VESTINGWERKEN
Conclusie
75
Krijgsgeschiedenis beeldbepalend Nijmegen kent een bewogen geschiedenis die dikwijls in het teken staat van aanval en verdediging. De Romeinen kiezen de stuwwal aan de Waal als uitvalsbasis, terwijl de burcht op het Valkhof (Nijmegen Oost) in de Middeleeuwen een belangrijk verdedigingspunt is. In het jaar 1230 krijgt Nijmegen stadsrechten van koning Hendrik VII. De stadsrechten behelzen onder andere het recht van verdediging van gebied en inwoners. Het besluit van de koning is een vervolg op de praktijk van verdediging en de eerste opgeworpen omwallingen rond de stad Nijmegen. In de loop van de eeuwen zijn ter verdediging van stad en land verschillende middelen ingezet. Verhoogde delen in het landschap zijn benut als strategische post. De nabijheid van water is gebruikt voor de benodigde infrastructuur. Water is ook toegepast voor het bewust inunderen (onderwater zetten) van gebieden om zo de vijand op afstand te houden. Omwalling is een ander middel ter verdediging wat zowel door de Romeinen als bij de Middeleeuwse vestingsteden is toegepast. Veel Nederlandse steden gaan nu nog door het leven als vestingstad. Het woord vesting staat voor “versterkte woonplaats met een burgerbevolking”. Het verwijst naar een uitgebreid verdedigingswerk waar de omwalling een onderdeel van vormt. Middeleeuwse verdedigingswerken als de vesting Nijmegen beschermden in het verleden volk en handelscentrum. De vesting was een toevluchtsoord voor plattelandsbevolking uit de omgeving en een hulpmiddel bij gebiedsbeheersing. De Middeleeuwse vestingstad was in principe zelfvoorzienend wat betekende dat er ook wel akkers en boerderijen binnen de stadsmuren lagen. Boven op de vestingmuren werden windmolens gebouwd. Rondom de wallen en muren groeide beplanting die als camouflage diende. In tijden van belegering voorzagen de plantopstanden in de behoefte aan vers hout om te verstoken, te stutten of op andere manieren te gebruiken. De dikke wortelvorming rond de wallen, bemoeilijkte het graven van tunnels, terwijl boomstronken ook weer een hindernis op zich vormden. Beplanting was een onderdeel van de vestingtheorie. Voorbeelden van vestingsteden zijn Brielle en Hellevoetsluis. We hebben het dan over relatief kleine steden waar de noodzaak heeft ontbroken tot massale uitbreiding. Bij het afkondigen van de Vestingwet in 1874 zijn de stadsbesturen niet overgegaan tot de afbraak van de omwalling. De karakteristieke dikke vestingmuren zijn nog voor een belangrijk deel intact gebleven. In Nijmegen zijn de vestingwerken wel voor het overgrote deel afgebroken. Restanten zijn onder andere zichtbaar in het Kronenburgerpark en Hunnerpark. Door ontwikkelingen in de tijd zijn omwallingen afgebroken, van functie veranderd of gemoderniseerd. Romantische plaatjes tonen fraaie wandelpromenades op restanten van oude vestingmuren. Veel minder bekend is de vaak grillige geschiedenis die vooraf gaat aan deze transformatie.
Vestingwerken 76
De Vesting Nijmegen heeft binnen haar muren talloze boerderijen geteld, maar ook daarbuiten lagen meerdere akkers die werden gebruikt door inwoners van de stad. De contacten met de wereld buiten de muren waren wisselend. Ten tijde van oorlog trok de burgerij zich zoveel mogelijk terug binnen de vesting. Lange tijd was het heel gewoon dat er molens boven op de vestingwerken stonden. Op last van het Rijk werden de molens op een gegeven moment toch afgebroken als ze het schootsveld belemmerden. Voor het afkondigen van de Vestingwet, waren de stadsmuren een geliefde plek voor een (avond)wandeling. Na 1874 werden restanten van de vestingwerken opgenomen in verschillende parken. Deze afbeelding dateert van omstreeks 1840. Het is een steendruk van J.P.Houtman naar een tekening van J.F.M. Moirot.
