Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT Onderwerp Advies / conclusie 1.
Opening en vaststelling agenda
Aanwezig: de heer P.M. Terpstra (W@I) de heer J.P. Verweij (ChristenUnie) de heer W. van der Zaag (AWP) mevrouw W.A. Bodewitz (PVDD) de heer J.G.M. Reerink (PvdA) de heer G.J.P. Janssen (WN) de heer L.J.L. Boot (WN) mevrouw M.L.A.A. de Bont (CDA) de heer H. Schalkwijk (Agrariërs) de heer R.D. Woittiez, voorzitter (VVD) de heer N.J.M. Ypma (Bedrijven) mevrouw A.J. de Kruijf (Bos- en Natuureigenaren) (vanaf 21:00 uur) de heer P.J.M. Poelmann (dijkgraaf) de heren J.G.M. Kromwijk en G.P. Beugelink (hoogheemraden) mevrouw E. van der Vorm (hoogheemraad) de heer G.G.J. Rouhof (secretaris) de heer W. Nijenhuis (notulist van notuleerservice Nederland) Afwezig: de heer B. de Jong (CDA), de heer P.J.M. Poelmann (dijkgraaf), de heer H.A.P. van der Maat (hoogheemraad) en de heer G. van Leeuwen (SGP). Opening Mevrouw Van der Stroom (VVD) zit de vergadering voor tot aan de komst van de heer Woittiez die wat later arriveert. Ze heet de aanwezigen van harte welkom. Ze meldt de afwezigen. De heer Reerink (PvdA) meldt dat mevrouw Van der Nat wat later komt. Agenda De heer Verweij (CU) wijst op de stukken ter kennisname en geeft aan de stukken b (Haalbaarheid opwekking zonne-energie HDSR) en d (Conceptprogramma Hoogwaterbescherming 2015-2020) te willen agenderen voor bespreking. Bij stuk d) gaat het alleen om het deel over project Centraal Holland. De voorzitter concludeert dat deze stukken dan zullen worden geagendeerd in de volgende vergadering. De heer Janssen (WN) geeft aan dat zijn fractie ook stuk c (Concept cijfers programma’s en investeringen 2013) zou willen bespreken. De heer Kromwijk stelt dat het stuk nu enkel ter kennisname aan de commissie is verstuurd. Het onderwerp komt terug bij de jaarrekening. De voorzitter concludeert dat stuk c) niet apart zal worden geagendeerd, maar aan de orde zal komen bij de behandeling van de jaarrekening.
Bestuurszaken / 812481
Pagina 1 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT 2.
Adviezen/ conclusies en actielijst
a) Adviezen en conclusies vergadering BMZ 25 februari 2014 Redactioneel Pagina 11, halverwege, 2e bullet, eerste zin: Op verzoek van mevrouw Bodewitz wordt toegevoegd ‘in de wateren waar de vismigratieknelpunten geconstateerd zijn’. Pagina 12, punt 11, vierde punt bijdrage de heer Verweij, laatste zin: Op verzoek van de heer Verweij (CU) wordt de zin gewijzigd in: ‘Voorkomen moet worden dat dit soort bangmakende kaarten worden gepubliceerd. Inwoners en bedrijven moeten erop kunnen rekenen dat het waterschap adequaat zal optreden’. Naar aanleiding van: Geen opmerkingen. (de heer Woittiez (VVD) voegt zich bij de vergadering) Mevrouw Van der Stroom (VVD) draagt het voorzitterschap over aan de heer Woittiez.
b) Actiepuntenlijst met leeswijzer Mevrouw Bodewitz (PVDD) wil naar aanleiding van de vorige vergadering twee actiepunten aan de lijst toevoegen. Ze wijst op pagina 11 waar de heer Beugelink toezegt om de uitkomsten van de workshop (met betrekking tot het vangen van muskusratten) naar de commissie terug te koppelen. Ze stelt voor die toezegging op de actiepuntenlijst te plaatsen. Het tweede actiepunt betreft de toezegging van de heer Beugelink om een beeld te vormen van de vismigratieknelpunten en het gebruik van muskusratvallen (pagina 11, direct boven punt 10). De heer Beugelink geeft aan dat er tijdens de workshop niet is gesproken over het vangen van muskusratten. Hij zegt toe na te gaan waarom het onderwerp niet is besproken en of het in een volgend overleg wel aan de orde kan komen. Het tweede punt kan op de lijst worden geplaatst. (mevrouw Van der Nat voegt zich bij de vergadering) De voorzitter merkt op dat agendapunt 2 in vertrouwelijkheid zal worden behandeld. Hij schorst de openbare vergadering. Stukken ter advisering 3.
Beschikkingen antiafhaaksubsidie
De behandeling van dit agendapunt is opgenomen in een vertrouwelijk verslag.
4.
