Criminele Marokkaanse jongens: het waait niet over ERIC BERVOETS EN EDWARD VAN DER TORRE
[1]
Er zijn in korte tijd twee vlot geschreven boeken verschenen over de criminaliteit en overlast van Marokkaanse jongens. Deze problematiek waait bepaald niet vanzelf over, zoveel is wel duidelijk na het lezen van de twee boeken. De auteurs hebben met elkaar gemeen dat ze afstand nemen van eenzijdige verklaringen en beleidsstrategieën die zich als het ware ontfermen over criminele Marokkaanse jongens en die proberen deze criminaliteit te verminderen door hun leefomstandigheden te verbeteren. Jurgens is het hardst: het heeft geen zin jongeren nog maar eens een kans te geven als ze zelf systematisch verkeerde keuzen maken. Dit hoofdstuk telt drie paragrafen. We bespreken eerst de twee boeken, waarbij we de meeste aandacht schenken aan het boek van Werdmölder, omdat we dat academisch gezien het meest voldragen vinden. We gaan wel in op de harde epiloog van Jurgens waarin ze de eigen verantwoordelijkheid van Marokkaanse jongens voorop plaatst. Die epiloog formuleert relevante vragen, maar er worden helaas geen echte antwoorden geformuleerd. De slotparagraaf is een beschouwing over het Nederlandse ‘Marokkanendebat’, zowel politiek-maatschappelijk als academisch. Het Nederlandse politiek-maatschappelijke debat wijkt op hoofdpunten zo sterk af van dat in België dat dit vragen oproept over de stand van zaken aan de beide kanten van de landsgrens. We beginnen ons langzamerhand ook echt zorgen te maken over de Nederlandse criminologenruzies over verklaringen, subverklaringen en contraredeneringen. Die ruzies zijn wat anders dan waardevol academisch debat en leiden inmiddels de aandacht af van onderzoeksvragen die academisch én maatschappelijk relevant zijn.
Marokkaanse Lieverdjes (2005, Uitgeverij Balans) De Nederlandse criminoloog Hans Werdmölder publiceerde in 2005 het leesbare boek Marokkaanse Lieverdjes, over crimineel en hinderlijk gedrag onder Marokkaanse jongeren. Het boek verkeert op de grens van wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksjournalistiek. Dat verbaast geenszins. Het is inmiddels goed gebruik dat Nederlandse sociale wetenschappers eens in de zoveel tijd ook een boek uitgeven dat toegankelijk is voor een groter publiek: denk aan Misdaadprofielen van criminoloog Frank Bovenkerk en Moreel Esperanto van filosoof Paul Cliteur. Werdmölder interviewde tientallen (ervarings)deskundigen over de problematiek rond Marokkaanse jongens en bestudeerde ook een flink pak nieuwe en minder nieuwe boeken, artikelen, rapporten en statistieken. Bovendien blikte hij terug op ruim twintig jaar onderzoekservaring en tientallen reizen naar Marokko. Rekenschap
Werdmölder legt de nadruk op accountability (p. 10). Hij benut het boek om openbaar verantwoording af te leggen over, zo stelt hij zelf, zijn bijdrage aan de sterk politiekcorrecte probleemvisies uit het recente verleden. Hij erkent dat individuen beschikken over voortschrijdend inzicht, maar voelt zich op punten ongemakkelijk bij de manier waarop hij en zijn vakgenoten in de jaren tachtig en negentig rapporteerden over de Marokkaanse-jongerenproblematiek. Werdmölder spreekt van een wetenschappelijk taboe dat lange tijd in Nederland gold om het verband tussen criminaliteit en bepaalde etnische groepen aan de orde te stellen.
Criminologen hadden geen behoefte aan het stigmatiseren van een kwetsbare bevolkingsgroep. “Dat valt te prijzen, maar misschien is het ook een beetje naïef en onwetenschappelijk”, aldus Werdmölder (p. 63). Samen met Marianne Junger (1990) was Werdmölder een van de eerste onderzoekers die, beiden ten behoeve van een promotie, criminaliteit onder etnische groepen bestudeerden. Toen het taboe eenmaal begon af te brokkelen, ontstond meteen het volgende. Als dan toch de betrokkenheid van etnische groepen bij criminaliteit moest worden onderzocht, dan waren de oorzaken volgens de meeste wetenschappers toch vooral sociaalmaatschappelijk, met name sociaaleconomisch, en hielden ze verband met processen van marginalisering en uitsluiting. Een verband, hoe indirect ook, tussen criminaliteit en cultuur was uit den boze. Dat ondervond antropoloog Frank van Gemert (1998) die voor zijn dissertatie veldwerk verrichtte onder Marokkaanse jongens in Rotterdam-Zuid en het gedrag van jongeren probeerde te duiden vanuit een culturele dimensie. Van Gemert kreeg in besprekingen onder uit de zak van recensenten die van geen culturele verklaring wilden weten. Ook de justitieonderzoeker Leuw (1997), die meende dat de oorzaken moesten worden gezocht in een combinatie van structurele en culturele factoren, onderging een vergelijkbaar lot. Oorzaken
Werdmölder legt in Marokkaanse lieverdjes evenals Van Gemert de nadruk op culturele verklaringen en wijst daarbij net zomin als zijn vakgenoot sociaalmaatschappelijke
───── [1]
Dr. E.J.A. Bervoets en dr. E.J van der Torre zijn criminoloog en politieonderzoeker, werkzaam bij het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement in Den Haag.
