Cross-culturele verschillen in affectieve communicatie van Turks-Nederlanders
Naam: Sedef Özen Collegekaartnummer: 10000169 Begeleider: Milena Feldkamp 2e beoordelaar: Disa Sauter Universiteit van Amsterdam Datum: 7 juni 2015
0
Inhoud Abstract…………………………………………………………………………………………………………….2 Affectieve communicatie en cultuur………………………………………………………………….3 Hypotheses……………………………………………………………………………………………6 Werkwijze………………………………………………………………………………………………………….8 Steekproefkarakteristieken………………………………………………………………..….8 Design en procedure……………………………………………………………………………..8 Methode……………………………………………………………………………………………….9 Resultaten……………………………………………………………………………………………..………….12 Conclusie en discussie……………………………………………………………………………………….18 Literatuurlijst…………………………………………………………………………………………………….21 Appendix………………………………………………………………….……………………………………….22 A: het codeboek…………………………………………………………………………..……….22 B: De vier vignetten………………………………………………………………………………26
1
Abstract Met dit onderzoek is geprobeerd cross-culturele verschillen in affectieve communicatie te achterhalen. Dit werd gedaan door de communicatiestijl van Turks-Nederlanders te onderzoeken. Tijdens het onderzoek werd bij de helft van de deelnemers de Turkse cultuur saillant gemaakt, terwijl bij de andere helft de Nederlandse cultuur saillant werd gemaakt. Daarna moesten de deelnemers een aantal emotionele gebeurtenissen na vertellen en vragenlijsten invullen over individuele waarden en normen, identiteit en communicatiestijlen. Uit de resultaten bleek dat als TurksNederlanders in het Turks communiceren, zij meer gebruik maken van specifieke emotiebeschrijvingen, relatief meer affectieve informatie prijsgeven en langzamer praten, dan als zij in het Nederlands communiceren. Daarnaast bleek dat niet de culturele waarde collectivisme, maar de culturele waarde power distance, de relatie tussen cultuur en affectieve communicatie medieert. En ten slotte bleek dat de door Gudykunst en collega’s (1996) gemeten construct algemene communicatie, niet samenhing met de in dit onderzoek gemeten construct affectieve communicatie. Deze bevindingen laten zien dat er wel degelijk culturele verschillen zijn in affectieve communicatie, maar dat affectieve communicatie niet op dezelfde manier verloopt als algemene communicatie. Hiermee heeft het onderzoek een bijdrage geleverd aan de wetenschap door een geheel nieuw construct, op een geheel nieuwe wijze, bij een populatie waarbij dat nooit eerder is gedaan te onderzoeken.
2
Affectieve communicatie en cultuur Communicatie is een belangrijk onderdeel van ons sociale leven. We vertellen anderen graag over onze meningen, gedachtes en ideeën. De manier waarop wij dit doen wordt voornamelijk bepaald door onze cultuur. Cultuur en communicatie hebben namelijk een wederzijdse invloed op elkaar (Gudykunst, 1997). De invloed is wederzijds, omdat de normen en waarden van een cultuur ook veranderen door de communicatie tussen individuen. De relatie tussen cultuur en communicatie laat zien dat culturen kunnen verschillen in de manier waarop zij communiceren (Gudykunst, Matsumoto, Ting-Toomey, Nishida, Kim, Heyman, 1996). De vraag is echter of er ook culturele verschillen zijn in affectieve communicatie. Affectieve communicatie betreft de manier waarop men communiceert over emoties. Er kunnen verschillen zijn in affectieve communicatie, omdat bepaalde emoties een verschillende betekenis kunnen hebben in culturen (Mesquita, 2003). In dit onderzoek werd deze mogelijkheid onderzocht. Om culturele verschillen in affectieve communicatie te onderzoeken werd de communicatiestijl van Turks-Nederlanders onderzocht. Een communicatiestijl is de manier waarop informatie wordt overgedragen, zowel verbaal als non-verbaal (Gudykunst, et al., 1996). Er is gekozen voor de groep Turks-Nederlanders, omdat deze groep mensen twee culturen in zich dragen die op veel vlakken van elkaar verschillen. Het belangrijkste verschil tussen de twee culturen is dat de Turkse cultuur wordt geclassificeerd als collectivistisch en de Nederlandse cultuur als individualistisch (http://geert-hofstede.com). In individualistische culturen staan de behoeftes, waarden en doelen van het individu centraal (Gudykunst, 1997). In collectivistische culturen daarentegen, staat sociale harmonie en het welzijn van de ander centraal. Het onderscheid tussen een individualistische en een collectivistische cultuur is één van de dimensies van sociale variabiliteit van Hofstede (http://geerthofstede.com) en zorgt er onder andere voor dat er culturele verschillen zijn in de manier waarop informatie wordt overgedragen tijdens communicatie (Gudykunst, et al., 1996). Met andere woorden, de culturele waarde collectivisme medieert de relatie tussen cultuur en communicatie (Gudykunst, et al., 1996). Leden van een individualistische cultuur willen bijvoorbeeld meer helderheid in communicatie (Kim & Wilson, 1994, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996), terwijl leden van een collectivistische cultuur zich zorgen maken over andermans gevoelens tijdens communicatie en daardoor voorzichtiger zijn in het doen van directe verbale uitingen (Kim, 1994, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996). De culturele verschillen in communicatiestijl leidde ertoe dat Hall een onderscheid maakte tussen een high-context en een low-context communicatiestijl (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996). In een high-context cultuur wordt informatie op een impliciete en indirecte manier overgedragen. De boodschap bevindt zich voornamelijk in de socioculturele context of de persoon zelf. Hierdoor wordt informatie vaker non-verbaal dan verbaal uitgewisseld. In een low-context 3
cultuur daarentegen wordt informatie op een expliciete en directe manier overgedragen. De boodschap bevindt zich dan voornamelijk in het verbale, en niet in het non-verbale, gedeelte van het bericht. Bovendien wordt de boodschap op een directe, nauwkeurige en open manier overgebracht. De explicietheid van communicatie verschilt dus tussen culturen. Elk individu beschikt over en maakt gebruik van beide vormen van communicatie. Het verschilt echter per cultuur, welke vorm van communicatie dominant is. Leden van collectivistische culturen maken namelijk vaker gebruik van een high-context communicatie, terwijl leden van individualistische culturen vaker gebruik maken van een low-context communicatie. Zoals eerder vermeld werd, wordt de Turkse cultuur geclassificeerd als collectivistisch en de Nederlandse cultuur als individualistisch (http://geerthofstede.com). Aan de hand hiervan wordt verwacht dat de Turkse cultuur beschikt over een highcontext communicatiestijl en de Nederlandse cultuur over een low-context communicatiestijl. Dit valt echter nog nader te onderzoeken in deze studie. De verschillen in explicietheid tijdens communicatie laten zien dat mensen van verschillende culturen, informatie op een andere manier overbrengen (Gudykunst, & Ting-Toomey, 1988, Gudykunst et al., 1996). De vraag is echter of dit verschil ook geldt voor emotionele informatie. Affectieve communicatie zou net als reguliere communicatie verbaal of non-verbaal kunnen zijn. Hiermee wordt bedoeld, dat emoties op een directe manier via woorden of op een indirecte manier aan de hand van gebaren of gezichtsexpressies kunnen worden overgebracht. Binnenin het verbale gedeelte kunnen er ook verschillen zijn in explicietheid. Men kan bijvoorbeeld gebruik maken van specifieke emotiebeschrijvingen, waarbij een concrete emotie wordt benoemt (‘ik ben verdrietig’) of van vage emotiebeschrijvingen, waarbij slechts de valentie van een gevoel wordt benoemt (‘ik voel me goed’). Daarnaast kan men gebruik maken van appraisals, waarbij de significantie van de gebeurtenis wordt geëvalueerd (‘er is iets ergs gebeurd’) of van emotiegerelateerde gedragingen (‘ik moest huilen’). Een specifieke emotiebeschrijving is de meest expliciete vorm van verbale uiting, daarna volgt een vage emotiebeschrijving en een emotiegerelateerde gedraging. De minst expliciete vorm is een appraisal, omdat men dan de emotionele gebeurtenis niet op zichzelf betrekt en überhaupt geen emotie noemt. In dit onderzoek zal worden onderzocht of de high-context/low-context communicatiestijltheorie van Hall (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996) ook van toepassing is bij verbale affectieve communicatie. Er zal worden onderzocht of leden van een collectivistische cultuur, met een voorkeur voor een high-context communicatiestijl, meer gebruik zullen maken van impliciete vormen van verbale affectieve communicatie, zoals appraisals en emotie gerelateerde gedragingen. En of leden van een individualistische cultuur, met een voorkeur voor een low-context communicatiestijl, meer gebruik zullen maken van expliciete vormen van verbale affectieve communicatie, zoals specifieke en vage emotiebeschrijvingen. Naast de explicietheid van 4
