Conceptversie iuni
Ontwerp - Beheerplan Natura 2000 Norgerholt Provincie Drenthe, junl 2012
201 2
2
lnhoud
Samenvatting en leeswijzer lnleiding 1.1 Aanwijzingsprocedure 1.2 Doel en status van het beheerplan
1.3 2.
3
4.
5
14
Beuken-eikenbossen met hulst Kansen en knelpunten Visie op de ontwikkeling van het gebied 1B
Aardkunde,archeologieencultuurhistorie Ruimtelijke ordening, landschap en beheer Waterhuishouding Landbouw Recreatie en toerisme Wonen infrastructuur en verkeer
Wildbeheer Luchtvaart Overige activiteiten
Realisatie instandhoudingsdoelstelling en maatregelen Organisatie en communicatie Beheer
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 6
Natuur Overzicht beleid en beheer
Bestaand gebruik en effecten
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
7
Ontstaanswijzeen historischeontwikkeling Bodem en water
Doelstelling, visie en confrontatie 3.1 Habitattype en kernopgave
3.2 3.3 3.4
5
Gebiedsprocesenbetrokkenheidbelanghebbenden
Gebiedskarakteristiek Ligging en eigendom Geologie
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.3
3
24
Vergunningverleningenhandhaving Sociaal-economische paragraaf Monitoring en onderzoek Kosten en financiering
Literatuur
Overzicht kaarten en bijlagen Kaarten Bijlagen
29
32 33
47
3
Samenvatting en leeswijzer
Het Norgerholt is een eeuwenoud bos, gelegen tussen de dorpen Norg, Westervelde en Zuidvelde. ln het kader van de Europese Habitatrichtlijn is het bos aangewezen als Natura 2000-gebied voor het habitattype H9120: Beuken- eikenbossen met Hulst. De definitíeve aanwijzing in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NBW) is op 14 maart2011 gepubliceerd in de Staatscourant (nr. 44SB). Het Natura 2000-gebied omvat het bos van het Norgerholt en het ven ten noorden van het bos. Het gebied is eigendom van Natuurmonumenten en onderdeel van het Norger esdorpenlandschap. Dit beheerplan is de uitwerking van het Aanwijzingsbesluit van 27 december 2010. De huidige situatie van het habitattype is vastgesteld aan de hand van de beschikbare informatie en de kennis van de gebiedsbeheerder. Er is geen nieuw onderzoek verricht.
ln hoofdstuk 1 wordt nader ingegaan op de aanwijzingsprocedure, begrenzing, doel en status van het beheerplan en het proces van totstandkoming. De begrenzing is weergegeven op kaart 1. Het beheerplan geeft een nadere beschrijving van de doelstelling voor het gebied en hoe die de komende zes jaar wordt gerealiseerd. Het beheerplan heeft een wettelijke statuç en kan rechtens wel beperkingen maar geen afdwingbare verplichtingen opleggen. Hoofdstuk 2 beschrijft de ligging, ontstaansgeschiedenis en waarde van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een algemene beschrijving van de huidige kwaliteit van het bos. Het bos ligt op een uitloper van het Drents Plateau op keileem en zanden die zijn afgezet gedurende de laatste twee ijstijden. Het is een oud gebruiksbos binnen het verband van het esdorpenlandschap. Er zijn oude bosbodems aanwezig op meer droge en wat vochtiger tot natte gronden. Het diepere grondwater speelt geen rol van betekenis. Na 1950 is er weinig meer gekapt en geen onderhoud meer gepleegd, waardoor het bos zich nu geleidelijk ontwikkelt van een halfnatuurlijk tot een meer natuurlijk bostype. Soorten als bosanemoon, bosklaverzuring en grote muur die kenmerkend zijn voor de meer halfnatuurlijke vorm van het bostype komen vooral voor langs de randen van het bos en langs wegen en paden. Een bijzondere plantensoort van het Norgerholt is de bosmuur (Stellaria nemorum). Deze soort komt in Nederland verder alleen voor in Zuid-Limburg en de Biesbosch. Gerekend naar de omvang van het bos is de karakteristieke fauna goed ontwikkeld met bijvoorbeeld vier soorten spechten, boomklever en appelvink. ln de ruimtelijke ordening heeft het bos al lang geleden een beschermde status gekregen. Het huidige beheer van "niets doen" vloeit voort uit keuzes die in het verleden gemaakt zijn, onder meer bij de landelijke aanwijzing tot bosreservaat en A-locatie bos.
ln hoofdstuk 3 wordt het habitattype beschreven met de karakteristieke soorten, de huidige kwaliteit en de omstandigheden die van belang zijn voor de instandhouding en verbetering van de kwaliteit. ln dit hoofdstuk wordt ook de visie voor het beheer van het Norgerholt in de toekomst neergelegd. ln hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relaties van het Norgerholt met zijn omgeving en op het bestaande gebruik van het Natura 2000-gebied. Het habitattype is gevoelig voor luchtverontreiniging met stikstofverbindingen. Toename van stikstofdepositie dient te worden voorkomen. Hoofdstuk 5 gaat in op beheer, vergunningverlening, sociaal-economische effecten en monitoring in de 1" beheerplanperiode (2012 tlm 2017). Dit hoofdstuk beschrijft de maatregelen die ten behoeve van de instandhoudingsdoelen noodzakelijk zijn en op welke wijze handhaving en vergunningverlening vorm krijgt. ln paragraaf 5.4 is beschreven welke vormen van gebruik vrijgesteld, onder voorwaarden vrijgesteld of vergunningplichtig zijn.
4
Het beheer in die periode zal voortbouwen op het tot nu toe gevoerde beheer. Ten behoeve van een goede communicatie over het beheer stelt de Provincie een beheercommissie in en organiseert zij indien nodig informatiebijeenkomsten. Vergunningprocedures in het kader van de NBW zijn alleen aan de orde wanneer toegangsregels en de bescherming via ruimtelijke ordening, milieu- en waterbeheer onvoldoende duidelijkheid of bescherming bieden. De bestaande activiteiten rond het Norgerholt kunnen worden voortgezet. Met name stikstofproducerende nieuwe activiteiten zullen op effecten beoordeeld moeten worden enlof zijn vergunningplichtig. De monitoring van de bosontwikkeling moet worden voortgezet op de wijze zoals dat de afgelopen jaren gebruikelijk was. De monitoring van flora en fauna moet vanaf 2Ol2worden uitgevoerd volgens het landelijk systeem Natuurkwaliteit en monitoring in het kader van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Het is belangrijk dat in het kader van het periodiek onderzoek van bosreservaten over het Norgerholt gerapporteerd wordt. De ontwikkelingen rond emissie en depositie van stikstofverbindingen worden vanuit landelíjke en provinciale kaders gevolgd. Voor het einde van de beheerplanperiode worden de monitoringresultaten gebundeld in een evaluatierapport. De kosten van de overheid (provincie) bestaan vooral uit personele kosten voor organisatie, communicatie en vergunningverlening en worden als volgt geschat:
. . .
proces: beheercommissie:
Ambtelijke inzet Overleg
Vergunningverlening (40 uur per
vergunning):
40 uur ljaar 1 keer ljaar I stuk / jaar
Voor beheer en monitoring wordt uitgegaan van voortzetting van de huidige inspanningen en kosten van Natuurmonumenten (op basis van het subsidiestelsel SNL), van vrijwilligers, van onderzoeksinstituut Alterra (onderzoek bosreservaten) en van provincie en waterschap.
Leeswijzer Hoofdstuk 5 dient als toetsingskader voor de Natuurbeschermingswet en vormt de feitelijke kern van dit beheerplan. De hoofdstukken 1 tot en met 4 en hoofdstuk 6 dienen als onderbouwing van de voorgestelde maatregelen en conclusies in hoofdstuk 5.
5
1.
lnleiding
1.1
Aanwijzingsprocedure
Het gebied Norgerholt is in mei 2003 door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) bij de Europese Commissie (EC) aangemeld voor gebiedsbescherming onder de Europese Habitatrichtlijn (HR). ln december 2004 is het gebied door de EC op de lijst van beschermde gebieden geplaatst onder de naam "Norgerholt" met het nummer NL 2003034. Vanaf dat moment valt het onder de wetgeving van de HR. Het heeft het landelijk gebiedsnum mer 22. Met het inwerkingtreden van de Natuurbeschermingswet 1998 (NBW), per oktober 2005, is de Europese regelgeving van de Habitatrichtlijn opgenomen in de Nederlandse wetgeving en geldt het Norgerholt als Natura 2000-gebied. ln het kader van de NBW is in januari 2007 het ontwerp Aanwijzingsbesluit gepubliceerd. ln dit Aanwijzingsbesluit is de begrenzing vastgelegd en is het instandhoudingsdoel beschreven. Het definitieve Aanwijzingsbesluit is op 14 maart2011 gepubliceerd in de Staatscourant (nr. 4458).ln het definitieve Aanwijzingsbesluit zijn geen wijzigingen aangebracht ten opzichte van de oorspronkelijke aanmelding en het ontwerp-Aanwijzingsbesluit. Het besluit heeft ter inzage gelegen van 1 6 maart tot 28 april 2011 en er is tot 29 april201 '1 gelegenheid geweest tot beroep bij de Raad van State. Het Natura 2000 gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 25 ha. De begrenzing is weergegeven op
kaar|
1.2
l,
het Aanwijzingsbesluit met nota van toelichting is opgenomen als bijlage I
.
Doel en status van het beheerplan
De Natuurbeschermingswet bepaalt dat voor alle Natura 2OO0-gebieden binnen drie jaar na aanwijzing een beheerplan moet worden vastgesteld. Het beheerplan: - werkt de instandhoudingsdoelen uit voor zowel de korte termijn (eerste planperiode van zes jaar) als de lange termijn; - beschrijft de resultaten die bereikt dienen te worden; - geeft een overzicht van maatregelen die in de eerste planperiode genomen worden; - geeft aan welk onderzoek gedaan moet worden om de hiaten in kennis (monitoring, plannen) die voor de volgende planperiode van belang zijn, op te vullen; - gaat in op bestaand gebruik en geeft inzicht hoe met externe werking omgegaan moet worden. Het beheerplan maakt de natuurdoelen concreet en zichtbaar en beschrijft de wijze waarop ze kunnen worden gerealiseerd. Het beheerplan gaat niet in detail in op het te voeren beheer. De uitwerking, planning en uitvoering van inrichting en beheer zijn een verantwoordelijkheid van de eigenaren en beheerders. Voor hen geeft het beheerplan slechts randvoorwaarden. Het bevoegd gezag (i.c. de provincie) gebruikt het beheerplan als toetsingskader. Het beheerplan geeft inzicht in de relatie tussen de instandhoudingsdoelen en andere maatschappelijke belangen. ln dit licht wordt het bestaand gebruik beschreven met de mogelijke effecten op de natuurwaarden. Ook de op korte termijn te voorziene ontwikkelingen worden hierbij betrokken. Wanneer het bestaand gebruik aantoonbaar leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen, wordt in het beheerplan vastgelegd welke maatregelen noodzakelijk zijn om deze effecten te beëindigen. Wanneer nieuwe ontwikkelingen mogelijk kunnen leiden tot negatieve effecten, zal een vergunning in het kader van de NBW nodig zijn. Het beheerplan kan voon¡vaarden stellen op het gebied van mitigerende of compenserende maatregelen waardoor een vergunningplicht eventueel kan vervallen. Dit betekent dat er sprake is van een directe bindende werking van het beheerplan voor zowel overheden, bedrijven en burgers. Het beheerplan kan echter geen rechtens afdwingbare verplichtingen opleggen, bijvoorbeeld in het kader van het noodzakelijke beheer. Voor beheersmaatregelen is sprake van vrijwillige medewerking met toepassing van bestaande (subsidie)regelingen.