Afkoop en herfinanciering landinrichtingsrente Lopikerwaard
Eerste termijn De heer Boot (WN): Het is een goed voorstel om te zorgen dat het waterschap minder rente gaat betalen. Een structurele winst van 15.000 euro per jaar is een goede zaak. Er wordt een bedrag teruggestort en dat wordt direct omgezet naar een lening. Kan een deel van dat bedrag niet worden gebruikt om af te lossen? Leent men 1 miljoen euro minder, dan gaat de winst van 15.000 euro naar 50.000 euro. Uit de begroting voor 2014 blijkt dat het waterschap meer dan 200 miljoen euro heeft geleend. Dat is heel veel en het kost ook veel rente, jaarlijks 11 miljoen euro. Hij stelt voor om bij de begroting te spreken over een plafond voor de leningen van het waterschap. Mevrouw Van der Stroom (VVD): De VVD-fractie steunt dit voorstel. In 2008 is besloten om de landinrichtingsrente niet af te kopen. Wat was daar toen de reden voor? Was dat omdat het financieel voordeliger was? Mevrouw De Bont (CDA): De CDA-fractie steunt het voorstel. Ze wijst op de zin bovenaan pagina 2: ‘bij een gelijkblijvende eindtermijn kan de jaarlast van de nieuwe financiering aanzienlijk worden verlicht.’ Aangezien het hier gaat om een mogelijkheid, zou een risicoparagraaf op zijn plaats zijn geweest. De heer Van der Zaag (AWP):
Bestuurszaken / 812481
Pagina 2 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT
Het geleende bedrag wordt geheel ten laste gebracht van het watersysteembeheer, omdat het gebaseerd is op de voordelen die het waterschap heeft gehad bij de landinrichting Lopikerwaard. Wat waren deze voordelen? Tot welke hoogte mag de rente stijgen om op nul uit te komen? Mevrouw Van der Nat (PvdA): Vindt het een uitstekend voorstel, het wordt nu ook zuiverder geregeld dan voorheen het geval was. De heer Schalkwijk (Agrariërs): Merkt op dat er mogelijk een voordeel kan worden behaald, maar dat daar geen garantie voor is. Terwijl de jaarlijkse begroting over ruim 100 miljoen euro gaat, praat men nu over een bedrag van 15.000 euro. Allerlei mensen hebben zich met dit voorstel beziggehouden en hij vraagt zich af of er geen andere onderwerpen zijn die deze commissie kan bespreken, waarbij het gaat over meer substantiële bedragen. De heer Verweij (CU): Vindt het een prima voorstel, als tenminste helder is dat de rente wordt omgezet voor een periode die gelijk is aan de huidige looptijd. Maar in het voorstel staat dat de treasurer de ruimte krijgt om de lening ook voor een kortere periode af te sluiten. Dan ontstaat het risico dat over tien jaar de lening opnieuw moet worden afgesloten tegen een hoger rentetarief. Wil het college vasthouden aan die mogelijkheid, dan moet het ook aangeven wat het risico is, zoals ook mevrouw De Bont voorstelde. Hij is benieuwd naar de reactie van het college op het voorstel van de heer Boot. De heer Ypma (Bedrijven): Vraagt of het college heeft overgewogen om te kiezen voor een vaste rente. Beantwoording De heer Kromwijk: Licht toe dat de lening is aangegaan bij de Belastingdienst. In het kader van de ruilverkaveling was dit mogelijk. De investeringen die het waterschap heeft gedaan voor het watersysteem, bij de ruilverkaveling in de Lopikerwaard, zijn geboekt op één pand, het gemaal De Koekoek. Op dat moment was dit voordeliger dan lenen op de markt. De situatie is nu anders. Er kan nu worden geleend voor een lagere rente dan de Belastingdienst rekent voor een looptijd van twintig jaar. Het moment waarop de lening wordt overgesloten is belangrijk en daarvoor vraagt het college enige speelruimte. Het is uitermate lastig om het toekomstige verloop van de rente te voorspellen. Hij voelt er ook veel voor om de treasurer mee te geven dat de lening voor een termijn van twintig jaar moet worden vastgelegd. Richting de heer Boot geeft hij aan dat het waterschap een investeringsoverheid is. Het waterschap doet veel investeringen en daarvoor moet het lenen op de kapitaalmarkt. Daarbij probeert men ook om dat zo goedkoop mogelijk te doen. In de afgelopen jaren is daggeld het goedkoopst, maar de treasuryvoorschriften stellen een maximum van 25 miljoen euro dat als daggeld kan worden geleend. Overige leningen moeten met een langere looptijd worden afgesloten. In 2013 kreeg het waterschap in een keer 37 miljoen euro gestort vanwege de overname van de Hollandsche IJssel. Een gevolg was dat het renteresultaat niet optimaal was, omdat er bijna geen daggeld is aangetrokken. Dat ligt dit jaar anders, het waterschap kan nu wel weer daggeld aantrekken. Het is niet zo dat het waterschap ineens miljoenen kan aflossen. Er zijn investeringen waarvoor leningen zijn afgesloten. De reserves zitten in het totale systeem verwerkt. Het is niet zo dat reserves ergens op een rekening staan. Richting de heer Schalkwijk merkt hij op dat het toch gaat om 15.000 euro op jaarbasis, gedurende twintig jaar. Richting de heer Van der Zaag licht hij toe dat de lening ten laste komt van het watersysteem omdat het uitsluitend ging om investeringen in het watersysteem van de Lopikerwaard. Het college heeft gemeend dat bij dit voorstel geen risicoparagraaf nodig is. Het risico is beperkt. Zodra het besluit is genomen, wordt er een moment gekozen waarop de Bestuurszaken / 812481
Pagina 3 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT
rente gunstig is. Op dat moment wordt ook de lening bij de Belastingdienst beëindigd. Daar zit geen risico. Destijds was het gunstig om te lenen bij de Belastingdienst, nu is het gunstiger om te lenen bij de Waterschapsbank.