communicatie, zou er ook een verschil kunnen zijn in de directheid van communicatie. Men kan de affectieve informatie bijvoorbeeld direct overbrengen, of juist na een tijdje. Dit kan worden gemeten door te kijken naar het moment waarop men tijdens een gesprek de affectieve informatie communiceert. Hoe eerder men de affectieve informatie communiceert, des te directer de communicatiestijl is. Voor algemene communicatie, werd de goodness-of-fit van het high-context/low-context communicatiestijl-model van Hall (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996) onderzocht door Gudykunst en collega’s (1996). Aan de hand van een vragenlijst met 8 dimensies, use of indirect communication, ability to infer meaning, interpersonal sensitivity, dramatic communication, using feelings to guide behaviour, openness, precise communication en positive perceptions of silence, werd de algemene communicatiestijl van deelnemers gemeten. Ondanks het feit dat de gebruikte methodiek in zijn onderzoek verschilt van de methodiek in dit onderzoek, is het van belang te achterhalen of er een samenhang is tussen affectieve communicatiestijl en algemene communicatiestijl. Dit, omdat de assumpties die worden gedaan met betrekking tot affectieve communicatiestijl gebaseerd zijn op algemene communicatiestijl theorieën. Het is mogelijk dat affectieve communicatiestijl niet op dezelfde manier verloopt als algemene communicatiestijl en dat het twee aparte constructen zijn. Als dat zo is, dan kan Halls classificatie van high-context/lowcontext communicatiestijlen niet worden toegepast op affectieve communicatiestijl. De dimensies use of indirect communication (het gebruiken van indirecte communicatie), ability to infer meaning (het vermogen andermans bedoelingen te achterhalen) en precise communication (nauwkeurigheid in communicatie) zijn hierbij van belang, omdat deze het meest overeenkomen met de constructen explicietheid en directheid van affectieve communicatie. Bekend is dus dat culturen verschillende algemene communicatiestijlen (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, & Ting-Toomey, 1988, Gudykunst et al., 1996) hebben. We weten echter niet op welke manier emoties worden overgedragen in verschillende culturen. Als men affectieve communicatie wil onderzoeken, is het van belang te kijken naar de communicatie van verschillende emoties. Het kan namelijk zo zijn dat de communicatie van, bijvoorbeeld, blijdschap op een andere manier verloopt dan de communicatie van trots. Aangezien het onderzoek naar affectieve communicatiestijl nieuw is, moet een breed scala aan emoties worden onderzocht om een zo volledig mogelijk beeld te geven van affectieve communicatie. In dit onderzoek werd met die reden de emoties blijdschap, verdriet, trots en schaamte onderzocht. Er werd niet gekeken naar de individuele effecten van de emoties, omdat de omvang daarvan te groot zou zijn voor dit project. In vervolgonderzoek zou men hier aandacht aan kunnen besteden. Als men culturele verschillen wil vastleggen, moeten twee contrasterende culturen met elkaar worden vergeleken. Dit, om de gevonden verschillen zoveel mogelijk te maximaliseren. 5
Hiervoor kunnen verschillende culturele groepen met elkaar worden vergeleken, maar er kan ook gekozen worden voor biculturelen die twee culturen in zich dragen en daartussen kunnen schakelen. De keuze voor een biculturele groep is voordeliger, omdat je dan minder confounds hebt. In dit onderzoek werd met die reden de communicatiestijl van Turks-Nederlanders onderzocht. Turks-Nederlanders zijn bicultureel en beschikken over de normen en waarden van de Turkse en Nederlandse cultuur. De meeste biculturelen kunnen de twee culturen goed combineren en maken gebruik van frame-switching (Benet-Martínez, Leu, Lee, & Morris, 2002). Dit houdt in dat men schakelt tussen twee culturen. Het schakelen tussen twee culturen wordt teweeg gebracht door de situatie waarin een individu zich bevindt. Als een Turks-Nederlander zich bijvoorbeeld in een Turkse omgeving bevindt, dan zal de Turkse cultuur saillant worden gemaakt. Biculturelen die hun twee culturen als harmonieus ervaren kunnen makkelijk frame switchen en zijn hoog in bicultural identity integration (Benet-Martinez et al., 2002). Bicultural identity integration (BII) is de mate waarin een bicultureel persoon zijn of haar twee culturen kan combineren. Het komt ook voor dat men de twee culturen als conflicterend ervaart en ze niet kan combineren in het dagelijks leven. Deze biculturelen zijn laag in BII. Een Turks-Nederlanders met een lage BII, zal zich in een Nederlandse context meer Turks gaan gedragen en in een Turkse context meer Nederlands. Aangezien er gebruik werd gemaakt van culturele priming in dit onderzoek, is hier rekening mee gehouden door de BII-waarde van de deelnemers te meten. Bij deelnemers met een lage BII, zal de prime namelijk zorgen voor een contrast effect. Bij onderzoek naar communicatie is het daarnaast belangrijk om rekening te houden met de relatie tussen het individu en de gesprekspartner, omdat er culturele verschillen zijn in de manier waarop men communiceert met zijn of haar gesprekspartner (Gudykunst, 1997). Culturen met een hoge score op collectivisme (Triandis, 1995, aangehaald in Gudykunst, 1997) en power distance (Gudykunst, 1997) behandelen in- en out-group leden op een andere manier. De Turkse cultuur scoort hoger op collectivisme en power distance, dan de Nederlandse cultuur (http://geerthofstede.com). Om mogelijke verschillen in affectieve communicatie zo goed mogelijk te detecteren, levert het onderzoeken van de communicatie jegens out-group leden dus grotere verschillen op. De kans is dan echter ook groter dat men geen enkele emotie uit of het niet gepast vind om over persoonlijke emotionele gebeurtenissen te praten. Om die reden is er gekozen voor een semi-outgroup lid. Een semi-out-group lid is in dit geval een persoon waar de deelnemer wel bekend mee is, maar niet goed kent. Met alle gegeven informatie en argumenten, kunnen de volgende drie hypotheses en deelhypotheses worden opgesteld:
6
H1: Als Turks-Nederlanders in het Nederlands communiceren (Nederlands-Turkse conditie), dan maken zij gebruik van een meer low-context communicatiestijl, dan als zij in het Turks communiceren (Turks-Nederlandse conditie). Dat wil zeggen dat zij de affectieve informatie explicieter en directer verwoorden, dan als zij in het Turks communiceren. Concreet uit zich dit in het volgende: A. Deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie maken meer gebruik van specifieke en vage emotiebeschrijvingen en minder gebruik van appraisals en emotiegerelateerde gedragingen, dan deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie. B. Deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie brengen de affectieve informatie directer over dan deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie. Dit houdt in dat de affectieve informatie eerder in het gesprek wordt genoemd. C. Deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie geven meer affectieve informatie en minder algemene informatie prijs, dan deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie. D. De speech rate (verhouding tussen het aantal woorden en de duur van gesprek) zal voor de deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie groter zijn, dan voor de deelnemers in de Turks-Nederlanders conditie.
H2: Deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie zullen lager scoren op collectivisme, dan de deelnemers in de Turks-Nederlanders conditie. Dit verschil medieert de relatie tussen cultuur en verbale affectieve communicatiestijl. Met andere woorden, het verschil in deze sociale waarde, veroorzaakt de verschillen in verbale affectieve communicatiestijl.