77
Techniek Als Nijmegen in 1230 haar stadsrechten krijgt, zijn er al activiteiten aan de gang om de stad te verdedigen. Er is sprake van een eerste omwalling van aarde, die beplant is met doornstruiken en wellicht is voorzien van houten palissaden. Er zal ook een gracht zijn geweest met een reeks puntige palen als extra afschrikwekkend onderdeel. Er wordt controle uitgeoefend op in- en uitvoer van goederen. De rijkdommen van de stad moeten in bescherming worden genomen. Het beeld van een aarden omwalling met houten palissaden blijft vrijwel onveranderd tot halverwege de vijftiende eeuw. Hoge muren van baksteen nemen dan de plaats in van de aarden omwalling totdat blijkt dat deze versterkingsvorm niet sterk genoeg is. De ontwikkeling binnen de wapentechniek en de uitvinding van het kanon (1450) vragen niet zozeer om hoge, maar om sterkere en dikkere muren. Wallen worden verbreedt zodat het kanon ook ter verdediging kan worden gebruikt. Poorten worden tunnelvormig en muren worden gekoppeld aan grote, ronde torens of rondelen waar geschut kan worden opgesteld. Het verschil in bouwwijze is zichtbaar in het Kronenburgerpark waar de Kronenburgertoren nog getuigt van de eerste opvattingen. De meer massale en lagere rondelen in het park zijn uitingen van jongere bouwstijlen. Tot in de late Middeleeuwen zijn het Bourgondische hertogen en Habsburgse vorsten die de dienst uitmaken in het huidige Nederland. Als het tijdperk van de Renaissance aanbreekt, wordt de rol van het individu belangrijker en krijgen levensopvattingen en religie daarmee een nieuwe betekenis. De periode van Reformatie en Contrareformatie breekt aan en de godsdienstige tegenstellingen krijgen een steeds grotere omvang. In 1568 breekt de Tachtigjarige oorlog uit. De landadel verzet zich onder leiding van Willem van Oranje tegen het bestuur van koning Filips II. In 1579 komt de Unie van Utrecht tot stand. Een defensief verbond tussen de provincies Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen en Friesland. Gezamenlijk bundelen de provincies hun krachten tegen de Spaanse koning. Negen jaar later is de Republiek der Verenigde Nederlanden een feit. Bij de Vrede van Münster (1648) wordt de republiek erkend. Nijmegen is in heel veel gevallen waar strijd werd geleverd, een interessante partner gebleken en dat was ook tijdens de Tachtigjarige Oorlog zo. Toch was de stad lang niet altijd strijdende of zelfs verdedigende partij. In veel gevallen werden er troepen gehuisvest terwijl de strijd op kilometers afstand werd uitgevochten. Zo dicht bij Maas, Rijn en Waal was de stad een interessante locatie als uitvalsbasis. Nijmegen werd aanvankelijk door Gelderse stadhouders bestuurd die hun bevelen van koning Philips II kregen. De stad maakte gedurende de Tachtigjarige Oorlog geruime tijd deel uit van het Spaanse rijk, maar was ook verschillende keren thuishaven voor soldaten uit het leger van de Staatsen. De wisseling van de macht ging soms met geweld gepaard, maar kwam meer dan eens tot stand na onderhandeling. In 1591 werd Nijmegen definitief Staats na een aanval van Prins Maurits van Nassau.
Vestingwerken 78
Het rondeel. Een uit de muurtoren ontwikkelde, verzwaarde en verlaagde halfronde uitbouw van een vestingmuur. Bedoeld om de opstelling van flankerend geschut mogelijk te maken en de voorloper van het bastion. Het Kronenburgerpark. De Kronenburgertoren in functie als onderdeel van de verdedigingswerken.
