Continuïteitsanalyse draagt bij aan houdbaar pensioen op lange termijn
Om vroegtijdig zicht te krijgen op mogelijke verslechteringen op langere termijn zijn pensioenfondsen vanaf dit jaar verplicht om eens in de drie jaar een zogenoemde continuïteitsanalyse uit te voeren. Deze analyse brengt de impact in kaart van uiteenlopende scenario’s op de financiële markten en van belangrijke risico’s zoals het langlevenrisico. De analyse laat zien of er voldoende ruimte is om via de premie, de indexatie of het beleggingsbeleid bij te sturen als dit nodig mocht blijken. Zo kan de continuïteitsanalyse bijdragen aan een gezonde financiële toekomst voor het pensioenfonds en aan de bescherming van de belangen van de pensioendeelnemers.
Continuïteitsanalyse draagt bij aan houdbaar pensioen op lange termijn
Een veranderend landschap Het begin van het nieuwe millennium is in pensioenland stormachtig verlopen. De ontwikkeling van de financiële positie van de fondsen, uitgedrukt in de dekkingsgraad, laat zich goed vergelijken met de spreekwoordelijke rollercoaster. Vanaf de top in 2000 ging het snel naar beneden naar een dieptepunt in 2003, maar vanaf dat punt zijn de dekkingsgraden van de fondsen weer overtuigend gestegen. Daarom zinspelen bestuurders inmiddels op volledige compensatie van pensioenrechten voor verlies aan koopkracht of welvaart door inflatie. Deze zogenoemde ‘indexatie’ vormt bij uitstek het handelsmerk van pensioenfondsen, maar een die aan slijtage onderhevig leek: veel pensioenfondsen konden immers jaren achtereen niet of slechts onvolledig indexeren. In de tussentijd is het landschap enorm veranderd. Eindloonregelingen zijn massaal vervangen door middelloonregelingen. Het laatst verdiende loon voor pensionering bepaalt dan niet langer de pensioenuitkering, maar het (veel lagere) gemiddelde loon over de werkzame periode. Pensioendeelnemers zijn doorgaans bovendien veel langer afhankelijk van de onzeker gebleken indexatie. Was dit voorheen alleen de periode na pensionering, onder de middelloonregeling is de gehele werkzame periode hier meestal aan toegevoegd. Kortom, er is sprake van versobering en verschuiving van risico’s naar de deelnemers. Ook zijn de bruto pensioenpremies die werkgevers en werknemers aan pensioenfondsen betalen tussen 2000 en 2005 bijna verdubbeld, van 6,4% van de loonsom tot 12,7%. Inmiddels is wat druk van de ketel, maar de premieniveaus blijven met naar schatting 12,2% over 2006 hoog. De hoge kosten van een goed pensioen zijn daarmee erkend, maar tegelijkertijd is de ruimte om in geval van problemen nog via premies bij te sturen ook sterk afgenomen. Een laatste grote verandering is de herziening van de wetgeving. Per 1 januari van dit jaar is de verouderde Pensioen- en Spaarfondsenwet (psw) vervangen door de nieuwe Pensioenwet (pw). De financiële eisen en kwantitatieve elementen van de pw staan grotendeels beschreven in het Financieel Toetsingskader (ftk), dat drie belangrijke bouwstenen bevat. Ten eerste moet ieder fonds voldoende bezittingen hebben om vandaag aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Ten tweede moet ieder fonds voldoende buffervermogen aanhouden om met een zekerheid van minimaal 97,5% over een periode van één jaar nog steeds aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. En ten derde moet ieder fonds 52
minimaal eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse uitvoeren, een analyse (geen toets) van de financiële soliditeit van het fonds over de eerstkomende vijftien jaren. De drie bouwstenen vullen elkaar aan. In tegenstelling tot de eerste twee bouwstenen is de continuïteitsanalyse tot dusver enigszins onderbelicht gebleven. Het is een vernieuwing die de komende jaren in de handen van de pensioenfondsen gestalte moet krijgen. De wetgever heeft zich met opzet beperkt tot de hoofdlijnen en zal ook geen nieuwe wetgeving meer maken op dit punt. Toezichthouder dnb zal een beleidsregel publiceren met uitgangspunten voor de beoordeling door dnb van de continuïteitsanalyse. Deze uitgangspunten worden beschikbaar gesteld aan de sector vanuit de wens van dnb om openheid te geven over de wijze waarop zij haar toezicht vorm geeft. De pensioenfondsen zelf dragen de verantwoordelijkheid voor een goede werking van dit stuk gereedschap, onder andere door realistische veronderstellingen te maken ten aanzien van toekomstige beleggingsrendementen. Dan heeft de continuïteitsanalyse de potentie bij te dragen aan een duurzame financiële gezondheid van het pensioenstelsel.
