Creatief binnen de lijntjes Singapore is hard bezig het imago van culturele woestijn van zich af te schudden, door te groeien in de creatieve economie: hoe een Aziatische, zacht-autoritaire stadstaat zich een westers economiemodel eigenmaakt. Het zes hectare grote evenementencomplex aan de Marina, de centrale haven van Singapore, heeft een dak als twee vliegenogen met ontelbare facetten. Overdag houden de twee koepeldaken, bedekt met ‘stalen’ schubben, het zonlicht tegen, en ’s nachts gloeit het theaterlicht door de poriën van het dak. Over de brug naast het complex raast het verkeer tussen noord- en zuid Singapore en vóór het gebouw, aan het water, portretteren toeristen elkaar tegen de skyline van het zakendistrict. Dit evenementencomplex met een concert- en een theaterzaal, de EsplanadeTheatres on the Bay, is sinds 2002 een belangrijke spil in de kunstscène van Singapore. Het is een voorbeeld van de nieuwe weg die Singapore op economisch gebied inslaat: het omarmt de westerse succesformule van de creatieve economie (zie kader), om in de verregaande globalisering een concurrerende plaats in te kunnen blijven nemen. De creatieve economie groeit. Wel heeft de overheid, om het model van de creatieve economie in Singapore tot bloei te laten komen, wat aanpassingen moeten doen. Vaak is de creatieve economie is nogal commercieel en de westerse grondgedachte blijkt niet altijd één op één te passen op de autoritaire Singaporeze bestuurslijn. De Marina vormt de zuidpunt van het eiland Singapore, en mondt uit in de Straat van Singapore, die de stadstaat van Indonesië scheidt. In het noorden ligt Maleisië. Singapore is een jonge stadstaat die sinds 1965 onafhankelijk is. De staat heeft geen natuurlijke hulpbronnen om handel mee te drijven, maar wist de afgelopen jaren uit te groeien tot een vrije markteconomie waarin het particuliere bedrijfsleven de grootste plaats inneemt. Daarnaast is de stadstaat een internationale hub voor de financiële sector. Singapore maakt economisch handig gebruik van zijn geografische ligging. Het heeft een de grootste haven van de wereld aan een drukke handelsweg tussen oost en west en overdag kan je nog met Europa bellen in de Singaporese tijdzone, maar is ook de rest van Azië bereikbaar. Jarenlang stond Singapore vooral bekend als culturele woestijn, een plek met saaie inwoners en de veelzeggende bijnaam ‘Singabore’. Een reisgids over Singapore uit 1988 ziet de bestemming als veilige tussenstop voordat een echt Aziatisch avontuur wordt aangedaan. Een plek waar je alvast in georganiseerde markthallen kan genieten van het Aziatische eten, zonder de onhygiënische perikelen die dat in andere Aziatische landen kan veroorzaken. Is Azië een jungle, dan is Singapore een tuinstad, aangeharkt en schoon. De snelle economische groei van de afgelopen dertig jaar droeg bij aan het saaie imago. Singapore kreeg het stempel van zielloze geldmachine. Het tij is aan het keren. De kunst- en cultuursector, een belangrijke voedingsbodem voor de creatieve economie, groeit. Verschillende lijstjes laten dat zien: Eén op de drie Singaporezen nam in 2006 deel aan een culturele een kunstactiviteit; tien jaar geleden was dat één op de tien. Was in 1991 één op de vier inwoners lid van een bibliotheek, in 2001 waren dat er twee van de drie. Daarnaast werd