Tweede termijn De heer Verweij (CU): Concludeert dat de hoogheemraad het voorstel nuanceert wat betreft de daarin genoemde kanttekeningen. Daar staat dat het voorstel uitgaat van een herfinanciering voor een periode van twintig jaar tegen een rente die lager is dan 3,1%. Daar heeft hij geen enkel bezwaar tegen, maar vervolgens wordt voorgesteld om de treasurer een mandaat te geven voor andere financieringsvormen die minimaal het voorgestelde voordeel opleveren. En daarbij wordt ook een kortere looptijd als mogelijkheid genoemd. Op dat moment kan het voorgestelde voordeel niet worden gegarandeerd. Wordt de kortere looptijd nu als mogelijkheid geschrapt? De heer Boot (WN): Stelt dat geld lenen hoe dan ook geld kost en pleit ervoor om daar op een ander moment serieus over te spreken. Beantwoording De heer Kromwijk: Stelt dat het niet verstandig is om de mogelijkheid om korter dan twintig jaar te lenen moet worden geschrapt. Wanneer de rente bij een looptijd van vijftien jaar aanzienlijk lager is, dan kan men besluiten dat de winst over die eerste vijftien jaar opweegt tegen het risico dat het in de laatste vijf jaar het rentepercentage veel hoger is. Dat is een inschatting waar de specialisten bij het waterschap enige ruimte moeten hebben. Hij stelt voor dat de heer Boot zich nader laat informeren door de betrokken ambtenaren. De voorzitter concludeert dat het onderwerp alsnog ter bespreking zal worden geagendeerd als uit dit overleg naar voren komt dat dit verstandig is. Mevrouw Van der Stroom (VVD) stelt voor om ieder geval bij de behandeling van de begroting op het onderwerp in te gaan. De voorzitter vraagt of het college nog nader aan moet geven hoe het wil omgaan met de mogelijkheid van een kortere looptijd van de lening. De heer Verweij (CU) Concludeert dat de heer Kromwijk met verstandige keuzes wil zorgen dat het risico nul blijft. Hij hoopt dat hij hem over twintig jaar kan feliciteren met het gelijk van zijn keuze. Hij vertrouwt op een goede afloop. Stelt voor om het gesprek over de leningen van het waterschap te voeren bij de voorjaarsnota. Mevrouw De Bont (CDA): Sluit zich aan bij de eerste conclusie van de heer Verweij, al had ze toch graag de toevoeging dat het risico tot nul wordt beperkt. Zij voelt meer voor een lening met een looptijd van twintig jaar, dan een lening met een kortere termijn en het risico dat in de periode erna het voordeel omslaat in een verlies. De heer Schalkwijk (Agrariërs): Geeft aan dat het stuk door kan als hamerstuk. Men moet er niet meer tijd aan besteden. De voorzitter stelt dat het stuk als hamerstuk door kan naar het algemeen bestuur. 5.
Notitie ‘Evaluatie systeem en onderwerpen begrotingswijzigingen’
Eerste termijn De heer Van der Zaag (AWP): Wijst op pagina 7 waar staat dat de bevoegdheid voor het goedkeuren van de begroting is belegd bij het algemeen bestuur. ‘Belegd’ lijkt hem geen juist woord. Ook in de zin die hierop volgt wordt ‘belegd’ gebruikt.
