Vredegerecht 12e kanton Antwerpen (Deurne) A.R. 11/A/1.199 Pleitzitting 19 december 2013
CONCLUSIE VOOR : De COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS (afgekort: CREG), waarvan de kantoren gevestigd zijn in 1040 Brussel, Nijverheidsstraat 26-38, Verweerster in gemeenverklaring geroepen door de Belgische Staat, Met als raadslieden mr. Dirk LINDEMANS en mr. Damien VERHOEVEN, advocaten met kantoor te 1000 Brussel, Keizerslaan 3; IN AANWEZIGHEID VAN ONDER ANDERE : 1. De BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de heer Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, met kantoor te 1040 Brussel, Wetstraat 51; Verweerder in gemeenverklaring geroepen door Imea e.a. en in vrijwaring door Iveg e.a. en Sibelga; Eiser in gemeenverklaring t.a.v. de CREG; Met als raadsman mr. Jean-François DE BOCK, advocaat, kantoor houdende te 1050 Elsene, Waterloosesteenweg 612. 2. De heer Hendrik BOONEN en Mevrouw Ann VANDERSCHOOT, wonende te 2100 Deurne, Paulus Beyestraat 12; Eisers op hoofdeis, Met als raadslieden mr. Geert LENSSENS, advocaat met kantoor gevestigd te 1090 Jette, Carton de Wiartlaan 126, en mr. Roel COVELIERS, advocaat, met kantoor gevestigd te 2018 Antwerpen, Edelinckstraat 17; 3. De heer Luc BAUTMANS en mevrouw Chantal TOBBACK, beide wonende te 3190 Boortmeerkbeek, Schippersbos 1; Eisers in vrijwillige tussenkomst; Met als raadsman mr. Patrick BOWMANS, advocaat met kantoor gevestigd te 2018 Antwerpen, Van Eycklei 45; 4. De andere eisers in vrijwillige tussenkomst, zoals vermeld in de beschikking van uw Rechtbank van 16 december 2011 en waarvan de namen hier als integraal hernomen moeten worden beschouwd; 1 DLIBE31
Met als raadsman, voor sommige onder hen, mr. Roel COVELIERS, advocaat met kantoor gevestigd te 2018 Antwerpen, Edelinckstraat 17; 5. De NV ELECTRABEL, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Simon Bolivarlaan 34, met KBO nummer 0403.170.701; Verweerster op hoofdeis; Eiseres in gedwongen tussenkomst en vrijwaring; 6. De NV ELECTRABEL CUSTOMER SOLUTIONS, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Simon Bolivarlaan 34, met KBO nummer 0476.306.127; Vrijwillig tussenkomende partij; Eiseres in vrijwaring; Partijen 5 en 6 hebben als raadslieden mr. Patrick PEETERS en mr. Thomas DREIER, advocaten met kantoor gevestigd te 1000 Brussel, Terhulpsesteenweg 120; 7. INTER-ENERGA met maatschappelijke Trichterheideweg 8, met KBO nummer 0207.165.769;
zetel
gevestigd
te
3500
Hasselt,
Verweerster in vrijwillige tussenkomst Met als raadslieden mr. Thomas CHELLINGSWORTH en mr. Dominique VANHERCK, advocaten met kantoor gevestigd te 1200 Brussel, Neerveldstraat 101-103; En volgende verweersters in gedwongen tussenkomst en vrijwaring: 8. TECTEO (RESA, voorheen ALE, société coopérative intercommunale à responsabilité limitée), met maatschappelijke zetel gevestigd te 4000 Luik, Rue Louvrex 95, met KBO nummer 0204.245.277; Met als raadslieden mr. Maurice ELOY en mr. Olivier LOUPPE, advocaten, met kantoor gevestigd te 1060 Brussel, Defacqzstraat 78 en mr. Philippe SNOEKS, advocaat met kantoor gevestigd te 2018 Antwerpen, Peter Benoitstraat 32; 9. INTERCOMMUNALE DE DISTRIBUTION D’ELECTRICITÉ ET DE GAZ (IDEG SCRL), met maatschappelijke zetel gevestigd te 5000 Namen, Avenue Albert I 19, met KBO nummer 0201.400.308; 10. INTERCOMMUNALE POUR LA DISTRIBUTION D’ENERGIE DANS LA PROVINCE DE LUXEMBOURG (IEH SCRL), met maatschappelijke zetel te 6000 Charleroi, Boulevard Mayence 1, met KBO nummer 0223.414.061; 11. INTERCOMMUNALE POUR LA DISTRIBUTION D’ENERGIE DANS LA PROVINCE DE LUXEMBOURG (INTERLUX SCRL), met maatschappelijke zetel gevestigd te 6700 Arlon, Avenue du Général Patton 237, met KBO nummer 0204.360.687;
2 DLIBE31