6
1.3
Gebiedsproces en betrokkenheid van belanghebbenden
ln oktober 2008 is een gebiedsgroep voor het beheerplan Norgerholt ingesteld. De gebiedsgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van belanghebbenden in het gebied. ln de gebiedsgroep hebben zitting Natuurmonumenten, NLTO, Milieufederatie, Drents Particulier Grondbezit, ANWB, Gemeente Noordenveld, Waterschap Noorderzijlvest en de provincie Drenthe. ln Drenthe is ervoor gekozen om geen individuele eigenaren of agrariërs in de gebiedsgroepen op te nemen, maar vertegenwoordigers van LTO, particulier grondbezit en Recron. Wij denken hiermee te bereiken dat de belangen van desbetreffende ondernemers geborgd zijn in het beheerplanproces, zonder dat individuele bedrijfsbelangen boven algemene sectorbelangen prevaleren. Met aangrenzende agrarische ondernemers zijn gedurende het proces wel keukentafelgesprekken gevoerd om de afzonderlijke belangen in beeld te brengen. De teksten voor dit beheerplan zijn geschreven door of in opdracht van de provincie Drenthe. Verschillende versies van het beheerplan zijn besproken met en geaccordeerd door de gebiedsgroep. De gebiedsgroep heeft in het kader van de omkeerprocedure (zie bijlage 9) in augustus 200g een concept-beheerplan opgeleverd. Dit concept-beheerplan is door de provincie, samen met de zeven andere beheerplannen waarvoor de provincie Drenthe voortouwnemer is, aangeboden aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarna is grote vertraging in het beheerplanproces opgetreden als gevolg van de stikstofproblematiek. ln november en december 2010 heeft de gebiedsgroep het aangepast concept-ontwerp beheerplan Norgerholt besproken en in februari 2011 is via een schriftelijke ronde een voorlopig laatste versie voorgelegd. Op dat moment was nog steeds onduidelijkheid over de Stikstof en bovendien kwam er extra onduidelijkheid over financiering als gevolg van de decentralisatie van natuur naar de provincies. Op 21 maarl2012 heeft de gebiedsgroep ingestemd met het concept-ontwerp beheerplan. Daarna is het plan toegezonden voor formele instemming naar de gemeente Noordenveld, waterschap Noorderzijlvest en de Vereniging Natuurmonumenten. Overige belanghebbenden zijnvia bewonersavonden geïnformeerd over de voortgang en inhoud van het beheerplan. Deze avonden hebben plaatsgevonden in november 2008, augustus 200g en april 2O11.De
bewonersavonden ziinvia onze website en in de lokale kranten aangekondigd. Ook de conceptversies van het beheerplan waren via de website te raadplegen.
7
2.
Gebiedskarakteristiek
2.1
Ligging en eigendom
Het Norgerholt ligt in de provincie Drenthe in de gemeente Noordenveld tussen Norg, Westervelde en Zuidvelde. Het is een oud bos met aan de noordzijde een g ven. Aan de westzijde ligt (buiten de Natura 2000 begrenzing) nog een ven bij het hunebed van Westervelde. Het gebied wordt doorsneden door twee wegen: de Asserstraat (provinciale weg N 373) en de Hoofdweg naar Westervelde. Het Boersma's pad, door het noordelijk deel van het bos, is semi-openbaar vanwege recht van overpad voor landbouwgronden aan de noordzijde. De Dalweg, ten zuiden van de Hoofdweg is alleen in gebruik als wandelpad. De directe omgeving estefVglde bestaat uit akkers, weidegronden, bossen en bosjes, die gezamenlijk deel uitmaken van het Norger esdorpenlandschap. De vereniging "Natuurmonumenten" is eigenaar en beheerder van het Natura 2000-gebied en van verschillende gronden en houtopstanden in de omgeving (kaart 2).De landbouwgronden en bossen in de omgeving zijn overwegend in particulier eigendom en behoren bij diverse landbouwbedrijven en het landgoed Huis te Westervelde.
2.2
Geologie
Het Norgerholt ligt op een noordwestelijke uitloper van het Drents Plateau (Plateau van Norg) dat gevormd is gedurende de tweede helft van het geologische tijdperk Pteistoceen (750.000 tot 10.000 jaar geleden). Onder het bos, tussen de 0,8 en 1,6 meter beneden maaiveld, ligt een keileemlaag van een halve tot twee meter dikte. Deze keileemlaag is de erfenis van de voorlaatste ijstijd (Saale-ijstijd, ong. 150.000 jaar geleden), toen landijs grote hoeveelheden stenen, zand en leem meevoerde. Dit mengsel bleef achter na het terugtrekken van het ijs. Onder de keileemlaag ligt een watervoerende laag, bestaande uit vooral zandlagen en hier en daar dunne kleilagen. Deze zanden en kleien zijn afgezet gedurende perioden vóórafgaand aan de voorlaatste ijstijd (Prémorenaal ofwel de geologische Formaties van Peize-Waalre, Appelscha, Urk en Peelo). Het is onzeker of er zich in deze watervoerende laag onder het Norgerholt een laag potklei bevindt. Volgens de REGIS berekeningen zou dat kunnen, maar er zijn geen boorgegevens die dit bevestigen (Schunselaar en Kersten 2O1O). Tijdens de laatste grote koudeperiode, de Weichsel-ijstijd (1 15.000 - 1 '1 .000 jaar geleden), heeft het landijs ons land niet bereikt. Gedurende een deel van deze ijstijd zijn de omliggende beekdalen door erosie sterk ingesneden en zijn slenken ontstaan. Tijdens de laatstefase van deze ijstijd, ongeveer 20.000 jaar geleden, was het zeer koud. Het landijs uit Scandinavië stokte bij onze huidige Waddenkust. ln Drenthe heerste een streng poolklimaat. Onder invloed van waterbeweging vanonder de permanent bevroren bovengrond ontstonden zogenaamde pingo's, ijslenzen die de bovengrond omhoogdrukten. De bovengrond gleed er naar de randen af , zodal er na het smelten van het ijs een diep gat met een ringwal achterbleef. Deze vormen zijn nog steeds herkenbaar en worden nu pingo-ruïnes genoemd. Het ven aan de noordzijde van het Norgerholt is zo'n pingo-ruïne, dat aan de westzijde waarschijnlijk ook.
I Door de kou en de droogte waaide zand over de keileemlaag (Formatie van Boxtel, vroeger Formatie van Twente genoemd). Hierdoor is de keileem in het Norgerholt bedekt door een laag dekzand van enkele decimeters in het zuiden tot maximaal 2 meter in het noorden (Paleogeografische kaarten, kaart 3.1). Gedurende de laatste 10.000 jaar is het klimaat warmer en vochtiger geworden. Eindelijk kregen planten weer de kans en begroeiden de zandvlaktes. De toendra maakte geleidelijk plaats voor een meer parkachtig landschap met veel bos. ln de eeuwen daarna vestigden mensen zich permanent in het gebied en maakten steeds intensiever gebruik van het landschap.
2.3
Ontstaanswijzeenhistorischeontwikkeling
Ontwikkeling van het esdorpenlandschap Van deze regio is bekend, dat hier al vanaf de Steentijd mensen hebben geleefd. Bij het ven aan de westzijde van het bos, zijn sporen gevonden van een nederzetting uit de Midden-Steentijd (archeologísch tijdperk Mesolithicum, 4900 voor Christus). ln die tijd waren de beekdalen gevuld met veen en vond bewoning vooral plaats op de randen van de plateau's (Paleogegografische kaarten, kaarl3.2). Uit de periode van voor de Trechterbekercultuur (ca. 3000 voor Chr.) tot in de Middeleeuwen zijn vele archeologische vondsten gedaan, waarvan enkele ook nu nog zichtbaar zijn. ln het noordelijke deel van het Norgerholt liggen drie grafheuvels die stammen uit de Bronstijd (2000-SOO voor Christus). Ook in het iets zuidelijker gelegen Tonckensbos liggen veel grafheuvels. BijWestervelde ligt een hunebed (D2) van vijfduizend jaar oud uit de Trechterbekercultuur (zie ook paragraaf 4.1, kaarlll). Ten zuidwesten van het Norgerholt breidde het veen zich uit over het gebied waar later het dorp Veenhuizen zou ontstaan (Paleogeografische kaart, kaart 3.3). ln de Middeleeuwen ontstonden op de pleistocene gronden de Drentse esdorpen. Rond het huidige Norgerholt ontstonden de dorpen Norg in het noorden, Westervelde in het westen en Zuidvelde in het zuiden. Norg werd hoofddorp: daar werd de kerk gebouwd, maar voor de vergaderingen van de markegenoten van de drie dorpen werd tot 1790 een kuil in het Norgerholt gebruikt: het "aole Roadhuus". ln 1902 werd de kuil van het "Roadhuus" geslecht en bleven alleen enkele oude eiken die plaats markeren (Koomen lg8g). De dorpen liggen op de overgang naar de lager gelegen beekdalgronden van de Slokkert, het Oostervoortschediep en het Groote Diep. Tussen de dorpen en het Norgerholt liggen de relatief hoog gelegen essen, al meer dan 700 jaar in gebruik als akkers. De essen, hebben hun karakteristieke, licht bolle vorm gekregen door het opbrengen van plaggen en mest uit de potstal, een toen onmisbare bemesting van de arme zandgronden. De overige zandgronden werden gebruikt als weidegronden (heidevelden en beekdalen) (Topografische kaarten, kaarten 4.1 en 4.2). Het Norgerholt ligt in een van de best bewaarde esdorpenlandschappen van Nederland. De onderdelen van het esdorpenlandschap zijn hier - ondanks ontginning van heidevelden, ruilverkaveling en veranderde landbouwtechnieken - duidelijk herkenbaar (Topografische kaarten, kaarten 4.3 en 4.4). De beekdalen, bossen en heidevelden waren markegronden, gemeenschappelijk bezit van de boeren (markegenoten). Vanaf de zeventiende tot in de twintigste eeuw werden de markegronden onder de eigenaren verdeeld. Alleen enkele bossen, waaronder het Norgerholt, bleven nog heel lang
gemeenschappelijk bezit. Ontwikkeling van het bos Door beweiding en kap verdwenen vanaf de middeleeuwen de meeste bossen. Ê: ziln geen aanwijzingen dat het Norgerholt van oorsprong nog een restant is van oerbos uit de periode van kort na de laatste ijstijd. De ouderdom van het bos is niet met zekerheid vast te stellen. Waarschijnlijk is, dat het tenminste ten dele eerst is ontgonnen tot landbouwgrond. ln dat geval stamt het bos mogelijk uit de 9e eeuw. Het eerst bekende geschrift waarin het Norgerholt genoemd wordt, dateert uit '1595. Koomen (1989) geeft een uitgebreid overzicht van gegevens uit het Drents Archief, uit de kasboeken van de Marke van Norg, Zuid- en Westervelde en de daarin vanaf 1909 opgenomen notulen van vergaderingen. Hieronder een korte samenvatting van enkele opvallende gegevens
9
ln 1650 vond een grote houtverkoop plaats en in 1ô84 zijn eiken- en berkentelgen aangekocht. Waarschijnlijk is in dat jaar ook de zogenaamde Telgenkamp (Holtkamp) aangelegd om het plantgoed op te laten groeien en later uit te planten in het bos. Aan de zuid- en oostkant werd een wal aangelegd met een afwateringssloot. Van ca. 1700 tot ca. 1955 zijn nog vaak bomen verkocht en telgen, stekken en eikels aangekocht. Vanaf ca. 1800 gaat het niet alleen meer om eiken en berken, maar ook om fijnsparren, lariksen en Amerikaanse eiken. ln 1843 vond scheiding van de marke plaats en bleven alleen het Norgerholt en het Esmeer in gezamenlijke eigendom van de markegenoten. ln 1852 was een grote houtverkoping en in de jaren daarna is er veel geplant. ln 1878 zijn 8500 stekken van zomereik in de Telgenkamp geplant. Daarvoor is in het westelijk deel veel grondwerk verricht. ln 1885 is het oostelijk deelvan de Telgenkamp omgeploegd. Deze ingreep is in de bodem nog herkenbaat aan een dun cultuurdek. Later werd een deel van de Telgenkamp als hakhout geëxploiteerd (Broekmeyer e.a. lgg5). ln 191 I en 19'1 2 werd het plukken van lelietjes gereguleerd en werden er hulsttakken verkocht. ln 1939 zijn op advies van de houtvester van Staatsbosbeheer Amerikaanse vogelkersen aangevoerd. ln 1945 is een perceelfijnsparrenbos geveld waarvan de vitaliteit was aangetast door bladwespen (Koomen 1989). Dit is mogelijk het gat dat op de luchtfoto van 1952 duidelijk zichtbaar is ten zuiden van de Dalweg (zie bijlage 2). ln 1950 zijn voor het laatst eikentelgen aangekocht. De bosbodem is dus wel oud, maar de bomen die in het bos staan zijn da| niet. De oudste exemplaren zijn meer dan 200 jaar, maar de meeste zijn veeljonger en pas na 1850 aangeplant. Het holt was jarenlang een kleinschalig, weinig intensief onderhouden, productiebos, waaruit de markegenoten selectief bomen oogsten voor eigen gebruik en waaruit soms grote partijen hout werden verkocht. Er werd soms in het bos gegraasd door varkens en schapen en er is ook strooisel gewonnen. Op sommige plaatsen is nog goed te zien dat de eiken in rijen zijn aangeplant. Om de eikengroei te begunstigen werd ondergroei soms venrrrrijderd en werd klimop uit de bomen gekapt. ln 1962 besloten de markegenoten van Zuidvelde, Westervelde en Norg om alle 480 waardelen van het Norgerholt te verkopen aan Natuurmonumenten, waardoor " menselijkerw'rjs gesproken het voortbestaan van het Norgerhout verzekerd was" (Pelinck 1gS0). ln de eerste jaren na de aankoop zijn door Natuurmonumenten vrij veel uitheemse boom- en struiksoorten zoals Amerikaanse vogelkers en Amerikaanse eik gekapt. Bij de stormen van 1g72 en 1g73 zijn veel bomen omgewaaid en blijven liggen. ln het zuidwesten van het bos zijn in een nat gedeelte omstreeks 1990 alle eiken afgestorven. Ook deze bomen zijn niet opgeruimd. Door Natuurmonumenten is er voor gekozen om het bos zich zoveel mogelijk via natuurlijke weg te laten ontwikkelen zonder houtoogst en zonder actief beheer (zie ook paragraaf 2.6).