Bestuurszaken / 812481
Pagina 4 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT Hij kan zich vinden in de conclusie en de aanbevelingen in het stuk. De heer Ypma (Bedrijven): Is geen voorstander van begrotingswijzigingen. In de inleiding staat dat de controle op rechtmatigheid het fenomeen begrotingswijziging met zich mee heeft gebracht. Hij ziet die relatie niet. Hij neemt aan dat alles wat in de begroting staat, rechtmatig is. Deze ontwikkeling is beneden peil. Bij een begroting mag men ervan uitgaan dat helder is wat er moet gebeuren. Hij kan leven met hooguit kleine verschuivingen binnen programma’s. Hij beschouwt begrotingswijzigingen als het schoonvegen van het straatje. Spoort de realiteit niet met de begroting, dan wordt deze laatste met steun van de coalitie aangepast. Deze methodiek is geleidelijk aan ingevoerd in het bestuurlijke proces, waarbij de verantwoording niet meer ter sprake komt. In het bedrijfsleven zou zoiets onvoorstelbaar zijn. Daar leiden ongewenste uitkomsten bovendien tot leermomenten. Mevrouw Van der Nat (PvdA): Is ook geen voorstander van begrotingswijzigingen. In principe zouden ze in het kader van rechtmatigheid ook niet noodzakelijk hoeven te zijn. Anderzijds is democratisch besloten om begrotingswijzigingen toe te passen en die afspraak is voor de PvdAfractie leidend. De PvdA-fractie kan zich vinden in dit voorstel. Mevrouw Van der Stroom (VVD): Sluit zich op hoofdlijnen aan bij het betoog van mevrouw Van der Nat. Het is een instrument waar in beperkte mate gebruik van zou moeten worden gemaakt. Ze vraagt de heer Kromwijk wat het college concreet bedoelt als het zegt de aanbeveling van de Rekenkamercommissie over te nemen om ‘terughoudend te zijn met begrotingswijzigingen’. Bij eerdere begrotingswijzigingen heeft de VVD-fractie opgemerkt dat bij onverwachte kosten of tegenvallers er niet gelijk naar een begrotingswijziging moet worden gegrepen, maar dat dan geprobeerd moet worden om de tegenvaller binnen het programma taakstellend op te lossen. Ze vraagt de hoogheemraad wanneer het college die lijn gaat volgen. De heer Janssen (WN): Merkt op dat de inhoudelijke discussie over begrotingswijzigingen al vaker is gevoerd. Het college is gevraagd om duidelijk te maken hoe het met begrotingswijzigingen wil omgaan, met daarbij het verzoek om terughoudend te zijn met begrotingswijzigingen. Dat is in dit voorstel prima gedaan. Mevrouw De Bont (CDA): Sluit zich aan bij het betoog van de heer Janssen. De CDA-fractie vindt daarbij wel dat wanneer er keuzes zijn en het gaat om een bevoegdheid van het algemeen bestuur, die keuze vooraf en niet achteraf geaccordeerd moet worden. Ook de CDA-fractie vindt dat tekorten allereerst binnen een programma moeten worden opgelost. De heer Verweij (CU): Sluit zich aan bij het betoog van mevrouw De Bont. Het stuk is een van de paragrafen van het nieuwe financieel beleid, dat in delen aan de commissie wordt voorgelegd. In de onderbouwing wordt verwezen naar de aanbevelingen bij de jaarrekening. Het college zou moeten vermelden dat het gaat om aanbevelingen die op 4 juli 2012 door het algemeen bestuur zijn vastgesteld. Die zijn daarmee kaderstellend voor begrotingswijzigingen. Van de vier punten die staan genoemd, zijn er al drie aangenomen bij het vaststellen van de Jaarrekening 2011. In het advies staan ook enkele andere uitgangspunten, maar die staan hier niet genoemd. Een belangrijk punt is dat alle financiële stukken maar twee keer per jaar in het algemeen bestuur worden behandeld. Ook staat er dat bij een technische wijziging van de begroting in principe de omvang van de begroting niet verandert. Die beide punten zouden moeten worden toegevoegd, verder gaat zijn fractie akkoord met het voorstel. De heer Schalkwijk (Agrariërs): Geeft aan dat hij op voorhand geen voorstander is van begrotingswijzigingen, maar als een vraagstuk niet kan worden opgelost binnen een programma, is een begrotingswijziging soms noodzakelijk. Bestuurszaken / 812481
Pagina 5 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT
De stelling van de heer Ypma dat via begrotingswijzigingen zaken onder het tapijt worden geveegd, onderschrijft hij niet. Dat is bij zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur niet de inzet.
Beantwoording De heer Kromwijk: Heeft de opmerkingen van de commissie goed begrepen. De opzet van deze evaluatie is om de hele discussie nog eens voor het voetlicht te brengen. Er is ook geprobeerd om de aanbevelingen van de Rekenkamercommissie bij het vaststellen van de Jaarrekening 2011 over te nemen. De afspraak is dat het college hooguit twee keer per jaar met wijzigingsvoorstellen komt. De eerste cyclus is de mei/juni-cyclus. Een begrotingswijziging is altijd het gevolg van een van de twee bestuursrapportages. Gedurende het jaar komt het voor dat het college wil schuiven met kostensoorten. Daar is goedkeuring van het algemeen bestuur voor nodig. In de bestuursrapportage licht het college toe wat er aan de hand is en vervolgens wordt dit geformaliseerd met een begrotingswijziging. Het algemeen bestuur heeft dan gedurende de periode tussen de eerste behandeling in het voorjaar en de begrotingsbehandeling in het najaar besluiten genomen die buiten het kader van de begroting vallen. Op het moment dat die besluiten worden genomen, wordt de begroting nog niet formeel gewijzigd. Dat gebeurt pas bij de burap. Het college heeft geprobeerd om met de kolommen van de conceptcijfers aan te geven wat de begroting inhoudt, wat er bij de eerste wijziging en de twee wijziging is veranderd en wat het jaarresultaat is. Op die manier zijn de veranderingen goed inzichtelijk. Bij de jaarrekening hoeft men bovendien niet meer terug te vallen op bestuursrapportages van bijna een jaar terug. Met deze opzet is de reden voor een begrotingswijziging direct duidelijk. Bovendien voldoet het college aan de eisen voor rechtmatigheid door direct verantwoording af te leggen. Dit is inderdaad een onderdeel van het totale raamwerk dat straks in één keer ter besluitvorming zal worden voorgelegd. De heer Ypma (Bedrijven): Wijst op de begrotingswijziging naar aanleiding van de bestuursrapportage. Dat is precies waar hij het niet mee eens is. Het is een voortgangsrapportage over de uitvoering van de begroting. Wanneer de praktijk uit de pas loopt bij de begroting, moet dat niet leiden tot een begrotingswijziging, maar tot correctieve maatregelen. Daar moet de aandacht naar uitgaan. De voorzitter concludeert dat de hoogheemraad de opmerkingen van de commissie ter harte heeft genomen. Informerend deel 6.