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
29
K l e u r
b e k e n n e n
• Discussie
verklaringen van de hand. Hij zoekt een verklaring voor het criminele en hinderlijke gedrag in het functioneren van de Marokkaanse gemeenschap, het gezin en het onderwijs. Die waardesystemen sluiten onvoldoende op elkaar aan. De gemeenschap Een van de grootste fouten die buitenstaanders volgens hem maken, is ervan uitgaan dat er een homogene Marokkaanse gemeenschap bestaat. Die is eerder een conglomeraat van individuen en familieverbanden, die zich alleen als eenheid opstelt als er voldoende (negatieve) externe druk is, bijvoorbeeld vanuit de negatieve mediaberichtgeving. Hoewel hij ook positieve ontwikkelingen ziet, is er volgens Werdmölder in de gemeenschap veel persisterende sociale problematiek waaronder werkloosheid, voortijdig schoolverlaten en relatieproblemen. Bij al deze problemen speelt, net als bij de jeugdcriminaliteit van de jongeren, het systeem van de ‘façadecultuur’ (p. 92). Het mechanisme daarachter is dat van public shaming: als belastende, schaamtevolle, feiten buiten de openbaarheid kunnen blijven, is de eer van een individu en het collectief waartoe hij hoort, gered. Als de feiten desondanks boven water mochten komen, dan is dat de basis voor roddel, achterklap en sociale sanctionering. Ook de jongeren zouden als gevolg van dit mechanisme erg gevoelig zijn voor de mening van de directe sociale omgeving. Voor personen die verder van die omgeving afstaan, zouden Marokkaanse jongeren veel minder respect hebben. De analyse van Werdmölder komt neer op een ‘verinnerlijkt cultuurconflict’ (p. 112), waarbij botsende verwachtingen tussen straat, thuis en samenleving ertoe kunnen leiden dat de oorzaken van probleemgedrag worden toegeschreven aan externe factoren. Dat mondt vervolgens uit in neutralisaties, die de schuld of oorzaak zoeken in maatschappelijke omstandigheden, inclusief cultuurkenmerken. Opvoeding Vooral in de meer traditionele gezinnen heerst volgens Werdmölder nog altijd de opvatting dat vaders wil wet is, hoewel de moeder vaak de spil is van het huishouden. Naarmate een kind ouder wordt, wordt de relatie met de vader afstandelijker. De vrees van de ouders dat hun kinderen de verleidingen van een westerse samenleving niet kunnen weerstaan, leidt vaak tot zorgen en zo nu en dan tot nog problematischer verhoudingen met de kinderen. Werdmölder neemt waar dat sommige Marokkaanse ouders de neiging hebben om vast te houden aan “conservatieve zeden, gewoonten en opvattingen die in eigen land al lang niet meer gangbaar zijn” (p. 127). Vooral in een omgeving waar veel Marokkaanse migranten wonen, zou de neiging tot conservatisme worden versterkt, omdat men vreest voor sociale sancties bij een te vrije opvoeding van de kinderen. Hij is er stellig van overtuigd dat Marokkaanse kinderen die buiten de grote steden of op het platteland opgroeien, veel gemakkelijker zullen ‘innestelen’ in de samenleving (p. 127). Onderwijs Ouders vinden ook het onderwijs in Nederland te vrij (p. 148). Zeker op het Marokkaanse platteland wordt school be-
30
schouwd als het verlengstuk van de opvoeding thuis. Dat was in Nederland pakweg vijfendertig jaar geleden ook nog zo. Inmiddels is het Nederlandse onderwijs veel meer gericht op de ontwikkeling van het individu, zelfstandigheid en op assertiviteit. De Nederlandse onderhandelingshuishouding, de “normvervaging en het cohesieverlies” (p. 151) leveren kinderen – allochtoon en autochtoon – in de ogen van Werdmölder te weinig duidelijke gedragsnormen op. De kloof tussen het nieuwe onderwijs en de soms nog autoritaire Marokkaanse opvoeding is slecht te overbruggen voor veel Marokkaanse jongeren. Dat zou leiden tot schooluitval en voortijdig schoolverlaten. Het cultuurconflict werkt ook geweld tegen leraren en spanningen met autochtone leerlingen in de hand. Oplossingen
Werdmölder gaat meteen door naar oplossingen. Daarbij schetst hij eerst de parade aan oplossingen die de afgelopen jaren voorbij is getrokken en maakt daarbij de tweedeling ‘Nederlandse’ en ‘Marokkaanse’ oplossingen. De ‘Nederlandse’ oplossingen zouden zich vooral concentreren op handhaving en hulpverlening. Een harde aanpak door overheidsinstanties staat centraal, hoewel Werdmölder ook direct de uitwassen ervan constateert: een tomeloze bureaucratie, een opeenstapeling van projecten en slecht samenwerkende instanties. De hulpverlening richt zich vooral op socialisatie en begeleiding naar school en werk en ook dat stond aan de basis van een heuse projectenmachine. Werdmölder meent dat het succes van veel initiatieven erg afhankelijk is van de “persoonlijke inzet en de professionaliteit van betrokkenen” (p. 191). De ‘Marokkaanse’ oplossingen zijn vooral gericht op het kwijtraken van het negatieve stigma dat Marokkanen en de Marokkaanse bevolkingsgroep ten deel valt. Daartoe werden behalve het opzetten van mediacampagnes ook pogingen ondernomen om probleemjongeren met een harde aanpak (‘op zijn Marokkaans’) in het gareel te krijgen. Maar ook de buurtvaders horen bij de Marokkaanse oplossingen. In de ogen van de Marokkaanse initiatiefnemers waren projecten gedoemd te mislukken als er geen expertise werd gebruikt vanuit de Marokkaanse gemeenschap. Desondanks bleven ook hier de resultaten op zijn minst achter bij de verwachtingen. Op macroniveau ziet Werdmölder zelf veel in bridging, op de manier zoals de Amerikaanse socioloog Putnam die voorstaat: op zoek naar bruggenbouwers en gemeenschappelijkheden. Anders blijft over: bonding. Dat betekent het steeds verder naar binnen gekeerd zijn van gemeenschappen, met als gevolg dat de kans op polarisatie toeneemt. Op concreet niveau stelt Werdmölder voor om criminele jongens langdurig via opsluiting van de straat te houden en te behandelen. Zijn, in zijn ogen wat on-Nederlandse, oplossing bestaat verder uit: jongeren heel duidelijk tonen wat de spelregels in de samenleving zijn, een strak opvoedingsregime (dat eventueel gerechtelijk kan worden afgedwongen) en vooral veel praktijkonderwijs om jongeren een vak
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
K l e u r
te leren. Hij ziet verder veel in de oplossing om ouders een boete op te leggen als hun kind in de fout gaat. Van de politie verwacht Werdmölder dat zij zich bezint op haar maatschappelijke taken. De politie is niet de aangewezen instantie voor de oplossing van alle sociale problemen. Hij waarschuwt voor de mogelijk negatieve effecten van de in Nederland ingevoerde prestatiecontracten tussen rijksoverheid en de korpsen. Dat zou de valse illusie van maakbaarheid versterken en afleiden van waar het echt om zou moeten gaan. De kennis en vaardigheden van individuele politiemensen bijvoorbeeld. Hij plaatst vraagtekens bij de reflexmatige inzet van politiemensen met een Marokkaanse achtergrond. Het behoren tot de Marokkaanse gemeenschap mag niet automatisch worden beschouwd als een kerncompetentie. Werdmölder verwacht van alle agenten dat zij beschikken over transculturele competenties. Balans opgemaakt
b e k e n n e n
• Discussie
Het Marokkanendrama (2007, Meulenhoff) De journaliste Fleur Jurgens schreef Het Marokkanendrama. Ze werkte in opdracht van Politie & Wetenschap, maar het boek is uitgegeven door Meulenhoff. Het boek begeeft zich niet op, maar over de grens van de wetenschap: het betreft overduidelijk onderzoeksjournalistiek. Jurgens sprak met een ongekende batterij aan deskundigen: 66. Ze sprak opmerkelijk genoeg niet – we herhalen: niet – met Marokkaanse jongens of ouders. Het boek is nog leesbaarder dan dat van Werdmölder, maar dat komt ook omdat het soms wel erg losjes is geschreven. Het stramien is vaak als volgt: een korte intro op een persoon (“Marcouch is het prototype van een self made man”) of situatie, gevolgd door enkele citaten en daarna niet zelden snoeiharde of harde conclusies. De conclusies zijn vrijwel steeds gebaseerd op interviews: ze hanteert als maatstaf dat ten minste 3 van de 66 respondenten een standpunt moeten hebben verkondigd. Dat wekt, zonder annotatie, onterecht de indruk dat het nieuwe bevindingen zijn. Die conclusies komen al bij al uiteindelijk op hetzelfde punt uit als Werdmölder: politieke correctheid heeft de criminaliteit van Marokkaanse jongens in de hand gewerkt. Volgens Jurgens vooral om dat persoonlijke keuzeruimte en eigen verantwoordelijkheid van deze jongens door beleidsmakers als het ware terzijde waren gelegd.
Marokkaanse lieverdjes is een leesbaar en lezenswaardig boek. Toch blijven er belangrijke vragen openstaan. Zo blijft het onduidelijk waarom bepaalde jongeren onder invloed van het verinnerlijkte cultuurconflict wel overgaan tot crimineel en hinderlijk gedrag en anderen niet. Wat maakt het verschil? Via welke causale mechanismen het disfunctioneren van de (nietbestaande!) gemeenschap, gezin en onderWerdmölder meent dat Wat moeten we nu met dit boek? wijs leidt tot probleemgedrag, wordt niet een consequente aanpak, Wat moeten wetenschappers en (uitvoeoveral duidelijk. Dat public shaming een probleem in stand houdt, is duidelijk. Via met voorspelbaar optreden rende) politiemensen nu met dit boek? welke schakels dat mechanisme crimien hard aanpakken van Voor een criminoloog valt die vraag te beantwoorden: lezen, want naliteit