2.4
Bodem en water
Het Norgerholt ligt op een hoogte van ca. 10 m boven N.A.P. en helt geleidelijk af van 11 meter in het noordoostelijk deel tot 9 meter in het zuidwestelijk deel (kaart 5). Het ligt op een dekzandlaag van ca. 1,6 m in het noorden tot ca. 0,8 m in het zuidwesten. Onder de dekzandlaag ligt een slecht doorlatende keileemlaag, waardoor de infiltratie van (regen)water regelmatig stagneert. Boven de keileemlaag vormt zich in natte perioden een schijngrondwaterspiegel tot in of dicht onder het maaiveld, waardoor er een aanzienlijk verschil in grondwaterhoogte kan optreden. Door de eeuwen heen is op de pleistocene zandgrond een dik strooiseltapijt ontstaan, resulterend in een holtpodzol met een dikke humeuze bovengrond, die tot de moderpodzolgronden wordt gerekend. Vanwege de hoge ouderdom van het bos doet zich hier het voor Nederland unieke feit voor dat de bodem voor het grootste deel ongestoord is (Broekmeyer e.a. 1995). Op de bodemkaart van het landinrichtingsgebied Roden-Norg (Makken en Rutten 1985) zijn de bodemtypen van de landbouwgronden in de omgeving doorgetrokken in het Norgerholt: het gaat dan behalve om holtpodzol ook om loo-, veld- en laar- en moerpodzolgronden, wat een behoorlijke variatie aan bodemtypen suggereert. Ten behoeve van het onderzoek aan bosreservaten is nader onderzoek verricht naar de bodemopbouw en humusprofielen (Kemmers e.a. 1998, Mekkink 1999). Zie ook kaart 6 en bijlage 3.
10
Hieruit blijkt dat er variatie is in de aard en dikte van het humusprofiel, maar dat de ondergrond (code 35: sterk lemig, zeer fijn zand) zeer homogeen is. Bij het ven en in het zuidwestelijk deel van het bos is de grond moerig, wat duidt op een vroeger aanwezige veenlaag. ln het zuidwestelijk deel zijn, na afsterven van de eiken, in 1995 zelfs enkele pollen eenarig wollegras en veenpluis (Eriophorum vaginatum en angustifolium) aangetroffen (Broekmeyer e.a. 1995). ln de Telgenkamp is een afwateringssloot en iets van een rabattenstructuur te herkennen, wat bevestigt dat het daar ook in het verleden soms behoorlijk nat was. ln het bos en in de directe omgeving liggen nu geen permanent watervoerende schouwsloten of leidingen. Alleen greppels zorgen voor enige afvoer van water in perioden van hoge neerslag. Het gebied is infiltratiegebied. Er treedt geen kwel op vanuit het watervoerende pakket onder de keileem. Waarschijnlijk vindt er wel enige stroming plaats via de greppels en door het dekzand boven de keileem in de richting van Westervelde en de Tempelstukken naar het beekdal van de Slokkert (Schunselaar en Kersten 2010).
2.5
Natuur
Flora en vegetatie Het Norgerholt is eeuwenlang in gebruik geweest als boerenbos. De weinig gestoorde bosbodem en de hoge leeftijd van het bos hebben geleid tot een rijke kruid- en struiklaag. Het bosbeeld wordt bepaald door de dominantie van zomereik in de boomlaag en hulst in de struiklaag. Naast zomereik worden in de boomlaag ook beuk, zachte berk, winterlinde, Amerikaanse eik, gewone acacia, douglas en fijnspar aangetroffen. De leeftijdsvariatie in de boomlaag wordt veroorzaakt door de verschillende tijdstippen van aanplant. Over het algemeen zijn de bomen rond 120-14ojaar oud. ln de struiklaag komen verder voor: lijsterbes, vuilboom,hazelaar, vlier, eenstijlige meidoorn, Amerikaanse vogelkers, Amerikaans krentenboompje en opslag van berk, iep en esdoorn. Verjonging van zomereik en beuk komt nauwelijks voor. Bij de Telgenkamp liggen een (voormalig) berken- en een eikenhakhoutbosje. De kruidlaag is open maar afwisselend van samenstelling. De plaatselijke dominantie van adelaarsvaren wijst op de ouderdom van de bosgroeiplaats. Ook tal van andere soorten, die in het algemeen aan oud bos gebonden zijn zoals bosgierstgras, bosanemoon, bosmuur (zie onder Bosmuur), veelbloemige salomonszegel, dalkruid, blauwe bosbes en lelietje-van-dalen, komen voor. Deze soorten worden vooral in de licht verrijkte bosranden en langs de weg naar Westervelde aangetroffen (kaart 7). Binnen het bos worden in de kruidlaag ook regelmatig bosklaverzuring, klimop en grote muur aangetroffen (Komen 1989, Broekmeyer e.a. 1995). ln het bos komen verschillende bramen-soorten voor, die kenmerkend zijn voor schaduwrijke, oude bossen zoals hazelaarbraam (Ruöus drenthicus), sierlijke woudbraam (R. pedemontanus), mummulschuilbraam (R. contritidens/ en witte grondbraam (Rubus arrhenii) (Bijlsma e.a. 1996). Een lijst van alle opgegeven plantensoorten, waaronder 13 bramensoorten, is opgenomen in bijlage 4. Volgens de indeling van Van der Werf (1991) kan de vegetatie beschreven worden als een droog Wintereiken-Beukenbos met overgangen naar vochtig Wintereiken-Beukenbos, daar waar zich brede stekelvaren in de kruidlaag bevindt. ln de bosranden langs de weg naar Westervelde komt fragmentair een overgang naar het Gierstgras-Beukenbos voor. ln het natte deel aan de zuidwestkant ontwikkelt het bos zich wellicht richting Elzen-Eikenbos (Broekmeyer e.a. lgg5). Huidige situatie Na 1950 is er weinig onderhoud meer uitgevoerd in het bos. ln het jaarverslag van Natuurmonumenten over 1961/62 wordt opgemerkt dat de vegetatie sinds een eerder bezoek in 1941nagenoeg ongewijzigd is gebleven. Toch zijn er wel aanwijzingen dat het achterwege blijven van beheer uiteindelijk gevolgen heeft gehad voor de vegetatiesamenstelling. ln het oude bos is de hulst verder doorgegroeid tot flinke bomen en domineert lokaal de boomlaag. Het aantal exemplaren van lelietje-van-dalen is afgenomen. Het gebied wordt door Natuurmonumenten beschouwd als één van haar bossen met de mooiste bosranden (Natuurmonumenten 2010). De natuurlijke ontwikkeling van het bos en de toename van hulst
11
leiden ertoe dat er weinig lichttoetreding is tot op de bodem en weinig geschikte kale grond voor kieming en ontwikkeling van kruiden. De opmars van Hulst en de achteruitgang van Witte klaverzuring, zoals zíchlbaar in de vegetatieopnamen op het enige meetpunt van het Landelijk Meetnet flora milieu- en natuurkwaliteit (LMF-MN) in het oostelijk deel van het gebied, bevestigen deze ontwikkeling (zie bijlage 4b). De opnames van het meetnet zijn echter beperkt, waardoor vergaande conclusies niet getrokken moeten worden. Het bosonderzoek van Alterra geeft meer en dus betrouwbaarder resultaten over de ontwikkeling. ln de bosranden zijn gewone vlier, ruigtebraamsoorten, varens en ook brandnetels toegenomen, ten koste van enkele meer kritische plantensoorten. Waarschijnlijk wordt dit mede veroorzaakt door stikstofdepositie (vanuit de lucht (achtergronddepositie), invloed verkeer en intensief bemeste agrarische percelen in de directe omgeving.) Het ven aan de noordzijde is door Natuurmonumenten open gekapt en opgeschoond. Het wordt omzoomd door een smalle zone met pitrus en aan de zuidzijde ligt binnen de ring van de pingoruÏne een restant Pijpenstrootje-Berken bos.
Bosmuur Een bijzondere plantensoort in het Norgerholt is de bosmuur (stettaria nemorum). Deze soort komt in Nederland verder bijna alleen voor in Zuid-Limburg en de Biesbosch en ontbreekt in het westelijk deel van Niedersachsen. De soort is, Europees gezien, niet karakteristiek voor de Atlantische, zuurminnende beukenbossen en wordt vooral opgegeven voor beek- en rivierbegeleidende bossen (Arnolds lggg). Maar het is wel opvallend dat de soort zich juist in het Norgerholt al lange tijd weet te handhaven, zich uitbreidt en ook op enkele plaatsen in de omgeving is gevonden. Van de groeiplaatsen in het Norgerholt zijn behalve van de gewone ondersoort (ssp. nemorum) vooral ook planten beschreven die gerekend worden tot de ondersoort ssp. montana (= glochidosperma) (Andreas 1956). Deze ondersoort, ook wel "Norger bosmuur" genoemd, wordt in de Duitse literatuur opgegeven voor zoom-gemeenschappen (Prunetalia spinosae) op kalkrijke of voedselrijke bodem zoals die voorkomen bij Eikenhaagbeukenbossen en Beuken-eikenbossen (Haeupler en Muer 2OO7). Paddenstoelen ln het Norgerholt zijn circa 100 paddenstoelsoorten gevonden, waaronder twee rode lijstsoorten: de valse wolvezelkop (lnocybe longicystis) en de kostgangerboleet (Botetus parasiticus). De meest voorkomende soorten zijn soorten die groeien op dood hout en bladstrooisel. Zij profiteren van de toename van staand en liggend dood hout en de omvang en hoge ouderdom van de aanwezige eiken. Door de ophoping van stikstofrijk strooisel is het aantal soorten dat mycorrhiza's vormt met bomen en struiken klein (Veerkamp 2001).ln het Norgerholt ligt een meetpunt van het landelijke Paddestoelenmeetnet van de Nederlandse Mycologische Vereniging (Koelewijn 2003). Broedvogels ln 1984, 1986 (van Os), 1993 (Colpa e.a.)en 1995 (Prins) zijn de broedvogels in het Norgerholt ge'inventariseerd. Vanaf 2001 worden de broedvogels jaarlijks gemonitord volgens de BMp-methode van SOVON (Meijers 2001 t/m 2011).ln het Norgerholt zijn in totaal 75 broedvogelsoorten vastgesteld,
waarvan een deel alleen bij het ven aan de noordzijde. Karakteristieke, regelmatig aanwezige, soorten zijn: houtsnip, bosuil, groene specht, zwarle specht, grote bonte specht, kleine bonte specht, gekraagde roodstaart, grote lijster, fluiter, bonte vliegenvanger, matkop, boomklever en appelvink (kaart B en bijlage
5). Zoogdieren Tijdens de broedvogelinventarisaties worden regelmatig reeën, hazen, eekhoorns en egels waargenomen. Verder zijn er waarnemingen van vos, konijn, bunzing en boommarter (Meijers 2001 tlm 2011). De begrazing door reeën heeft duidelijk invloed op de bosontwikkeling (Broekmeyer e.a. 1gg6).
12
Het Norgerholt is zeer geschikt als verblijfplaats voor boombewonende soorten vleermuizen als gewone grootoorvleermuis, ruige dwergvleermuis, franjestaart, baardvleermuis en rosse vleermuis (Colpa e.a. 1993, den Bakker 1995, Vleermuiswerkgroep Drenthe). Padden Het Norgerholt herbergt een populatie van de gewone pad (Bufo bufo). Deze gebruikt het ven ten westen van het bos als paaiplaats. Het ven binnen het Natura 2000 gebied is waarschijnlijk te zuur. Om verkeersslachtoffers onder de padden te voorkomen zijn onder de Hoofdweg enkele paddentunnels met schotten aangelegd (kaart 9). Over het effect van deze paddentunnels zijn, voor zover bekend, geen gegevens gepubl iceerd.
