35e jaargang
Gezondheidseffecten van ioniserende straling op lange termijn
3
herfst 2015
Redactioneel Uitgave van Artsen voor Vrede / AVV en de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie ‘Gezondheidszorg en Vredesvraagstukken’ / NVMP Verschijnt vier keer per jaar.
Colofon Redactie M. Bakker H. D’aes (hoofdredacteur) J.M.G. van der Dennen (eindredacteur) H. van Iterson W. Kusters M. Tyssen
Samensteller van de Engelse synopsis: P. M. Moll-Huber. Medecorrector: R. van der Dennen
Redactie-adres Voor Nederland: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Internet: www.nvmp.org Voor Vlaanderen: Hugo D’aes, Van Stralenstraat 10, 2060 Antwerpen, e-mail:
[email protected]
Europese website: http://www.ippnw-europe.org
Vormgeving / druk Equipe, Heerenveen SMG Banda-Telenga
Kopijsluiting Inleveren kopij voor 15 november 2015.
Bureau / Secretariaat Voor NVMP: Postbus 199, 4190 CD Geldermalsen, telefoon: 06-42009559, e-mail:
[email protected] Voor vragen over en bestellen van medischpolemologische literatuur (artikelen, boeken, documentatiemappen), audiovisueel materiaal, symposiumverslagen en eerder verschenen Nieuwsbrieven. Postrekening bestellingen 55 52 587. Voor Artsen voor Vrede / AVV (Vlaanderen): J. De Loof, Karel van de Woestijnestraat 18, 9300 Aalst, telefoon: (053) 78 44 26.
Lidmaatschap NVMP-lidmaatschap vanaf € 60,--/jaar. Postrekening NVMP: NL40INGB0004395340 Opzegging lidmaatschap uiterlijk 3 december. Artsen voor Vrede / AVV: het modale lidgeld bedraagt € 60,--/jaar. Bijdragen op rek.nr.: 429-8072731-15 of rek.nr. 001-1066890-63 van Artsen voor Vrede.
Copyright Overnemen van artikelen uit de Nieuwsbrief is toegestaan met vermelding van de bron. Bij de voorplaat Kernproef op het Bikini-atoll
Zoals u in het vorige nummer van de Nieuwsbrief hebt kunnen lezen is onze columnist Leon Wecke ons, helaas, onlangs ontvallen. De redactie zou het op prijs stellen als een van u zich geroepen zou voelen om deze vacante functie in te vullen. Van milde ironie tot bijtend sarcasme – het kan allemaal. Eveneens betreurenswaard is het afscheid van An Mercx als medecorrector van de Nieuwsbrief. Zij heeft dit correctiewerk voor vele jaren uiterst precies, gewetensvol en met eindeloos geduld – en niet te vergeten, met veel plezier en voldoening – gedaan, en wij (de redactie) zijn haar dan ook heel dankbaar voor. Zij was bovendien, voor mij als eindredacteur, een sympathiek en aimabel persoon om mee te werken. Elders in dit nummer kunt u het interview aantreffen dat Margreet Bakker met An hield. Gelukkig heb ik mijn jongere broer René van der Dennen, vers gepensioneerd neerlandicus, bereid gevonden deze tijdrovende functie van An over te nemen. U zult zijn naam in het colofon tegenkomen. Twintig jaar na de publicatie van mijn dissertatie The Origin of War, ben ik nog steeds gefascineerd door alles wat met oorlog en vrede te maken heeft, maar in het bijzonder de theorievorming over oorzaken van oorlog en condities van vrede, of condities van oorlog en oorzaken van vrede, en de gehele ideeëngeschiedenis daar om heen. In dit nummer kunt u de eerste aflevering aantreffen van een nieuwe serie: de studie van de klassieke bronnen
/
Woord van de AVV-voorzitter . . . . . . . . 3
In memoriam . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Filling the Gap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Van Hiroshima en Nagasaki tot Fukushima . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
2
ISSN 2215-1230
Johan M.G. van der Dennen
Inhoud
Afkortingen en Definities . . . . . . . . . . . 11
GEZONDHEIDSZORG EN VREDESVRAAGSTUKKEN ARTSEN VOOR VREDE
over oorlog en vrede. Vrede, Frieden, frida, frid, pax, pace, paz, peace, paix, paco, eirènè (iri’ni), mir, heping, heiwa, shanti, salaam, shalom, sholem – al deze namen zijn etymologisch ter herleiden tot twee hoofdbetekenissen: (1) een toestand van rust en harmonie; en (2) een toestand van afrekening. Er kan, in deze tweede betekenis, geen stabiele vrede ontstaan zonder formele afrekening, schulddelging, vergelding (het Latijnse pax is bijvoorbeeld nauw verwant met pact en pacare). De mensheid is altijd ambivalent geweest over vrede. Pas de laatste decennia is vrede een positieve waarde geworden, een doel om naar te streven, een toestand om voor te vechten. Voor al te fanatieke vredeshitsers had Leon Wecke een prachtige kwalificatie: Paxzalvers. Onlangs kwam ik een uiterst merkwaardig artikel tegen, geheten Eternal peace of the graveyard: The language of peace discourse and the construction of the global humanitarian concentration camp van Stefan Sonderling (2013). Het artikel toont aan dat er onder onze vredelievende en humanitaire strevingen nog altijd die ambivalentie ligt te smeulen als een veenbrand. An absolute warless world is either a utopia or is madness is dan ook de conclusie, en Humanitarian military intervention and peace building are euphemisms for war by other means. De klassieke bronnen die ik in de komende nieuwsbrieven zal bespreken, vooral de klassieke Grieken en Romeinen, zouden het daar, denk ik, wel mee eens zijn.
Gezondheidseffecten van ioniserende straling op lange termijn . . . . . . . . . . . . 12
De studie van de klassieke bronnen over oorlog en vrede . . . . . . . . . . . . . . . 15
Niccolo Machiavelli (1469-1527) . . . . . 17
Einde en begin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Afscheid van An Mercx als corrector van de Nieuwsbrief . . . . . . . . . . . . . . . . 22
Uit tijdschriften en van internet . . . . . . . 24
Woord van de AVV-voorzitter Mede Lijden
Jef De Loof MEI 1940
Het zijn beelden die ik nooit zal vergeten. Ik was net geen 13 jaar toen ik, samen met de andere leerlingen van het Aalsters Jezuïetencollege, naar huis werd gestuurd met de boodschap: “voorlopig is er geen les wegens gebrek aan leraars”. Met de oorlogsverklaring van Duitsland aan ons land was de oorlog immers begonnen, wat betekende dat elke volwassene die in aanmerking kwam zich moest gaan melden bij zijn militaire eenheid.
Meteen waren de eerste Duitse soldaten ons land binnengetrokken. In een ijltempo trachtten ze onze oostelijke verdedigingsgordel door zware bombardementen in te nemen of te omzeilen. Als je er rekening mee houdt dat het gros van een leger zich toen te voet verplaatste en dat anderzijds het Belgisch leger een grenzeloos vertrouwen had in zijn uiterst duur en omvangrijk betonnen ondergronds, niet overschrijdbaar geacht verdedigingssysteem, was de Duitse opmars uitzonderlijk snel en overrompelend.
Dit dankten de Duitsers aan hun goed getrainde luchtmacht, die ganse legereenheden achter en bovenop de Belgische stellingen dropten en deze zo vanuit een onverwachte en
moeilijk verdedigbare kant aanvielen of gewoon passeerden. Op een paar dagen hadden de eerste vijandelijke eenheden een paar intacte Maasbruggen bij verrassing ingenomen en naderden ze de grens van Brabant en Oost Vlaanderen. Bij de bevolking ontstond paniek. Onjuiste of overdreven geruchten, herinneringen aan het wangedrag van de soldaten tijdens de Duitse bezetting in de Eerste Wereldoorlog, deden de bevolking op de vlucht slaan, richting Noord Frankrijk.
Een van de belangrijkste vluchtroutes was de steenweg (toen nog hobbelige kasseiweg) van Antwerpen naar Dendermonde en verder naar Aalst, een weg die voorbij onze ouderlijke woning liep. Drie dagen lang trok daar van 's morgens tot 's avonds een aaneengesloten colonne vluchtelingen voorbij. Mensen van elke leeftijd, sommigen gehandicapt, zwaar bepakte fietsen voortduwend, of karren trekkend vol bagage of met kleine kinderen. Mensen die in normale omstandigheden nooit enige afstand aflegden, stapten dagen te voet verder, sommigen veertig, vijftig kilometer per dag.
Velen wisten niet waarheen noch waar de volgende nacht te slapen. Ze volg-
den de grote massa en als het donker werd, legden ze zich neer op de grasstrook naast de weg of in het veld. In paniek hadden zij besloten te vluchten voor het Duitse leger, voor de bezetter, gauw hun bijzonderste bezittingen bijeengescharreld, hun huis zo goed mogelijk afgesloten.
Gelukkig was het een hele periode warm, droog weer en waren de Duitse soldaten sneller dan de vluchtelingen, zodat de vluchtelingen in de bezette zone terechtkwamen en terug naar huis konden. Maar hoe dan ook, wie dergelijke situaties heeft meegemaakt, als getuige of betrokkene op een of andere manier, weet wat het is als vluchteling opgejaagd te worden.
AUGUSTUS 2015
De vlucht van mensen, opgejaagd door oorlogsdreiging, door persoonlijk levensgevaar, levend in een dictatoriale omgeving, of gewoon zoekend naar betere levensmogelijkheden is weer sterk aan het toenemen. Massaal trachten ze op gevaar voor hun leven langs de Middellandse Zee, de Griekse eilanden of langs de tunnel in het Franse Calais zich definitief in Europa te vestigen.
Vervolg op pagina 4
3
Vervolg van pagina 3
In memoriam
Hans Bottema, † 15-07-2015
Op 15 juli is op 92-jarige leeftijd Hans Bottema, na een mooi en lang leven, rustig gestorven.
Begrip voor vluchtelingen, voor hun miserie en voor de gevaren waaraan ze blootstaan wanneer ze niet vluchten is algemeen. Als het echter concreet gaat om het opnemen van migranten in eigen land dan ziet het opvangend land en zijn inwoners dit gewoonlijk als een bijkomende financiële en socio-economische last en staan sommige landen er dan ook weigerachtig tegenover. Of vinden ze zich meer belast dan anderen.
Dit is een normaal verschijnsel, gedeeltelijk door de pers veroorzaakt die de toename van migranten dagelijks beklemtoont onder opvallende titels, dikwijls met weinig verklarende commentaar. Als dan uit een opiniepeiling blijkt dat ongeveer 60% van de Belgische bevolking geen toename van migranten wenst, dan vind ik dat eerder begrijpelijk. Overigens wordt de statistische waarde van deze peiling door o.a. socioloog Jan Hertogen betwist (zie Bericht uit het Gewisse van augustus 2015, http://www.npdata.be/BuG/277IPSOS/).
Globaal gezien kan de huidige aangroei van vluchtelingen, die dan ook niet blijvend zal zijn, niet beschouwd worden als een ondraaglijke last voor de rijkere landen. Een billijke en open verdeling is echter noodzakelijk.
De stille, trage evolutie van onze wereld, van een maatschappij waarin het voorbijgestreefde Darwinistische recht van de sterkste geldt naar een wereld waarin elke gemeenschap haar rechten krijgt, zal dan ook belangrijker zijn voor het oplossen van de vluchtelingenproblemen dan elk verplicht plaatsen van migranten. Aan die evolutie kan iedere burger vanuit zijn situatie meewerken. *
4
Een paar maanden geleden had ik nog contact met Ina Bottema-Lanjouw, of zij en Hans nog in staat waren om naar de algemene ledenvergadering te komen? Ina en Hans waren vaste gasten op ons jaarlijks samenzijn. Maar helaas, dit jaar zat het er niet meer in, door leeftijdsgerelateerde beperkingen was Hans niet meer in staat de lange reis van Tynaarlo naar Amersfoort te ondernemen. Jammer, want het contact met hen was altijd hartelijk en een moment om weer eens bij te praten.
Voor mij, als pas aangestelde dienstweigeraar, was de algemene ledenvergadering van 1989 mijn eerste contact met de vereniging en ik viel meteen met mijn neus in de boter, een heel nieuw bestuur moest gekozen worden. Aan tafel was het Hans Bottema die een tipje van de sluier oplichtte op mijn vraag wat hier aan de hand was. Hans was toen al jarenlang lid van het Algemeen Bestuur en zou dat tot 1999 blijven. Maar Hans was veel actiever dan alleen het AB-lidmaatschap. Hans was de motor achter het platform ‘Beroepsgroepen voor de vrede’, een samenwerkingsverband tussen de vredesorganisaties: Economen voor de vrede, Juristen voor de vrede, Biologen voor de vrede, Pedagogen voor de vrede, Psychologen voor de vrede en de NVMP. Ja, dat waren nog eens tijden. Nog steeds bestaan er goede contacten voorvloeiend uit die jarenlange samenwerking.
Maar Hans hield nog meer ballen in de lucht, zonder hem was de afdeling Groningen-Drenthe, later omgedoopt tot afdeling Noord toen Friesland er bij kwam, allang ter ziele geweest. Tot voor enkele jaren kwam de afdeling nog bij elkaar en leverde Hans trouw de boeiende verslagen van de boekbesprekingen in die elke eerste woensdag van de maand plaatsvonden in het 'Praot-hoes' van Licht en Kracht te Assen. Zijn begeleidende commentaar was ‘we blijven doorgaan met waarmee we bezig zijn en waar we goed in zijn: studeren en signaleren’.