veroorzaakt blijft aan de oppernormoverschrijding van eenvoudig dat is nu eenmaal je werk. En het is vlakte. Bij het gezin gaat Werdmölder het grootste belang is. geen zware opdracht: het leest als een kennelijk nog altijd uit van de aartstrein. Maar al lezende luidt de simpele conservatieve vaders en moeders van vraag van de ingevoerde wetenschapper: wat is nu nieuw? de eerste generatie en wordt niet duidelijk welke invloed Wij menen dat er inhoudelijks in feite niets nieuws onder jonge ouders hebben en hun (wellicht) modernere, op de zon is, in die zin dat we in Jurgens boek weinig tot niets Nederland gerichte, opvoedingsstijl. Ten slotte wordt in lezen dat we bij Werdmölder (en vaak ook elders) niet al mijn ogen voorbijgegaan aan het gegeven dat de subcultuur eens hadden gelezen. Behalve de soms scherpe toon die de van Marokkaanse jongeren tegenwoordig vooral een mix is indruk wekt dat niets meer helpt (de titel spreekt letterlijk van Marokkaanse cultuur, straatcultuur en een dikke plak boekdelen), maar die ook de aandacht trekt. Juist daarin MTV. Waarom zou het verschijnsel jeugdcultuur zich beschuilt wellicht de functie van het boek van Jurgens. Zij perken tot autochtonen? In dat geval worden politiemensen doorbreekt de ‘Marokkanenmoeheid’ die menigeen in de in hun cursus transculturele competenties met een ‘handpublieke sector ten deel is gevallen (vergelijk Bervoets, leiding Marokkaanse cultuur’ en een studie van de vijf 2006). Ze brengt de constatering dat veel goedbedoeld zuilen van de islam om de tuin geleid. beleid is stukgelopen, breed onder de aandacht. Een stuk Hoe het ook zij: Marokkaanse lieverdjes zou een dergelijk breder dan de incrowd die meestentijds het werk leest van politieonderwijs een dienst kunnen bewijzen. Het leert criminologen en politieonderzoekers. politiemensen niet te trappen in de (politiek correcte?) valkuil dat er alleen een algemene jeugdproblematiek bestaat Is het boek geschikt voor politiemensen? In één opzicht en er niets specifieks is aan de Marokkaanse jeugdproblewel: het boek leest gemakkelijk en politiemensen zijn niet matiek. Het leert hen om niet al te star om te gaan met de van die enthousiaste lezers, dus wellicht trekt Jurgens er kerntakendiscussie en dat er tegelijkertijd grenzen zijn aan meer over de streep dan vele academische boeken. Het wat de politie kan en moet doen aan de Marokkaanse boek zet politiemensen zonder meer aan het denken, maar jeugdproblematiek. Het leert hen bovenal dat een conseer kleven problemen aan het boek. In de eerste plaats kan quente aanpak, met voorspelbaar optreden en hard aanpakhet moedeloos stemmen: zie je wel, niets werkt. Dat hangt, ken van normoverschrijding van het grootste belang is.
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
31
K l e u r
b e k e n n e n
• Discussie
in de tweede plaats, samen met het ontbreken van een duidelijke denkrichting, die onder meer aangeeft waarmee in de praktijk rekening gehouden moet worden en wat oplossingsrichtingen zijn. In de derde plaats zijn er voor politiemensen betere boeken, waaronder dat van Werdmölder. Anders gezegd: het boek van Werdmölder is nuttige kost in het politieonderwijs en het lezen van dat van Jurgens hoort thuis in de categorie ‘nuttig bestede vrije tijd’. De epiloog vraagt om aandacht
De eerste vier hoofdstukken van Jurgens vatten we niet samen. Het zou te veel overlappen met wat we reeds meldden over het boek van Werdmölder. We besparen u een bloemlezing en richten ons op de epiloog, want die verdient aandacht.
prestatiegericht onderwijs; laat de politie met gezag optreden tegen overlast en criminaliteit; zorg voor lik-op-stuk. Delicaat is de aanbeveling dat het jeugdstrafrecht niet louter gericht moet zijn op heropvoeding, maar dat een straf op zich waardevol is. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor het voorstel om ouders (ook financieel) aansprakelijk te stellen voor misstanden van hun kinderen. Kortom, Jurgens stelt terechte vragen – hoe kun je Marokkaanse jongens aanspreken op hun verantwoordelijkheid en hoe kun je hun keuzen beïnvloeden? – maar beantwoordt ze niet. Jammer, want dat antwoord had nu net in inhoudelijke zin iets kunnen toevoegen aan de bestaande ‘Marokkanenliteratuur’. We raden, ten slotte, politiemensen ten minste twee zaken aan: lees het hele boek van Werdmölder en denk op basis daarvan onder meer na over Jurgens’ te korte slotpleidooi. Doe dat wel met inachtneming van de slotparagraaf, want als Jurgens iets valt te verwijten, dan is het wel eenzijdigheid. En juist op het academische en maatschappelijke gevaar van die eenzijdigheid wijzen we in de slotparagraaf.