2.6
Overzicht beleid en beheer
Ruimtelijke ordening
Als productiebos is het Norgerholt al in een ver verleden volgens de regels van het Drents landrecht beschermd door de boermarken (Gerding e.a. 2003). Vanaf halverwege de 20' eeuw is het ook beschermd middels landelijke en provinciale regelgeving en opgenomen als waardevol bos in streekplannen en bestemmingsplannen. ln 1987 besloot de toenmalige Minister van Landbouw tot de instelling van Rijks bosreservaten. Na aanwijzing van dergelijke reservaten in bossen van Staatsbosbeheer werd deze status ook aan enkele bossen van particuliere terreinbeherende instanties toegekend. Eén daarvan was het Norgerholt (Broekmeyer 1995, Ministerie van LNV 1999, Bijlsma 2008). Als voorbeeld van een karakteristieke inheemse bosgemeenschap kreeg het bos bovendien in 1997 het landelijke predicaat "A locatie bos" (den Ouden 1998). ln het streekplan Drenthe van 1990 en in de latere provinciale omgevingsplannen (1998 en 2004) heeft het Norgerholt de hoofdfunctie natuur en is het gehele Norger esdorpenlandschap opgenomen in zone 3, een zone waar landschappelijke waarden en landbouw nevengeschikt zijn. Ook in de Omgevingsvisie Drenthe (Provincie Drenthe 2010) is deze lijn voortgezet. Het Norgerholt zelf is onderdeel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en het landschap er omheen valt in het verwevingsgebied van cultuurhistorie, landschap, natuur en landbouw. Op de kernkwaliteitenkaart van de Omgevingsvisie Drenthe is te zien dat veel verschillende kernkwaliteiten samenkomen in het gebied van het Norgerholt. Het gaat om de kwaliteiten landschap, aardkundige waarden, archeologie, cultuurhistorie en natuur. De aanwijzing als Natura 2000-gebied is te beschouwen als een bevestiging van reeds eerder vastgestelde en beschermde waarden. Natuurbeheer Na de verwerving besloot Natuurmonumenten zich te richten op een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het Norgerholt. Deze keuze werd later door het Rijk ondersteund en erkend door de aanwijzing als bosreservaat. Al vanaf 1982 is het Norgerholt opgenomen in het onderzoeksprogramma naar de ontwikkeling in bosreservaten (Broekmeyer e.a. 1995, Bijlsma 2008). Over de inventarisatie in 2002 is nog geen rapportage uitgebracht. Het onderzoeksprogram m a volgens de bosreservaten methodiek bestaat uit een beschrijving van de karakteristieken en de bodemkundige gesteldheid en een basisprogramma met aandacht voor vegetatieontwikkeling, bosstructuur en bosdynamiek. Het basisprogramma kent 1O-jaarlijkse inventarisaties. Voor de monitoring is in het Norgerholt een 'ruitennet' van 50 m bij 50 m aangebracht (zie kaart 6). Op sommige van de hoekpunten zijn steekproefcirkels uitgezet met een oppervlak van 500 m2 (vierkantjes op de kaart). Hierin worden de vegetatie- en bosstructuur, inclusief de omvang van boomstammen en dood houtgemeten. Daarnaastworden in een'kernvlakte'van140 m bij70 m alle bomen ingemeten en
13
intensief gevolgd. ln deelplots van 10 m bij 10 m wordt de verjongíng gevolgd. Hiermee kunnen veranderingen in de kruidlaag en in het kronendak in samenhang worden geanalyseerd. Hierdoor komen de ruimtelijke dynamiek en interacties tussen soorten, zoals concurrentie, aan het licht. ln het Norgerholt is ook het humusprofiel in detail in kaart gebracht (Kemmers e.a. 1998). Dit geeft informatie over de wisselwerking tussen bodem, waterhuishouding, vegetatie, de voorraden koolstof en mineralen en de kansen voor vestiging en overleving van bosplanten. Tussen 19BB en 2001 zijn de paddenstoelen gemonitord in een centrale strook in de kernvlakte
(Veerkamp 2001). "Oerbos" ln de periode na aankoop door Natuurmonumenten is het Norgerholt aangeduid als één van de oudste bossen van Nederland. Het zou een soort "oerbos" zijn, vergelijkbaar met dergelijke bossen in Duitsland en Polen. De keuze voor een "niets doen" beheer is daar mede op gebaseerd. Uit het historisch onderzoek blijkt echter duidelijk dat het bos intensief in gebruik is geweest en dat de meeste bomen ooit zijn aangeplant. Het is dus eerder te beschouwen als één van de oudste cultuurbossen van Nederland (Pelinck 1980, Koomen 1989). Voortzetting van het vroegere, kleinschalige, beheer door de boermarke, is echter nooit een serieuze optie geweest. De keuze van Natuurmonumenten heeft het bos behoed voor rigoureuze ingrepen. Het is één van de eerste bossen waar een dergelijke keuze is gemaakt en waar onderzocht kan worden hoe een meer natuurlijke ontwikkeling in een Nederlands bos verloopt. Om de voordelen en het belang hiervan duidelijk te maken zal meer gerichte voorlichting gegeven moeten worden (Bijlsma 2008).
14
3.
Doelstelling, visie en confrontatie
3.1
Habitattype en kernopgave
Op Europees niveau is een groot aantal natuurtypen (habitats of habitattypen) en soorten beschreven, waarvan het voortbestaan bedreigd wordt. Aan de lidstaten van de Europese Unie is gevraagd om gebieden aan te wijzen waar die natuurtypen en soorten voorkomen en beschermd kunnen worden. Na de aanmelding van die gebieden in 2003 heeft het ministerie van LNV de te beschermen natuur (habitattypen en soorten) voor Nederland uitgewerkt. Een overzicht en korte beschrijving is gepubliceerd in het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV 2006a). Dit document geeft aan voor welke natuur Nederland een grote verantwoordelijkheid heeft in Europa en of het goed of slecht gaat met die natuur. De verschillende doelen zijn uitgebreider beschreven in Profielen-documenten per habitattype en soort. Per gebied zijn de doelen uitgewerkt in een Gebiedendocument. Het gebiedendocument Norgerholt (Ministerie van LNV 2006b) vormde de basis voor het ontwerp-aanwijzingsbesluit (Ministerie van LNV 2007).
Voor het Natura 2000-gebied Norgerholt is in het Aanwijzingsbesluit (Ministerie van EL&l 2010)slechts één habitattype aangewezen. Er zijn geen specifieke soorten aangewezen. Het habitattype is: H9'120 Beuken-eikenbossen met hulst of voluit: "Atlantische zuurminnende beukenbossen met ttex (=hulst) en soms ook laxus in de ondergroei (Q u e rc i o n ro bori - petrae ae of I I i ci- F ag e n io n)" Om richting te geven aan de uitwerking van de instandhoudingsdoelen zijn in het Natura 2000 doelendocument kernopgaven aangegeven die in beheerplannen moeten worden uitgewerkt. Het habitattype H9120 is opgenomen in kernopgave 6.14: "Uitbreiding tot substantiële oppervlakten Beuken-eikenbossen met hulst H9120 en het verbeteren van kwaliteit (o.a. boomsoortensamenstelling en leeftijdsopbouw van bomen)". Het relatieve belang van het habitattype H9120 binnen Europa wordt groot genoemd in verband met de ligging van ons land in het midden van het verspreidingsgebied. De landelijke staat van instandhouding is voor wat betreft verspreiding, oppervlakte en toekomstperspectief gunstig, voor wat betreft kwaliteit matig ongunstig (Ministerie van LNV 2009). Veruit het belangrijkste gebied voor dit habitattype is de Veluwe. Verder ligt het zwaartepunt van de verspreiding in Noord-Nederland. De relatieve bijdrage van het Norgerholt aan het oppervlak van het habitattype in Nederland is minder dan2o/o en is grotendeels van goede kwaliteit (Ministerie van LNV 2006b). ln het Aanwijzingsbesluit (Ministerie van EL&l 2010) is de volgende tabel opgenomen
Habitattype
aantal gebieden geselecteerd
Landelijke oppervlakte
Oppervlakte in Norgerholt
Selectie bij aanmelding
H9120
5
ca. 10.000 ha
(.2o/o)
ja
Als specifiek doel voor het Norgerholt wordt genoemd: Behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Met als toelichting: Norgerholt is één van de weinige Natura 2))}-gebieden met een bijzonder goede vorm van het habitattype beuken-eikenbossen met hulst. Het is één van de weinige gebieden met goede
bosrandbegroeiingen, toch is kwaliteitsverbetering mogelijk (herstet van de poputaties van b'rjzondere vormen van bosmuur - de "Norger bosmuur" - en bramen), zowel langs paden als langs de buitenrand
15
3.2
Beuken-eikenbossen met hulst
Kenmerken, verspreiding en samenhang ln het Profielen-document voor habitattype H9120 Beuken-eikenbossen met hulst (Ministerie van LNV 2009) staat beschreven dat het bossen betreft met meestal beuk in de boomlaag en hulst en/of taxus in de struiklaag. Het type neemt een tussenpositie in tussen enerzijds de Oude eikenbossen (Hg190) en anderzijds de Eiken-haagbeukenbossen (Hgl60). De bossen komen voor op moderpodzolgronden, lemige humuspodzolgronden, oude kleigronden of leemgronden. De bosgroeiplaats moet ouder zijn dan 160 jaar (referentie topografische kaarten van1B50), eventueel aangevuld met bosopstanden van
tenminste 100 jaar oud die daaraan grenzen. Als kensoort wordt genoemd het korstmos maleboskorst (Lecanactis abietina) en als constante soorten: hazelworm, dalkruíd, gewone salomonszegel, lelietje-van-dalen, witte klaverzuring, boomklever en zwarte specht. Zie verder ook bijlage 6. ln het Norgerholt komt een vorm van het bostype voor, die kenmerkend is voor een klein aantal oude bossen in Oost-Nederland en Noordwest-Duitsland (Westhoff en Barkman 1968, Storteldere.a.'19gg, Weeda e.a. 2005, Bijlsma e.a. 2009). ln deze bossen komen weinig beuken voor en in plaats daarvan vormen hulstbomen een 2" boomlaag van zo'n 15 meter hoog onder de oude zomereiken van omstreeks 20-25 meter. Omdat hulstbomen ook in de winter hun blad behouden, is de ondergroei zeer spaarzaam. Karakteristiek zijn enkele vochtminnende, schaduwverdragende bramen, mossen en korstmossen en dood hout verterende paddestoelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om sierlijke woudbraam (Rubus pedemontanus) , boomfranjemos (Ptilidium pulcherrimum), gewoon schriftmos (Graphis scrþfa) en fraa isteel m ycena (Myce n a i n cl i n ata) ( Provi nci e Drenthe 20 1 0a). Het gehele bos van het Norgerholt wordt gerekend tot het habitattype H9120 (Beuken-eikenbos met hulst). Het beslaat het gehele Natura 2000-gebied met uitzondering van het ven (de pingo-ruÏne) met naaste omgeving. Buiten de begrenzing komen nog enkele kleine bosrelicten voor die wellicht ook tot het type gerekend kunnen worden. Het dichtstbijzijnde wat grotere bos, dat aan de criteria voldoet is een deel van het Asserbos. Dit is echter niet aangemeld voor Natura 2000. Andere voorbeelden van het hulstrijke eikenbos in Drenthe zijn het Mantingerbos (wel Natura 2OOO-gebied), de kleinere bosjes Oeversebos bij Emmen en Hulzedink bij Drijber en een deel van de Zeijerstrubben. Oppervlakte en huidige kwaliteit Het habitattype Beuken-eikenbossen met hulst beslaat een oppervlak van circa 23 hectare, Daarnaast ligt er nog een ven binnen het Natura 2000 gebied. Dit ven behoort niet tot de instandhoudingsdoelen van het gebied. Het vroegere Telgenkamp, waar jonge eiken werden opgekweekt om later in het bos te worden uitgeplant, bestaat uit eiken en berken van ca. 60 jaar oud, heeft een bosbodem van tenminste 120 jaar oud en wordt daarom ook tot het habitattype gerekend. De veroudering van het bos leidt ertoe dat er veel strooiselophoping plaatsvindt en het bos zich verdicht. Er ziin enkele plekken, die door omwaaien of afsterven van oude bomen een meer open karakter hebben. Hier is vooral de struiklaag sterk ontwikkeld. Langs paden en randen is een goed ontwikkelde zoomvegetatie aanwezig. De hiervoor genoemde kensoort en de constante planten- en diersoorten komen in het bos voor. Door het ouder worden van het bos treden wel verschuivingen op. Lichtminnende soorten nemen wat af en soorten van dood hout nemen wat toe. Een bijzondere plantensoort in het Norgerholt is de bosmuur (Stetlaria nemorum). Deze soort is hier karakteristiek voor de randen van het bos langs wegen en paden en bepaalt mede de kwaliteit van het habitattype. Waarschijnlijk heeft het Norgerholt zoals bijna alle bos- en natuurgebieden in Nederland enigszins te lijden onder een te hoge stikstofdepostie. ln het bos zelf is het niet mogelijk om de eventuele effecten hiervan te onderscheiden van de effecten van veroudering. Wel komen er langs de randen van het bos
16
stikstofminnende plantensoorten voor zoals brandnetel, haagwinde en sommige grassen en bramen. Dit is een algemeen beeld van bosranden die grenzen aan intensief bemeste agrarische gronden. Samengevat is de huidige kwaliteit van het habitattype redelijk tot goed.