H3: De mate van explicietheid en directheid in het communiceren van affectieve informatie zal positief correleren met de score op de explicietheid en directheid items van de communicatiestijl vragenlijst van Gudykunst et al. (1996). Als dit het geval is, dan communiceert men in lijn met zijn of haar globale communicatiestijl.
7
Werkwijze
Steekproefkarakteristieken Aan het onderzoek deden 30 deelnemers mee. In de Turks-Nederlands conditie zaten 8 mannen en 7 vrouwen en in de Nederlands-Turks conditie zaten 7 vrouwen en 8 mannen. Alle deelnemers hadden de Turks-Nederlandse achtergrond, waren vloeiend in de Turkse en Nederlandse taal en hadden ten minste 10 jaar in Nederland gewoond. De leeftijd van de deelnemers varieerde tussen de 16 en 61 jaar, met een gemiddelde van 32.8 (SD = 2.64) jaar. In de Turks-Nederlandse conditie was de gemiddelde leeftijd 38.1 (SD = 14.7) en in de Nederlands-Turkse conditie was de gemiddelde leeftijd 27.5 (SD = 12.4). In de Turks-Nederlandse conditie waren er 7 in Nederland, 7 in Turkije en 1 in Duitsland geboren en in de Nederlands-Turks conditie waren er 12 in Nederland en 3 in Turkije geboren. De deelnemers werden geworven via persoonlijke kringen, (studenten)verenigingen SV Anatolia, Turks Academische Studenten en Alumni associatie (TASA) en Stichting de Nieuwe Generatie en advertenties op verschillende locaties van de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam. Voor deelname aan het onderzoek kregen de deelnemers een vergoeding van 10 euro of één proefpersoonpunt.
Design en procedure Het onderzoek had een between-subjects design met als onafhankelijke variabele culturele identiteit en afhankelijke variabele de explicietheid en directheid van affectieve informatie. De deelnemers werden willekeurig onderverdeeld in twee condities, namelijk de Nederlands-Turks conditie en de Turks-Nederlands conditie. In de Nederlands-Turks conditie werd de Nederlandse cultuur saillant gemaakt en in de Turks-Nederlands conditie werd de Turkse cultuur saillant gemaakt. Dit werd bewerkstelligt door, afhankelijk van de conditie, al het materiaal en de instructies van de tweetalige proefleider in de Turkse of Nederlandse taal te geven. Deze methode is gebruikt in eerder onderzoek en blijkt een effectieve manier van priming te zijn (zie Krauss &Chiu, 1998, aangehaald in Verkuyten & Pouliasi, 2006). De condities werden daarnaast gematcht op geslacht. Het onderzoek nam in totaal ongeveer 60 minuten in beslag. De deelnemers werden bij binnenkomst meegenomen naar de onderzoeksruimte, waarin een stoel, tafel, laptop, camera, microfoon, zandloper, pen en papier stond. Nadat de informatiebrochure doorgelezen en de toestemmingsverklaring getekend was, gaf de tweetalige, Turks-Nederlandse proefleider, de deelnemers instructies zich voor te stellen dat ze aan het video-chatten waren met een Turks of Nederlandse kennis en dat ze hem of haar via de webcam moesten vertellen over bepaalde emotionele gebeurtenissen. Het onderzoek begon met een oefenronde, waarin de deelnemers konden oefenen met het video-chatten en vragen konden stellen mocht dat nodig zijn. Hierna verliet 8
de proefleider de kamer, zodat de deelnemers op hun gemak en aan de hand van de instructies in het online survey-programma ‘Qualtrics’ het onderzoek konden uitvoeren. De deelnemer las een vignette en stelde zich voor dat de beschreven gebeurtenis hem of haar was overkomen. Vervolgens simuleerde de deelnemer een video-chat met een Turkse of Nederlandse kennis van zijn of haar ouders en vertelde in eigen woorden over de gebeurtenis. Van te voren werden deelnemers gevraagd zich voor te stellen dat hun gesprekspartner op hun bericht zou reageren. In totaal moest de deelnemer vier verschillende vignetten lezen, die elk een andere emotie overbrachten, namelijk blijdschap, verdriet, trots en schaamte. De volgorde van de vignette werd gecounterbalanced. Om mogelijke cross-culturele verschillen te kunnen verklaren aan de hand van culturele waarden, werd de CVSCALE (Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011) afgenomen. Daarnaast werd de algemene communicatiestijl van deelnemers gemeten met de communicatiestijlvragenlijst van Gudykunst et al. (1996) en de culturele oriëntatie met de Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale (Zea, Asner-Self, Birman & Buki, 2003). Om mogelijke contrast effecten uit te sluiten, werd de BII-waarde gemeten aan de hand van een stelling die is afgeleid van Benet-Martinez en collega’s (2000). En ten slotte werd er gevraagd naar de demografische gegevens van de deelnemers. Na het afronden van dit onderdeel, werden de deelnemers voorzien van een vergoeding en konden zij de onderzoeksruimte verlaten. De opgenomen video-chats werden getranscribeerd, waarna de uitgeschreven teksten werden gecodeerd met behulp van het software programma ‘CATMA’ (www.catma.de). CATMA is een online software programma waarmee kwalitatieve tekstanalyses uitgevoerd kunnen worden. Het codeboek dat hierbij gehanteerd werd, staat weergegeven in Appendix A.
Materiaal Het onderzoek bestond uit vijf delen. Het eerste deel bestond uit de vragenlijst met de vier vignetten, met elk een situatiebeschrijving van een emotionele gebeurtenis. Elke vignet gaf een andere emotie weer, namelijk blijdschap, verdriet, trots en schaamte. Het blijdschap scenario was bijvoorbeeld: ‘Uw lievelingsbroer kwam net bij u langs om u te vertellen dat hij en zijn vrouw net een kindje hebben gekregen. De baby is hun eerste kind en ze verheugden zich er allebei zeer op. Na een korte bevalling werd het kindje vanochtend gezond geboren. U kunt nauwelijks wachten om het te zien’ (zie Appendix B). De blijdschap, verdriet en trots scenario’s zijn gebaseerd op het onderzoek van Scherer (1997) naar cross-culturele verschillen in appraisal. Het schaamte scenario is gebaseerd op het onderzoek van Tracy en Robins (2004). De verbale uitingen van de deelnemers werden vastgelegd aan de hand van een videocamera. Na het opnemen van de videoboodschap, werd de deelnemers een aantal bijbehorende vragen gesteld. Dit waren controlevragen voor confounds en
9
manipulatiecheck-vragen. Voorbeelden zijn: ‘Heeft u een emotie gevoeld toen u zich de situatie voorstelde? Zo ja, geef aub aan in welke mate u welke emoties voelde’ en ‘Vond u moeilijk om voor de camera over deze situaties te vertellen’. Deze vragenlijst is gebruikt in eerder onderzoek naar affectieve communicatieverschillen (ongepubliceerde data, Feldkamp), maar moest voor de doeleinden van en deelnemers in dit onderzoek eerst worden vertaald en backtranslated naar het Nederlands en het Turks. Het tweede deel van het onderzoek bestond uit het afnemen van de CVSCALE (Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011) die de culturele waarden van elke deelnemer meet. Deze vragenlijst bestaat uit 26 items, waarmee de dimensies collectivisme, power distance, uncertainty avoidance, masculinity en long-term orientation (Hofstede, 1980, 2001, aangehaald in Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011) worden gemeten. Een veelgemaakte fout in onderzoek is dat sociale waarden op groepsniveau worden gemeten om individueel gedrag, zoals de communicatiestijl van individuen, te verklaren. Om deze fout te voorkomen werden in dit onderzoek sociale waarden op individueel niveau gemeten. Voorbeelditems zijn: ‘Het is belangrijk om instructies en procedures nauw te volgen’ en ‘Het is belangrijk