Concept ontwerpplan
Natura 2000-beheerplan Waddenzee Periode 2015-2021
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Colofon
Uitgegeven door Informatie E-mail Telefoon Datum Status Versienummer
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat, A. Nicolai
[email protected] 058-2344344 16 februari 2015 Concept-Ontwerp 8.0
Foto voorblad: Rob Bijnsdorp
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Samenvatting
Inleiding Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden binnen de lidstaten van de Europese Unie. De EU heeft tot dit netwerk besloten, omdat de natuur en biodiversiteit in Europa al jaren snel achteruitgaan. De Waddenzee is als Natura 2000-gebied onderdeel van dit netwerk en is aangewezen vanwege de vele natuurwaarden die het gebied herbergt. Op deze manier draagt de Waddenzee bij aan het behoud van de biodiversiteit op nationaal en Europees niveau. De afgelopen jaren is onderzocht wat er voor nodig is om de natuurdoelen voor het gebied te behouden of te verbeteren. Daarbij is gekeken naar: 1. knelpunten in het ecosysteem die negatieve gevolgen hebben voor de natuurwaarden; 2. activiteiten in het gebied die mogelijk invloed hebben op de natuurwaarden; 3. maatregelen uit vastgesteld beleid die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de natuurdoelen; 4. aanvullende maatregelen die genomen moeten worden om de doelen te kunnen realiseren. De uitkomsten hiervan worden in dit beheerplan beschreven. Hieronder wordt samengevat wat de belangrijkste punten zijn in het beheerplan en welke maatregelen worden uitgevoerd om de doelen te behalen. Met verschillende beschermde habitattypen en soorten in de Waddenzee gaat het goed. Dit geldt voor de habitattypen ‘zilte pionierbegroeiingen’, ‘slijkgrasvelden’, de schorren op de Waddeneilanden en de diverse duinhabitattypen, de habitatsoorten (uitgezonderd migratiemogelijkheid voor trekvissen), ruim 40% van de broedvogels en rond 80% van de niet-broedvogels. Er zijn echter ook knelpunten waar de komende jaren aan gewerkt moet worden, of waarvoor de maatregelen al in gang gezet zijn. Deze aandachtspunten hebben voornamelijk betrekking op de kwaliteit van de aquatische habitatypen, de verruiging van kweldervegetatie, onvoldoende migratiemogelijkheden voor trekvissen en de broedgebieden die voor bepaalde kustvogels onvoldoende zijn. In deze beheerplanperiode worden verschillende beheermaatregelen genomen en worden in overleg met betrokken partijen menselijke activiteiten gereguleerd via vrijstellingsvoorwaarden, vergunningvoorschriften of mitigerende maatregelen. Hierna wordt per natuurthema ingegaan op de hoofdlijnen van de problematiek en de belangrijkste te nemen (extra) maatregelen. Herstel kwaliteit permanent overstroomde zandbanken (sublitoraal) Vanuit de Natura 2000-opgave geldt voor de Waddenzee een verbeteropgave voor structuurvormende bodemgemeenschap en voor de verbetering van de visgemeenschap. De staat van instandhouding van ‘permanent overstroomde zandbanken’ in de Waddenzee is als matig ongunstig beoordeeld (Lit. 46). Deze beoordeling is voornamelijk gebaseerd op het in beperkte mate voorkomen van sublitorale, meerjarige mosselbanken in oudere stadia van ontwikkeling en in mindere mate door de sterk afgenomen totale biomassa van vis en de verminderde kinderkamerfunctie / opgroeigebied voor vis.
