.
Criminele processen en de bestuurlijke weerbaarheid
Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Zuid West Nederland
CRIMINELE PROCESSEN EN BESTUURLIJKE WEERBAARHEID
DOOR: RIEC Zuid-West Nederland Marinke te Pest Willem Merks Jeroen Bakker
Jongepier Onderzoek & Advies Titia Jongepier
TEN BEHOEVE VAN: De bij de RIEC's Zuid-West Nederland en Zuid-Oost Brabant aangesloten gemeenten.
MET DANK AAN: Gijs van Poppel, Annemiek Nieuwenhuis, Kees Nieuwenhuyzen, Joep van Meijl (RIEC Zuid-West Nederland), Jos van de Stap (KLPD), Frans Swinkels (Gemeente Tilburg), Arjan van der Lugt (SIOD), Björn Smeets (Openbaar Ministerie), Mariska Zegveld-Steur (RIEC Rotterdam-Rijnmond) en Josine Verbrugge (RIEC Noord-Holland)
Oosterhout, februari 2012
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
4
2.
Het criminele proces als hulpmiddel
6
3.
Hennepteelt
7
4.
5.
6
3.1 Betrokken dadergroepen en de verwevenheid 3.2 Het criminele procesmodel 3.3 De bestuurlijke interventies
7 9 10
Woninginbraak, straatroof & overvallen en voertuigcriminaliteit
12
4.1 Betrokken dadergroepen en verwevenheid 4.2 Criminele procesmodel 4.3 De bestuurlijke Interventies
12 14 15
Witwassen
17
5.1 Criminele procesmodel 5.2 De rol van de gemeente
18 19
Mensenhandel
23
6.1 Belangrijke rol voor de Brabantse en Zeeuwse gemeenten 6.2 Criminele procesmodel 6.3 De bestuurlijke interventies
23 23 25
Literatuurlijst
27
Bijlage 1: Fenomeeninformatie
28
Bijlage 2: Matrix bestuurlijke interventies 'hennepteelt en handel'
42
Bijlage 3: Matrix bestuurlijke interventies 'vermogenscriminaliteit en heling' (groeimodel)
46
Bijlage 4: Matrix bestuurlijke interventies ‘witwassen’ (groeimodel)
52
Bijlage 5: Matrix bestuurlijke interventies ‘mensenhandel’ (groeimodel)
55
3
1
Inleiding
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden tot landelijke prioriteit benoemd. De aanpak hiervan versterkt het vertrouwen van burgers. Er is namelijk, zo stelt het kabinet, weinig dat zo zeer het vertrouwen van mensen in de samenleving aantast als criminele 1 organisaties die verweven zijn met de "bovenwereld" en die zich niets van wetten en regels aantrekken . De criminele samenwerkingsverbanden weten hun criminele activiteiten effectief af te schermen en blijven daarom vaak buiten schot. Het zijn echter juist deze vormen van criminaliteit die de samenleving blijvend ontwrichten en schade toebrengen. De minister wil dan ook dat de focus meer komt te liggen op de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden2. Ook de versterking van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit via de Regionale Informatie en Expertise Centra komen voort uit de bredere focus van het kabinet3. De focus ligt daarbij voornamelijk op de aanpak van mensenhandel, productie van- en handel in drugs en het witwassen van crimineel geld. Verhoogde aandacht voor (georganiseerde) criminaliteit is er ook in de provincie Noord-Brabant. Daar zijn de 4 hoge GVI-scores van de grootste Brabantse gemeenten (B5) aanleiding geweest voor het doen van onderzoek naar onderliggende verklaringen voor deze hoge scores.
‘Er moet intensief worden samengewerkt tussen de gemeentebesturen, OM en de politie. Ook de onzichtbare criminaliteit moet worden aangepakt: de drugshandel, het witwassen, de heling. Deze blijven buiten beeld, maar zolang ze kunnen groeien, groeit de andere misdaad mee.’ (Dweilen met de kraan open, BN de Stem 14 juli 2010).
Bovenstaand artikel volgde op de uitkomsten van de Stads- en Regioscan in de grootse Brabantse gemeenten (2010)5 De onderzoekers geven hiermee in feite een wetenschappelijke onderbouwing voor de aanpak van criminele samenwerkingsverbanden door de minister. Veiligheidsbeleid dat zich uitsluitend richt op aanpak van regulier zichtbare probleemgroepen is maar beperkt effectief bij het terugdringen van de geregistreerde criminaliteit, omdat de onderliggende criminele infrastructuur en daarin actieve criminele groeperingen niet worden aangepakt. De criminele structuren fungeren feitelijk (voor een deel) als de motor achter de aangiftecriminaliteit. “Het precieze profiel van de georganiseerde criminaliteit verschilt per stad, maar op hoofdlijnen treffen we zeven criminele (gelegenheids) structuren aan in de B3 en in de rest van Brabant….. Het gaat voor een deel om familiebanden of netwerken van verwanten, maar de structuren wortelen deels ook binnen een deel van een etnische groep of in een wijk of straat" (Stads- en regioscan in de grootste Brabantse gemeenten, 2010). Wil het veiligheidsbeleid effectiever zijn, dan moet de aanpak óók gericht zijn op de onderliggende criminele infrastructuur en daarin actieve criminele groeperingen. "Dit betekent dat het accent ook moet komen te liggen op andere - minder zichtbare - vormen van criminaliteit (zoals bijvoorbeeld heling, drugshandel en - productie, fraude en witwassen) waar de criminele groeperingen actief in zijn” (Stads- en regioscan in de grootste Brabantse gemeenten, 2010). Kabinetsreactie op het Rob-advies "Veiligheid en vertrouwen", 5 augustus 2011, pagina 5 Tweede Kamer vergaderjaar 2010-2011, 29628 nr. 237: Landelijke prioriteiten politie 2011-2014 3 Kabinetsreactie op het Rob-advies "Veiligheid en vertrouwen", 5 augustus 2011, pagina 7 4 De gemeentelijke veiligheidsindex (GVI) geeft de veiligheidssituatie in gemeenten weer. Met de VGI worden alle 443 gemeenten in Nederland vergeleken op de onderdelen diefstal, inbraak, geweld en vernieling. Men werkt met een indexcijfer, waarbij het gemiddelde voor alle Nederlandse gemeenten in het jaar 2004 is gesteld op 100. Een score boven 100 betekent dat de veiligheid ter plaatse slechter is dan dat landelijke gemiddelde. 5 Aanleiding voor het uitvoeren van het onderzoek was de hoge score op de Gemeentelijke Veiligheidsindex van de gemeenten Eindhoven, s’-Hertogenbosch, Tilburg en Breda. In dit onderzoek, genaamd ‘Stads- en regioscan grootste Brabantse gemeenten’ zijn de aard en omvang van de delictclusters diefstal, woninginbraak en geweld in kaart gebracht. Vervolgens zijn de onderliggende dadergroepen en de criminogene infrastructuur in beeld gebracht. 1
2
4
Schema: criminele (gelegenheids)structuren- en de belangrijkste criminele activiteiten Groepen onder de Kampers
Harde en hardnekkige criminaliteit, onder meer (wisselend per groep of structuur) hennepteelt, fraude, ladingsdiefstal, heling, gokken, autocriminaliteit
Turkse drugshandelaren
Goed georganiseerd en gericht op (criminele) investeringen. Onder meer drugshandel (hennepteelt, soms inclusief coffeeshopbezit) en witwassen
´Doorgecriminaliseerde´ Marokkaanse jeugdgroepen
Onder meer vermogensdelicten, ripdeals op hennepkwekerijen, drugshandel (ook XTC), prostitutie, overvallen, geweld
Antilliaanse (drugs)criminelen
Drugshandel (in wisselende steden), wapenbezit, geweld, overvallen
Criminele autochtone verbanden/families
Onder meer XTC-handel, hennepteelt, zware vermogensdelicten
Overvallers: ingebed in wisselende (jeugd)groepen
Leden van diverse criminele (jeugd)groepen als potentiële daders van ernstige delicten, zoals overvallen
Overige criminele structuren
Onder meer groepen/families zogenoemde MOE– landers en Roma
Bron: Stads- en Regioscan, 2010 In het kader van het versterken van de bestuurlijke weerbaarheid worden in dit document een viertal criminele processen beschreven. Het gaat om de tot prioriteit benoemde delicten hennepteelt, witwassen en mensenhandel, aangevuld met een uit de Brabantse onderzoeken voortkomende prioriteit woninginbraak, straatroof & overvallen en voertuigcriminaliteit. Deze procesbeschrijvingen hebben in de eerste plaats als doel het geven van inzicht in de delicten waar de criminele groeperingen actief in zijn. Daarnaast wordt per proces aangegeven wat de mogelijkheden zijn die het bestuur heeft om in dat proces te interveniëren. Bij het beschrijven van de criminele processen worden de criminele activiteiten onderverdeeld in een logistiek 6 stappenplan . Zo wordt bij 'hennep' beschreven welke stappen de hennepkweker moet ondernemen. Het logistieke proces van hennepteelt is daartoe onderverdeeld in zeven stappen en behelst het proces van het verwerven van een locatie tot het gebruik van de opbrengst. Feitelijk betreft het een beschrijving van de drempels die een crimineel moet nemen om tot uitvoering van het delict te komen. Ook voor de delicten 'witwassen', 'inbraken, voertuigcriminaliteit en overvallen' en 'mensenhandel' wordt het criminele proces op deze wijze beschreven. De analyse van criminele processen vormt een uitstekend hulpmiddel om systematisch naar illegale activiteiten te kijken. De analyse biedt inzicht in hetgeen de uitvoering van een illegale activiteit vraagt aan hulpmiddelen, welke expertise daar voor nodig is en wie daarover beschikt (Spapens, 2011). De analyse geeft eveneens inzicht in de verwevenheid tussen onder- en bovenwereld doordat de legale en illegale facilitators benoemd worden. In het criminele proces zijn ook de motieven en gelegenheden opgenomen. De kennis omtrent motieven en gelegenheden is van belang voor het inzicht in de factoren die van invloed zijn op het ontstaan, het voorkomen en de aanpak van de criminele verschijningsvorm. Praktisch gezien geeft het model aanwijzingen over de manier waarop het criminele proces verstoord kan worden. Bepaalde schakels in het criminele proces kunnen beschouwd worden als cruciale schakels7. Dergelijke cruciale schakels vormen de beïnvloedbare delen in het criminele proces en bieden daarmee aanknopingspunten voor interventies. Door het treffen van maatregelen worden de drempels die de crimineel in het proces moet nemen, verhoogd.
6
Dit hoeft overigens niet te betekenen dat alle stappen even nauwgezet doorlopen worden door de dader, dit is mede afhankelijk van het daderprofiel. 7 Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de aangrijpingspunten in het criminele proces voor het ene delict beperkter zijn dan voor het andere. 5
2. Het criminele proces als hulpmiddel De analyse van een crimineel proces kan op strategisch en operationeel niveau een hulpmiddel8 zijn om te bouwen aan de informatiepositie, om te bepalen welke interventies toegepast kunnen worden en om te zoeken naar het meest effectieve samenwerkingsverband om de criminele verschijningsvorm aan te pakken. Informatie- en kennispositie Door de logistieke analyse van het criminele proces worden de activiteiten geordend, waardoor het informatiepotentieel bij de veiligheidspartners (en de ‘witte vlekken’) zichtbaar wordt (Spapens, 2011). Het criminele proces kan aldus benut worden om aan de informatiepositie te bouwen en op gestructureerde wijze informatie uit te wisselen. Door het uitwisselen van informatie wordt de kennis breder geëxploiteerd dan binnen de afzonderlijke werkvelden van de veiligheidspartners (Van der Lugt & Zoetekouw, 2003). (Bestuurlijke) aanpak Door de koppeling van de instrumenten aan het criminele proces wordt zicht verkregen op de “witte vlekken” en de kansrijke interventies in de bestuurlijke weerbaarheid. Per onderdeel kan bepaald worden welke bestuurlijke interventies, zowel preventief als repressief, toegepast kunnen worden. Door in de toekomst ook de fiscale, privaatrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten aan het model te koppelen kan het model benut worden ten behoeve van strategische analyses. Aan de hand van het model kan dan bepaald worden welke (overheids)instantie de beste kaarten heeft om preventief dan wel repressief op te treden. Samenwerkingspartners Het criminele proces kan benut worden om te zoeken naar het meest effectieve samenwerkingsverband om de criminele verschijningsvorm aan te pakken, m.a.w. met behulp van het criminele proces kunnen samenwerkingspartners geselecteerd worden. In de beschreven criminele processen wordt onderscheid gemaakt tussen legale en illegale facilitators. Onbewuste legale facilitators kunnen ook partner in de aanpak zijn. Leeswijzer In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op hennepteelt- en handel. Gestart wordt met een korte introductie van de aard van de problematiek en de dadergroepen, waarna een beschrijving van het criminele proces en een schematische weergave volgt. In de hoofdstukken 4, 5 en 6 volgen op dezelfde manier beschrijvingen van de delicten 'woninginbraak, straatroof&overvallen en voertuigcriminaliteit', 'witwassen' en 'mensenhandel'. Uitgebreidere informatie over de fenomenen is opgenomen in bijlage 1. In de schematische weergave van het criminele proces zijn de bestuurlijke interventies in steekwoorden opgenomen. Uitgebreidere beschrijvingen van de bestuurlijke maatregelen die bij de diverse criminele verschijningsvormen genomen kunnen worden, zijn opgenomen in bijlagen 2 tot en met 4.
Het criminele proces moet gezien worden als een middel, waarbij flexibiliteit, maatwerk en creativiteit wel de uitgangspunten moeten blijven.
8
6
3.
Hennepteelt
"In de Brabantse regio (en de daarbinnen liggende regiogemeenten) houden diverse criminele groeperingen zich intensief bezig met de illegale hennepteelt en -handel. Deze groeperingen achter de illegale hennepteelt maken daarbij ook gebruik van de sociaal economisch zwakke positie van bepaalde bevolkingsgroepen in voornoemde gemeenten die de verleiding van extra financiële inkomsten niet kunnen weerstaan." (Stads- en regioscan Brabant, 2010). 3.1
Betrokken dadergroepen en de verwevenheid
In de organisatie van de bedrijfsmatige wietteelt kunnen volgens Spapens e.a. (2007, pp.59-80) hoofdzakelijk vier verschillende varianten worden onderscheiden. Allereerst zijn er zelfstandige telers, dat wil zeggen telers die voor eigen rekening en risico werken, die in hun eigen woning tot ongeveer 1.000 planten kweken. Vaak maken zij gebruik van growshops of hun eigen sociale netwerk om aan kweekbenodigdheden of hennepstekken te komen, maar ook voor de eventuele ondersteuning bij de bouw van de kwekerijen of het verleggen van de elektriciteit. De oogsten worden rechtstreeks bij coffeeshops afgezet. Het kan ook zo zijn dat er afzet plaats vindt bij een growshop of geheel andere inkoopadressen. In de tweede plaats zijn meer grootschalig opererende, zelfstandige telers actief in (gehuurde) bedrijfspanden, of bijvoorbeeld in stallen bij boerenbedrijven, waar zij kwekerijen met 1.000 planten of meer in bedrijf hebben. Ten derde kunnen exploitanten worden onderscheiden die vijf tot tien plantages in woningen van anderen hebben geïnstalleerd. Deze kwekerijen worden vooral ingericht bij bekenden uit hun sociale netwerk. Van dwang bij de exploitatie van dergelijke kwekerijen lijkt, op een mogelijke uitzondering na, volgens de onderzoekers geen sprake te zijn. Vaak maken meerdere exploitanten gebruik van dezelfde ‘hokkenbouwers’, elektriciens en hennepknippers. Het zwaartepunt van de activiteiten van de exploitanten ligt op lokaal niveau. Vaak hebben exploitanten vroeger zelf de nodige hennepplantages opgebouwd en onderhouden. Vervolgens worden zij door kennissen benaderd met de vraag of zij ook bij hen geen kwekerij kunnen inrichten. Tot slot zijn er de criminele samenwerkingsverbanden. Deze kopen op grote schaal hennepproducten in, zorgen voor de verwerking en verhandeling van het eindproduct. Tevens hebben dergelijke criminele organisaties her en der eigen grote kwekerijen in bedrijf. Soms heeft men de beschikking over één of meer growshops, of meer heimelijke inkoopadressen, waar de oogsten van zelfstandige telers of exploitanten worden ingekocht. Tussenproducten worden door deze groeperingen verder verwerkt en het eindproduct wordt doorgaans geëxporteerd, maar ook in Nederland aan coffeeshops verkocht. De spilfiguren in deze criminele samenwerkingsverbanden beschikken over de nodige zakelijke contacten in binnen- en buitenland om henneppartijen te kunnen afzetten. Criminele samenwerkingsverbanden spelen volgens onderzoekers een belangrijke rol in de wereld achter de wietteelt. Zij bieden zelfstandige telers en exploitanten toegang tot dealers in het buitenland en bewerkstelligen daarmee een ruime afzetmarkt. Het is voor de wiettelers vaak aanzienlijk eenvoudiger om de teeltopbrengst af te zetten bij deze inkopers dan bij de reguliere coffeeshops. Bovendien zijn coffeeshops alleen geïnteresseerd in cannabis van goede kwaliteit, terwijl de criminele samenwerkingsverbanden in principe alles inkopen. Inmiddels is de productie van cannabis niet meer alleen in ons land geconcentreerd, "maar is, vaak georganiseerd door al even ondernemende als criminele organisaties, ook naar Europese landen overgebracht" (adviescommissie drugsbeleid, 2009, p.19). In figuur 1 is, aan de hand van de inzichten uit de Stads- en regioscan Brabant en de algemene onderzoeksliteratuur, de verwevenheid aangegeven tussen ‘reguliere zichtbare criminaliteit' en de 'criminele 9 structuren' die de motor vormen achter een deel van deze criminaliteit.
9
Voor een uitgebreidere beschrijving en toelichting zie Stads- en regioscan Brabant en algemene onderzoeksliteratuur: o.a. Nimwegen, S.J.M. (2009). Tijd om te oogsten…! Onderzoek naar innovatieve interventiestrategieën voor de bestrijding van de georganiseerde hennepteelt volgens de programmatische aanpak. Breda: Politie Midden en West Brabant; Emmett, I. & Boers, R. (2008). Het groene goud. Verslag van een onderzoek naar de cannabissector voor het Nationaal dreigingsbeeld criminaliteit met een georganiseerd karakter. Zoetermeer: KLPD-Dienst IPOL; Spapens, A.C.M., Bunt, van de, H.G. & Rastovac, L. (2007). De wereld achter de wietteelt. Den Haag: WODC. Van den Donk e.a. 'Adviescommissie drugsbeleid' (2009): Geen deuren maar daden
7
Figuur 1: Verwevenheid tussen de 'regulier zichtbare criminaliteit' en de criminele structuren
motor
'Regulier zichtbare criminaliteit'
Criminele structuren
Zelfstandige henneptelers
Hennepkwekerijen
Drugshandel en drugsgerelateerde overlast
Geweld en intimidatie
Exploitanten en criminele groeperingen die zich bezig houden met (georganiseerde) drugshandel: Zij organiseren de hennepkwekerijen.
Criminele jeugdgroepen en gezinnen: Inkomsten uit hennepteelt en drugshandel worden door criminele gezinnen of sociale kringen (jongeren) gezien als een economische noodzaak om het gewenste uitgavenpatroon te kunnen realiseren. Criminele groeperingen die zich bezig houden met (georganiseerde) drugshandel: De hennepteelt brengt handel en overlast op straatniveau met zich mee. Ook wordt er door leden van de criminele groepering (zwaar) geweld gebruikt of worden personen geïntimideerd.