om op de lange termijn te plannen’. Men kan op een Likertschaal van 1 tot 7 (1= heel erg mee oneens, 7= heel erg mee eens) aangeven hoe zeer hij het eens of oneens is met elke stelling. Een hoge score op collectivisme geeft aan dat men meer collectivistisch dan individualistisch is, een hoge score op power distance geeft aan dat men een hoge power distance heeft, een hoge score op uncertainty avoidance geeft aan dat men een hoge uncertainty avoidance heeft, een hoge score op masculinity geeft aan dat men meer waarde hecht aan masculinity dan femininity en een hoge score op long-term orientation geeft aan dat men een long-term orientation heeft. De vragenlijst is in Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Thailand, Australië, de Verenigde Staten, India, de Verenigde Arabische Emiraten, Hongkong, Mexico, China, Duitsland, Nederland, Polen, Rusland en Canada afgenomen en blijkt een hoge externe validiteit (betrouwbaarheid tussen .52 en de .93, in Nederland tussen .77 en .93) te hebben (Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011). In deze landen is de vragenlijst echter steeds afgenomen in het Engels. Voor de doeleinden van en deelnemers in dit onderzoek is de vragenlijst vertaald (naar het Turks en Nederlands) en backtranslated. Hierna volgde een vragenlijst die de algemene communicatiestijl van de deelnemers meet (Gudykunst et al., 1996). De vragenlijst bestaat uit 8 dimensies (use of indirect communication, ability to infer meaning, interpersonal sensitivity, dramatic communication, using feelings to guide behaviour, openness, precise communication en positive perceptions of silence) en 80 stellingen waar men het, op een schaal van 1 (=helemaal mee oneens) tot 7 (=helemaal mee eens), mee eens of oneens kan zijn. Voorbeelditems zijn: ‘Ik communiceer op een indirecte manier’ en ‘Ik overdrijf verhalen als ik ze vertel’. Hoe hoger de score op de vragenlijst, des te meer men gebruik maakt van een high-context communicatiestijl. Deze items zijn getest in de Verenigde Staten, Japan, Korea en 10
Australië. De betrouwbaarheid in de verschillende culturen varieerde tussen .80 en .90 (Gudykunst et al., 1996). Wederom werd de vragenlijst in deze landen afgenomen in het Engels en moest de vragenlijst eerst worden vertaald (naar het Turks en Nederlands) en backtranslated. Het vierde deel van het onderzoek bestond uit een vragenlijst die culturele oriëntatie meet. Hiervoor werd het eerste deel van de Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale (Zea et al 2003) gebruikt. Met deze vragenlijst kan worden achterhaald in hoeverre men zich Turks en Nederlands voelt. De vragenlijst bestaat uit 12 stellingen waar men het op een schaal van 1 (=sterk mee oneens) tot 4 (=sterk mee eens) mee eens of oneens kan zijn. Voorbeelditems zijn: ‘Het voelt goed om Nederlands te zijn’ en ‘Ik voel me in sterke mate Turks’. Er zijn zes items die de identificatie met Nederland meten en er zijn zes items die de identificatie met Turkije meten. De score (per zes items) varieert van 4 tot 24. Als men hoger scoort op de Nederland-items, dan identificeert men zich meer met zijn of haar Nederlandse identiteit. En als men hoger scoort op de Turkije-items, dan identificeert men zich meer met zijn of haar Turkse identiteit. De vragenlijst is meerdere malen afgenomen bij Noord-Amerikanen met een Latijns-Amerikaanse achtergrond en heeft een betrouwbaarheid die varieert van .83 tot .97 (Zea et al 2003). In de Verenigde Staten is de vragenlijst afgenomen in het Engels. Voor de doeleinden van en deelnemers in dit onderzoek is de vragenlijst vertaald (naar het Turks en Nederlands) en backtranslated. Het vijfde deel van het onderzoek bestond uit een aantal persoonlijke vragen om de demografische gegevens van de deelnemers te achterhalen. Hier werd er bijvoorbeeld gevraagd naar iemands geslacht, leeftijd en geboorteplaats van de ouders, maar er werden ook vragen gesteld als ‘In welke taal spreekt u het liefst over persoonlijke, emotionele gebeurtenissen?’ en ‘Hoe goed begreep u het Turks/Nederlands in deze vragenlijst op een schaal van 1 tot 10 (1=slecht en 10= goed)?’. In dit deel van de vragenlijst werd ook de BII vraag gesteld. Dit is een stelling waarbij men op een schaal van 1 tot 8 (1= helemaal niet mee eens en 8 = helemaal mee eens) kon aangeven in hoeverre hij het ermee eens of oneens is. De stelling is: ‘Ik ben bicultureel en voel dat ik de Nederlandse en Turkse cultuur gescheiden moet houden, omdat deze twee culturen conflicterend zijn. Ik ben simpel gezegd een Turk(se) die leeft in Nederland (vs. Turks-Nederlander) en ik voel mij gevangen tussen twee culturen’. De stelling is afgeleid van de stelling die is gebruikt door BenetMartinez en collega’s (2002). De BII vraag moet eerst worden omgescoord om de BII waarde te berekenen. Hoe hoger de score op de BII vraag, hoe lager iemands BII waarde zal zijn. Een score van 1-4 geeft een lage BII aan en een score van 4-8 geeft een hoge BII aan.
11
Resultaten Aan het onderzoek deden 30 deelnemers mee. De hoogst voltooide opleiding van de meerderheid van de Nederlands-Turkse conditie (11/15) was havo, mbo of vwo, en in de TurksNederlandse conditie was de hoogst voltooide opleiding van de meerderheid (13/15) universiteit of hbo. Een pearson’s chi-square test wees uit dat er een significante samenhang was tussen het opleidingsniveau van de deelnemers en de conditie waar ze in zaten, X2 (3) = 16.58, p = .001. Aan de hand van een pearson’s chi-square test werd berekend of het al dan niet gewoond hebben in Turkije, samenhing met de conditie van de deelnemers en hieruit bleek dat er in de Turks-Nederlandse conditie significant meer deelnemers (10/15) ooit in Turkije hadden gewoond, dan in de NederlandsTurks conditie (3/15), X2(1) = 6.65, p = .01. Om te achterhalen of de condities van elkaar verschilden in de taal die zij het liefst spraken met goede vrienden, werd aan de hand van een pearson’s chisquare test de samenhang tussen de twee variabelen berekend. Hieruit bleek dat de deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie liever Nederlands (11/15) en de deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie liever een mix van Turks en Nederlands (9/15) met hun goede vrienden spreken, X2(3) = 12.15, p = .007. De deelnemers in de Nederlands-Turks conditie gaven over het algemeen aan het Nederlands in de vragenlijst goed te verstaan, met een gemiddelde van 8.60 (SD = 0.131) en vonden het over het algemeen makkelijk om de situaties in het Nederlands na te vertellen, met een gemiddelde van 7.67 (SD = 0.386). De deelnemers in de Turks-Nederlands conditie daarentegen gaven over het algemeen aan het Turks in de vragenlijst niet goed te verstaan, met een gemiddelde van 2 (SD = 0.535) en vonden het over het algemeen niet makkelijk om de situaties in het Turks na te vertellen, met een gemiddelde van 3.33 (SD = 0.591). Deelnemers in beide condities gaven aan zich niet heel goed voor te kunnen stellen dat ze met iemand aan het praten waren (Nederlands-Turkse conditie, M=4, SD=2.17 en Turks-Nederlandse conditie, M=3.67, SD=2.23), het een beetje moeilijk vonden om voor de camera over de situaties te vertellen (Nederlands-Turkse conditie, M=5.80, SD=2.54 en Turks-Nederlandse conditie, M=6.07, SD=2.69) en redelijk zichzelf konden zijn voor de camera (Nederlands-Turkse conditie, M=5.27, SD=1.71 en Turks-Nederlandse conditie, M=4.80, SD=2.04). Ook werd gekeken naar de BII-waarde van de deelnemers. Hieruit bleek dat, globaal genomen, 11 deelnemers een lage BII-waarde hadden en 19 deelnemers een hoge BII-waarde. In de Nederlands-Turkse conditie hadden 6 deelnemers een lage BII-waarde en 9 deelnemers een hoge BIIwaarde en in de Turks-Nederlandse conditie hadden 5 deelnemers een lage BII-waarde en 10 deelnemers een hoge BII-waarde. Een independent t-test wees uit dat er geen significant verschil was tussen de condities in BII-waarde, t(28) = 1.71, p > .05. Alle deelnemers werden meegenomen in de analyse. Bij de kwantitatieve analyses misten er bij sommige deelnemers een aantal scores. De desbetreffende scores werden als ‘missing value’ opgegeven. Als manipulatiecheck werd aan de hand van een multivariate MANOVA, met als 12