Doel en speelveld De historische context verklaart het doel dat de wetgever voor ogen stond bij de invoering van de continuïteitsanalyse, namelijk ‘het pensioenfondsbestuur te doordringen van mogelijke langetermijnontwikkelingen en na te laten denken over de wijze waarop op deze langetermijnontwikkelingen gereageerd zou kunnen worden’ (Uit: Tweede Nota van Wijziging op de Pensioenwet). Heldere taal om te benadrukken dat de financiële positie niet alleen nu op orde moet zijn, maar ook over de lange termijn beheerst moet kunnen worden. De ervaringen van de laatste jaren hebben duidelijke sporen in het landschap nagelaten. De pensioencrisis verliep immers parallel aan de stagnatie van de economie en het tijdstip van de noodzakelijke premieverhogingen viel daarom slecht. Pensioenfondsen worden nu gedwongen vooruit te kijken, een inschatting te maken van langetermijn risico’s en op voorhand in te schatten in hoeverre met premies, indexatie en beleggingen eventueel bijgestuurd kan worden. En om dat ook in een vroeg stadium in praktijk te brengen. De pensioenfondsen houden verder zelf de regie in handen. De Pensioenwet stelt slechts dat ieder fonds minimaal eens in de drie jaar een continuïteitsanalyse moet opstellen, of vaker als de situatie daar om vraagt, DNB
/ Kwartaalbericht september 2007
Continuïteitsanalyse draagt bij aan houdbaar pensioen op lange termijn
DNB
/ Kwartaalbericht september 2007
Grafiek 1 Uitkomsten continuïteitsanalyse voor dekkingsgraad na vijf en vijftien jaar (voorbeeld) In procenten 35 30
Frequentie (‘kans op’)
en dat de prognosehorizon in de analyse vijftien jaar beslaat. Er wordt gebruik gemaakt van een eigen model dat een getrouwe weergave is van het fonds (o.a. het deelnemersbestand, de pensioenregeling, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid). De rendementen op de beleggingen en de rente hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de balans van ieder fonds. Om de realiteit niet uit het zicht te verliezen zijn hiervoor in de regelgeving grenzen aan de modellering vastgesteld. Misschien wel het moeilijkste aspect van de modellering is het beschrijven van de toevalsprocessen (‘stochastiek’). Net zoals de toekomst in werkelijkheid onzeker is, zullen de scenario’s in het model niet op voorhand vaststaan, maar het resultaat zijn van toevallige ontwikkelingen. De uitkomst van een analyse bestaat daarom ook niet uit één hard getal, maar uit een verdeling van uitkomsten (een distributie). Een voorbeeld kan verduidelijking geven. In dit voorbeeld voert een pensioenfonds een middelloonregeling uit voor ouderdomspensioen. Het belegt voor de helft in aandelen en voor de helft in obligaties. De aandelen leveren gemiddeld een hoger rendement op dan de obligaties, maar kennen ook een hoger risico. Het fonds heeft bij aanvang een dekkingsgraad (verhouding tussen bezittingen en verplichtingen) van 125%. In dit voorbeeld zijn de rendementen op aandelen en de ontwikkeling van de rente erg belangrijk. Op basis van de uitkomsten kan bepaald worden dat de dekkingsgraad naar verwachting stijgt tot 129% na vijf jaar en tot 145% na vijftien jaar. Grafiek 1 toont de