De rode draad in de epiloog luidt dat de omstandigheden niet hebben geresulteerd in de criminalisering van veel Marokkaanse jongens, maar de slechte keuzen van deze jongens in combinatie met nalatigheid en softheid van de Nederlandse overheid die zich vooral richtte op het verbeSlotbeschouwing teren van de omstandigheden. Jurgens somt tien drogredenen op voor de Marokkaanse overlast en criminaliteit: Uit beide boeken valt op te maken hoezeer Nederlanders – • Marokkaanse jongens misdragen zich, omdat de ‘beeldonder wie criminologen – als het ware met zichzelf en met vorming van hen in de media negatief is’. de criminaliteit van Marokkaanse jongens • Marokkaanse jongens zorgen voor overworstelen. De publieke en politieke disJurgens pleit voor last omdat zij zich ‘vervelen’. cussie gaat ineens niet meer primair over een beleid dat de • Marokkaanse jongens worden crimineel de vraag of de personele samenstelling omdat zij zich ‘tussen twee culturen nadruk legt op de eigen van de politie divers genoeg is of over de bevinden’. vraag of er wellicht sprake is van selectiverantwoordelijkheid viteit in het optreden van de overheid of • Het Marokkanenprobleem bestaat niet, van Marokkaanse het is een jongerenprobleem. de politie. In België staat dit soort vragen • Doordat Nederlanders negatief over de veel hoger op de agenda, zoals ook blijkt jongens en ouders. islam praten, ontwikkelen Marokkaanse uit de tekst van Ponsaers en Easton. We jongens ‘antiwesterse’ denkbeelden. laten de twee boeken nu rusten en vesti• Marokkaanse jongens vinden geen stageplaatsen en gen de aandacht op drie vragen die verder gaan dan deze banen, omdat Nederlandse werkgevers hen discrimineren twee publicaties: op hun achternaam. • Welke maatschappelijke gevaren kleven er aan de cul• Marokkaanse jongens gingen in Nederland de verkeerde turele verklaring, zeker als ze dominant wordt en andere dingen doen, omdat Marokkaanse ouders ‘van de instanverklaringen zou verdringen? ties’ hun kinderen niet meer mochten slaan. • Hoe is het mogelijk dat de verklaringen die Nederlandse • Het gezag van Marokkaanse ouders grenst tot aan de criminologen geven voor de criminaliteit van Marokvoordeur. kaanse jongens zo onderhevig zijn aan pendulebewegin• Dat Marokkanen zo weinig geïntegreerd zijn, is te wijten gen? aan het feit dat de Nederlandse overheid haar gastarbei• Wat kan geleerd worden van het grote verschil tussen het ders geen taalcursussen aanbood. Belgische en Nederlandse debat? • Marokkaanse vaders hebben het land mee helpen opbouwen en krijgen daarvoor geen erkenning. Jurgens pleit voor een beleid dat de nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheid van Marokkaanse jongens en ouders: “politie, justitie, onderwijs en hulpverlening zouden misschien juist wel minder rekening moeten houden met de culturele omstandigheden van overlastgevende jongeren” (p. 157). Na lezing van het boek verbaast het woordje “misschien” in de vorige zin. De uitwerking strandt helaas in de laatste anderhalve bladzijde van het boek. Ze doet nog enkele suggesties die obligaat of delicaat zijn. Uit de categorie obligaat: zorg voor kleinschalig, praktijkgericht,
32
Dominantie van de culturele verklaren: alert blijven op discriminatie of selectiviteit
De culturele verklaring zoekt de oorzaken en oplossingen van de criminaliteit van Marokkaanse jongens bij deze jongens zelf. Het vraagt derhalve om concreet beleid dat is gericht op personen, groepen en hun directe gedragingen en leefomstandigheden. Dit beleid zal deels preventief moeten zijn. Dat vergt vroegsignalering. Er kan, zo leert onderzoek van Slotboom en Wiebrens (2003), maar beter niet te lang worden gewacht met repressie. Want, als jeugdige Marokkaanse jongens geweldmisdrijven plegen, dan is vaak bij het
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
K l e u r
vijfde of zesde antecedent het point of no return al bereikt. Kortom, dan is de kans op recidive reeds levensgroot.
b e k e n n e n
• Discussie
zeker in wijken waar veel Marokkaanse jongens wonen, de polarisatie meegemaakt en aan den lijve ondervonden. Sterker, die polarisatie is hun enige referentiekader. Dit betekent dat onderzoeksresultaten uit het verleden die uitwijzen dat er eerder sprake is van slimme en functionele selectie dan van willekeur of discriminatie, geen garanties bieden voor de toekomst. We zijn er zeker van dat institutionele discriminatie niet voorkomt in Nederlandse korpsen, maar in groepen binnen de noodhulp zullen de verantwoordelijken wél alert moeten zijn op de interne gevolgen van de externe polarisatie. In zijn memoires heeft Joop van Riessen (2007) onlangs nog gewezen op het gevaar van implosie: als de situatie extern uit de hand loopt (in zijn loopbaan ging het om enorme drugsoverlast op de Zeedijk e.o.), bestaat het gevaar dat dit intern perverse effecten heeft. Dat was zo, dat is zo en dat zal altijd zo zijn.