afhankelijke variabele conditie en als onafhankelijke variabele de identificatie met de Turkse en Nederlandse cultuur, de culturele oriëntatie (Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale, Zea et al 2003) van de condities met elkaar vergeleken. Hieruit bleek dat de deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie (M=3.04, SD=0.71) zich gemiddeld significant meer met Nederland identificeren dan deelnemers in de Turks-Nederlandse (M=2.21, SD=0.87), F(1,28) = 8.34, p = .007, β = .80. Identificatie met de Turkse cultuur, verschilde niet tussen de condities, F(1,28) = 0.45, p > .05. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de manipulatie, waarbij culturele identiteit saillant werd gemaakt door het onderzoek in het Turks of Nederlands af te nemen, deels is gelukt. De identificatie met de Nederlandse identiteit werd goed gemanipuleerd, maar de identificatie met de Turkse cultuur niet. Om de culturele waarden (CVSCALE, Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011) van de deelnemers in de verschillende condities met elkaar te vergelijken werd een multivariate MANOVA uitgevoerd, met als afhankelijke variabele conditie en als onafhankelijke variabele power distance, uncertainty avoidance, collectivisme, long-distance orientation en masculinity. Er bleek een significant effect van conditie te zijn op de dimensie power distance, F(1,28) = 5.64, p = .025, β = .63. Deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie (M=2.08, SD=1.01) hadden een lagere score op deze dimensie, dan de deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie (M=3.00, SD=1.11). Er bleek echter geen significant effect van conditie te zijn op de overige dimensies van de CVSCALE: uncertainty avoidance, F(1,28) = 0, p > .05, β = .05, collectivisme, F(1,28) = 1.66, p > .05, β = .24, long-distance orientation, F(1,28) = 3.75, p = .06, β = .46 en masculinity, F(1,28) = 1.23, p > .05, β = .19. Deelnemers in de verschillende condities hadden dus ongeveer dezelfde culturele waarden. Om erachter te komen of de biculturele Turks-Nederlanders anders over emoties communiceren als zij in het Nederlands praten, dan als zij in het Turks praten, werd een spraakanalyse uitgevoerd. Hierbij werd de totale hoeveelheid informatie (algemene en affectieve informatie samen), de totale hoeveelheid affectieve informatie (het aantal affectieve uitingen van de vier soorten affectieve informatie bij elkaar opgeteld), de lengte van de gesprekken (totale aantal secondes) en de speech rate (verhouding tussen het aantal woorden en de gesprekslengte) berekend. Over de condities heen zijn de gemiddelden voor deze variabelen respectievelijk, 723.50 (SD=346.04), 24.80 (SD=11.07), 442.03 (SD=164.10) en 1.73 (SD=0.76). Voor dit onderzoek is het van belang om te onderzoeken of deze waarden per conditie verschillen. Een independent t-test wees uit dat de deelnemers in de Nederlands-Turks conditie (340.5, SD = 87.9) significant meer totale informatie verschaften, dan de deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie (201.6, SD = 52), t(28) = 4.05, p <.001. Dit is in lijn met de hypotheses. De totale hoeveelheid affectieve informatie verschilde echter niet significant tussen de Turks-Nederlandse conditie (M=13.6 ,SD=3.52) en de NederlandsTurkse conditie (M=8.07 ,SD=2.08), t(28) = -0.55, p = .58. De condities verschilden dus wel van elkaar 13
in de hoeveelheid gegeven totale informatie, maar niet in de hoeveelheid gegeven affectieve informatie (zie grafiek 1). Dit is niet in lijn met de verwachtingen. Verwacht werd dat de gegeven hoeveelheid affectieve informatie ook groter zou zijn voor de Nederlands-Turks conditie.
Affectieve en totale informatie
Affectieve informatie
Totale informatie
0
50
100
Turks-Nederlands
150
200
250
300
350
400
Nederlands-Turks
Grafiek 1. Affectieve en totale hoeveelheid informatie
Een independent t-test wees uit dat de lengte van de gesprekken niet significant verschilde tussen de Turks-Nederlandse conditie (M=97.20, SD=45.70) en de Nederlands-Turkse conditie (M=95.93, SD=44.61), t(28) = -0.08, p > .05. Deelnemers in beide condities praten dus even lang. Dit is niet in lijn met de verwachtingen, omdat verwacht werd dat de deelnemers in de Nederlands-Turks conditie langer zouden praten. De speech rate van de Turks-Nederlandse conditie (M=1.18, SD = 0.24), bleek lager te zijn dan die van de Nederlands-Turkse conditie (M=2.28, SD = 0.71), t(28) = 5.66, p < .001. Deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie praatten dus langzamer, dan de deelnemers in de Nederlands-Turks conditie. Dit is wel in lijn met de hypotheses. Aangezien de condities van elkaar verschillen in de hoeveelheid totale informatie die zij vertellen, is het belangrijk hiervoor te corrigeren en de relatieve hoeveelheid affectieve informatie te berekenen. Dit werd gedaan door de hoeveelheid affectieve informatie te delen door de totale hoeveelheid algemene informatie. Een independent t-test wees uit dat de twee groepen significant van elkaar verschillen in relatieve hoeveelheid affectieve informatie, t(28) = -5.60, p < .001. TurksNederlanders geven meer relatieve affectieve informatie prijs in het Turks (M=0.051, SD=0.15) dan in het Nederlands (M= 0.027, SD=0.01). Dit is niet in lijn met de hypotheses. Verwacht werd dat TurksNederlanders meer relatieve affectieve informatie prijs zouden geven in het Nederlands, dan in het Turks.
14
Om te achterhalen of de verbale affectieve uitingsvormen van Turks-Nederlanders verschillen als zij in het Nederlands of Turks praten, werd de gemiddelde frequentie van appraisals, specifieke emotiebeschrijvingen, vage emotiebeschrijvingen en emotiegerelateerde gedragingen berekend. Ook hier werd gecorrigeerd voor de totale hoeveelheid informatie die werd gegeven, door de relatieve gemiddeldes te berekenen. Dit werd gedaan door de gemiddelde frequenties te delen door de totale hoeveelheid informatie. De gemiddelde frequenties en relatieve gemiddeldes van de vier affectieve uitingsvormen, staan per conditie weergegeven in tabel 1.
Gemiddelde frequenties
Relatieve gemiddeldes
Conditie
Soort affectieve uitingsvorm
M
SD
M
SD
Turks-
Appraisal
11.20
5.78
0.44
0.08
Nederlands
specifieke emotiebeschrijvingen
8.07
4.28
0.32
0.13
vage emotie beschrijvingen
4.00
3.38
0.15
0,08
emotie gerelateerde gedragingen
2.67
3.06
0.09
0.07
Nederlands- Appraisal
11.73
5.39
0.51
0.18
Turks
specifieke emotiebeschrijvingen
5.33
3.72
0.22
0.13
vage emotie beschrijvingen
4.87
3.02
0.19
0.11
emotie gerelateerde gedragingen
1.73
1.44
0.08
0.05
Tabel 1. Gemiddelde frequenties en relatieve gemiddeldes van de vier affectieve uitingsvormen per conditie.