12. SOCIÉTÉ INTERCOMMUNALE DE L’ELECTRICITÉ ET DE GAZ DES REGIONS DE L’EST (INTEREST SCRL), met maatschappelijke zetel gevestigd te 4700 Eupen, Vervierser Strasse 64-68, met KBO nummer 0205.843.502; Partijen 9 t.e.m. 12 hebben als raadslieden mr. Olivier VANHULST en mr. Jean SCALAIS met kantoor gevestigd te 1050 Brussel, Marsveldplein 5; 13. GEMEENTELIJK HAVENBEDRIJF ANTWERPEN (autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid)¸ met maatschappelijke zetel te 2000 Antwerpen, Havenhuis, Entrepotkaai 1, met KBO nummer 0248.399.380; 14. INTERCOMMUNALE VOOR ENERGIE (IVEG, opdrachthoudende vereniging), met maatschappelijke zetel te 2660 Hoboken, Antwerpsesteenweg 260, met KBO nummer 0212.704.370; 15. PROVINCIALE BRABANTSE ENERGIEMAATSCHAPPIJ (PBE CVBA), met maatschappelijke zetel gevestigd te 3210 Linden, Diestsesteenweg 126, met KBO nummer 0203.563.111; 16. INFRAX WEST (voorheen West-Vlaamse EnergieTeledistributiemaatschappij, WVEM, opdrachthoudende vereniging), maatschappelijke zetel te 8820 Torhout, met KBO nummer 0201.157.176;
en met
17. PROVINCIALE INTERCOMMUNALE ELEKTRICITEITSMAATSCHAPPIJ VAN LIMBURG (INTERELECTRA, opdrachthoudende vereniging), met maatschappelijke zetel te 3500 Hasselt, Trichterheideweg 8, met KBO nummer 0201.311.226; Partijen 13 t.e.m. 17 hebben als raadslieden mr. Thomas CHELLINGSWORTH en mr. Dominique VANHERCK, advocaten met kantoor gevestigd te 1200 Brussel, Neerveldstraat 101-103; 18. CVBA SIBELGA, met maatschappelijke Werkhuizenkaai 16, met KBO nummer 0222.869.673;
zetel
gevestigd
te
1000
Brussel,
Met als raadslieden mr. Joëlle Sautois en mr. Marc Uytendaele, advocaten met kantoor te 1060 Sint-Gillis, Bronstraat 68; 19. INTERCOMMUNALE MAATSCHAPPIJ VOOR ENERGIEVOORZIENING ANTWERPEN (IMEA), met maatschappelijke zetel gevestigd te 21000 Deurne, Merksemsesteenweg 233, met KBO nummer 0204.647.234; 20. INTERCOMMUNALE MAATSCHAPPIJ VOOR GAS EN ELETRICITEIT VAN HET WESTEN (GASELWEST CVBA), met maatschappelijke zetel te 8500 Kortrijk, President Kennedypark 12, met KBO nummer 0215.266.160; 21. IVERLEK (opdrachthoudende vereniging), met maatschappelijke zetel gevestigd te 3012 Wilsele, Aarschotsesteenweg 58, met KBO nummer 0222.343.301; 22. INTERCOMMUNALE VERENIGINGVOOR ENERGIEDISTRIBUTIE IN DE KEMPEN EN HET ANTWERPSE (IVEKA, opdrachthoudende vereniging), met maatschappelijke zetel te 2300 Turnhout, Koningin Elisabethlei 38, met KBO nummer 0222.030.426; 3 DLIBE31
23. INTERCOMMUNALE VERENIGING VOOR ENERGIELEVERING IN MIDDEN-VLAANDEREN (INTERGEM, opdrachthoudende vereniging), met maatschappelijke zetel te 9200 Dendermonde, Administratief Centrum, Franz Courtensstraat 11, met KBO nummer 0220.764.971; 24. CVBA SIBELGAS, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1210 Sint-Joost-ten Noode, Gemeentehuis, Sterrenkundelaan 13, met KBO-nummer 0229.921.078; 25. INTERCOMMUNALE MAATSCHAPPIJ VOOR ENERGIEVOORZIENING IN WEST- EN OOST-VLAANDEREN (IMEWO CVBA), met maatschappelijke zetel te 9090 Melle, Brusselsesteenweg 199, met KBO nummer 0215.362.368; Partijen 19 t.e.m. 25 hebben als Met als raadslieden mr. Xavier REMY en mr. Pieter DE BOCK, advocaten met kantoor gevestigd te 1050 Brussel, Louizalaan 65, bus 2;
Gelet op de dagvaarding betekend door eisers op hoofdeis aan NV Electrabel op 14 juni 2011; Gelet op de dagvaarding in gedwongen tussenkomst en vrijwaring betekend door NV Electrabel aan de verschillende distributienetbeheerders op 28 juli 2011 alsook tussen eind oktober en begin november 2011; Gelet op het verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst van NV Electrabel Customer Solutions van 28 oktober 2011; Gelet op de verzoekschriften tot vrijwillige tussenkomst van eisers; Gelet op de dagvaarding in gemeenverklaring door IMEA van de Belgische Staat op 11 oktober 2011; Gelet op de dagvaarding in gemeenverklaring door de Belgische Staat van de CREG op 14 december 2011; Gelet op het verzoekschrift tot vrijwillige tussenkomst van Inter-energa van 7 december 2011; Gelet op de beschikking van 16 december 2011 op grond van artikel 747, §2 Ger.W.; Gelet op de conclusie van 16 maart 2012 van Tecteo; Gelet op de conclusies van 21 maart 2012 van IVEG, PBE, Inter-energa, Infrax Limburg, Infrax West en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen (hierna: “GHA”); Gelet op de conclusie van 23 maart 2012 van Ideg, Ieh, Interlux en Interest; Gelet op de conclusie van 28 maart 2012 van Sibelga; Gelet op de conclusie van 21 juni 2012 van de NV Electrabel en de NV Electrabel Customer Solutions; Gelet op de conclusie van 1 oktober 2012 van de Belgische Staat; 4 DLIBE31