Verder herinner ik me ook nog enkele ‘refereeravonden’ die op het NVMPbureau in Utrecht plaatsvonden. Ook een idee waarvan Hans een van de bedenkers was. Een soort minisymposium waarvoor een thema werd gekozen dat door enkele sprekers werd toegelicht waarna de discussie losbarstte. Als ik zijn activiteiten voor de NVMP zo overzie, en ik zal er zeker nog vergeten, raak ik onder de indruk. Een NVMP-er in hart en ziel.
Op zijn rouwkaart stond het volgende, mooie en heel toepasselijke, citaat van Willem de Zwijger: Il n’y a pas besoin d’espérer pour entrependre ni de réussir pour persévérer. (Je hoeft geen hoop te hebben om ergens mee te beginnen, noch succes om het vol te houden.) We zullen het ter harte nemen.
Hans van Iterson
Filling the Gap transformatie coördineert. Deze ngo's lobbyen ervoor dat conflictpreventie hoger op de Europese politieke agenda komt.
Mimi Tyssen In mei 2015 kreeg ik een uitnodiging van The Global Partnership for Prevention of Armed Conflicts (GPPAC) voor het bijwonen in Den Haag van de presentatie van het rapport “Filling the Gap: How civil society engagement can help the UN’s Peacebuilding Architecture (PBA) meet its purpose”. Naar aanleiding hiervan deed ik onderzoek naar het begrip civil society (dat vertaald kan worden als burgermaatschappij of maatschappelijk middenveld), vooral in landen verdeeld door oorlog. Het zijn organisaties of instituties buiten de overheid en de handel en buiten verbanden van familie en vrienden.
Filling the Gap, geschreven door het GPPAC en het QUNO (Quaker UN Office) evalueert de huidige stand van zaken betreffende de Peace Building Architecture van de Verenigde Naties. Het rapport is gebaseerd op verslagen van experts in New York en van civil society actoren in diverse landen. Het doel is een grotere transparantie en een duidelijkere omschrijving van wederzijdse verantwoordelijkheden bewerkstelligen. De Peace Building Commission zou creatiever en flexibeler te werk kunnen gaan. Zij wordt gevraagd haar agenda voldoende van te voren te publiceren zodat ngo’s de tijd hebben om zich voor te bereiden. De aanbevelingen zullen met prioriteit geïmplementeerd worden.
Politici, deskundigen en wetenschappers twisten regelmatig over de impact en de wettelijkheid van civil society actoren. Onder non-state actor wordt verstaan: niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, internationale media, internationale georganiseerde misdaad, internationale paramilitaire groepen en terroristische groepen. De laatste jaren wordt in de Engelse literatuur de term civil society organisations gebruikt. Op één punt is er con-
Samenwerking met ngo’s
sensus: de burgermaatschappij bestaat uit vrijwillige collectieve acties rond gedeelde belangen. Het is een gebied tussen de staat en de familie, bevolkt door organisaties die autonoom zijn t.o.v. de staat. In dit artikel refereert de term ngo aan non-profit organisaties die betrokken zijn bij humanitaire hulp, mensenrechten en vredeswerk. Het aantal ngo’s is de laatste twintig jaar enorm toegenomen. Het VN Ontwikkelingsprogramma schat het aantal ngo’s dat zich bezig houdt met ontwikkelingswerk, mensenrechten, veiligheid en vredeszaken tussen de 37.000 en 50.000. Ngo’s zijn in toenemende mate actief bij conflictpreventie en vredeswerk. Taken zijn vroeg-signalering (early warning), preventieve diplomatie, derde-partij interventies, dialoog workshops, mediation, onderhandelingen, controle op wapenhandel en initiatieven voor intercultureel begrip en verstandhouding.
Het Global Partnership for the Prevention of Armed Conflict (GPPAC) is een netwerk van ngo’s betrokken bij conflict preventie en vredesopbouw. Het is gevestigd in Den Haag. Hun missie bestaat uit uitwisseling van informatie en samenwerking met VN organisaties. Het GPPAC werd in 2002 opgericht door het Europees Centrum voor Conflictpreventie (ECCP) als reactie op het Report on the Prevention of Armed Conflict van de Secretaris Generaal van de VN. Dit rapport ging over het belang van een verschuiving van reactie naar preventie. Het secretariaat van GPPAC is ondergebracht bij het ECCP dat ook het Europees Platform voor Conflictpreventie en
Sinds de late jaren 90 hebben EU parlementariërs geregeld bijeenkomsten met ngo’s o.a. in Brussel, zoals de Civil Society Contact Group. Ngo's actief in preventieve diplomatie zijn International Alert (Verenigd Koninkrijk), het Carter Center in de VS en kerk-gerelateerde organisaties zoals Sant’Egidio. Weer andere ngo’s onderhouden of verbeteren relaties tussen verschillende bevolkings- en etnische groepen door dialoog en gezamenlijke projecten. Een voorbeeld hiervan is het Nansen Dialogue Network in voormalig Joegoslavië. Het werd opgericht door de Nansen Academy en is uitgebreid beschreven in Creating Spaces for Dialogue. Het heeft drie centra in Bosnië Herzegovina, één in Kroatië, één in Montenegro en twee in Servië. Uitgebreide beschrijvingen van hun doelstellingen en methodiek zijn op hun sites en op facebook te vinden.
Bujonovac in Servië is een zusterstad van Lillehammer. Dit helpt bij verbeteringen op het gebied van onderwijs, vredesonderwijs, management en politiek bestuur. Alle etnische groepen zijn betrokken bij de ontwikkelingen van de verschillende activiteiten. Dit heeft ertoe geleid dat in 2010 een volledig multi-etnisch gemeentebestuur geïnstalleerd werd. In Macedonië hebben deze dialogen geleid tot tweetalige middelbare scholen en in Bosnië-Herzegovina tot allerlei multi-etnische activiteiten in en rond scholen. In Kosovo werd een multietnische bibliotheek opgericht met boeken in het Albanees, Servisch en Engels. Het idee van de Nansen Dialoogcentra ontstond in Noorwegen in 1994, toen Lillehammer de Olympische Winterspelen huisvestte.
Vervolg op pagina 6
5
Vervolg van pagina 5
Er ontstond solidariteit met de vorige Olympische stad Sarajevo, dat toen belegerd werd. De Nansen Academy nodigde personen en groepen van de Westelijke Balkan uit om gedurende drie maanden bij hen te logeren om te onderzoeken of er weer vertrouwen en samenwerking mogelijk was. Het project werd mede gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zo kregen zij een neutrale en veilige plek om naar elkaars verhalen te luisteren. Mensen waren in hun oordeel niet meer uitsluitend afhankelijk van de verhalen van hun eigen politici, journalisten, leerkrachten en familieleden. Veel deelnemers ontdekten dat verschillende politieke overtuigingen naast elkaar kunnen bestaan. Ze begrepen beter hoe de conflicten zo’n destructief deel van hun leven waren geworden. Dialoog is bijzonder nuttig als segregatie leidt tot eenzijdige propaganda. De dialogen, seminaries en andere activiteiten vonden dus al plaats tijdens de oorlog, aanvankelijk in Lillehammer en later ook in andere plaatsen van het voormalig Joegoslavië. De deelnemers ondernamen hiervoor busreizen, met vertrek in aparte bussen om over de grens in een gezamenlijke bus te stappen. Uitgenodigd werden verschillende etnische groepen, maar ook beroepsgroepen als journalisten, burgemeesters, ambtenaren en leerkrachten. De Dialoogcentra werden bewust gerund door personen uit de eigen gemeenschap.
Mediation als onderdeel van netwerken: twee voorbeelden Slovenië organiseerde in 2014 een congres waaraan verschillende mini-
Nansen Academy in Servië
6
steries van Buitenlandse Zaken uit het Middellandse zeegebied deelnamen o.a. een hoge diplomaat van de lidstaten van de Arabische Liga, iemand van het Egmontinstituut in Brussel, het hoofd van de VN missie in Libië, het hoofd van Internationale Relaties van Sant’Egidio en sprekers van verschillende VN commissies. Een ander voorbeeld is het Institute for Multi Track Diplomacy in Washington DC, opgericht door Ambassadeur John McDonald. Dit instituut steunt de ontwikkeling van de mediation vaardigheden, conflictresolutie training en communicatie. Zij steunen op een systeembenadering bij vredesopbouw. Mediation wordt dan niet enkel gezien als een middel voor conflicttransformatie, maar dient ook als basis voor een levensfilosofie. Het vraagt een andere geestesinstelling, die “de Derde Zijde” wordt genoemd. De Derde Zijde betekent hier niet de derde partij of de mediator. Het staat voor dat wat samenwerking en eenheid creëert tussen conflicterende partijen, de gemeenschappelijke basis van een hoger belang.
Er bestaat een ambitieus plan dat ook in Syrië te realiseren. Praktische suggesties zijn hiervoor gegeven, op basis van onderzoek gedaan door Paul van Tongeren van het Europees Centrum voor Conflictpreventie: 1. Een Syrisch netwerk van individuen en organisaties met kennis van mediation opzetten om de sociale relaties te verbeteren. 2. Creëren van een kritische massa van individuen die bekend zijn met de filosofie van conflictmanagement en de methoden van mediation en verzoening.
3. Het opzetten van mediation-structuren bij religieuze organisaties en onderwijs.
Ambivalenties over de activiteiten van ngo’s
Ngo's kunnen zaken voor elkaar krijgen die een regering niet lukken. Hierbij horen het faciliteren van nieuwe ideeën, het voorzien in vertrouwelijke communicatiekanalen en het aanleggen van netwerken zonder rekening te moeten houden met politieke gevoeligheden. Vanuit een ander standpunt wordt gesteld dat staten en internationale organisaties en bedrijven de dominante politieke actoren zijn, maar door samenwerking met ngo’s de acceptatie van hun politieke agenda vergroten. Daar tegenover staat dat westerse concepten naar een andere sociale realiteit overbrengen niet altijd adequaat is. Ngo’s zouden niet transparant zijn, niet onafhankelijk en niet onderworpen aan sociale controle. Ngo’s verwerven legitimiteit en geloofwaardigheid door hun efficiëntie aan te tonen. Sommige ngo’s berichten dan ook heel transparant over activiteiten, interne besluitvorming en fondswerving. Zij hebben heldere websites. Maar vaak missen ngo’s de kennis om de complexiteit van een regio te overzien, waardoor ze het risico lopen de bestaande machtsstructuren te onderhouden. Het Collaborative for Development Action heeft een model voor reflectie ontwikkeld: het Reflecting on Peace Practice project. Ten slotte, externe interventies kunnen slechts slagen als zij gebruik
maken van de lokale gemeenschap en de bemiddelaar zich bescheiden opstelt. Blijft dan de vraag welke lokale actoren je bij het proces betrekt. De Berghof Foundation (een ngo) publiceert hierover een voorbeeld, de casus Bosnië en Herzegovina.
Bosnië en Herzegovina
In het Dayton Vredesakkoord dat in 1995 een einde maakte aan de oorlog in Bosnië, was civil society geen issue. De internationale organisaties volgden een strategie die het beste omschreven kan worden als “liberale vrede”. Ze focusten op democratisering door vroege verkiezingen en economische liberalisering waaronder privatisering van voormalig socialistisch eigendom. Zo hervormden ze een land naar de wensen van internationale organisaties. Helaas bleven nationalistische hardliners aan de macht als gevolg van (te) vroege verkiezingen. Vanaf het begin werd de invloed van de centrale staatsstructuren gemarginaliseerd ten voordele van machtige etnische structuren. De politiemissies van de VN en de EU hebben de lokale veiligheidstroepen gemoderniseerd, maar zijn niet in staat gebleken substantieel bij te dragen tot het vormen van een rechtstaat. Tevens hadden de internationale interventies geen oog voor het verband tussen het voortduren van de fragmentatie van de staat en de economische nadelen hiervan. De internationale interventies hebben wel een nieuwe oorlog voorkomen maar niet bijgedragen aan staatsvorming en democratisering.
Deze ervaringen hebben geleid tot wijziging van de strategie. Het opbouwen van een burgergemeenschap opbouwen van een middenveld werd op de agenda gezet van de EU en de OVSE (organisatie voor samenwerking en veiligheid in Europa). Op die manier werd de top-down aanpak van het Dayton Akkoord aangevuld met een bottom-up benadering. Vanaf 1998 zijn meer fondsen verstrekt aan projecten van ngo’s in de hoop dat de politieke structuren opengebroken konden worden. Er ontstonden burgerinitiatieven op het gebied van vredesonderwijs maar ook van interreligieuze dialoog. Empowerment van vrouwen en jeugd kreeg veel aan-
dacht. In samenwerking met de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) werd er gezorgd voor de terugkeer van vluchtelingen. Sommige organisaties legden zich toe op actief burgerschap, op het omgaan met vooroordelen en het verminderen van vijanddenken. Tevens richten burgerinitiatieven zich op het monitoren van de verkiezingen, het voeren van campagnes tegen corruptie en het documenteren van oorlogsmisdaden. Vrouwenorganisaties waren succesvol in het doorbreken van taboes rond verkrachting van vrouwen in de oorlog.
Sinds 2005 bundelen ngo’s uit Bosnië, Kroatië en Servië hun krachten bij het verwerken van het oorlogsverleden. De meeste van deze initiatieven worden mede gefinancierd door de EU, OVSE, VN, transnationale ngo’s en private fondsen. Door deze internationale ondersteuning zijn er honderden burgerinitiatieven en ngo’s ontstaan. Alleen al in Bosnië zouden achtduizend organisaties geregistreerd zijn. Het wordt ook wel “projectomania” genoemd. Lokale ngo’s hebben een nieuwe artificiële arbeidsmarkt gecreëerd die volledig afhankelijk is van externe fondsen. Deze fondsen zijn vooral gefocust op verstedelijkt gebied. Rurale regio’s zijn verwaarloosd. Nog spijtiger is dat zij onvoldoende aandacht blijken te hebben voor de specifieke noden van een gemeenschap. De burgermaatschappij heeft zich in ex-Joegoslavië in twee tegengestelde richtingen ontwikkeld: enerzijds
Begraafplaats in Sarajevo
organisaties die de etnische verschillen overbruggen en daarnaast groepen die afhankelijk blijven van en gecontroleerd worden door politieke partijen. Veel Bosnische dorpelingen kozen er voor om na de oorlog de gemeenschapscentra uit de socialistische periode her op te bouwen, soms uit noodzaak soms uit protest tegen de internationale bemoeienis. Onderzoeken na de oorlog toonden aan dat deze corporaties in veel gevallen effectief bleken bij het tot stand brengen van verzoening. Dit in tegenstelling met de artificiële door donors opgerichte multi-etnische projecten.
