol die media spelen in de maatschappij. Ruim de helft van de scholen laat leerlingen zelf mediaproducten maken.
Canon van Nederland In Noord-Brabant maakt 32% van de VO scholen geen gebruik van de Canon. In 2008 was dat nog 88%. Dit betekent dat aanzienlijk meer Brabantse scholen (+ 56%!) gebruik zijn gaan maken van de Canon. In 2008 maakte landelijk slechts 2% van de VO scholen gebruik van de Canon. Het percentage scholen dat geen gebruik maakt van de Canon is in de landelijke monitor voor 2009 niet vermeld. Uit de gegevens kan echter worden afgeleid, dat minimaal 42% van de scholen gebruik maakt van de Canon en maximaal 59%. Dat betekent dat ook landelijk aanzienlijk meer scholen (minimaal + 40% en maximaal + 57%) gebruik zijn gaan maken van de Canon. De website www.entoen.nu is landelijk bij 25% van de VO scholen bekend en in Brabant bij 27%. Pagina 82/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Deelname aan culturele activiteiten in schoolverband Driekwart van de VO scholen in de Provincie Noord-Brabant ondernemen ieder schooljaar vaker dan een keer in schoolverband culturele activiteiten (met een of meerdere klassen). Er zijn geen scholen die nooit culturele activiteiten in schoolverband organiseren. Het merendeel van de Brabantse VO scholen maakt zelf een programma voor culturele activiteiten. Iets minder dan een op de vijf scholen geeft een instelling de opdracht een cultuurprogramma samen te stellen op basis van haar wensen. Het voor elk schooljaar ad hoc inkopen van losse activiteiten komt slechts bij een op de tien scholen voor. Het merendeel van de Brabantse VO scholen besteedde in 2009 - 2010 een of meerdere keren per jaar aandacht aan de genoemde culturele activiteiten. Het minst maakten ze gebruik van bronnenmateriaal in leskisten vanuit musea, archieven of andere culturele instellingen; het vaakst hebben ze aandacht besteed aan film/video/fotografie, concert/musici en toneel / poppentheater. VO scholen in Noord-Brabant organiseren in hoge mate de deelname aan culturele activiteiten buiten de school (maar wel in schoolverband). Vooral een bezoek aan een museum / tentoonstelling voor beeldende kunst werd door vele scholen meerdere keren in 2009 – 2010 georganiseerd. Maar ook bezoeken aan een historisch of streekmuseum en aan een monument/bezienswaardige gebouwen/archeologische vindplaats /stadswandeling. Ook het bijwonen van een theatervoorstelling is door een groot deel van de scholen georganiseerd.
6.3.3 Samenhang en doorlopende leerlijnen Landelijk is het percentage scholen met een samenhangend programma gestegen van 20% in 2006 naar 27% in 2009. In Noord-Brabant is er een stijging van 13% in 2006 naar 18% in 2010. In 2008 echter gaf 32% van de Brabantse scholen aan te werken met een samenhangend programma. Landelijk werken ongeveer vier op de vijf scholen met een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie. In Brabant is het percentage scholen vergelijkbaar. Dit percentage is ongeveer gelijk gebleven met dat in 2008. Van een doorlopende leerlijn cultuureducatie van het basis- naar het voortgezet onderwijs is slechts bij enkele scholen sprake. De meeste scholen zijn ook niet van plan aandacht te schenken aan deze afstemming tussen hun school en scholen voor voortgezet onderwijs. In Noord-Brabant stemt 9% van de VO scholen af met het basisonderwijs; landelijk is dat 5%. In 2008 leek er meer sprake te zijn van afstemming tussen PO en VO. In Brabant was 48% van de scholen niet met deze afstemming bezig (nu: 89%) en landelijk 47% (nu: 91%). Ook samenwerking met het vervolgonderwijs (mbo-opleidingen/hbo-kunstvakonderwijs) vindt op de meeste scholen niet plaats. In Brabant is deze samenwerking er niet bij twee op de drie scholen en in Nederland bij ruim de helft van de scholen. Op scholen waar wel sprake is van samenwerking is deze beperkt tot actieve voorlichting over vervolgonderwijs door het vervolgonderwijs zelf. Uitwisseling van studenten en docenten komt op ongeveer 1 op de 10 scholen voor. In 2008 leek er in Brabant meer sprake te zijn van afstemming tussen VO en het vervolgonderwijs: 31% van de scholen was niet met deze afstemming bezig (nu: 66%). Landelijk lijkt er daarentegen nu meer sprake te zijn van afstemming tussen VO en het Pagina 83/94
vervolgonderwijs dan in 2008: 62% van de scholen was niet met deze afstemming bezig (nu:
Oktober 2010
53%).