De huidige conclusie wordt als volgt gestructureerd: I.
VOORGAANDEN ............................................................................................................................................ 5 I.1. I.2. I.3.
II.
Schets van de elektriciteitsmarkt .............................................................................................................. 5 Tarifaire context .......................................................................................................................................... 6 Procesverloop .............................................................................................................................................. 7
TEN GRONDE .................................................................................................................................................. 8 II.1. II.2. II.3.
T.a.v. de dagvaarding in gemeenverklaring .............................................................................................. 8 T.a.v. de vordering van eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst: de toegepaste tarieven zijn inhoudelijk correct, c.q. er is geen schade ......................................................................... 9 T.a.v. de kosten ..........................................................................................................................................12
I. VOORGAANDEN
I.1. Schets van de elektriciteitsmarkt 1. Tot al wat kan dienen kan de organisatie van de elektriciteitsmarkt (uiterst bondig) worden geschetst. Die markt bestaat uit twee grote segmenten, nl. productie en levering, enerzijds, en netbeheer (nl. transmissie en distributie), anderzijds. De activiteiten productie en levering, bedreven door o.a. nv Electrabel, zijn geliberaliseerd, waardoor de concurrentie er speelt en er in beginsel geen overheidsinterventie bestaat. De activiteit netbeheer heeft betrekking op het beheer van de infrastructuur die door derden wordt gebruikt om elektriciteit tot bij de consument te brengen. Voor de netten op lagere spanning en op plaatselijk niveau, wordt die taak bedreven door de distributienetbeheerders (hierna: “DNB‟s”). Omdat die taak een natuurlijk en wettelijk monopolie inhoudt, en om te verzekeren dat derden een gelijke toegang tot het net krijgen, wordt die activiteit gereguleerd. Wanneer een eindafnemer zich elektriciteit laat beleveren, wordt dus o.a. gebruik gemaakt van het distributienet. Als “tegenprestatie” hiervoor betaalt de eindafnemer distributietarieven, die in zijn factuur worden doorgerekend bovenop de (leverings)prijs van de elektriciteit. De door de DNB‟s voorgestelde distributietarieven worden goedgekeurd door het hiervoor exclusief bevoegde orgaan, nl. de federale regulator CREG1. Concreet stelt de CREG een 1
Zie art. 37 (1) a) Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende
Zie tevens art. 37 (6) DER: “6. De regulerende instanties zijn bevoegd voor de vaststelling of de voldoende ruim aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake a) de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven of de methode daarvoor; deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten kunnen waarborgen; b) de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, en c) toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer”. Zie voorts art. 12bis van de Wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, BS 11 mei 1999 (hierna : « Elektriciteitswet »).