Singapore begin deze eeuw een aantal belangrijke culturele instellingen rijker, zoals het ACM (Asian Civilisations Museum), geopend in 2003, de Jurong Regional Library, de grootste openbare bibliotheek van Singapore met een 24 uurs self-service lobby en in 2002 dus het kunst- en cultuurcentrum Esplanade. Global city of arts Singapore geeft de creatieve economie een prominente plek in het economisch beleid. Dat valt te lezen in de verschillende beleidsstukken die de overheid de afgelopen jaren maakte over dit onderwerp. De overheid geeft hierbij een eigen invulling aan het begrip creatieve economie. Zo valt op, dat Singapore vooral een rol wil spelen op de creatieve wereldkaart. Dat staat in één van de meest ambitieuze rapporten, het Renaissance City Report uit 2000. Doel hiervan is, de stadstaat tot wereld-kunststad te maken. Die ambitie klinkt door in meer beleidsstukken. Volgens het Creative Industries Development Strategy-report uit 2002 van de werkgroep Creatieve Industries, moet Singapore een mondiale rol gaan spelen in de kunsten en de media, en als culturele en zakelijke hub werken op de internationale designmarkt. In dat licht mag de Esplanade dan misschien een aantrekkelijke ontmoetingsplek voor de Singaporees zijn, maar kan je het theatercomplex vooral zien als een internationaal icoon, met een vergelijkbaar effect op het imago van de stad als de Opera House van Sydney. Het Renaissance City Report ziet de Esplanade als eersteklas centrum voor de uitvoerende kunsten, dat het idee van Singapore als wereld-kunststad samenvat, en het hele jaar door gastheer zal zijn voor shows en concerten van wereldniveau. Vooralsnog is het de ambitie om te worden vergeleken met steden als Hong Kong en Melbourne, maar op de langere termijn heeft de overheid Londen en New York voor ogen als steden waar Singapore mee moet kunnen concurreren. Afbeelding: Urban Redevelopment Authority - Singapore
Nation-building Singapore zet de creatieve economie ook in, om de ‘culturele bagage’ te vergroten, en daarmee de nationale identiteit te versterken, zo valt te lezen in het Renaissance City Report. Het oppoetsen van het gebouwd cultureel erfgoed is één van de speerpunten, zoals eerder bij Chinatown is gebeurd. Het versterken van de nationale identiteit betekende in het geval van Chinatown het tegengaan van een al te grote ‘verwestering’, iets waar de overheidselite zich tegen verzette. Wie nu in Chinatown komt, ziet gevarieerde 'shophouses', woningen boven winkels, naast slanke torenflats staan. De wijk is een mix van kleine eettenten en souvenirwinkels, een gloednieuwe tempel met rode lampionnen en een levensmiddelenmarkt met veel vis en gekooide padden. Chinatown lijkt halverwege het uitvoeren van een grootschalige sloop-nieuwbouwontwikkeling te zijn bevroren. En dat is dan ook precies gebeurd. De Urban Redevelopment Authority (URA), de tak van de overheid die zich bezig houdt met stedelijke ontwikkeling, realiseerde zich tijdens de herontwikkeling van de wijk, dat Chinatown een waardevolle plek was met kenmerkende gebouwen. De regering richtte een dienst monumentenzorg op om het restant van Chinatown te redden. Ontwikkelaars herontwikkelden vervolgens de wijk. Steven Beunder, stadsplanner bij Aedas Urban Design and Landscape Ltd. vertelt hoe dat is gegaan: ‘de ontwikkelaars kochten panden op en moderniseerden de wijk. Ze legden een gekoeld winkelgebied aan voor toeristen, en er verschenen boetieks en dure restaurants. Veel Chinezen moesten de wijk verlaten omdat ze de huur niet meer konden opbrengen of uitgekocht waren. In de planologische vakpers werd de ontwikkeling van Chinatown dan ook als ‘disneyficatie’ bekritiseerd.’ Charles Landry, architect en schrijver van The Creative City - a Toolkit for Urban Innovators (2000), verzucht dat de Chinese wijk praktisch verdwenen is. 'het is bijna te laat om het te waarderen en een bezoeker kan (...) zien hoe sommige Chinese gebouwen zijn teruggebouwd tot plaatselijk stedelijk pretpark'. Die kritieken zorgden er volgens Beunder voor, dat toen Little India aan renovatie toe was, er veel beter geluisterd werd naar de plaatselijke winkeliers en bewoners. De renovatie werd voorzichtig, pand per pand, ter hand genomen. Beunders: ’de wijk ziet er uit en voelt alsof er niets veranderd is in de laatste vijftig jaar. Voor de identiteit van de Indiase gemeenschap is het heel belangrijk om cultureel erfgoed te behouden dat ook nog eens het bruisend hart van hun cultuur is.'