Pagina 3 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
De ontwikkeling van (oudere) mosselbanken wordt nadelig beïnvloed door bodemberoerende activiteiten. Bij de knelpunten ten aanzien van vis kunnen recente verandering van de natuurlijke factoren (klimaatverandering) en de Noordzeevisserij ook een rol spelen. Bovendien zijn er nauwelijks geleidelijke zoetzoutgradiënten, wat van invloed is op de kwaliteit en samenstelling van de visgemeenschap. Maatregelen Door de voortzetting van de mosseltransitie (geleidelijk afbouwen bodemberoerende mosselzaadvisserij) kan een meer ongestoorde ontwikkeling plaatsvinden van meerjarige mosselbanken en kan de bodemberoering verder beperkt worden. Maatregelen ten aanzien van de uitvoering van de garnalenvisserij, waardoor de bijvangst verder afneemt en bodemorganismen (nog) meer worden beschermd, kunnen ten goede komen aan de verbetering van de bodem- en visgemeenschap. Voortzetting van lopend onderzoek en monitoring naar de ontwikkeling van mosselbanken blijft van belang (kennisopbouw), alsmede afronding van lopend onderzoek naar de effecten van garnalenvisserij Herstel kwaliteit slik- en zandplaten (litoraal) Voor verbetering van de kwaliteit van dit habitattype is herstel van droogvallende mosselbanken en zeegrasvelden noodzakelijk. Dit is voor een deel veilig gesteld door de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij rond 2005 en het reeds langer achterwege laten van mosselzaadvisserij in het intergetijdengebied. Het herstel van de litorale mosselbanken in de westelijke Waddenzee blijft echter tot nu toe achter ten opzichte van die in de oostelijke Waddenzee. De huidige activiteiten op wadplaten zijn zeer beperkt en daarmee ook eventueel de negatieve effecten op mosselbanken. Verder valt er op dit moment moeilijk een duidelijke oorzaak aan te wijzen, mogelijk is er een relatie met de klimaatverandering. Maatregelen De wadplaten bevinden zich in een vrij natuurlijke situatie, met weinig bodemverstoring door menselijk gebruik. De huidige kennisopbouw en experimenten ten aanzien van de stimulering van de ontwikkeling van mosselbanken en de zeegrasuitzaai-experimenten zijn van belang, Voortzetting van de stimulering van uitzaai van zeegras en verdere groei van zeegrasvelden in de tweede beheerplanperiode kan leiden tot voldoende verbetering van de kwaliteit van de wadplaten. Het herstel van de kwaliteit van ‘permanent overstroomde zandbanken’ en ‘slik- en zandplaten’ zal ook ten goede komen aan de voedselbeschikbaarheid en dus draagkracht van bodemfauna-etende en visetende watervogels en steltlopers. Voor de doelrealisatie van de eider en scholekster is daarnaast de beoogde vermindering van bevissing van zones ten zuiden van de eilanden door handkokkelaars van belang voor de voedselvoorziening van zowel de eiderkuikens, als de op de eilanden broedende scholeksters. Verder herstel van de voedselbeschikbaarheid is echter ook afhankelijk van natuurlijke factoren, zoals het klimaat. Verbeteren migratiemogelijkheden voor trekvissen De aanwezigheid van barrières in de vorm van dijken, dammen en sluizen, bemoeilijkt de trek van de zeeprik, rivierprik en fint. Wat betreft de fint is het onvoldoende duidelijk of de in Duitsland gelegen paai- en opgroeigebied voldoende van kwaliteit zijn.