79
Betrokkenheid Het karakter van oorlogsvoering is in de loop van de jaren enorm veranderd en daarmee de impact op de stad. Aanvankelijk wordt de stad door de burgerij verdedigd en komen de kosten van aanleg en onderhoud nog volledig ten laste van de stedelijke kas. De burgers voelen zich betrokken bij de verdediging van de stad. De beschermingswal staat symbool voor een groeiend zelfbewustzijn. De bevolking beschouwt het als een burgerplicht om de wapens te grijpen als dat nodig is. Het verantwoordelijkheidsgevoel gaat ver, evenals de waardering voor de verdedigingswerken Meer dan eens worden torens en poorten gepacht door burgers. In oorlogstijd zijn de mensen verplicht ze vrij te geven voor de verdediging van de stad. Met de Tachtigjarige Oorlog komt er een einde aan deze lokale betrokkenheid en zijn het de huurlegers die de toon zetten. Het Spaanse leger neemt de regie over en dwingt de stad tot ingrijpende en kostbare verbeteringen aan de vestingwerken. In 1568 wordt een Spaanse vestingbouwkundige aangetrokken die de plannen tekent volgens Italiaanse bouwkundige ontwikkelingen. Rond de muurring worden nieuwe bolwerken aangelegd en op andere plaatsen worden werken met aarde verstevigd. Nijmegen behoort tot de reeks steden die een rivierfront en een haven hebben. De beheersing van de grote rivieren speelt een belangrijke rol in de nieuwe strategie. Door de samenwerking binnen de Republiek wordt de Staten-Generaal een machtiger orgaan. In 1588 stelt de Staten Generaal een commissie samen voor het beheer van leger- en vestingwerken. Voor het eerst worden soldaten voor een vol jaar in dienst genomen. Ook wordt hen een geregeld inkomen gegarandeerd. De Republiek verkrijgt zo een steeds beter georganiseerd leger. Eind zestiende eeuw stellen de Staatsen zich ten doel het front langs de grote rivieren te veroveren en te verstevigen. Ze nemen zich voor de -nog in Spaanse handen zijnde- steunpunten langs de rivieren te heroveren. Het doel is een snellere troepenverplaatsing en een beter beveiliging van het midden en westen van het land. Een ander voornemen is de verovering van de vestingen op de natuurlijke toegangen naar het door de grote rivieren afgeschermde gebied. Deze vestingen worden de “frontiersteden” genoemd, omdat zij met elkaar het grondgebied van de Republiek begrenzen. Nijmegen is één van die frontiersteden. Onder het bewind van Prins Maurits wordt in 1585 begonnen met het bouwen van een schans in Lent met de bedoeling vanaf de noordelijke Waalzijde Nijmegen aan te vallen en te heroveren op de Spanjaarden. Maurits slaagt niet in zijn plan, maar toont wel als eerste aan, hoe zwak de Waalzijde van Nijmegen is. De huizen aan de Waalkade maken onderdeel van de omwalling, maar zijn afwijkend van de rest van de vestinggordel en uiterst kwetsbaar. Zonder toestemming mag er geen verbouwing plaats vinden en het is ook niet gebruikelijk dat de huizen vanaf de rivierzijde te betreden zijn. Ze hebben aan die kant geen deuren. Op last van de overheid worden de ramen voorzien van traliewerken. Ten oosten van de St.- Anthonispoort staat nog een aantal huizen uit deze tijd. In 1590 doet Prins Maurits opnieuw een poging om Nijmegen vanaf Lent te veroveren. Hij bouwt het Fort Knodsenburg. Een jaar later slaagt hij er in, de stad Nijmegen onder zijn bewind te krijgen. Fort Knodsenburg kan achteraf beschouwd worden als eerste werk van een nieuw verdedigingssysteem, het systeem van de zeventiende en achttiende eeuwse bastions.
Vestingwerken 80
Sluis Axel
Steenbergen Grave Geertruidenberg
Oldenzaal Coevorden
V.l.n.r. De Lage Markt. Een stadsdeel van Nijmegen dat nog duidelijk verwijst naar vroeger tijden. Deze huizen maakten in het verleden onderdeel uit van de stadsmuur, hadden geen deuren, maar wel getraliede vensters. De Frontiersteden.
Groenlo
De oude stad. De aanval van Prins Maurits (1591). Voor het eerst wordt aangetoond dat de Waalzijde van Nijmegen een zwakke verdediging heeft.
