CP15
functioneringsgesprek In Nederland voert de leidinggevende een of meer keren per jaar een functioneringsgesprek met de werknemer over het werk. Dit gesprek gaat over wat wel en niet goed gaat in het werk. In cruciale praktijksituatie 15 oefent u met voorbereiden en voeren van een functioneringsgesprek.
Klaar voor de praktijk Cruciale praktijksituatie 15? Wat weet u? Wat kan u? Maak het bolletje zwart als u kunt zeggen: ja, dit weet ik of ja, dit kan ik.
Ik weet dat mijn baas een of meer keren per jaar met mij een functioneringsgesprek voert.
2
waar een functioneringsgesprek over gaat.
3
wat de regels zijn voor een functioneringsgesprek.
cp15
1
Ik Kan 1
een lijst met gespreksonderwerpen voor het functioneringsgesprek lezen en begrijpen.
2
van tevoren opschrijven waarover ik met mijn baas wil praten.
3
een gesprek voeren met mijn baas over mijn werk en hoe ik mijn werk doe.
4
vragen stellen tijdens het gesprek als ik iets niet begrijp.
5
in het gesprek de dingen bespreken die ik had opgeschreven.
woordenlijst
Welke woorden kent u? Welke nog niet?
• • • • • • • • • • • • • • • • •
afspraak, de agenda, de communicatie, de formulier, het functie, de functioneren functioneringsgesprek, het gemotiveerd zijn kritiek, de leidinggevende, de noteren ondersteunen oorzaak, de opleiding, de oplossing, de organisatie, de overleggen
• • • • • • • • • • • • • • • •
plannen maken samenwerken taak/taken, de tevreden toekomst, de uitvoeren / de uitvoering verantwoordelijk verbeteren verslag, het voorbereiden voorkeur hebben voor, de voorstel doen, het vraag stellen, de wens, de werkplek, de werkzaamheden, de
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
2
eerste ronde filmkijken Wat voor werk doen Eveline en Mirjam?
2
Waarom komt Eveline naar de snackbar?
cp15
1
tweede ronde filmkijken 1
Eveline heeft een klacht. Ze is ergens niet tevreden over. Wat is haar klacht? Hoe zegt ze dat?
2
Wat zou u doen? Wat doet u hetzelfde? Wat doet u anders?
derde ronde filmkijken Bekijk eerst het voorbeeldformulier op de volgende pagina. Wat betekenen de koppen?
1
Over welke onderwerpen praten Mirjam en Evelien? Kruis dit aan op het formulier.
2
Wat is het verschil tussen het formulier van Eveline en het voorbeeldformulier?
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
3
Bijlage 15a. Formulier functioneringsgesprek Formulier Functioneringsgesprek Naam werknemer:
Datum:.. / .. / ..
Functie omschrijving Wat waren uw taken de afgelopen tijd? Wat vindt u van de taken die u nu heeft? Waar bent u tevreden mee? Waar bent u niet zo tevreden mee?
De uitvoering van het werk Hoe gaat het werk? Weet en kan u genoeg om uw werk goed te doen?
De samenwerking Hoe gaat de samenwerking met collega’s? Wat vindt u van de begeleiding door uw leidinggevende(n)? Waar bent u tevreden mee? Waar bent u niet zo tevreden mee?
De werkomgeving Wat vindt u van uw werkplek? Waar bent u tevreden mee? Waar bent u niet zo tevreden mee?
Plannen voor de toekomst Wat wilt u de komende tijd bereiken? Heeft u daar scholing of opleiding voor nodig?
Afspraken:
Handtekening medewerker
Handtekening leidinggevende
1. Een takenpakket lezen hulpkaart(en):
cp15
Uitleg vragen bij een tekst (4) Informatie zoeken in een folder of een tekst (11) situatie: U bent schoonmaker op een school. U leest uw takenpakket.