Voor dit onderzoek was het natuurlijk van belang om de relatieve gemiddeldes van de vier affectieve uitingsvormen te vergelijken tussen de condities. Dit werd dan ook gedaan aan de hand van een multivariate MANOVA, met als afhankelijke variabele conditie en onafhankelijke variabele de vier relatieve affectieve uitingsvormen. Hieruit bleek dat er geen significant effect van conditie was op appraisal F(1,28) = 2.18, p > .05, β = .30, vage emotie beschrijvingen F(1,28) = 1.38, p > .05, β = .21, en emotie gerelateerde gedragingen F(1,28) = 0.36, p > .05, β = .09, maar wel op specifieke emotiebeschrijvingen F(1,28) = 4.46, p = .04, β = .53. Deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie maken dus significant meer gebruik van specifieke emotietermen dan de deelnemers in de Nederlands-Turks conditie. Deze bevindingen zijn niet in lijn met de hypotheses. Verwacht werd dat deelnemers in de Nederlands-Turks conditie meer gebruik zouden maken van specifieke en vage emotiebeschrijvingen en minder van appraisals en emotiegerelateerde gedragingen, dan de deelnemers in de Turks-Nederlands conditie. De directheid van de verbale affectieve informatie werd berekend door het tijdstip (in seconden) waarop men tijdens een gesprek de eerste affectieve informatie prijsgeeft te delen met de
15
totale duur van het gesprek. Vervolgens werd, met behulp van een independent t-test, onderzocht of de condities van elkaar verschilden in directheid. Het bleek dat de condities niet significant van elkaar verschilden, t(27) = 1.48, p > .05. Ook deze bevinding is niet in lijn met de hypotheses. Er werd namelijk verwacht dat Turks-Nederlanders de affectieve informatie directer over zouden brengen als zij in het Nederlands communiceerden. Volgens de verwachtingen zou de culturele waarde ‘collectivisme’ een mediërende rol moeten spelen bij de relatie tussen verbale affectieve communicatiestijl en cultuur. Om deze mogelijkheid te onderzoeken werd een multivariate MANOVA uitgevoerd, met als afhankelijke variabele conditie, als onafhankelijke variabele de vier relatieve affectieve uitingsvormen en als covariaat de dimensie collectivisme van de CVSCALE (Yoo, Donthu & Lenartowicz, 2011). De covariaat collectivisme was niet significant gerelateerd aan appraisal, F(1,28) = 1.11, p > .05, β = .17, specifieke emotiebeschrijvingen, F(1,28) = 0.02, p > .05, β = .05, vage emotiebeschrijvingen, F(1,28) = 0.06, p > .05, β = .06, en emotiegerelateerde gedragingen, F(1,28) = 3.33, p > .05, β = .42. Dit houdt in dat collectivisme geen mediërende rol speelt in de relatie tussen cultuur en affectieve communicatie. Dit is niet in lijn met de verwachtingen. Uit de eerdere analyses waarbij verschillen in culturele waarden tussen condities werd gemeten, bleek dat er een significant verschil was in de culturele waarde power distance en een marginaal verschil in de culturele waarde long-term orientation. Met deze reden is ervoor gekozen om deze culturele waarden exploratief als covariaat mee te nemen in de analyse. Hieruit bleek dat de covariaat power distance significant gerelateerd was aan appraisal, F(1,28) = 4.91, p = .04, β = .57, maar niet aan specifieke emotiebeschrijvingen, vage emotiebeschrijvingen en emotiegerelateerde gedragingen. Power distance speelt dus een mediërende rol bij de relatie tussen cultuur en het gebruik van appraisals. De covariaat long-term orientation bleek niet significant gerelateerd te zijn aan appraisals, specifieke emotiebeschrijvingen, vage emotiebeschrijvingen en emotiegerelateerde gedragingen. Long-term orientation speelt dus geen mediërende rol speelt in de relatie tussen cultuur en affectieve communicatie. De algemene communicatiestijl van de deelnemers werd gemeten aan de hand van de 8 dimensies (use of indirect communication, ability to infer meaning, interpersonal sensitivity, dramatic communication, using feelings to guide behaviour, openness, precise communication en positive perceptions of silence) van de communicatiestijlvragenlijst van Gudykunst et al. (1996). Met behulp van een multivariate MANOVA, met als afhankelijke variabele conditie en als onafhankelijke variabele de 8 dimensies, bleek dat de deelnemers niet van elkaar verschilden op de verschillende dimensies, use of indirect communication F(1,24) = 0.10, p > .05, β = .06, interpersonal sensitivity F(1,24) = 0.20, p > .05, β = .07, dramatic communication F(1,24) = 0.02, p > .05, β = .05, using feelings to guide behaviour F(1,24) = 0.65, p > .05, β = .12, openness F(1,24) = 1.39 p > .05, β = .21, precise communication F(1,24) = 2.64, p > .05, β = .35, ability to infer meaning F(1,24) = .10, p > .05, β = .06 16
en perceptions of silence, F(1,24) = 0.56, p > .05, β = .11. Turks-Nederlanders geven dus aan dat hun gebruikte algemene communicatiestijl niet afhankelijk is van de taal die ze spreken. Algemene communicatiestijl en affectieve communicatiestijl zijn twee constructen die met elkaar kunnen samenhangen. Om deze mogelijkheid te onderzoeken werd ten eerste de correlatie tussen de directheid van verbale affectieve informatie en de dimensie ‘use of indirect communication’ van Gudykunst et al. (1996) gemeten. Een bivariate correlation wees uit dat deze correlatie niet significant was, r = 0.29, p (one-tailed) = .06. Ten tweede werd de correlatie tussen de explicietheid van verbale affectieve informatie, namelijk het gebruik van specifieke emotietermen (relatieve gemiddelde) en de dimensies ‘precise communication’ en ‘ability to infer meaning’ gemeten. Een bivariate correlation wees uit dat de correlaties beide niet significant waren, respectievelijk r = 0.13, p (one-tailed) > .05 en r = 0.07, p (one-tailed) = > .05. Er is dus geen samenhang tussen de gemeten constructen algemene communicatiestijl en affectieve communicatiestijl. Dit is niet in lijn met de hypotheses.
17
Conclusie en discussie In dit onderzoek werden cross-culturele verschillen in affectieve communicatie bij biculturele Turks-Nederlanders onderzocht. Er bleek, op sommige vlakken, een verschil te zijn in affectieve communicatiestijl tussen de twee condities. Als Turks-Nederlanders in het Turks communiceren, dan maken zij namelijk meer gebruik van specifieke emotiebeschrijvingen dan als Turks-Nederlanders in het Nederlands communiceren. Er werd echter geen verschil gevonden in het gebruik van appraisals, vage emotiebeschrijvingen en emotiegerelateerde gedragingen. Aangezien dit onderzoek exploratief van aard was en men affectieve communicatie zo goed mogelijk wilde onderzoeken, werd er een brede selectie van uitingsvormen meegenomen in de analyse. Het kan zo zijn dat er überhaupt geen culturele verschillen zijn in deze drie uitingsvormen van affectieve communicatie en dat er daarom geen verschillen zijn gevonden. Naast de verschillen in gebruik van specifieke emotiebeschrijvingen, bleek dat als Turks-Nederlanders in het Turks spreken zij relatief meer affectieve informatie prijsgeven en langzamer praten, dan als zij in het Nederlands spreken. Deze bevindingen zijn niet in lijn met de hypotheses. Verwacht werd dat, in lijn met de high-context/low-context communicatiestijl-theorie van Hall (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996), TurksNederlanders die in het Turks communiceren, minder gebruik zouden maken van specifieke en vage emotiebeschrijvingen en meer van appraisals en emotiegerelateerde gedragingen, dan TurksNederlanders die in het Nederlands communiceren. Daarnaast zouden Turks-Nederlanders minder relatieve affectie informatie moeten prijsgeven en de affectieve informatie minder snel (direct) moeten overbrengen als zij in het Turks communiceren. De gevonden culturele verschillen in affectieve communicatie zijn dus anders dan de verwachtingen. Dit is interessant, omdat de gevonden verschillen in algemene communicatie (totale hoeveelheid gegeven informatie) tussen de condities wel in lijn was met de verwachtingen en dus de high-context/low-context communicatiestijl-theorie van Hall. De deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie gaven namelijk meer algemene informatie prijs, dan de deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie. Dit laat zien dat affectieve communicatie niet op dezelfde manier verloopt als algemene communicatie. Affectieve communicatie zou wellicht een ander construct kunnen zijn. Het idee dat affectieve communicatie en algemene communicatie twee aparte constructen zijn wordt ondersteund door de bevinding dat de algemene communicatiestijlvragenlijst van Gudykunst en collega’s (1996) niet samenhing met de in dit onderzoek gebruikte maten voor affectieve communicatie. Dit is niet in lijn met de hypotheses. Verwacht werd dat algemene en affectieve communicatie enigszins met elkaar zouden overlappen. De afwezigheid van een samenhang kan natuurlijk ook het gevolg zijn van een verschil in methodiek. Gudykunst en collega’s (1996) maakten namelijk gebruik van een vragenlijst (self-report), terwijl in dit onderzoek