CB1.10KO.0074 mab (10529)
6.3.4 Samenwerking met externe partners Voor alle culturele instellingen (met uitzondering van ‘archief’) geldt, dat meer VO scholen in Noord-Brabant ermee samenwerken, dan scholen in Nederland. Het percentage Brabantse scholen dat met de volgende instellingen samenwerkt, is aanzienlijk groter dan landelijk: Muziekgezelschap (+17%), Centrum voor Kunst en Cultuur (+12%) en Muziekschool (+10%), Voor alle genoemde culturele instellingen geldt, dat meer VO scholen in Noord-Brabant ermee samenwerken, dan scholen in Nederland. Zowel landelijk als in Noord-Brabant werkt minstens driekwart van de VO scholen samen met musea, theater/theatergezelschap, filmhuis/bioscoop en bibliotheek. Alhoewel relatief veel scholen samenwerken met een bibliotheek, komt deze samenwerking in het voortgezet onderwijs minder vaak voor (85% Brabant en 78% landelijk) dan in het basisonderwijs (97% van alle scholen). Hetzelfde geldt voor samenwerking met de provinciale steunfunctie-instellingen in de provincie Noord-Brabant, maar nauwelijks voor de marktplaatsen Cultuureducatie. Ook voor het VO geldt, dat Cubiss niet primair gericht is op scholen, maar op bibliotheken. Bibliotheken vormen een samenwerkingspartner voor 85% van alle Brabantse VO scholen. Zowel voor Kunstbalie als (in nog sterkere mate) Erfgoed Brabant geldt, dat zij vooral een samenwerkingspartner vormen voor PO scholen en in mindere mate voor VO scholen. Voor de marktplaatsen cultuureducatie is er slechts een klein verschil tussen PO en VO merkbaar. In vergelijking met 2008 werken in 2010 meer Brabantse scholen samen met Centra voor Kunst en Cultuur, met musea, met muziekgezelschappen en individuele kunstenaars. Minder scholen werken samen met een vereniging voor amateurkunst, een erfgoedinstelling en een archief. Het percentage scholen dat samenwerkt met een filmhuis/bioscoop en met een bibliotheek is ongewijzigd gebleven. Naast culturele instellingen zijn er partijen die vanuit een andere rol een bijdrage kunnen leveren aan de vormgeving van cultuureducatie op scholen. Het betreft gemeenten, schoolbestuur, Hogeschool, marktplaatsen cultuureducatie en provinciale steunfunctieinstellingen. Met uitzondering van de marktplaats cultuureducatie spelen de genoemde instellingen op de meeste VO scholen geen rol bij de invulling van het curriculum en/of cultuureducatieve activiteiten. Ook hier is het verschil met het PO in Noord-Brabant groot. Landelijk heeft 20% van de VO scholen maatschappelijke stages hebben op het terrein van kunst en cultuur. In Noord-Brabant heeft 16% van de VO scholen dergelijke stages. Landelijk lopen gemiddeld 28 leerlingen per school stage op het gebied van cultuur. De aantallen verschillen per school van 1 leerling tot wel 390 leerlingen. In Noord-Brabant lopen 7 leerlingen stage op het gebied van cultuur. Het aantal uur dat ze stage lopen varieert van 8 tot 75 uur (met een gemiddelde van 22 uur). In Noord-Brabant maakt 43% van de VO scholen deel uit van een scholennetwerk cultuureducatie. In Nederland is dat minder: 28%. Een kwart alle Brabantse scholen participeert in een netwerk binnen de marktplaats cultuureducatie; 11% binnen het netwerk van cultuurprofielscholen en 9% in een ander scholennetwerk. Ongeveer 2% van de scholen participeert in meerdere netwerken. Andere genoemde netwerken zijn Brede school Tilburg en een netwerk voor docenten die de cursus cultuureducatie onderbouw hebben gevolgd. Landelijk zijn het netwerk cultuurprofielscholen en regionale netwerken genoemd.
Pagina 84/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
6.3.5 Organisatie van cultuureducatie binnen de school Intern cultuurcoördinator Het merendeel van de VO scholen heeft een intern cultuurcoördinator. Provinciaal geldt dit voor 82% van de scholen en landelijk voor 80%. De interne cultuurcoördinatoren van deze scholen hebben niet allemaal een cursus/scholing gehad. Van 45% van de scholen in Noord-Brabant hebben de interne cultuurcoördinatoren niet deelgenomen aan een scholing/cursus. Tweederde van deze scholen heeft ook geen plannen om de ICC’er deel te laten nemen aan scholing. Op meer dan de helft van de scholen heeft die scholing wel plaats gevonden. In een klein aantal gevallen is er sprake van meer dan één scholingstraject. Zowel landelijk (91%) als in Noord-Brabant (94%) hebben de meeste ICC’ers tot taak om culturele activiteiten voor de school te selecteren en organiseren. Andere belangrijke taken zijn het ontwikkelen van schoolbeleid op het gebied van cultuureducatie en het vergroten van draagvlak voor cultuureducatie binnen het team van de school. Het participeren in schooloverstijgende netwerken op het gebied van cultuureducatie is landelijk (44%) een minder voorkomende taak dan in Brabant (67%). Het inbedden van cultuureducatie in het curriculum van de school daarentegen is landelijk (65%) een meer voorkomende taak voor de ICC’er dan in Brabant (58%). Alhoewel fondsenwerving op relatief weinig scholen een taak is voor de ICC’er, is dat, zowel landelijk als provinciaal, in veel hogere mate het geval dan in het primair onderwijs. Landelijk heeft de cultuurcoördinator gemiddeld 2,9 uur per week tot zijn/haar beschikking. Het aantal uren verschilt sterk per school: het loopt uiteen van 0 uur tot 40 uur. Ook verschilt het aantal uren per schooltype. Cultuurcoördinatoren op havo/vwo scholen hebben meer tijd (gemiddeld 3,3 uur) dan cultuurcoördinatoren op vmbo-scholen (gemiddeld 2,3 uur). Coördinatoren op scholen voor praktijkonderwijs krijgen het kleinste aantal uren (gemiddeld 1,8 uur) voor hun taken, maar dat zijn over het algemeen ook kleine scholen. De meeste Brabantse cultuurcoördinatoren in het VO hebben een (25%) of twee (29%) uren per week beschikbaar voor de uitvoering van hun taken.