Criminele groeperingen die zich bezig houden met (georganiseerde) drugshandel bevorderen: 1. Aangiftecriminaliteit om schulden aan drugscriminelen in te lossen. Veelplegers (verslaafden) en jongeren plegen aangiftecriminaliteit
2. Aangiftecriminaliteit om verslaving te bekostigen (verwervingscriminaliteit). 3. Het drugsaanbod op straatniveau 'maakt' (nieuwe) daders van aangiftecriminaliteit. Dealers zijn alert op verslaafden die terugkeren uit bijvoorbeeld een ISDtraject en op potentiële klanten.
8
3.2
Het criminele procesmodel
10
11
De logistiek van het plegen van (georganiseerde) hennepteelt kan worden onderverdeeld in zeven stappen . 1. Verwerven locatie De eerste stap in het productieproces is het zorgen voor een geschikte productielocatie. Bij de keuze van de kweeklocatie spelen factoren als licht, temperatuur en luchtvochtigheid een belangrijke rol. Bovendien moeten de planten in de ruimte een bepaalde hoogte kunnen bereiken. Naast geschikt moeten de gekozen locaties ook veilig zijn. 2. Inrichten locatie Wanneer een locatie beschikbaar is, dient deze te worden omgebouwd tot een hennepkwekerij. Om een kwekerij te kunnen inrichten, is kennis vereist. Deze kan worden verkregen van vrienden en kennissen, uit boeken en tijdschriften en kan uiteraard ook van het internet worden gehaald. Met een beetje handigheid is het dus goed mogelijk om zelf een kwekerij op te bouwen, maar er zijn ook growshops die compleet ingerichte kweekkasten verkopen. Voorts zijn er growshops die klanten doorverwijzen naar ‘hokkenbouwers’. Het komt geregeld voor dat wordt afgesproken dat de growshophouder of -medewerker de benodigdheden voorfinanciert en de kwekerij inricht, in ruil voor de opbrengst van de eerste oogst en eventueel een verplichte afdracht van toekomstige oogsten. Een ander aspect is het voorkomen dat de kwekerij wordt ontdekt door ongenode gasten, die de hennep voortijdig komen oogsten. Er wordt derhalve flink geïnvesteerd in het aanleggen van beveiliging of informatiesystemen die ‘onbevoegden’ dienen af te weren. Ten slotte moet de elektriciteit omgelegd worden. Het aanleggen van de elektriciteit is een tamelijk specifieke klus waarvoor verstand van zaken is vereist, gelet op het mogelijk ontstaan van brandhaarden. Het zorgvuldig aanleggen van de elektriciteit moet daarbij ook de kans op ontdekking reduceren. 3. Aanschaf kweekmateriaal Vervolgens heeft men materiaal nodig voor het kweken van de hennepplanten. Hiervoor zijn voor het overgrote deel slechts materialen nodig die ook voor andere, legale toepassingen kunnen worden benut. De primaire benodigdheden voor het inrichten van een illegale hennepkwekerij verschillen niet veel van die van een legaal glastuinbouwbedrijf en zijn bij elke growshop wel te koop. 4. Kweken Indien de voorgaande stappen genomen zijn, kan het opkweken van de planten starten. De dagelijkse verzorging van wietplanten vergt niet bijzonder veel deskundigheid of tijd. Een thuisteler die circa 100 planten kweekt kan gemakkelijk zelf het onderhoud doen (Spapens e.a. 2007, p.48). Afhankelijk van de grootte van de kwekerij en de mate van professionalisering worden de hennepplanten handmatig of computergestuurd verzorgd. 5. Oogsten & opslag Een volgende stap in het hennepproces is het oogsten en opslaan van de hennep. Er is een plek nodig om de hennepplanten te knippen en te drogen. Dit kan de kweekruimte zijn omdat daar de apparatuur aanwezig is om stankoverlast te voorkomen. Het gebeurt ook dat het knippen gescheiden wordt gehouden van het kweken, en de wiet op weer een andere locatie wordt gedroogd. Dit wordt in de regel door de grotere kwekers gedaan, aldus Spapens e.a. (2007, p.51). Het knippen vereist wel enige vaardigheid, maar het is niet zo dat thuistelers dit niet zouden kunnen. Er zij ook gevallen bekend waarin de toppen van de plant worden afgeknipt door familieleden, veelal huisvrouwen die dus ook een steentje bijdragen aan het illegale gezinsinkomen. Er wordt ook beweerd dat er groepen mensen, bijvoorbeeld Polen in geblindeerde busjes, naar een bepaalde locatie worden vervoerd om daar te gaan knippen. Na de verwerking van de oogst dient de hennep verzameld en opgeslagen te worden. De hennep wordt gewoon thuis bij de kweker zelf opgeslagen of er wordt gebruik gemaakt van speciale opslagruimtes. Deze opslagruimtes worden ook wel stashes genoemd. Gerelateerd aan de binnenlandse consumptie liggen deze stashes vaak in de directe omgeving van een coffeeshop. Zo kan er via de bekende ‘achterdeur’ gemakkelijk en continu worden bevoorraad.
De informatie en tekst is grotendeels overgenomen uit de overzichtstudie verwevenheid tussen onder- en bovenwereld bij georganiseerde criminaliteit: hoofdstuk 5 'Verwevenheid van onder- en bovenwereld bij georganiseerde hennepteelt' door Björn Smeets (nog niet gepubliceerd). 11 De criminele procesbeschrijving is gebaseerd op het barrièremodel dat ontwikkeld is door het Programma Aanpak Georganiseerde Hennepteelt. 10
9
6. Vervoer, afzet & verkoop Om opbrengsten te genereren moet de nederwiet afgezet worden. Volgens Spapens e.a. (2007, p.53) hebben zowel de kleine thuistelers als de grote telers met verschillende typen afnemers te maken: coffeeshops, growshops en opkopers, maar het spul kan ook direct worden afgezet aan cannabisgebruikers. Henneptelers hebben volgens Emmett & Boers (2008, p.38) op groot– en tussenhandelniveau relaties met handelaren zoals growshophouders, individuele hennepmakelaars en andere groepen opkopers, bijvoorbeeld woonwagenbewoners. Telers die voor de export kweken, doen zaken met afnemers in het buitenland of voeren de wiet in eigen beheer uit en zijn derhalve ook smokkelaars. Binnen het hennepproces komen een aantal momenten voor waarop de hennep vervoerd dient te worden. Op de eerste plaats kan hennep worden vervoerd van de kwekerij naar een stash om daar te worden opgeslagen. Vanuit de stash kan de hennep worden vervoerd naar de plaatselijke coffeeshop, maar ook naar een distributieknooppunt, zoals een (lucht)haven of bloemenveiling. Vervolgens dient de hennep vanaf de distributieplaats naar het buitenland te worden gesmokkeld. Hennep kan natuurlijk ook direct met een eigen/ gehuurd/ geleaset/ gestolen (etc.) vervoersmiddel over de grens worden gebracht. Het exportproces verschilt vaak per geval, waarbij (het land van) de bestemming vaak bepalend is voor de gang van zaken. Het is goed mogelijk dat in de ene situatie meer schakels in het exportproces worden doorlopen dan in een andere situatie. Ten aanzien van de verkoop van drugs constateert Fijnaut dat deze op drie manieren plaatsvindt. De verkoop van softdrugs aan individuele consumenten en (klein)handelaren vindt plaats in gedoogde coffeeshops (Nederlandse ingezeten en drugstoeristen), via illegale verkooppunten en de ‘ambulante handel’. 7. Gebruik opbrengst & witwassen Tenslotte zal men het crimineel verkregen geld willen besteden. Dikwijls worden de criminele winsten uit de hennepteelt geherinvesteerd in nieuwe panden en kwekerijen. Thuistelers willen hun winsten doorgaans besteden aan het inlossen van hun schulden ofwel aan (extra) luxe goederen. Om crimineel geld onbezorgd uit te kunnen geven, is het van belang dat het wordt witgewassen. Dit probeert men door de criminele herkomst van het geld te versluieren en vervolgens te koppelen aan een legale rechtvaardiging (zie hoofdstuk 5). 3.3
De bestuurlijke interventies
Per processtap kunnen gelegenheden ('criminogene infrastructuur') onderscheiden worden waarbij criminele activiteiten en daaraan gekoppelde dadergroepen beter gedijen. Naast een geldmotief of het bekostigen van een verslaving kunnen er nog meer drijfveren zijn die (mede)daders en/ of faciliteerders motiveren om tot de criminele activiteiten over te gaan. De verschillende gelegenheden en motieven zijn opgenomen in het procesmodel en vormen een indicatie voor de aanpak. De bestuurlijke maatregelen (preventief en repressief) zijn in kernwoorden opgenomen in de beschrijving van het criminele proces, waarbij opgemerkt dient te worden dat het overzicht van maatregelen geen uitputtend overzicht betreft. Maatwerk en creativiteit bij de aanpak van de problematiek dient uitgangspunt te blijven. Een uitgebreidere omschrijving waarbij per kernwoord wordt ingegaan op het probleem, het doel en de aanpak/instrument is opgenomen in bijlage 1 'matrix bestuurlijke interventies hennepteelt/handel'.
10
11
4
Woninginbraak, straatroof & overvallen en voertuigcriminaliteit
Woninginbraken, straatroof & overvallen12 en voertuigcriminaliteit13 leveren een belangrijke bijdrage aan de hoge GVI-scores in Brabant. Het aanpakken van alleen de reguliere zichtbare probleemgroepen die de woninginbraken, straatroven, overvallen of voertuigcriminaliteit plegen kan worden getypeerd als ‘dweilen met de kraan open’. In de Stadsen regioscan wordt geconstateerd dat er een samenhang bestaat tussen deze vormen van geregistreerde criminaliteit en de ‘onzichtbare’ georganiseerde criminaliteit. In de volgende paragraaf worden de betrokken dadergroepen en de verwevenheid tussen de dadergroepen schematisch weergegeven. 4.1
Betrokken dadergroepen en de verwevenheid
In de Stads- en regioscan en de algemene onderzoeksliteratuur worden verschillende dadergroepen genoemd die betrokken zijn bij de woninginbraken, straatroven, overvallen en de voertuigcriminaliteit. In hoofdlijnen zijn dezelfde dadergroepen te onderscheiden, deze worden derhalve in één figuur weergegeven (zie figuur 2).14 Tevens laat dit figuur zien in hoeverre er verwevenheid bestaat tussen ‘regulier zichtbare criminaliteit' en de criminele structuren die de motor vormen achter een deel van deze criminaliteit.
12 De politie definieert overvalcriminaliteit als volgt: "Het met geweld of onder bedreiging van geweld, wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich in een afgeschermde ruimte bevinden of op een gepland/ georganiseerd (waarde) transport, of een poging daartoe" (Rovers e.a., 2010, p.25). De voorwaarde van een afgeschermde ruimte onderscheid straatroof van overvallen. Wanneer beroving plaatsvindt in een besloten pand is dat een overval. Van straatroof is bijvoorbeeld sprake bij het beroven van mensen bij een geldautomaat, het beroven van automobilisten die stilstaan en het overvallen van mensen bij het binnengaan van een portiek. 13 Voertuigcriminaliteit wordt veelal onderverdeeld in (1) diefstal uit/ vanaf motorvoertuigen en (2) diefstal van motorvoertuigen zelf. In de Stads- en regioscan is ook fietsendiefstal meegenomen. Er zijn drie typen van voertuigdiefstal te onderscheiden: (1) De diefstal voor eigen vervoer. Men steelt een auto of een fiets om in een al dan niet tijdelijke vervoersbehoefte te voorzien. (2) Voertuigen worden gestolen om er een ander delict mee te plegen, bijvoorbeeld de diefstal van een shovel voor een ramkraak. (3) Voertuigen worden gestolen voor de verkoop. Hierbij kan het gaan om zelfstandig opererende individuen, maar ook om professionele dieven. Professionele dieven behoren vaak tot organisaties of netwerken van criminelen die de voertuigen voor de verkoop exporteren of strippen en in onderdelen verkopen. 14 Voor een uitgebreidere beschrijving wordt verwezen naar de Stads- en regioscan , bijlage 1 en algemene onderzoeksliteratuur: Spapens & Fijnaut (2005). Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas- Rijn. Deel 1: De problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking. Antwerpen: Intersentia; Grapendaal, M., den Drijver, M., de Miranda, H & van der Zee, S. (2008). Georganiseerde bovenregionale vermogenscriminaliteit. Verslag van een onderzoek voor het Nationaal dreigingsbeeld 2008. Zoetermeer: KLPD; Van den Handel, Nauta, van Soomeren & van Amersfoort (2009). Hoe doen ze het toch? Modus Operandi Woninginbraak. Eindrapportage. Amsterdam: DSP- groep BV; Bernasco, W. & Kooistra (2010). Terug naar vertrouwd terrein, Seccondant, 24(2), pp.6-11; Rovers, B. e.a. (2010). Overvallen in Nederland. Een fenomeenanalyse en evaluatie van de aanpak. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers; Mesu, S; Bulten, D., van Nobelen, D. & van Beek, J. (2011) Woningovervallen ontmaskerd. Zoetermeer: KLPD; Ferweda, H., Arts, N., de Bie, E. & van Leiden, I. (2005). Georganiseerde autodiefstal. Kenmerken en achtergronden van een illegale branche in beeld gebracht. Amsterdam: WODC, Beke.
12
Figuur 2: Dadergroepen en verwevenheid
Geregistreerde criminaliteit woninginbraak, overvallen, voertuigcriminaliteit
Criminele structuren
Criminele groeperingen die zich bezig houden met (georganiseerde) drugshandel: - De drugshandel is een belangrijke motor achter een substantieel deel van de vermogenscriminaliteit (verwervingscriminaliteit).
'Gelegenheidscriminaliteit' door: veelplegers, daklozen, verslaafden en jongeren
Groeperingen (kampers) in het georganiseerde helingcircuit: De bekendheid en beschikbaarheid van professionele helers en van een geolied helingcircuit biedt goede mogelijkheden om goederen af te zetten.
Criminele jeugdgroepen: Jongeren die de criminele activiteiten plegen maken dikwijls deel uit van overlastgevende of criminele jeugdgroepen.
Professioneel/ georganiseerde criminaliteit
Mobiele/ georganiseerde dadergroepen: O.a: buitenlandse dadergroepen, dadergroepen uit Oost- en/of Zuidoost- Europa, dadergroepen uit de Euregio Maas-Rijn, jeugdbendes, groepen woonwagenbewoners en Antilliaanse daders.
In bijlage 1 is aanvullende fenomeeninformatie opgenomen over de delicten woninginbraak, overvallen, voertuigcriminaliteit en heling. Het betreft ondermeer informatie over de verschillende dadertypen die te onderscheiden zijn. Zo worden de verschillende typen helers onderscheiden in: individuele helers, reguliere handelsondernemingen en criminele samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt informatie verschaft over de doelwitten, modus operandi en de (pleeg)locaties. Ook deze informatie biedt aanknopingspunten voor het terugdringen van de delicten.
13
4.2
Het criminele procesmodel 15
De criminele processen van woninginbraak, straatroof & overvallen en voertuigcriminaliteit bevatten veel overeenkomsten. Het gros van de processtappen die genomen worden komen bij alle drie de criminaliteitsvormen in meer of mindere mate terug. Er is dan ook voor gekozen om niet met drie aparte procesbeschrijvingen te werken, maar met één procesbeschrijving. De criminaliteitsvormen gaan gepaard met een logistiek proces dat kan worden verdeeld in 5 stappen. 1. Informatie Informatie over de doelwitten is noodzakelijk voor de dader. Men wil weten wat de potentiële opbrengst is. Met name professionele criminelen verdiepen zich in informatie over interessante doelwitten. Deze informatie doen zij op in het criminele milieu (criminele collega's), maar ook actoren uit de 'bovenwereld' kunnen informatie loslaten: potentiële slachtoffers die opscheppen over hun rijkdom of werknemers die met derden praten over eventuele beveiligingsmaatregelen. In het geval van voertuigcriminaliteit vergt de diefstal van voertuigen weinig voorbereidingshandelingen. De voertuigen zijn over het algemeen gemakkelijk te vinden door wat rond te rijden. Naast informatie over het doelwit, verzamelen (professionele) daders ook informatie over de situatie ter plaatse. Men wil het meest gunstige tijdstip bepalen door bijv. informatie te verzamelen over de activiteiten van de politie of particuliere beveiligingsbedrijven. Maar bijvoorbeeld ook door te kijken of er goede vluchtwegen zijn en of er een alarmsysteem is. (Spapens & Fijnaut, p.87, p. 103, p.118) 2. Hulpmiddelen Voor het uitvoeren van de criminele activiteiten zijn vaak hulpmiddelen nodig. Hierbij kan gedacht worden aan transportmiddelen om bij het doelwit te komen en weer te vertrekken. Dit kunnen eigen voertuigen zijn maar ook gestolen voertuigen, gehuurde voertuigen of voertuigen die op naam van een katvanger gezet zijn. Daarnaast kan gereedschap nodig zijn om de criminele activiteit te plegen en worden er soms maatregelen getroffen om niet herkenbaar te zijn. Bepaalde daders willen de beschikking hebben over (vuur)wapens (m.n. overvalcriminaliteit). Tenslotte kan er behoefte zijn aan tijdelijk verblijfplaatsen op niet al te lange afstand van de doelwitten. Dit is vooral relevant voor rondreizende (buitenlandse) dadergroepen. Dit tijdelijk onderdak kan gevonden worden bij (oud)landgenoten die reeds in de omgeving van het doelwit wonen, maar ook campings en recreatieparken worden gebruikt. (Spapens & Fijnaut, pp.88-89, p.103) 3. Uitvoering De derde stap is de feitelijke uitvoering van de criminele activiteit. Hierbij worden verschillende modi operandi gebruikt. Er zijn dadergroepen die specifieke methoden hanteren bij de uitvoering van de criminele activiteit. Dit biedt vaak belangrijke aanknopingspunten voor de opsporing. Soms wordt er door dader(s) gekozen om de sporen die zij hebben nagelaten te verwijderen. Men laat normaal gesproken het vuurwapen verdwijnen, maar het kan ook verder gaan door bijv. de gebruikte kleding en het gebruikte voertuig in brand te steken. (Spapens & Fijnaut, pp.89-90, p.118-121) 4. Opslag & verwerking Een volgende stap die genomen kan worden is het (tijdelijk) opslaan van de buit en eventueel het verwerken van de buit. Zo kunnen gestolen goederen naar een opslag of loods worden gebracht. Bij gestolen voertuigen komt het voor dat deze eerst 'koud' worden gezet. Dit houdt in dat de wagens ergens aan de openbare weg worden geparkeerd, vaak om uit te vinden of de wagen is voorzien van een traceringsysteem. In de tijdelijke opslagplaats kunnen de gestolen goederen en voertuigen bewerkt worden om vervolgens gemakkelijker en met minder risico afgezet te worden. Goederen kunnen worden ontdaan van identificerende kenmerken. Voertuigen worden mogelijk omgekat of gestript, hierbij worden bijvoorbeeld registratiegegevens aangepast en documenten (kenteken- en eigendomsbewijzen) vervalst of vervangen. Dit gaat vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Zo worden benodigde autopapieren en kentekenplaten ontvreemd en wordt er gefraudeerd met aankoopbewijzen en exportdocumenten.