Omcirkel het goede antwoord 1
Wat moet u doen in de lokalen? a. de meubels schoonmaken b. het aanrecht schoonmaken
2
Wat moet u doen in de gang? a. de vuile kopjes en glazen weghalen b. stofzuigen
3
Wat moet u doen in de toiletten? a. uw eigen spullen opruimen b. voor toiletpapier, zeep en handdoeken zorgen
4
Wat moet u doen in de keuken? a. het aanrecht schoonmaken b. de meubels schoonmaken
5
Wat moet u doen in de schoonmaakkast? a. uw eigen spullen opruimen b. een logboek invullen
6
Wat moet u aan administratie doen? a. de kopjes in de afwasmachine zetten b. opschrijven welke producten bijna op zijn
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
5
1. Een takenpakket lezen hulpkaart(en):
cp15
Uitleg vragen bij een tekst (4) Informatie zoeken in een folder of een tekst (11) situatie: U bent schoonmaker op een school. U leest uw takenpakket.
Omcirkel het goede antwoord 1
Waar maakt u de meubels schoon? a. in de lokalen b. in de lokalen en op de gang c. in de keuken en in de lokalen
2
Waar moet u stofzuigen? a. in de lokalen en op de gang b. in de lokalen, op de gang en in het toilet c. in de lokalen, op de gang, in het toilet en de keuken
3
Een lamp in het toilet is kapot. Wat moet u doen? a. niets, het staat niet in uw takenpakket b. u moet de lamp schoonmaken c. u moet de lamp maken
4
Wat moet u doen met de vuile kopjes en glazen? a. laten staan b. in de afwasmachine zetten c. afwassen
5
U wilt snel naar huis. U moet uw spullen nog opruimen. Wat doet u? a. u gooit alles snel in de kast b. u schrijft in het logboek dat iemand anders de spullen moet opruimen c. u ruimt de spullen snel maar netjes op.
6
Er is geen toiletpapier in het toilet. U kijkt in de schoonmaakkast. Er zijn nog twee rollen. Wat doet u? a. u koopt nieuw toiletpapier b. u schrijft op dat het toiletpapier op is c. niets, het staat niet in uw takenpakket
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
6
Functiebeschrijving “Schoonmaker” Taken : Lokalen • • • • •
De schoonmaker leegt de vuilnisbakken in de lokalen. De schoonmaker haalt vuile kopjes en glazen weg. De schoonmaker maakt de meubels schoon. De schoonmaker stofzuigt. De schoonmaker dweilt de vloeren.
De gang • De schoonmaker leegt de vuilnisbakken. • De schoonmaker stofzuigt. • De schoonmaker dweilt de vloeren. De toiletten • • • • •
De schoonmaker zorgt voor het toiletpapier, de handdoeken en zeep. De schoonmaker maakt de toiletten schoon. De schoonmaker leegt de vuilnisbakken. De schoonmaker stofzuigt. De schoonmaker dweilt de vloeren.
De keuken • • • • •
De schoonmaker zet vuile kopjes en glazen in de afwasmachine. De schoonmaker leegt de vuilnisbak. De schoonmaker stofzuigt. De schoonmaker dweilt de vloer. De schoonmaker maakt het aanrecht schoon.
De kast met schoonmaakspullen • De schoonmaker ruimt eigen spullen (stofzuiger, dweil, e.d.) netjes op. Administratie • De schoonmaker schrijft op welke producten bijna op zijn. • De schoonmaker schrijft in het logboek wat hij/zij gedaan heeft.
2. Uw mening opschrijven hulpkaart(en):
cp15
Functioneringsgesprekken (26) situatie: U bent schoonmaker. U werkt van vier tot acht uur ’s avonds. U moet dan nog koken. U praat altijd met uw collega’s. U gaat ook op bezoek bij uw collega’s thuis. Uw baas belt u vaak op. Hij vraagt of u langer kunt werken. U zegt dan nee. Hij vindt dat niet leuk.
U heeft een functioneringsgesprek. U schrijft op wat u vindt van uw werk. Maak de zin af.
1
Ik vind het werk
2
Er is een
3
Ik vind mijn collega’s
4
Ik vind mijn werktijden
5
Ik heb problemen met
6
Ik wil graag
sfeer op het werk.