Draagvlak Slechts op enkele scholen is er geen draagvlak voor (het programma) cultuureducatie bij de directie en docenten kunstvakken. Landelijk lijkt het draagvlak bij directie en docenten kunstvakken sterker te zijn dan in de provincie Noord-Brabant. Het draagvlak bij andere docenten laat in vergelijking met directie en docenten kunstvakken te wensen over. Het percentage scholen waar geen draagvlak is bij andere docenten is groter dan bij de andere groepen, en in Noord-Brabant 1 ½ keer hoger dan landelijk. Slechts bij 2% van de Brabantse scholen is dit draagvlak in hoge mate aanwezig (tegenover 18% landelijk). Op (bijna) een derde van alle Brabantse VO scholen is het draagvlak voor cultuureducatie toegenomen. Het meest bij directie en docenten kunstvakken en het minst bij andere docenten. Landelijk is het draagvlak voor cultuureducatie sinds 2006 nauwelijks veranderd.
Deskundigheid Landelijk geeft 53% van de scholen aan, dat de betrokken docenten in grote mate deskundig zijn om cultuureducatie vorm te geven. In Noord-Brabant spreekt bijna de helft van een deskundigheid in hoge mate. Dit is vergelijkbaar met 2008. Landelijk echter zijn meer scholen in Pagina 85/94
2010 (53%) van oordeel dat de betrokken docenten in grote mate deskundig zijn om
Oktober 2010
cultuureducatie vorm te geven dan in 2008 (40%).
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Financiën Landelijk is op ongeveer de helft van de scholen (51%) cultuureducatie als aparte post opgenomen in de begroting. Dit percentage is vergelijkbaar met dat van voorgaande jaren. In Noord-Brabant is cultuureducatie - slechts - bij 30% als aparte post opgenomen in de begroting. Eerder was dat bij ongeveer de helft van de scholen (50% in 2006 en 52% in 2008) nog het geval. Zowel landelijk (94%) als in Brabant (89%) is de cultuurkaart veruit de belangrijkste financieringsbron voor cultuureducatie. Daarna volgen (zowel landelijk als in Brabant) eigen middelen van de school en ouderbijdragen als meest ingezette financieringsbron. Over de gehele linie is het percentage scholen dat gebruik maakt van de onderscheiden financieringsbronnen afgenomen tussen 2006 en 2010. Dit geldt zowel landelijk als voor NoordBrabant. De beschikbare financiën worden in Noord-Brabant vooral ingezet voor de inhuur van externe docenten / cultuuraanbieders (95% van de scholen), voor de inkoop van materiaal en/of apparatuur (45% van de scholen) en voor deskundigheidsbevordering docenten (33% van de scholen).
Ruimtes en faciliteiten Op de meeste Brabantse VO scholen zijn de ruimtes aanwezig voor beeldende activiteiten, voor muziek. Ook beschikken de meeste Brabantse VO scholen over een podium met verlichting en over audiovisuele apparatuur. Alleen ruimtes voor dans/theater ontbreken op bijna een kwart van de Brabantse scholen. Die scholen die beschikken over deze ruimte beoordelen deze over het algemeen onvoldoende (28%) of voldoende (33%) en nauwelijks goed (16%). Landelijk ontbreken ruimtes voor dans/theater op bijna een derde van de scholen, en ook landelijk zijn scholen die wel over deze ruimte beschikken er niet onverdeeld gelukkig mee. Waar landelijk 22% van de scholen niet over een podium met verlichting beschikt, ontbreekt deze slechts op 9% van de Brabantse scholen. Scholen die beschikken over deze ruimte zijn er in het algemeen tevreden mee.
6.3.6 Evaluatie en opbrengsten van cultuureducatie Het proces en de opbrengsten van cultuureducatie worden niet door alle scholen door middel van evaluatie in beeld gebracht. Landelijk evalueert 50% van de scholen. In Noord-Brabant is het percentage scholen dat evalueert nog kleiner, namelijk 36%. In vergelijking met PO scholen evalueren relatief weinig VO scholen het proces en de opbrengsten van cultuureducatie. (Vrijwel) alle scholen die evalueren, evalueren de inhoud van het programma/de activiteiten evenals de organisatie van het programma/de activiteiten. Ook de ervaringen / waardering van leerlingen worden door meer dan driekwart van de scholen geëvalueerd. De samenwerking en het overleg met externe partners wordt door meer scholen in de provincie (87%) geëvalueerd dan landelijk (63%). Het minst aantal scholen (ongeveer een vijfde) evalueert de ervaringen / waardering van ouders. Zowel landelijk als in Noord-Brabant beoordelen vrijwel alle scholen (die de leerlingen beoordelen voor cultuureducatie) op creativiteit en/of originaliteit van het eindproduct en op inzet/motivatie / werkhouding. Meer dan driekwart van de scholen beoordeelt leerlingen ook op het werkproces (landelijk gebeurt dit vaker dan in Noord-Brabant). Zowel voor de technische kwaliteit van het eindproduct als voor reflectievermogen / inzicht geldt, dat deze Pagina 86/94
beoordelingscriteria vaker voor leerlingen in de bovenbouw worden gebruikt dan voor leerlingen
Oktober 2010
in de onderbouw.