15
De beschrijving van de criminele processen is mede gebaseerd op Spapens & Fijnaut (2005)
14
5. Afzet ( heling/ export) & Investering (misdaadfinanciering/consumptie/witwassen) De buit die de criminele activiteit oplevert, kan op verschillende manieren worden afgezet. Allereerst kan het door de dader voor eigen gebruik benut worden. De buit, als het gaat om goederen, kan ook door de dader verkocht worden aan een heler. De buit komt dan terecht in het helingcircuit. Verder kan de buit naar het buitenland (mogelijk het thuisland van de dader(s)) worden geëxporteerd en daar worden afgezet (Spapens & Fijnaut, p.91, p.108). Indien de buit in het helingcircuit terecht is gekomen is het voor de heler, om het crimineel geld onbezorgd uit te kunnen geven, van belang om de criminele herkomst van het geld te versluieren en vervolgens te koppelen aan een legale rechtvaardiging (witwassen: zie hoofdstuk 5). Het beschreven criminele proces is zeer uitgebreid en geeft alle mogelijke processtappen weer die bij het plegen van deze criminaliteitsvorm doorlopen kunnen worden. Afhankelijk van het type dader worden de verschillende processtappen meer of minder uitgebreid doorlopen of wellicht geheel overgeslagen. Cruciale schakels/ barrièremogelijkheden: Heling Als naar het model gekeken wordt met het oog op cruciale schakels in het proces en barrièremogelijkheden die effect kunnen bereiken, moet gewezen worden op de afzet van de buit, heling in het bijzonder. De Stads- en regioscan Brabant (2010) wijst erop dat de beschikbaarheid en bekendheid van lokale helers een gelegenheidsstructuur vormt voor verschillende vormen van vermogenscriminaliteit. Een deel van de daders van de criminele activiteiten zetten hun buit af bij lokale helers. Het gros van de vermogenscriminaliteit wordt gepleegd door gelegenheidsplegers en betreft verwervingscriminaliteit (Stads- en regioscan, 2010). Door een heler, of liever het lokale helingcircuit, aan te pakken, wordt het criminele proces van vele daders en criminaliteitsvormen gefrustreerd. Zij kunnen in dat geval hun buit een stuk moeilijker afzetten en dus lastiger hun doel bereiken: geld verwerven (voor bijv. de verslaving). Bij de aanpak van het lokale helingcircuit worden dus meerdere 'daders' in één klap gevangen. 4.3
De bestuurlijke interventies
Per processtap kunnen gelegenheden (‘criminogene infrastructuur’) onderscheiden worden waarin criminele activiteiten en daaraan gekoppelde dadergroepen beter gedijen. Naast een geldmotief of het bekostigen van verslaving kunnen nog meer drijfveren de dader motiveren om tot de criminele activiteiten over te gaan. De verschillende gelegenheden en motieven zijn opgenomen in het procesmodel en vormen een indicatie voor de aanpak. De gemeenten hebben de keuze om preventief en/of repressief op te treden tegen (dreigende) criminele praktijken. Gebleken is dat een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen het beste resultaat oplevert. Beide varianten kunnen een structurele vorm krijgen in het lokale beleid, maar kunnen ook een incidenteel karakter hebben. Consequent repressief optreden heeft op termijn ook in preventieve zin effect. Echter de hoofdregel is: " Veiligheid begint bij voorkomen ". De bestuurlijke maatregelen (preventief en repressief) zijn in kernwoorden opgenomen in de beschrijving van het criminele proces, waarbij opgemerkt dient te worden dat het overzicht van maatregelen geen uitputtend overzicht betreft. Maatwerk en creativiteit bij de aanpak van de problematiek dient uitgangspunt te blijven. Een uitgebreidere omschrijving waarbij per kernwoord wordt ingegaan op het probleem, het doel en de aanpak/instrument is opgenomen in bijlage 3 'matrix bestuurlijke interventies woninginbraak, overvallen, voertuigcriminaliteit en heling'.
15
16
5.
Witwassen
Met het plegen van (georganiseerde) criminaliteit kan veel geld worden verdiend. Geldelijk gewin is veelal het primaire oogmerk van de crimineel om de (georganiseerde) criminaliteit te plegen. Misdaadgeld is echter pas echt interessant wanneer het binnen de legale economie vrij besteedbaar is. Om zorgeloos over het geld te kunnen beschikken moet voorkomen worden dat politie, justitie en andere handhavingpartners zoals het openbaar bestuur en de belastingdienst lucht krijgen van het crimineel verkregen geld. De crimineel zal enerzijds proberen om de illegale herkomst van het geld te verhullen en anderzijds zal hij een legale herkomst koppelen aan het vermogen. Met andere woorden: het crimineel verkregen geld wordt witgewassen16. In eerste instantie lijkt witwassen een positieve uitwerking te hebben op de Nederlandse economie, met name wanneer de criminaliteit in het buitenland plaatsvindt en de besteding van het criminele geld in Nederland. Het witwassen van crimineel geld heeft namelijk tot gevolg dat er extra geld in de Nederlandse economie stroomt. Hoewel dit op korte termijn een positieve stimulans is voor de Nederlandse economie, heeft het op lange termijn altijd negatieve effecten. Witwassen trekt criminaliteit en criminelen aan. De samenleving dient rekening te houden met ongewenste sociale, politieke en economische neveneffecten. Het is dan ook van belang om ook bestuurlijk op te treden tegen georganiseerde misdaad en het daarbij wederrechtelijk verkregen voordeel. Verrest en Buruma (2006) lichten toe: "Een geslaagde misdaadondernemer kan status verwerven en een ongewenste voorbeeldfunctie krijgen in zijn directe omgeving; hij kan daardoor zelfs formele politieke macht krijgen, maar in elk geval een bedreiging worden voor de politiek-bestuurlijke integriteit van een stad en ten slotte kan hij een concurrentievervalsende positie in de lokale economie verwerven. De jongen met de gouden halsketting die een voetbalclub sponsort, de bouwer die een wethouder meeneemt naar een bordeel en de onderwereldfiguur die een chic restaurant overneemt, verschillen onderling sterk maar leveren even zovele bestuurlijk relevante problemen op." (p.61) Witwassen en de vastgoedsector Vastgoed speelt een belangrijke rol bij witwassen: “A lot of money laundering seems to finally end by investing large amounts of wealth in real estate. This sector is less transparent than financial markets, legal persons can act instead of physical persons and the value gains are high involving the placement of large volumes of wealth” (Unger e.a., 2006, p.8). Door criminelen wordt niet alleen geïnvesteerd in de eigen woning maar ook in onroerend goed dat faciliterend kan zijn aan de eigen legale of illegale activiteiten of in objecten uit branches waar veel contant geldverkeer plaats vindt, zoals panden met een horecabestemming, prostitutiepanden en gokhallen (Belastingdienst, 2008). Witwassen met vastgoed kan plaatsvinden binnen verschillende fasen: de bouw, aankoop, financiering, gebruik en/of exploitatie en de verkoop. Belang van de witwasaanpak Al met al kan gesteld worden dat witwassen een belangrijke processtap is binnen verschillende vormen van (georganiseerde) criminaliteit. Indien het witwassen belemmerd wordt, wordt het primaire doel om de criminele activiteiten te plegen niet of lastiger behaald: het vrijelijk kunnen profiteren van de criminele winst. Om, al dan niet zichtbare, (georganiseerde) criminaliteit aan te pakken moet derhalve geïnvesteerd worden in de aanpak van het witwassen van crimineel verkregen geld. Daarbij kunnen verschillende partners, zowel publiek als privaat, een rol spelen, waarbij met name samenwerking en informatie-uitwisseling tussen partners perspectief biedt.
16 Witwassen wordt gedefinieerd als: 'een handeling of een reeks van handelingen gericht op het doorbreken van het verband tussen de criminele activiteiten en de opbrengsten daaruit alsmede het geven van een schijn van een legale herkomst aan die opbrengsten teneinde de delictpleger in staat te stellen ongestoord van zijn opbrengsten te genieten' (KLPD 2008). Witwassen is in Nederland strafbaar gesteld in artikelen 420bis, 420ter en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. In het geval van de basisstrafbepaling 'opzet-witwassen' (420bis WvSr) weet de betrokkene dat het voorwerp van witwassen uit enig misdrijf afkomstig is. Iemand maakt zich schuldig aan 'gewoontewitwassen' (420ter WvSr) wanneer hij zich herhaaldelijk schuldig maakt aan opzet- witwassen. En van 'schuld-witwassen' (420quater WvSr) is sprake wanneer de betrokkene redelijkerwijs moet vermoeden dat het voorwerp van witwassen uit enig misdrijf afkomstig is (Algemene rekenkamer, 2008, p.85).
17
5.1 Het criminele procesmodel 17 Het fenomeen witwassen betreft een logistiek proces dat in vier fasen is onder te verdelen. 1. Het plaatsen van crimineel geld Een eerste stap in het witwasproces is de plaatsingsfase. Spoelstra & van Nes (2010a) beschrijven de plaatsingsfase als volgt: "In de plaatsingsfase wordt illegaal vermogen in het financiële verkeer gebracht. De activiteiten die criminelen daarbij kunnen ondernemen zijn het storten van contant geld op een eigen rekening of een rekening van een derde. Ook kan het geld verstuurd worden via Money Transferkantoren (zoals GWK Travelex, Western Union) of via 'ondergronds bankieren'. Een volgende activiteit om het illegaal vermogen in het financiële verkeer te plaatsen is investering. Criminelen investeren bijvoorbeeld in duurzame goederen als auto’s en vastgoed, maar ook consumptieve bestedingen zijn uiteraard mogelijk. Illegaal vermogen kan ook direct worden ingebracht in een rechtspersoon. Dit is het geval wanneer een bestuurder van een rechtspersoon namens de rechtspersoon een goed koopt met zwart geld, dat hij als natuurlijk persoon had. Het illegale vermogen is dan via een eenvoudige koop van bijvoorbeeld een bedrijfspand of -wagen geplaatst in de rechtspersoon." (p.13) Tenslotte kan crimineel geld ook omgezet worden in aandelen, cheques en andere waardepapieren. Crimineel geld hoeft overigens niet binnen één land te blijven. Het is niet uitzonderlijk dat crimineel geld verplaatst wordt van het land waar het delict is gepleegd naar een land waar het geld later wordt ingeschakeld. Wanneer crimineel geld naar een land wordt verplaatst waar de controle en handhaving op witwassen gebrekkig is, kan enkel het plaatsen van het geld in dat betreffende land genoeg zijn om in alle rust van het geld te kunnen genieten (Kleemans e.a., 2002, p.108; Verrest, 2006). Het doorlopen van de andere fasen in het witwasproces is dan niet meer nodig. 2. Het versluieren van crimineel geld Nadat het criminele geld in het financiële verkeer is gebracht, wordt in de versluieringfase getracht om de oorspronkelijke herkomst van het geld te verhullen en te versluieren. Deze fase wordt ook wel aangeduid als de fase van het 'stapelen' en 'circuleren'. Criminelen trachten in dit stadium door een opeenvolging van soms complexe transacties het doel te bereiken dat de oorsprong van het vermogen wordt verhuld. Spoelstra & van Nes (2010b) lichten toe: "Zo kan het vermogen een of meerdere malen van valuta worden gewisseld en diverse keren over en weer worden overgemaakt. Wanneer zwart geld in de eerste fase van plaatsing gebruikt is voor een directe besteding aan een duurzaam goed als een auto, werkt de verkoop van de auto ook versluierend. De verdachte kan immers het bezit van de auto bewijzen en daarmee het uit de verkoop ervan verkregen geld legitimeren. Dit verklaart echter nog niet de herkomst van het geld waarmee de verdachte in eerste instantie de auto heeft gekocht. Het aannemelijk maken van de illegale herkomst van het geld wordt door een opeenvolging van versluierende activiteiten wel steeds lastiger. Hierbij moet worden opgemerkt dat opsporingsdiensten zich niet meer hoeven te richten op de herkomst van het zwarte geld door het gronddelict aan te tonen. Zij moeten uitsluiten dat vermogen een legale herkomst heeft. Door deze ontwikkeling in de rechtspraak heeft versluiering zonder een daaraan gekoppelde rechtvaardiging amper zin. Voor al deze activiteiten kunnen rechtspersoon worden ingezet, zowel bij het wisselen van valuta, het gireren en de verkoop van investeringen. Rechtspersonen, en zeker sommige buitenlandse vennootschappen, bieden anonimiteit en bescherming tegen persoonlijke aansprakelijkheid. Bij gireren biedt een aantal landen bankgeheim voor rekeninghouders. Ook het mengen van legale en illegale geldstromen werkt versluierend." (pp.13-14)
De criminele procesbeschrijving is gebaseerd op het barrièremodel dat ontwikkeld is door Acestes, zie Spoelstra & van Nes (2010a). FINEC Samenvatting Programmatische aanpak van witwassen. Rijswijk: Acestes.
17
18
3. Het rechtvaardigen van crimineel geld Een derde stadium dat in het witwasproces onderscheiden kan worden is de rechtvaardigingsfase. Spoelstra & van Nes (2010a) geven aan dat in deze fase een rechtvaardiging wordt gecreëerd om de herkomst van het vermogen te legitimeren: "Deze rechtvaardiging kan op een aantal manieren worden geconstrueerd, in verreweg de meeste gevallen wordt hierbij fraude gepleegd. Rechtvaardigingsgronden worden gecreëerd door leenconstructies, fictieve prijs- en omzetverhogingen en valse inkomstenverklaringen. Bij leenconstructies wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde 'loan back'- of 'back-to-back'methode, waarbij de crimineel via rechtspersonen en/of stromannen geld aan zichzelf leent of in deposito geeft bij legale geldverstrekkers. Een andere criminele activiteit waarmee zwartgeld kan worden gerechtvaardigd is door fictief de omzet te verhogen van ondernemingen en door fictieve prijsstijgingen te veroorzaken van luxe goederen of onroerend goed. In sectoren waar niet-duurzame goederen of diensten worden geleverd (zoals de horeca en belwinkels) kan de omzet worden aangevuld met zwart geld waardoor het lijkt alsof het geld legaal is verdiend. Een voorbeeld van fictieve prijsverhogingen zijn ABC-transacties in de vastgoedsector. Een volgende mogelijkheid om illegale inkomsten te rechtvaardigen is door inkomstenverklaringen te vervalsen, dit kan ook aanleiding zijn voor hypotheekfraude." (p.14) Bij het voorwenden van inkomsten moet ook gedacht worden aan het fingeren van gokwinsten, bijvoorbeeld behaald in het casino of op de renbaan. Misdaadgeld kan ook worden gerechtvaardigd door voor te wenden dat het vermogen is geschonken. Een schenking van bijvoorbeeld rijke familieleden in het verre buitenland of een omvangrijk vermogen dat wordt nagelaten (Fijnaut e.a., 1996). 4. Het besteden van crimineel geld In de bestedingsfase wordt het ogenschijnlijk legale vermogen op allerlei wijzen besteed en gaat het criminele geld op in de legale economie. Enerzijds zijn er de consumptieve bestedingen en anderzijds de investeringen. Bij consumptieve bestedingen moet gedacht worden aan het financieren van toekomstige illegale activiteiten, het aanschaffen van luxe goederen, maar er zijn ook verdachten die bewust proberen om niet teveel aandacht te trekken en alleen uitgaven doen voor het dagelijks levensonderhoud. Indien meer crimineel geld ter beschikking is dan voor het financieren van toekomstige illegale activiteiten nodig is, of om in een (meer of minder luxueuze) levensonderhoud te voorzien, wordt het geld geïnvesteerd en/of belegd. Dit gebeurt vooral in onroerend goed in binnen- en buitenland, vorderingen (veelal leningen) en waardepapieren en (her)investeringen in bedrijven in binnen- en buitenland (Kleemans e.a., 2002, pp.101-138). De actoren die betrokken kunnen zijn bij het besteden van het ogenschijnlijke legale vermogen, zullen hoofdzakelijk actoren betreffen die faciliterend zijn doordat zij de criminele herkomst van de financiering niet (voldoende) checken. Overigens moet hierbij wel gesteld worden dat het in deze laatste fase erg lastig is om de criminele herkomst te ontdekken. In de voorgaande fasen zijn immers al versluieringtechnieken toegepast en is aan het geld een rechtvaardiging gekoppeld. Het beschreven criminele proces geeft het meest uitgebreide stappenplannen weer die bij het plegen van de criminaliteitsvorm doorlopen kunnen worden. Afhankelijk van het type dader worden de verschillende processtappen meer of minder uitgebreid doorlopen of wellicht geheel overgeslagen. Vormen van witwassen 18 waarbij de crimineel niet alle stappen doorlopen heeft (bijvoorbeeld de patser ) wordt ook onder witwassen geschaard (Spoelstra en van Nes, 2010b). 5.2
De rol van de gemeente 19
Witwassen kent vele varianten. In deze notitie spitsen we de aanpak van witwassen toe op vastgoedfraude . Vastgoed wordt immers vaak gebruikt als 'vehikel' om delicten te plegen, maar ook om crimineel geld te rechtvaardigen. Bij vastgoedfraude is een groot aantal personen betrokken: koper, verkoper, taxateur, tussenpersonen, makelaars, geldverstrekkers en notarissen. De aard van het probleem is complex en vergt een integrale aanpak waarin ondermeer de gemeente, notariaat, taxateurs en makelaars, hypothecaire adviseurs, de Belastingdienst en het Bureau Financieel Toezicht een rol hebben. De gemeente heeft in principe geen wettelijke taak bij het 18 19
Bij de patser wordt het illegaal vermogen na de plaatsingsfase direct besteed. Het betreft: misbruik van exploitatie, speculatie (o.a. ABC transactie) en financiering (b.v. loanback constructie)
19
20
voorkomen en bestrijden van vastgoedfraude . De impact ervan heeft echter wel negatieve gevolgen op de leefbaarheid en veiligheid in de stad (De fraude voorbij, 2007). Om de negatieve effecten voor de stad te kunnen beperken is het van belang om als gemeente, vanuit de regierol, een integrale aanpak te starten. De gemeente voert hierbij, op basis van convenanten, de regie naar de publieke en private partners die een rol kunnen hebben in het aanpakken van de vastgoedfraude. Zo kan de gemeente actie ondernemen richting brancheorganisaties van private partijen, waaronder het KNB, indien er sprake is van malafide notarissen. Ook kan zij het BFT (Bureau Financieel Toezicht) voeden met informatie over malafide administratiekantoren. Bron: RIEC Noord-Holland Naast het voeren van de regie richting ketenpartners heeft de gemeente ook een uitvoerende taak, zij beschikt immers over bestuursrechtelijke instrumenten om de vastgoedfraude aan te pakken. Voor de maatregelen die de gemeente als 'uitvoeringsinstantie' kan treffen wordt verwezen naar de matrix 'bestuurlijke interventies witwassen'. Werkwijze Essentieel bij het kunnen aanpakken van vastgoedfraude is de informatiepositie. Veelal wordt de gemeente pas in kennis gesteld van vastgoedfraude na afloop van een strafrechtelijk onderzoek. Voor de gemeente is het echter van belang om ook zelf inzicht te hebben in de vastgoedsector. Het RIEC Noord-Holland heeft daartoe een analysemethode ontwikkeld, waardoor de gemeente in staat is om, gezamenlijk met de andere veiligheidspartners, sneller en alert te reageren op (mogelijke) vastgoedfraude. De analysemethode levert, aan de hand van een zevental risico-indicatoren, een inventarisatie op van vastgoed met een verhoogd risico op misbruik/fraude21. Risico-indicatoren 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Geen recht van hypotheek op het vastgoed Meerdere hypotheekrechten op het vastgoed ABC-transactie in 200 dagen, indirect ABC-transactie in 1 dag Eigenaar heeft een vermelding in het JDS (Justitieel documentatie systeem) Eigenaar heeft een opgegeven jaarinkomen van minder dan € 15.000,Lokaal criminogeen vastgoed
De vastgoedobjecten met het meeste aantal indicatoren lopen het meeste risico. Bron: RIEC Noord Holland De risico-indicatoren kunnen benut worden om op efficiënte wijze een branche of een postcodegebied te screenen. Zo kan een postcodegebied geselecteerd worden uit hotspots waar 'foute' horeca’ gevestigd is of waar veel hennepkwekerijen geruimd worden22. Naast het gebruik van risico-indicatoren blijkt ook de kwalitatieve informatie van de straatfunctionaris van groot belang bij het detecteren van vastgoedfraude (RIEC Noord-Holland, 2011). Beide methodieken leverden vastgoedlijsten op waar geen overlap tussen bestond. Nader onderzoek, door het RIEC en de belastingdienst, wees uit dat de lijst van objecten van de straatfunctionarissen voor een groot deel bestond uit daadwerkelijke gevallen van vastgoedfraude of gevallen waarbij sprake was van een sterk vermoedens. Het RIEC concludeert dan ook dat, om een goed en volledig inzicht te krijgen in de vastgoedbranche, de inzet van beide methodieken is aan te bevelen.