Mededelingen en ingekomen stukken
Bestuurszaken / 812481
a) Rapportage Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling Eerste termijn De heer Van der Zaag (AWP): Is normaliter niet lang van stof, maar dit stuk vraagt toch een wat uitgebreidere reactie. De voorzitter: Stelt dat het nu op de agenda staat als ingekomen stuk. Wil men er uitgebreid over discussiëren, dan zou de commissie het ter bespreking moeten agenderen. De heer Reerink (PvdA): Stelt dat het dan logischer was geweest om het bij de stukken ter kennisname op te nemen. Het stuk roept vragen op en het is niet verkeerd om over dit soort documenten met elkaar van gedachten te wisselen. Hij veronderstelt dat de afgevaardigde van het waterschap bij de Unie zich ook over dit document zal uitspreken en dan is het goed dat hij kennis kan nemen van wat er leeft in deze commissie. De voorzitter: Pagina 6 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT
Besluit ruimte te geven aan een discussie over dit stuk. Hij geeft de heer Van der Zaag het woord. De heer Van der Zaag (AWP): Is blij met de agendering van dit stuk. Hij zou anders schriftelijke vragen hebben gesteld. Het rapport is bijzonder belangrijk voor het waterschap en de organisatie van het waterschapsbeheer. Mogelijk kan er een keer een symposium worden gewijd aan het onderwerp. Hij vraagt het college om een reactie. De heer Ypma (Bedrijven): Is gelukkig met dit stuk. Het biedt een goed beeld van hoe anderen tegen het waterbeheer in Nederland aankijken. Het is geen onderwerp dat de algemene democratie betreft. Het waterschap is een functionele democratie. Bij het waterbeheer hebben onderwerpen een bredere aanpak gekregen dan oorspronkelijk het geval was bij het waterschap. Daarover kan men met elkaar van gedachten wisselen en de onderwerpen keren ook terug in het rapport. Een relatief nieuw element is dat in de afgelopen tien jaar het politieke element een rol is gaan spelen binnen het waterschap. Dat betekent dat de blik verschuift van de lange en middellange naar de korte termijn. Dan verliest men het voordeel van het waterschap als functionele democratie. Dat element heeft hij in dit rapport gemist. De goegemeente in Nederland had dat aspect wel aan de orde kunnen stellen, om daarmee enig blijk van zelfreflectie te tonen. Mevrouw Van der Stroom (VVD): Memoreert het symposium van eind 2013 toen nadrukkelijk naar de lange termijn is gekeken, met een breed gedragen scenario als uitkomst. De inleider refereerde toen ook al aan dit OESO-rapport. Nu ligt het er en zij zou het zeer de moeite waard vinden om dat te bespreken. Maar men zou ook de reactie van de Unie van Waterschappen kunnen afwachten. De heer Reerink (PvdA): Kan zich vinden in het laatste voorstel van mevrouw Van der Stroom. De heer Glas van de Unie heeft al aangegeven zich deels te distantiëren van de inhoud van het rapport. Een aantal zinnen in dit rapport begrijpt hij niet. Hij zal zijn opmerkingen en vragen meegeven aan het college. Mevrouw Bodewitz (PVDD): Wijst op de wat haar betreft belangrijke aanbeveling in het rapport dat het beginsel dat de vervuiler betaalt vollediger kan worden toegepast op diffuse vervuiling, vooral vanuit de landbouw. Ze stelt dat het waterschap (en vervolgens de Unie) die aanbeveling zou moeten overnemen en er gevolg aan zou moeten geven. De heer Janssen (WN): Stelt dat het een prima stuk is voor verkiezingen, algemene beschouwingen en andere gelegenheden. Hij vraagt zich af wat dit waterschap, als één van de 23, met dit stuk zou moeten doen. Hij sluit zich aan bij het voorstel om allereerst af te wachten of de Unie van Waterschappen met een reactie komt. Hij wijst op de toekomstverkenningen die zijn gedaan tijdens het symposium bij Wierickerschans. Daarbij zijn aspecten aan de orde geweest die ook in dit rapport naar voren komen. Mogelijk kan men met dit rapport een vervolg geven aan het verandertraject, bijvoorbeeld in de vorm van een bijeenkomst. Mevrouw De Bont (CDA): Sluit zich aan bij het voorstel van de heer Janssen. De heer Van der Zaag (AWP): Wijst op de visie in het rapport op onafhankelijk toezicht, los van zowel de politiek als het waterschap. Dat is een verstandige visie. Met mevrouw Bodewitz is hij van mening dat er een oplossing moet komen voor de vervuiling vanuit de landbouw. De heer Schalkwijk (Agrariërs): Merkt ten aanzien dit agendapunt op dat er regelmatig discussie ontstaat over de status van de bespreking. Daar moet een duidelijker lijn in komen. De heer Verweij (CU): Sluit zich aan bij het advies richting het college dat het verstandig is om richting het nieuwe Waterbeheersplan sessies te houden en uitkomsten van dit rapport ook te Bestuurszaken / 812481