Lessen geleerd uit de casus Bosnië en Herzegovina
De gebeurtenissen hebben tot het besluit geleid dat het houden van vroege verkiezingen, vóór zich leefbare instituten gesetteld hebben, contraproductief zijn. De internationale actoren, met name de EU en de VN faalden in hun pogingen om succesvol om te gaan met de problemen van het land. Een belangrijke les is dat een burgergemeenschap geen goede fee is die alle politieke problemen kan oplossen. De burgergemeenschap heeft een belangrijk potentieel maar kan de natiestaat niet alleen opbouwen. Haar vredeswerk blijft noodzakelijk in een etnisch verdeeld land omdat het de enige plek is waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en de etnisch-nationalistische politiek doorbreken. Staatvorming en vorming van een burgergemeenschap zijn parallelle processen. Zonder een goed functionerende staat is de ontwikkeVervolg op pagina 8
7
Van Hiroshima en Nagasaki tot Fukushima onderschat; er bestaat een dringende noodzaak het curriculum van de medische opleiding in relatie met voorgaande problemen aan te passen. De discussie gaat verder dan de optimalisatie van de traditionele sociale geneeskunde. Ze tracht lessen te trekken uit de medische gebeurtenissen en een model te bieden voor interacties tussen geneesheren en maatschappij bij toekomstige rampen.
Ward Kusters Japan is het weinig benijdenswaardige land met de grootste ervaring op gebied van nucleaire catastrofen. Ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de kernbom op Hiroshima – 6 augustus 1945 verscheen in The Lancet een artikelenreeks over de gezondheidseffecten bij populaties blootgesteld aan ioniserende straling (The Lancet, vol 386 August 1, 2015).
De auteurs komen voornamelijk uit Japan maar zijn bijgestaan door deskundigen van het International Atomic Agency (IAEA) in Wenen. In samenwerking met artsen uit de rampengeneeskunde werden ook de ervaringen van Tsjernobyl in het verslag betrokken. Men kan bedenkingen hebben over het gewoon naast elkaar plaatsen van oorlogshandelingen en industriele ongevallen. Beide zijn man made maar in het eerste geval gaat het om intentioneel schade toebrengen, in het tweede geval om een niet gewild ongeval. Vervolg van pagina 7
ling van een burgermaatschappij bijna onmogelijk. Zonder een goed functionerende burgermaatschappij kan men zich niet identificeren met het democratisch gedachtengoed. De term burgermaatschappij heeft een normatieve betekenis want ze wordt gezien als een tegenwicht tegen de macht van de staat. Een pluralistische burgermaatschappij representeert een waaier aan belangen, staat garant voor een cultuur van tolerantie en draagt bij aan politieke consensus. Veelal overlappen in de realiteit de grenzen tussen staat en burgermaatschappij elkaar. Maar niet in conflict-regio’s en oorlogsgebieden. Daarom is het nodig dit concept van burgergemeenschap verder te ontwikkelen. Daarom ook is het belangrijk dat bijvoorbeeld de
8
De schoonmakers bij de Tsjernobyl centrale
Gemeenschappelijk is wel dat het in beide gevallen om ioniserende straling gaat, hoewel de dossisen van een andere orde zijn.
Blootstelling aan ioniserende straling
De gemiddelde totale stralingsbelasting van de mens bestaat uit twee onderdelen: de natuurlijke en de kunstmatige belasting. De kunstmatige bronnen van straling zijn afkomstig van medische toepassingen, atmosferische kernproeven en het Tsjernobyl-ongeval. Onze huidige kennis over ioniserende straling is afkomstig van de ervaringen bij medische toepassingen, het testen van nucleaire wapens, industriële ongevallen en vooral de oorlogsgebeurtenissen van de laatste wereldoorlog.
De uitwisseling van gegevens in samenkomsten en symposia toonde volgende belangrijke problemen. Er bestaat een gebrek aan comunicatievaardigheden en zelfs geëngageerdheid bij veel artsen; mentale en psychologische problemen in de getroffen bevolking krijgen onvoldoende aandacht; niet-radiologische gezondheidsproblemen in verband met de evacuatie van grote groepen mensen worden
Natuurlijke Achtergrondstraling, afkomstig van de natuurlijke radioactieve stoffen in de bodem wordt in Nederland geschat op 2,1 mSv per jaar.
Wereldbank ook handelsorganisaties, sociale bewegingen, religieuze organisaties, studentenorganisaties, beroepsorganisaties en vele andere bereikt.
houden. Een burgermaatschappij kan niet van buitenaf gecreëerd worden. Externe ondersteuning moet vooral de eigen initiatieven versterken. *
Het is belangrijk om de burgergemeenschap vanaf het begin te betrekken bij alle fases van de transitie van oorlog naar vrede: vanaf de vredesonderhandelingen tot de vredesopbouw na de oorlog. Die inclusie is belangrijk om verschillende redenen: ze integreert de perspectieven van een maatschappij en burgers in plaats van uitsluitend te reageren op de wensen van de gewapende partijen. Zo kan er een bredere politieke en sociale consensus ontstaan en heeft het vredesakkoord meer kans duurzaam stand te
- Filling the Gap: How civil society engagement can help the UN’s Peacebuilding Architecture meet its purpose, GPPAC en QUNO - Creating Spaces for Dialogues, a role for civil society in de reeks Dialogue and Mediation van het ngo netwerk GPPAC. - Martina Fischer van de Berghof Stichting in Berlijn en Brussel: Civil Society in Conflict Transformation: Strengths and Limitations. - Europees Platform voor Conflict Preventie en Transformatie/ den Haag. - VNVR Resolutie 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid.
Conclusie
Literatuur
In België zou het iets hoger zijn, ongeveer 2,5 mSv, omdat het Radon in de ondergrond van de Ardennen zorgt voor een hoger gemiddelde. Er bestaan landen waar de achtergrondstraling van 3 tot 6 mSv bedraagt. Dit is het geval in o.a. Kerala in Indië, Yangjang in China en Guarpari in Brazilië. Er werd tot nu toe geen verhoogde kankersterfte in die gebieden aangetoond.
Medische blootstelling blijft in de belangstelling staan, maar door de vooruitgang van de techniek gaan de blootstellingswaarden omlaag. Voorbeelden van waarden voor medische blootstellingen in België zijn: RX Thorax 0,09 mSv; RX Thoracale wervels 0,48 mSv; CT schedel 1,3 mSv; CT abdomen 8,6 mSv. De therapeutische toepassingen zoals bij de ziekte van Bechterew, bij thymushypertrofie of tinea capitis bestaan niet meer. Zij gaven aanleiding tot overdosissen die via epidemiologisch onderzoek ook inzicht gaven in de dosiseffect relatie van ioniserende straling.
Atmosferische kernproeven waren in de jaren vijftig en zestig van vorige eeuw een belangrijke bron van bijkomende belasting. Testen van de VS, Sovjet Unie, VK, China en Frankrijk duurden tot 1980. Meer dan 500 atoomwapens werden getest in de atmosfeer. In vergelijking met de Hiroshima bom die een explosieve kracht had van 15.000 ton TNT ging het hier om bommen van 1.000 tot 50 miljoen ton TNT. De testen gebeurden in weinig bevolkte gebieden maar na de explosie werden honderden radionucliden gevormd, vele met met een halfwaardetijd van 3 maanden of min-
Bovengrondse kernproef in de VS
der. Het risico voor de bevolking ontstond vooral door blootstelling aan deze radioactieve bijproducten. De radioactieve fall-out verspreidde zich wereldwijd en was meetbaar op alle continenten. De grootste zorg was een mogelijke toename van schildklierkankers. De schildklier kan geen onderscheid maken tussen stabiel jodium en radioactieve vormen als jodium-131 dat bij een kernexplosie gevormd wordt. Vooral jongeren zijn gevoelig voor gecontamineerd voedsel zoals verse melk of voedsel dat afkomstig is van planten die radioactief jodium accumuleren of dieren die dergelijke planten grazen. Wegens de lage concentraties zijn er geen duidelijk zichtbare verschillen in kankersterfte. Het effect kan alleen aan de hand van risicomodellen onderzocht worden. De proeven in de Nevada woestijn zouden aanleiding hebben geven tot 12% meer dan de 400.000 kankergevallen, normaal te verwachten zonder de fall-out. Verder zouden er nog een 11.000 extra
Verlaten pretpark in Tsjernobyl
doden zijn door niet-schildkliercarcinomen, waarbij leukemie een 11% uitmaakt van het totaal. Alhoewel de blootstelling aan ioniserende straling door het testen van nucleaire wapens in de atmosfeer meer dan 50-60 jaar geleden is, zal er toch nog altijd een deel van de carcinomen stralingsgerelateerd zijn. Het bijkomende aantal mag klein lijken in vergelijking met het totale aantal carcinomen maar voor de betrokkenen blijft het uiteraard ernstig.
Soms zijn de concentraties bij atmosferische testen toch hoger. In 1954 deed zich een ernstig ongeval voor bij de Marschalleilanden in de Stille Oceaan. Een hoge dosis ioniserende straling trof een groep van 82 mensen, ongeveer 7 Gy voor de schildklier, 1 tot 6 Gy voor het beenmerg en meer dan 1 Gy voor maag en colon. Het ongeval was te wijten aan een onverwachte verandering van de windrichting. Gelijkaardige ongevallen deden zich voor in Kazakhstan bij testen van de USSR. Een matige tot hoge dosis (1 à 2 Gy) voor de schildklier trof de inwoners van verschillende dorpen.
Het Tsjernobyl ongeval in 1986 was de ergste industriële nucleaire ramp in de geschiedenis en de eerste die als INES level 7 gecatalogeerd werd, wegens het massaal vrijkomen van radioactief materiaal.Van de 600 werknemers die betrokken waren bij de noodhulp waren er 134 die een Acute Radiation Syndrome (ARS) ontwikkelden, waarvan er 28 stierven. 220.000 bewoners werden geëvacueerd. Een van de belangrijkste gezondheidseffecten was de toename van schildklierkankers bij kinderen die in de nabijheid leefden. Het eten van gecontamineerd voedsel met radioactief jodium was de oorzaak. Een toename van de totale kankerincidentie werd niet waargenomen. De ramp toonde wel andere gevolgen aan, niet direct verbonden aan de radioactiviteit, namelijk de psychologische effecten over langere tijd.
Overlevenden van Hiroshima en Nagasaki. Deze populaties maken het voorwerp uit van een multidisciplinaire studie die nog steeds verder gezet wordt. De studie, Life Span Study genoemd, levert veel materiaal voor
Vervolg op pagina 10
9
Vervolg van pagina 9
het onderzoek naar dosis-effect relatie. Het is een grote populatie (ongeveer 86.000 overlevenden) en de blootstelling gebeurde over een groot dosisbereik (van <0,01 Gy tot 4 Gy). Er werd een significante toename vastgesteld van het aantal waargenomen kankergevallen ten opzichte van het te verwachten aantal.
In Fukushima is niemand gestorven als gevolg van radioactieve straling. In Tsjernobyl vertoonden nog 134 van de 600 reddingsmedewerkers ARS, in Fukushima niemand. Het UN Scientific Comittee on the effects of Atomic Radiation zegt in haar rapport van 2013 dat ook voor de komende jaren geen zichtbare veranderingen in de kankerstatistiek te wijten aan radio-actieve straling, te verwachten zijn. Een licht voorbehoud bestaat voor een theoretische verhoging van schildkliercarcinomen en daarom beveelt de commissie hiervoor een nauwe opvolging aan. De auteurs wijzen wel op enkele prangende overeenkomsten met de overlevenden van Hiroshima en Nagasaki: de sociale en psychologische onzekerheden.
riele schade en verlies van dierbaren zorgen dikwijls voor bijkomende meningsverschillen en familiale conflicten. Zij gaan over wie moet vergoed worden, wat moet vergoed worden, de berekening van de schade, de lange duur en de onzekerheid van de tussenkomsten. Afhankelijk van de cultuur kunnen sociale stigmata in het verdere leven tot veel ellende voeren (overlevenden worden gezien als ongeschikte huwelijkskandidaten).