uitkomsten van de continuïteitsanalyse voor de dekkingsgraad na vijf, respectievelijk vijftien jaar. Op de horizontale as staat de dekkingsgraad. Op de verticale as staat de relatieve frequentie van (‘kans op’) de uitkomsten op de horizontale as. Duidelijk zichtbaar is dat de verdeling van positieve en negatieve uitkomsten breder wordt in de tijd: de onzekerheid over de uitkomsten neemt toe in de tijd. In een significant aantal gevallen stijgt de dekkingsgraad stevig door tot boven de 200%. Soms echter blijkt de dekkingsgraad op termijn onvoldoende om aan de verplichtingen te kunnen voldoen (<100%). Door de stochastiek komen deze positieve en negatieve risico’s goed naar voren. Een verwachtingswaarde alleen zegt niet voldoende. Een pensioenfonds zal in de praktijk de positieve en negatieve uitkomsten overigens ‘aftoppen’ door in zeer goede situaties te korten op de premie of zelfs over te gaan op terugstorting en door in slechte situaties wettelijke verplichte herstelplannen te implementeren. Dat moet dan onderdeel vormen van de
25 20 15 10 5 0 60
80
100 120 140 160 180 200 220 240 260
Dekkingsgraad 5 jaar
15 jaar
modellering en wordt dan ook zichtbaar in de uitkomsten. Om tegemoet te komen aan met name kleinere fondsen mag de continuïteitsanalyse de eerste drie jaar overigens nog wel deterministisch plaatsvinden. Dat wil zeggen zonder modellering van toevalsprocessen, op basis van vooraf vastgestelde scenario’s, waaronder zogenaamde ‘slecht weer scenario’s’. Daarna vervalt deze mogelijkheid.
Functies De genoemde ‘beheersing van de financiële positie’ is een kapstok om een aantal concrete functies aan op te hangen. De primaire functie is te testen of het fonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen en kapitaalseisen kan voldoen. Er kunnen zich ook ongunstige scenario’s voordoen waarin dit niet meer het geval zal zijn. Denk aan scenario’s met stevige tegenwind op de financiële markten, zoals tegenvallende beleggingsrendementen of langdurig lage rentes. Een tweede functie is dan vast te stellen of er via premie, indexatie of beleggingen voldoende bijgestuurd kan worden. Een derde functie is de onderbouwing van een eventueel benodigd langetermijnherstelplan. De continuïteitsanalyse legt dan vast met welke maatregelen een fonds met een reservetekort binnen vijftien jaar uit de problemen zal geraken. De vierde functie is ook als onderbouwing, nu voor de beantwoording van de vraag 53
Continuïteitsanalyse draagt bij aan houdbaar pensioen op lange termijn
Inzicht in indexatie
Grafiek 2 Uitkomsten continuïteitsanalyse voor indexatie: ambitie is 3% (voorbeeld) In procenten 35 30
Frequentie (‘kans op’)
of een premiekorting verantwoord is. De analyse moet dan aantonen dat het fonds na premiekorting nog voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van de technische voorzieningen en het eigen vermogen, en dat de gewekte verwachtingen ten aanzien van de voorwaardelijke indexatie kunnen worden waargemaakt. De vijfde functie is het inzichtelijk maken van de verwachtingen en risico’s ten aanzien van de toekomstige, voorwaardelijke indexatie. Deze functie komt hierna wat ruimer aan bod.