5
DLIBE31
tariefmethodologie op, op basis waarvan de DNB‟s tariefvoorstellen met budget (op basis van “voorspelde” inkomsten en uitgaven) opmaken. Deze tariefvoorstellen moeten worden goedgekeurd door de CREG, vooraleer de tarieven kunnen worden toegepast2. De tarieven moeten de kosten van de DNB‟s dekken en hen een billijke winstmarge verzekeren. Sedert 2009 worden de tarieven voor meerdere jaren vastgesteld. Die meerjarige periode wordt „regulatoire periode‟ genoemd.
I.2. Tarifaire context 2. De tariefregelgeving werd aanvankelijk, ingevolge de toenmalige Elektriciteitswet3, vastgelegd bij Koninklijk Besluit, op voorstel van de CREG. De CREG heeft in dit kader een voorstel van KB opgesteld, dat de Koning, weliswaar na eenzijdige wijziging, op 2 september 2008 heeft aangenomen4. 3. In de loop van november 2008 keurde de CREG voorlopige tarieven goed voor alle DNB‟s in België, toepasselijk vanaf 1 januari 2009, die gelijk waren aan de tarieven voor 2008. Deze voorlopige tarieven werden door sommige DNB‟s aangevochten en door andere niet, zoals hieronder wordt besproken. 4. Het Hof van Beroep te Brussel oordeelde in o.m. een arrest van 8 juni 2009 dat het KB van 2 september 2008 onwettig tot stand gekomen was (gelet op een gebrek aan hoogdringendheid bij de raadpleging van de afdeling wetgeving van de Raad van State en aan overleg met de gewesten)5. 5. De rechtsonzekerheid die bovenvermeld arrest van het Hof van Beroep met zich meebracht, bracht de federale wetgever ertoe om het KB van 2 september 2008 te bekrachtigen bij artikel 41 van de wet van 15 december 2009 « houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen ». 6. Begin 2011 werden de Vlaamse DNB‟s geconfronteerd met onvoorzienbaar sterk stijgende kosten, ingevolge de hun opgelegde financiering van gewestelijke maatregelen inzake groene energie, zoals de subsidiëring van zonnepanelen. Opdat de distributietarieven van die DNB‟s de kosten zouden blijven weergeven, keurde de CREG in maart en april 2011 de gevraagde aanpassing van de tarieven goed.
2
Zie art. 12bis Elektriciteitswet.
3
Zie wetgevingsbundel Iveg e.a., stuk E.
4
Koninklijk besluit van 2 september 2008 betreffende de regels met betrekking tot de vaststelling van en de controle op het totaal inkomen en de billijke winstmarge, de algemene tariefstructuur, het saldo tussen kosten en ontvangsten en de basisprincipes en procedures inzake het voorstel en de goedkeuring van de tarieven, van de rapportering en kostenbeheersing door de beheerders van distributienetten voor elektriciteit (BS 12 september 2008). 5
Brussel, 8 juni 2009, 2008/AR/3190 (Stad Waver/CREG), zie stuk 6 van Electrabel e.a.
6 DLIBE31
7. De wettelijke bekrachtiging van o.a. het KB van 2 september 2008 inzake elektriciteit werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof in zijn arrest 97/2011 van 31 mei 2011, in zoverre het de artikelen 9 tot 14 van dit KB bekrachtigt. 8. Op 21 januari 2012 trad de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen (hierna: “de wet van 8 januari 2012”), ter omzetting van o.m. de DER6, in werking. De DER bepaalt dat de regulator exclusief – dus zonder bemoeiing van een politieke instantie – bevoegd is om tarieven of de berekeningsmethodes hiervoor vast te stellen of goed te keuren7. In navolging hiervan schafte de wet van 8 januari 2012 de voorheen bestaande tarifaire voorschriften af en werd de federale regulator CREG exclusief bevoegd gemaakt om de tariefmethodologie uit te werken8. 9. In april 2012 verlengde de CREG, op vraag van de DNB‟s, de in 2012 bestaande distributietarieven van alle DNB‟s voor de jaren 2013 en 2014.