3.3
Kansen en knelpunten
Mogelijkheden voor behoud oppervlakte en verbetering kwatiteit Het huidige beheer van níetsdoen leidt via de natuurlijke successie tot een geleidelijke verbetering van de kwaliteit binnen het bos. Het omwaaien en/of afsterven van oude bomen leidt tot meer open plekken en licht in het bos. Uit de rapportage van Natuurmonumenten blijkt dat het beoogde habitattype meer afwijkt van de situatie voor de venrverving dan van de situatie zoals die zich nu ontwikkelt bij geen beheer. De eiken namen in aantal wat af, beuken manifesteren zich nadrukkelijker, maar worden niet dominant. Vanuit die optiek is er geen aanleiding het beheer te wijzigen. Wel is er door het huidige beheer sprake van veranderende kruidlaag. Het gaat daarbij om de locatie/situatie en de omvang. Waar vroeger veel open plekken ontstonden door kap en daarmee een korstondige massale toename van de kruidenlaag in de hand gewerkt werd, speelt dat tegenwoordig veel minder. De specifieke kruidenvegetatie manifesteert zich nu alleen nog langs randen en op spontaan openvallende plekken. Het gerichte, tamelijk extensieve beheer van bosranden, wegbermen en paden draagt zodoende bij aan de biodiversiteit en aan de aantrekkelijkheid van het esdorpenlandschap voor wandelaars. De conclusie is dat het huidige "niets doen" beheer door Natuurmonumenten geen bedreiging vormt voor de instandhouding van het bos en leidt tot een verdere natuurlijke ontwikkeling van het habitattype. De bescheiden oppervlakte en de doorsnijding van het bos door wegen en paden beperken de mogelijkheden voor een ongestoorde, natuurlijke bosontwikkeling. Dit wordt als onvermijdelijk aanvaard. ln het aanwijzingsbesluit is geen doel "uitbreiding oppervlakte" opgenomen ondanks dat dit in de kernopgave staat. De huidige grenzen van het Norgerholt zijn al heel oud en zijn onderdeel van de hoge cultuurhistorische waarde van de omgeving. Er liggen binnen of tegen het Natura 2000-gebied geen gronden die zich lenen voor uitbreiding van het bos. Het behoud van de huidige oppervlakte is goed geborgd in het kader van de ruimtelijke ordening. Het langs wegen en paden noodzakelijke onderhoudsbeheer draagt bij aan de kwaliteit van de zoomvegetaties en de karakteristieke, kruidenrijke ondergroei, die kenmerkend is voor de meer halfnatuurlijke vormen van het beuken-eikenbos. Grondverwerving door Natuurmonumenten en/of op de natuurwaarden gericht particulier beheer aan de randen van het bos is wenselijk om de zoomvegetaties meer ruimte te geven en de directe bemestingsinvloed vanuit de aanliggende landbouwgronden te verminderen. Hierdoor kan de kwaliteit van het bos als geheel verbeterd worden. Grootste knelpunt voor de verbetering van de kwaliteit is de te hoge stikstofdepositie. Verdere verbetering van kwaliteit is vooral afhankelijk van het terugdringen van de stikstofdepostie. Het ven heeft weliswaar het natuurbeheertype "zuur ven" (Provincie Drenthe 2010c), maar het voldoet niet aan de criteria voor het habitattype H3160 Zure vennen. De veruvachting is dat de kwaliteit gedurende de eerste beheerplanperiode niet zodanig zal verbeteren dat het wel aan de criteria zal voldoen.
Ecologische vereisten (Ministerie van LNV 2009) voor habitattype H9120: Optimale functionele omvang: vanaf enkele tientallen hectares. Structuur: aanwezigheid van enerzijds open plekken en bosranden en anderzijds oude levende en dode dikke bomen of oude hakhoutstoven.
-
17
Bodem: voedselarme tot licht voedselrijke zand- en leemgronden, die vochtig tot droog en zuur tot matig zuur zijn, met een humusrijk profiel, kenmerkend voor oude bosbodems. Waterhuishouding: er is in de regel geen invloed van het diepe grondwater of van zout en er vindt geen overstroming plaats. Kritische depositiewaarde stikstof: 20 kg N ha/jr of 1.400 mol N/ha/jr. Het bos is hierdoor geclassificeerd als "gevoelig" voor stikstof.
3.4
Visie op de ontwikkeling van het gebied
Het Norgerholt is voor zover de historie is na te gaan, al eeuwenlang een gebruiksbos voor de landbouw en voor de bewoners van de omringende dorpen. Er werden regelmatig bomen, eikels en soms ook strooisel geoogst. lncidenteel vonden er openbare houtverkopingen plaats. Open plekken werden ingeplant en zomereik werd bevorderd boven andere boomvormers. Om in voldoende plantgoed te voorzien, was een deel van het bos in gebruik als plantage. Door deze activiteiten was er zowel in de gelaagdheid van de vegetatie, als in de bodemopbouw een zekere dynamiek. Veranderingen in de landbouw maakten het Norgerholt in de loop van de twintigste eeuw overbodig voor het agrarische systeem. Het bos kreeg, maatschappelijk gezien, een andere functie: het werd een bos met hoofdzakelijk een natuurdoelstelling.
Vanaf 1962 is door Natuurmonumenten gekozen voor een ongestoorde ontwikkeling tot een meer natuurlijk bos. Door deze omslag in gebruik en beheer is het karakter van het bos gewijzigd. De wijzigingen hangen vooral samen met het gewenste natuurlijke proces van successie (opeenvolging van stadia en soorten) en veroudering. Volgens sommige deskundigen is het stadium met hulst het laatste en dus meest natuurlijke stadium in de ontwikkeling van het Beuken-Eikenbos (Fago-Quercetum), samenvallend met de aftakeling van de oudste eiken- en beukenbomen (Koop 1981, Londo 1g91). De ontwikkeling van ruigtesoorten zoals brandnetel, ridderzuring en bepaalde bramensoorten langs de randen van het bos geeft echter aan dat in de veranderingen ook de neerslag van bemestende stoffen vanuit de lucht een rol zou kunnen spelen. De keuze voor een ongestoorde ontwikkeling is een keuze voor de lange termijn. De omlooptijd (kieming, groei, bloei, vruchtzetting en afsterven) van de belangrijkste boomsoorten is enkele honderden jaren. Een evenwichtig bos-ecosysteem vergt mogelijk wel duizend jaar om tot volledige ontwikkeling te komen. Over hoe dat in zijn werk gaat is nog maar weinig bekend. Om dat te onderzoeken zijn de zogenaamde bosreservaten ingesteld (zie paragraaf 2.6). Wel is duidelijk dat het Norgerholt te klein is voor een compleet bos-ecosysteem of natuurlijk boslandschap. Het zal onderdeel blijven van het sterk door menselijk gebruik bepaalde, cultuurhistorisch waardevolle, esdorpenlandschap.
ln Europees verband is het Norgerholt van groot belang, onder meer vanwege de karakteristieke, enigszins afwijkende vorm van het habitattype Hg'l 20. De inmiddels meer dan SO-jarige ongestoorde ontwikkeling voegt daar nog extra betekenis aan toe. Dat neemt echter niet weg dat het bos ook belangrijk is voor bewoners in de omgeving en bijdraagt aan de biodiversiteit van het cultuurlandschap waar het deel van uitmaakt. Het idee van een "oerbos" trekt toeristen aan, maar die moeten het wel kunnen beleven en eryaren. De huidige wegen en paden bieden daarvoor voldoende mogelijkheden. Bijvoortzetting van het huidige beheer kan het Natura 2000-gebied zich verder ontwikkelen als een gevarieerd, grotendeels natuurlijk bos, waarvan omwonenden, natuurliefhebbers en toeristen kunnen genieten.
1B
4.
Bestaand gebruik en effecten
4.1
Aardkunde,archeologieencultuurhistorie
Bij beheer en inrichting van het Norgerholt moet, behalve met de natuurwaarden, ook rekening worden gehouden met behoud van de aanwezige aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden.
Aardkundige waarden Het Norgerholt is onderdeel van het Plateau van Norg. Dit wordt gekenmerkt door landschappelijk open essen op een keileemrug met dekzand, waarin reliëf aanwezig is en waar verschillende laagtes, onder meer in de vorm van pingo-ruïnes voorkomen. Het bos zelf heeft door de eeuwenoude bosbegroeiing een goed ontwikkeld moderpodzol-profiel. Op de provinciale kaart van aardkundige waarden (Provincie Drenthe 2008) is het gebied vermeld onder nr. 334: Oosterveld/Mandeveld - Essen van Norg. Archeologie Het Norger esdorpenlandschap kent een rijk bodemarchief met tal van archeologische vondsten vanaf de Oude Steentijd. Volgens de lndicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) geldt hier een hoge tot middelhoge trefkans op de aanwezigheid van archeologische waarden. ln het Norgerholt liggen drie archeologische monumenten: de drie grafheuvels in de Telgenkamp, ten zuidwesten van het ven. Deze grafheuvels stammen uit de Bronstijd (2000-800 voor Christus). Ten westen hiervan, net buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied, zijn sporen gevonden van een nederzetting uit de Midden-Steentijd (Mesolithicum, ca. 4900 voor Christus) [kaart 11]. Cultuurhistorie Het Norgerholt en haar omgeving is een cultuurhistorisch waardevol gebied. De contouren van het bos zijn al eeuwen oud (zie de Topografische kaarten, kaarten 4.1 tlm 4.4). Het Norger esdorpenlandschap is onderdeel van de Cultuurhistorische hoofdstructuur (CHS) van Drenthe (Provincie Drenthe 2009). Om cultuurhistorische redenen is er voor gekozen om het bos niet uit te breiden op de esgronden in de omgeving.
4.2
Ruimtelijke ordening, landschap en beheer
Zoals is beschreven in hoofdstuk 2, heeft het Norgerholt aljarenlang een beschermde status in het landelijke, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke ordeningsbeleid. Ook in de Omgevingsvisie Drenthe is deze lijn voortgezet. Het is een ecologisch, cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol gebied van provinciaal belang. Veranderingen in het landschap dienen zorgvuldig te worden afgewogen en ingepast en vergen instemming van de provincie (Provincie Drenthe 2010b). ln het Bestemmingsplan Buitengebied (voorontwerp) van de gemeente Noordenveld is het Norgerholt bestemd als natuur met als dubbelbestemming Waarde-Natuur-2. Deze waarde detaílleert de natuurfunctie wat betreft het Natura 2000-habitattype, de natuur- en landschappelijke waarden en dagrecreatie. Voor een deel van het Norgerholt geldt de Waarde-Archeologie als dubbelbestemming. Voor de omliggende gronden geldt hoofdzakelijk de bestemming Agrarisch-2, wat staat voor een multifunctionele agrarische bestemming waarbinnen ecologische en landschappelijke waarden belangrijk zijn (Gemeente Noordenveld 2009). Het Norgerholt is opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS, Ministerie van VROM e.a.2OO7). Dit heeft een tweeledig doel. Enerzijds versterkt het de planologische bescherming en anderzijds is het een basis voor toepassing van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). ln het provinciale Natuurbeheerplan is vastgelegd voor welk beheertype volgens deze regeling een beheersubsidie wordt
19
verstrekt. Wat betreft het bos in het Natura 2000-gebied Norgerholt gaat het om het beheertype N15.02 (Eiken-, dennen- of beukenbos). Dit sluit aan bij de instandhoudingsdoelstelling voor Natura 2000. Voor het ven aan de noordzijde is het beheertype N06.06 (zuur ven of hoogveen-ven). Op de kaart met Begrensde gebieden zijn de landbouwgronden op de essen rondom het Natura 2000-gebied aangewezen als Agrarisch Natuurgebied Ruime Jas met beheertype AO2.O2: botanisch waardevol akkerland. Landbouwers, die op agrarische percelen natuurwaarden van akkers willen ontwikkelen kunnen hiervoor een subsidie aanvragen op basis van drie beheerpakketten (Provincie Drenthe 2O1Oc). Momenteel zijn er enkele percelen waar botanisch akkerbeheer plaatsvindt. Aangezien het natuurbeheer binnen het gebied Norgerholt in de planperiode gericht blijft op handhaving van de bestaande situatie (in ieder geval geen verdergaande verdroging) is geen sprake van intensivering van het bestaande beleid vanuit natuurbehoud. Om die reden worden als gevolg van de vaststelling van dit beheerplan geen nadelige gevolgen voor andere gebruiksfuncties in de omgeving van het gebied Norgerholt verwacht".