Autoriteiten kunnen niet terugvallen op algemeen aanvaarde richtlijnen. Niet geplande evacuaties vertonen grote nadelen. Er is onbegrip voor de maatregelen. De autoriteiten besluiten eerder dingen te doen voor de betrokken bevolking dan samen met de bevolking. De meeste mensen willen terugkeren naar het huis waar ze woonden voor de catastrofe. Dit is niet altijd mogelijk. Daarom blijft informatie over het waarom en hoe belangrijk. Evacuatie is niet altijd de beste oplossing. Voor kwetsbare personen is er de afwezigheid van de vertrouwde zorg
Conclusie en lessen voor de toekomst
Ondanks industriële rampen zorgt de nucleaire technologie voor veel goeds. Ze wordt met succes gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek, bij medische diagnose en behandeling, bij industriële toepassingen en bij de energievoorziening (wereldwijd een 437 electriciteitscentrales). Opmerkelijk is dat de kennis over ioniserende straling maar zeer beperkt aanwezig is bij clinici en nog minder bij de bevolking. Terwijl over scheikundige of bacteriële risico's nog enig inzicht aanwezig is, bestaat die voor ioniserende straling haast niet. Toch zal bij een nieuwe nucleaire catastrofe de bevolking zich tot medici richten. Van gezondheidsdeskundigen zal verwacht worden dat zij tijdig, accuraat en ondubbelzinnig advies zullen geven en zeker niet door ondoordachte uitspraken iatrogene schade aanrichten. Wat bij de rampen van Chernobyl en Fukushima opvalt is de multidimensionele problematiek. Het gaat niet alleen om stralingsrisico's. Financiële vergoedingen voor gezondheidsschade (zowel fysische als psychische), mate-
10
Fukushima
Sarcofaag Tsjernobyl
op hun nieuwe verblijfplaats. In Fukushima verscheen regelmatig een krant die de mensen op de hoogte hield. Een ander gevolg van door de autoriteiten bevolen evacuatie waren veranderingen in manier van leven. 70% gaf aan slaapproblemen te hebben. Het aantal mensen met een body mass index van > 25 was significant hoger bij geëvacueerden dan bij de bevolking van Fukushima die ter plaatse bleef.
Ook voor medici bestaan op dit ogenblik geen evidence based modellen en toch moeten ze prioriteiten leggen en handelen. Het minste wat men kan vragen is dat zij niet door ondoordachte uitspraken nog meer schade veroorzaken. Na Hiroshima en Nagasaki waren in Japan overlevende meisjes (Hibakusha) dikwijls gestigmatiseerd. Ze konden moeilijker een partner vinden omdat men vreesde voor genetische misvormingen bij de nakomelingen. Ook in Fukushima zijn jonge vrouwen bezorgd over mogelijke gevolgen voor zwangerschap en erfelijkheid. Als
gevolg van zulke misvattingen zwegen ze over hun afkomst. Het was een soort zelf-stigmatisering die tot emotionele reacties leidde: woede, verlies aan zelfrespect en onverschilligheid. Medici – met de huidige epidemiologische kennis - zouden hiertegen moeten reageren. Het is bijvoorbeeld verkeerd om focomelie (aangeboren afwijking met afwezige of onderontwikkelde ledematen) voor te stellen als een gevolg van radioactieve straling.
De artikels vermelden expliciet volgende kernboodschappen: − Individuele blootstelling van reddingswerkers moet beperkt worden door te zorgen voor een voldoende groot aantal goed opgeleide mensen met geschikte uitrusting. − Medische faciliteiten voor zowel fysische als psychische opvang voor blootgestelde personen moet voorzien worden buiten de geplande evacuatiezone. − Bewoners in de regio van de ramp moeten informatie krijgen over de richting van de uitstoot en over noodzakelijke beschermingsmaatregelen, waaronder eventuele kledings-, voedings- en waterrestricties. − Getraind medisch personeel is nodig gedurende de evacuatie van ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen. Indien dit niet aanwezig is kan bescherming in het bestaande gebouw te verkiezen zijn boven evacuatie. − Een nucleaire ramp kan zeer diverse gevolgen hebben en lang duren. Daarom moeten hulpmiddelen voorzien worden. Zeker artsen moeten met voldoende kennis kunnen antwoorden op vragen die aan hen gesteld worden. − Onderzoek naar hulpverlening bij rampen en vooral een geschikte medische opleiding is noodzakelijk. * A nuclear shadow from Hiroshima and Nagasaki to Fukushima, The Lancet 2015: 386: 403 Long-term effects of radiation exposure on health, The Lancet 2015: 386: 469-78 Health effects of radiation and other health problems in the aftermath of nuclear accidents, with an emphasis on Fukushima, The Lancet 2015: 386: 479-88 Nuclear disasters and health: lessons learned, challenges, and proposals, The Lancet 2015: 386: 489-97
Afkortingen en Definities ARS - Acute Radiation Syndrome Acute stralingsziekte is de reactie van het lichaam op radioactieve straling die ontstaat binnen 24 uur na de primaire blootstelling IAEA - International Atomic Energy Agency Instelling van de Verenigde Naties met als doel de bevordering van de vreedzame toepassingen van kernenergie en controle op de naleving van het Non-Proliferatie Verdrag INES - Internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen Het gaat om een schaal die gaat van 0 tot en met 7 en is bedoeld voor een snelle en eenduidige communicatie met het publiek. Niveau 0 zijn onregelmatigheden in het bedrijven van een installatie zonder echt risico. Niveau 7 is het extern vrijkomen van radioactieve splijtingsproducten. (Zowel Chernobyl als Fukushima werden gerangschikt in niveau 7) ICRP - International Commission of Radiological Protection Geeft aanbevelingen en richtlijnen uit betreffende stralingshygiëne, toegelaten dosissen, interventies e.d. Deterministische stralingseffecten De ernst van het effect is een functie van de dosis. Ze zijn het resultaat van stralingsgeïnduceerde celschade, die de functie van organen kan aantasten. Hoe groter de dosis, hoe groter de schade. Er bestaat een minimum of drempelwaarde voor het optreden van deterministische effecten. Vroege symptomen van hoge stralingsdosissen zijn onder andere gastro-intestinaal (bloederige diarree), beenmergschade (anemie, leukopenie), huidafwijkingen (erytheem, haaruitval), enz. Late symptomen zijn bijvoorbeeld cataract, cardiovasculaire afwijkingen en weefselnecrose. Stochastische stralingseffecten De waarschijnlijkheid van het optreden en niet de ernst van het effect is een functie van de dosis. Deze effecten zijn het gevolg van beschadiging van het genetisch materiaal, wat op termijn kan leiden tot kanker, erfelijke afwijkingen bij de nakomelingen, enz. De probabiliteit van deze afwijkingen neemt toe met hogere dosis. In tegenstelling met de deterministische effecten bestaat hier geen drempelwaarde. Gray (Gy) Eenheid van geabsorbeeerde dosis. Sievert (Sv) Eenheid voor de equivalente dosis, die rekening houdt met de verschillende gevoeligheid van organen bij eenzelfde geabsorbeerde dosis. De effectieve dosis is de som van de equivalente dosissen voor de verschillende organen en weefsels. Excess relative risk (ERR): is een indicator van de risicotoename in vergelijking met het normale of “achtergrondrisico”. Zo betekent bijvoorbeeld een ERR van 0,5 een toename van het risico op een bepaalde ziekte met 50 % en betekent ERR = 70 een zeventig maal hoger risico.
11
Gezondheidseffecten van ioniserende straling op lange termijn Hugo D’aes Niet lang na de ontdekking van ioniserende straling in 1895 werden de schadelijke effecten ervan al ontdekt door wetenschappers.
Haaruitval en brandwonden waren de eerste vastgestelde verschijnselen. Met de ontwikkeling van krachtige stralingsbronnen voor gebruik in de medische beeldvorming en radiotherapie werden ook de effecten van bestraling van dieperliggende weefsels zoals beenmerg duidelijk. Schade aan weefsels door intense straling noemt men deterministisch omdat ze steeds zal optreden als een bepaalde drempelwaarde wordt overschreden; zo zal een acute dosis van 0,5 Gy op het beenmerg steeds leiden tot een meetbare onderdrukking van de bloedvorming. Hoe hoger de dosis, hoe sterker het effect. Aan de andere kant veroorzaakt ioniserende straling schade aan het genoom. Deze mutaties verhogen de kans op erfelijke afwijkingen (bij schade aan de germinale cellen) en op kanker. De kans neemt toe naarmate de stralingsdosis hoger ligt. Men noemt deze effecten daarom stochastisch.
De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945 kostten tienduizenden mensen het leven, maar er bleef ook een zeer grote groep overlevenden die een min of meer ernstige stralingsdosis opliepen. Ook het ongeval met de kernreactor in Tsjernobyl in 1986 zorgde bij een groot aantal mensen voor een verhoogde stralingsbelasting.
atoombommen op Japan volgt, is de belangrijkste studie tot dusver.
De systematische bestudering van de overlevenden van Hiroshima en Nagasaki begon in 1950. De Life Span Study (LSS) vormt een belangrijke bron van inzicht in de gezondheidseffecten van straling op het menselijk lichaam. De omvang van de cohorte, de duur van de observaties, de nauwkeurige dosisinschatting, de grote variatie in stralingsdosissen, de inclusie zonder selectie, de individuele follow up en de diepgaande statistische analyse hebben alle bijgedragen tot dat inzicht. Alle slachtoffers die het statuut kregen van “hibakusha” kregen een individueel gezondheidsdossier waarmee ze recht hadden op medische zorg en financiële ondersteuning. Het waren de ervaringen van de LSS die de basis vormden voor de Fukushima Health Management Survey en voor de medische zorg die de inwoners van Fukushima in 2011 ontvingen.
Bij aanvang bestond de studiegroep uit 94.000 overlevenden die zich op het moment van de explosie binnen een straal van 10 km van het hypocentrum bevonden. Een controlegroep bestond uit 26.000 mensen die op dat ogenblik niet in de buurt van een van beide steden waren. Van 86.500 (92%) overlevenden kon de stralingsbelasting accuraat bepaald worden. 2.400 (2,8%) personen kregen een stralingsdosis van
In dit artikel brengen we een overzicht van de huidige stand van zaken in het onderzoek naar de schadelijke effecten van ioniserende stralen op de mens.
Blootstelling aan ioniserende straling verhoogt het risico op kanker in de loop van het leven, dus langdurige bestudering van blootgestelde individuen is noodzakelijk. De Life Span Study, die de overlevenden van de
12
Hibakusha varen de wereld rond
1 Gy of méér, en 68.500 een dosis kleiner dan 100 mGy, waarvan 48.000 (55%) meer dan 5 mGy, dit wil zeggen meer dan de normale achtergrondstraling.
Personen die in utero blootgesteld werden zijn in de jaren ‘40 en ’50 geïdentificeerd en 3.600 van hen werden geselecteerd voor verdere opvolging.
Ook kinderen van overlevenden, geboren in de jaren 1946 tot 1984, werden in de studie opgenomen en vormden de zogenaamde F1-cohorte. Ze bestaat uit 77.000 personen.
Overlevenden vertonen een dosisrespons-relatie die lineair is voor kanker van vaste organen, maar die bij lage dosissen nog onzeker is; overlevenden die als kind bestraald werden hebben een hoger risico dan zij die op dat ogenblik ouder waren; ook het risico op cardiovasculaire aandoeningen en enkele andere nietkanker-ziekten is verhoogd bij hoge stralingsdosissen.
Een toename van het aantal leukemiegevallen begon duidelijk te worden vanaf 3 jaar na de bombardementen, met een piek tijdens de periode van 6 tot 8 jaar na de blootstelling. Het ERR (excess relative risk, zie woordenlijst) voor leukemie was het hoogste bij kinderen die rond de 10 jaar oud waren op het ogenblik van de bomaanval en
merkt wordt door mentale retardatie. Het risico was het hoogste bij stralingsblootstelling in de 8ste tot 15de week van de zwangerschap. Deze schade is vermoedelijk deterministisch, omdat de foetale hersencellen tijdens deze periode bijzonder gevoelig zijn voor stralingsschade. Ook groeiachterstand en een verhoogd risico op het ontwikkelen van kanker zijn vastgesteld, dit laatste vergelijkbaar met personen die als kind aan de straling waren blootgesteld.
bedroeg 70 bij een stralingsdosis van 1 Gy. Na de piekperiode nam het risico snel af tot een ERR van 1 tot 3. Bij hen die ouder dan 30 jaar waren op het moment van de bestraling bedroeg het ERR slechts 2 tijdens de hele opvolgingsperiode. Over de ganse populatie en voor alle vormen van leukemie bedroeg het ERR globaal 3 tot 5 bij een dosis van 1 Gy.
Wat de kankers van vaste organen betreft begon men een toename te zien vanaf 10 jaar na de bombardementen en deze duurt nog steeds voort. Er is een lineair verband tussen de stralingsbelasting en het kankerrisico. Het ERR was het hoogste bij personen die als kind bestraald waren, namelijk 15 à 30% per 10 jaar, wat doet vermoeden dat kinderen gevoeliger zijn voor stralingsgeïnduceerde kankers dan volwassenen. De risicotoename is statistisch significant bij hoge dosissen (1 Gy of meer), terwijl het verband bij lage dosissen minder duidelijk is.
Het kankerrisico is verschillend per orgaan. Zo ziet men een significante toename van kanker van blaas, borst, long, hersenen, schildklier, colon, slokdarm, ovarium, maag, lever en huid. Voor kanker van de pancreas, rectum, uterus, prostaat en nier was de toename niet significant. Personen die als kind bestraald werden hebben vooral meer risico op schildklier-, huid-, borst- en hersenkanker.
Bestraling is tevens een onafhankelijke risicofactor voor niet-kanker aandoe-
ningen, voornamelijk cardiovasculaire ziekten. Hartaandoeningen vertonen een bescheiden lineaire risicotoename in functie van de stralingsdosis. Het risico op beroerte is licht verhoogd, voornamelijk bij hoge dosissen. Bij intense stralingsschade is rechtstreekse beschadiging van de weefsels van hart en bloedvaten vermoedelijk verantwoordelijk voor vasculaire aandoeningen (vergelijkbaar met de neveneffecten van radiotherapie); anderzijds kan straling mogelijk nierschade veroorzaken, die op haar beurt de oorzaak kan zijn van hypertensie en toegenomen cardiovasculair risico.