Hulst Breda Aardenburg Berg. op Zoom
Nijmegen Bredevoort Heusden Schenkenschans
81
Bastions Vanaf het moment dat Nijmegen een Staatse garnizoenstad is, raakt de stad alle zeggenschap kwijt over leger en verdediging. Tijdens de oorlogsjaren wordt er nog onderhandeld over het aantal op te nemen soldaten. Na 1591 bepaalt de Staten Generaal welk garnizoen moet worden toegelaten. De uitvoering van het katholieke geloof wordt verboden en kerken en kloosters worden geconfisqueerd als onderkomen voor de soldaten. In opdracht van Prins Maurits worden de verdedigingswerken van Nijmegen gemoderniseerd. Vestingbouwmeester Adriaen Anthonisz introduceert de eerste “bastions” in Nijmegen en tussen 1598 en 1606 wordt er intensief gebouwd en verbouwd. De bastionnering leidt tot een nieuwe vorm van de stad, de karakteristieke stervorm die nu bij veel vestingsteden nog duidelijk herkenbaar is. Het bastion is een vijfhoekige aarden of stenen uitbouw van een verdedigingswerk naar oorspronkelijk Italiaans ontwerp. Aanvankelijk kiest men er voor om de zijkanten van de bastions een loodrechte hoek te laten maken met de stadsmuur. Nieuwe inzichten maken dat de mathematische vorm verandert. Telkens wordt met behulp van wiskundige berekeningen geprobeerd de effecten van artillerieaanvallen zo klein mogelijk te houden. De vestingwerken van Anthonisz houden een kleine eeuw stand, maar nieuwe bedreigingen vragen om nieuwe ingrepen in en rondom de stad. Dit keer komt het gevaar vooral van Franse zijde.Tamelijk onverwachts valt Lodewijk XIV de Verenigde Nederlanden binnen (1672). Vestingsteden in Gelderland en Utrecht worden bezet en de Fransen vormen nog jarenlang een reële bedreiging. Aan het einde van de zeventiende eeuw besluit stadhouder Willem III de vestingbouwkundige Menno van Coehoorn in te schakelen. Hij krijgt opdracht om de vestingwerken opnieuw te moderniseren. Coehoorn stelt zich ten doel een ononderbroken systeem van linies te creëren waarmee de Republiek zeker kan zijn van een optimaal verdedigingsstelsel.
Vestingwerken 82
V.l.n.r. De bastei: een grote hoefijzervormige lage toren in de ommuring van een stad of kasteel en voorloper van het bastion. (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn.) Het bolwerk, gelegen voor een muurtoren. Eveneens voorloper van het bastion. (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn.) Basisvormen van bastions: (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn).a OudItaliaans; b Nieuw-Italiaans; c OudNederlands; d Verbeterd OudNederlands; e Frans (Vauban, 2e methode); f Nieuw-Nederlands (Coehoorn). Het stelsel van linies langs de grenzen van de Republiek (vgl. Langs wal en bastion. De rol van vestingwerken)
Nijmegen
83
Menno van Coehoorn Een belangrijk deel van de plannen van Coehoorn wordt uitgevoerd, maar onderdelen blijven liggen vanwege de enorm hoge kosten. De verbeteringen worden geschat op twee miljoen gulden. Aan het begin van de achttiende eeuw worden de werkzaamheden in etappes uitgevoerd. In deze periode wordt definitief afgestapt van de enkele omwalling met hier en daar versterkingen. In plaats daarvan wordt gekozen voor het leggen van meerdere verdedigingslinies achter elkaar. In en rond Nijmegen wordt op sommige plaatsen een compleet nieuwe verdedigingsgordel aangebracht. Afzonderlijke vestingwerken worden met elkaar verbonden door een doorlopende beschermingswal (enveloppe) met aflopend talud (glacis) en bedekte weg. We praten in deze tijd over buitenwerken en lunetten. Kleine verdedigingswerken die aan één kant open zijn en zo een halve maan vormen. De aanwezige muur, rondelen en bastions worden waar nodig ook weer gemoderniseerd. Volgens het Nieuw Nederlandse stelsel van Menno van Coehoorn staat de hoek van het bastion niet meer loodrecht op de stadsmuur. Er wordt een soort inkeping aangebracht, waardoor een zogenaamd “oor” aan het bastion ontstaat.
Vestingwerken 84
V.l.n.r. Voorbeeld van een gebastioneerd front (oud Nederlands). (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn.) Lunetten: Soms ook wel halve maan genoemd. Kleine verdedigingswerken met naar buiten gerichte schuine zijdes. Open aan de van de vijand afgekeerde zijde. (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn.) Vestingbouwer Menno van Coehoorn waarnaar de Stichting Menno van Coehoorn is vernoemd.