20
In de gemeente Rotterdam heeft de gemeenteraad het besluit genomen het wel te rekenen tot haar wettelijke taak om te voorkomen dat zij niet-ontvankelijk verklaard worden bij rechtszittingen. 21 Een aantal risico-indicatoren zijn terug te vinden in basisadministraties (m.n. het kadaster: eigendomsoverdracht en akte) 22 De politie in Rotterdam Rijnmond werkt met zogenaamde misdaadkaarten waar de criminaliteit geografisch wordt weergegeven.
20
Met de uitkomsten van de analyse kan de gemeente de risicovolle panden controleren, screenen op verleende vergunningen, etc. Indien nader onderzoek uitwijst dat er sprake is van vastgoedfraude kunnen vergunningen ook ingetrokken worden. De meest risicovolle panden kunnen ook besproken worden met de veiligheidspartners en de start vormen tot het verrichten van nader onderzoek.
21
22
6
Mensenhandel Drie jaar cel voor Goese loverboy (Omroep Zeeland, 17 juni 2008) Man (62) aangehouden voor mensensmokkel (Omroep Zeeland, 14 september 2010) Chefkok de cel in voor uitbuiting illegalen (Omroep Brabant, 17 september 2010) Loverboy opgepakt in Den Bosch (Omroep Brabant, 27 oktober 2010) Eindhovenaar verdacht van mensenhandel (Omroep Brabant, 11 januari 2011) Man (68) dwingt vrouwen tot prostitutie (Omroep Zeeland, 31 maart 2011) Oost-Europese werknemers uitgebuit bij tuinder in Aarle-Rixtel (Omroep Brabant, 27 augustus 2011) Gevangenisstraf voor aspergeteelster José Janssen uit Someren (Omroep Brabant, 4 oktober 2011) Vakbondsactie tegen uitbuiting buitenlandse truckers (Omroep Brabant, 14 oktober 2011)
6.1
Belangrijke rol voor de Brabantse en Zeeuwse gemeenten
Mensenhandel speelt niet alleen in de grote (randstad)steden en prostitutiegebieden. Dat mensenhandel ook in provincies als Noord-Brabant en Zeeland een issue is, laat het resultaat van een snelle zoektocht op de websites van de regionale omroepen van deze provincies, zoals hierboven is weergegeven, zien. Gemeenten spelen een cruciale rol in de aanpak van mensenhandel. Mensenhandel heeft vaak een grensoverschrijdend karakter, maar heeft ook altijd een lokale inbedding. De slachtoffers worden bijvoorbeeld gehuisvest binnen de gemeente en worden tewerkgesteld bij legale lokale ondernemingen. Gemeentelijke handhavers, medewerkers bij de burgerlijke stand, toezichthouders en bouwinspecteurs kunnen tijdens hun werkzaamheden signalen van mensenhandel krijgen. Naast deze signaalfunctie hebben de gemeenten verantwoordelijkheden op het gebied van preventie, handhaving, hulpverlening en voor het opwerken van barrières. Barrières om te voorkomen dat criminele organisaties of personen misbruik maken van legale structuren. De gemeente is dan ook bij uitstek de veiligheidspartner om een regierol te vervullen bij de aanpak van mensenhandel. Mensenhandel? Mensenhandel is een moderne vorm van slavernij waarbij ieder jaar in Nederland enkele duizenden vrouwen, mannen en zelfs kinderen op allerlei manieren worden uitgebuit. Mensenhandel, of moderne slavernij, behelst een inbreuk op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid, de lichamelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid. Moderne slavernij is het dwingen, in ruime zin, van mensen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (Lestrade & Ten Kate, 2009, p. 852). Slachtoffers accepteren onder valse voorwendselen een baan en worden vervolgens onder lichamelijke en geestelijke dwang te werk gesteld. De arbeidsomstandigheden zijn vaak slecht. De toekomst is veelal uitzichtloos vanwege de hoge schulden waarmee de slachtoffers worden opgezadeld. De winst die de daders van mensenhandel opstrijken is groot. Bij mensenhandel of moderne slavernij is er sprake van dwang met het specifieke doel personen uit te buiten. Het uitbuiten van mensen in de prostitutiesector is al langer strafbaar en uitbuiting in overige sectoren is daar een aantal jaar geleden aan toegevoegd. Meer informatie over mensenhandel: kenmerken, dader- en slachtofferinformatie en risicobranches/ locaties, is opgenomen in bijlage 1. 6.2
Het criminele proces
23
De Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) heeft een barrièremodel ontwikkeld met betrekking tot illegale arbeid. Dit barrièremodel kan worden toegepast binnen het proces van mensenhandel en maakt inzichtelijk op welk moment in het proces barrières kunnen worden opgeworpen om criminele activiteiten te bemoeilijken. Het oorspronkelijke barrièremodel gaat uit van vier hindernissen die een vreemdeling moet nemen om in Nederland een bestaan op te bouwen, namelijk Entree, Huisvesting, Identiteit en Arbeid (Van der Lugt & Zoetekouw, 2003). Inmiddels is het barrièremodel voor mensenhandel uitgebreid met een vijfde barrière, namelijk de barrière Financieel ('onderzoek Sneep' Van Hout & Van der Laan, 2008).
23
De informatie en tekst is grotendeels overgenomen uit de overzichtstudie verwevenheid tussen onder- en bovenwereld bij georganiseerde criminaliteit: hoofdstuk 6 'Verwevenheid van onder- en bovenwereld bij mensenhandel' door Evelyne van Wijnen (nog niet gepubliceerd).
23
De barrières kunnen op twee manieren genomen worden: via de legale weg of via de illegale weg (Van der Lugt & Zoetekouw, 2003). Wanneer we te maken hebben met mensenhandel zijn er in ieder geval een of meerdere barrières onvrijwillig genomen door het slachtoffer (bijvoorbeeld door onderbetaling, slechte huisvesting door de werkgever of het achterhouden van paspoorten). Om van het delict mensenhandel te spreken is het overigens niet noodzakelijk dat alle barrières gepasseerd worden en/of allemaal op een illegale wijze gepasseerd worden. Immers, zoals al eerder is aangegeven, kunnen slachtoffers van mensenhandel reeds de Nederlandse nationaliteit bezitten en daarmee de barrière Entree overslaan. Dit is bijvoorbeeld het geval bij slachtoffers van loverboys, terwijl loverboys zich wel schuldig maken aan mensenhandel (Kiemel & Ten Kate, 2007, pp. 97-98). Bovendien dienen de vijf barrières niet begrepen te worden in een vaste chronologie. De volgorde waarin de barrières zich aandienen kan per geval verschillen (Van der Lugt & Zoetekouw, 2003). 1. Entree Voor het passeren van de barrière Entree is het van belang om een onderscheid te maken tussen vreemdelingen die zonder visum het land binnenkomen en vreemdelingen die visumplichtig zijn. Vreemdelingen die geen visum nodig hebben, kunnen met eigen vervoer of via een reisbureau op een legale manier Nederland binnenkomen. Vreemdelingen die verplicht zijn een visum bij zich te hebben, kunnen deze aanvragen om bijvoorbeeld familie of kennissen te bezoeken. Wanneer dit geen mogelijkheid is en de vreemdelingen niet aan een visum kunnen komen, zijn zij afhankelijk van de diensten van mensensmokkelaars. Daarnaast worden ook personen die reeds de Nederlandse nationaliteit hebben, uitgebuit in de prostitutiesector of andere sectoren. Zij hoeven de barrière Entree natuurlijk niet te nemen. Wanneer we spreken over mensenhandel zijn bij de barrière Entree voornamelijk de mensenhandelaar, de werkgever en/of de tussenpersoon zelf betrokken, of in sommige gevallen malafide uitzendbureaus. In deze gevallen is geen sprake van de betrokkenheid van niet-criminele partijen of mogelijke verwevenheid met de bovenwereld. Het komt wel voor dat diensten van legale transport- of vervoersbedrijven worden ingehuurd. 2. Huisvesting Wanneer de vreemdeling is aangekomen in het land van bestemming, dient de volgende barrière zich aan: er moet onderdak worden gevonden. Wanneer de vreemdeling familie in het land van bestemming heeft wonen of steun kan verwachten van de etnische gemeenschap, dan kan deze barrière op een legale manier genomen worden. Een andere legale mogelijkheid is het aanvragen van asiel, waarbij de vreemdeling tijdens zijn aanvraag verblijft in een asielzoekerscentrum. Vreemdelingen die niet kunnen terugvallen op familie of de gemeenschap en die geen asielaanvraag willen doen, zijn genoodzaakt de barrière Huisvesting op een illegale manier te nemen. Personen komen dan al gauw terecht bij illegale pensions of huisjesmelkers. Het komt ook vaak voor dat de werkgever tevens de huisvesting regelt in een pand dat hij ook in zijn bezit heeft, of zelfs op de locatie waar de werknemers te werk worden gesteld. Ook betrokken malafide uitzendbureaus regelen soms, naast de tewerkstelling, ook de huisvesting voor personen die zij werk hebben geboden. De faciliteerders van deze huisvesting richten panden vaak zo in dat ze er een maximale hoeveelheid bewoners huisvesten, waarbij vaak meerdere mensen op een kamer slapen en een hoge huurprijs moet worden betaald voor het gebruik maken van een matras. Op sommige plaatsen in het land bieden campinghouders onderdak aan illegale vreemdelingen, vaak in de regio waar zij ook te werk gesteld zijn. Wanneer we spreken over mensenhandel, wordt bij de barrière Huisvesting veelal woonruimte aangeboden door de persoon die de vreemdeling naar Nederland heeft gehaald en/of de vreemdeling daarbij heeft geholpen. Wat dat betreft is er dus alleen sprake van betrokkenheid door de criminele organisatie(s) zelf, hoewel ook campinghouders of huisjesmelkers de illegale vreemdelingen soms onderdak verschaffen. Echter, ook de gemeente is bij deze barrière betrokken aangezien er voor het inrichten van een pand als woonlocatie bepaalde vergunningen moeten worden verstrekt. Daarnaast is het de taak van de gemeente om locaties in hun gebied structureel te blijven controleren op bijvoorbeeld brandveiligheid en het wel/niet overtreden van het bestemmingsplan. Ook aannemers en/of klusjesmannen kunnen betrokken zijn bij de barrière Huisvesting, wanneer zij worden gevraagd om onderkomens of caravans gebruiksklaar te maken en/of sanitair te installeren. 3. Identiteit Een andere barrière die moet worden overwonnen wanneer vreemdelingen naar Nederland toe komen of worden gebracht, is het verkrijgen van een geldige identiteit. Zonder geldige identiteit mogen vreemdelingen niet werken op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door het vervalsen van identiteitsgegevens of het gebruik maken van identiteitsgegevens van iemand anders, kunnen vreemdelingen toch toegang krijgen tot de arbeidsmarkt,
24
het sociale zekerheidsstelsel en tot de gezondheidszorg. Hierbij zijn zogenaamde vervalsers betrokken als illegale faciliteerders van valse of vervalste identiteitsgegevens. Via de legale weg kan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een vreemdeling van een geldige verblijfstitel voorzien. Een andere (zowel legale als illegale) manier om deze barrière te nemen is het aangaan van een huwelijk. Deze methode komt vaak voor bij vreemdelingen die kunnen terugvallen op een etnische gemeenschap die legaal in Nederland verblijft. Wanneer sprake is van een schijnhuwelijk, kan de huwelijkspartner als illegale faciliteerder worden gezien. Hij of zij krijgt vaak een fors bedrag betaald om een dergelijk huwelijk aan te gaan. Wanneer sprake is van een gering signaal van mensenhandel worden slachtoffers en getuigen van dit delict een "uitstel tot verwijdering uit Nederland" aangeboden voor een maximum van drie maanden, de zogenaamde B9-regeling. Besluit het slachtoffer of de getuige binnen deze periode aangifte te doen van mensenhandel, dan wordt de aangifte beschouwd als een aanvraag tot het verlenen van een tijdelijke verblijfsvergunning. De vergunning wordt afgegeven voor de duur van het opsporingsonderzoek en de strafrechtelijke vervolging. De IND beslist over 24 deze verblijfsvergunningen . Slachtoffers die ten onrechte een aangifte met betrekking tot mensenhandel indienen, verkrijgen op een "illegale" manier een (tijdelijke) verblijfsvergunning. De IND faciliteert hiermee onbewust en ongewild criminele personen en/of organisaties. 4. Arbeid Voor de meeste vreemdelingen is het vinden van werk of het (gedwongen) moeten werken de belangrijkste reden om naar Nederland te komen. Wanneer er sprake is van mensenhandel worden werknemers (onder valse voorwendselen) naar Nederland gehaald en worden ze gedwongen om voor hun uitbuiter te werken. Zowel vreemdelingen die vrijwillig naar Nederland komen op zoek naar werk, als personen die slachtoffer worden van (seksuele of arbeids-)uitbuiting, kunnen de barrière Arbeid op een legale manier (wanneer ze de juiste papieren bezitten) en op een illegale manier passeren. Een werkgever is verplicht om bij het UWV een tewerkstellingsvergunning aan te vragen als hij werknemers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) of uit Bulgarije en Roemenië (op een legale wijze) voor zich wil laten werken. Voor arbeidskrachten uit andere landen is geen tewerkstellingsvergunning nodig. Deze tewerkstellingsvergunning wordt per individuele werknemer opgemaakt en geldt alleen voor de werkzaamheden en de periode waarvoor de vergunning wordt aangevraagd. Een tewerkstellingsvergunning wordt slechts onder een aantal voorwaarden afgegeven, waarvan een voorwaarde is: het beschikken over een geldige verblijfsvergunning voor de werknemer. Echter, veel werkgevers houden zich niet altijd aan de regelgeving waaronder deze tewerkstellingen worden afgegeven. Werkgevers die zich schuldig maken aan mensenhandel, maken in de meeste gevallen juist gebruik van werknemers die geen vergunning hebben om in Nederland te mogen werken. Deze vorm van illegale tewerkstelling bespaart de werkgever energie, moeite en allerlei kosten. Daarbij creëert illegale tewerkstelling een bepaalde mate van afhankelijkheid van de werkgever. 5. Financieel Wat betreft de barrière Financieel gaat het voornamelijk om het geld dat wordt verdiend met het uitbuiten van mensen en de manier waarop dat criminele geld in het legale circuit terecht komt. Aan de ene kant gaat het hier om de criminele activiteiten waaruit het geldelijk gewin wordt verkregen. Actoren die mogelijk bij deze criminele activiteiten zijn betrokken, zijn notarissen, boekhouders en/of accountants die er zorg voor dragen dat de boekhouding "klopt". Ook de Belastingdienst kan onbewust bijdragen aan de gelegenheid waaronder geld verdiend kan worden door uitbuiting. Het is in Nederland toegestaan om als werkgever belasting te betalen via het "anoniementarief", waarbij het niet verplicht is gegevens van de werknemer aan te geven. Aan de andere kant gaat het er bij de barrière Financieel ook om dat het geld dat is verdiend, weer vrij besteedbaar is in de legale economie, met andere woorden het witwassen van crimineel geld. 6.3
De bestuurlijke interventies
Per barrière kunnen omstandigheden ('criminogene infrastructuur') onderscheiden worden waarin criminele activiteiten en daaraan gekoppelde dadergroepen en faciliteerders beter gedijen. En naast een motief van geldelijk gewin, zijn er ook nog andere drijfveren die (mede)daders en/ of faciliteerders motiveren om tot de criminele activiteiten over te gaan. De verschillende gelegenheden en motieven zijn opgenomen in het procesmodel en vormen een indicatie voor de aanpak. Een uitgebreidere omschrijving waarbij per kernwoord wordt ingegaan op het probleem, het doel en de aanpak/instrument is opgenomen in bijlage 5 'matrix bestuurlijke interventies mensenhandel'. 24
http://www.mensenhandel.nl/cms/docs/uitlegb9regeling.pdf
25
26
Literatuurlijst Adviescommissie Drugsbeleid, Geen Deuren maar Daden, Nieuwe accenten in het Nederlands drugsbeleid, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2009 Beke, dr. M.W.B.A, dr. E.J. van der Torre, dr. M.J. van Duin, Stads- en regioscan in de grootste Brabantse gemeenten, De achtergronden van onveilige GVI-scores, Publieksversie, Politie & Wetenschap 2010 Bastiaan, Rob, Witwassen en vastgoed, over methoden om criminele gelden wit te wassen via vastgoed, Haarlem: Belastingdienst, FIOC-ECD 2008 Emmett, I., & R. Boers, Het groene goud, Verslag van het onderzoek naar de cannabissector voor het Nationaal Dreigingsbeeld 2008, Zoetermeer: Korps Landelijke Politiediensten 2008 Fijnaut, C.J.C.F., & Spapens, A.C.M., Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn; deel 1: de problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiele, justitiele en bestuurlijke samenwerking, Antwerpen: Intersentia 2005 Fijnaut C.J.C.F., e.a., Inzake opsporing / Enquêtecommissie Opsporingsmethoden’ (eindrapport onderzoeksgroep Fijnaut), Den Haag: Sdu 1996 Hout, M.M.J. van & F.J. van der Laan, Schone schijn. De signalering van mensenhandel in de vergunde prostitutiesector, Driebergen: Korps Landelijke Politiediensten 2008 Kiemel, J. en W. ten Kate, De programmatische aanpak van mensenhandel en mensensmokkel; een verkenning aan de hand van Sneep, In: Justitiële Verkenningen Witwassen jrg. 33, nr. 7 pag. 96, Den Haag: Ministerie van Justitie 2007 Lestrade, S. & W. ten Kate, De strafbaarstelling van ‘overige uitbuiting’ binnen mensenhandel, In: Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten jrg. nr. 34-8, pag. 852, 2009 Lugt, van der A. & R. Zoetekouw, De strijd tegen georganiseerde illegale arbeid – het barrièremodel – , In: Jaarboek Fraudebestrijding 2003 pag. 8, Den Haag: Kluwer 2003 Verbrugge, J., Handreiking Analysemethode 'Inzicht in risicovol vastgoed', Haarlem: RIEC Noord-Holland 2011 Spapens, A.C.M., Barrières opwerpen voor criminele bedrijfsprocessen, In: Justitiële Verkenningen jrg. 37, nr. 2, pag. 10, Den Haag: Ministerie van Justitie 2011 Spapens, A.C.M., H.C. Bunt, & L. Rastovac, De wereld achter de wietteelt. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2007 Spoelstra, M.E. & L.V. van Nes, FINEC Samenvatting programmatische aanpak van witwassen, Rijsbergen: Acestes, 2010 (a) Spoelstra, M.E. & L.V. van Nes, FINEC Barrièrebeschrijvingen, Misbruik van administratiekantoren en misbruik van arbeidsovereenkomsten, Rijsbergen: Acestes, 2010 (b) Unger, B., De omvang en het effect van Witwassen, In: Justitiële Verkenningen Witwassen jrg. 32, nr. 2 pag. 21, Den Haag: Ministerie van Justitie 2006 Verrest, P.A.M., De strafbaarstelling van witwassen, In: Justitiële Verkenningen Witwassen jrg. 32, nr. 2 pag. 41, Den Haag: Ministerie van Justitie 2006 Verrest , P.A.M. en Y. Buruma, Waarom pakken we het criminele geld niet gewoon af? In: Justitiële Verkenningen Witwassen jrg. 32, nr. 2 pag. 54, Den Haag: Ministerie van Justitie 2006
27
Bijlage 1: fenomeeninformatie In deze bijlage is aanvullende fenomeeninformatie opgenomen over de delicten woninginbraak, overvallen, voertuigcriminaliteit en heling. Het betreft ondermeer informatie over de verschillende dadertypen die, als pleger van het delict, te onderscheiden zijn. Zo worden de verschillende typen helers onderscheiden in: individuele helers, reguliere handelsondernemingen en criminele samenwerkingsverbanden. Daarnaast wordt informatie verschaft over de doelwitten, modus operandi en de (pleeg)locaties. Ook deze informatie biedt aanknopingspunten op voor het terugdringen van de delicten. 1.