Nu heeft onderzoek al vaak aangetoond dat repressie (lees: jeugddetentie) weinig effectief is, maar dat komt mogelijk dus doordat er te laat streng wordt opgetreden. Repressie is ook voor ons geen doel op zich, maar helaas blijkt ook preventie meestal weinig soelaas te bieden: de jongerenwerker kan maar al te vaak niet op tegen de groepsdwang op straat. In de Nederlandse praktijk wordt daarom nu gezocht naar wat we ‘prepressie’ noemen: gerichte interventies die het midden houden tussen preventie en repressie. Hierbij kan worden gedacht aan een hoge voorwaardelijke straf bij de tweede of derde veroordeling, inclusief strenge schorsende voorwaarden en dito toezicht daarop door jongerenwerkers en wijkpolitie. Tot de categorie van prepressie rekenen we ook vormen dwingende gezinsinterventies – gericht op de jongeren en hun gezin – die in de plaats De criminologische pendule: kinnesinne en kluitjeskomen van een strafoplegging, waarbij het ontduiken van voetbal deze interventies een overtreding is van een schorsende voorwaarde. Het gezin kan ook geraakt worden door ouders We beantwoorden nu de tweede vraag: hoe is het mogelijk dat te korten op hun uitkering als hun kinderen systematisch de de verklaringen die Nederlandse criminologen geven voor de orde verstoren. We tekenen hierbij wel aan dat we over dit criminaliteit van Marokkaanse jongens zo onderhevig zijn aan laatste onderling verdeeld zijn. Degene van ons die doorpendulebewegingen? Van sociaaleconomische verklaringen met gaans het meeste heil verwacht van hard en getimed optreeen taboe op culturele verklaringen is via onderzoekers die de den (Edward) is juist tegen deze maatregel, twee verklaringen combineerden welhaast de onder meer omdat hij te vaak Marokkaanse nadruk komen te liggen op culturele verklarinRepressie is ook gezinnen heeft bezocht waar één zoon helegen of wordt het in elk geval beschouwd als voor ons geen doel een zelfstandige oorzaak. De pendule slingert maal ontspoort, maar andere kinderen juist opmerkelijk goed presteren op school en op op zich, maar helaas nog even door, want bij het afronden van dit de arbeidsmarkt. hoofdstuk bereiken ons persberichten (en e-mailblijkt preventie berichten van collega-criminologen) over het meestal weinig We vinden het in navolging van Werdmölder proefschrift van Jan Dirk de Jong. We citeren en Jurgens nodig om culturele verklaringen soelaas te bieden. het persbericht en de promovendus die met te aanvaarden en om op slimme manieren onverholen graagte grote afstand neemt van gerichter en vaak harder op te treden tegen Jurgens, Werdmölder en Van Gemert: criminele Marokkaanse jongens. Hoewel wij altijd oog hebben “[...] ‘Die culturele verklaring voelt heel lekker aan’, gehad voor ‘de harde hand’, vinden we het nodig om te erkent De Jong. ‘Zeker bij mensen die deze jongens maar waarschuwen voor het gevaar dat er in Nederland een eng vinden. Zelf dacht ik eerst ook zo. Naarmate mijn nieuw en omgekeerd taboe ontstaat, in die zin dat politie, onderzoek vorderde, begon ik echter steeds meer te twijfejustitie en bestuur niet meer de maat genomen zouden len aan deze verklaring. De overeenkomsten tussen ‘Mamogen worden op de zorgvuldigheid en redelijkheid van de rokkaanse’ jongens en (straat)jongens met een andere bejegening van Marokkaanse jongens en ouders. We waaretnische achtergrond leken me veel groter dan de verschilschuwen hiervoor omdat de werkpersoonlijkheid van vooral len als we kijken naar groepsgedrag en straatcultuur.’ [...] jonge politiemensen en officieren van justitie mee wordt In het geval van ‘Marokkaanse’ jongens in Nederland gevormd door de polarisatie die zich in Nederland heeft treden wel verhevigingen op in delinquent groepsgedrag afgetekend na 11 september en na de terroristische moord [...] Dit is een gevolg van versterkingen in groepsprocesop Theo van Gogh. Onze onderzoeksbevindingen uit het sen die plaatsvinden omdat de jongens zich door de verleden stemmen wat dit betreft redelijk gerust. samenleving sterker afgewezen voelen als ‘kut-Marokkanen’ of ‘Marokkaanse straatterroristen’ en ook sterker op De typificaties die politiemensen hanteren, zijn complex en elkaar zijn aangewezen. [...] Onder de ‘Marokkaanse’ brengen nuance aan in hun oordeel over concrete personen straatjongens die het meest uitgesloten zijn van de samenen omstandigheden. Eenvoudige visuele kenmerken (etnileving, is niet zozeer sprake van een groeiende onwil om citeit, kledingstijl, taalgebruik) geven zeker niet de doormaatschappelijk aangepast gedrag te vertonen, als wel van slag, al kunnen ze wel een reden zijn om iemand in de een knellende onmacht. ‘Ze proberen hun gezichtsverlies te gaten te houden, aan te spreken of staande te houden (zie beperken door de indruk te wekken dat ze er zelf bewust Van der Torre, 1999). Maar recente werkbezoeken aan de voor kiezen om zich delinquent te gedragen en ‘gangster’ politie hebben onze aandacht op het volgende gevestigd. In te zijn. Het is voor hen te pijnlijk en vernederend om de noodhulp werken vaak veel jonge politiemensen. Velen openlijk te erkennen dat ze eigenlijk niets anders kunnen of zijn ingestroomd na 11 september en hebben daardoor, zelfs durven [...]”.
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
33
K l e u r
b e k e n n e n
• Discussie
Hoewel we het boek nog moeten lezen, lijkt het erop alsof De Jong de culturele factor welhaast wegredeneert. We zijn wel in hoge mate geïnteresseerd in die redenering, want de promotor (Willem de Haan) is het toevertrouwd om toe te zien op scherpe redeneringen. Dat neemt niet weg dat de kans groot lijkt dat de Nederlandse criminologen het proefschrift aangrijpen om elkaar nog maar eens in de haren te vliegen. Juist in deze criminologenruzies zoeken wij een verklaring voor de pendulebewegingen in de criminologie. Het lijkt er geregeld op dat criminologen zozeer bezig zijn de redeneringen van hun collega’s te beproeven dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de onderzoeksopzet. We bedoelen hiermee dat er zeer veel empirische studies voorhanden zijn die zijn gebaseerd op veldwerk onder Marokkaanse jongens. Er is in die zin sprake van kluitjesvoetbal: veel vergelijkbare onderzoeken, waarbij criminologen niet alleen de Marokkaanse jongens beschrijven, maar vooral ook elkaar de maat nemen.
natiebeleid en op een oproep om allochtone minderheden vooral fatsoenlijk te gedragen. De waarschuwing en het pleidooi zijn even nodig als verstandig in de Belgische politiek-maatschappelijke constellatie.