Pagina 7 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT betrekken bij de toekomstvisie op dit waterschap. Het college moet standpunten en ideeën van andere instanties beoordelen. Het landelijke standpunt van de waterschappen hoort daarbij, maar men moet niet blind varen op het oordeel van de Unie. Het onafhankelijke toezicht dat de heer Van der Zaag omarmt, is bijvoorbeeld door de heer Glas al van tafel geveegd. Het bestuur mag ook een eigen visie ontwikkelen. Beantwoording De heer Beugelink: Leidt uit de beraadslaging van de commissie af dat men enerzijds het rapport van de OESO nader wil bespreken. Hij stelt voor om daarvoor eerst na te gaan welke acties de Unie heeft uitgezet naar aanleiding van dit rapport. Anderzijds lijkt er ook behoefte te zijn om zelfstandig als waterschap een oordeel te vormen, bijvoorbeeld wat betreft het principe dat de vervuiler betaalt. Hij stelt voor de opmerkingen van de commissie mee te nemen naar het college, om daarna met een voorstel terug te komen. Richting de heer Van der Zaag wijst hij op de website van het IPO, waar staat dat de OESO pleit voor een sterkere rol van provincies in het waterbeheer. Die conclusie heeft hij niet teruggevonden in het rapport. De provincies lijken het rapport aan te grijpen om hun eigen positie te verstevigen. Dat neemt niet weg dat dit een belangrijk rapport is voor de toekomst van de waterschappen. b) Jaaroverzicht 2013 muskusrattenbeheer Eerste termijn Mevrouw Bodewitz (PVDD): Merkt op dat het rapport melding maakt van bijvangst en dat dit minder is. Kan de hoogheemraad aangeven hoe groot de bijvangst was in 2013? Op pagina 6 wordt aangegeven dat het waterschap de mogelijkheden van schaderegistratie via een app wil onderzoeken. Vanaf wanneer begint deze schaderegistratie en waarom gebeurt dat nu nog niet, terwijl de app er al wel is? Op pagina 6 staat dat op initiatief van het waterschap in heel Nederland zal worden gewerkt met deelgebieden en het vernieuwde vangstregistratiesysteem. Blijkbaar is daar wel prioriteit aan gegeven. Waarom krijgt schaderegistratie niet dezelfde prioriteit? Op pagina 8 staat dat ‘uit het rapport is gebleken dat in het gebied van HDSR de vismigratie nauwelijks of niet belemmerd wordt’. Ze memoreert een eerdere discussie in deze commissie, met de uitkomst dat op basis van het rapport juist niet kon worden geconcludeerd dat de vismigratie niet belemmerd wordt. Ze zou graag zien dat de tekst alsnog wordt aangepast. Verder staat er dat ‘daarop is besloten dat de werkwijze van muskusrattenbeheer niet aangepast hoeft te worden’. Zij stelt dat dit niet op deze manier is besloten en dat de gegevens opnieuw zouden worden bekeken, waarna het onderwerp opnieuw aan de orde zou komen in de commissie. Ze hoopt dat dit nog steeds zal gebeuren. Op pagina 12 wordt gesproken over communicatie. In het halfjaaroverzicht is er wat uitgebreider ingegaan op de communicatie, met enkele voorbeelden, waaronder een spandoek met de tekst dat muskusratten gevangen worden omdat ze een gevaar vormen voor onze veiligheid. Dat is een propagandistische tekst. De voorzitter geeft aan dat het hier gaat om een stuk ter informatie. Hij vraagt mevrouw Bodewitz om af te ronden. Mevrouw Bodewitz (PVDD): Deelt ook de mening van de heer Schalkwijk dat wanneer een stuk als informerend staat geagendeerd, dit verwarring kan oproepen. Haar verzoek was om het ter bespreking te agenderen. Ze hoopt dat hier in het vervolg een goede modus voor kan worden gevonden. Ze vervolgt dat de tekst op het spandoek de werkelijkheid onrecht aandoet. Sinds wanneer raken mensen gewond of worden ze gedood door muskusratten? Ze vindt dat het waterschap de schaarse middelen voor communicatie op de juiste manier moet inzetten, waarbij het moet gaan om objectieve informatie. Ze vraagt de Bestuurszaken / 812481