CB1.10KO.0074 mab (10529)
Effecten van cultuureducatie die door de meeste VO scholen worden gesignaleerd zijn dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn en dat ze beschikken over meer kennis en vaardigheden op het gebied van kunst en cultuur. Landelijk signaleren meer scholen dat leerlingen meer plezier hebben en trots zijn (+ 13%), de verbeeldingskracht en originaliteit van leerlingen is toegenomen (+ 16%) en dat het schoolklimaat is verbeterd (+ 19%). In Brabant signaleren meer scholen dat de cultuurparticipatie van leerlingen is gestegen (+ 21%!), leerlingen beter omgaan met verschillende culturen (+ 13%) en dat leerlingen zich meer verbonden voelen met hun culturele verleden (+ 12%). De effecten die scholen landelijk en provinciaal signaleren ten aanzien van het vergroten van kennis en vaardigheden, liggen in lijn met de het belang dat de scholen hechten aan deze doelstelling. Landelijk hadden veel scholen de cultuurparticipatie van leerlingen in de vrije tijd hoog in het vaandel staan (85%), maar ziet minder dan de helft van deze scholen (39%) hiervan effect. Het verschil tussen deze doelstelling (88%) en het gesignaleerde effect (60%) is aanzienlijk kleiner voor de Brabantse scholen: tweederde van de scholen die deze doelstelling hebben ziet ook een effect.
6.3.7 Besteding cultuurkaart In 2008-2009 was landelijk vanuit het Ministerie van OCW een totaalbedrag van € 12.321.195,-beschikbaar voor cultuurkaarten voor leerlingen van het voortgezet onderwijs. Daarnaast was er voor een deel van de leerlingen een extra bedrag van € 10,-- beschikbaar (het zogenaamde VSB tientje). Daarmee was een bedrag van € 2.306.300,-- gemoeid. Het totaal beschikbare bedrag voor 2008 – 2009 komt hiermee op € 14.627.495,-Twee jaar eerder (schooljaar 2006 – 2007) bedroeg het landelijke totaalbedrag ongeveer de helft (€ 7.456.365,--) voor het aanvragen van CKV-bonnen. Voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs in Noord-Brabant was in 2008 – 2009 een totaalbedrag van € 2.279.785,-- beschikbaar (bijna 16% van het landelijke totaalbedrag). Ter vergelijking: in 2006 – 2007 was ongeveer € 1.140.720,00 beschikbaar (eveneens ruim 15% van het landelijk totaal bedrag). Alleen in de provincies Drenthe (98%), Groningen (92%) en Limburg (92%) hebben meer leerlingen hun cultuurkaart geactiveerd dan in de provincie Noord-Brabant. Dat de cultuurkaarten zijn geactiveerd, betekent echter niet vanzelfsprekend dat de beschikbare bedragen ook worden besteed. In Noord-Brabant is in 2008 – 2009 in totaal 80% (€ 1.820.243,49) van het beschikbare budget besteed. Dit is vergelijkbaar met schooljaar 20062007, toen 79% van het totaal beschikbare bedrag voor Noord-Brabant werd besteed. Dit betekent, dat één op de vijf leerlingen in de Provincie Noord-Brabant geen gebruik maakt van de Cultuurkaart en dat daarmee een beschikbaar bedrag van € 459.541,60 voor cultuureducatie onbenut blijft. Van het beschikbare budget wordt in Noord-Brabant in 2008 – 2009 19% individueel besteed, en 81% niet-individueel. Het percentage individueel besteed budget varieert per provincie van 6 – 19%. Noord-Brabant kent het hoogste percentage individueel besteed budget. In het CJP rapport is per onderscheiden cultuursector een instellingen top 3 opgenomen. In deze lijst komen in totaal zes Brabantse instellingen voor (daarmee is 11% van alle genoemde instellingen afkomstig uit de provincie Noord-Brabant). Pagina 87/94
Het zijn:
Oktober 2010
-
Sector Bibliotheek: Bibliotheek de Lage Beemden (Gemert e.o.).
CB1.10KO.0074 mab (10529)
-
Sector Bioscopen: Pathé Eindhoven.
-
Sector Poppodium: Groene Engel (Oss).
-
Sector Steunpunt: Cultuur in school Tilburg - CiST
-
Sector Theater: - Parktheater Eindhoven - Chassé Theater & Cinema Breda.
Van deze zes instellingen stond de helft ook in 2006 – 2007 in de instellingen top 3. Het betreft de instellingen: -
Cultuur in school Tilburg – CiST
-
Parktheater Eindhoven
-
Chassé Theater & Cinema Breda.