Het politiek-maatschappelijke klimaat is bepaald anders in Nederland. Aan onze kant van de grens klinkt steeds meer het besef door dat de Nederlandse overheid in het recente verleden welhaast ‘overfatsoenlijk’ is omgesprongen met etnische minderheden, waaronder de Marokkanen. We bedoelen hiermee dat vooral lokale overheden sterk vertrouwden op de middellangetermijneffecten van beleid gericht op onderwijsdeelname, woonruimteverdeling, sociale zekerheid en werkgelegenheid. Bij de beoogde integratie hoorde onder meer een permissieve houding bij het bouwen van moskeeën. De twee grote moskeeën in Rotterdam en Amsterdam moesten, zo dachten (sociaaldemocratische) politici aan het eind van de jaren negentig, de kroon op het integratiebeleid worden. Deze twee bouwwerken zijn ongewild echter juist illustratief geworden voor politiek-bestuurDe overheid pleegt inmiddels echter talrijke interventies: lijke naïviteit: de bouw van twee moskeeën is ernstig verrepressie, preventie en wat wij prepressie noemen. Is het traagd door duistere (radicale?) geldstromen, ruzies in islaniet veel boeiender om de interactie tussen overheid en mistische kringen en organisatorische Marokkaanse jongens te onderzoeken, chaos. De ‘overfatsoenlijke’ politiekom zo ook in beeld te brengen hoe het We steunen de harde bestuurlijke houding resulteerde in peris gesteld met de interne en externe aanpak van criminele missief optreden tegen criminele Marokwerking van al die kostbare intervenMarokkaanse jongens, kaanse jongens. Dat werd nog eens verties? Dat levert ongetwijfeld interessante sterkt doordat in de jaren negentig de inzichten op. Bij recente werkbezoeken maar het politiekNederlandse variant van community is ons bijvoorbeeld opgevallen dat veel maatschappelijke debat is policing (gebiedsgebonden politie) reMarokkaanse jongens psychische manin korte tijd in Nederland sulteerde in een permissieve opstelling kementen vertonen of kunnen worden van de lokale politie, die over te weinig gerekend tot de categorie Licht Verstanzo snel verhard, dat kennis van de lokale criminaliteit bedelijk Gehandicapten (LVG): dat zijn alertheid is geboden op schikte om gericht te kunnen optreden. volgens de meest eenvoudige definitie de wijze waarop juist En kennis van groepen en personen is mensen met een IQ tussen 60 en 85. Er nodig om op lokaal niveau gedifferentieerd is literatuur voorhanden die ook hierop Marokkaanse jongens op te kunnen tegen Marokkaanse jonwijst (b.v. Bartels, 2004). Dat is releworden bejegend. gens (Van der Torre en Stol, 2000). vant, omdat bijna alle preventieve of Bervoets (2006) toont bijvoorbeeld aan curatieve interventies zijn gebaseerd op dat politiekorpsen in Amsterdam, Gouda en Utrecht pas de assumptie dat het IQ hoger dan 80 ligt. Het zou dus enige greep krijgen op de Marokkaanse criminaliteit als ze zomaar kunnen dat de overheid vele miljoenen uitgeeft aan een oeroude kerntaak centraal stellen: een gerichte en interventies die bij voorbaat geen kans van slagen hebben. repressieve aanpak van de meest notoire criminelen. De ‘overfatsoenlijke’ houding ruilen Nederlandse autoriteiEr is, ten slotte, nog een tweede verklaring voor de penduleten en politiekorpsen nu in voor wat ze zelf een realistische bewegingen. We zoeken die in de snelle maatschappelijke aanpak noemen. Het maakt deel uit van die aanpak om de veranderingen. De Jong deed veldwerk in AmsterdamMarokkaanse jongens hoe langer hoe meer verantwoordeWest: voor, tijdens en na 11 september en de moord op lijk te stellen voor hun gedrag. Dat behelst een gerichte en Van Gogh. Dus in de buurt waar de moordenaar op Van hardere aanpak van criminaliteit, maar ook het sanctioneren Gogh woonde. Het is dan logisch dat hij van nabij heeft van prestaties bij werkgelegenheids- of scholingstrajecten. meegemaakt hoe de reacties vanuit de Nederlandse samenleving doorwerkten in zijn onderzoekspopulatie. We zijn Daar waar Ponsaers en Easton er juist voor waarschuwen benieuwd naar de bevindingen van de promovendus en we dat onbehoorlijk gedrag wordt geherdefinieerd tot normaal kunnen ons goed voorstellen dat er een actie-reactiespiraal gedrag, zijn wij er beducht voor dat in Nederland te geis ontstaan die hun gedrag heeft ‘verhevigd’. makkelijk het idee blijft bestaan dat de Nederlandse overheid fatsoenlijk optreedt tegen criminele Marokkaanse jonNederland en België: verschillen en overeenkomsten gens. We steunen de harde aanpak van deze jongens, maar het politiek-maatschappelijke debat is in korte tijd in Ponsaers en Easton waarschuwen voor het gevaar dat gedrag Nederland zo snel verhard, dat alertheid is geboden op de dat onbehoorlijk en discriminatoir is langzaamaan normaliwijze waarop juist Marokkaanse jongens worden bejegend. seert. Dat komt neer op een pleidooi voor een antidiscrimi-
34
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