Woninginbraken
1.1
Dadertypen, object en modus operandi
In de praktijk en de onderzoeksliteratuur wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen daders van woninginbraak. Er wordt veelal onderscheid gemaakt tussen de zogenoemde gelegenheidsinbrekers en veelplegers enerzijds en de meer professionele en georganiseerde inbrekers anderzijds. Bij gelegenheidsplegers kan gedacht worden aan veelplegers (verslaafden/ daklozen) en jongeren. Van den Heuvel e.a. omschrijven de gelegenheidsinbreker als volgt: "Gelegenheidsinbrekers breken doorgaans in de eigen bekende omgeving in, waar zij de vluchtwegen kennen, het gedrag van buurtgenoten, de buurtkenmerken en het optreden van de politie. Zij laten zich vooral leiden door de mogelijkheden die zich voordoen om zonder al te veel moeite binnen te komen. Zij bereiden niet voor maar scannen de omgeving op openstaande ramen of deuren, of weten dat in bepaalde gebieden de beveiliging slechts is en wagen een snelle kans. Lukt een poging niet zullen ze sneller naar een volgende mogelijkheid zoeken. Lokale (gelegenheids)inbrekers zijn in de ogen van politie vaak junks en minderjarigen die een gemakkelijk doelwit kiezen." Een tweetal recente onderzoeken toont aan deze daders niet alleen vaak toeslaan in hun huidige woonbuurt, maar ook relatief vaak in een voormalige woonbuurt. “Dit komt doordat zij nog op de hoogte zijn van de fysieke en sociale kenmerken van hun voormalige woonbuurten, zoals mogelijke doelwitten, de lokale infrastructuur en 25 de gebruikelijke vormen van toezicht en controle ”. Het onderzoek 'Wazzzuuup?!' betreft een (strategisch) criminaliteit- en veiligheidsbeeld over jongeren in de politieregio Midden- en West Brabant. Uit dit onderzoek blijkt dat bij inbraken een piek te zien is bij 17- en bij 20- jarige verdachten en er dus sprake is van een grote vertegenwoordiging jeugdige en jongvolwassen verdachten (Wazzzuuup?!, 2011). Uit dit onderzoek blijkt eveneens dat Midden- en West Brabant met 163 probleemgroepen de meeste problematische jeugdgroepen van het land telt. De professionele inbreker "werkt al dan niet in groepsverband. Professionele inbrekers beperken zich niet tot de directe woonomgeving maar plegen binnen een wijdere cirkel rondom hun woonplaats inbraken. Zij weten meestal te vermijden dat ze op heterdaad worden betrapt, waardoor over de omvang van hun activiteiten weinig informatie voor handen is" (Spapens & Fijnaut, 2005, p.82). Uit politiële registraties blijkt dat professionele inbrekers ook betrokken zijn bij andere criminele activiteiten zoals illegale handeltjes en hennepkwekerijen en dat zij hand- en spandiensten verrichten voor criminele samenwerkingsverbanden (Spapens & Fijnaut, 2005, p.83). Georganiseerde woninginbraak "wordt vaak uitgevoerd door internationaal opererende bendes (vaak van Oost-Europese herkomst, soms zigeunergroepen). De woningbraak is vaak goed voorbereid. Bendes opereren vaak in duurdere wijken met luxere vrijstaande/ geïsoleerde woningen, vaak aan de randen van woongebieden (of in buitengebieden), zodat ze snel de wijk uit kunnen (de daders kennen de lokale situatie doorgaans niet en dus ook de lokale vluchtwegen niet). Zij verplaatsen zich door het hele land. Deze inbraken worden ook in opdracht uitgevoerd, groepsgewijs aangepakt en zijn meestal gekoppeld aan een bepaalde specialistische modus operandi. Vaak is men op een bepaald soort buit uit (autosleutels, audiovisuele apparatuur, horloges, etc.). Woningen worden vooraf geselecteerd" (Van den Handel e.a., 2009, p.13). Over de omvang van de georganiseerde woninginbraak wordt veel gespeculeerd. De Belgische politie, die de mobiele inbraakbendes intensief onderzoekt geven aan dat van 2000 tot 2003, zo'n 20 tot 25 procent van het totaal aantal woninginbraken toe te schrijven was aan de georganiseerde inbrekers. Spapens en Fijnaut (2005, p.83) redeneren dat de rondtrekkende criminelen Nederland, in vergelijking met België, eerder aantrekkelijker
Het betreft een onderzoek onder verdachten van woninginbraak, autokraak, overval of mishandeling. Terug naar vertrouwd terrein, Seccondant, 24(2), pp.6-11
25
28
vinden dan minder aantrekkelijk en gaan er dus vanuit dat het percentage van 20 tot 25 ook minimaal voor Nederland geldt. Dat de georganiseerde inbrekersbendes een niet verwaarloosbaar aandeel hebben in de criminaliteitscijfers, wordt gesteund door de resultaten van een onderzoek door het BRT-Zuid naar een bovenregionaal actieve inbrekersbende. Nadat in 2004 een criminele groep die de laatste twee jaar op omvangrijke schaal inbraken pleegde in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland was opgerold, daalde het aantal woninginbraken in Zuid Nederland met 40 procent (Spapens & Fijnaut, 2005, p.86). 1.2
Locaties
Locaties en tijdstippen van criminaliteit zijn niet gelijkmatig verspreid. Uit onderzoeken op basis van risico26 analyse blijkt dat delicten als woninginbraak in plaats en tijd geclusterd zijn. “Met andere woorden: als er ergens wordt ingebroken dan zie je vaak dat kort erop in de directe nabijheid weer wordt ingebroken (Lopez, 2010)”. Uit het onderzoek ‘besmettelijke woninginbraken’ in de steden Alkmaar en Gouda blijkt dat bij 10%-15% van de woninginbraken sprake is van ‘risicobesmetting’ die plaats vindt binnen 24 uur. In deze gevallen lijkt het erop dat de dader na de eerste woninginbraak doorgaat met de volgende. “Bij 65% van de woninginbraken in Alkmaar en Gouda is sprake van risicobesmetting gedurende een grotere tijdsperiode (1-30 dagen) en waarschijnlijk ook van terugkerende daders”. Of woninginbrekers op en rond een bepaalde locatie een of meerdere woninginbraken plegen is afhankelijk van de mate van ‘toegankelijkheid’. “Risicobesmetting vindt met name plaats in straatsegmenten die relatief veel toegangs- en vluchtwegen hebben en bij woningen die relatief dicht aan de straat en dichter bij de hoofdweg liggen. Daders en dadergroepen die één enkele woninginbraak plegen zijn daarentegen eerder geneigd minder toegankelijke doelen te kiezen dan woninginbrekers die binnen 24 uur of 30 dagen tijd meerdere inbraken in de buurt plegen. Ze slaan hun slag in het algemeen in straatsegmenten die ver van de hoofdstraat liggen en een relatief gering aantal toegangs- en vluchtwegen hebben. De woningen die ze kiezen zijn vaak door een tuin en/of erfafscheiding omsloten”(Lopez, 2010). ‘Besmette’ woninginbraken worden naar alle waarschijnlijkheid gepleegd door daders met een grotere kennis van de lokale situatie. 'Onbesmette’ woninginbraken worden daarentegen vaker gepleegd door daders die van buiten de buurt komen. Ze nemen grotere risico’s en kiezen eerder een woning waarvan ze denken dat er veel te halen is dan dat ze (zoals de daders van ‘besmette’ inbraken dat doen) aandacht schenken aan de mogelijkheden om snel de woning in en uit te kunnen” (Lopez, 2010). 2.
Overvallen
De politie definieert overvalcriminaliteit als volgt: "Het met geweld of onder bedreiging van geweld, wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich in een afgeschermde ruimte bevinden of op een gepland/ georganiseerd (waarde) transport, of een poging daartoe" (Rovers e.a., 2010, p.25). De voorwaarde van een afgeschermde ruimte onderscheid straatroof van overvallen. Wanneer beroving plaatsvindt in een besloten pand is dat een overval. Van straatroof is bijvoorbeeld sprake bij het beroven van mensen bij een geldautomaat, het beroven van automobilisten die stilstaan en het overvallen van mensen bij het binnengaan van een portiek. 2.1
Dadertype, object en modus operandi
Spapens en Fijnaut (2005) onderscheiden bij overvalcriminaliteit in hoofdlijnen 3 typen daders: (1) Relatief jonge daders (die dikwijls deel uitmaken van overlastgevende/ criminele jeugdgroepen) - zijn ook verantwoordelijke voor straatroven - gaan al dan niet impulsief te werk - vaak lokaal actief - doelwit zijn matig beveiligde objecten (snackbars of kleine winkels) maar ook wel woningen - zijn goed bekend met de objecten omdat zij er zelf regelmatig komen of omdat zij in de buurt ervan wonen 26
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens op basis van slachtofferschap.
29
- onervaren, onvoorspelbaar, veel (zinloos) geweld (2) Veelplegers (verslaafden/ regelmatige gebruikers van harddrugs) - actief in directe woonomgeving, maar soms ook transnationaal - doelwit zijn kleine winkels of snackbars, maar ook meer beveiligde objecten (benzinestations) - opereren in de regel alleen of in tweetallen - maken zich ook schuldig aan andere vermogensdelicten (3) ‘Professioneel’ crimineel - opereren gewoonlijk in groepen - actief in directe woonomgeving, maar ook (vaak) transnationaal - groepen met specialisaties op doelwitten: (1) objecten waar specifieke waardevolle goederen kunnen worden geroofd (geldinstellingen, juwelierszaken, wapenhandelaars etc.); (2) waardetransporten; (3) particuliere woningen; (4) andere criminelen. - Samenwerkingsverbanden: (1) csv's afkomstig uit de Euregio Maas-Rijn; (2) mobiele dadergroepen uit Oost- en Zuidoost- Europa; (3) jeugdbendes; (4) groepen woonwagenbewoners; (5) Antilliaanse daders Tabel 1: professionele dadergroepen en doelwitten bij overvalcriminaliteit Doelwit:
objecten
Waardetransporten
andere criminelen
woning
Dadergroep: Csv's Euregio Maas- Rijn
x
Buitenlandse dadergroepen
x
x
x
Mobiele dadergroepen uit Oost- en/of Zuidoost- Europa
x
x
x
Jeugdbendes
x
Groepen woonwagenbewoners
x
Antilliaanse daders
x
Bron: Spapens & Fijnaut (2005) 2.2
Ontwikkelingen in de overvalcriminaliteit
In 2010 hebben Rovers e.a. een rapport uitgebracht over overvalcriminaliteit in Nederland.27 Uit dit onderzoeksrapport blijkt dat 40% van de overvallen plaats vindt in de detailhandel (met name supermarkten en benzinetankstations), 25% in woningen (maar sinds 2000 sterk gestegen met 80%), 14% in de horeca en 12% in de transportsector (Rovers e.a., 2010, p.245). 70% van de overvallen wordt in de eigen regio van de dader gepleegd, 25% van de overvallen heeft een bovenregionaal karakter. Ook in dit onderzoek wordt erop gewezen dat een substantieel deel van de woningovervallen te maken heeft met het criminele circuit, in het bijzonder de wietteelt (p.246). In tabel 2 worden de ontwikkelingen in overvalcriminaliteit naar termijn weergegeven.
27 In de rapportage concluderen de onderzoekers ondermeer dat de beeldvorming van overvalcriminaliteit niet altijd klopt met de werkelijkheid. Zij waarschuwen voor beleid dat bepaald wordt naar aanleiding van die verkeerde beelden. Zo bestaat het beeld dat de zogenaamde hit&run overvallen27 sterk zijn toegenomen. Het onderzoek laat zien dat het aandeel hit& run overvallen de laatste 10 jaar niet substantieel veranderd is, maar al jaren verantwoordelijk is voor circa tweederde van het totaal aantal overvallen. Ook bestaat het beeld dat overvalcriminaliteit een instapdelict is geworden. De onderzoekers ontdekte daarentegen juist een omgekeerde trend. De overvaller is gemiddeld al dertien keer gearresteerd voor andere vergrijpen voordat hij of zij de overval pleegt.
30
Tabel 2
Bron: Rovers e.a. (2010) 28
Rovers e.a. concluderen met voorzichtigheid dat het bij verdachten van overvalcriminaliteit gaat om jonge mannen tussen de 20 en 35 jaar (54%). Gemiddeld is 31% van de verdachten 20 jaar of jonger. Het percentage getinte daders is gemiddeld 39%, het percentage negroïde daders 31% en het percentage autochtone daders 28%. Echter een belangrijk aantal overvallen wordt gepleegd door etnisch gemengde groepen. De daders zijn doorgaans goede bekenden van de politie. Zij hebben dus al verschillende antecedenten op de naam staan voordat ze in beeld komen voor overvalcriminaliteit (p.246). In tabel 3 worden de veranderingen in de populatie van overvallers beknopt weergegeven. Het onderzoek 'Wazzzuuup?!' betreft een (strategisch) criminaliteit- en veiligheidsbeeld over jongeren in de politieregio Midden- en West Brabant. Uit dit onderzoek blijkt dat bij overvallen een piek te zien is in de leeftijdscategorie 17 tot en met 21 jaar en er dus sprake is van een grote vertegenwoordiging jeugdige en jongvolwassen verdachten (Wazzzuuup?!, 2011).
28 Als gevolg van het lage ophelderings- en veroordelingspercentage blijven de daders voor een groot deel onbekend bij politie en justitie, en dus ook de wetenschap. Het is dus een gok om iets te kunnen zeggen over de populatie overvallers.
31
Tabel 3
Bron: Rovers e.a. (2010) 3.
Voertuigcriminaliteit
3.1 Dadertypen en modus operandi Spapens en Fijnaut (2005) maken in het onderzoek 'De problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiële, justitiële en bestuurlijke samenwerking' onderscheid tussen georganiseerde (transnationaal opererende) dadergroepen en regionaal opererende daders. Regionaal opererende daders: (1) Veelplegers (verslaafden/ regelmatige gebruikers van harddrugs) - actief in directe woonomgeving - maken zich ook schuldig aan andere vermogensdelicten (2) Relatief jonge daders die dikwijls deel uitmaken van overlastgevende/ criminele jeugdgroepen - benutten de voertuigen meestal voor joyriding - richten zich op oudere modellen die makkelijk te kraken zijn - vaak lokaal actief (3) Dadergroepen - stelen het voertuig om te gebruiken voor een andere delict, bijvoorbeeld een overval - laten het voertuig na het misdrijf ergens achter of steken het in brand om de sporen uit te wissen Georganiseerde (transnationaal opererende) dadergroepen: (4) Autochtone dadergroepen en mobiele groepen uit Oost- en Zuidoost-Europa - ontvreemden op professionele wijze voertuigen op de openbare weg (klassieke voertuigdiefstal, zonder geweld). Maken daarbij gebruik van technische hulpmiddelen om alarmsystemen en dergelijke uit te schakelen - Meer recent nemen carjacking, homejacking en garagediefstal toe. Dit wordt verklaard door het feit dat er steeds meer maatregelen worden getroffen om autodiefstal vanaf de openbare weg te voorkomen. - Na de diefstal wordt de auto vaak ‘koud’ gezet waarna de auto wordt omgekat of gestript. Bij omkatten worden de registratiegegevens aangepast of vervangen. Bij strippen wordt de auto uit elkaar gehaald en in onderdelen naar het buitenland vervoerd. - Na het omkatten wordt het voertuig voorzien van nieuwe boorddocumenten. Hierbij kunnen diverse methodieken onderscheiden worden. Zo worden elders ontvreemde autopapieren aangepast aan de gegevens van gestolen voertuigen. Ook worden boorddocumenten van voertuigen die naar een herstelbedrijf worden gebracht gebruikt om de auto te voorzien van een legitieme identiteit.
32
Spapens en Fijnaut constateren dat in de afgelopen jaren de georganiseerde diefstal van personenvoertuigen gerelateerd aan Oost-Europese dadergroepen toeneemt (Fijnaut en Spapens, 2005, p.100). Uit het onderzoek blijkt dat er nauwe banden bestaan tussen de legale autobranche en dadergroepen die zich met voertuigcriminaliteit bezig houden. ‘(Kleine) eenmansbedrijven leveren de ruimte waar voertuigen tijdelijk kunnen worden opgeslagen, zij zijn behulpzaam bij het strippen of omkatten van voertuigen, of zij zijn betrokken bij het leveren van valse boorddocumenten’. ‘Deze praktijken lenen zich uitstekend voor een bestuurlijke aanpak’ (Fijnaut en Spapens, 2005, p. 109). In het onderzoek ‘Georganiseerde autodiefstal – kenmerken en achtergronden van een illegale branche in beeld gebracht’ onderscheiden de onderzoekers vier centrale processen in de keten van georganiseerde autodiefstal. Schema: centrale processen binnen georganiseerde autodiefstal
Bron: ‘Georganiseerde autodiefstal – kenmerken en achtergronden van een illegale branche in beeld gebracht’ Bij de verwerving gaat het om de diefstal van auto’s. Het proces kent drie verschijningsvormen, te weten: autodiefstal bij of van bedrijven, autodiefstal voorafgegaan door woninginbraak en overige autodiefstal. Bij de verwerking wordt de auto van zijn identiteit ontdaan. De auto wordt gestript, omgekat of krijgt een nieuwe papieren identiteit door valse papieren ( klonen). In het proces bemiddeling worden vraag en aanbod op elkaar afgestemd. In het proces afname vindt de transfer plaats van de gestolen auto of de gestolen onderdelen richting een nieuwe eigenaar (Ferwerda e.a. 2005, p.103). Gelet op de afzetmarkt, werkwijze en organisatie kan een onderscheid gemaakt worden in groepen met een nationale oriëntatie en groepen met een internationale oriëntatie. Nationaal georiënteerde groepen maken zich naast autodiefstal ook schuldig aan andere vormen van vermogenscriminaliteit, waaronder diefstal, heling, en het bezit van wietplantages. Bij internationaal georiënteerde groepen is dit soms het geval. 'Nederland is interessant voor georganiseerde autodiefstal. Met name de transitfunctie van ons land valt daarbij op (Ferwerda e.a. 2005, p.122). Onderdelen en auto's gaan vaak via de Nederlandse havens naar het buitenland, waarbij relatief veel auto's richting Afrika vertrekken. 'Kenmerkend voor de georganiseerde autodiefstal is de verwevenheid met de legale autobranche. In meer dan de helft van de bestudeerde opsporingsonderzoeken is een relatie te leggen met legale bedrijven als sloperijen, garagebedrijven en shredderbedrijven'. (Ferwerda e.a. 2005, p.122) Bij de georganiseerde autodiefstal kan een keten van functies onderscheiden worden. Het betreft: stelers, transporteurs/koeriers, omkatters, strippers, shredders, makelaars /helers, inpakkers/stashers, documentvervalsers, sleutelleveranciers en opdrachtgevers c.q. afnemers. Het aantal te onderscheiden functies varieert per criminele groep. Bij diefstal voor onderdelen is er meestal sprake van (relatief kleine) nationaal of regionaal opererende groepen met een beperkt aantal functiegroepen. 'Naast de stelers c.q. transporteurs spelen sloperijen en shredderbedrijven een rol bij deze vorm van georganiseerde autodiefstal. Met name personen binnen (malafide)
33
demontagebedrijven of sloperijen zijn te typeren als knooppuntverdachten: personen die zorgen c.q. regisseren dat vraag en aanbod met elkaar in verband worden gebracht'. (Ferwerda e.a.2005, p.122). De internationaal georiënteerde groepen stelen met name complete auto's, hier vinden we dan ook meer functies terug. Bij beide groepen is sprake van samenwerking in wisselende verbanden (ook met andere criminele groepen). Als een bepaalde functiegroep (bijvoorbeeld de stelers) wordt ontmanteld door de politie, dan is er meestal weer snel sprake van vervanging. 'Een uitgevoerde analyse naar relaties tussen de verschillende opsporingsonderzoeken wijst in de richting van het bestaan van criminele netwerken waarbij bepaalde personen met specifieke functies als knooppunten tussen meerdere criminele samenwerkingsverbanden fungeren. Met name makelaars en helers, maar ook stelers blijken in belangrijke mate de verbindende personen te zijn'. (Ferwerda e.a.2005, p.122). 4.