Slechts enkele scholen hebben geen eisen verbonden aan de besteding van de cultuurkaart en laten leerlingen volledig vrij in de keuze van culturele activiteiten. De meeste scholen laten de leerlingen deels zelf kiezen en bieden deels zelf een programma aan (dat door de leerlingen gevolgd moet worden of waaruit de leerlingen een keuze kunnen maken).
6.4 Conclusies verankering van cultuureducatie 6.4.1 Verankering van cultuureducatie in het Primair Onderwijs De verankeringsfactoren die landelijk op de eerste en tweede plaats staan, staan in NoordBrabant op de tweede en eerste plaats. Hetzelfde geldt voor de factoren die op de derde en vierde en op de vijfde en zesde plaats staan. Het percentage PO scholen in Noord-Brabant met een cultuurcoördinator ligt hoger (+8%) dan landelijk. Een opvallend verschil tussen de landelijke en provinciale verankering betreft de factor ‘evaluatie’. Evaluatie van cultuureducatie vindt landelijk op veel meer scholen plaats dan in Noord-Brabant (+19%). Dit verschil is des te opmerkelijker gezien het feit, dat meer Brabantse (+5%) scholen een vastgelegde visie hebben op cultuureducatie (+5%) dan landelijk het geval is. In Noord-Brabant evalueren niet alle scholen met een vastgelegde visie hun cultuureducatieve activiteiten, en landelijk geldt het omgekeerde: niet alleen scholen met een vastgelegde visie evalueren hun cultuureducatieve activiteiten, maar ook scholen die geen vastgelegde visie hebben doen dat. Het relatief geringe draagvlak voor cultuureducatie op de Brabantse scholen heeft vooral te maken met het geringe draagvlak (31% in hoge mate) van leraren. Overigens ligt ook het percentage vakleerkrachten en directies in Brabant met een grote mate van draagvlak voor cultuureducatie lager dan landelijk. (respectievelijk -11% en 8%). Van structurele samenwerking met externe partners daarentegen is op Brabantse scholen vaker sprake dan landelijk. Eerder in dit rapport zagen we al dat dit voor vele typen partners het geval is.
6.4.2 Verankering van cultuureducatie in het Voortgezet Onderwijs In zowel Noord-Brabant als Nederland is het beschikken over een cultuurcoördinator de meest verankerde factor van cultuureducatie binnen het voortgezet onderwijs. De verankeringsfactor die landelijk op de tweede plaats staat (vastgelegde visie), staat in Noord-Brabant op de vierde plaats. Voor de factor ‘structurele samenwerking’ geldt hetzelfde, maar dan omgekeerd (op nummer 4 landelijk en op nummer 2 in Noord-Brabant). De factor ‘draagvlak’ is op Brabantse VO scholen nauwelijks verankerd (2%). Dit hangt samen met het geringe draagvlak bij nietvakdocenten. Als we kijken naar het percentage VO scholen dat bepaalde factoren heeft verankerd, dan valt op, dat de ‘scheidslijn’ van verankering op meer of minder dan 50% van de scholen voor NoordBrabant op een andere plaats getrokken wordt dan landelijk. In Noord-Brabant zijn er twee factoren die op meer dan 50% van de scholen zijn verankerd, en landelijk zijn dat er zes. Dit Pagina 88/94
rechtvaardigt de conclusie, dat cultuureducatie landelijk in sterkere mate is verankerd in het
Oktober 2010
onderwijs dan binnen de provincie Noord-Brabant het geval is.
CB1.10KO.0074 mab (10529)
6.4.3 Vergelijking primair en voortgezet onderwijs Visie en doelen Zowel in vergelijking met het primair onderwijs als in vergelijking met de landelijke situatie, valt op dat VO scholen in Brabant vaker geen visie op cultuureducatie hebben. Ook valt op dat bijna het dubbele aantal PO scholen in Brabant (70%) hun visie heeft vastgelegd in vergelijking met de Brabantse VO scholen (38%). In de landelijke vergelijking scoren PO scholen in Brabant hoger, maar VO scholen in Brabant lager in het hebben van een vastgelegde visie. Ten aanzien van de doelen die scholen willen bereiken met cultuureducatie, zijn de verschillen in Noord-Brabant tussen PO en VO niet erg groot, op een aantal uitzonderingen na. Zo beogen meer VO scholen dan PO scholen in Brabant met cultuureducatie de deelname van leerlingen aan kunst en cultuur buiten school te stimuleren. Ook landelijk vinden meer VO scholen dit belangrijker dan PO scholen. Op VO scholen wordt cultuureducatie iets vaker ingezet om het schoolklimaat te verbeteren dan op PO scholen, en relatief meer VO scholen dan PO scholen willen zich profileren als kunst/cultuurschool. Dat geldt niet alleen voor Noord-Brabant, maar ook landelijk.
Samenhang en doorlopende leerlijn cultuureducatie In termen van samenhangende culturele activiteiten, zijn er geen noemenswaardige verschillen tussen Brabantse scholen voor PO en VO vast te stellen. In termen van een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie kan worden vastgesteld, dat relatief meer VO scholen dan PO scholen cultuureducatieve activiteiten hebben die een cumulatief karakter vertonen.