I.3. Procesverloop 10. Op 14 juni 2011 dagvaarden de heer Boonen en mevrouw Vanderschoot de nv Electrabel omdat zij menen ten onrechte „distributiekosten‟ voor elektriciteit te hebben betaald. Zij lijken voor te houden dat artikel 41 van de wet van 15 december 20099 de wettelijke basis is van deze distributietarieven en dat deze is weggevallen met de publicatie van het arrest nr. 97/2011 d.d. 31 mei 2011 van het Grondwettelijk Hof. Bijgevolg vorderen zij de terugbetaling van gefactureerde „distributiekosten‟ (versta: „distributietarieven‟) en een verbod om in de toekomst „distributiekosten‟ aan te rekenen. 11. Op 28 juli 2011 dagvaardt de nv Electrabel op haar beurt de Intercommunale Maatschappij voor Energievoorziening Antwerpen (hierna “IMEA”) in gedwongen tussenkomst en vrijwaring. IMEA zou de „distributiekosten‟ aanrekenen aan de NV Electrabel, die deze kosten vervolgens proportioneel doorrekent aan haar klanten, nl. de eindafnemers. Indien de nv Electrabel veroordeeld zou worden tot de terugbetaling van de „distributiekosten‟, dan vordert zij deze kosten terug van IMEA. 12. Op 11 oktober 2011 dagvaardt IMEA de Belgische Staat in gemeenverklaring van het vonnis omdat IMEA van mening is dat de Belgische Staat mogelijk een fout heeft begaan bij het 6
Zie voetnoot 1.
7
Zie art. 37 (1) a) en art. 37 (6) DER.
8
Zie art. 12bis Elektriciteitswet.
9
Wet van 15 december 2009 houdende bekrachtiging van diverse koninklijke besluiten genomen krachtens de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, BS 23 december 2009 (afgekort “wet van 15 december 2009”).
7 DLIBE31
uitvaardigen van het KB van 2 september 2008. Deze fout zou aan de oorsprong liggen van de aanspraken van eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst. 13. Inmiddels komen er ca. 1.600 partijen tussen. Ook zij vorderen betaalde „distributiekosten‟ terug alsook een verbod op het aanrekenen van „distributiekosten‟ in de toekomst. 14. Op 28 oktober 2011 dagvaardt de nv Electrabel verscheidene distributienetbeheerders in gedwongen tussenkomst en vrijwaring, vermits de vrijwillig tussenkomende partijen uit het ganse land afkomstig zijn en IMEA bijgevolg niet de distributienetbeheerder is van alle partijen. 15. Eveneens op 28 oktober 2011 legt de nv Electrabel Customer Solutions (hierna “ECS”) een verzoekschrift tot vrijwillige verschijning neer. ECS verzoekt uw Rechtbank om in de plaats te treden van de verkeerdelijk gedaagde nv Electrabel nu de betwiste facturen van haar zouden uitgaan en niet van de nv Electrabel. 16. Op 14 december 2011 dagvaardt de Belgische Staat de CREG in gemeenverklaring. De dagvaarding vermeldt: “[er] dient immers te worden vastgesteld dat niet het KB van 2 september 2008 of het gedeeltelijk vernietigde artikel 41 van de Wet van 15 december 2009 de wettelijke basis vormt voor het aanrekenen van de betreffende tarieven, maar wel de individuele tariefbeslissingen van de CREG”10. De Belgische Staat vraagt de CREG om haar standpunt hierover te geven. II. TEN GRONDE II.1. T.a.v. de dagvaarding in gemeenverklaring 17. De CREG werd in deze procedure bij dagvaarding in gemeenverklaring geroepen door de Belgische Staat. Zulk een gedwongen tussenkomst tot bindendverklaring beoogt geen veroordeling van de CREG, maar enkel de gemeenverklaring van het te wijzen vonnis11. De CREG wenst er op te wijzen dat de haar betekende dagvaarding in gemeenverklaring géén dagvaarding in vrijwaring inhoudt. De CREG wordt slechts gevraagd om haar standpunt over de wettigheid van de betwiste tarieven te geven. II.2. T.a.v. de vordering van eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst: de toegepaste tarieven zijn inhoudelijk correct, c.q. er is geen schade 18. Eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst lijken aan te geven dat, ingevolge de vernietiging bij arrest 97/2011 van het Grondwettelijk Hof van het artikel 41 van de wet van 15 december 2009, de wettelijke basis van de betwiste distributietarieven is weggevallen. Het gevolg
10
Dagvaarding in gemeenverklaring van de CREG door de Belgische Staat, 2.