Heling
4.1
Dadertypen
In de literatuur wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen particuliere en commerciële helers. In het onderzoek ‘Helingpraktijken onder de loep’ hanteren de onderzoekers een driedeling. Naast het onderscheid naar particulieren (individuele helers) en reguliere handelsondernemingen (commerciële helers) zien de onderzoekers een derde type heler: het criminele samenwerkingsverband. Individuele helers Binnen het eerste type heler kunnen enkele profielen worden onderscheiden. Het eerste profiel is omschreven als ‘stelende helers en helende stelers’. Het betreft helers die deel uitmaken van het diefstalcircuit. “Binnen dit profiel zijn twee groepen opvallend: jongeren en harddrugsverslaafde veelplegers. Het lijkt erop dat de leeftijd waarop jongeren beginnen met heling jonger wordt. Uit de registratiegegevens blijkt dat zeventien jaar de meest voorkomende leeftijd is” (Van de Mheen & Grüter (red.), 2007). Het tweede profiel betreft gewoontehelers en handelaren. “Het betreft professionele helers die echter (nog) niet tot het ‘harde’ criminele circuit behoren. Hieronder vallen opkopers en handelaren die heling als een dagelijkse praktijk zien. Daarnaast zijn hier veel helers die opereren binnen het drugscircuit. Deze rol wordt echter zelden vervuld door de verslaafde veelplegers. Het derde profiel betreft de handlangers, stromannen en ondersteuners. “Het gaat dan niet om de helers zelf, maar zij die het helingproces faciliteren”( Van de Mheen & Grüter (red.), 2007). Reguliere handelsondernemingen Het tweede type omvat reguliere handelsondernemingen die als heler optreden. De onderzoekers treffen hierbij zowel detail- als tussenhandelaren aan. Het gaat daarbij om kleine, lokaal opererende ondernemingen, maar ook om middelgrote en grote ondernemingen. Criminele samenwerkingsverbanden Het derde type helers is dat van de criminele samenwerkingsverbanden. “Deze zijn in tegenstelling tot reguliere handelsondernemingen primair gericht op het verkrijgen van geldelijk gewin via illegale activiteiten” (Van de Mheen & Grüter, 2007). 4.2
Modus operandi verschillende typen helers
In zijn algemeenheid geldt dat hoe kleiner de schaal is (type individuele heler) “hoe korter de lijnen, hoe lokaler en informeler de afzetmarkt, hoe minder gespecialiseerd, hoe meer aanbod gestuurd (aanbod stelers stuurt helers) en hoe minder afscherming van illegale activiteiten". Ook binnen de grootschalige heling zijn de lijnen soms opvallend kort. “Zo blijken grote partijen gestolen goederen soms in zeer korte tijd op de reguliere markt verkrijgbaar. Heling in georganiseerd verband lijkt meer vraag gestuurd (vraag van helers stuurt de stelers). De afzetmarkt is vaker nationaal (in tegenstelling tot lokaal) of internationaal” (Van de Mheen & Grüter (red.), 2007). Bij grootschalig diefstal, zoals het stelen van een container of een geladen vrachtauto, worden de goederen in de regel afgezet bij een grote heler. Deze verdeelt de goederen in kleinere partijen en sluist deze door naar
34
kleinere helers. Indien het kleinschalige diefstal betreft worden de goederen meestal rechtstreeks afgezet aan de gebruiker of doorverkocht aan een tussenhandelaar. 4.3
Helingobjecten
In HKS wordt vastgelegd om welke goederen het gaat bij de geregistreerde helingzaken. Dit leverde in het onderzoek ‘helingpraktijken onder de loep’ het volgende beeld op. Tabel 4: Categorieën van helinggoederen Aantal
Percentage goederen
Voertuig; vaartuig
11.112
32%
Hifi; computer; foto
7.642
22%
Geld; waardepapieren
4.298
12%
kleding
3.511
10%
Sieraden
1.693
5%
Materialen; gereedschappen
1.562
4%
Identiteitspapieren
1.456
4%
Genotmiddelen; voeding
1.094
3%
Overig
2.768
8%
Totaal
35.136
100%
Bron Van de Mheen & Grüter (red.), 2007 Ongeveer de helft van de goederen heeft betrekking op (brom)fietsen, auto’s en geld). “Van de resterende goederen blijkt consumentenelektronica – hifi-, computer-, en fotoapparatuur – met stip het meest gewilde helingobject; althans op basis van de geregistreerde helingwaar” (Van de Mheen & Grüter (red.), 2007). 4.4
Helinglocaties
Via de zwarte markt (bijvoorbeeld de Beverwijkse Bazaar) en het internet worden goederen geheeld. Maar ook de fysieke uitwisseling van goederen binnen de particuliere handel en tussenhandel worden veelvuldig genoemd. Ook de reguliere detailhandel vormt een aanzienlijke afzetmarkt. In HKS29 wordt vastgelegd waar het delict zich heeft afgespeeld. Dit levert het volgende beeld op.
Daarbij wordt opgemerkt dat de geregistreerde criminaliteit slechts het topje van de ijsberg is en daarmee een vertekend beeld kan genereren.
29
35
Tabel 5: helinglocaties Aantal
Percentage goederen
Openbare ruimte
12.984
52%
Privéadressen
6.224
25%
bedrijven
2.252
10%
Winkels
2.051
8%
Scholen
558
2%
Horecagelegenheden
491
2%
Recreatieve gelegenheden
474
2%
Overig
152
1%
Totaal
25.186
100%
Bron Van de Mheen & Grüter (red.), 2007 Ruim de helft van alle helingzaken speelt zich af in de openbare ruimte (hieronder vallen ook de rommel- en zwarte markten), gevolgd door privéadressen (25%). “Helers zelf noemen de school als een belangrijke helinglocatie. Hoewel dit laatste niet direct blijkt uit de registratiegegevens waaruit blijkt dat slechts 3% van de heling op scholen plaatsvindt, zijn de verhalen van helers zelf hierbij veelzeggender: veel kleinere helingfeiten ‘beginnen’ hier en komen nog niet in de politieregistraties terecht” (Van de Mheen & Grüter, 2007). 5
Mensenhandel
5.1
Indicatoren
Meervoudige afhankelijkheid •
•
De werkgever/exploitant regelt ook huisvesting, kleding, vervoer - Niet zelf de reis, visa, etc. hebben geregeld - Beschikken over een vals of vervalst paspoort - Illegaal verblijvend/werkend in Nederland - Angst voor bijvoorbeeld uitzetting, mishandeling etc. - Ontbreken van eigen woonruimte in Nederland - Overnachten op de werkplek - Onbekendheid met het eigen werkadres - In sociaal isolement gebracht door werkgever of exploitant Het slachtoffer heeft schulden - Er is sprake van schuldopbouw bij derden (bijvoorbeeld exploitant of souteneur) - De exploitant of souteneur heeft een overnamebedrag betaald.
36
Een sterke inperking van de basisvrijheden van de betrokkene •
• •
Het slachtoffer kan of mag geen contact hebben met de buitenwereld - Het onthouden van medische hulp. - Slachtoffer heeft geen zelfstandige bewegingsvrijheid Het slachtoffer heeft geen beschikking over eigen identiteitspapieren Het slachtoffer heeft geen beschikking over de eigen verdiensten - Niet vrijelijk kunnen beschikken over de eigen verdiensten. - Onredelijk hoge afdracht van de inkomsten (onredelijk naar tijd en plaats beoordeeld)
Het werken of verlenen van diensten onder zeer slechte omstandigheden • • • • • • • • • • • •
Het slachtoffer ontvangt een ongebruikelijk laag loon in vergelijking met de markt Het slachtoffer werkt onder gevaarlijke omstandigheden Het slachtoffer maakt uitzonderlijk lange werkdagen of werkweken Onder alle omstandigheden en buitenproportioneel lang werken Chantage of bedreiging van familie Er is sprake van mensensmokkel van alleenstaande vrouwen. De combinatie: niet EU, huwelijk of verblijf bij partner en kort nadien werken in de prostitutie Relatie met personen met relevante antecedenten of locaties die geassocieerd worden met mensenhandel Is afkomstig uit een bronland Verplichting om een minimum bedrag per dag te verdienen Slaafse houding ten opzichte van exploitant of souteneur Gebouwen met camera’s (ook intern); schuilplaatsen, fake-inrichting, bodyguards etc.
Aantasting van de lichamelijke integriteit van de betrokkene • • • • • •
Het afstaan van organen Onvrijwillig tewerkgesteld in de prostitutie Bedreigd of geconfronteerd met geweld Dreiging met of daadwerkelijke toepassing van geweld, het dragen van sporen van lichamelijke mishandeling Kenmerken die duiden op afhankelijkheid van de exploitant/souteneur (bijvoorbeeld tatoeages of voodoomateriaal) Onder dwang (bepaalde) seksuele handelingen moeten verrichten
De uitbuiting is niet incidenteel, maar er is sprake van een patroon of een in enigerlei mate georganiseerd verband • •
Tips van betrouwbaar geachte bekende derden (gewicht afhankelijk van informatie) Het afwisselend op verschillende plaatsen werken
Bron: OM (2011)
37
5.2
Dadertypen 30
Mensenhandel in de Amsterdamse raamprostitutie 2006-2010:
“In de twaalf opsporingsonderzoeken komen 70 verdachten naar voren. De meeste verdachten zijn man, in drie opsporingsonderzoeken zien we ook vrouwelijke verdachten. De leeftijd van de verdachten in de door ons bestudeerde politiedossiers varieert van 18 tot 58 jaar. De gemiddelde leeftijd is 30 jaar. Het merendeel van de verdachten is geboren in Turkije, Hongarije, Nederland en Duitsland.” (Verhoeven, van Gestel & de Jong, 2011, p.13). 31
Mensenhandel in Nederland (incl. ‘overige uitbuiting’) 2000-2009:
Geslacht: • Gemiddeld is in de periode 2000-2008 80% van de verdachten en 82% van de veroordeelden van het mannelijke geslacht. Leeftijd: • In de periode 2000-2008 is zowel bij de verdachten als de veroordeelden, meer dan de helft jonger dan 31 jaar (inclusief gemiddeld 4% minderjarigen, in 2008 6%). Herkomst land: • De top 5 geboortelanden van de verdachten bestaat uit Nederland, Turkije, Bulgarije, Roemenië en Marokko. Bij de veroordeelden is sprake van dezelfde geboortelanden, alleen staat Bulgarije voor Turkije in de ranglijst. Bron: Nationaal Rapporteur mensenhandel (2010, p.139) 5.2
Slachtoffers
Mensenhandel in de Amsterdamse raamprostitutie 2006-2010:32 “In de twaalf opsporingsonderzoeken komen 76 slachtoffers voor. De slachtoffers zijn allen vrouw. De leeftijd van slachtoffers ten tijde van het opsporingsonderzoek loopt uiteen van 17 tot 35 jaar. De gemiddelde leeftijd van deze vrouwen is 23 jaar. Het zijn vooral twintigers (54), maar ook adolescenten (15) en dertigers (7). Ongeveer een derde van de vrouwen is 21 jaar of jonger op het moment dat ze in het opsporingsonderzoek in beeld komen. Van een deel van de vrouwen is het geboorteland onbekend gebleven. De meeste vrouwen zijn in Nederland geboren. In drie opsporingsonderzoeken komen we enkel Hongaarse vrouwen tegen. Andere geboortelanden van slachtoffers zijn Roemenië en Duitsland en een enkele keer Polen, Thailand, Frankrijk, Kazachstan, Litouwen, België en de Nederlandse Antillen. Verschillende slachtoffers hebben al eerder in de prostitutie gewerkt voordat ze in het bestudeerde onderzoek slachtoffer zijn worden.” (Verhoeven, van Gestel & de Jong, 2011, p.13).
30 Dit onderzoek gaat over mensenhandel in de raamprostitutiebranche van het Amsterdamse Wallengebied. De bevindingen zijn gebaseerd op strafdossiers van twaalf opsporingsonderzoeken naar mensenhandel die de politie in de periode 2006-2010 heeft uitgevoerd en die zich afspeelden op de Amsterdamse Wallen. Het onderzoek beperkt zich tot informatie die verzameld is door opsporingsdiensten. Voor de beschrijving van het fenomeen mensenhandel betekent dit dat alleen de informatie is gebruikt die door opsporingsdiensten zichtbaar is gemaakt. (Verhoeven, van Gestel & de Jong, 2011, p.12) 31 Dit zijn gegevens over verdachten van het delict mensenhandel en de personen die hiervoor zijn veroordeeld in Nederland. Dat wil zeggen, de bij het Openbaar Ministerie (OM) ingeschreven verdachten van mensenhandel en de in eerste aanleg of hoger beroep voor mensenhandel veroordeelde personen (BNRM, 2010, p.120). De gepresenteerde data betreft mogelijk niet alle verdachten van en veroordeelden voor een mensenhandelfeit. Het komt namelijk incidenteel voor dat bij meerdere ten laste gelegde feiten alleen het eerste feit in OM-data wordt geregistreerd. Daarnaast is OM-data niet up to date en daarom vaak incompleet. (Nationaal Rapporteur mensenhandel, 2010, p.121). 32 Zie voetnoot 2
38
Mensenhandel in Nederland (incl. ‘overige uitbuiting’) 2000-2009:
33
Geslacht: • In 2009 is 15% van de gemelde slachtoffers van het mannelijke geslacht (ten opzichte van 5-7% in de periode 2006-2008). Deze toename is deels te verklaren door het grote aantal mannen dat op de aspergekwekerij in Someren is aangetroffen. Leeftijd: • Bijna 40% van alle gemelde slachtoffers in het afgelopen decennium is tussen de 18 en 23 jaar oud en 15% is minderjarig. Het aandeel minderjarigen in 2009 (12%) is lager dan in de drie voorgaande jaren (tussen de 18% en 28%). Nationaliteit: • Nederlandse slachtoffers zijn in de periode 2000-2009 het meest gemeld. Op de tweede plaats staat de Nigeriaanse nationaliteit, gevolgd door twee Oost-Europese nationaliteiten (Bulgaarse en Roemeense). Slachtoffers met de Chinese nationaliteit maken de top 5 compleet. • De top 5 van nationaliteiten van gemelde minderjarige slachtoffers over de periode 2006-2009 bestaat uit de Nederlandse nationaliteit, West-Afrikaanse nationaliteiten (Nigeriaanse, Guineese en Sierra Leoonse) en de Chinese nationaliteit (op de derde plaats). Bron: Nationaal Rapporteur mensenhandel (2010, p.119) 5.3
Locaties/ risicobranches
De relatie tussen mensenhandel en prostitutie is in Nederland altijd nadrukkelijk aanwezig geweest. Al zolang het begrip mensenhandel een plaats heeft in de Nederlandse strafwetgeving, is dit met prostitutie verbonden (Nationaal Rapporteur Mensenhandel, 2010, p.30). Met de uitbreiding van de strafbaarstelling van ‘overige uitbuiting’ zijn er andersoortige branches/ locaties bijgekomen. Volgens Europees onderzoek lijkt arbeidsuitbuiting vooral plaats te vinden in sectoren waar seizoensarbeid plaatsvindt, waar lage lonen gebruikelijk zijn en waar werk is voor laagopgeleiden (Olsthoorn & Van Hees, 2011). Ook economische sectoren waar sterke concurrentie is, waar een afnemende vraag is of waar de beschikbaarheid van arbeid problematisch is, zijn meer vatbaar voor criminele invloeden (OM, 2011). “Een aantal factoren bevordert het realiseren van criminele oplossingen: lage toetredingsdrempel voor ondernemers, contante betalingen, anonimiteit van ondernemer en personeel, mobiliteit van de werkplek en samenloop met andere criminele logistieke processen.” Mensenhandel in Nederland (incl. ‘overige uitbuiting’) 2000-2009:34 Sinds 2007 is van bijna een derde deel van de gemelde slachtoffers bij CoMensha niet bekend of ze reeds zijn uitgebuit, of indien dat wel het geval is, in welke sector. Van in ieder geval een tiende deel is bekend dat ze nog niet gewerkt hebben en van minstens de helft staat vast dat ze zijn uitgebuit in de seksindustrie. In de periode 2007-2009 zijn minimaal 161 gemelde slachtoffers uitgebuit in een andere sector dan de seksindustrie, waarvan 57 (35%) in de land- en tuinbouw. Wederom is de in 2009 aangetroffen mogelijke uitbuitingssituatie op de aspergekwekerij in Someren hier de oorzaak van. Uitbuiting in huishoudelijk werk (33 slachtoffers (20%) in de periode 2007-2009) en in de horeca (19 slachtoffers (12%) in de periode 2007-2009) zijn na de land- en tuinbouw en buiten de sexindustrie, in genoemde periode (en meer gelijkmatig verdeeld over de jaren), de belangrijkste sectoren van uitbuiting. Bron: Nationaal Rapporteur mensenhandel (2010, p.120) •
33 Deze informatie is afgeleid uit de cijfers van CoMensha. CoMensha is het centrale meldpunt voor alle slachtoffers van mensenhandel in Nederland. Ieder gesignaleerd mogelijk slachtoffer in Nederland dient dan ook bij CoMensha gemeld te worden door de persoon of instantie bij wie het slachtoffer bekend is (of door het slachtoffer zelf ). Het aantal geregistreerde slachtoffers bij CoMensha zal in werkelijkheid slechts een benadering van het daadwerkelijke aantal in Nederland bekende slachtoffers betreffen. Zo is het geregistreerde aantal waarschijnlijk lager dan het daadwerkelijke aantal doordat niet alle in Nederland bekende slachtoffers bij CoMensha gemeld worden. Tegelijkertijd is het mogelijk dat niet alle bij CoMensha gemelde slachtoffers ook daadwerkelijk slachtoffer zijn, waardoor het geregistreerde aantal slachtoffers in dit opzicht ook hoger kan zijn dan het daadwerkelijke aantal in Nederland bekende slachtoffers. Er vindt immers geen formele toetsing plaats op basis van bepaalde criteria waarmee het slachtofferschap van een gemeld persoon kan worden vastgesteld. (Nationaal Rapporteur mensenhandel, 2010, pp.96- 97) 34 Zie voetnoot 5
39
Andere sectoren die aan ‘overige uitbuiting’ gerelateerd worden, zijn de uitzendbranche, de bouw, slachterijen en vleesverwerkende industrie, beroepsgoederenvervoer over de weg, taxibedrijven, confectie, bloemenveilingen, schoonmaakbranche en spreidgroepen (bezorging kranten en folders), en de handel in organen (OM, 2011). Daarnaast zijn er vrij recentelijk enkele nieuwe vormen van uitbuiting geconstateerd. In oktober 2010 heeft de Arbeidsinspectie te kennen gegeven dat zij een grootschalige actie tegen uitbuiting in de binnenvaart hebben opgezet. Tijdens eerdere controles is het vermoeden ontstaan dat uitbuiting en valsheid in 35 geschrifte in de binnenvaart structureel voorkomen. Ook recentelijk waargenomen fenomenen zijn: het gedwongen afsluiten van telefoonabonnementen en criminele uitbuiting, zoals gedwongen drugssmokkel, werk in hennepkwekerijen (Olsthoorn & Van Hees, 2011) of oplichtingspraktijken voor ‘Travellers’/ ‘Ierse 36 klusjesmannen’ .