Samenwerking met externe partners Als we niet in zijn algemeenheid kijken naar samenwerking tussen scholen en externe culturele partners, maar meer in het bijzonder naar de samenwerkingsvorm waarin gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van culturele activiteiten met scholen en externe partners plaatsvindt, dan valt het volgende op, dat de samenwerking met een groot aantal externe partners (Centrum voor Kunst en Cultuur, muziekschool, Museum, Theater/theatergezelschap, individuele kunstenaars, filmhuis/bioscoop en de marktplaats cultuureducatie) bij relatief meer VO scholen dan PO scholen bestaat uit een gezamenlijke ontwikkeling en uitvoering van culturele activiteiten. Ook landelijk is dezelfde trend te bespeuren.
Draagvlak voor cultuureducatie Zowel bij Brabantse PO scholen als bij Brabantse VO scholen is het draagvlak relatief het geringst bij groepsleerkrachten (PO) / docenten niet-kunstvakken (VO). Landelijk doet zich hetzelfde beeld voor, maar voor alle groepen (met uitzondering van directies PO) is het draagvlak landelijk groter. Een verschil tussen PO en VO scholen in Noord-Brabant is, dat er (met uitzondering van vakleerkrachten / docenten kunstvakken) een relatief groter draagvlak voor cultuureducatie is bij PO scholen dan bij VO scholen.
Evaluatie cultuureducatie Voor alle genoemde evaluatieonderwerpen geldt, dat ze vaker aan de orde zijn bij VO scholen dan bij PO scholen, met uitzondering van de evaluatie van de ervaringen / waardering van de ouders. Dit onderwerp is vaker aan de orde op PO scholen dan op VO scholen.
Effecten van cultuureducatie: Op een aantal onderwerpen verschillen de vastgestelde effecten van scholen voor PO en VO Pagina 89/94
niet veel van elkaar. Er zijn onderwerpen waarvoor dat wel het geval is. Zo zijn er relatief meer
Oktober 2010
scholen voor PO dan VO in Brabant, die vaststellen dat leerlingen meer plezier hebben / trots
CB1.10KO.0074 mab (10529)
zijn, dat ze beschikken over meer verbeeldingskracht en originaliteit, dat ze kennis en
vaardigheden beter toepassen in andere vakgebieden en dat ze zich meer verbonden voelen met ons culturele verleden. Andersom zijn er relatief meer scholen voor VO dan PO in Brabant, die vaststellen dat de cultuurparticipatie van leerlingen is gestegen, dat leerlingen beter omgaan met verschillende culturen en dat ouders/leerlingen bewust kiezen voor hun school vanwege cultuureducatie.
Pagina 90/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
7 AANBEVELINGEN In dit rapport is beschreven hoe op scholen voor primair en voortgezet onderwijs in de Provincie Noord-Brabant wordt gedacht over en omgegaan met cultuureducatie. Op basis van de beschreven resultaten worden in dit hoofdstuk aanbevelingen geformuleerd voor de Provincie Noord-Brabant. Deze aanbevelingen zijn bedoeld als input voor de Provincie Noord-Brabant bij de formulering van beleidsvoornemens op het terrein van cultuureducatie op Brabantse scholen voor primair en voortgezet onderwijs en dienen te worden bezien in de context van ‘De Agenda van Brabant’. In ‘De Agenda van Brabant’ hebben Provinciale Staten zich uitgesproken over het toekomstig takenpakket van de provincie, gekoppeld aan een definiëring van rollen die de provincie de komende jaren voor zichzelf ziet weggelegd. Binnen het domein van economisch beleid is cultuur daarbij genoemd als kerntaak. Erkend wordt dat cultuur bijdraagt aan de eigenheid van Brabant, belangrijk is voor sociale cohesie en bijdraagt tot talentontwikkeling en creativiteit van de inwoners van Brabant. Populair gezegd: Brabant gaat de komende jaren voor Topcultuur. Deze ambitie kan alleen worden bewerkstelligd als de provincie bereid blijft te investeren in de basis: cultuureducatie. In feite herbergt cultuureducatie twee waarden in zich: het helpt in onze zoektocht waar we vandaan komen en wie we zijn; gelijktijdig draagt cultuureducatie er aan bij onze talenten en inzichten scherper te ontwikkelen. Daarmee levert cultuureducatie een bijdrage aan de focus van De Agenda: traditie en technologie. Bij de onderwerpen waarop deze aanbevelingen achtereenvolgens betrekking hebben, wordt aangegeven of / in hoeverre ze zowel gelden voor primair als voortgezet onderwijs.
7.1 Brede Scholen Slechts een gering percentage Brede Scholen heeft een combinatiefunctionaris in dienst. De regeling combinatiefuncties is bij vele scholen niet bekend of er wordt geen gebruik van gemaakt, en men is dit ook niet van plan. Dit geldt zowel voor het primair als voortgezet onderwijs. Het verdient aanbeveling: -
een provinciale beleidsvisie te formuleren ten aanzien van het belang van combinatiefuncties op de Brabantse Brede Scholen voor primair en voortgezet onderwijs.
Als deze beleidsvisie daartoe aanleiding geeft, verdient het vervolgens aanbeveling: -
de voordelen en gebruiksmogelijkheden van combinatiefuncties in beeld te brengen. Bijvoorbeeld in de vorm van good practices (op papier / in beeld);
-
de Brabantse Brede Scholen voor primair en voortgezet onderwijs te informeren over en/of te scholen op de inzet van combinatiefunctionarissen.