85
Napoleon De achttiende eeuw is er één van betrekkelijke rust, met als gevolg de verwaarlozing van vestingwerken. Door het ontbreken van oorlogsdreiging is er weinig belangstelling voor het behoud van de verdediging. De grote financiële consequenties wegen zwaar. Wel wordt de laatste hand gelegd aan de werken van Menno van Coehoorn. Tussentijds worden af en toe nog herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De toestand van de verdedigingswerken is aan het einde van de eeuw deplorabel. Als het Franse leger in oktober 1794 aan de poorten klopt, blijkt de stad niet opgewassen tegen de vijand. De stad geeft zich snel over en de gevolgen voor ontwikkelingen op militair gebied in relatie tot de stad zijn groot. In voorgaande eeuwen werden soldaten bij de bewoners gehuisvest. Dit had bepaalde nadelen, maar het bracht ook geld in het laatje voor de gewone burgerij. De Franse troepen brengen verandering in deze gang van zaken. Ze dwingen het stadsbestuur tot het bouwen van een groot aantal houten barakken op diverse open plekken in de stad. Het tijdperk van inkwartiering loopt ten einde. De kazernes zijn een symbool van modernisering binnen de krijgsdienst. In 1795 wordt de Bataafse Republiek uitgeroepen. Achtereenvolgens wordt de Republiek veranderd in een Koninkrijk en vervolgens ingelijfd als onderdeel van het Keizerrijk van de Franse keizer Napoleon. In de korte bestaansperiode van het koninkrijk raakt Nijmegen heel even haar vestingstatus kwijt. Koning Lodewijk Napoleon acht de verouderde vestingwerken niet opgewassen tegen de moderne oorlogstechnieken. Hij geeft zijn geld bij voorkeur uit aan het scheppen van stadsuitbreidingen en geeft opdracht tot afbraak van de vestingwerken. Keizer Napoleon draait het besluit van zijn broer terug en geeft Nijmegen weer een rol in de oostelijke verdedigingslinie. Het zal nog een kleine eeuw duren voordat het daadwerkelijk tot afbraak van de vestingwerken komt.
Vestingwerken 86
De vestingwerken na de uitbreiding van 1726-1732. (Vgl. Gorissen.)
87
Krayenhoff De Bataafse Republiek is een onafhankelijke staat en richt zich van meet af aan op Frankrijk. Ze steunt het sterke buurland op militair gebied. Engeland is de nieuwe vijand. De arts Cornelis Krayenhoff voelt zich van het begin af aan aangetrokken tot het patriottisme. Hij schaart zich aan de zijde van de burgers die het opnemen tegen de Oranjegezinden. Krayenhoff heeft zich door zelfstudie ontwikkeld op het gebied van waterbouwkunde, vestingbouwkunde en nog talloze andere zaken. Hij blijkt een uitstekend legeraanvoerder te zijn en wordt na het uitroepen van de Bataafse Republiek benoemd tot luitenant-kolonel der genie. Krayenhoff tekent voor het ontwerp van verschillende verdedigingslinies in het westen van Nederland en rond de Betuwe. Het accent van de verdediging komt meer te liggen op “grensverdediging” dan op de verdediging van “steden”. Na de liquidatie van het Koninkrijk Holland (1810) wordt Krayenhoff door Napoleon ingeschakeld om de nieuwe noordgrens van Frankrijk te beveiligen. In 1814 krijgt Krayenhoff te maken met een andere opdrachtgever. De val van Napoleon is in zicht en de Prins van Oranje (Willem I) keert terug naar Nederland. Zíjn gebied grenst aan Oost-Pruisen, Noord Brabant, Utrecht en Zuid-Holland. In 1815 roept Willem I zich uit tot koning van het Koninkrijk der Nederlanden. Krayenhoff wordt benoemd tot inspecteur-generaal der Fortificatiën. De Nijmegenaar wordt belast met de bouw van nieuwe vestingwerken. Ook moet hij zich bezighouden met het onderhoud van de bestaande werken. Het Oostelijk Frontier of ook wel Oosterfrontier, moet worden beschermd. Volgens plan moet er een vestinglinie komen tussen Pannerden, Deventer, Ommen, Coevorden, Delfzijl en Groningen. Het project wordt begroot op zeventig miljoen gulden. Met uitzondering van de forten bij Nijmegen, is er van de plannen nooit iets terechtgekomen. Aan de vestingwerken rond Nijmegen, wordt gewerkt tussen 1816 en 1830. Uit deze tijd stamt ook de bouw van Fort Batavia, later Fort Krayenhoff genoemd
Vestingwerken 88
Het beleg van Napoleon 1794 (Vgl. Sabron). De plaats van de batterijen aan de westkant van Nijmegen zal nagenoeg dezelfde zijn als voor de plaatsing van Fort Krayenhoff, zo blijkt later.