35
Zie: http://www.hetccv.nl/nieuws/2011/10/grootschalige-actie-tegen-uitbuiting-in-binnenvaart.html Zie TROS uitzending Opgelicht?! van 7 oktober en 1 november 2011. Zie ook: http://www.opgelicht.nl/dossiers/detail/ierseklusjesmannen/ 36
40
Gebruikte literatuur per delicttype Woninginbraken Fijnaut, C.J.C.F., & A.C.M. Spapens, Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn; deel 1: de problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiele, justitiele en bestuurlijke samenwerking, Antwerpen: Intersentia 2005 Handel, C. van den, e.a., Hoe doen ze het toch? Modus Operandi Woninginbraak, eindrapportage, Amsterdam: DSP-groep 2009 López, M.J.J., Besmettelijke woninginbraken, Den Haag: RCM-advies 2010 Roosch, L, & K. Cranenburg, Wazzzuuup 2011?! Een (strategisch) criminaliteits- en veiligheidsbeeld over jongeren in de politieregio Midden en West Brabant, Politieregio Midden en West Brabant, Unit informatie & Inlichtingen afdeling Analyse 2011 Overvallen Fijnaut, C.J.C.F., & A.C.M. Spapens, Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn; deel 1: de problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiele, justitiële en bestuurlijke samenwerking, Antwerpen: Intersentia 2005 Rovers, B., M. Bruinsma, M. Jacobs, M. Jans, H. Moors, M. Siesling & C. Fijnaut. 2010. "Overvallen in Nederland; een fenomeenanalyse en evaluatie van de aanpak". Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2010 Voertuigcriminaliteit Ferwerda, H., N. Arts, E. de Bie & I. van Leiden, Georganiseerde autodiefstal, kenmerken en achtergronden van een illegale branche in beeld gebracht, Den Haag: WODC 2005 Fijnaut, C.J.C.F., & A.C.M. Spapens, Criminaliteit en rechtshandhaving in de Euregio Maas-Rijn; deel 1: de problemen van transnationale (georganiseerde) criminaliteit en de grensoverschrijdende politiele, justitiele en bestuurlijke samenwerking, Antwerpen: Intersentia 2005 Heling Mheen, D. van de & P. Grüter (red.), Helingpraktijken onder de loep: impressies van helingcircuits in Nederland, Den Haag: WODC 2007 Mensenhandel Nationaal Rapporteur Mensenhandel, Mensenhandel - 10 jaar Nationaal Rapporteur Mensenhandel in Nederland - Achtste rapportage van de nationaal rapporteur, Den Haag: BNRM 2010 Olsthoorn, L. (CCV) & O. van Hees (RIEC Noord-Holland), Handboek bestuurlijke aanpak georganiseerde criminaliteit: het instrument in de praktijk, Utrecht: Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid 2010 Verhoeven M.A, B. Van Gestel en D. de Jong, Mensenhandel in de Amsterdamse raamprostitutie, een onderzoek naar aard en opsporing van mensenhandel: Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2011
41
Bijlage 2
Matrix bestuurlijke interventies Hennepteelt/handel (m.u.v. gedoogde verkooppunten van softdrugs) Probleem
P
Doel
Gemeentelijke regierol: veiligheidsvraagstukken Een actieve, coördinerende en regisserende moeten worden opgepakt waar ze het sterkst gevoeld gemeente worden; op lokaal niveau. In de praktijk voeren sommige gemeenten te weinig de regie.
Cruciaal voor het kunnen voeren van de regie is de informatiepositie. Dit betekent dat er uitvoering gegeven moet worden aan het 'streefbeeld bestuurlijke informatiepositie. In het informatieknooppunt/integraal overleg wordt o.b.v. de beschikbare informatie afspraken gemaakt over de te in te zetten interventies door de veiligheidspartners.
De risico’s van het kweken van hennep zijn groot: kans op brand en ontploffing, kortsluiting en woonoverlast.
Bewustwording op de gevaren van de hennepteelt en de strafbaarstelling daarvan.
Bij herhaling informatie in de media geven over dat hennepkwekerijen gevaarlijk, illegaal en strafbaar zijn, hoe een hennepkwekerij kan worden herkend en dat bij een vermoeden van de aanwezigheid van een hennepkwekerij men daarvan melding maakt bij de politie.
Te beperkt informatiepositie. Door middel van Buurtpreventie(team) kunnen meer ogen en oren in de buurt georganiseerd worden.
Naast het uit te oefenen toezicht in buurt - de bewoners heb het beste zicht op wat er mis is - kan buurtpreventie de hennepteelt eerder in beeld brengen.
In samenwerking met de gemeente en de politie wordt na het analyseren van de problemen met de bewoners afspraken gemaakt over hoe zich in de buurt te gedragen en in beeld gehouden worden waar er (frequent) hennep wordt geproduceerd of andere drugsgerelateerde activiteiten plaatsvinden.
Exploitanten van Growshops faciliteren de hennepteelt en verzorgen de installatie van complete kwekerijen.
De exploitanten van growshops screenen op antecedenten en zakelijke samenwerkingsverbanden met criminelen.
Vergunningplicht (met een maximumstelsel) opnemen in de APV en de Wet Bibob toepassen. Let op: De exploitatie van een growshop wordt in de toekomst mogelijk gekwalificeerd als een voorbereidingshandeling voor de overtreding van de Opiumwet en dus strafbaar (Zie vooraankondiging Minister van Justitie en Veiligheid februari 2011).
R
E
V
E
N
T
I
E
Instrument/Aanpak
42
Veiligheidshuis Tegengaan van recidive door een persoonsgebonden aanpak van de telers, dealers en runners (bijv. top 10 hotshot benadering) en verbeteren van de informatiepositie omtrent de doelgroep.
Verminderen recidive. Vergroten informatiepositie, bijv. door maken van relatieschema's, maar ook door dwarsverbanden te leggen naar andere casusoverleggen.
Casus overleg persoonsgebonden aanpak teler, runner en dealer.
Wet Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob): voorkomen ongewenst faciliteren crimineel gedrag
Een overtreder van de Opiumwet, alsmede de persoon die gelegenheid geeft voor die overtreding moeten niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning. De wet Bibob geeft bestuursorganen een instrument ter voorkoming en bestrijding van dat crimineel gedrag.
Op de vergunningverlening in diverse wetten is de wet Bibob van toepassing. Zo is er voor de exploitatie van een horecabedrijf (nat of droog), een seksinrichting, een coffeeshop, een growshop (DHw, APV), een bouwvergunning of een milieuvergunning (Wabo) de mogelijkheid die vergunning te weigeren als de aanvrager van "slecht levensgedrag" is.
Straathandel door runners en dealers
Voorkomen middels verblijfsontzegging dat verkoop van hennep in de openbare ruimte plaatsvindt.
"De voetbalwet" of APV.
Gemeenten sluiten veelvuldig privaatrechtelijke overeenkomsten met burgers zonder te toetsen of de contractpartij wel van "goed levensgedrag" is. Ook met overtreders van de Opiumwet.
Langs privaatrechtelijke weg de teler, runner, dealer uitsluiten voor te sluiten privaatrechtelijke verbintenissen.
In de door de gemeente te sluiten privaatrechtelijke overeenkomsten de ontbindingsclausule opnemen, dat bij het gebruik voor drugsgerelateerde activiteiten van de rechten uit de overeenkomst de overeenkomst wordt ontbonden. Zorg voor een regeling voor de screening van zakenpartners.
P
R
V
E
N
T
I
E
43
Probleem R
E
P
Doel
Instrument/Aanpak
Afzonderlijke aanpak van de hennepteelt/verkoop door de ketenpartners (OM, de politie, de belastingdienst, gemeenten, woningbouwverenigingen, energiebedrijven etc.) zowel in preventieve als repressieve zin is niet zo effectief als een gebundelde aanpak.
Informatie uitwisseling en integrale aanpak middels convenanten tussen de ketenpartners.
Met de van de ketenpartners afkomstige informatie kan de hennepteler/verkoper langs strafrechtelijke, fiscale, bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke weg worden aangepakt. Voor de gemeente betekent dit: toepassen van de last onder bestuursdwang of opleggen van een last onder dwangsom.
Runners, dealers, telers die een uitkering ontvangen of hebben ontvangen.
Aanpak uitkeringsfraude.
Na constatering van de overtreding van de Opiumwet bezien of er redenen zijn de uitkering stop te zetten, dan wel de genoten uitkering terug te vorderen.
Wet Bibob: OM tip Henneptelers of verkopers die een vergunning ex DHw, APV of Wabo hebben.
Het niet faciliteren van criminele activiteiten.
Op grond van de DHw, APV, Wabo in relatie met de wet Bibob (en het Besluit Bibob) intrekking van de verleende vergunning bezien.
Hennepteelt/verkoop in en vanuit sociale huurwoning.
De hennepteler/verkoper de fysieke ruimte ontnemen.
Afspraken maken met de woningcorporaties over huisuitzetting.
Hennepteelt/verkoop in en vanuit particuliere (huur)woning.
De hennepteler/verkoper de fysieke ruimte ontnemen.
(Dreigen met) sluiting van het pand op grond van (het beleid inzake) artikel 13b Opiumwet, artikel 174a Gemeentewet, bestemmingsplan, APV, het opleggen van een preventieve last onder dwangsom. Afspraken maken met hypotheekverstrekkers en verzekeraars.
R
E
S
S
I
E
44
Hennepteelt/verkoop in en vanuit een bedrijfsgebouw of woning. R
E
P
De hennepteler/verkoper de fysieke ruimte ontnemen.
(Dreigen met) sluiting van de panden op grond van (het beleid inzake) artikel 13b Opiumwet, artikel 174a Gemeentewet, bestemmingsplan, APV, onteigening (art. 14 Woningwet), het opleggen van een preventieve last onder dwangsom. Bij voldoende financiële middelen strategische en overlastgevende panden op te kopen. Voorbeeld sluitingsregime bij verkoop en teelt ex art. 13b Opiumwet uit (sociale huur) woning: e 1 keer: Bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van twee jaren. e 2 keer: Sluiting van de woning voor de duur van 3 maanden. 3e keer: Sluiting voor de duur van zes maanden. 4e keer: Sluiting van de woning voor onbepaalde tijd ex artikel 13b Opiumwet.
45
Bijlage 3 Matrix bestuurlijke interventies woninginbraak, overvallen, voertuigcriminaliteit en heling (groeimodel) Probleem
P
Doel
Gemeentelijke regierol: veiligheidsvraagstukken Een actieve, coördinerende en regisserende moeten worden opgepakt waar ze het sterkst gevoeld gemeente. worden; op lokaal niveau. In de praktijk voeren sommige gemeenten te weinig de regie.
Cruciaal voor het kunnen voeren van de regie is de informatiepositie. Dit betekent dat er uitvoering gegeven moet worden aan het 'streefbeeld bestuurlijke informatiepositie. In de informatiestraat/integraal overleg worden o.b.v. de beschikbare informatie afspraken gemaakt over de te in te zetten interventies door de veiligheidspartners.
Kans op risicobesmetting Bij 65% van de woninginbraken (betrof een onderzoek in Alkmaar en Gouda) is sprake van risicobesmetting gedurende (1-30 dagen) .
Voorkomen van (herhaald) slachtofferschap.
Informeren van de buurt over de inbra(a)k(en) en de kans op risicobesmetting d.m.v. ‘buurtonderzoek’ of de inzet van social media.
Veiligheid Effect Rapportage (VER) Bouwprojecten worden lang niet altijd veilig ontworpen.
Het doel van de VER is ruimtelijke plannen zo veilig mogelijk te realiseren door tijdig risico’s in beeld te brengen en hiervoor alternatieve voorstellen/maatregelen te treffen.
De uitvoering van de VER betreft alle bouwfasen van een project, waarbij alle vormen van veiligheid aan bod komen: criminaliteit, hinder, overlast, verloedering, onveiligheidsgevoelens, brand, giftige stoffen, verkeersveiligheid etc. Bijvoorbeeld zorgdragen voor een goede verlichting en in plaats van lange straten hofjes creëren waar de inbreker geen andere vluchtwegen heeft dan zoals hij is gekomen.
R
E
Instrument/Aanpak
V
E
N
T
I
E
De bewoners bewust maken, dat inbraakpreventie de Politie Keurmerk Veilig Wonen(PKVW) Woningen zijn vaak inbraakgevoelig door slecht hang- beste manier is om woninginbraak tegen te gaan. en sluitwerk.
Met regelmaat de communicatiecampagne inbraakpreventie voeren. Doormiddel van het aanbrengen van dievenklauwen en inbraakbestendig hang- en sluitwerk en/of het aanbrengen alarminstallaties/camera's is het voor de inbreker aanmerkelijk moeilijker om in te breken.
46
Vuistregels Sociaal Veilig Ontwerp In de praktijk wordt de openbare ruimte niet altijd op een overzichtelijke, voorspelbare en beheersbare manier voorgegeven.
Een veilig(er) ontwerp en beheer van de openbare ruimte.
Workshops ter bevordering van deskundigheid om veiligheid als basisvereiste op te nemen in het vormgeven van de openbare ruimte.
Vergunningen en Bouw- en woningtoezicht Er worden nog te weinig preventieve maatregelen genomen door bewoners/ondernemers
Onderzoeken van de mogelijkheden om preventieve voorzieningen onderdeel te laten worden van vergunningverlening en bouwvoorschriften
Nog te ontwikkelen.
Voorlichtingscampagnes Bewoners zijn zich niet altijd bewust van het feit dat eigen gedrag slachtofferschap kan vergroten.
Via voorlichtingscampagnes bewoners stimuleren om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen bij het voorkomen van onveiligheid (o.a. voertuigcriminaliteit, woninginbraak).
Voorlichtingscampagnes, mailings. Organiseren preventiemarkt. Gericht aanschrijven van bewoners in hotspots, bewonersbijeenkomsten
In kaart brengen blackspots en treffen fysieke maatregelen/voorzieningen
Plegen criminaliteit fysiek bemoeilijken
Fysieke maatregelen: o.a. brandgangen afsluiten of verlichten, snelle vervanging defecte verlichting, plaatsen obstakels tegen ramkraken, goed verlichten afstortpunten etc.
Buurtpreventie(team) Er is beperkt capaciteit om toezicht te houden.
Het doel van een buurtpreventieproject is dat bewoners en politie er samen voor zorgen dat dieven, inbrekers minder makkelijk de kans krijgen door gericht extra toezicht door het buurtpreventieteam op straat/hotspot.
In samenwerking met de gemeente en politie kunnen afspraken met het buurtpreventieteam gemaakt worden, bijvoorbeeld over het surveilleren in de buurt, maar ook het geven van informatie aan buurtbewoners over te treffen preventieve maatregelen. Sms- alert onder buurtpreventieteam.
Heling is een cruciale schakel is voor de inbreker om de gestolen zaken te slijten.
- Bewustwording bij de burgers creëren, dat het helen van gestolen zaken een keten van (georganiseerde) criminaliteit in stand houdt. - Voorlichten van schooljeugd over de consequenties van het kopen van gestolen goederen.
- Het geven van voorlichting over heling en uitgebreide publicatie in de lokale media over de site: www.stopheling.nl en www.isditvanjou.nl - ‘voorlichting van onderop’, d.m.v. School Adoptie Plan en de Veilige school.
P
R
E
V
E
N
T
I
E
47
Algemene Plaatselijke Verordening (APV) - verbod op vervoeren inbrekerswerktuig - gruthok
Het in de APV opnemen van een verbod op het vervoeren van inbrekerswerktuig stelt de politie/boa's in de gelegenheid in de voorbereidingsfase een inbraak te verijdelen. Een gruthok artikel vergroot de controlemogelijkheden bij risicobranches.
-opname in de APV van een verbod op het vervoeren van werktuigen, kennelijk voorhanden om in te breken. - onderzoek naar haalbaarheid digitaal ‘opkoopregister’ voor risicobranches.
Gemeenten sluiten veelvuldig (privaatrechtelijke) overeenkomsten met burgers zonder te toetsen of de contractpartij wel van "goed levensgedrag" is. Zorg voor een regeling voor de screening van zakenpartners.
Ook langs privaatrechtelijke weg geen criminelen faciliteren door in de te sluiten overeenkomsten een ontbindingsclausule opnemen. (Zie ook toekomstig artikel 5a Wet Bibob inzake vastgoedtransacties)
In de door de gemeente te sluiten (privaatrechtelijke) overeenkomsten de ontbindingsclausule opnemen, dat bij constatering van criminele activiteiten (gebleken gebruik van het recht uit de overeenkomst) de overeenkomst wordt ontbonden.
P
R
E
V
E
N
Veiligheidshuis Er dient ingezet te worden op een verbetering van de kennis- en informatiepositie van politie én lokaal bestuur waar het gaat om relevante dadergroepen. Dat geldt allereerst voor de ‘zichtbare’ dadergroepen. Er is een beperkt zicht op daders of verdachten, of daders van de veelvoorkomende delicten (Stads- en regioscan, 2010).
- Verminderen van recidive - voorkomen van plegen van eerste strafbare feit - adequate slachtofferzorg
T
I
E
Wet Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (wet Bibob). Kent de gemeente de achtergrond van de persoon die wordt gefaciliteerd met een of meer vergunningen?
De wet Bibob geeft bestuursorganen een instrument ter voorkoming en bestrijding van (georganiseerde) criminaliteit.
De casus overleggen in de Veiligheidshuizen richten zich ondermeer op individuele aanpak van specifieke daders: veelplegers, verslaafden(zorg), jeugd(groepen). Daarbij zou ook gedacht kunnen worden aan een casusoverleg overvallen/inbraken (hotshotbenadering). Informatie vanuit PIX zou structureel ontsloten moeten worden naar de lokale informatiestraat (en vice versa), waardoor relaties tussen individuen/jeugdgroepen, thema’s als overvallen en woninginbraken en hotspots, gelegd kunnen worden. Op de vergunningverlening in diverse wetten is de wet Bibob van toepassing. Zo is er voor de exploitatie van een horecabedrijf (nat of droog), een seksinrichting, een coffeeshop, een growshop (DHw, APV), een bouwvergunning of een milieuvergunning (Wabo) de mogelijkheid die vergunning te weigeren als de aanvrager van "slecht levensgedrag" is.
48
"Safety Spot" Aan geldautomaten gerelateerde criminaliteit.
Doel van de "Safety" Spot is het tegengaan van aan geldautomaat gerelateerde criminaliteit zoals: Skimmen van passen, Pinnen onder bedreiging, Straatroof/zakkenrollen naar aanleiding van shoulderen bij gebruik geldautomaat.
Een gele halve cirkel (2.20 m breed en 1.20 m diep) aanbrengen recht voor de geldautomaat waarbinnen de gebruiker zijn privacy kan beschermen en waarop een grotere sociale controle vanuit de directe omgeving rust.
Samenwerking publiek-privaat ‘overvallen’
Met een integrale aanpak van preventie en repressie, waarbij publieke partijen samenwerken met brancheorganisaties en particuliere ondernemingen de overvallen te verminderen.