Afbeelding: Chinatown-Singapore
It’ s the economy, stupid! Naast het tegengaan van al te westerse invloeden, had het opwaarderen van het gebouwde verleden nog een andere, cruciale reden. Het was een middel om het stagnerende toerisme nieuw leven in te blazen. Volgens Steven Beunder is Chinatown daarom zo’n commerciële wijk geworden. Wie de doelstellingen van de Singaporese regering voor creativiteit en de creatieve economie leest, ziet de balans ook hier vaak overhellen richting economische groei. Het idee om de creatieve economie als economische motor te laten draaien in Singapore, kwam dan ook uit de koker van een economische denktank. Het ERC (Economic Review Committee), werd opgericht in 2001, om strategieën te bedenken die de economische groei van de stadstaat moesten veiligstellen. Het ERC kiest voor een verschuiving van industrie naar een meer innovatieve economie en daar is creatieve input voor nodig (in 2012 moet de creatieve economie zes procent bijdragen aan het bruto nationaal product, tegenover drie procent in 2001.) De overheid omarmt het idee van creativiteit als drijvende kracht voor de economie en de ERC begeeft zich steeds verder op het terrein van de creatieve sector. Ze lanceert in 2002 het idee voor een museum voor moderne en hedendaagse kunst, MoMCA (Museum of Modern and Contemporary Art), dat internationale kunst en design moet gaan tentoonstellen. Het ERC ziet dit museum als een kans om Singapore tot wereldstad voor kunst en cultuur te maken en het succes van Tate Modern en Guggenheim in Bilbao te herhalen om economische spinoffs en toeristendollars te genereren. De kunst- en culturele beleidsvelden stellen zich op hun beurt deels ten dienste van de economie. Neem bijvoorbeeld het eerder besproken Renaissance City Report, een product van het ministerie van informatie, communicatie en kunsten. (MICA). Hierin staat dat kunst en cultuur een beslissende rol spelen in de toekomstige
economie, en dat Singapore daarom een omgeving moet creëren, waar innovatie, nieuwe ontdekkingen en kennis op kunnen worden gedaan. Het kunst- en cultuurbeleid is hier gastheer van de economie. Creatief, maar met mate Om de creatieve economie binnen te halen, gebruikt de overheid financiële middelen. Dat is bijvoorbeeld zichtbaar in de media, één van de creatieve takken waar de overheid op mikt. Het gaat om digitale animatie, documentaires, onderwijs en beurs- en bedrijfsinformatie. De media krijgen een plek in mediaparken Fusionpolis en MediaHub en de overheid trekt 500 miljoen Singapore dollars (ongeveer 260 miljoen Euro) uit om deze bedrijfstak verder te ontwikkelen tussen 2010 en 2015. Bedrijven krijgen belastingvoordelen, en de vrijheid om professionals uit het buitenland in te huren. Inmiddels is Singapore de thuishaven voor de Aziatische MTV, Discovery Channel en BBC. Opvallend is dat de stimulans voor nieuwe media uit de koker van de overheid komt. Diezelfde overheid die de media aan banden legt. In Singapore bestaat immers geen volledige persvrijheid. Singapore prijkt dan ook op plaats 147 van de 169 op de Reporters Without borders’s Worldwide Press Freedom Index, één plaatsje boven Irak, en 164 plaatsen lager dan Nederland. Het is op dit punt dat creativiteit en andere beleidsuitgangspunten met elkaar in conflict raken. Dat heeft te maken met de politieke situatie van Singapore: de stadstaat is een zachtautoritaire staat met één dominante partij: de P.A.P. (People's Action Party). Sinds de onafhankelijkheid van Singapore ontwikkelde de P.A.P. zich tot partij met grote overheidsbemoeienis. Zo is inmiddels voor ongeveer 80% van de inwoners sociale woningbouw geregeld, en staan er hoge boetes op het niet doorspoelen van het toilet en een rit in de metro zonder geldig vervoersbewijs. Volgens Can-Seng Ooi, associate professor aan de Copenhagen Business School, staat de Singaporeze overheid alleen creatieve uitingen toe als deze zich niet uitspreken over politiek. Als voorbeeld noemt hij de half uur durende documentaire van de Singaporese filmmaker Martyn See, met de titel Singapore Rebel. De film werd in 2006 verboden omdat de film te ‘politiek’ was. Dat had te maken met het onderwerp: de documentaire toont een interview met Chee Soon Juan, de leider van de oppositie: de Singapore Democratic Party, en laat zien hoe hij tijdens een speech op straat wordt gearresteerd. Ook kunst- en cultuuruitingen die etnische zaken tot onderwerp hebben, worden volgens Ooi gewantrouwd, om de religieuze en raciale harmonie te bewaken. T van Tolerantie Toch is tolerantie één van de peilers van de creatieve economie, naast technologie en talent. Dat zegt professor Richard Florida, die met de bestseller ‘The Rise of the Creative Class’ uit 2002 de creatieve economiegedachte wereldwijde verspreidde. Ooi vertelt, dat de Singaporese voormalig minister van Staat voor Handel en Industrie dit denkbeeld omarmde. Hij vond dat Singapore zich toleranter naar verschillen moet opstellen, omdat, zoals Richard Florida omschrijft, steden, die diversiteit omarmen, een grotere creatieve klasse kunnen aantrekken. Een klasse die op zijn beurt een sleutelrol speelt in de op kennis gebaseerde economie.