Pagina 4 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Maatregelen Bij de spuisluizen in de Afsluitdijk zijn maatregelen voor verbetering van vispassage naar de grote binnenwateren in uitvoering en gepland, door een visvriendelijk spuibeheer (met beperking van zoutindringing door inzet van hevels). Ook wordt er een verkenning gedaan naar verbetering van de passage tussen Waddenzee en Lauwersmeer. Met inzet van deze maatregelen wordt de trekmogelijkheid voor de zeeprik en rivierprik en deels ook de fint naar de binnenwateren in deze beheerplanperiode verbeterd. Op iets langere termijn kan het project voor de ‘vismigratierivier’ bij Kornwerderzand de vispassage verder optimaliseren. Uitbreiding van de (dichtstbijzijnde) populatie van de fint in de Eems is grotendeels afhankelijk van maatregelen met betrekking tot geschikte paaigebieden in Duitsland. Dit is een aandachtspunt in de op te stellen aanvulling op het beheerplan met het habitatrichtlijngebied in het Eems-estuarium. Aanvullend dragen deze plannen voor meer geleidelijke overgangen van zout naar zoet water ook bij aan de kwaliteitsverbetering van de twee ‘natte’ habitattypes in de Waddenzee. Verbetering kweldervegetatie Het areaal kwelders langs de vastelandskust wordt gehandhaafd door de kwelderwerken (houten dammetjes). Er is sprake van een min of meer kunstmatig gecreëerd kwelderlandschap, maar wel met ruimte voor een flexibel en dynamisch beheer. Op langere termijn zal er op de vastelandskwelders te weinig dynamiek kunnen zijn om alle successiestadia aanwezig te laten zijn. In mindere mate is dat ook het geval op de eilandkwelders, waar de meeste kwelders zijn ontstaan in de luwte van een kunstmatige stuifdijk aan de noordzijde. De vegetatie op de hogere kwelder heeft weinig diversiteit en is verruigd door lokaal te weinig (gevarieerde) beweiding, veel opslibbing en onvoldoende dynamische omstandigheden. Het areaal hoge kwelder met zeekweek is hierdoor sterk in oppervlakte toegenomen, waardoor de diversiteit is afgenomen. Op de kwelders van de Waddeneilanden speelt dit probleem in geringere mate. Maatregelen Op basis van een totaalbeeld op versterking van de ‘zachte’ randen langs de Waddenzee kunnen op diverse locaties in de Waddenzee in onderlinge samenhang initiatieven ontwikkeld worden voor het initiëren van kwelderverjonging en verdere optimalisatie van het kwelderbeheer. Langs de vastelandskust worden maatregelen getroffen om de verruiging van de kweldervegetatie tegen te gaan. Deze houden in het verbeteren van het begrazingsregime (op basis van onderzoek naar effecten van begrazing op vegetatie en fauna) en het zoveel mogelijk beperken van de ontwatering. Tegengaan en terugdringen van verruiging van kwelders langs de noordkust van Groningen is in gang gezet door introductie van meer (en gevarieerde) begrazing in mozaïekbeheer. In Fryslân is vergroting van de diversiteit van de vegetatie mogelijk door optimalisatie van de beweiding op basis van het monitoringonderzoek. Hier is ruimte voor beweiding in grote eenheden met mogelijk grootschalige gradiënten. Op termijn zijn er ook kansen voor het lokaal afgraven van een deel van verruigde vastelandskwelder tot ongeveer het hoogwaterniveau (bijvoorbeeld ‘werk met werk’ maken), waardoor verjonging van de vegetatie mogelijk is. Op de eilandkwelder van Schiermonnikoog wordt begraasd om verbossing tegen te gaan en op Terschelling en Schiermonnikoog zal de mogelijkheid van herdynamisering vanuit de zeereep worden verkend.