De pathogenese van niet-kanker aandoeningen bij lage stralingsdosissen is nog niet opgehelderd, maar sommige onderzoeksresultaten wijzen op een voortijdige veroudering van het immuunsysteem en verhoogde inflammatoire reacties, zoals veranderingen in de functie van T-cellen en verhoogde concentraties van CRP en sedimentatie. Bij kinderen die als foetus (in utero) een hoge stralingsdosis opliepen waren de ontwikkeling van het centraal zenuwstelsel en de lichaamsontwikkeling gestoord, en het kankerrisico nam toe met de stralingsbelasting van de moeder. Sommige personen die als foetus waren blootgesteld aan de straling van de atoombommen vertoonden een gestoorde hersenontwikkeling (zgn. atoombom- microcefalie) die geken-
Er werd geen verhoogd risico op kinderleukemie vastgesteld bij matige tot hoge stralingsbelasting. Men vermoedt dat er in utero, en niet bij kinderen, een mechanisme bestaat om beschadigde stamcellen op te ruimen. Vermeldenswaard is wel dat sommige studies hebben aangetoond dat een lage stralingsbelasting in utero (< 100 mSv) wél het risico op kinderleukemie kan verhogen, maar niet iedereen is het hiermee eens. Deze bevinding maant zeker aan tot voorzichtigheid bij het uitvoeren van radiografische onderzoeken bij zwangere vrouwen.
Het risico op aangeboren afwijkingen, kanker, of andere afwijkingen bij nakomelingen van overlevenden nam niet merkbaar toe met de stralingsbelasting van vader of moeder, voor zover men tot op heden kon vaststellen; overlevenden die een hoge stralingsbelasting opliepen hebben meer stoornissen van het immuunsysteem die vergelijkbaar zijn met die welke bij het ouder worden gezien worden en vele overlevenden met hoge stralingsbelasting vertonen beperkte ontstekingsreacties.
De F1-cohorte is samengesteld uit kinderen van overlevenden die verwekt zijn na de bombardementen. Er is heel wat bezorgdheid over mogelijke erfelijke effecten van radioactieve straling en dit aspect is dan ook uitvoerig bestudeerd. De studie van de F1-cohorte vond geen verband tussen de stralingsbelasting van de ouders enerzijds en doodgeboorte of perinataal overlijden, aangeboren misvormingen, geslachtsverhouding, chromosoom-afwijkingen of DNA-polymorfisme anderzijds. Ook de epidemiologische follow up ver-
Vervolg op pagina 14
13
Vervolg van pagina 13
geen verhoogd risico vastgesteld, wat de hypothese bevestigt dat het radioactief jodium, dat een halveringstijd van 8 dagen heeft, de verantwoordelijke is.
toonde geen verhoogd risico op overlijden, kanker of enige andere multifactoriële aandoening zoals hypertensie, dyslipidemie, diabetes of hartziekten, maar gezien de relatief jonge leeftijd van de cohorte wordt deze nog steeds verder opgevolgd.
Een verhoogde incidentie van schildklierkanker is waargenomen gedurende verschillende jaren na de Tsjernobylramp, bij kinderen die een hoge stralingsdosis in de schildklier opliepen ten gevolge van interne bestraling door radioactief jodium; de studies in Tsjernobyl hebben bovendien ook belangrijke psychologische gevolgen aangetoond.
Het ongeval met de kerncentrale van Tsjernobyl bracht een gigantische uitstoot van radionucliden in de atmosfeer: ongeveer 5,2 miljoen TBq. Van bijzonder belang waren de aanwezigheid van radioactief jodium (voornamelijk 131I) en cesium (vooral 137Cs en 134Cs) omdat opname van gecontamineerd voedsel zorgde voor interne bestraling van weefsels en organen. Mensen die in zwaar vervuilde gebieden leefden kregen ter hoogte van de schildklier een geschatte stralingsdosis van 650 mGy in Oekraïne en 560 mGy in Wit-Rusland.
Het onderzoek naar de stralingseffecten bij de circa 600.000 arbeiders die het puin moesten ruimen en de sarcofaag bouwen rond de ruïnes van de centrale, wordt bemoeilijkt door een gebrek aan statistische power en door onduidelijkheid over de stralingsbelas-
Stralingsschade ter hoogte van andere organen dan de schildklier was doorgaans laag. De gemiddelde cumulatieve dosis van uitwendige en inwendige straling wordt geschat op 40 mSv, in de meest vervuilde gebieden rond de kerncentrale. De resultaten van onderzoek naar het voorkomen van leukemie en aangeboren afwijkingen leverden tegenstrijdige resultaten op.
Arai-san toont het hemd dat hij aanhad op 6 augustus 1945
ting. Vast staat enkel dat van de 600 arbeiders die de eerste noodmaatregelen moesten uitvoeren er 134 een acute stralingsziekte opliepen, waarvan er 28 overleden.
Epidemiologische studies in de zwaarst vervuilde gebieden rond Tsjernobyl hebben wel een flink verhoogde incidentie van schildklierkanker aangetoond, bij mensen die als kind een hoge stralingsdosis (> 1 Gy) hebben opgedaan. Het ERR per Gy voor schildklierkanker wordt geschat op 1,91 in Oekraïne en 2,15 in Wit-Rusland. De grootste toename vond men bij kinderen die 1 tot 5 jaar oud waren op het ogenblik van de blootstelling. Bij volwassenen was er geen toename van schildklierkanker. Ook bij kinderen die na de ontploffing zijn geboren werd
Daarentegen is het wel duidelijk dat de psychosociale gevolgen van de ramp niet te onderschatten zijn. Er is een verhoogde prevalentie van depressie en posttraumatische stressstoornis (PTSS) vastgesteld bij de reddingswerkers; ook bij de burgerbevolking vindt men verhoogde cijfers voor slechte gezondheidstoestand bij zelfbeoordeling, depressie, angst en PTSS.
Besluit
Onze huidige kennis van de effecten van straling op de mens is het resultaat van epidemiologische studies op overlevenden van de atoombommen, zoals de Life Span Study, aangevuld met studiemateriaal over professionele, medische of accidentele blootstelling. Deze inzichten vormen de basis van de richtlijnen van het IRCP, die wereldwijd worden gebruikt om de diverse reglementeringen en beschermingsmaatregelen op te stellen.
Nochtans ontbreekt het nog aan voldoende studies om het risico van een lage stralingsbelasting (< 100 mGy), of van een matige belasting die over meerdere dosissen wordt gespreid, te kunnen inschatten.
De moderne radiobiologie biedt mogelijk perspectieven, door het detecteren van vroege veranderingen in biomerkers zoals DNA, RNA, eiwitten, metabolieten en chromosomen. Het leggen van causale verbanden tussen deze vroege indicatoren en het later optreden van ziekten is een uitdaging voor de toekomst. * Tsjernobyl verboden zone
14
Kamiya e.a., Long-term effects of radiation exposure on health, The Lancet 2015: 386: 469-478
Deel I
De studie van de klassieke bronnen over oorlog en vrede
J.M.G. van der Dennen In vorige nummers van de NVMP/AVV Nieuwsbrief heb ik een, door veel lezers zeer gewaardeerde, twintig-delige serie gepresenteerd over de studie van de hedendaagse oorlog, waarin vele aspecten van het verschijnsel oorlog aan bod kwamen, behalve de voorlopers van onze hedendaagse denkbeelden over oorlog en vrede: de klassieke bronnen. We zullen zien dat de meeste van onze ‘moderne’ ideeën over oorlog en vrede al eeuwen, zelfs millennia, oud zijn.
Er bestaat een aantal misverstanden over oorlog en vrede in de klassieke oudheid (hier gebezigd in de betekenis van het tijdperk vanaf de oudste gecodificeerde bronnen tot de desintegratie van het Romeinse Rijk), bijvoorbeeld over de vredelievendheid van de klassieke Chinese cultuur; en de opvatting van oorlog als eenmalige culturele uitvinding. Tegenover deze ‘culturele inventie’ theorie zijn er twee alternatieven (van vrij recente datum) te noemen: de ‘pleogenese’ theorie en de ‘fylogenetische continuïteit’ theorie. De ‘pleogenese’ theorie verdedigt de opvatting dat oorlog meermalen, onafhankelijk van elkaar, is uitgevonden, in zogenaamde ‘protobellische’ gebieden (Cioffi-Revilla, 1996, 2000) namelijk
in het Tigris-Euphraat stroomgebied (Sumerië en Mesopotamië), c. 3000 v.C.; het stroomgebied van de Gele Rivier (China), c. 2500 v.C.; en de kust van de Golf van Mexico c. 900 v.C. De vierde en vijfde kandidaten zijn respectievelijk het Andes gebied, en Nubië en het stroomgebied van de Bovennijl in Egypte. Volgens Cioffi-Revilla (1996) is de oorlog tussen Sumerië en Aratta van c. 2725 v.C. de allereerste voldoende gedocumenteerde oorlog in de geschiedenis (er zijn waarschijnlijk nog oudere oorlogen maar daarvoor is de evidentie – nog? – niet toereikend). De eerste volledig gedocumenteerde veldslag is de Slag bij Megiddo van 1469 v.C., waarin de Egyptische farao Thutmosis (Thotmes) III de overwinning behaalde op Syrische, Mesopotamische en Hyksos strijdkrachten. De slag eindigde in een slachting, zoals er nog vele zouden volgen.
De derde theorie van de oorlogsgenese is wat ik (Van der Dennen, 1995, 2002) genoemd heb de ‘fylogenetische continuïteit’ theorie, die ik o.a. in mijn Origin of War (1995) heb bepleit. Deze theorie gaat er van uit dat oorlog geen culturele uitvinding is maar een product van natuurlijke selectie waaraan de antieke culturen alleen een nieuwe draai hebben gegeven door bijvoorbeeld organisatie (staande legers, falanx, legioen – gebaseerd op discipline en drill), logistiek, strategie, en steeds destructiever wapentuig toe te voegen. Deze opvatting ziet een evolutionaire continuïteit van min of meer gewelddadige schermutselingen tussen groepen primaten en andere zoogdieren (uitvoerig gedocumenteerd in Van der Dennen, 1995), via de permanente vredeloosheid en wraaktochten van preliterate volken (verzamelaar-jagers, land- en tuinbouwers, pastorale volken), tot de gesofisticeerde oorlogvoering bij stadstaten, staten, imperia, en andere sociopolitieke eenheden. Hoe het ook zij, in het volgende artikel
zal ik proberen te inventariseren wat de toenmalige opvattingen en ideeën waren over oorlog, wat oorlog betekende, en wat als oorzaak en/of aanleiding van oorlogen werd gezien.
Impliciet komen daarbij ook opvattingen over vrede aan bod. Ik zal hierbij gebruik maken van zowel schriftelijke als picturale (beeldende) bronnen, zoals sculptuur, stèle, basreliëf, etc.
Etymologie
Het Vedische woord voor oorlog (‘gavishti’) betekende oorspronkelijk ‘begeerte naar vee’, en kreeg zodoende, bijna terloops, ‘veeroof’ of ‘veediefstal’ als bijbetekenis (Thapar, 1966). Bij vele (pastorale) volkeren was ‘vee of paardenroof’ praktisch synoniem met ‘oorlog’ (Vergelijk het ‘acquisitieve’ motief in termen als ‘Krieg’, ‘krijg’ etc.). Dit behoeft echter niet te betekenen dat het ‘acquisitieve’ motief ook de primaire psychologische motivatie van oorlog was, noch dat het in de culturele evolutie het (chronologisch) primordiale motief zou zijn (zie van der Dennen, 1977, 1995).
Het modern Chinese ‘zhanzheng’ is een combinatie van de karakters ‘zhan’ (oorlog voeren, strijden, vechten, veldslag) en ‘zheng’ (competitie, dispuut, ruzie). In het klassiek Chinees werd de term ‘zhan’ ook afzonderlijk gebruikt, bijvoorbeeld in ‘zhan guo’ (strijdende of oorlogvoerende staten). Het Japanse ‘sensō’ gebruikt dezelfde karakters als het Chinees. Het Griekse ‘polemos’ betekent zowel specifiek ‘oorlog’ als, algemeen, ‘strijd’, ‘antagonisme’, ‘conflict’. In deze uitgebreide zin moet men waarschijnlijk Herakleitos’ beroemde dictum ‘Polemos pantoon men patèr esti’ (Πολεμος παντων μεν πατηρ εστι) verstaan. Het Latijnse ‘bellum’ is afgeleid van de oudere vorm ‘duellum’, hogerop verwant met ‘duo’, dus ongeveer ‘twee strijd’ (Afgeleide samenstellingen: bellicositeit, belligerentie,
Vervolg op pagina 16
15
Vervolg van pagina 15
interbellum, etc.). Het Engelse ‘war’ of ‘Werra’ is volgens de Merriam Webster afgeleid van het oudsaksisch en oudhoogduits ‘werra’ (verwarring, twist, strijd; vgl. Nederlandse ‘in de war’). Van deze stamvorm zijn ook afgeleid ‘guerre’, ‘guerra’, ‘guerrilla’ (letterlijk ‘kleine oorlog’), etc. Het Nederlandse ‘oorlog’ komt volgens de Vries ‘Etymologisch Woordenboek’, van het oudsaksisch en oudhoogduits ‘urlogi’ (en daarnaast andere vormen zoals ohd ‘urliugi’ en ohd ‘urlac’, oudengels ‘orlege’ = ‘noodlot’).