18
communicatiestijl gemeten werd door middel van observatie. In vervolgonderzoek zou men de twee constructen op dezelfde manier en met dezelfde methodiek kunnen onderzoeken, om een meer onderbouwde uitspraak te kunnen doen over de samenhang daartussen. De culturele waarde collectivisme bleek daarnaast niet te verschillen tussen de condities. Dit is niet in lijn met de verwachtingen. De gebruikte manipulatie moest er namelijk voor zorgen dat de deelnemers in de Turk-Nederlands conditie zich meer zouden identificeren met hun Turkse identiteit en daardoor meer waarde zouden hechten aan collectivisme. En dat de deelnemers in de Nederlands-Turkse conditie zich meer zouden identificeren met hun Nederlandse identiteit en daardoor meer waarde zouden hechten aan individualisme. Uit de resultaten bleek echter, dat er alleen een verschil was tussen de groepen in identificatie met de Nederlandse identiteit en niet met de Turkse identiteit. Dit kan een verklaring bieden voor de niet gevonden verschillen in collectivisme. Als de identificatie met de Turkse cultuur namelijk niet verschilt tussen condities, dan zullen er ook geen verschillende culturele waarden worden geactiveerd. De niet gevonden verschillen in identificatie met de Turkse cultuur kunnen worden verklaard door de afwezigheid van een optimale Turkse setting. Het onderzoek vond plaats op een Nederlandse universiteit in Nederland. Daarnaast was de Turks-Nederlandse proefleider wellicht niet een optimale Turkse prime, omdat zij voornamelijk de Nederlandse cultuur saillant maakte. Dit, omdat het merendeel van de deelnemers bestond uit familieleden, vrienden en kennissen van de proefleider die haar misschien sneller associëren met de Nederlandse identiteit. In dat geval vond er geen toename in identificatie met de Turkse cultuur plaats, omdat deze niet voldoende werd geactiveerd. In vervolgonderzoek zou men een meer Turkse setting kunnen creëren, door het onderzoek bijvoorbeeld in Turkije uit te voeren of door te werken met een voor de deelnemers onbekende proefleider, om te achterhalen of er dan wel culturele verschillen ontstaan in collectivisme. Een andere verklaring voor de niet gevonden verschillen in collectivisme, kan zijn dat biculturele Turks-Nederlanders niet representatief zijn voor mono-culturele Nederlanders en Turken. Zoals eerder verteld werd, maken biculturelen gebruik van frame-switching (Benet-Martínez, Leu, Lee, & Morris, 2002). Dit houdt in dat men schakelt tussen twee culturen, de Turkse en de Nederlandse. Het kan echter ook zo zijn dat men niet schakelt tussen de twee culturen, maar een ‘eigen cultuur’ heeft ontwikkeld met normen en waarden van beide culturen. De meerderheid van de deelnemers in de Turks-Nederlandse conditie gaf bijvoorbeeld aan het liefst een mix van Turks en Nederlands te spreken met goede vrienden. Het kan zo zijn dat de biculturele Turks-Nederlanders een ‘eigen cultuur’ met een eigen communicatiestijl hebben ontwikkeld. Om deze mogelijkheid te onderzoeken, zou men de affectieve communicatie van biculturele Turks-Nederlanders moeten vergelijken met de affectieve communicatie van mono-culturele Turken en Nederlanders.
19
Collectivisme bleek bovendien geen mediërende rol te spelen in de relatie tussen cultuur en affectieve communicatie. Dit is niet in lijn met de hypotheses. Gudykunst en collega’s (1996) toonden juist aan dat de mate van collectivisme een verklaring biedt voor de relatie tussen cultuur en de gebruikte communicatiestijl, namelijk high-context of low-context. Het kan zo zijn dat deze mediatie simpelweg niet aanwezig is bij affectieve communicatie en dat juist de culturele waarde power distance een mediërende rol speelt in de relatie tussen cultuur en affectieve communicatie. Dit werd namelijk wel gevonden. Het kan echter ook zo zijn dat de mediatie niet is gevonden, omdat de condities niet van elkaar verschilden in de culturele waarde collectivisme. Om hier een duidelijker beeld over te krijgen, zou men het onderzoek nog eens moeten uitvoeren bij mono-culturele Turken en Nederlanders. Hierdoor versterk je het verschil in collectivisme tussen de culturele groepen, waardoor een dergelijke mediatie, mocht die aanwezig zijn, beter gevonden kan worden. Al met al kan gesteld worden dat er culturele verschillen zijn in affectieve communicatie bij de biculturele groep Turks-Nederlanders. Deze verschillen zijn anders dan de culturele verschillen die men zou verwachten aan de hand van de high-context/low-context communicatiestijl-theorie van Hall (Hall, 1976, aangehaald in Gudykunst, et al., 1996). Dit laat zien dat algemene communicatie en affectieve communicatie waarschijnlijk twee verschillende constructen zijn. Dit onderzoek heeft hiermee bijgedragen aan de vorming van een, nog nooit eerder onderzocht, construct. Met dit gegeven zou men in vervolgonderzoek wellicht een nieuwe theorie over affectieve communicatie kunnen ontwikkelen en toetsen. De manier waarop in dit onderzoek affectieve communicatie werd getoetst was daarnaast vrij nieuw. Nooit eerder werd er namelijk door middel van observatie gekeken naar communicatiestijlen. Dit is opmerkelijk, omdat communicatie erg complex is en moeilijk vast te leggen is door alleen gebruik te maken van vragenlijsten. Daarnaast werd in dit onderzoek gekeken naar de invloed van cultuur op affectieve communicatie. Hieruit bleek dat TurksNederlanders een andere affectieve communicatiestijl aannemen als zij in het Turks praten, dan als zij in het Nederlands praten. Dit is nooit eerder onderzocht en dus een geheel nieuwe bevinding. Nu bekend is dat affectieve communicatie anders verloopt dan algemene communicatie en dat cultuur daar een rol bij speelt, kan men vervolgonderzoek daarop baseren. Hiermee heeft dit onderzoek een grote bijdrage geleverd aan de wetenschap.
20
Literatuurlijst Benet-Martinez, V., Leu, J., & Morris, M.W. (2002). Negotiating Biculturalism: Cultural frame switching in biculturals with oppositional versus compatible cultural identities. Journal of Cross-Cultural Psychology, 33, 492 – 515 Feldkamp, M., (2015). Cross-culturele verschillen in affectieve communicatie. Ongepubliceerde data. Field, A. (2009). Discovering statistics using IBM SPSS statistics : And sex and drugs and rock 'n' roll / (3rd ed.). Los Angeles: Sage. Gudykunst, W. B. (1997). Cultural variability in communication: an introduction. Communication Research, 24, 327 – 348 Gudykunst, W. B., Matsumoto, Y., Ting-Toomey, S., Nishida, T., Kim, I., and Heyman, S. (1996) The influence of cultural individualism-collectivism, self-construals, and individual values on communication styles across cultures. Human Communication Research, 22: 510–43. Gudykunst, W.B. & Ting-Toomey, S. (1988). Culture and affective communication. American Behavioral Scientist, 3, 384-400 Mesquita, B. (2003). Emotions as dynamic cultural phenomena. In R.J. Davidson, K.R. Scherer, & H.H. Goldsmith (Eds.), Handbook of affective sciences (pp. 871–890). New York: Oxford University Press. Mook, D. (2001). Psychological research: The ideas behind the methods. New York, NY Pligt, J., & Blankers, Matthijs. (2013). Survey-onderzoek de meting van attitudes en gedrag /. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Scherer, K. (1997). Profiles of Emotion-antecedent Appraisal: Testing Theoretical Predictions across Cultures. Cognition & Emotion, 11(2), 113-150. Tracy, J., & Robins, R. (2004). Putting the Self into Self-Conscious Emotions: A Theoretical Model. Psychological Inquiry, 15(2), 103-125. Verkuyten, M. & Pouliasi, K. (2006) Biculturalism and group identification: the mediating role of identification in cultural frame switching. Journal of Cross-Cultural Psychology, 37, 312 - 326 Yoo, B., Donthu, N., & Lenartowicz, T. (2011). Measuring Hofstede's Five Dimensions of Cultural Values at the Individual Level: Development and Validation of CVSCALE. Journal of International Consumer Marketing, 23(3-4), 193-210. Zea, Maria Cecilia, Asner-Self, Kimberly K., Birman, Dina, & Buki, Lydia P. (2003). The Abbreviated Multidimensional Acculturation Scale: Empirical Validation with Two Latino/Latina Samples. Cultural Diversity & Ethnic Minority Psychology, 9(2), 107-26.