4.3
Waterhuishouding
Over het Natura 2000-gebied Norgerholt is voor het Waterschap Noorderzijlvest een Achtergronddocument Water opgesteld (Schunselaar en Kersten 2010). Het habitattype is in beginsel niet afhankelijk van het diepe grondwater. Regionaal gezien ligt het Norgerholt in een infiltratiegebied. Er zijn echter aanzienlijke verschillen in hoogteligging en bodemtypen. Hierdoor zijn er binnen het bos verschillen in invloed van het freatische (ondiepe) grondwater. De diepteligging en dikte van de (slechtdoorlatende) keileemlaag speelt hierin een belangrijke rol. Zowel in het bos als in de omgeving liggen alleen ondiepe greppels, die bij hoge neerslag een drainerende werking hebben. Dezewiize van drainage is naarschatting al heeloud (ten minste 1S0 jaar) en heeft geen negatieve effecten op de huidige kwaliteit van het habitattype. Een diepere ontwatering van het bos of de directe omgeving kan echter wel nadelige gevolgen hebben voor de instandhouding. Dit speelt vooral aan de westzijde, waar de afwatering plaatsvindt in de richting van het beekdal van de Slokkert. Wijzigingen in de waterhuishouding aan deze zijde van het Natura 2000-gebied moeten daarom op mogelijke effecten worden Eetoetst.
4.4
Landbouw (ammoniak en veehouderij)
Het Norgerholt is omgeven door landbouwgronden. Alleen aan de noordzijde zijn enkele percelen door Natuurmonumenten verworven als bufferzone tussen het bos en het agrarisch gebruik. Landbouwbedrijven in de naaste omgeving liggen in de kernen Norg, Zuidvelde en Westervelde en langs de wegen in het buitengebied. Er is in hoofdzaak sprake van grondgebonden agrarische bedrijvigheid. Op wat ruimere afstand liggen wel bedrijven met intensieve veehouderij of een intensieve tak. Het in het Natura 2000-gebied te beschermen habitattype H9120 (Beuken-eikenbossen met hulst) is gevoelig voor de neerslag van stikstofverbindingen. De kritische depositiewaarde stikstof voor het habitattype H9120 bedraagt 1400 mol N/ha/jr (van Dobben en van Hinsberg 2008). De stikstofbetasting op het Norgerholt is in het grootste deel minder dan de kritische depositiewaarde (berekeningen Aerius 1 .4, situatie 2010). Alleen aan de noordkant van het Norgerholt is sprake van een overbelasting (1700 mol N/haljr).
4.5
Recreatie en toerisme
Het Norgerholt is onder gebruikelijke toegangsregels opengesteld voor recreatie. ln en rondom het bos zijn enkele paden aanwezig waar wandelaars en fietsers gebruik van kunnen maken. Aan de oostrand van het Norgerholt ligt een café-restaurant, dat als uitvalsbasis dient voor wandelingen en excursies
(kaart 13).
20
Aangrenzend aan het Norgerholt is geen verblijfsrecreatie aanwezig. ln Norg en Westervelde liggen enkele campings, hotels en zijn kamerverhuurders actief. Voor toeristen is het Norgerholt een karakteristiek en opvallend onderdeel van het Norger esdorperlandschap. De gebruikers van het terrein klagen af en toe over rommel langs de wegen en het rijden met crossmotoren over de wegen en paden. Volgens de toegangsregels van Natuurmonumenten is gemotoriseerd verkeer (waaronder motorcrossen) buiten de openbare wegen niet toegestaan. Het Boersma's pad is formeel niet openbaar (alleen recht van overpad), dus daar is motorcrossen ook verboden. Handhaving van de toegangsregels is in dit opzicht een probleem en is een aandachtspunt voor de beheerder en andere toezichthouders. De terreinbeheerder zal hier extra aandacht aan besteden. De zandweg aan de zuidwestzijde van het bos bleek kadastraal voor een deel geen eigendom van Natuurmonumenten. De afrastering is nu op de formele grens aangebracht, waardoor er geen verkeer meer mogelijk is. Het bos is hierdoor aan deze zijde rustiger geworden.
4.6
Wonen, infrastructuur en verkeer
Langs de (noord)oostrand van het Norgerholt liggen enkele woningen en het eerder genoemde restaurant (kaart 13). Deze zijn, met uitzondering van één woning, van het Norgerholt gescheiden door de Asserstraat en een fietspad. Vanuit deze woningen is het effect op het bos waarschijnlijk marginaal. ln de directe omgeving van het Natura 2000-gebied Norgerholt liggen de dorpen: . Norg op circa 500 meter ten noorden van het Norgerholt
¡ o
Westervelde op circa 200 meter ten westen van het Norgerholt Zuidvelde op circa 500 meter ten zuiden van het Norgerholt Deze woonkernen leveren een groot deel van de wandelaars in het gebied, zoals hierboven beschreven in paragraaf 4.5. Door het Norgerholt lopen twee doorgaande, verharde verkeerswegen: . De Asserstraat, provinciale weg N373, van Norg naar Zuidvelde, die het bos aan de oostzijde aansnijdt.
¡
De Hoofdweg, een gemeentelijke weg van Norg naar Westervelde, die dwars door het bos loopt
De Asserstraat is een matig drukke B0 km-weg, met een snelheidsbeperking tot 60 km bij het kruispunt
met de Hoofdweg en de inrit van het restaurant. Aan de oostzijde van de weg ligt een fietspad dat deels buiten het bos is geleid met een eigen verlichting. De verharding van weg en fietspad is van asfalt en er wordt door de provincie in de winter regelmatig met zout of pekel gestrooid voor gladheidsbestrijding. De bermen worden tweemaal per jaar gemaaid; bij de eerste maaibeurt wordt het maaisel afgevoerd. De Hoofdweg is minder druk, met een snelheidsbeperking tot 60 km. Bij de laatste reconstructie is vanuit cultuurhistorische overwegingen gekozen voor klinkerverharding en een enigszins bolle ligging. De gladheidsbestrijding met zout of pekel is wat minder intensief dan op de Asserstraat. De bermen worden tweemaal per jaar gemaaid, éénmaal tot een meter uit de weg in het voorjaar en éénmaal de volledige berm in het najaar. Het maaisel wordt niet afgevoerd. Het Boersma's pad dat loopt van de Hoofdweg, door het bos, naar de landbouwgronden aan de noordzijde, kent recht van overpad voor de desbetreffende agrariërs. Het gebruik door grote landbouwmachines leidt soms tot beschadiging van het pad en de begroeiing langs de bermen. Een lichte verstoring van de vegetatie en de bodem lijkt gunstig voor de bijzondere plantensoort bosmuur (Stellaria nemorum, zie paragraaf 2.5). Het verkeer heeft ook een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Uit globale berekeningen van stikstofemissies en -deposities blijkt dat aard en omvang van het verkeer over de N373 niet zodanig zijn datze een significante toename veroorzaken ten opzichte van de achtergronddepostie. Verkeer in het algemeen levert wel een belangrijke bijdrage aan de landelijk berekende achtergronddepositie van
21
stikstof. Verwacht wordt dat op landelijk niveau de normen voor de uitstoot van verbrandingsgassen verder worden aangescherpt, wat zal doorwerken in de achtergronddepostie en dus ook in de locale situatie.
22
4.7
Wildbeheer
Volgens informatie van Natuurmonumenten, de plaatselijke Wild Beheer Eenheid en de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging wordt in het Norgerholt niet gejaagd, tenzij dit noodzakelijk is ter bestrijding van schade of met het oog op verkeersveiligheid. Rondom het gebied wordt (in het jachtseizoen)wel gejaagd.
4.8
Luchtvaart
Luchtvaart kan worden onderverdeeld in grote en kleine luchtvaart. Grote tuchtvaarf vindt niet plaats nabij het Norgerholt. Wel is er een aanvliegroute naar het vliegveld bij Eelde en worden er vandaar uit lesvluchten uitgevoerd. Kleine luchtvaart en luchtballonvaarten vinden plaats boven het gebied en in de directe omgeving. Omdat het gaat om een bosgebied, is de verstoring door Iuchtvaartactiviteiten beperkt. De provinciale beleidsnota Luchtvaart (Provincie Drenthe 2010d) sluit nieuwe luchtvaartactiviteiten uit boven Natura 2000-gebieden, tenzij er sprake is van een groot maatschappelijk belang.
4.9
Overige activiteiten
ln de nabije omgeving van het Natura 2000-gebied vinden geen industriëte activiteiten plaats. Binnen de direct omliggende kernen zijn alleen lichte bedrijven gevestigd. De uitstoot van verontreinigende stoffen door bedrijven in de wijdere omgeving is, voor zover bekend, niet significant nadelig voor de instandhoud ingsdoelstell ing. ln en rond het gebied is geen sprake van militaire activiteiten.
23
5.
Realisatieinstandhoudingsdoelenenmaatregelen
5,1
Organisatie en communicatie
Beheercommissie De verantwoordelijkheid voor een juist beheer van het bos ligt primair bij de terreineigenaar: Natuurmonumenten. Voor een zorgvuldig beheer van de bermen langs de wegen die het bos doorsnijden zijn de wegbeheerders van provincie en gemeente verantwoordelijk. Op sommige plaatsen grenzen gronden van landbouwbedrijven en woningen direct aan het bos. Na vaststelling van dit beheerplan Natura 2000 voor de 1" beheerplanperiode (2012-2017) wordt door de Provincie Drenthe in beginsel een beheercommissie ingesteld. Hierin zullen de Vereniging Natuurmonumenten, het waterschap Noorderzijlvest,de gemeente Noordenveld en de provincie plaatsnemen. Gelet op de beperkte problematiekzal de beheerscommissie weinig frequent bijeen komen. Gedacht wordt aan ongeveer een keer per jaar. Communicatie Vóór de definitieve vaststelling van dit beheerplan is een openbare informatiebijeenkomst georganiseerd (27 april 2011) voor alle betrokkenen en geïnteresseerden. Naar aanleiding hiervan is over de kwaliteiten en het beheer van het gebied gepubliceerd in de locale pers. lnformatie voor bezoekers wordt op de gebruikelijke wijze verstrekt door de terreineigenaar. lndien daar aanleiding voor is, zal vóór het begin van de 2e beheerplanperiode (in 2017) opnieuw een informatiebijeenkomst worden gehouden.
5.2
Beheer
Het beheer van het Natura 2000-gebied Norgerholt wordt uitgevoerd door Natuurmonumenten als gecertificeerde natuurbeheerder in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL). Het achterwege blijven van actief bosbeheer van de afgelopen jaren blijft uitgangspunt voor behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van het aangewezen habitattype (H9120: Beuken-eikenbossen met hulst). ln de randen van het bos en langs wegen en paden zijn tot 5 meter vanaf de rand kleinschalige ingrepen toegestaan in verband met eventuele overlast en veiligheid voor landbouwers en bezoekers. Verbetering en afstemming van het beheer van wegbermen en bosranden zal worden nagestreefd via de in te stellen beheercommissie en via directe contacten met de desbetreffende grondeigenaren. lndien de langjarige monitoring daar aanleiding voor geeft, kan voor de 2" beheerplanperiode overwogen worden of aanpassing van het beheer nodig is.
5.3
Vergunningverleningenhandhaving
Het doel van vergunningverlening en handhaving is het realiseren van het instandhoudingsdoel voor het Norgerholt. ln paragraaf 3.3 is onder kansen en knelpunten aangegeven wat de randvoorwaarden zijn voor een positieve ontwikkeling van het Habitattype, Daarbij zijn de randvoorwaarden van oppervlakte en bodemgesteldheid in het Norgerholt in orde. Vergunningverlening Binnen het qebied gelden de gebruikelijke toegangsregels van de terreinbeheerder (wandelen en fietsen op wegen en paden toegestaan). De maximumsnelheid op de doorgaande verharde wegen is 60-80 km/uur. Activiteiten die de kwaliteit van het bos aantasten zijn niet toegestaan. Bij twijfel dient de Provincie te worden geraadpleegd of een vergunningprocedure noodzakelijk is.
24
Buiten het oebied geldt primair de bestaande wet- en regelinggeving op het gebied van ruimtelijke ordening, water en milieu. Bij vergunningverlening door de desbetreffende overheden wordt tevens beoordeeld of een vergunning in het kader van de NB-wet noodzakelijk is.