Pagina 8 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT hoogheemraad om over dit aspect te overleggen met de afdeling Communicatie. (Mevrouw de Kruijf (Bos- en Natuureigenaren) voegt zich bij de vergadering) De heer Janssen (WN): Memoreert dat in 2012, na een heel ingewikkelde operatie, het muskusrattenbeheer van meerdere waterschappen is belegd bij De Stichtse Rijnlanden. Hij is onder de indruk van wat er is gebeurd sindsdien en wat er wordt gepresteerd, los van allerlei andere opmerkingen die men zou kunnen maken. Hij complimenteert de betrokken medewerkers. De heer Schalkwijk: Stelt dat het verheugend is dat de populatie kleiner wordt en dat er daardoor ook minder dierenleed is. De kosten van de leaseauto’s hadden volledig helder moeten zijn. Dat er nu sprake is van onvoorziene kosten, is een resultaat van een gebrekkig contract. De heer Ypma (Bedrijven): Stelt dat de resultaten van het muskusrattenbeheer verbluffend goed zijn. Wat zijn de voor- en nadelen van de veldproef en wat denkt het waterschap ermee te bereiken? Er wordt aangegeven dat de effectiviteit van de preventieve maatregelen nog moet worden vastgesteld. Hij vraagt de hoogheemraad om de commissie op de hoogte te houden. Hoe ziet de nieuwe landelijke gedragscode eruit? Wat zijn de nieuwe ideeën om het dierenleed te beperken? Stelt dat nu de resultaten zo goed zijn, gaandeweg moet worden nagedacht wat het optimalisatiepunt is, als het gaat om het resultaat en de inzet van middelen. De heer Van der Zaag (AWP): Sluit zich aan bij de woorden van de heer Janssen. De heer Reerink (PvdA): Sluit zich ook aan bij de woorden van de heer Janssen Uit dit rapport blijkt dat het goed was om het beheer weg te halen bij de provincie. Hij is benieuwd of de inzet van muskusrattenbestrijders bij het dijkleger goed verloopt. De muskusrattenbestrijders zijn de ogen en oren van het waterschap en kunnen ook een nuttige rol vervullen bij toezicht en handhaving. Hij herinnert zich eerdere discussies over die mogelijke rol, toen werd gezegd dat die combinatie van taken niet verstandig is, omdat de bestrijders dan het land van de boer niet meer op zouden komen. Hij vraagt een toelichting. Wat is de beleidsinvloed van de muskusrattenbestrijders? Hij heeft van waterbeheerders in het veld meerdere keren gehoord dat hun signalen niet worden opgevolgd. Mogelijk hebben ook muskusrattenbestrijders allerlei waarnemingen en ideeën die nuttig kunnen zijn bij de ontwikkeling van beleid, bijvoorbeeld als het gaat om het peilbeheer. Beantwoording De heer Beugelink: Laat zich bij de beantwoording bijstaan door mevrouw Van Meelis, hoofd Muskusrattenbeheer. De app is op 1 april in de testomgeving gestart. Het rapport is bestuurlijk vastgesteld en ligt nu ter kennisname voor. De tekst kan niet meer worden aangepast. Mevrouw Bodewitz (PVDD) merkt op dat het document ook aan de andere waterschappen wordt gestuurd, die daardoor mogelijk op het verkeerde been worden gezet. Het is belangrijk dat de andere waterschappen weten dat De Stichtse Rijnlanden uiteindelijk andere conclusies heeft getrokken. De heer Beugelink bevestigt dat er twijfels zijn over de waarde van het rapport, als het gaat over de vraag of muskusrattenvangst belemmerend is voor de vismigratie. Binnenkort komt er een rapport waarin wordt geconcludeerd dat de visstand in het gebied van het waterschap redelijk tot goed is. Dat is mede een basis voor de conclusie dat de werkwijze niet hoeft te worden aangepast. Muskusratten zullen mensen niet aanvallen, maar de kans dat een dijk doorbreekt als Bestuurszaken / 812481
Pagina 9 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT gevolg van het graafwerk van muskusratten is wel aanwezig. Hij dankt de commissie voor de complimenten voor de geleverde prestatie. Hij zal de betrokken medewerkers hiervan op de hoogte stellen. De tegenvaller met de leaseauto’s heeft vooral te maken met het feit dat het een bij de RDW onbekend type was dat het waterschap op gas heeft laten rijden. Dat vereiste nadere keuringen en naheffingen voor de Wegenbelasting. De heer Schalkwijk (Agrariërs) vraagt of de tegenvaller ook in 2014 en 2015 terugkeert. De heer Beugelink geeft aan dat de tegenvaller nu is verwerkt, met als gevolg een overschrijding van de begroting met 0,2%. De komende