25 20 15 10 5 0
Het geven van inzicht in de toekomstige indexatie heeft aan belang gewonnen nu pensioendeelnemers door de overgang op middelloonregelingen veel sterker afhankelijk zijn geworden van een goede indexatie. Want indexatie is meestal voorwaardelijk. Het fonds heeft weliswaar een ambitie om te indexeren, maar bekijkt van jaar tot jaar of en hoeveel er geïndexeerd kan worden. Deelnemers kunnen er vooraf geen rechten aan ontlenen en pensioenfondsen hoeven er geen technische voorzieningen (reserves) voor aan te leggen. Ook kan in slechte tijden op indexatie gekort worden om bij te sturen. Dat heeft de geschiedenis recent bewezen. Omdat indexatie in een middelloonregeling de hoogte van de pensioenuitkering voor een belangrijk deel bepaalt, zijn pensioendeelnemers gebaat bij een eerlijke communicatie over indexatieverwachtingen en over de kansen op tegenvallende indexatie. Pensioenfondsen zijn met de introductie van de Pensioenwet verplicht om hier jaarlijks over te communiceren. De continuïteitsanalyse is hiervoor bij uitstek geschikt als hulpmiddel, omdat het gebaseerd is op een volledige modellering van het fonds. Het eerder besproken voorbeeld kan opnieuw verduidelijking geven. De ambitie van het fonds is om de deelnemers via voorwaardelijke indexatie volledig te compenseren voor de loonontwikkeling van 3% per jaar. De vraag is hoeveel indexatie een deelnemer van het pensioenfonds redelijkerwijs mag verwachten en wat de risico’s zijn op minder. Boven de initiële dekkingsgraad van 125% vindt volledige indexatie plaats, daaronder neemt de indexatie af, tot nihil bij een dekkingsgraad van 105%. Grafiek 2 toont de uitkomsten van de continuïteitsanalyse voor de indexatie. De horizontale as geeft het toekomstige indexatiepercentage weer. Zo staat kolom ‘2,4%’ voor een indexatie kleiner of gelijk aan 2,4% (=80% van de ambitie), maar groter dan 2,1% (=70% van de ambitie). Op 54
0,3
0,6
0,9
1,2
1,5
1,8
2,1
2,4
2,7
3,0
Indexatie
de verticale as staat de relatieve frequentie van (‘kans op’) de uitkomsten op de horizontale as. In scenario’s met hoge aandelenrendementen zal de indexatie volledig kunnen zijn, in scenario’s met tegenvallende rendementen zullen er jaren zijn dat de indexatie niet volledig kan zijn. Kolom ‘3%’ laat zien dat in 32% van de gevallen vrijwel volledige indexatie plaats kan vinden. De kans op een lagere indexatie (naar links in de grafiek) neemt snel af. Toch is de kans op realisatie van bijvoorbeeld slechts de helft van de ambitie, oftewel 1,5% aan indexatie per jaar, nog steeds significant. Voor dit voorbeeld kan berekend worden dat de verwachte, toekomstige indexatie uitkomt op 2,1% per jaar. In minder dan 5% van de gevallen komt de toekomstige indexatie uit onder de 0,6% per jaar.
Ter afsluiting De continuïteitsanalyse is een belangrijke bouwsteen van het ftk, maar is tot dusver enigszins onderbelicht gebleven. Dit zal in de komende jaren gaan veranderen als fondsen concreet aan de slag gaan om een continuïteitsanalyse uit te voeren. Zowel voor fondsen als toezichthouders zal er daarbij logischerwijs sprake zijn van een leercurve. De kwaliteit van de analyses zal toenemen in de tijd. Dat is winst op zichzelf, maar de echte winst zal moeten komen uit het in de praktijk brengen van de verworven inzichten en het beheersen van de financiële positie op langere termijn. De continuïteitsanalyse is vooral een stuk gereedschap voor ieder pensioenfonds om grip te krijgen op de dynamiek van het fonds in een situatie omgeven door onzekerheden. DNB
/ Kwartaalbericht september 2007
Continuïteitsanalyse draagt bij aan houdbaar pensioen op lange termijn
Referenties Tweede Nota van Wijziging op de Pensioenwet. De continuïteitsanalyse: een nieuw gereedschap voor pensioenfondsen, Marc Pröpper en Bert Boertje, Tijdschrift voor pensioenvraagstukken, april 2007, aflevering 2. Inzicht in indexatiekwaliteit, De Actuaris, Dirk Broeders en Marc Pröpper, september 2006.
DNB
/ Kwartaalbericht september 2007
55