89
Polygonaal stelsel Als Krayenhoff opdracht krijgt om zich aan de vestingwerken te wijden, treft hij de vesting aan in vervallen staat. De sloop is immers al in gang gezet en er komt heel wat bij kijken om dat proces terug te draaien. De vestinggronden zijn in eigendom van de stad en moeten weer worden overgedragen aan het Rijk. Krayenhoff inspecteert de vestingwerken en laat de bouwkundige staat omschrijven en een kostenbegroting voor herstel opmaken. Onder de vestingwerken vallen de Middeleeuwse ringmuur en zijn versterkingen, maar ook de nieuwe werken van Menno van Coehoorn. Krayenhoff inventariseert de terreinen rondom de vesting die buiten het grondgebied van de stad Nijmegen vallen. De ingenieur wil graag weten welke terreinen eventueel geïnundeerd kunnen worden om de vijand op afstand te kunnen houden. Koning Willem I geeft Krayenhoff de opdracht nieuwe fortificatiën te ontwerpen die beantwoorden aan de eisen van de tijd. Dat betekent onder andere dat er verdedigingswerken op grote afstand rond de bestaande vesting en de oude linies worden geplaatst. Het groter bereik van geschut, maakt deze koerswijziging noodzakelijk. De eerste bouwwerken die onder Krayenhoff’s supervisie tot stand komen, zijn de Sterreschans en de schansen Oost-Indië en Batavia (1817). Ze worden gebouwd op de plekken waar de Fransen tot januari 1814 hun geschut hebben opgesteld. Het zijn eenvoudige aarden militaire verdedigingswerken van uiteenlopende vorm. Voor het ontwerp van Batavia tekent de oudste zoon van Cornelis Krayenhoff. De Sterreschans wordt in 1820-21 versterkt en omgebouwd tot fort. Oost Indië en Batavia worden afgebroken. In 1824 wordt begonnen met de bouw van het Fort Batavia. Datzelfde jaar wordt het in aanbouw zijnde fort door koning Willem I omgedoopt tot Fort Krayenhoff. In de loop van de jaren volgen nog de buitenforten Verbrande Molen (1861), Sprokkelenburg (1862), Nieuw Knodsenburg (1863) en enkele kleinere lunetten en aarden werken. Sprokkelenburg en Nieuw Knodsenburg staan nu beter bekend als Boven Lent en Beneden Lent. Buitenforten uit deze periode vallen onder het Polygonaal stelsel (polygoon – veelhoek). Het stelsel vervangt het stelsel met bastions en is ontwikkeld door de franse vestingbouwkundige Montalembert. Het stelsel berust op het basisidee van een veelhoekig tracé met rechte zijden. Ondanks de aanwezigheid van een basisidee, verschillen de bouwwerken uit deze tijd soms enorm.
Vestingwerken 90
Schematische weergave van vestingfronten in enkele vestingbouwkundige stelsels. (Vgl. Stichting Menno van Coehoorn.)
afb.77 Schematische weergave van vestingforten in enkele vestingbouwkundige stelsels.
a. Oud-Italiaans stelsel
b. Oud-Hollands stelsel.
1 courtine 2 (droge) gracht 3 glacis 4 bastion
1 courtine 2 (natte) gracht 3 glacis 4 bastion 5 ravelijn
6 onderwal 7 halve maan 8 gedekte weg
c. Frans stelsel (Vauban’s 2e methode).
d. Nieuw-Nederlands stelsel.
1 courtine 2 gracht 3 glacis 4 gedetacheerd bastion 5 ravelijn
1 courtine 2 (natte)gracht 3 glacis
6 tenaille 7 klein torenvormig bastion 8 gedekte weg 9 inspringende wapenplaats
e. Getenailleerd stelsel.
f. Polygonaal stelsel.