Maar waar de creatieve economie in het vaarwater van de overheidsbemoeienis komt, raakt de regering in een spagaat. Als voorbeeld noemt Ooi de veranderende positie van homosexuelen. In 2003 gaf de toenmalige minister-president, Goh Chok Tong, te kennen, dat de regering homosexuelen in dienst zou nemen, ook op gevoelige posities. Die aankondiging ziet Ooi als tactiek van de regering om talent aan te trekken en de creatieve economie te voeden. Maar de wet waarin staat dat homosexuelen geen sex mogen hebben, werd in 2007 wel in het parlement opnieuw tegen het licht gehouden, maar nauwelijks aangepast. Sex tussen mannen bleef een criminele daad, al zou er niet meer actief op worden gehandhaafd. Het beste van twee werelden? De omgang van Singapore met de creatieve economie mag in westerse ogen schizofreen overkomen, Singapore zelf bekijkt het westers economiemodel eerder als supermarkt waar je kiest wat je wil eten. De stadstaat houdt het model tegen het licht, haalt eruit wat haar aanstaat, en mengt het met haar eigen waarden. Naast het aanmoedigen van creatief talent en de ontwikkeling van technologie plaatst Singapore liever geen experimenten en chaos, maar de Confuciaanse waarden van hard werken, sterk leiderschap en gehoorzaamheid aan autoriteiten. Het is een in Azië vertrouwd recept, dat niet alleen Singapore, maar bijvoorbeeld ook China, van ontwikkelingsland omtoverde tot economisch wereldwonder. Daarbij pompte Singapore de groeiende welvaart in sociaal-economische aspecten als huisvesting en onderwijs. Zo werd de economie de basis voor de kwaliteit van leven en liet Singapore zien dat modernisering niet per sé verwestering hoeft te betekenen. Dat geldt nu ook weer voor de creatieve economie. Het levert geld op en de stadstaat wordt er levendiger van, zij het binnen de lijntjes. Maar er sluipen met de creatieve economie hoe dan ook veranderingen Singapore binnen. Singapore verkent in deze economische tak haar grenzen en verschuift die hier en daar. Zo leerde de stadstaat van de renovatie van Chinatown, al was het niet door de kritiek van de bewoners en winkeliers, aangezien protest van die hoek uit den boze is, maar door bedenkingen vanuit ontwerpers en planners. Die grenzen rekken wel vaker op als het economisch iets oplevert. In 2006 nam de regering uiteindelijk toch de beslissing om twee casino's te bouwen. Dit, terwijl de regering decennialang tegen deze branche heeft gevochten. De casino's worden nu gevat in een totaalpakket van functies: hotels, pretparken, museums en entertainment en gedoopt tot Integrated Resorts, om de concurrentie met gokwalhalla Macau aan te kunnen gaan. Het is te verwachten, dat het creatieve geldverdienen, onder druk van de concurrentie op wereldniveau, de strakke beleidslijnen in de toekomst verder zal oprekken. Voorlopig laveert de Singaporeze overheid nog tussen creatieve diversiteit, met een economische boost in het vooruitzicht, en controle op de burger. Het Renaissance City Report beschrijft de 'renaissance-Singaporees’, die erkent dat hij niet alleen een acteur is in een groot naamloos toneelstuk, maar co-auteur van het Singaporeze Verhaal, met de speelruimte en verantwoordelijkheid om zijn eigen, onderscheidende ideeën, toe te voegen. Het toneelstuk is vooral een kassucces, maar regie, casting én vormgeving liggen bij de overheid. Hester van Gent
In de 21e eeuw is creativiteit de motor voor economische groei, meent de Amerikaanse econoom Richard Florida. In zijn boek ‘The Rise of the Creative Class' uit 2002, definieert hij creativiteit als het benutten van de mogelijkheid om iets nieuws of anders te doen, van esthetische tot bestuurlijke creativiteit. Als al die vormen van creativiteit samenkomen, leidt dit tot een belangrijk groeicentrum van de wereldeconomie, zoals New York en San Fransisco. Creativiteit moet volgens Florida niet alleen van het toptalent komen, maar uit alle hoeken van de samenleving. De mens is hier de nieuwe grondstoffenbron. Om als stad die ‘grondstoffen’ aan te trekken, is het volgend Florida noodzakelijk om een aantrekkelijke omgeving te creëren. Een stad die openstaat voor immigranten, homoseksuelen en kunstenaars, staat open voor allerlei soorten mensen en nieuwe ideeën en is daarmee een goede voedingsbodem voor de creatieve economie. Het gedachtegoed van Florida is in de westerse wereld omarmd door beleidsmakers. Steden als Rotterdam en Amsterdam ontwikkelden beleid om de creatieve klasse binnen te halen. Inmiddels is de creatieve economie ook overgewaaid naar Azië. Zo heeft Indonesië Bandung aangewezen als creatieve stad, gesteund door de British Council, en vond Singapore een nieuwe manier om zijn positie als concurrerende wereldstad vast te houden.