jaren heeft men er niet meer mee te maken. Een voordeel van de veldproef is dat nu wetenschappelijk wordt onderzocht of het vangen van muskusratten bijdraagt aan het verkleinen van het muskusrattenprobleem, of dat men juist beter niet kan vangen. Preventieve maatregelen die worden onderzocht zijn bijvoorbeeld het ingraven van gaas en betonplaten. De muskusrattenbestrijders vormen inderdaad de ogen en oren van het waterschap. Zij geven bijvoorbeeld schade door en in zijn beleving worden die signalen goed opgevolgd. Men moet voorzichtig zijn als het gaat om het constateren en doorgeven van misstanden bij bijvoorbeeld boerenbedrijven. De relatie met het buitengebied moet men goed houden en daarom moet men terughoudend zijn. De heer Reerink (PvdA) vraagt wat de heer Beugelink bedoelt met ‘terughoudend’. Het kan toch niet zo zijn dat een muskusrattenbestrijder iets ziet en dit niet doorgeeft? Mevrouw Van Meelis (ambtenaar): Wijst op de eerdere discussie over de vraag of muskusrattenbestrijders hun werk nog kunnen doen als ze ook toezichthoudende taken op zich nemen. Destijds is geconcludeerd dat ook voor muskusrattenbestrijders geldt dat als ze iets zien wat niet mag, ze de plicht hebben om dit te melden. Maar ze hebben niet de specifieke kennis van een handhaver. De heer Reerink (PvdA) stelt dat het erom gaat dat ze signalen doorgeven aan toezicht en handhaving. Mevrouw Van Meelis wijst op ervaringen met die opzet. Vaak is dan toch duidelijk wie de melding heeft gedaan. Ze stelt dat ieder zijn vak heeft. Er is goed overleg met andere medewerkers in het buitengebied, maar muskusrattenbestrijders hebben geen handhavingstaak. De heer Reerink (PvdA) vraagt een reactie van het bestuur op deze situatie. Op pagina 16 staat vermeld dat de bijvangst wordt bijgehouden. Conclusie is dat deze 38% lager is. Mevrouw Bodewitz (PVDD) geeft aan graag een overzicht te willen van de aantallen en de soorten. De heer Beugelink zegt dit toe. De heer Beugelink: Geeft richting de heer Ypma aan dat men binnen de begroting van 2013 blijft, die niet is verhoogd voor inflatie. Ook blijft men onder de plafonds van Hollands Noorderkwartier en Rijnland. Tegelijk is vastgesteld dat een periode van twee jaar te kort is voor het maken van een goede evaluatie. Die periode is verlengd tot vier jaar en hij stelt voor om dan de financiën tegen het licht te houden.
De heer Verweij (CU): Complimenteert de heer Beugelink met dit rapport. Wanneer over twee jaar dit bestuur als primair verantwoordelijk waterschap een doorkijk moet maken richting lange termijn, dan zou het algemeen bestuur voorafgaand aan bestuurlijke vaststelling betrokken moeten worden, zodat het algemeen bestuur ook invloed kan uitoefenen op de gewenste koers. Mevrouw De Bont (CDA): Sluit zich aan bij de complimenten van de heer Janssen en de constatering van de heer Reerink dat de overgang van de provincies naar het waterschap een goede zet is geweest.
13.
Rondvraag
Bestuurszaken / 812481
Mevrouw De Bont (CDA): Wijst op de nieuwsbrief van het waterschap waarin stond dat er heel veel klachten zijn ontvangen over de aanslag BGHU. Het waren er 1700. Wat is hiervoor de reden Pagina 10 van 11
Adviezen/Conclusies Vergadering commissie Bestuur, Middelen en Zuiveringsbeheer d.d. 1 april 2014 CONCEPT en wat wordt er ondernomen om dit in het vervolg te voorkomen? De heer Kromwijk: Herkent dit beeld niet. Hij zegt toe na te gaan wat er aan de hand is. De heer Ypma (Bedrijven): Wijst op de bijsluiter bij de belastingbeschikking. Het viel hem op dat de taken van het waterschap in heel andere bewoordingen vermeld stonden. Daarbij is de veiligheid direct gerelateerd aan ‘wateroverlast’, niet aan ‘overstromingen’. Het waterschap heeft drie programmaonderdelen: veiligheid, watersysteembeheer en zuivering. Nu worden veiligheid en watersysteembeheer op één hoop geveegd. Hij vreest dat de veiligheid straks onvoldoende aandacht krijgt. De heer Kromwijk: Wijst op het OESO-rapport en de aanbeveling op het gebied van veiligheid meer te doen richting ondernemers. Het college gaat daarmee aan de slag. 13.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 21.25 uur.
Voor akkoord, Vergadering commissie BMZ 6 mei 2014 De secretaris,
Bestuurszaken / 812481
J. Goedhart
Pagina 11 van 11