21
Appendix Appendix A: Het codeboek
CODEBOEK Tekst analyse
Variable
Specification
Example
Amount of general information disclosed
How much does subject tell? (affective & non-affective info)
54
Length
How long does subject talk?
Amount of verbal affective information
Count words 2.50
Note minutes & seconds
Number of appraisals, emotion-related actions, emotion words (vague), emotion words (specific)
(per emotion category & overall)
Amount of emotional disclosure (appraisals, emotion-related actions, vague emotion words, specific emotion words) in proportion to total information disclosed
Explicitness of verbally expressed affective information (per emotion category & overall)
Emotion-related actions (implicit): Actions and emotional responses indirectly referring to affective states, eg
physiological reaction, motor expression, action tendencies
I started to tremble; I felt hot She was grinning; I clenched my fist I wanted to run away
22
Appraisal: evaluation of significance of event. Types of appraisals (stimulus evaluation checks) according to Scherer are:
1. Novelty/Expectation: Did you expect this situation to occur? 2. Intrinsic Pleasantness: Did you find the event itself pleasant or unpleasant? 3. Goal-conduciveness: How important was the event for your goals, needs, or desires at the time it happened? Did it help or hinder you to follow your plans or achieve your aims? 4. Coping potential – Agent & Control/Power/Adjustment: Who do you think was responsible for the event in the first place ? (self, close persons, other persons, impersonal agency). How did you evaluate your ability to act on or to cope with the event and its consequences when you were confronted with this situation? (eg. having or needing less power to deal with an event to being able to positively influence an event, powerless, escape possible, pretend nothing happened, no action necessary, could positively influence event and change consequences. ) 5. Compatibility with external standards – Norms & Fairness If the event was caused by your own or someone else’ behaviour, would this behavior itself be judged as improper or immoral by your acquaintances?
1. Ik was volledig verrast/ dit had ik niet verwacht/ ik zag het wel aankomen/ Er gebeurde iets heel aparts, raars, vreemds/ Super gaaf wat er gebeurde/ Heel tof 2. Ik kreeg vandaag goed nieuws/ Vandaag was een slechte dag/ Ik hoorde net iets fijns 3. Dit kwam me mooi uit/ Hierdoor maak ik meer kans mijn baan te houden
4. Het was mijn eigen schuld/ Ik kon geen kant op/ Het maakte me niet uit/ Ik wist niet wat ik moest doen
5. Zoiets doe je toch niet/ Hij had me niet zo’n vraag moeten stellen/ Ik vond het niet fair wat er gebeurde/ Het was welverdiend
23
Would you say that the situation or event that caused your emotion was unjust or unfair ?
6. Compatibility with internal standards Self-ideal: How did this event affect your feelings about yourself, such as your self-esteem or your self-confidence?
Vague emotion descriptions:
Words directly referring to affective state but only in terms of valence
Specific emotion descriptions:
6. Ik voelde me erg gewaardeerd/ ik voelde me belachelijk gemaakt
Words directly referring to affective states
Can be different types of words (verbs of emotion, adverbs, adjectives of emotion, nominalization)
Ik voelde me heel prettig / Het was geen prettig gevoel/ Wat een gaaf gevoel/ Ik voelde me best gek Ik was blij toen ik dit hoorde/ Ik voel me heel verdrietig/ Wat genant!/ Ik was erg enthousiast/ Ik was bang
Eg.
Organization
to love/to hate, to frighten/to reassure, to interest/to bore Sadly, the government has decided to abandon financing I am happy/sad, worried/confident, angry/pleased, keen/uninterested His fear was obvious to all, I was overcome with joy
At which time point is affective info
1.12
st
(per emotion category & overall)
mentioned for the 1 time?
24
Owner of emotion
Who is experiencing an emotion, making the appraisal and/or having the emotional response that is triggered by the event?
1 =Self as owner of emotion
1 = I felt great
2= 3rd person as owner
2 = one would surely feel excited/ in cases as such most people would feel happy/ My boss was pleased that I was excited about his compliment
3 = Group (including self) as owner of emotion 4 = shared emotion or attempt to shared emotion with receiver
3 = We were all very excited 4= I am sure you would feel the same/ How would you feel?
Speech rate
How fast does subject talk?
(per emotion category & overall)
Number of words in proportion to time of talking
25
Appendix B: De vier vignetten
Nederlands-Turks conditie: Blijdschap: ‘’Uw broer heeft u net laten weten dat hij en zijn vrouw vanochtend een kindje hebben gekregen. De baby is hun eerste kind en ze verheugden zich er allebei zeer op. Na een korte bevalling werd het kindje vanochtend gezond geboren. U kunt nauwelijks wachten om het te zien.’’
Verdriet: ‘’Uw zus kwam net bij u langs om u te laten weten dat een zeer dierbare neef is overleden. Deze neef was uw beste vriend van kleins af aan, jullie deden altijd veel leuke dingen samen. Uw neef was niet heel oud, maar ernstig ziek de laatste tijd. U beseft dat u hem heel erg zult missen.’’
Trots: ‘’Vanmiddag kwam uw baas naar u toe om u te bedanken voor het uitstekende werk dat u geleverd heeft voor een project. Het was een belangrijk project, zowel voor het bedrijf als voor u en u hebt hard gewerkt om het project tot een succes te maken. Uw baas is erg tevreden met u en noemt u en bekwame en waardevolle medewerker.’’
Schaamte: ‘’U was vanmiddag aanwezig bij een lezing die gegeven werd door een bekende en geprezen onderzoeker. Tijdens de lezing stelde de onderzoeker een vraag en u beantwoorde de vraag met enthousiasme. Het antwoord bleek echter verkeerd te zijn en de onderzoeker keerde zich snel van u af. Het publiek keek u aan en een aantal mensen begonnen te lachen.’’
Turks-Nederlands conditie: Blijdschap: ‘’Sevgili erkek kardeşiniz biraz önce size geldi ve karısının bir çocuk dünyaya getirdiğini söyledi. Bu onların ilk çocuğu. Erkek kardeşi ve hanımı bu konuda kendilerini çok iyi hazırlamışlardı. Çok kısa bir doğumdan esnasından sonra çocuk sağlıklı bir şekilde dünyaya geldi. Sizde bu çocuğu görmek için sabırsızlıkla bekliyorsunuz.’’
Verdriet: ‘’Kız kardeşiniz geldi, size en çok sevdiğiniz kuzeninizin vefat ettiğini söyledi. Kuzeniniz sizin için çok önemli biri, onunla çok güzel şeyler yaşadınız paylaştınız. Kuzeniniz çok yaşlı değildi fakat son günlerde çok ağır hastaydı. Onu çok özleyeceğinizi farkındasınız.’’
Trots: ‘’Öğlen vakti patronunuz geldi ve bir proje ye yaptığınız mükemmel iş için size teşekkür etti. Bu proje şirket ve sizin için çok önemli idi ve siz başarılı olmak için çok çalıştınız. Patronunuz sizinle çok mutlu olduğunu ve sizi yetenekli ve değerli bir eleman bulduğunu bildirdi.’’
26
Schaamte: ‘’Bugün iyi bilinen ve beğenilen bir araştırmacı tarafından verilen konferansa katıldınız. Konferans’ta araştırmacı bir soru sordu ve siz coşku ile soruyu cevapladınız. Ama cevabinizin yanlış olduğu ortaya çıktı ve araştırmacı yüzünü başka yöne cevirdi. Herkes size bakıp güldü.’’
27