1 omwalling van tenaillevormige vestingfronten 2 doorlopende couvre-face 3 inspringende wapenplaats
1 contregarde/couvre-face
4 bastion 5 ravelijn 6 frontaal vuur
2 caponnière
91
Fort Krayenhoff De ligging van het verdedigingswerk Oost-Indië en het fort Krayenhoff, wijkt naar alle waarschijnlijkheid niet veel af van de ligging van Franse kampementen. Sentimentele redenen hebben er wellicht ook toe bijgedragen dat de verdedigingswerken juist daar zijn gebouwd waar ze zijn gebouwd. De ouders van vestingbouwer Krayenhoff woonden binnen de vestingmuren en leefden van de soldij van vader Krayenhoff. Volgens de overlevering bezat het echtpaar een stuk land buiten de Hezelpoort dat de Krayenwaard werd genoemd. De Krayenhoff’s waren eigenaar van de in dit gebied gelegen bierbrouwerij De Rode Leeuw en het bijbehorende huis, Oost-Indië genaamd. Land en bebouwing werden al in een vroeg stadium op naam van Krayenhoff junior gezet. Direct in de nabijheid van dit in de uiterwaarden gelegen landgoed, lag ten slotte ook de herberg Batavia. Deze zou in november 1794 door de Fransen in brand zijn gestoken om een ruimer schootsveld te krijgen voor de opstelling van de batterijen. De bouw van het fort Krayenhoff is niet zonder slag of stoot gegaan. Op 17 augustus 1824 wordt er melding gemaakt van een gemetselde bomvrije reduit. Een reduit maakt onderdeel uit van een fort en is een zelfstandig verdedigingswerk dat nog van nut is als de hoofdwal is gevallen. De voltooiing van Fort Krayenhoff neemt jaren in beslag. Wellicht heeft de moeizame wijze waarop nieuw land kon worden bemachtigd, meegespeeld. Voor de bouw van het fort wordt in 1825 grond onteigend. Het gaat in totaliteit om vier bunders, tweeëndertig roede, en honderd en drie ellen. Aanschaf van land in de uiterwaarden is noodzakelijk om de Waalbandijk te kunnen verleggen tot aan de grens van het Fort. Dat lukt pas als na een briefwisseling tussen de eigenaren van het land en de overheid. Aanvankelijk wordt de richting van de dijk bediscussieerd, maar later blijkt de onenigheid vooral over de vergoeding te gaan. Er wordt uiteindelijk zo’n 5,500 gulden voor het land betaald. Nog voordat het Fort voltooid is, wordt begonnen aan de afbraak van het verdedigingswerk Oost-Indië. Dit neemt maar liefst zes jaar in beslag. Er gaat veel tijd verloren aan het aanbesteden van de werkzaamheden en procedures rond de verpachting van de gronden rond het voormalig fort.
Vestingwerken 92
V.l.n.r. Een exact jaartal van deze plattegrond is niet bekend, maar er is duidelijk te zien dat Batavia en Oost Indië nog kleine landgoederen zijn. Later zullen op deze plek achtereenvolgens de gelijknamige verdedigingswerken worden gebouwd. Op deze plattegrond is te zien dat het verdedigingswerk Oost Indië nog bestaat en dat een begin is gemaakt met de aanleg van het Fort Batavia. Ook laat deze plattegrond een dijkverlegging zien. Herberg Batavia vóór de brand. Pen en penseeltekening, gewassen, van Jan Bulthuis.
93
Gracht Gracht
Helaas is er geen verklaring beschikbaar voor de verschillende letters in de tekening van Krayenhoff. Wel is duidelijk dat er behalve het torenfort (midden) ook een kruithuis en andere gebouwen aanwezig zijn.
Vestingwerken 94
V.l.n.r. Na de opgraving van de archeologen Reuvens en Leemans in 1834, werden de gevonden gegevens overgebracht op een in 1824 opgemeten terreinkaart. In de context van dit hoofdstuk is vooral van belang hoe het Fort Krayenhoff, op dat moment voor het belangrijkste deel voltooid, moet zijn gesitueerd. Op de tekening zijn daarom ook gegevens opgenomen van het later aangelegde industrieterrein en de eerste woningen van het Waterkwartier. Een tekening van Jan Willem van Druijnen die het Fort Krayenhoff schetste vanaf stadszijde met de blik richting Waal. Het hoge standpunt wekt enige verwarring en maat en schaal zijn moeilijk af te lezen aan deze tekening. De toepassing van palissaden is duidelijk zichtbaar, evenals de aanwezigheid van een dikke muur en toren. Het Fort ligt min of meer verdiept ten opzichte van de omgeving. De twee niveauverschillen naar de diepte wijzen op de aanwezigheid van twee grachten waarvan er één rechtstreeks op de Waal uitkwam. De foto van het Fort Kijk in de Pot toont een opzet van gracht en brug die waarschijnlijk goed te vergelijken is met de situatie zoals die bij het Fort Krayenhoff bestond.
95