Kort historisch overzicht
‘War makes rattling good history but Peace is poor reading’ (Hardy)
Mesopotamië In Mesopotamië, het tweestromenland tussen Euphraat en Tigris, bij de Sumeriërs (de cluster van de stadstaten Ur, Uruk [Erech], Kisj, Lagasj, Suruppack, Larsa, Nippu, Elobeid, Eridu en Umma), de Assyriërs en Babyloniërs (en andere volken zoals Akkadiërs, Gutiërs, Amorieten, Hittieten [Hettieten], Hurriërs, Hattiërs, Aramaeërs, Chaldeërs, enzovoort) waren full fledged oorlog en staande legers al ruim vóór enkele duizenden jaren v.C. aanwezig. In de bewaard gebleven spijkerschrift annalen – bij de Assyriërs vrijwel geheel gewijd aan veldtochten – lezen we over de onverbloemd predatorische aard van de oorlogvoering, de wreedheid, en de ongelooflijke destructiviteit, ook plastisch en met megalomane trots afgebeeld op basreliëfs en gedreven bronsplaten. Overgeleverd zijn ook eindeloze en gedetailleerde inventarissen van buitgemaakte goederen. Plundering stond als kredietpost op de staatsbegroting. The Assyrians were a byword for calculated ferocity, noteert Humble (1980), The ancients knew all about ‘total war’. Opmerkelijk is, dat het ware motief voor een oorlog nooit openlijk wordt uitgesproken. De koning gehoorzaamt slechts aan de bevelen van Assur (Ashur) als hij een buurland de oorlog verklaart. Hij doet het, zo horen wij, óf omdat de godheid er rechtstreeks bevel toe gaf, óf omdat een door hem gegarandeerd verdrag werd geschonden. De krijgsberichten worden altijd ingeleid met de mededeling dat het bevel van de god afkomstig was.
16
In het model van Van der Dennen is de oorlog geen noviteit die wordt ‘uitgevonden’ tijdens de agriculturele revolutie – de tijdspanne van vijftienduizend tot vijfduizend jaar geleden waarin de mens een sedentaire levenswijze ontwikkelt, de landbouw het foerageren (jagen-verzamelen) geleidelijk verdringt, en de urbanisatie, sociale stratificatie en staatsvorming geleidelijk toenemen – maar een transformatie naar een ‘hoger’ niveau van organisatie. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat collectieven er redeloos op los beukten. Als er geen ecologische, demografische, of territoriale redenen zijn voor de gewapende groepscompetitie, dan kan er sprake zijn van lange periodes van vrede. Bij de Natufiërs, bijvoorbeeld, het eerste foeragerend volk dat zich in permanente nederzettingen (dorpen) vestigde in de omgeving van het huidige Turkije, Israël en Jordanië tussen 12.800 en 10.500 jaar geleden, ontbreekt elk spoor van oorlog. Er is evenmin evidentie voor oorlogvoering te vinden in de daaropvolgende Neolithische landbouwcultuur. In de vallei van de Nijl, daarentegen, was er tijdens dezelfde periode (zo’n 14.000 tot 12.000 jaar geleden) wel degelijk sprake van collectief geweld, zoals blijkt uit het archeologisch materiaal.
De ‘Stèle van de Aasgieren’ Sumerië en Akkad (Agade) waren, politiek gezien, verdeeld in onafhankelijke stadstaten die gemakkelijk en geregeld met elkaar oorlog voerden. Sommige redenen voor die oorlogvoering waren economisch van aard, in de vorm van conflicten over grondstoffen, landbouwareaal, waterwegen en irrigatiekanalen. Oorlogen en veldslagen werden ook voorgesteld als strijd tussen de goden van de belligerente stadstaten die wonnen of verloren aan glorie naarmate ze overwinningen behaalden of nederlagen leden. Een van de vroegste monumenten van Mesopotamië, ter herinnering aan een oorlogstriomf, de zogeheten ‘Stèle van de Aasgieren’ (± 2500 v.C.), toont aan de ene kant van de steen de overwinnende troepen van Eannatum, heerser van Lagasj, die triomfantelijk marcheren over de gevallen manschappen van het leger van Umma, terwijl aasgieren en leeuwen de lijken verscheuren. Aan de andere kant van de steen staat de god van Lagasj afgebeeld die de solda-
Fig. 1: De Stèle van de Aasgieren (fragment)
ten van Umma als prooidieren in zijn net vangt. Het opmerkelijkst aan deze fragmentarische stèle is dat hier reeds de falanx, in primordiale vorm, is waar te nemen. Packed shoulder to shoulder, advancing behind a barrier of locked rectangular shields reinforced with bronze disks, and presenting a hedgehog of spearheads protruding from several rows back, this mass constitutes a full-fledged phalanx. This is an important distinction since there is a decided tendency to overlook or discount the significance of this Sumerian development” (O’Connell, 1989: 36).
Fig. 2: Stèle van Naram-Sin
Een zo mogelijk nog beroemder stèle is de ‘Stèle van Naram-Sin’ (± 2300 v.C.), waarop Naram-Sin, koning van Akkad, die een gehoornde helm – die goddelijkheid symboliseert – draagt, triomfantelijk poseert boven zijn verslagen Elamitische vijanden, onder bescherming van de emblemata (gelukkig gesternte) van de goden boven hem (Wright, 1979: 21).
Wordt vervolgd...
Niccolo Machiavelli (1469-1527) Nico Vroenhof De reeks ‘Erflaters van de Vredesbeweging’ beschrijft een reeks persoonlijkheden die hebben bijgedragen tot de Vredesbewegingen zoals die vandaag bestaan. Veelal gaat het om personen die door hun inzet wilden aantonen dat vrede belangrijk is. Voorbeelden hiervan zijn Bertha von Suttner, Albert Schweitzer of Pater Pire. Een wat onverwachte figuur in deze reeks is Machiavelli, vooral gekend door het pejoratieve adjectief dat aan zijn naam is verbonden. Hij hoort bij de erflaters thuis omdat zijn benadering – niet het ideale maar de realiteit moet als uitgangspunt dienen – veel navolging vond en nog altijd vindt. Zonder beroep te doen op goddelijke of morele wetten onderzocht hij het politieke handelen van zijn tijd op een wetenschappelijke wijze. Dit in tegenstelling met de eerder genoemde personen die vooral beroep deden op empathie en emotie.
Leven
Zijn vader was een rechtsgeleerde, niet echt arm maar ook niet rijk. Hij bezat een landgoed, eerder een boerderij, buiten Florence. Niccolo werd er geboren als derde kind en kreeg een vrij goede opvoeding. In huis was een grote bibliotheek. Niccolo hield van lezen – Titus Livius was een van zijn lievelingsauteurs – en had een meer dan een oppervlakkige kennis van geschiedenis. Hij kende Latijn maar schreef in het Italiaans meer bepaald het Florentijns of het Toscaans van Dante, Petrarca en Boccacio. Nadat de burgers van Florence hun laatste erfelijke Heer, Piero de Medici, hadden afgezet was de stad een republiek geworden, geleid door de monnik Girolama Savonarola. Toen Machiavelli twintig jaar was, werd deze, die aanvankelijk door zijn
Niccolo Machiavelli
boetepreken en oproepen tot soberheid veel volk had aangetrokken op aandringen van de paus, gevangen genomen en gruwelijk terecht gesteld. Dit gebeuren maakte een enorme indruk op Niccolo en hij schreef later hierover: alle ongewapende profeten hebben gefaald en alle gewapende gezegevierd. Tot de eerste groep rekende hij Mozes en Romulus, tot de tweede Savonarola. Typerend voor de Renaissance was dat hij Christus niet vernoemde. In de nasleep van die gebeurtenissen benoemde de stad Florence hem tot secretaris van de Tweede Kanselarij. Die belangrijke functie bekleedde hij gedurende 14 jaren, tot 1512. Het salaris was laag maar het bezorgde hem wel wel een enorme ervaring.
Buiten zijn kennis over geschiedenis, moet hij een intelligente en subtiele geest gehad hebben. Biografen omschrijven zijn karakter als open en loyaal maar soms als sociaal gebrekkig door zijn scherpe tong. Hij vertrouwde eerder op eigen kennis en analyse van de feiten, dan op de opinie van anderen. Als secretaris voor buitenlandse betrekkingen bezocht hij Frankrijk, Zwitserland en Duitsland en sprak met pausen, generaals en kardinalen. Van 1502 tot 1503 was hij getuige van de weinig fraaie werkwijze van Caesar Borgia (1475-1507) en diens vader, paus Alexander VI bij het tot stand komen van de pauselijke staten. Zij poog-
den een groot deel van midden Italië tot familiebezit om te vormen met het excuus dat zij de kerkelijke belangen verdedigden. Ook zijn andere reizen zoals het verblijf bij Louis XII in Frankrijk en bij het Spaanse hof verschafte hem achtergrondkennis voor zijn latere politieke filosofie. Tussen 1503 en 1506 was Machiavelli verder verantwoordelijk voor de Florentijnse militie. Echte oorlog of op zijn minst de dreiging ervan was een constant gegeven. Hoewel de stad rijk was, wilden haar burgers niet investeren in een eigen leger. Florence werd daarom militair niet serieus genomen door de grote mogendheden. De stad probeerde in de meeste conflicten neutraal te blijven, maar als ze dat iets te lang deed, moest ze haar vrijheid afkopen met gouden dukaten. Daardoor ging Florence door als een stadstaat waar veel geld te rapen viel. Het stadsbestuur was besluiteloos en koos veelal voor het compromis door de dreiging af te kopen. Machiavelli begreep dat die situatie niet kon blijven duren: het geld van de rijke maar weerloze natie zou niet blijven voldoen om haar te redden. Een krachtig uitgebouwde staat was noodzakelijk om zich op te stellen tegen oorlogvoerende partijen als Milaan, Venetië, de Kerkelijke Staten, Napels, en de grote mogendheden als Het Heilige Roomse Rijk, Frankrijk en Spanje. De vijf maanden in Frankrijk brachten hem bij dat iemand die niet uit een positie van macht kan onderhandelen beter niet aan onderhandelen begint want bij een uitwisseling tussen leeuw en lam zal de sterkere parij zeker de zwakkere verslinden. Ieder beroep op eerlijkheid of billijkheid is gedoemd te mislukken. Wie een ander machtig maakt, graaft zijn eigen graf. Hij dacht hierbij aan de steun die de Franse koning aan de Borgia's gaf en die grondslag legde van hun latere nederlaag. Alleen een sterke staat kon zijn burgers beschermen. Hij wilde geen huursoldaten maar een militie, gevormd uit burgers die de republiek trouw zouden zijn. Huurtroepen wantrouwde hij wegens hun gebrek aan vaderlandsliefde en onbetrouwbaarheid
Vervolg op pagina 18
17
Vervolg van pagina 17
bij gevaar. Hij kreeg toestemming van de Grote Raad om boeren te rekruteren, hoewel de adel zich tegen dit besluit verzette. De welvarende middenklasse had geen zin om de wapens op te nemen maar evenmin om wapens in de handen te geven van werknemers die zich later tegen hen zouden kunnen keren. Maar Machiavelli zette door en op 15 februari 1506 liet hij 400 boeren – het stadsproletariaat was niet veilig genoeg – door de straten marcheren in een witte wambuis, wit-rode kousen, witte baret, schoenen en een ijzeren kuras. In 1509 slaagde hij met zijn militieleger erin Pisa dat zich poogde los te maken van Florence, te heroveren.
Maar het succes van Machiavelli bleef niet duren. In augustus 1512 wisten de Medici, geholpen door paus Julius II en door middel van Spaanse troepen de Florentijnen te onderwerpen. De onervaren militie kon niet op tegen de geoefende Spaanse troepen. Daar hij zich steeds tegen de Medici had verzet werd Machiavelli gearresteerd en zelfs gemarteld maar uiteindelijk na 3 weken toch vrijgelaten. Men stond hem toe in de omgeving van Florence een teruggetrokken leven te leiden. Bij gebrek aan andere bezigheden begon hij te schrijven. Zijn beroemdste werk De Vorst (Il Principe) werd in 1513 geschreven en opgedragen aan Lorenzo de Schitterende in een poging de gunst van de Medici te winnen. Het was tevergeefs en Machiavelli moest verder een teruggetrokken leven leiden. Buiten zijn politieke werken schreef hij komedies, carnavalsliedjes en poëzie. Ook zijn persoonlijke correspondentie is bewaard. Later werd hij min of meer gerehabiliteerd en kreeg van paus Leo X, een Medici paus, de opdracht de geschiedenis van Florence (Istorie florentine) te schrijven. Zijn grafmonument bevindt zich in de Santa Crocebasiliek in Florence, met opschrift “Tanto nomini nullum par elogium” (Geen lof is toereikend voor zo een naam).
De Vorst
Zijn bekendste werk Il Principe is in het Nederlands vertaald als De Vorst of De Heerser. In de Middeleeuwen en vroege Renaissance geloofden veel auteurs dat het gebruik van politieke macht alleen te rechtvaardigen was
18
door een bestuurder met een onberispelijk karakter. Bestuurders werd dus aangeraden zich te gedragen in overeenstemming met de bestaande ethische normen. Als zij zich moreel hoogstaand gedroegen zouden zij de achting van hun onderdanen verdienen, een duurzame en vreedzame regeerperiode realiseren en hun bestuur zonder grote problemen aan hun nakomelingen kunnen overdragen. Het zijn juist deze deugden die Machiavelli in De Vorst bekritiseerd. Voor hem bestaat er geen reden om verschil te maken tussen wettige en onwettige uitoefening van Macht. Gezag en Macht zijn gelijkwaardig: wie de macht heeft, heeft het recht te bevelen. Goedheid geeft niet automatisch macht en een ‘goed’ persoon heeft niet meer macht omdat hij ‘goed’ is. Daarom zegt Machiavelli – en dit in tegenstelling tot de moralistische theorie van politiek bestuur – het enige doel van de politieke bestuurder moet zijn, het verwerven en het behouden van de Macht. Dit ondergraaft het model waarbij gezag alleen gebaseerd is op wettelijke rechten. Het is meer een politiek realisme van een auteur die aan de lijve ondervond dat ‘het Recht’ alleen niet voldoende is om zich te handhaven in de politiek.