Pagina 5 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Door de verbetering van de kweldervegetatie neemt ook de draagkracht toe voor verschillende kustbroedvogels (onder andere visdief, noordse stern, bontbekplevier, kluut) en foeragerende vogels (zoals wintertaling, wilde eend, goudplevier). Duinhabitattypen met natuurlijke dynamiek De habitattypen ‘embryonale duinen’, ‘witte duinen’ en ‘duindoornstruweel’ zijn op Rottum (eilandengroep Rottumeroog, Rottumerplaat en Zuiderduin) in meer of mindere mate aanwezig. De habitattypen ‘grijze duinen’ en ‘vochtige duinvalleien’ komen momenteel nagenoeg niet binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee voor. Dit is niet eenduidig toe te schrijven aan een bepaalde factor. Vanwege de hoge dynamische omstandigheden op Rottum is er een sterke uitwisseling tussen verschillende duinhabitattypen en met de aangrenzende kwelders. Toename van één van deze habitattypen gaat op de kortere termijn ten koste van één of meer andere typen. Voor de duinhabitats op de bewoonde Waddeneilanden (die voor een zeer klein deel ook binnen het Natura 2000-gebied Waddenzee liggen) wordt verwezen naar de desbetreffende beheerplannen van de eilanden. Maatregelen Er wordt nadrukkelijk ingezet op voortzetting van het beleid van toestaan van volledig natuurlijke landschapsvormende dynamiek op Rottum, door geen onderhoud te plegen aan de duinkust. Het nadrukkelijk ‘niets doen’ is daardoor in feite een op natuurdoelen gerichte beheermaatregel, waardoor natuurlijke duinhabitattypen in de loop der jaren af en toe in elkaar overgaan en in sommige perioden wel en in andere perioden niet aanwezig zullen zijn. Behoud van oppervlakte en kwaliteit geldt dus binnen de sterk natuurlijke fluctuaties, en op langere termijn. Voor de ontwikkeling van groene stranden, ‘embryonale duinen’ en duinvalleien wordt voldoende ruimte geschapen, wanneer sprake is van voldoende zandtoevoer (onder andere door kustsuppleties). Voldoende geschikte broedlocaties Onvoldoende kwaliteit van broedlocaties met nabij gelegen foerageergebied door rustverstoring, predatie en verruiging is een belangrijke factor die negatief inwerkt op het broedsucces van kustbroeders, zoals sterns en steltlopers. Voldoende rust op de strandvlaktes op uiteinden van sommige Waddeneilanden is nodig voor de strandplevier en in mindere mate de bontbekplevier. Met name de kluut, visdief en noordse stern hebben langs de vastelandskust last van predatie door de vos. Een korte vegetatiestructuur, brede afwateringen, afrasteringen en vossenbestrijding helpen in geringe mate, maar is vaak niet afdoende. De belangrijke broedlocatie van de grote stern op Griend wordt bedreigd door kustafslag en verruiging van de vegetatie op het eiland. Maatregelen In een verkenning is gekeken naar factoren die van negatieve invloed kunnen zijn op het broedsucces van enkele soorten sterns en steltlopers, zoals de voedselbeschikbaarheid en de huidige situatie rond broedlocaties (verruiging vegetatie, rustverstoring, predatie, hoogteligging). Op basis van deze verkenning kunnen extra maatregelen worden uitgevoerd met betrekking tot het beheer en de realisatie van broedlocaties. Er is een uitbreiding voorzien van het (zo nodig preventief) afsluiten van (potentiële) broedgebieden van plevieren op enkele strandvlaktes op uiteinden van sommige Waddeneilanden en/of het aanhouden van een minimum afstand tot deze locaties bij tal van activiteiten, zoals het strandrijden. Dit is nader uitgewerkt in de beheerplannen van de desbetreffende eilanden. De kansen voor deze broedvogels Pagina 6 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