K l e u r
Het gevaar bestaat dat de afwezigheid van recente Nederlandse publicaties over discriminatoir politieoptreden leidt tot veronachtzaming van de risico’s die de maatschappelijke polarisatie nu eenmaal meebrengt. Behalve de verharding is er nog een factor die een rol speelt: de problemen rond Marokkaanse jongens houden nu al ruim twee decennia aan en we bespeuren hierover een soort moeheid en irritatie: politiek-maatschappelijk, maar ook in de gelederen van politie en justitie. Er zijn niet alleen verschillen tussen Nederland en België. We zien een belangrijke overeenkomst. Die bestaat eruit dat het politiek-maatschappelijke debat moeite heeft een verstandige en rustige middenweg te zoeken. In België normaliseert het onbehoorlijke en in Nederland slingert het debat heen en weer van overfatsoenlijk naar een soms eenzijdig pleidooi voor een harde aanpak. We vrezen dat het politiek-maatschappelijke debat voorlopig scherp blijft. Dat vraagt volgens ons om ander academisch onderzoek dan criminologen tot nog toe meestal hebben gedaan. Het lijkt ons nodig om de bakens te verzetten van onderzoek naar criminele Marokkaanse jongens, naar Marokkaans burgerschap en naar de interacties tussen de Marokkaanse gemeenschap en de overheid. Dat Marokkaanse burgerschap behelst namelijk veel meer dan criminaliteit. Kruip-doorsluip-door houden velen zich bijvoorbeeld in AmsterdamWest geheel of gedeeltelijke staande, al liggen criminaliteit en radicalisering op de loer: op straat of zelfs bij één of enkele gezinsleden. Bij recente werkbezoeken aan AmsterdamWest hebben we gemerkt dat veel Marokkanen – ook na een dodelijke steekpartij op een school en na een aanslag van een Marokkaanse jongeman op twee agenten op het lokale politiebureau – zich constructief opstellen. Ze hanteren een middellangetermijnperspectief, ze keren zich tegen criminelen uit de eigen kring en ze zien voldoende positieve kanten aan het optreden van overheid en politie (inclusief hard optreden), om zich te committeren aan de gezamenlijke opdracht om vooruitgang te boeken. We spraken ook Marokkaanse jongeren die een mbo- of hbo-opleiding volgden. Ze vertelden ons weliswaar dat ze discriminatie op de arbeidsmarkt vrezen, maar bijvoorbeeld ook dat ze (‘in kleine groepjes’) steeds vaker worden toegelaten tot discotheken en dat er ook discotheken zijn die zich juist richten op allochtone jongeren. Dat laatste duidt erop dat de maatschappelijke segmentatie wordt weerspiegeld in een gesegmenteerd uitgaansleven, maar het zorgt er in elk
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag
b e k e n n e n
• Discussie
geval voor dat de Marokkaanse jongens kunnen stappen. Een van ons legde een Marokkaanse jongen in AmsterdamWest de anekdote van Ponsaers en de twee Marokkaanse vrienden van zijn zoon voor (zie locomotieftekst). De Amsterdamse Marokkaanse jongen (een mbo-student) zei dat hij en zijn vriend ‘zeker weten’ worden toegelaten tot de Amsterdamse discotheken als een Belgische hoogleraar voor hen het woord zou doen, om daar lachend aan toe te voegen dat hij “alleen niet zoveel Belgische hoogleraren kent”. We have a dream. Literatuur
Bartels, A.A.J., “Licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen”, in: Duits, N. et al., Jeugdpsychiatrie en Recht, Assen, Koninklijke van Gorcum, 2004. Bervoets. E.J.A., Tussen respect en doorpakken: Een onderzoek naar de politiële aanpak van Marokkaanse jongeren in Gouda, Utrecht en Amsterdam, Den Haag, Elsevier, 2006. Bovenkerk, F., Misdaadprofielen, Amsterdam, Meulenhoff, 2001. Cliteur, P., Moreel Esperanto: Naar een autonome ethiek, Amsterdam, De Arbeiderspers, 2007. Gemert, F. van, Ieder voor zich: Kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse jongens, Amsterdam, Het Spinhuis, 1998. Junger, M., Delinqunecy and ethnicity: An investigation on social factors relating to delinqunecy among Maroccan, Turkisch, Surinamese and Dutch boys, Deventer, Kluwer Law and Taxation Publishers, 1990. Leuw, E., Criminaliteit en etnische minderheden: Een criminologische analyse, Den Haag, WODC, 1997. Riessen, J. van, In naam der wet: Veertig jaar bij de Amsterdamse politie, Amsterdam, Nieuw Amsterdam, 2007. Slotboom, A. en Wiebrens, C., “Opsluiten of sleutelen? Kosten en baten van detentie en resocialisatie”, in: Justitiële Verkenningen 2003, jg. 29, nr. 9, p. 40-48. Torre, E.J. van der, Politiewerk: Politiestijlen, community policing en professionalisme, Alphen aan den Rijn, Samsom, 1999. Torre, E.J. van der en W. Ph. Stol, Waardevolle politieverhalen: Politie en Marokkaanse jongens, Den Haag, Elsevier, 2000. Werdmölder, J.T.W.A., Marokkaanse lieverdjes: Crimineel en hinderlijk gedrag onder Marokkaanse jongeren, Amsterdam, Balans, 2005.
35
K l e u r
36
b e k e n n e n
• Discussie
december 2007 | Aflevering 40 | De orde van de dag