11
Zie J. LAENENS e.a., Handboek Gerechtelijk Recht, Antwerpen, Intersentia, 2008, 505.
8 DLIBE31
hiervan zou zijn dat zij recht hebben op een terugbetaling van de distributietarieven alsook dat er in de toekomst geen distributietarieven meer zouden kunnen worden aangerekend. 19. De CREG meent dat de vordering van eisers zonder voorwerp is, minstens dat er geen schade is, nu de tarieven die de distributienetbeheerders in de voor deze zaak relevante periode hebben aangerekend, inhoudelijk correct zijn. De toegepaste tarieven werden immers geïndividualiseerd per DNB en staan in verhouding tot hun situatie. 20. In de voor deze zaak relevante periode heeft nl. de CREG een reeks tariefbeslissingen12 genomen, telkenmale rekening houdend met de individuele situatie van de DNB en nagaand of de tarieven de kosten en de billijke winstmarge van de DNB schragen. De meest pertinente tarifaire historiek kan omschreven worden zoals volgt. - In de loop van november 2008 keurde de CREG voorlopige tarieven goed voor alle DNB‟s in België. Deze tarieven waren gelijk aan de tarieven voor 2008. - De DNB‟s Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek, Gaselwest, Sibelgas, Imea vochten hun voorlopige tarieven niet aan. Zij gingen over tot het aanvullen van hun individuele tariefvoorstellen, waarop de CREG deze goedkeurde. Ook het GHA heeft zijn voorlopige tarieven niet aangevochten, waardoor deze definitief werden. Deze elementen geven aan dat de CREG en de DNB‟s op dezelfde lijn zaten, nu hun tarieven geen onredelijke kosten dekten en hen van een billijke winstmarge voorzagen. M.a.w., niemand heeft ooit betwist dat de tarieven toegepast door de betrokken DNB‟s inhoudelijk correct waren. - Een aantal DNB‟s trokken naar het Hof van Beroep te Brussel om hun voorlopige tarieven aan te vechten. Dit was het geval voor Sibelga, IDEG, IEH, Interlux en Interest. De geschillen werden opgelost nu de CREG de (aangepaste) tariefvoorstellen van deze DNB‟s, die o.a. rekening hielden met de bezwaren van de CREG, goedkeurde. Na die goedkeuringen werd de toestand rechtgezet, zodat ook de inhoud van die tarieven niet betwist kon worden. - Ook de DNB‟s Tecteo, Inter-energa, IVEG, PBE en Infrax West trokken naar het Hof van Beroep te Brussel, dat hun tarieven vernietigde13. Daarop dienden zij nieuwe tariefvoorstellen in. Het Hof van beroep oordeelde in nieuwe arresten dat die tariefvoorstellen als impliciet goedgekeurd dienen te worden beschouwd. Die arresten hebben gezag van gewijsde, en het gevolg hiervan is dat de op die basis toegepaste tarieven inhoudelijk niet betwistbaar zijn. - De DNB‟s Inter-energa, IVEG, PBE en Infrax West bereikten vervolgens met de CREG een akkoord omtrent hun definitieve tarieven voor de jaren 2011-2012.
12
De CREG verwijst in deze naar de relevante stukken neergelegd door de diverse betrokken partijen.
13
Tecteo verkreeg vervolgens opnieuw voorlopige tarieven, die zij opnieuw liet vernietigen door het Hof van Beroep te Brussel.