worden ook verbeterd door verdere toename van kustdynamiek in de zeereep en de bijbehorende pioniervegetaties. Realisatie van nieuw, predatievrij broedhabitat voor sterns in de omgeving van de Afsluitdijk is een duurzame oplossing, bijvoorbeeld bij de leidam te Den Oever en in combinatie met de Vismigratierivier. Bij de havens van Delfzijl en Eemshaven zal worden gezorgd voor een betere inrichting en beheer van de broedlocaties. Het eiland Griend, met vooral de belangrijke broedlocatie van de grote stern, zal tegen verdere afslag worden beschermd door aanleg van een zandlichaam en zal de verruiging van de vegetatie op de broedlocatie op het eiland worden tegengegaan. Voor steltlopers zoals de kluut worden twee broedlocaties langs de Groninger kust beter ingericht om verruiging en predatie tegen te gaan en zal het zilte milieu en de predatievrije broedlocatie voor de kluut in polder Breebaart worden hersteld. Het instandhouden en beschermen van de huidige broedlocaties voor alle soorten blijft van belang en wordt voortgezet of geïntensiveerd, waarbij ook het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee een belangrijke rol kan spelen (publieksgeleiding). Niet alleen op de kwelders, Waddeneilanden en hoge zandplaten , maar ook op locaties grenzend aan het Natura 2000-gebied. Natuurontwikkeling Als natuurlijke processen de kenmerkende biodiversiteit niet kunnen herstellen op middellange termijn, is selectief ingrijpen mogelijk (Lit. 54). De ingreep is dan gericht op het creëren van de juiste voorwaarden om de natuurlijke processen in gang te zetten die leiden tot de kenmerkende biodiversiteit. In het beheerplan is een beslisboom en richtinggevend toetsingskader opgenomen voor de beoordeling en uitvoering van natuurontwikkelingsprojecten in de Waddenzee. Ook is een ‘leidraad’ opgenomen voor het omgaan met (uitruil van) instandhoudingsdoelstellingen in de Waddenzee bij natuurlijke dynamische processen versus te behouden areaal habitattypen, en bij mogelijke prioriteitsstelling tussen Natura 2000-doelen bij natuurontwikkelingsplannen. Regulering huidige activiteiten De huidige activiteiten in en rond de Waddenzee zijn getoetst aan de instandhoudingsdoelstellingen middels een effectenanalyse (Lit. 27). Verschillende Nb-wetvergunningplichtige activiteiten worden in het beheerplan onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van vergunningplicht. In de Waddenzee betreft het de volgende reguliere activiteiten: gebruik mosselkweekpercelen, vaste vistuigenvisserij, robbentochten, demonstratievisserij, georganiseerde evenementen, kitesurfen, onderhoudsbaggerwerken inclusief het verspreiden van baggerspecie, zandsuppleties, onderhoud waterbouwkundige constructies (incl. kabels en leidingen), diepe delfstoffenwinning (alleen ‘oudere’ winningen van aardgas), bestaande bedrijfslozingen, reguliere monitoringactiviteiten, reguliere oefeningen calamiteitenbestrijding, laagvliegen (gelimiteerde doelgroep), enkele activiteiten van het ministerie van Defensie (zoekacties munitieresten, beproevingen munitie Breezanddijk) en schadebestrijding. Daarnaast zijn er diverse vergunningplichtige activiteiten die vergunningplichtig blijven, zoals: vele vormen van beroepsmatige visserij (mosselzaad, garnalen, kokkels, spiering, oesters), mechanische pierenwinning, grootschalige evenementen, schelpenwinning, projectgericht onderzoek en militaire vliegactiviteiten. Wanneer de vergunningen van deze activiteiten aflopen, dient een nieuwe vergunning dan wel vergunningverlenging aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag. In dit beheerplan zijn toetsingskaders opgenomen voor vele, maar
Pagina 7 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
niet alle, (vergunningplichtige) activiteiten, die het bevoegd gezag gebruikt bij het beoordelen van een nieuwe vergunningaanvraag. Ten slotte zijn er activiteiten die niet-vergunningplichtig zijn in het kader van de Nbwet, maar waarvoor wel mitigerende maatregelen zijn vereist ter voorkóming of beperking van negatieve (rest)effecten die deze activiteiten kunnen hebben, al dan niet in cumulatie met andere activiteiten. Deze maatregelen zijn in dit beheerplan opgenomen voor met name veel vormen van recreatie en beheer, meestal in de vorm van gedragsregels. Het Actieplan Vaarrecreatie Waddenzee met intentieverklaring (Lit. 71) is ondersteunend aan het verbeteren van het naleefgedrag van de gedragsregels in het beheerplan door de recreatieve gebruikers, vooral door voorlichting en toezicht. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Stikstofemissies van diverse menselijke activiteiten als verkeer, industrie en grootschalige landbouw leiden tot omvangrijke deposities van stikstof op onder andere de natuurgebieden. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn voor alle Natura 2000-gebieden in Nederland eventuele knelpunten onderzocht voor de stikstofgevoelige habitattypen. Binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied Waddenzee blijkt de berekende stikstofdepositie door menselijke activiteiten in de huidige situatie in geringe mate en lokaal boven de geldende depositienormen te liggen. Er is één locatie in de Waddenzee, waar een PAS-maatregel nodig is om de kwaliteit op orde te brengen. Het gaat omde kwelder bij Den Oever, waar de vegetatie lokaal is verruigd en waar thans geen beheer plaatsvindt in de vorm van begrazing met vee. Als PAS-maatregel is in het beheerplan de introductie van lokale begrazing met vee opgenomen, met als mogelijke alternatief het maaien van de vegetatie. Op Texel en Vlieland gaat het om grijze duinen in de Mokbaai, op de Vliehors / Kroon’s polder. Gezien de goede aanwezige kwaliteit, de grote natuurlijke dynamiek en de lopende begrazings- en herstelprojecten zijn er geen nieuwe PAS-maatregelen nodig. Voor het vergunnen van toekomstige stikstofuitstotende activiteiten met een mogelijke invloed op de Waddenzee is de via het PAS-instrumentarium te bepalen ‘ontwikkelingsruimte’ voor stikstofuitstoot maatgevend. Met deze ontwikkelingsruimte kan de vergunningverlening rond stikstof en natuur vlot worden getrokken. Uitvoering Het beheerplan heeft een looptijd van zes jaar. Het (doen) uitvoeren van de maatregelen en afspraken is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries IenM (RWS), EZ en Defensie en de provincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. De extra kosten (totalen in de planperiode 2015-2021, in 1000-en euro’s) voor de uitvoering van de maatregelen per bevoegde instantie zijn: Totaal 4.570
IenM (RWS) 185
EZ
Defensie
PM
65
NoordHolland 20
Fryslân
Groningen
2.160
2.140
In het Uitvoeringsplan bij het beheerplan wordt beschreven hoe de uitvoeringstaken (overall regie, nemen maatregelen, communicatie, toezicht en handhaving, monitoring en evaluatie) meer in detail zijn verdeeld tussen de verantwoordelijke instanties, hoe de bijbehorende kosten zijn verdeeld en hoe de uitvoering is georganiseerd.
Pagina 8 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Rijksoverheid, provincies en terreinbeheerders monitoren de voortgang en resultaten van de genomen maatregelen om te kunnen evalueren of en in welke mate de maatregelen bijdragen aan het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen in het aanwijzingsbesluit. Voor bevoegd gezag en beheerders vormen de monitoringresultaten een belangrijke basis in vergunningtrajecten. Tegen het eind van de looptijd van het beheerplan stelt Rijkswaterstaat een evaluatie op. Deze evaluatie dient als input voor een bijstelling van de maatregelen in een volgend beheerplan. Sociaal-economische aspecten De sociaal-economische gevolgen van de (nieuwe) maatregelen in dit beheerplan blijven voor de meeste activiteiten beperkt. De algemene verduurzaming van de garnalenvisserij kan door innovatieve maatregelen en/of sluiting van enkele visgronden wel gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van een deel van deze bedrijven. Deze verduurzaming wordt niet alleen ingegeven vanuit de natuurdoelen, maar ook vanuit de economische verduurzaming van de sector. In het ‘VisWadtraject’ zijn hierover in 2014 afspraken gemaakt in een convenant. Ook de reeds lopende transitie van de mosselzaadvisserij naar minder vissen vanaf de zeebodem heeft belangrijke effecten voor de bedrijfsvoering van deze sector. Beide transitieprocessen kunnen de bedrijfszekerheid op langere termijn versterken.