7.2 Scholing cultuurcoördinatoren Uit het onderzoek blijkt een sterke samenhang tussen de genoten scholing van de interne cultuurcoördinator en het verankeren van cultuureducatie in het onderwijs. Zo is er op scholen met een geschoolde interne cultuurcoördinator vaker sprake van een schriftelijk vastgelegde visie op cultuureducatie, van een samenhangend programma cultuureducatie en van een aparte post voor cultuureducatie op de begroting van de school, dan op scholen waar geen Pagina 91/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
geschoolde ICC’er aanwezig is.
Het verdient aanbeveling scholing / training van interne cultuurcoördinatoren op scholen voor primair en voortgezet onderwijs te stimuleren. Het betreft zowel scholing en training van ‘nieuwe’ ICC’ers als ook van reeds functionerende ICC’ers. Voor deze laatste groep zijn vooral het ‘bijblijven’ (nieuwe ontwikkelingen) als ‘opgefrist worden’ belangrijke scholings- en trainingsdoelen. Bij het stimuleren van scholing verdient het aanbeveling af te stemmen met netwerken, zoals het landelijk ICC netwerk en de netwerken die binnen de marktplaatsen cultuureducatie in Noord-Brabant opereren. Ook verdient het aanbeveling deze scholingsvragen te bespreken in het CCB (CultuurCollege Brabant). Scholings- en trainingsonderwerpen voor PO en VO scholen zijn ondermeer: -
combinatiefuncties Brede Scholen
-
de Canon van Nederland en de site www.entoen.nu
-
cultuureducatie en gebruikmaken van websites
-
afstemming van visie op onderwijs en visie op cultuureducatie
-
schrijven van een cultuurbeleidsplan
-
hoe draagvlak verwerven voor cultuureducatie?
-
het realiseren van een samenhangend programma cultuureducatie
-
doorlopende leerlijn cultuureducatie (Cultuur in de Spiegel)
-
cultuureducatie een structurele plek geven in het onderwijs
-
fondsenwerving voor cultuureducatie / financiering cultuureducatie
-
het evalueren van het proces en de opbrengsten van cultuureducatie
Voor het voortgezet onderwijs is een relevant onderwerp bovendien: -
de besteding van de cultuurkaart
7.3 Structurele inbedding cultuureducatie in het onderwijs Op de meeste Brabantse scholen voor PO (52%) en VO (56%) is de visie op cultuureducatie slechts gedeeltelijk ingebed in de algehele visie van de school op onderwijs. Voor het geven van een structurele plek aan cultuureducatie is het van belang dat deze inbedding plaatsvindt. Een afstemming van visies (algemeen en cultuureducatie) biedt de grootste kans op een ‘natuurlijke’ en houdbare plek voor cultuureducatie in het onderwijs. Het verdient aanbeveling te stimuleren dat scholen aandacht besteden aan de afstemming tussen hun algehele visie op het onderwijs en hun visie op cultuureducatie. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van verschillende opties. Zoals een scholingsaanbod, het beschrijven van ‘good practices’ (schriftelijk of in beelden), het organiseren van discussiegroepen, enzovoort. Alhoewel dit geen Provinciale taak is, kan de Provincie dit aandachtspunt wel aan de orde stellen in overleggen met betrokkenen die hierin wel een rol kunnen spelen.
7.4 Disciplines cultuureducatie In het onderzoek zijn gegevens verzameld over de wijze waarop scholen omgaan met de verschillende disciplines van cultuureducatie. Deze gegevens zijn bekend over kunsteducatie, erfgoededucatie, literatuureducatie en media-educatie/media-wijsheid. Het verdient aanbeveling dat de Brabantse steunfunctie-instellingen (Kunstbalie, Erfgoed Brabant en Cubiss) de onderzoeksgegevens voor hun discipline bestuderen en aan de hand van hun eigen visie bepalen of, en zo ja welke, acties / aanbod voor de Brabantse scholen voor PO en/of VO dient te worden geformuleerd. Pagina 92/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
Voor Erfgoed Brabant zijn ook de gegevens ten aanzien van het gebruik van de Canon van Nederland en de website ‘www.entoen.nu’ daarbij relevant.
Voor Kunstbalie zijn ook de gegevens ten aanzien van het inkopen – en eventueel aanpassen – van een kunstmenu daarbij relevant. Een specifiek aandachtspunt voor alle steunfunctie-instellingen is hun beleid ten aanzien van VO scholen.
7.5 Samenhang en doorlopende leerlijnen Doorlopende leerlijnen vormen voor cultuureducatie nog een aandachtspunt voor zowel PO en VO scholen. Momenteel wordt hiernaar landelijk ook onderzoek verricht (Cultuur in de Spiegel). Het verdient aanbeveling aansluiting te zoeken bij de onderzoeksresultaten van Cultuur in de Spiegel en na te gaan hoe scholen daarvan kunnen profiteren bij de totstandkoming of versterking van doorlopende leerlijnen cultuureducatie binnen hun school. Ook de afstemming tussen PO en VO is een belangrijk aandachtspunt. Het verdient aanbeveling na te gaan of hiervoor pilot projecten kunnen worden uitgezet (waarbij de marktplaatsen cultuureducatie een goed startpunt kunnen vormen) en/of goede voorbeelden in kaart kunnen worden gebracht. Overwogen kan worden om ook de aansluiting tussen VVE (voor- en vroegschoolse educatie) en primair onderwijs voor cultuureducatie daarin een plaats te geven.