9
DLIBE31
Ook in dit kader is er geen reden om te twijfelen over de gepastheid van het niveau van de tarieven. - In het voorjaar van 2011 stelden een hele reeks DNB‟s, nl. Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek, Gaselwest, Sibelgas, Imea, Iveg en Inter-energa, vast dat hun kosten ernstig ontspoorden. Dit was grotendeels het gevolg van gewestelijke maatregelen inzake rationeel energiegebruik en hernieuwbare energie. Deze DNB‟s verzochten de CREG om hun tarieven aan te passen. De CREG keurde de tariefverhoging goed, o.a. opdat de tarieven de kosten zouden blijven reflecteren en de eindafnemer in de toekomst geen brutale stijging van deze tarieven zou moeten ondervinden. De betrokken tariefbeslissingen werden door enkele particulieren aangevochten bij het Hof van Beroep. Van belang is te onderstrepen dat het Hof in tussenarresten van 26 juni 2012 uitdrukkelijk erkent dat het standpunt van de CREG inhoudelijk gepast is (en dit zowel principieel – nl. de verantwoording om de tarieven te wijzigen14 – als cijfermatig – nl. de omvang van de goedgekeurde tariefwijziging15), ook al stelt het de gegrondheid van een middel van formele aard vast. Meer nog, door de verhoogde tarieven te bevestigen, heeft het Hof van beroep niet enkel de verhoging goedgekeurd, maar ook – impliciet - de basis van die verhoging, nl. de vroeger bestaande tarieven van de betrokken DNB‟s. - Tenslotte verlengde de CREG in april 2012 de (in 2012) vigerende distributietarieven van al de DNB‟s van België voor de jaren 2013 en 2014. Het valt te onderstrepen dat deze verlenging van al de distributietarieven goedgekeurd werd na de inwerkingtreding van de wet van 8 januari 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet. Zoals supra gesteld schafte deze wet, genomen ter omzetting van de DER, de voormalige tarifaire voorschriften af en maakte het de regulator CREG exclusief bevoegd voor de goedkeuring van (de methoden van) de tarieven16. M.a.w. heeft de CREG de betwiste tarieven inhoudelijk bevestigd, op een ogenblik waarop het juridisch gebrek dat tot het arrest van het Grondwettelijk Hof van 31 mei 2011 geleid heeft, niet meer pertinent was. Met de verlenging van de tarieven in 2012 heeft de CREG dus officieel bevestigd dat de vroeger vigerende en (desgevallend inmiddels verhoogde) tarieven inhoudelijk correct zijn. Zie Brussel, 26 juni 2012 (De Meester / CREG), 2011/AR/1834 (stuk 1), § 62, derde lid, en Brussel, 26 juni 2012 (Asman/CREG), 2011/AR/1835 (stuk 2), § 58, derde lid: 14
“Hieraan wordt het besluit verbonden dat de[vorige] tarieven onevenredig zijn en op discriminerende wijze worden toegepast. Die conclusies zijn correct en worden door de eisers als zodanig ook niet bekritiseerd”. 15
Zie Brussel, 26 juni 2012 (De Meester / CREG), 2011/AR/1834 (stuk 1), § 63, eerste lid, en Brussel, 26 juni 2012 (Asman/CREG), 2011/AR/1835 (stuk 2), § 59, eerste lid: “Het Hof stelt verder dat de conclusie die door de CREG werd verbonden aan de door haar onderzochte cijfergegevens in termen van verhoging van tarieven cijfermatig strookt met die gegevens”. 16
Zie art. 37 (1) a) en 37 (6) DER alsook art. 12bis Elektriciteitswet.
10 DLIBE31
21. Uit het voorgaande mag blijken dat, in welk scenario men zich ook bevindt, de CREG steevast distributietarieven zo nauw mogelijk laat aansluiten bij de kosten van de DNB‟s. Om die reden zijn de in de relevante periode aangerekende tarieven dan ook inhoudelijk correct, hetgeen de CREG in het kader van deze procedure bevestigt. Hieruit vloeit voort dat er geen sprake kan zijn van enige schade, waardoor er geen enkele reden is om aangerekende distributietarieven terug te betalen noch om voor de toekomst een verbod op het heffen van distributietarieven in te stellen. Het arrest 97/2011 van 31 mei 2011 van het Grondwettelijk Hof doet geen afbreuk aan het voorgaande. Ongeacht de rechtsgrond van de tarieven, is hun inhoud correct. 22. Indien de Vrederechter zou oordelen dat het vernietigingsarrest tot gevolg zou hebben dat de tariefbeslissingen en de daarop gebaseerde tarieven on(grond)wettig zouden zijn, betekent dit niet dat de DNB‟s - noch voor het verleden, noch voor de toekomst – geen tarieven voor het gebruik van hun net zouden mogen aanrekenen17 of dat eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst aanspraak zouden kunnen maken op een terugbetaling van betaalde distributietarieven. Hoogstens zouden eisers een terugbetaling kunnen vorderen van het verschil tussen de werkelijk aangerekende distributietarieven en degene die de CREG zou hebben goedgekeurd indien de on(grond)wettigheid zich niet zou hebben voorgedaan. Welnu, het verleden bewijst dat dit verschil gelijk is aan nul. Beslissingen van de CREG hebben bevestigd dat de tarieven inhoudelijk correct zijn (of zelfs te laag waren), nadat het arrest van 31 mei 2011 (met de inwerkingtreding van het stelsel van de wet van 8 januari 2012) geen materiële grond meer had. 23. Voor zover als nodig, bevestigt de CREG, als exclusief bevoegd orgaan om tarieven vast te stellen18, in het kader van deze procedure, dat zij die tarieven van toen verdedigt. Indien de Vrederechter van oordeel is dat als gevolg van het arrest van 31 mei 2011 de beslissingen van de CREG nietig zijn, en dat zij opnieuw beslissingen moet nemen over de distributietarieven van elke DNB, dan valt thans niet in te zien waarom de CREG de inhoud van de tarieven niet zou bevestigen, mede gelet op de rechtszekerheid en de economische zekerheid van de markt. 24. Gelet op het voorgaande is de CREG van mening dat de vordering van eisers op hoofdeis en in tussenkomst zonder voorwerp, minstens ongegrond is.