Voor het hvdroloqisch bescherminosqebied (kaart 14) geldt dat diepe drainage en beregening uit grondwater vergunningplichtig is onder de NB wet, bevoegd gezag is de provincie. Het voorstel van provincie en waterschappen is die activiteien ter zijnder tijd vrij te stellen van van de vergunningplicht als ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. De voonvaarden waaronder de activiteiten vrijgesteld kunnen worden, worden dan opgenomen in de Keur van het waterschap Noorderzijlvest Zolang hiervoor nog geen regeling is opgenomen in de Keur van het Waterschap Noorderzijlvest, blijven deze activiteiten vergunninplichting onder de NB wet NB wet Voor een uitbreidinq of vestioinq van landbouwbedriiven, die kan leiden tot een toename van de depositie van stikstofverbindingen in het Natura 2000 gebied is een NB-wetvergunning vereist (zie paragraaf 4.4), de provincie is bevoegd gezag. Handhaving Voor de biodiversiteit is van belang dat er variatie is in structuur; open plekken, bosranden en oude levende en dode dikke bomen. Het beheer moet daarop beoordeeld worden. De effecten van beheer zijn echter pas op langere termijn zichtbaar, waardoor handhaving/controle eens per beheerplanperiode volstaat. lndien nodig vindt bijstelling in het volgende beheerplan plaats. Om de effecten van grondwaterwinning en drainage te kunnen beoordelen, worden er door de provincie in 2012 2 exlra peilbuizen geplaatst Daarnaast is stikstof de grootste bedreiging voor de ontwikkeling van het Habitattype. Via controle op milieuvergunningen moet gehandhaafd worden op maximaal toegestane veestapel, regels t.a.v. uitrijden van mest en uitvoering van het generieke maatregelenpakket voor de landbouw. Recreatie vormt geen directe bedreiging. Normale handhaving van regels in natuurgebieden volstaat hiervoor.
5.4
Sociaal economische paragraaf De natuur in Norgerholt bestaat ondanks, maar ook dankzij de menselijke activiteiten (hakhout). Daarbij is Norgerholt een relatief rustig gebied. Het gebied is uitloopgebied voor bewoners uit de dorpen in de directe omgeving van Norgerholt en voldoet in de behoefte aan natuurbeleving en kleinschalige recreatie. Het levert een bijdrage aan het toeristische product in samenhang met omliggende dorpen, landgoed huis te Westervelde en het Norger esdorpenlandschap. Be staa nd e activiteiten
De gevolgen van de maatregelen die geformuleerd zijn voor Norgerholt zijn beperkt voor de gebruikers (met name de bewoners, recreanten en agrariers): het bestaand gebruik (peildatum 31 maart 2010) kan gewoon doorgang vinden. Wanneer het bestaand gebruik in betekenende mate verandert (anders dan op grond van dit beheerplan op voorhand is vrijgesteld) moet dit gemeld worden aan de provincie om te bezien of een vergunning noodzakelíjk is. Dit geldt zowel voor bestaand gebruik binnen de begrenzing als voor bestaand gebruik buiten de begrenzing dat mogelijk een schadelijk effect zou kunnen hebben op de natuurdoelen in Norgerholt. Waterhuishouding Aan de westzijde wordt een hydrologische beschermingszone aangegeven (kaart 14). Vervanging van al aanwezige drainage op hetzelfde niveau is vrijgesteld van vergunningverlening.
25
De provincie wil de goedkeuring voor eenvoudige ingrepen die zeker geen significant negatieve effecten hebben, te zijner tijd neerleggen bij de waterschappen als er overeenstemming is tussen waterschap en provincie over de beoordeling van deze ingrepen binnen de hydrologische beschermingszone. Deze eenvoudige ingrepen worden daarmee vrijgesteld onder voorwaarden die vastgelgd kunnen worden in de Keur van het waterschap. Zolang het waterschap Noorderzijlvest en de provincie bovengenoemde werkwijze niet hebben vastgelegd, zijn de genoemde ingrepen nog vergunningplichtig onder de NB wet.
Landbouw Op grond van de kritische depositiewaarde is vastgesteld dat op lange termijn bij de huidige (berekende) depositie en de gemiddelde verwachting van de daling, de instandhouding van het habitattype niet in gevaar komt. Er wordt nu van uitgegaan dat met generieke maatregelen de noodzakelijke afname te bereiken is. Vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreíding van bestaande bedrijven in de omgeving van het Norgerholt kan leiden tot een hogere stikstofdepositie op het habitattype. Omdat het midden en zuidelijk deel van het Norgerholt onder de kritische depositiewaarde blijft en door generieke maatregelen de achtergronddepositie daalt, wordt verwacht dat de bestaande agrarische bedrijven tot2,S% economische groei kunnen ontwikkelen, zonder specifieke extra stikstofbeperkende maatregelen ten behoeve van het habitatdoel in het Norgerholt te hoeven nemen. Uitbreiding en nieuwvestiging van landbouwbedrijven in een straal van 5 km rond Norgerholt zijn vergunningplichtig. Recreatie Grootschalige ontwikkelingen in de recreatiedruk en recreatieve bedrijvigheid worden in de omgeving van Norgerholt niet voorzien. De toegankelijkheid van Norgerholt is beperkt (tot een enkelwandel- en fietspadpad)en dit zal zo blijven. Wandelen en fietsen op wegen en paden is vrijgesteld van vergunningverlening. Wone n, werken, infrastructuur
De aantrekkelijkheid van de omgeving van het gebied voor wonen wordt door de aanwezigheid van het natuurgebied Norgerholt versterkt. Bestaand gebruik van wonen, werken en infrastructuur in en om Norgerholt vormen geen bedreiging voor de instandhoudingsdoelen. Voor snelheidsverhoging op doorgaande wegen door het Norgerholt en bestemmingsplanwijzigingen in Norg, Westervelde en Zuidvelde is een passende beoordeling nodig om te bepalen of er significant negatieve effecten op het Norgerholt te verwachten zijn. Bij vestiging van bedrijvigheid met stikstofuitstoot moet bepaald worden of er een significant effect is op het Norgerholt en zo ja, dan is deze activiteit vergunningplichtig. Wildbeheer Binnen de begrenzing van het Norgerholt wordt niet gejaagd. Jachtactiviteiten rond het Norgerholt hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen van het Norgerholt en zijn vrijgesteld.
Luchtvaart Bestaand gebruik in de luchtvaart heeft geen significant negatief effect op het Norgerholt. Baanverlenging Airport Groningen-Eelde heeft een toename van luchtverkeer tot gevolg , maar heeft geen significante effecten op het Norgerholt (bron NB-wet vergunning baanverlenging).
5.5
Monitoring en onderzoek
Vegetatie en bosontwikkel ing Voor een goede beheerevaluatie is het noodzakelijk dat de huidige wijze van monitoring van vegetatie en bosstructuur wordt voortgezet. Dit betreft in de eerste plaats het langjarig onderzoek in het kader van het
26
Programma Bosreservaten door de WUR-Alterra (Bijlsma 2008); zie de beschrijving in paragraaf 2.6. Bij de toegepaste frequentie van 1x per 10 jaar betekent dit dat er in 2012 weer een opname van de steekproefcirkels en de kernvlakte plaats moet vinden. Rapportage en voorlichting over de bevindingen is noodzakelijk vóór afloop van de 1" beheerplanperiode, uiterlijk in 2016. ln het gebied ligt één meetpunt van het Landelijk meetnet flora milieu- en natuurkwaliteit (LMF-MN) (zie paragraaf 2.5), onderdeel van het Netwerk ecologische monitoring (NEM). Dit punt ligt in het oostelijk deel van het bos, ten zuiden van de Hoofdweg en wordt door de provincie sinds 199g elke vier jaar opgenomen. Voor een betere dekking van de variatie in het bos, ook ten opzichte van de onderzochte kernvlakte, worden één of twee meetpunten aan de westzijde van het bos toegevoegd. Flora en fauna Met ingang van 2012 is in het kader van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL) het landelijk ontwikkelde systeem voor monitoring van de natuurkwaliteit van natuur- en beheertypen, zoals beschreven in de lndex Natuur en Landschap (EL&l 2012 a en b) van toepassing. Het habitattype Hg120 Beuken-eikenbossen met hulst valt onder het SNL-beheertype N15.02 Dennen- eiken- en beukenbos. Voor de beoordeling van de natuurkwaliteit van dit beheertype is per beleidscyclus monitoring van de structuur (1 keer per 12 jaar), flora en broedvogels (1 keer per 6 jaar) verplicht (zie bijlage 7). Alle kenmerkende plantensoorten en broedvogels voor habitattype H9120 vallen onder de kwalificerende soorten waarop de beoordeling van de biotische kwaliteit van het beheertype N1S.02 wordt gebaseerd. Mede voor de beide andere typische soorten, Maleboskorst en Hazelworm is herhaling en voorzetting van de huidige inventarisaties gewenst en deels noodzakelijk. Dat geldt ook voor de bramen die tijdens de eerste beheerplanperiode tenminste eenmaal moeten worden geÏnventariseerd. Sfrksfof Monitoring van de ontwikkelingen op het gebied van ammoniakemissies en stikstofdepositie. Dit betreft een onderzoek dat in het kader van de Programmatische aanpak stikstof (PAS) landelijk en bij alle Natura 2000-gebied en zal worden opgezet en waarbij de provincie als bevoegd gezag voor de vergunningverlening een belangrijke taak heeft. Grondwater Momenteel wordt de grondwaterstand door de provincie Drenthe regelmatig opgenomen door middel van een meetpunt met twee buizen, midden in het bos (punt 81241 745, Schunselaar en Kersten 2010). Deze monitoring geeft geen inzicht in de variatie van de schijngrondwaterspiegels in de natte, moerige gronden in het westelijk en zuidelijk deel van het bos. Om de mogelijke effecten van drainage in de hydrologische beschermingszone te kunnen beoordelen worden twee extra peilbuizen geplaatst; één aan de zuidkant en één aan de westkant van het Norgerholt. Deze meetpunten worden toegevoegd aan het meetnet verdroging Norgerholt van de provincie Drenthe. Bij ieder meetpunt wordt tevens de doorlatendheid van keileem (mits keileem aanwezig) gemeten. De combinatie van metingen (3 jaar) en de boorbeschrijvingen van de meetpunten geeft informatie over de hydrologische eigenschappen van de keileem. Rapportage
Vóór het einde van de 1e beheerplanperiode worden door de terreinbeheerder (SNL en overige monitoring vegetatie) en de provincie (gegevens stikstof, water) de gegevens van de diverse monitoringprojecten en onderzoeken gebundeld tot een rapportage over de ontwikkelingen in het gebied met betrekking tot instandhouding en kwaliteit van het aangewezen habitattype.
5.6
Kosten en financiering
De kosten van de overheid (provincie), die voortvloeien uit de wettelijke regelingen voor Natura 2000 bestaan vooral uít personele kosten, Het gaat dan om activiteiten rond eventuele vergunningverlening en voor organisatie van informatiebijeenkomsten, vergaderingen van de beheercommissie, rapportage en
27
aanpassing van het beheerplan Natura 2000 voor de 2e beheerplanperiode. Deze inzet is onderdeel van de reguliere werkzaam heden. De kosten van het beheer van het bos zijn voor rekening van de terreinbeheerder, die hiervoor subsidie kan ontvangen in het kader van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL). Voor het beheertype N15.02 (Eiken-, dennen- of beukenbos) is de vergoeding in 2012 vastgesteld op € 81,63 per hectare; voor 23 hectare bos is dit dus ca € 1.877,=. De overige oppervlakte, ca.2 hectare, is beheertype N06.06 (zuur ven of hoogveenven); de vergoeding hiervoor is in 2012 vastgesteld op € 66,41lha. Voor de monitoring is een bijdrage beschikbaar die vanaf 2012 onderdeel uitmaakt van de subsidievoorwaarden SNL. Voor het beheertype N15.02 gelden hiervoor als normkosten bij uitbesteding €.24,33 per ha voor flora, € 25,00 /ha voor broedvogels en voor structuur € 6,15/ha in het jaar van uitvoering. Het monitoringsprogramma voor bosreservaten van WUR-Alterra is tot nu toe volledig voor rekening van het Rijk. De kosten voor één meetronde met rapportage voor het Norgerholt worden geschat op ca. € 10.000,=. Het Landelijk meetnet flora milieu- en natuurkwaliteit (LMF-MN) was lot 2012 een gezamenlijk project van Rijk (Planbureau voor de Leefomgeving en CBS) en provincies. Vanaf 2012 is de rijksbijdrage in de kosten van dit meetnet door het PBL gehalveerd en onduidelijk is of EL&l de financiering vanaf 2013 zal overnemen. Het plaatsen van de peilbuizen en het opnemen van waterstanden loopt mee met de reguliere inspanningen van de provincie.