Integrale aanpak onder regie van de gemeente. Naast de regierol heeft de gemeente een uitvoerende taak. Bijvoorbeeld: - organiseren ondernemersbijeenkomsten - ondernemingen te informeren over landelijke en lokale subsidiemogelijkheden. - Cameratoezicht op bedrijventerreinen (hotspots) - Veiligheid Effect Rapportage -Keurmerk Veilig Ondernemen, etc.
Bij de diefstal van motorvoertuigen is de aandacht van de daders mede gericht op het verkrijgen van de sleutels van de voertuigen, met als gevolg steeds meer woninginbraken.
Het voorkomen van diefstal van het motorvoertuig.
Campagne voeren met bijvoorbeeld de slogan "Let op uw sleutels!"
Gemiddeld wordt in Nederland iedere twee minuten een motorvoertuig opengebroken
Het voorkomen van diefstal uit het motorvoertuig.
Het inzetten van lokauto's en d.m.v. flyers, en dergelijke waarschuwen dat uit het zicht leggen niet voldoende is.
Verbond van Verzekeraars - terugdringen van valse aangifte - activeren om preventieve maatregelen te treffen
Maken afspraken om valse aangifte terug te dringen en stellen van aanvullende voorwaarden bij inboedelverzekering
PKVW kan een aanvullende voorwaarde zijn om bewoners te activeren maatregelen te treffen.
Informatiestraat/integraal overleg
Doel informatiestaat: daling van het aantal woninginbraken, overvallen, voertuigcriminaliteit en aanpak verwevenheid met criminele samenwerkingsverbanden.
Monitoren, onafgebroken analyse (op verdachte, netwerk en domein), informatie uitwisseling en integrale aanpak door de samenwerkende partners.
P
R
E
V
E
N
T
I
E
49
Probleem
Doel
Instrument/Aanpak
Overlastgevende/criminele jeugdgroepen die woninginbraken of overvallen plegen.
Doorbreken van de criminele structuur
De individuele (Veiligheidshuis) en groepsgerichte aanpak (Lokale aanpak) van jeugdgroepen
Criminaliteit in hotspots
Terugdringen van criminaliteit op specifieken plaatsen en tijden.
Toepassing van de "Voetbalwet" (art. 172 a (en b) Gemeentewet): - gebiedsverbod - groepsverbod
R
E - Aanwijzen van gebied als veiligheidsrisicogebied: op hotspots en hottimes preventief fouilleeracties - Het inzetten van (mobiel) cameratoezicht op de hotspots (artikel 151c Gemeentewet). Bijv. Incidentgestuurd intelligent collectief cameratoezicht (IICC): reageert op bewegingen.
P
R
E
Vergunningen/wet Bibob Criminelen of gelegenheidsbieders die vergunning ex DHw, APV of Wabo aanvragen of al hebben gekregen.
Het niet faciliteren met vergunningen van personen met crimineel gedrag of personen die zakelijke samenwerkingsverbanden hebben met criminelen.
Op grond van de DHw, APV, Wabo in relatie met de wet Bibob bezien op weigering of intrekking van de vergunning (bijv. horecagelegenheid waar geheeld wordt).
Regelmatig bezien vergunningen Veelal wordt een vergunning verleend zonder dat het bevoegd orgaan deze periodiek gecontroleerd (actueel en accuraat?).
De feitelijke toestand in overeenstemming brengen met de regelgeving.
Een vergunning in de zin van artikel 3 DHw kan ondermeer geweigerd of ingetrokken indien door de exploitant niet wordt voldaan aan de algemene zedelijkheidseisen en/of de eisen zoals die zijn gesteld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999 (niet van slecht levensgedrag zijn).
S
S
I
E
50
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent vier bestuursrechtelijke maatregelen. Welke toe te passen?
Kennis over bestuursrechtelijke maatregelen vergroten.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) kent vier bestuursrechtelijke maatregelen: de last onder bestuursdwang, de last onder dwangsom, bestuurlijke boete en intrekking begunstigende beschikking. Daarnaast is het voor gemeenten mogelijk de bestuurlijke strafbeschikking toe te passen. Aan de mogelijkheden om deze sancties toe te passen, liggen verschillende wetten ten grondslag. Onder andere de DHw, APV, Wabo (deze in relatie met de wet Bibob). De toepassing van de afzonderlijke maatregel hangt af van de te handhaven criminele praktijk.
Overvallers, inbrekers, helers, die een uitkering ontvangen of hebben ontvangen.
Aanpak uitkeringsfraude
Na aanhouding van overvallers, inbrekers, helers bezien of er redenen zijn de uitkering stop te zetten, dan wel de genoten uitkering terug te vorderen.
R E P
51
Bijlage 4 Matrix bestuurlijke interventies witwassen (groeimodel) Probleem
Doel
Instrument/Aanpak
Traditioneel gezien wordt het bestuur pas geïnformeerd over witwaspraktijken na strafrechtelijk onderzoek.
In vroegtijdig stadium bekend zijn met risicovol vastgoed om tijdig en alert te kunnen reageren als veiligheidspartners.
Met de gemeente in de regierol en in samenwerking met de ketenpartners (OM, politie, belastingdienst) controles uitvoeren op witwasgevoelige branches of hotspots (al dan niet gebaseerd op risico-indicatoren).
Wet Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (Wet Bibob).
De "witwasser", alsmede de personen die als medeplichtige zijn te kwalificeren, komen niet in aanmerking voor vergunningen.
De tipfunctie van de (Bibob) OVJ kan hier een rol belangrijke rol spelen, alsmede de controle op witwaspraktijken door de belastingdienst. Op de vergunningverlening in diverse wetten is de wet Bibob van toepassing. Zo is er voor de exploitatie van horecabedrijven(nat of droog), seksinrichtingen, gokhallen, coffeeshops, growshops (DHw, APV), bouwvergunningen of milieuvergunningen (Wabo) de mogelijkheid die vergunning te weigeren of eenmaal verleende vergunningen in te trekken als de aanvrager van "slecht levensgedrag" is.
Complexiteit van de materie.
Voorlichting over het thema.
Bekendheid met de diverse witwasconstructies kan een beter inzicht verschaffen bij de beoordeling van bibobaanvragen.
Buurtpreventie, Boa's en Buco's. Als geen of vrijwel geen activiteiten plaatsvinden in een (bedrijfs)pand wordt lang niet altijd opvolging gegeven aan dergelijke meldingen (straatinformatie).
Het structureel in beeld brengen van signalen van mogelijke witwaspraktijken door buurtbewoners.
Aan de hand van verkregen straatinformatie van het buurtpreventie team - ook van de boa's en buco's - kan door de gemeente, de politie en de belastingdienst op panden nader onderzoek worden ingesteld.
"Witwassers (ondermeer patsers)", die een uitkering ontvangen of hebben ontvangen.
aanpak uitkeringsfraude en "Ontpatsering"
Stop zetten van de uitkering, dan wel de genoten uitkering terug vorderen. Patseraanpak.
52
(Potentiële) slachtoffers bij zogenaamde ABC constructies, maar ook bij jeugdigen die tijdelijk hun bankrekeningnummer (met pincode!) tegen een aantrekkelijke betaling ter beschikking stellen aan criminelen die via hun rekening witwassen.
Voorkomen dat burgers slachtoffer worden van witwaspraktijken.
Het onder regie van de gemeente met de ketenpartners geven van voorlichting over witwaspraktijken in de lokale media en op scholen.
Gemeenten sluiten veelvuldig privaatrechtelijke overeenkomsten met burgers zonder te toetsen of de contractpartij wel van "goed levensgedrag" is.
Langs privaatrechtelijke weg de "witwasser" uitsluiten voor privaatrechtelijke verbintenissen met de gemeente.
In de door de gemeente te sluiten privaatrechtelijke overeenkomsten de ontbindingsclausule opnemen, dat bij het gebruik voor witwaspraktijken of ander criminele handelingen de overeenkomst wordt ontbonden. Zorg voor een regeling voor de screening van zakenpartners. Plaats fraude plegende bedrijven op een zwarte lijst en sluit ze uit van overheidsopdrachten (zie bijvoorbeeld het Bureau Screening- en Bewakingsaanpak van de gemeente Amsterdam).
Bij vastgoed en hypotheekfraude is een groot aantal personen betrokken: koper, verkoper, taxateur, tussenpersonen, makelaars, hypothecaire financiers, notarissen etc. Met deze personen/branches is afstemming noodzakelijk om witwaspraktijken te kunnen aanpakken en tegenhouden.
Witwaspraktijken aanpakken.
Met als basis convenanten met publieke en private partijen kan onder regie van de gemeenten informatie uitwisseling plaatsvinden om frauduleuze handelingen in onroerend goed in beeld te brengen en op strafrechtelijk, bestuursrechtelijk, fiscale of privaatrechtelijke weg de fraude aan te pakken. Middels convenanten kunnen ook afspraken gemaakt worden met private partijen: bijv. met hypotheekverstrekkers. Deze zou naar aanleiding van verkregen informatie op grond van een ontbindingsclausule de hypotheek kunnen ontbinden. Dit laatste ook onder de invloed van de Nederlandse Hypotheek Garantie (NHG) van de overheid als vangnet.
53
De diverse brancheorganisatie kennen ook (interne)regelgeving om witwassen tegen te gaan: Toezicht/ Meldingsplicht/Maatregel, waaronder royement Een aantal van hen werkt ook met certificering eventueel gekoppeld aan een vergunningstelsel. Daarnaast kunnen afspraken worden gemaakt over het vergroten van het bewustzijn van witwassen door communicatie (opleidingen, publicaties in vakbladen) en het informeren over risico's (bv aantasting imago) van een "foute" klantenkring.
54
Bijlage 5 Matrix bestuurlijke interventies Mensenhandel Probleem
Doel
Gemeenten voeren te weinig de regie. Veiligheidsvraagstukken moeten worden opgepakt waar ze het sterkst gevoeld worden; op lokaal niveau.
Een actieve, coördinerende en regisserende gemeente.
Cruciaal voor het kunnen voeren van de regie is de informatiepositie. Dit betekent dat er uitvoering gegeven moet worden aan het "streefbeeld bestuurlijke informatiepositie". Een belangrijke bron bij het signaleren van mensenhandel is de gemeentelijke straatkennis. O.b.v. de beschikbare informatie, kunnen afspraken worden gemaakt over de in te zetten interventies door de veiligheidspartners.
Aan mensenhandel gerelateerde straatkennis wordt niet als zodanig herkent en dus niet opgeslagen, laat staan gedeeld en ontsluitbaar gemaakt.
Verbeterde informatiepositie van gemeenten.
Medewerkers van gemeenten (handhavers, toezichthouders, inspecteurs, GBA e.d.) bewust maken van het feit dat zij een belangrijke signaalfunctie hebben t.a.v. mensenhandel. Benodigde informatie moet worden onderkend en daarna structureel worden verzameld.
(On)gewilde betrokkenheid van "derden" bij mensenhandel is groot. Vervoerders, uitzendbureaus, recreatieparken, werkgevers en de etnische gemeenschap zijn de criminele organisaties vaak indirect behulpzaam bij de uitbuiting van mensen.
Bewustwording van het gevaar betrokken te raken bij mensenhandel.
Op verschillende groepen gerichte informatiecampagnes over mensenhandel en de bijdragen die daaraan vaak ongewild worden geleverd. Etnische gemeenschap: je helpt de mensen uit je thuisland niet, maar brengt ze juist in de problemen. Vervoersector, reis- en uitzendbranche, recreatieparken: bewustwording en gevaren van mensenhandel.
Sociaaleconomisch zwakkeren worden bij mensenhandel betrokken door als katvanger op te treden.
Weerbaarder maken van de sociaaleconomisch zwakkeren tegen de criminele organisaties.
Buurt- en preventiemedewerkers moeten de sociaaleconomisch zwakkeren bewust maken van het fenomeen mensenhandel en hen wijzen op de gevaren en illegaliteit van het katvangerschap.
Recreatieparken zoals campings en bungalowparken bieden de criminele organisaties soms de mogelijkheid om illegale mensen te huisvesten.
Recreatiebedrijven de gelegenheid ontnemen om illegalen te huisvesten.
Een exploitatievergunningplicht opnemen in de gemeentelijke verordening op de verblijfsrecreatie en in de vergunning het toestaan van permanente bewoning verbieden. Preventieve controles op basis van de afgegeven exploitatievergunning.
P
R
E
V
E
N
T
I
Instrument/Aanpak
E
55
Illegale huisvesting.
Criminele organisaties de mogelijkheid ontnemen om mensen te huisvesten.
Verdachte objecten inventariseren en de controles op basis van WRO, gemeentelijk bestemmingsplan, Woningwet, Bouwverordening Bouwbesluit, Besluit brandveiligheid gebruik bouwwerken, GBA en APV intensiveren en structureren.
Geen adequate controle op nachtverblijf
Controle op nachtverblijf mogelijk maken en zo de mogelijkheden voor criminele organisatie om mensen te huisvesten te verminderen.
Opnemen van bepalingen in de APV over toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf (verplichting tot voeren van een register nachtverblijf en het verplicht stellen van het verstrekken van informatie aan exploitant door de gebruiker van het nachtverblijf).
Illegale identiteit/verblijfstatus.
De mogelijkheden om mensen uit te buiten verkleinen door te voorkomen dat ze een identiteit c.q. verblijfstatus verkrijgen die hen in staat stelt 'legaal' in Nederland te werken.
Opleidingen medewerkers GBA en afdelingen publiekszaken in het herkennen van mensenhandel gerelateerde zaken zoals valse identiteitspapieren, inschrijvingen en huwelijken.
Schijnhuwelijken.
Voorkomen dat mensen ter verkrijging van een verblijfsvergunning een schijnhuwelijk sluiten.
Etnische gemeenschap en mogelijke katvangers informeren over mensenhandel en zo hun misschien goedbedoelde medewerking daaraan, door een huwelijk met iemand uit een ander land aan te gaan, te voorkomen.
P
R
E
V
E
N
T Het weigeren van het sluiten van een huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand op grond van boek I BW en de Wet GBA.
I Uitbuiting door het verrichten van (illegale) arbeid. E
Voorkomen dat slachtoffers van mensenhandel tewerk worden gesteld bij (legale) werkgevers.
Inventariseren van, in het kader van mensenhandel, risicovolle werkgevers zoals fruittelers, kwekerijen, overslagbedrijven, horeca- en prostitutiebedrijven e.d. Risicovolle werkgevers controleren op basis van APV exploitatievergunningen, de Drank- en Horecawet, omgevingsvergunningen en in samenwerking met de SZW inspecties, de Arbowet en de Wet arbeid vreemdelingen.
56
Probleem Permanente bewoning van recreatiewoningen.
Doel De permanente bewoning stoppen en het csv de huisvestingsmogelijkheden voor de mensen die zij uitbuiten ontnemen.
R
E
E
S
S
I
E
Permanente bewoning van een recreatiewoning is op grond van de Wabo niet toegestaan. Het is een overtreding van het bestemmingsplan. Bij een overtreding kan de gemeente overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Daarnaast kan op grond van de Wet Economische Delicten ook strafvervolging plaatsvinden. Tegen de exploitant kan handhavend worden opgetreden door op basis van de verordening op de verblijfsrecreatie de op basis van diezelfde verordening verkregen vergunning in te trekken.
P
R
Instrument/Aanpak
Onrechtmatig gebruik van panden.
Het onrechtmatig gebruik van een pand stoppen en het csv de huisvestingsmogelijkheden voor de mensen die zij uitbuiten ontnemen.
Wanneer een pand in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt voor bewoning (in extreme gevallen leidend tot pensionvorming of illegale beddenverhuur), kan de gemeente handhavend optreden door het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Hetzelfde geldt wanneer in strijd wordt gehandeld met de zogenaamde verbruiksvergunning die regels stelt ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheid. In deze gevallen kan ook de vergunning worden ingetrokken. Wanneer door het onrechtmatig gebruik van een pand de openbare orde wordt verstoord, kan de burgemeester op grond van artikel 174a Gemeentewet, het pand sluiten. Wanneer een pand op grond van art. 174a Gemeentewet is gesloten, kan het bevoegd gezag op grond van artikel 14 Woningwet besluiten nemen ten aanzien van het beheer van het betreffende pand. Wanneer dit ook niet leidt tot een duurzame verbetering van de openbare orde, kan het bevoegd gezag uiteindelijk op grond van artikel 77 lid 7 van de Onteigeningswet over gaan tot onteigening.
57
Verhuur van woonruimten aan mensen die illegaal in Nederland verblijven.
De verhuur aan illegalen stoppen en het csv de huisvestingsmogelijkheden voor de mensen die zij uitbuiten ontnemen.
Wanneer de verhuur van een woning aan illegalen gepaard gaat met een verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester de woning op grond van artikel 174a Gemeentewet, sluiten. Wanneer een pand op grond van art. 174a Gemeentewet is gesloten, kan het bevoegd gezag op grond van artikel 14 Woningwet besluiten nemen ten aanzien van het beheer van het betreffende pand. Wanneer dit ook niet leidt tot een duurzame verbetering van de openbare orde, kan het bevoegd gezag uiteindelijk op grond van artikel 77 lid 7 van de Onteigeningswet over gaan tot onteigening.
R
E
P
R
E
S
Het verhuren van woonruimte aan illegalen is verboden en strafbaar gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Onrechtmatige bewoning van panden
De onrechtmatige bewoning stoppen en het csv de huisvestingsmogelijkheden voor de mensen die zij uitbuiten ontnemen.
Bewoning van een pand is onrechtmatig wanneer een woning buiten de toewijzingsregels van de gemeente aan iemand wordt verhuurd. Op grond van de Huisvestingsverordening en Huisvestingswet kan de gemeente overgaan tot het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.
S
I
E
Wanneer de onrechtmatige bewoning leidt tot verstoring van de openbare orde, kan de burgemeester op grond van artikel 174a Gemeentewet, de woning sluiten. Wanneer een pand op grond van art. 174a Gemeentewet is gesloten, kan het bevoegd gezag op grond van artikel 14 Woningwet besluiten nemen ten aanzien van het beheer van het betreffende pand. Wanneer dit ook niet leidt tot een duurzame verbetering van de openbare orde, kan het bevoegd gezag uiteindelijk op grond van artikel 77 lid 7 van de Onteigeningswet over gaan tot onteigening.
58
R
Illegale prostitutie
De uitbuiting van de illegale prostituees stoppen.
Escortcontroles en bestuurlijke rapportages naar het voorbeeld van Handhaven op Niveau (HON) bij het RIEC Rotterdam-Rijnmond.
Schijnhuwelijken
Het ongedaan maken van schijnhuwelijken
Door tussenkomst van het OM kan een schijnhuwelijk nietig worden verklaren op grond van artikel 171a BW. Medewerkers van de gemeenten spelen ten aanzien van de het signaleren en opsporen van schijnhuwelijken natuurlijk een belangrijke rol.
Illegale arbeid
De uitbuiting van mensen, door hen illegaal tewerk te stellen, stoppen.
Gemeentelijke inspanningen ter handhaving van afgegeven omgevingsvergunningen, Drank- en Horecawetvergunningen, en APV exploitatievergunningen kunnen aanhaken bij de uitvoering van het Handhavingsprogramma 2011-2014 van het ministerie van SZW die op grond van de Wet arbeid vreemdelingen inspecteren en handhaven. De controleurs en handhavers van de gemeente zouden met de indicatoren van mensenhandel in hun achterhoofd hun controlerende en repressieve werkzaamheden moeten uitvoeren. Zij kunnen op die manier bijdragen aan gerichte acties door de Arbeidsinspectie, de SIOD en het UWV die op basis van het door de staatssecretaris geformuleerde beleid intensief samenwerken bij het tegengaan van de uitbuiting van mensen.
E P R E S S I E
59