17
Zie bv. Brussel, 14 september 2007 (Elia / CREG), 2006/AR/3321 en 2007/AR/187 (stuk 3), §50, derde lid: « Il ne se déduit pas de la loi électricité que le gestionnaire de réseau devrait accorder un accès gratuit au réseau à défaut d’approbation de ses tarifs par la CREG et de tarif provisoire ». Vrije vertaling: « Het valt niet uit de elektriciteitswet af te leiden dat de netbeheerder gratis toegang tot het net zou moeten verlenen in de afwezigheid van goedkeuring van zijn tarieven door de CREG en voorlopige tarieven ». 18
Zie inzake distributietarieven art. 12bis Elektriciteitswet.
11 DLIBE31
Bij gebrek aan schade is het niet nodig om zich over een mogelijke fout of oorzakelijk verband uit te spreken. II.3. T.a.v. de kosten 25. De CREG neemt akte van het feit dat Sibelga19 verzoekt om onder meer de CREG te veroordelen tot het betalen van de totale kosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding begroot op 11.000 €20. Sibelga ziet daarbij klaarblijkelijk over het hoofd dat art. 1.017 Ger. W. voorziet dat de rechter de in het ongelijk gestelde partij tot de kosten veroordeelt. Nu de CREG enkel in gemeenverklaring werd gedagvaard, kan zij niet voor één of ander onderdeel van de eis in het ongelijk worden gesteld. Hieruit volgt dan ook dat de CREG niet tot de kosten kan worden veroordeeld. Dit is des te meer het geval nu bij een vordering tot gemeenverklaring van een vonnis, het de verzoeker – i.c. de Belgische Staat – is die de kosten dient te dragen21. 26. Indien de Vrederechter oordeelt dat het stelsel van rechtsplegingsvergoeding in het kader van een dagvaarding in gemeenverklaring van toepassing is, vordert de CREG dat de Belgische Staat veroordeeld wordt tot de betaling van een rechtsplegingsvergoeding begroot op 11.000 €. Dit bedrag is gelijk aan het maximumbedrag in het kader van een vordering die (wat betreft de gemeenverklaring) niet in geld waardeerbaar is. Het is tevens het basisbedrag in het geval dat al de in geld waardeerbare hoofdvorderingen worden gecumuleerd. Het bedrag van 11.000 € wordt verantwoord door de omvangrijke administratieve kosten veroorzaakt door het zeer grote aantal partijen.
19
Zie conclusies van Sibelga, p. 30.
20
Idem, p. 31.
21
Zie o.a. D. MAES, « Commentaar art. 1017 Ger. W. », in X., Commentaar Gerechtelijk Recht, Antwerpen, Kluwer, 1997, nr. 14.
12 DLIBE31
OM DEZE en alle andere zo nodig ambtshalve aan te halen REDENEN BEHAGE HET DE VREDERECHTER, - de vordering van eisers op hoofdeis en in vrijwillige tussenkomst te verwerpen; - de Belgische Staat te veroordelen tot de rechtsplegingsvergoeding verbonden aan de dagvaarding in gemeenverklaring van de CREG, begroot op 11.000 €.
Voor verweerster in gemeenverklaring geroepen door de Belgische Staat, Haar raadslieden,
Dirk LINDEMANS
Damien VERHOEVEN
Brussel, 20 december 2012
Inventaris der stukken 1. Brussel, 26 juni 2012 (De Meester / CREG), 2011/AR/1834 (uittreksel) 2. Brussel, 26 juni 2012 (Asman/CREG), 2011/AR/1835 (uittreksel) 3. Brussel, 14 september 2007 (Elia / CREG), 2006/AR/3321 en 2007/AR/187 (uittreksel)
13 DLIBE31