7.6 Samenwerking met externe partners Brabantse scholen werken in hoge mate samen met externe partners. Opvallend is het relatief lage samenwerkingspercentage van scholen met pabo’s en hogescholen. Bekend is, dat er in Brabant zowel pabo’s als hogescholen zijn, die specifiek beleid op het terrein van cultuureducatie voeren. Op initiatief van en met Erfgoed Brabant is/was er een overleggroep pabo’s voor erfgoededucatie. In het kader van het ondersteuningstraject cultuureducatie heeft KPC Groep in mei 2008 een studiedag voor pabodocenten gehouden, die goed is bezocht. Aan het initiatief ‘Cultuur College Brabant’ nemen, naast andere instellingen, ook hogescholen deel. Het verdient aanbeveling na te gaan hoe de samenwerking tussen scholen en opleidingsinstellingen kan worden verstevigd en concreet uitgewerkt. Vele scholen (zowel PO als VO) nemen deel aan een scholennetwerk. De netwerken binnen marktplaatsen cultuureducatie nemen een belangrijke plaats in. Het verdient aanbeveling bij en met de marktplaatsen cultuureducatie regelmatig na te gaan welke ondersteuningsbehoeften er zijn, en hoe daaraan tegemoet kan worden gekomen. Deze ondersteuningsbehoeften kunnen als basis worden gebruikt voor het uitzetten van beleid om cultuureducatie op PO en VO scholen verder te verstevigen.
7.7 Marktplaatsen cultuureducatie Noord-Brabant Uit het onderzoek blijkt de stevige positie die de marktplaatsen cultuureducatie binnen de provincie Noord-Brabant innemen en het effect van hun werkzaamheden op cultuureducatie op scholen in de provincie. Het verdient aanbeveling beleidsmaatregelen te treffen die zijn gericht op het stimuleren dat: -
marktplaatsen in de gelegenheid blijven hun werkzaamheden uit te voeren, en dat in witte vlekgebieden marktplaatsen cultuureducatie worden ingericht.
Pagina 93/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)
-
de aanbevelingen in dit rapport in samenwerking met de marktplaatsen worden uitgevoerd.
7.8 Draagvlak Voor zowel PO als VO scholen lijkt het draagvlak voor cultuureducatie in de provincie NoordBrabant minder sterk te zijn dan landelijk. Het verdient aanbeveling aanbod te formuleren voor scholen om draagvlak voor cultuureducatie te vergroten.
7.9 Evaluatie cultuureducatie Om cultuureducatie een stevige positie in het onderwijs op een school te kunnen geven, is het van belang dat het proces en de opbrengsten van cultuureducatie regelmatig worden geëvalueerd. Dit gebeurt op relatief weinig scholen voor PO en VO in Noord-Brabant. Het verdient aanbeveling na te gaan, wat nodig is om scholen te stimuleren om het proces en de opbrengsten van cultuureducatie regelmatig te evalueren. Ook hierbij is samenwerking met de marktplaatsen cultuureducatie aan te bevelen. Met hen kan het nut van deze evaluatie worden besproken en worden nagegaan welke ondersteuning voor hen van belang is om de scholen in hun netwerk hierbij van dienst te zijn. Om deze aanbeveling adequaat uit te kunnen voeren is het beschikbaar hebben van een evaluatie-instrument een belangrijk hulpmiddel. Het verdient aanbeveling een dergelijk evaluatie-instrument te (laten) ontwikkelen
7.10
Middelen cultuurkaart Voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs in Noord-Brabant was in 2008 – 2009 een totaalbedrag van € 2.279.785,-- beschikbaar (bijna 16% van het landelijke totaalbedrag). In Noord-Brabant is in 2008 – 2009 in totaal 80% (€ 1.820.243,49) van het beschikbare budget besteed. Dit betekent, dat één op de vijf leerlingen in de Provincie Noord-Brabant geen gebruik maakt van de Cultuurkaart en dat daarmee een beschikbaar bedrag van € 459.541,60 voor cultuureducatie onbenut blijft. Het verdient aanbeveling na te gaan hoe deze onbenutte middelen in de toekomst wel kunnen worden benut, en daarvoor een plan op te stellen en uit te voeren. Een mogelijkheid is, om in samenwerking met verschillende partners een provinciale campagne op te zetten en uit te voeren, waarin structureel inzicht in financiële mogelijkheden wordt geboden (waarvan inzicht in de financiële mogelijkheden van de cultuurkaart een onderdeel vormt).
7.11 Maatschappelijke stages Maatschappelijke stages op het terrein van cultuur komen relatief weinig voor op VO scholen in de provincie Noord-Brabant. Het verdient aanbeveling beleid te formuleren omtrent het bevorderen dat leerlingen op VO scholen in Noord-Brabant maatschappelijke stages op het terrein van cultuur lopen.
Pagina 94/94 Oktober 2010 CB1.10KO.0074 mab (10529)