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
8
2. Uw mening opschrijven hulpkaart(en):
cp15
Functioneringsgesprekken (26) situatie: U bent schoonmaker. U werkt van vier tot acht uur ’s avonds. U moet dan nog koken. U praat altijd met uw collega’s. U gaat ook op bezoek bij uw collega’s thuis. Uw baas belt u vaak op. Hij vraagt of u langer kunt werken. U zegt dan nee. Hij vindt dat niet leuk.
U heeft een functioneringsgesprek. U schrijft op wat u vindt van uw werk. Gebruik de zinnen van hulpkaart 26.
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
9
3. Een functioneringsgesprek hulpkaart(en):
cp15
Functioneringsgesprekken (26) situatie: U werkt bij de thuiszorg. U vindt het leuk werk en u werkt steeds sneller. Maar u begrijpt uw collega’s niet altijd. U heeft een functioneringsgesprek met uw baas.
Oefenen: Oefen het gesprek. Geef antwoord op de vragen van uw baas. Lees uw tekst voor.
uw baas
U
Hallo…. Hallo….
Wij gaan nu jouw functioneringsgesprek houden. Wat zijn je taken? Schoonmaken, aankleden en boodschappen doen. Wat vind je van jouw taken? Ik vind het werk leuk.
En de uitvoering van het werk. Hoe gaat dat? Ik werk steeds sneller.
Hoe is de samenwerking? Ik begrijp mijn collega’s soms niet goed.
Waarom niet? Ik begrijp niet altijd wat ze zeggen.
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
10
Wat kunnen we daaraan doen?
cp15
Ik wil graag beter Nederlands leren. Bedoel je een cursus om de communicatie in het Nederlands te verbeteren? Ja, dat bedoel ik. Ik ga het voor je regelen.
Okee, bedankt. Tot morgen.
Dag.
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
11
3. Een functioneringsgesprek hulpkaart(en):
cp15
Functioneringsgesprekken (26) situatie: U werkt bij de thuiszorg. U vindt het leuk werk en u werkt steeds sneller. Maar u begrijpt uw collega’s niet altijd. U heeft een functioneringsgesprek met uw baas.
spelen: Voor deze oefening gebruikt u het gesprek op de vorige pagina. Uw baas heeft de tekst. U niet. U luistert naar uw baas. U reageert. Wissel daarna van rol. Meeluisteren: Heeft u dit van de spreker gehoord? Zet een √ als u het hoort.
Een groet: goedemorgen, goedemiddag, hallo. Schoonmaken,… Ik vind het werk leuk. Ik werk steeds sneller. Ik begrijp mijn collega’s niet goed. Een groet: Tot ziens, dag.
Werk algemeen - cp15 functioneringsgesprek
12
antwoordblad 1. Een takenpakket lezen 1 a 2 b 3 b 4 a 5 a 6 b 1. Een takenpakket lezen 1 a 2 c 3 a 4 b 5 c 6 b 2. uw mening opschrijven 1. Ik vind het werk leuk/ niet leuk/ zwaar/niet zwaar. 2. Er is een goede sfeer op het werk. 3. Ik vind mijn collega’s aardig. 4. Ik vind mijn werktijden goed/niet goed. 5. Ik heb problemen met mijn baas/ mijn werktijden. 6. Ik wil graag vroeger werken/ op een andere afdeling werken/een andere functie/ een opleiding willen volgen.
Heeft u een ander antwoord? Vraag uw docent of het goed is.
2. uw mening opschrijven U ziet hier voorbeelden van zinnen. Heeft u een ander antwoord? Vraag uw docent of het goed is.
Ik vind het werk leuk/ niet leuk/ zwaar/niet zwaar. Er is een goede sfeer op het werk. Ik vind mijn collega’s aardig. Ik ben (niet) blij met mijn collega’s. Ik ben (niet) tevreden over mijn werktijden. De werkdruk is hoog/te hoog. Ik kan het werk goed aan. Ik heb problemen met mijn baas/ mijn werktijden. Ik vind mijn werktijden goed/niet goed. Ik wil graag vroeger werken/ op een andere afdeling werken/een andere functie/ een opleiding willen volgen. Over een tijdje wil ik graag een andere functie. Ik zou wel een opleiding willen volgen. Ik zou wel meer uren willen werken.