Tabel kosten Natura 2000 gebied voor 1" beheerplanperiode (voorlopige schatting) onderwerp omschrijving Bedrag (in frequentie Totaal (in €) beheer monitoring
via SNL (beheervergoed ing) natu urkwal iteit ( beheerder)
€) 2.000 p.m. (ca 1
6x 6x
12.000 7.500
250)
LMF-MN (provincie - PBL)
210
bosreservaten (Alterra - WUR)
10.000
1,5x + rapportage
1x+
400 10.000
rapportage
beleid provincie
grondwater (waterschap provincie) personele kosten voor
p.m
80 uur/jaar
p.m 6 jaar
480 uur
vergu nningverlening, voorlichting,
vergaderingen, aanpassen beheerplan
Dekking van de kosten Beheerkosten worden gedekt uit de beheervergoeding SNL. Monitoring van natuurkwaliteit behoort tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar, Natuurmonumenten, en valt in principe samen met de monitoringsverplichting vanuit de SNL-subsidie. ln de kosten voor inventarisatie van andere soortgroepen voor habitattype H9120, waaronder de bramen voorziet de SNL echter niet, Hiervoor zullen ander middelen moeten worden gevonden of zal een beroep moeten worden gedaan op deskundige vrijwilligers.
Opname van de meetpunten LMF-MN wordt althansltm 2012 deels gedekt door de aan de provincie verstrekte rijksbijdrage en deels uit de provineiale middelen voor monitoring. De finaneiering van het meetnet vanaf 2013 is onzeker. Onderzoek naar bosreservaten door Alterra behoort tot het Rijks onderzoeksprogramma. Wij gaan ervan uit dat het Rijk de kosten voor dit Alterra-onderzoek blijft dekken. Het pl¿atsen van twee peilÞuizen en monitoring van de grondwaterpeilen wordt uit de reguliere taken van de provincie Drenthe bekostigd. Personele kosten voor voorlichting, vergunningverlening en actualiseren beheerplan ten behoeve van de tweede beheerplanperiode valt binnen de reguliere kosten voor het ambtelijk apparaat van de provincie.
29
6.
Literatuur
Andreas, Che.H., 1956. Notes on Stellaria nemorum L. Acta Bot.Neerlandica 5 p. 145-156. Arnolds, E. in Werkgroep Florakartering Drenthe 1999. Atlas van de Drentse Flora. Schuyt en Co, Haarlem. Bakker, Henk den, 1995. Vleermuizen van Norgerholt en Tonckensbos, een oriënterend onderzoek. Stichting Vleermuisbureau in opdracht van Natuurmonumenten. Belle, F. van, 1985 (in den Ouden 1998). Terreinen rondom Norg; beheersplan 19B4Um 1993.
Natuurmonmenten,'s-Graveland. Bijlsma, R.J., 2004. Verbraming, oorzaken en ecologische plaats. DLN 10S-4. Bijlsma, R.J. 2008. Bosreservaten: koplopers in de natuurlijke ontwikkeling van het Nederlandse boslandschap. Alterra-rapport 1680, ISSN 1566-2197. Bijlsma, R.J., V. Westhoff en J.C. Smittenberg 1996. Norgerholt en Tonckensbos. ln: Excursieverslagen 1994, PKN, Wageningen. Bijlsma, R.J., J.A.M. Janssen, R. Haveman, R.W. de Waal & E.J. Weeda 2009. Natura 2000 habitattypen in Gelderland. Alterra-rapport 1 769. Wageningen. Bijlsma, R.J., J. den Ouden en H.N. Siebel2009. Oudeeikenbossen. DLN 110-2. Bijlsma, Rob en Henk Wessels 1986. Broedvogelinventarisatie Noordwest-Drenthe 1986. P.p.D. Drenthe, Assen. Broekmeyer, M.E.A., 1995: Bosreservaten in Nederland, IBN-rapport 133, ISSN. 0928-6888. Wageningen. Broekmeyer, M.E.A., A.P.P.M. Clerkx en H.G.J.M. Koop 1996. Bosdynamiek in het Norgerholt; tien jaar monitoring in een Hulst-Eikenbos. IBN-rapporl 2i0,Wageningen. Brunner, C.M. en R. Bruinsma. 2009. Bedrijven en Milieuzonering; Handreiking voor maatwerk in de gemeentel ijke ru imtelijke orden ingspraktijk. BügelHajem a 2009. Concept-beheerplan Natura 2000 Norgerholt, Assen. Buis, J. 1985 (in Koomen 1989 en den Ouden 1998). Historia Forestis. LH Wageningen en HES Uitgevers, Utrecht. Colpa, H., R. Offereins en A. Vorenkamp 1993. Broedvogelinventarisatie van het Norgerholt 1993 en tevens enkele vleermuiswaarnemingen. Vogelwerkgroep De Koperwiek, Assen. Dobben, H. van en A. van Hinsberg, 2008. Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en Natura 2000-gebieden. Alterra-rapport 1654, ISSN 1566-7197. Wageningen. Gemeente Noordenveld 2009. Voorontwerp Bestemmingsplan Buitengebied, Roden. Gerding, M.A.W., P. Brood, M. Hillenga en H. Nijkeuter (hoofdredactie) 2003. Encyclopedie van Drenthe. Van Gorcum. Assen. Haas-Lely, E. de, 2001. Mossen van het Norgerholt, maart-mei 1999 (in archief NM) Haeupler, H., en Th.Muer 2007. Bildatlas der Farn- und Blütenpflanzen Deutschlands. Verlag Eugen Ulmer KG, Stuttgart. Hessel, R., J. Kros en J.C.H. Voogd 2010. Stikstof depositie op Habitattypen binnen Drentse Natura 2000-gebieden; Onderbouwing beleidskader ammoniak Drenthe. Alterra-rapport 2038, ISSN I 566-71 97. Wageningen. EL&|,2012a. lndex Natuur en Landschap, Kwaliteitsklassen en monitoring van beheertypen. EL&|,2012b. lndex Natuur en Landschap. Natuurkwaliteit en monitoring. Toelichting bij het systeem van kwaliteitsklassen en handreiking bij de monitonng. IVN afdeling Norg 2008. lnformatie voor excursies in het Norgerholt en de Pelincktuin. Kemmers, R.H., P. Mekkink en R.W. de Waal 1998. De uitgangstoestand van bodemvariabelen in Norgerholt en Tongerense hei; basisprogramma bosreservaten. SC-DLO rapport 592, Wageningen. Koelewijn, C.J. 2003. Resultaten in 2001 en2002 van meetstrook226,4.564,0 in het Norgerholt (0a0)
i.h.k.v. Paddestoelenmeetnet Ned. Mycologische Vereniging (brief in archief NM).
30
Koomen, F. 1989. Het Norgerholt, historisch onderzoek naar het beheer van bossen en natuurterreinen. LUW, vakgroep Boshuishoudkunde. Wagenrngen. Koop, H., 1981 . Vegetatiestructuur en dynamiek van twee natuurlijke bossen: het Neuenburger en Hasbrucher Urwald. Verslagen van landbouwkundige onderzoekingen gO4. Pudoc, Wageningen Londo, G., 1991. Natuurbeheerin Nederland, deel4: Natuurtechnisch bosbeheer. Pudoc, Wageningen. Maes N.C.M., en C.J.A. Rövekamp C.J.A. 1997. Oorspronkelijk inheemse houtige gewassen in Drenthe, een onderzoek naar autochtone genenbronnen. Provincie Drenthe e.a. Assen. Makken, H, en G. Rutten 1985. De bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheid van het landinrichtingsgebied Roden-Norg. Stiboka rapport nr. 1T33,wageningen. Meijers, G.2001 Um 2010. Broedvogels van het Norgerholt. Jaarlijkse rapportage van inventarisatie volgens BMP-methode SOVON. Norg. Mekkink, P. 1999. De bodemgesteldheid van bosreservaten in Nederland, deel 32 Bosreservaat Norgerholt. SC-DLO rapport 98.32, Wageningen. Ministerie van EL&l 2010. Aanwijzingsbesluit Norgerholt met nota van toelichting. Den Haag. Ministerie van LNV 1999. Aanwijzing bosreservaat Norgerholt (brief in archief NM). Ministerie van LNV 2006a. Natura 2000 doelendocument. Den Haag. Ministerie van LNV 2006b. Natura 2000 gebied 22 Norgerholt (gebiedendocument). Den Haag. Ministerie van LNV 2007. Ontwerpbesluit Norgerholt, met nota van toelichting. Den Haag. Ministerie van LNV 2008. Quick scan bestaand gebruik & Natura 2000, Sectornotities. Steunpunt Natura 2000 in samenwerking met ARCADIS. Ministerie van LNV 2009. Profielendocument Habitattype H9120. Den Haag. Ministerie van LNV 2010. Het Voorlopig programma stikstof 28 juni 2010. Den Haag. Ministeries van VROM, LNV en V&W 2007: Nota Ruimte. Den Haag. Natuurmonumenten 1997. Norger Esdorpenlandschap, beheerplan 1997, beheervisie en documentatie. O&B nr.97-64, 's Graveland. Natuurmonumenten 2010. Feest in de bosrand. Natuurbehoud 41-3. 's Graveland. os, B.L.J. van 1985. Broedvogels Norgerholt (lijst, Natuurinfo prov. Drenthe) Os, B.L.J. van. ln: Bijlsma en Wessels 1986. p.p.D. Drenthe. Assen. Ouden, J.B. den, 1998. A-locatiebossen in Drenthe. IBN-rapport300, ISSN 0928-6888, Wageningen. PBL 2010. Concentratiekaarten voor grootschalige luchtverontreiniging in Nederland. Rapport s00088006. Pelinck, E. 1980. De Brul en het Norgerholt, Ned. Bosbouw Tijdschrift s2 (9). Prins, Gert A.H. 1995. Broedvogels Norgerholt en Tonckensbos 1gg5. Heerenveen. Provincie Drenthe 2008. Bodematlas, Aardkundig waardevolle gebieden (Provinciale kaart 1990), Assen. Provincie Drenthe 2009. Cultuurhistorisch Kompas, hoofdstructuur en beleidsvisie. Assen. Provincie Drenthe 2010a. Natuur in Drenthe, zicht op biodiversiteit, basisrapport. Assen. Provincie Drenthe 2010b. Omgevingsvisie Drenthe. Assen. Provincie Drenthe 2010c. Natuurbeheerplan Drenthe 201 1. Assen. Provincie Drenthe 2010d. Beleidsnota Luchtvaart. Assen. Schaminée, J.H.J. en J.A.M. Janssen 2009. Europese Natuur in Nederland. Hoog Nederland. KNNV, Zeist. Schilperoord, L. 1984. Broedvogels Norgerholt 1gB4 (archief NM). Schunselaar, S, en A. Kersten 2010. Achtergronddocument water Norgerholt, feitendocument t.b.v. N2000 ontwerp-beheerplan. Grontmij 301 597, Assen. Spek, Th. 2004. Het Drentse esdorpenlandschap, een historisch-geografische studie. Stichting Mathrijs, Utrecht. Steunpunt Natura 2000. 2008. Quick scan bestaand gebruik & Natura 2000,Sectornotities, in samenwerking met ARCADIS. Den Haag. Stortelder, A.H.F., J.H.J. Schaminée en P.W.F.M. Hommel 1999. De Vegetatie van Nederland. Deel 5. Plantengemeenschappen van ruigten, struwelen en bossen. Opulus Press, Leiden.
Veerkamp M.T, , 2001. Paddestoelen in aeht bosreservaten (o.m. Norgerholt). Alterra- rapport 41g, ISSN I 566-71 97. Wageningen. Vleermuiswerkgroep Drenthe (jaartal onbekend). Vleermuisinventarisatie Norgerholt. Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée en L. van Duuren 2005. Atlas van Plantengemeensehappen in Nederland, deel 4: bossen, struwèlen en ruigten. KNNV uitgever.ij, utrecht. Werf, S. van der" 1991. Natuurbeheer in Nederland deel 5: Bosgemeenschappen. Pudoc, Wageningen. Westhoff, V' en J.J. Barkman 1968. De botanische betekenis van het Drentse district. lR: Venema (red.): Bijdragen over veldbiologie, natuurbeheer en landschap in het Drentse district. MededelingeR van de Botanische tuinen en het Belmonte arboretum 11, p. 121-140. LH Wageningen.
Topografie en begrenzing (referentiejaar 2004) Eigendommenkaart Paleogeografische kaarten Topografísche kaarten van 1812 tot 1953 Hoogtekaart Bosbodem en meetpuntennet Kenmerkende flora Kenmerkende vogels 201 0 Trekroute padden Habitattype Archeologie Agrarische bedrijven binnen een cirkelyan 5 km rond het Norgerholt Recreatie en bewoning Hydrologische bescherm ingszonê
Bijlagen 1. Aanwijzingsbesluit met toelichting en kaart 2. Luchtfoto's uit 1952 en 2008 3, Bodemkaart met uitgebreide legenda (Mekkink 1999) 4. Lijst van karakteristieke plantensoorten
4b. 5. 6. 7. B. 9.
LMF meetpunt gegevens monitoring Broedvogels in 2001 tlm 201O Profielendocument habitattype 119120
MonitoringseisenbeheertypeNl5.02 Synopsistabel Verklaring van afkoftingen en vaktermen