Pagina 9 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
Leeswijzer
Het beheerplan is een omvangrijk document. In onderstaand kader proberen we u per hoofdstuk wegwijs te maken. 1. De inleiding bevat algemene informatie over Natura 2000, zoals een korte kenschets van de Waddenzee, functie, uitgangspunten en vaststellen van het beheerplan, hoe het regioproces is verlopen bij de totstandkoming en iets over de inspraak. 2. De landschapsecologische beschrijving geeft de huidige toestand van de Waddenzee als ecosysteem weer. In ‘Visie en toekomstbeeld’ is algemeen beschreven hoe de ontwikkelingen van de Waddenzee in de toekomst worden bezien. 3. Hierin zijn de instandhoudingsdoelstellingen, zoals opgenomen in het aanwijzingsbesluit, voor de habitattypen, soorten en (broed)vogels samengevat. Daarbij is tevens kort de huidige staat en de trend van de doelen aangegeven en of het gaat om een behouds- of verbeterdoel. 4. Welke plannen en beleid hebben een relatie met het beheerplan? Wat zijn de huidige activiteiten en hoe is het huidig natuurbeheer in het gebied ingevuld en wat zijn de ontwikkelingen? Bovendien is hier een leidraad en richtinggevend toetsingskader opgenomen voor natuurontwikkelingsprojecten. 5. De analyse van de uitwerking van de instandhoudingsdoelstellingen is de ‘kern’ van dit beheerplan, samen met de hoofdstukken 6 en 7. In hoofdstuk 5 wordt per doel (of combinatie van doelen) achtereenvolgens aangegeven: een korte beschrijving met de ecologische vereisten, de eventuele knelpunten en welke (verschillende) oplossingsrichtingen daarbij voorhanden zijn om de doelen te bereiken. Het hoofdstuk sluit af met ecologische kansen voor verbeteringen. 6. Welke beheermaatregelen (herstel, inrichting, kennisopbouw) zijn er nodig, dus waar kiezen we voor? Veel maatregelen zijn al vastgesteld en er komt een aantal nieuwe maatregelen bij. Deze nieuwe maatregelen hebben vooral betrekking op herstel van kwelder en broedgebied. 7. Welke mitigerende maatregelen op huidige activiteiten (visserij, recreatie, civiele werken en overig (economische) activiteiten) zijn er nodig? Soms gaat het om vastleggen van reeds bestaande voorwaarden en indien nodig worden nieuwe mitigerende maatregelen toegevoegd. De huidige activiteiten worden onderverdeeld in verschillende categorieën. Voor een aantal reguliere vergunningplichtige activiteiten zijn in het beheerplan vrijstellingsvoorwaarden vastgesteld. Voor activiteiten die vergund blijven worden zonodig toetsingskaders gegeven. Voor andere activiteiten, voornamelijk diverse recreatievormen en beheer, zijn gedragsregels opgenomen. Het hoofdstuk sluit af met een kader voor toekomstige activiteiten en een korte beschrijving over stikstofdepositie (PAS) in de Waddenzee. 8. Het hoofdstuk doelbereik is een verantwoording of met alle maatregelen de doelen ook daadwerkelijk behaald zullen worden en zo ja, wanneer. Hierbij is ook externe werking, met factoren die spelen buiten de Waddenzee, in de beschouwing betrokken. Tot slot wordt een overzicht gegeven van alle maatregelen en leemten in kennis.
Pagina 11 van 328
Natura 2000-beheerplan Waddenzee | concept ontwerpplan d.d. 16 februari 2015
9. Uitvoering en financiering gaat op hoofdlijnen in op de verantwoordelijkheden en kosten van uitvoering van maatregelen, met tevens als aandachtspunten: communicatie, toezicht & handhaving en monitoring. In dit laatste hoofdstuk worden de sociaal-economische aspecten per sector beschouwd, die voortvloeien uit te nemen maatregelen in het beheerplan.
Pagina 12 van 328