Paus Alexander VI
Het boek stelt zich tot doel, aan de hand van eigentijdse gebeurtenissen, na te gaan hoe men vorstendommen kan verwerven, behouden en eventueel weer verliezen. In het Italië van die tijd waren hiervan genoeg voorbeelden. Weinig heersers waren op wettige wijze aan de macht gekomen. Zelfs pausen hadden hun macht aan corruptie te danken. Het is bedoeld als leerboek voor begrip en beheersing van politieke situaties. Als rolmodel gebruikte Machiavelli de beruchte Caesar Borgia, zoon van paus Alexander VI. Caesar Borgia – ook Valentino genoemd – was een aantrekkelijke, atletische man die door zijn vader, de paus al op 18 jaar tot kardinaal was
Caesar Borgia
benoemd. Machiaelli die destijds ongevoelig was geweest voor het charisma van Savonarola kwam wel onder de indruk van de charme en de daadkracht van Caesar Borgia. Deze stond voor moeilijke problemen. Door de dood van zijn broer was hij de enige in de familie die de ambities van het behouden van een eigen vorstendom kon waarmaken. Verder moest hij in naam van de paus met wapengeweld nieuwe gebieden veroveren die na de dood van de paus aan hem zouden ten deel vallen en tenslotte moest hij het college van kardinalen zodanig bewerken dat de volgende paus een vriend van hem zou zijn. Hij streefde die verschillende doelstellingen, weliswaar met bedrog en moord, maar toch met grote bekwaamheid na. De onder elkaar twistende staatjes konden niet op tegen de listen en doorzettingsvermogen van Valentino. Machiavelli stelde hem als voorbeeld en was van oordeel dat een nieuwe heerser hiervan veel kon leren.
Weliswaar mislukte Caesar Borgia maar dit was alleen maar te wijten aan een buitengewone kwaadaardigheid van Fortuna. Het gebeurde namelijk dat hijzelf gevaarlijk ziek lag, toen zijn vader overleed. Tegen dat hij hersteld was hadden zijn vijanden hun krachten verzameld en zijn bitterste tegenstander werd de nieuwe paus. Deze, Julius II paste tegen hem dezelfde methodes toe als Valentino tegen zijn vijanden had gebruikt. Een verdrag met Valentino werd verbroken. Hij moest uitwijken naar Spanje en kwam daar in een banaal gevecht om het leven. De val van Caesar Borgia bleef een bron van nieuwsgierigheid en verwondering
voor Machiavelli. De Borgia had de fundamenten gelegd voor een langdurige en susccesvolle regering. Hij had vele van zijn vijanden uit de weg geruimd, had krachtig bestuurd en een gevechtsleger van zijn eigen onderdanen geformeerd. Hij had goede contacten met Frankrijk. Toch had zijn macht maar een paar jaar geduurd. Volgens Machiavelli's analyse blijven mensen in wezen altijd hetzelfde zodat bij gelijke omstandigheden, uit dezelfde oorzaken dezelfde gevolgen voortvloeien. Daardoor zijn voor de bestuurder dezelfde gedragregels nodig. Machiavelli heeft vooral bewondering voor de handigheid van Borgia, minder voor diens doelstellingen over het vergroten van de Pauselijke Staten. Hijzelf was een voorstander van de eenheid van Italië waarbij het oude Rome, zoals beschreven door Titus Livius, zijn voorbeeld was. Zijn leven lang probeerde Machiavelli Italië aan te sporen zich te bevrijden van de buitenlandse heersers, Fransen en Spanjaarden – barbaren in zijn woorden – die er de baas speelden.
De kerngedachte van het boek bestaat uit een utilistisch denken: het doel heiligt de middelen. Dit wordt consequentialistische ethiek genoemd, wat het tegenovergestelde is van deontologische ethiek, die naar de ethische aanvaardbaarheid van daden op zich kijkt. Centraal in De Vorst staat het begrip Virtus (virtù) wat meer op politieke daadkracht duidt dan op deugd. Toekomstige bestuurders worden aangemaand niet te soft te zijn maar steeds de belangen van de staat voor ogen te houden. Gesteld voor de keuze om geliefd of gevreesd te zijn, zou een bestuurder steeds voor moeten kiezen om gevreesd te zijn. Weliswaar is het beste zowel geliefd als gevreesd te zijn maar omdat de twee zelden samengaan is het veiliger gevreesd dan geliefd te worden want dan heeft hij de macht om onpopulaire maatregelen te nemen indien dit nodig is voor de continuïteit van zijn regime. Goede wetten en doeltreffende wapens vormen de basis van een goed politiek systeem. Maar hij voegt er aan toe: goede wetten zonder goede wapens zijn niet mogelijk. Met andere woorden wettelijkheid steunt op macht. Daarom is vrees efficiënter dan genegenheid. Genegenheid schept een te losse band voor de armzalige mens en wordt onmiddellijk verbroken wanneer
het uitkomt. Vrees houdt de mensen samen omdat de consequenties van mogelijke straf zoals verlies van leven of privileges concreet zijn. Machiavelli ontkent dat een deugdzaam leven noodzakelijk tot geluk leidt. Godsdienst moet wel een voorkeursplaats in de staat hebben, niet wegens het waarheidskarakter maar wel als sociaal bindende factor. De Romeinen hadden gelijk wanneer zij beweerden in auguren te geloven, en degenen straften die daar geen rekening mee hielden. Hoewel de adviezen neutraal en realistisch lijken blijven onderzoekers zoeken hoe zij Machiavelli's moraliteit moeten omschrijven. Bijzonder is dat hij niet beschrijft wat de mens zou moeten doen, maar wat hij doet. Machiavelli blijft de protagonist van het moderne politieke denken. Sommige omschrijven hem als de Galilei van de politiek. Analoog aan Galilei houdt hij zich meer bezig met
’hoe’ dan met het ’waarom’. En bij het “waarom” maakt hij abstractie van morele implicaties. Daardoor staat analoog aan de ‘zwaartekrachtwetten’ bij Galilei, het begrip ‘macht’ op zichzelf. Het is geen pleidooi voor immoreel gedrag wel een onderzoek naar macht, geweld, expansie, evenwicht, recht en vrede.
Gesprekken
Omvangrijker maar ook evenwichtiger dan De Vorst (Il Principe), dat eerder een gelegenheidswerk was, is zijn ander werk de Discorsi (Gesprekken), voluit de Discorsi sopra la prima deca di Tito Livio (Verhandelingen over de eerste tien boeken van Titus Livius). Hij zou hieraan al begonnen zijn voor
Il Principe. Zij geven duidelijker zijn opvattingen weer. In De Vorst bekijkt hij de staatsinrichting vanuit het perspectief van de Heerser. In de Discorsi gaat Machiavelli uit van het volk, of liever van de republiek. Grondslag voor de republiek is het conflict tussen twee belangengroepen: het volk en aan de andere kant de aristocraten en patriciërs. Bij de adel leeft een sterke behoefte om te overheersen en bij het volk uitsluitend de behoefte niet overheerst te worden. Als de bescherming van de vrijheid in handen van mensen uit het volk gelegd wordt, mag men daarvan verwachten dat zij meer zullen doen om haar in stand te houden en omdat zij zelf de macht niet kunnen grijpen, ook niet zullen toestaan dat andere dat doen. Het politiek ideaal is een republiek geleid door een leider maar gecontroleerd door adel en burgers die allemaal zeggenschap in het bestuur hebben. Uit oogpunt van stabiliteit is het nodig voldoende macht aan het volk toe te kennen. Machiavelli heeft niets op met tirannie, niet omdat de mensen dan minder vrij zouden zijn, maar omdat die regeringen minder stabiel zijn dan regeringen, gerespecteerd door een redelijk tevreden bevolking. Om die stabiliteit is het uiteindelijk te doen. Politiek is daarbij een kwestie van middelen. Het heeft geen zin politiek te willen voeren met middelen die tot mislukking gedoemd zijn. Wanneer het doel bepaald is moet men de middelen kiezen waarmee men dit doel kan bereiken. Men moet daarbij geen rekening houden met het goede of slechte van het middel. Altijd betekent het bereiken van het doel ’succes’ los van de aard van het middel. Wanneer de goede of brave mens aan politiek wil doen moet hij juist als iedereen streven naar ’succes’. Ook hier blijft het veelal een kwestie van macht. Mensen zijn van nature slecht en zullen instinctief hun kwade neigingen volgen. Zij doen alleen goed als de nood hen daartoe dwingt.
Om een sterke staat te verzekeren zijn drie zaken belangrijk: Necessitas of Noodzaak: wanneer een akkerland verdort moet gezocht worden naar irrigatiemogelijkheden. Noodzaak dwingt mensen ertoe het beste uit zichzelf te halen en dingen te doen die zij anders zouden nalaten. Vervolgens Fortuna.
Vervolg op pagina 20
19
Vervolg van pagina 19
Machiavelli ontkent de vrije wil niet, maar toch kan soms het lot toeslaan en elke hoop op succes laten verdwijnen. Hij vergelijkt het Lot met een woeste rivier die alles op zijn weg kan vernietigen maar waar de mens toch de plicht heeft de rivier de juiste loop te laten volgen. En tenslotte de Virtus (‘virtù' in het Italiaans). Het is het Latijnse Virtus dat niet zozeer deugd maar wel moed en de daadkracht omvat en dat moet dienen om de twee voorgaande zo veel mogelijk te beheersen en in eigen voordeel om te zetten. De virtus is essentiëel. Ze geeft de wil om efficiënt op te treden en zelfs geweld te gebruiken indien dit de stabiliteit van de staat en dus van het algemeen belang ten goede komt. Het is nuttig terug te gaan en te leren van de succesvolle tijd van de Romeinse republiek. Die wisten dat zij om succes te hebben de middenweg, het compromis, moesten vermijden en kiezen tussen uitersten: ofwel de mensen door weldaden voor zich te winnen ofwel ze voorgoed onschadelijk te maken. Zijn afkeer van het compromis is niet immoreel, eerder amoreel. Ze vind haar oorsprong in de weifelende houding van Florence bij oorlogsgevaar die volgens hem de oorsprong was van veel rampspoed. Hij is ervan overtuigd dat hier alleen een krachtige persoonlijkheid orde op zaken kan stellen. Wel een persoon die niet handelt uit eigenbelang maar het belang van de ganse natie voor ogen heeft. Het patriottisme staat centraal.
Nabeschouwing
De leer van Machiavelli – enkel het doel telt en alle middelen om dat te bereiken zijn geoorloofd – lijkt alles te omvatten wat de vredesbeweging niet wil zijn. Volgens de vredesbewegingen moet niet alleen het uiteindelijke doel maar ook de middelen voldoen aan morele normen. Toch is de bekende uitspraak: het doel heiligt de middelen ten onrechte eerst aan Machiavelli en daarna aan de Jezuїeten toegeschreven. De werkelijkheid is trouwens genuanceerder. Er is verschil tussen een daad verricht in het belang van de staat en een daad uit eigenbelang. Volgens Machiavelli zijn ethische voorschriften niet van toepassing indien het gaat om de stabiliteit van een natie en het welzijn van de burgers. Machiavelli spreekt zich niet uit over het leed van
20
de onvermijdelijke slachtoffers bij het realiseren van doelstellingen. Zijn onverschilligheid hiervoor choqueert de moderne lezer het meest. Collateral damage, in een of andere vorm komt niet ter sprake. Tineke Beeckman verklaarde dit in haar voordracht door te wijzen op de evolutie van de perceptie van het lijden in de geschiedenis. Bij de veroveringen van Alexander de Grote, in de Bijbel of in de Koran is het lijden van de overwonnene geen punt. Pas na Bertha von Suttner (bij de romantiek?) is empathie voor de slachtoffers een belangrijke factor geworden. Het zou goed zijn moest dit verder onderzocht worden. Was Machiavelli origineel? Misschien minder dan soms gesuggereerd wordt.
Machiavelli tombe
Ook andere bekende auteurs waren bezig met hetzelfde thema. Thomas van Aquino maakte Over het Konigschap, een politiek handboek voor voor aankomende staatslieden. Erasmus schreef Institutio principis Christiani (De opleiding van de christelijke vorst) dat hij opdroeg aan Keizer Karel V. Het is meer verheven van toon dan de Heerser en gaat over zaken als wijsheid, barmhartigheid, vroomheid, enzovoort, allemaal eigenschappen van de ideale vorst. Machiavelli steunt weliswaar ook op traditionele waarden, maar is minder wolkig, meer rechtuit en soms echt provocatief. Het bijzondere is dat hij het conflict centraal plaatst. Alle vroegere studies gingen ervan uit dat eenheid en harmonie voorwaarden zijn voor een succesvolle staat. Bij Machiavelli is noodzaak en niet het abstracte idee van het goede richtsnoer voor het handelen. Het is het
realisme van het werkelijke leven tegenover verheven idealisme. De heerser is daarbij genoodzaakt zich te bedienen van de kaarten die de fortuin hem heeft toebedeeld want iemand die zich niet aanpast aan de veranderende omstandigheden is tot ondergang gedoemd. Het is zinloos te dromen over samenlevingen die nooit kunnen bestaan. Na zoveel eeuwen is er weinig veranderd. Bij veel gebeurtenissen ziet men achteraf hoe de principes van Machiavelli – veelal zonder ze expliciet te noemen – werden toegepast. Het gebruik van de guillotine tijdens de Franse Revolutie om de terugkeer van de koningsgezinden onmogelijk te maken. Het vermoorden van de Tsarenfamilie, om dezelfde reden. De woordbreuk van Hitler in München om meer Lebensraum te verwerven, het bombarderen van Dresden, Tokio, Hiroshima en Nagasaki om de bevolking tot een regimewissel te dwingen, het Tonkin incident om de Vietnamoorlog te verrechtvaardigen, de zogenaamde massavernietigingswapens om Irak binnen te vallen, het steunen van opstanden in Syrië, Libië, Oekraïne... om via instabiliteit regimewisselingen te bewerkstelligen. Telkens gaat het om betwistbare middelen. De doelstellingen blijven, de methodes evolueren met de mogelijkheden van de tijd. Het gif van de Borgia's is vervangen door het gebruik van drones. Bombardementen die met geringe eigen verliezen gepaard gaan, worden goedgepraat onder het mom dat ze nodig zijn om “de ander” te overtuigen.
Het anti-Machiavellisme is eeuwenlang toonaangevend geweest. Zelfs Frederik De Grote, koning van Pruisen, schreef toen hij nog kroonprins was een boekje Anti-Machiavel of proeve van een Kritiek op Nicolo Machiavelli's regeerkunst van een Vorst. De titel is al duidelijk maar Frederik gaat verder: Ik waag het de verdediging van de mensheid op mij te nemen tegen dit monster dat haar wil vernietigen, en ik wil redelijkheid en rechtvaardigheid stellen tegenover sluwheid en misdadigheid. Op latere leeftijd relativeerde hij zijn negatieve uitspraken en zegde: Ik moet toegeven dat het uiterst moeilijk is fatsoenlijk en integer te blijven, wanneer men door de zware politieke wervelstorm die in Europa woedt, wordt meegesleurd.
Denkers in onze tijd blijven filosoferen over de organisatie van een stabiele en succesvolle samenleving. De ethische regels die daarbij moet nageleefd worden definieren ze veelal als een geheel van gangbare normen, gedragingen en waarden. Volgens Jonathan Holslag, politiek deskundige aan de universiteit Brussel zijn voor een succesvolle samenleving drie dingen belangrijk: veiligheid, respect en duurzaamheid. Veiligheid waarbij Europa zelf verantwoordelijkheid moet nemen voor eigen veiligheid. Het doet wat denken aan het pleidooi van Machiavelli voor een eigen leger en het wantrouwen tegenover het kritiekloos rekenen op de bescherming door andere naties. Respect voor etniciteit, religie en taal. Spreken en onderhandelen met bijvoorbeeld de Islamitische Staat (IS) is nog niet mogelijk omdat – zoals Herman Van Rompuy het opmerkte – men voor die mensen toch geen respect kan hebben. Hun waarden zijn verschillend. Zij kunnen niet luisteren omdat zij overtuigd zijn van hun eigen gelijk. Spreken met IS zou zijn als spreken met Hitler en alles accepteren waar hij voor stond. Men kan zich afvragen of de redenering juist is. Destijds was het spreken met het ANC in Zuid-Afrika ook niet geoorloofd. Tenslotte duurzaamheid. Dit is tegenwoordig een wat modieus begrip maar duurzaamheid is belangrijk indien men een langetermijnvisie wil hanteren. Wat is moreel rechtvaardig? Sommige hedendaagse filosofen omschrijven ethiek als wat overlevingswaarde heeft of wat het probleem oplost (Frans De Waal, Frans Saris). Volgens hen: moreel rechtvaardig is datgene wat succesvol is voor de gemeenschap. Het lijkt dicht te staan bij het ideeëngoed van Machiavelli en blijkt ook het uitgangspunt te blijven van de huidige machtshebbers. * Nota
De tekst is gebaseerd op: - Bertrand Russell. Machiavelli in Geschiedenis van de westerse filosofie. Service B.V. (1986) - Tineke Beeckman. Machiavelli, Voordracht in Het Zoekend Hert, Antwerpen (22/2/2015) - Geert Mak en Jonathan Holslag in de TV-uitzending Buitenhof (8/2/2015) - Dirk Collier en Herman van Rompuy. Paths to Peace, Religion, Ethics & Tolerance in a Globalizing World. Tegensprekelijk debat. Universiteit Antwerpen op 26/02/2015 - Frans de Waal in gesprek over ethiek en de ingebakken moraal bij mens en dier. ISVW Pro (2013)
Einde en begin De Poolse dichteres Wislawa Szymborska ontving in 1996 de Nobelprijs Literatuur. “Einde en Begin” is de naam van de dichtbundel die in 1993 verscheen. Ook de Nederlandse vertaling van haar verzameld werk verscheen onder deze titel. Na elke oorlog
moet iemand opruimen. Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf. Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
door kunnen rijden.
Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van de canapés, de splinters van glas
en de bloederige vodden. Iemand moet een balk aanslepen
om de muur te stutten,
iemand moet het glas in het raam zetten,
de deur in de hengsels tillen.
Met een bezem in de hand
vertelt iemand nog hoe het was. Iemand luistert en knikt
met een nog niet afgekletst hoofd. Maar om hem heen
duiken al gauw lieden op
die het begint te vervelen. Soms zal iemand nog onder een struik
doorgeroeste argumenten opgraven en naar de vuilnishoop brengen. Zij die wisten
waarom het hier ging,
moeten wijken voor hen die weinig weten.
En minder dan weinig.
En tenslotte zo goed als niets.
Fotogeniek is het niet
In het gras, dat oorzaak
Alle camera’s zijn al
moet iemand liggen die
en het kost jaren.
naar een andere oorlog. De bruggen moeten terug
en gevolgen overwoekert, met een aar tussen zijn tanden lui naar de wolken gaapt.
en de stations opnieuw. Van het opstropen
gaan mouwen aan flarden. 1993
Wislawa Szymborska (1923-2012)
21
Afscheid van An Mercx als corrector van de Nieuwsbrief Margreet Bakker An Mercx heeft na vele jaren besloten om te stoppen met haar activiteiten voor de NVMP, die de laatste jaren vooral bestonden uit het corrigeren van de aangeleverde teksten voor de Nieuwsbrief en het jaarverslag. Daarnaast was en is ze bijna altijd aanwezig bij de Algemene Ledenvergadering, met gewoonlijk kritische en steekhoudende vragen en opmerkingen over het reilen en zeilen van de NVMP en over de besproken onderwerpen. Op een zonnige middag in augustus sprak ik met An in haar mooie groene tuin met Afrikaanse beelden, over het verleden als NVMP’er. An was al langer actief in vredesgroepen zoals de werkgroep Vrede (in Odijk) en de Vredesgroep van Kerk en Samenleving voordat ze bij de NVMP actief werd. Het eerste contact met NVMP was naar aanleiding van een symposium over de Noodwet Geneeskundigen, in 1982. An werd uitgenodigd om in het forum deel te nemen, want “er moest ook een vrouw in”. Artsen en andere gezondheidswerkers werden geregistreerd, zodat ze oproepbaar waren bij calamiteiten zoals oorlog. In feite betrof het een bijzondere dienstplicht. De registratie voor de Noodwet werd geweigerd door veel artsen en andere gezondheidswerkers, omdat het een illusie was (en is) dat na een aanval met atoomwapens georganiseerde medische hulpverlening mogelijk zou zijn. An heeft na het symposium de discussie hierover onder de verloskundigen aangezwengeld. Rond dezelfde tijd verscheen er een artikel met verklaring in het Tijdschrift voor Verloskundigen over de Noodwet en de consequenties voor die beroepsgroep. De verklaring was medeondertekend door An. Als verpleegkundige en verloskundige was ze bezorgd om het ongeboren en het nieuwe leven. Wat is de toekomst van het pasgeboren leven dat je als eerste in je handen mag houden bij een bevalling bij de dreiging met kernwapens. In de jaren daarna volgden vele activiteiten vanuit de groep van Verloskundigen voor
22
An Mercx (mei 2015) Vrede, inclusief het aanbieden van petities aan overheidsbekleders. Het logo bestond uit twee handen die een baby omhoog houden. In de jaren 80 van de vorige eeuw heeft An zich in de werkgroep van verloskundigen ook ingezet om andere gezondheidswerkers en politici en beleidsmakers in te lichten over de gevaren van kernwapens en te protesteren tegen kruisraketten. Ze liet me allerlei verslagen zien uit die tijd. In 1987 werd door An tijdens het 21ste internationale Congress for Midwives voorlichting gegeven over de gezondheidsgevaren van kernwapens (al dan niet gebruikt bij proeven of in oorlog) en radioactiviteit. Halverwege de jaren ’80 werd de Pacific werkgroep opgericht, om bekendheid te geven aan de schadelijke effecten van kernproeven, met als deelnemer o.a. An, Marjolein Quené en ondergetekende. De kernproeven vonden toen nog bovengronds plaats, vooral op veraf gelegen eilandjes en atollen in de Stille Oceaan (Pacific).Veel indruk maakte het relaas van Darlene Keju en anderen, die op de Marshall eilanden getuige waren van de kernproeven op Bikini en andere atollen. De radioactieve besmetting had ernstige gevolgen voor de gezondheid op korte termijn en op lange termijn van de bewoners.Verder was er veel bezorgdheid over afwijkingen die ontstonden tijdens de zwangerschappen, zoals molazwangerschappen. De psychische gevolgen van al die zorgen kwamen toen nog maar nauwelijks aan bod, zo realiseer ik me nu. An ging als NVMP’er ook naar congressen zoals die van IPPNW, de Hague Appeal for Peace in 1999 en recent het wereldcongres van WILPF (ook in Den Haag).
Vanaf 1984 was An lid van de redactie van de Nieuwsbrief. Dit heeft ze een aantal jaren gedaan. In die tijd was het knippen en plakken van teksten een letterlijke bezigheid, die vooral door hoofdredacteur Barthold Hengeveld en zijn vrouw Joy voor de illustraties werd gebezigd om de Nieuwsbrief te vullen. De vergaderingen waren veel frequenter dan nu, omdat we toen nog geen computers en internet hadden. Later werd An corrector, eerst samen met Konnie Hebeda en later alleen. Dat heeft ze dus meer dan twintig jaar volgehouden! Tot nu dus, inclusief alle ontwikkelingen op het gebied van computers, met nu per e-mail vanuit huis elkaar op de hoogte houden. Het corrigeren werd op de computer ook veel gemakkelijker. Als corrector was An precies, ze zette bijna letterlijk de puntjes op de i. En altijd meedenkend over de artikelen die ze voorgeschoteld kreeg, om zo goed en begrijpelijk mogelijk de teksten af te kunnen leveren aan de drukker. Vanuit de redactie van de Nieuwsbrief zullen we de ‘stille kracht’ van An gaan missen. Stille kracht, aanwezig op de achtergrond, maar wel nadrukkelijk een stempel zettend op de Nieuwsbrief. Plichtsgetrouwheid was de reden dat An zo lang is door gegaan. Enkele maanden geleden, op aansturing van haar man Jan, belde ze mij om mee te delen dat ze zou stoppen. Aan de telefoon was er eigenlijk ook de vraag om goedkeuring, of het zou kunnen om zo maar te stoppen. Zoals iedereen, proberen we in de redactie en het bestuur van de NVMP zo goed mogelijk mee te draaien, naar eigen krachten en bekwaamheden. Je doet wat je kunt, meer gaat niet. De een staat daarbij wat meer op de voorgrond dan de ander en de een heeft meer energie en tijd dan de ander. Op een gegeven moment houdt het op, en dat is nu voor An het geval. Vanuit de NVMP wordt het misschien niet altijd gezegd, maar ieders activiteiten worden altijd wel hogelijk gewaardeerd. Dat geldt uiteraard voor al het werk voor de Nieuwsbrief maar ook voor alle vroegere activiteiten van An. An, we gaan je missen. Wel hoop ik dat we nu en dan elkaar nog treffen en bij kunnen praten.
Uit tijdschriften en van internet De 40.000 handtekeningen zijn binnen! Hans van Iterson Groot nieuws: meer dan 40.000 mensen hebben het burgerinitiatief ‘Teken tegen Kernwapens’ getekend! Dit betekent dat de Tweede Kamer moet debatteren over een nationaal verbod op deze massavernietigingswapens. De verwijdering van kernwapens uit Nederland is daarmee een stap dichterbij.
Veel handtekeningen kwamen binnen via www.tekentegenkernwapens.nl, mede dankzij flinke steun van het Nederlandse Rode Kruis, Mayors for Peace en de ASN Bank. Daarnaast stonden PAX medewerkers en vrijwilligers de afgelopen tijd in winkelstraten, op festivals, bij concerten en op politieke congressen om
24
zoveel mogelijk mensen te vertellen over de noodzaak van een verbod op kernwapens. En met succes.
Campagneleider van PAX, Krista van Velzen: Een opmerking die ik heel vaak hoorde, was ‘Het is weer nodig om je druk te maken om kernwapens’. De huidige spanningen tussen Oost en West
maken kernwapens helaas weer relevant, en een verbod dus belangrijker dan ooit. Steeds meer mensen raken daarvan doordrongen. Inmiddels hebben al 113 van de 195 internationaal erkende landen aangegeven te willen onderhandelen over een wereldwijd verbod. Het is de hoogste tijd dat de Nederlandse regering zich bij deze meerderheid aansluit.”
Twintig kernwapens in Nederland
Op de Nederlandse vliegbasis Volkel staan ongeveer twintig Amerikaanse kernwapens opgeslagen. “De steun die wij hebben
gekregen voor ons burgerinitiatief geeft aan dat een groot deel van de Nederlandse bevolking van kernwapens af wil”, legt Krista van Velzen uit. In september biedt PAX de handtekeningen aan de Tweede Kamer aan. Daarna wordt bepaald wanneer het debat over het burgerinitiatief wordt gehouden.
Ook burgemeester Schijndel tekent tegen kernwapens
Op 6 juli was burgemeester Jetty Eugster van Schijndel een van de laatste burgemeesters die tegen kernwapens tekende voordat de eindstreep werd gepasseerd. Een bijzonder moment waarbij naast Hans van Iterson ook oudNVMP-penningmeester, en inwoner van Schijndel, Willem Hubregtse aanwezig was. In onderstaand artikel uit de lokale krant ziet u ons gedrieën op de foto.