Werkplaatsen Concept. Auteurs: Govert Geldof, Gijsbert van der Heijden, Albert Cath en Roel Valkman Veel waterbeheerders zien een belangrijk vraagstuk op zich afkomen: de ervaringskennis neemt af, zo ook de gebiedskennis. Dat komt onder andere door de opschaling van organisaties, het met pensioen gaan van de babyboomgeneratie en de hoge doorstroomsnelheid van medewerkers. In het artikel “van weten naar kunnen” in de H2O van december 2010 hebben we de resultaten van een ‘Leven met water’ studie naar dit vraagstuk gepresenteerd. Voorliggend artikel gaat een stap verder. We kijken nu niet alleen naar het probleem, maar ook naar een mogelijke oplossing. De afgelopen tijd hebben we enkele Werkplaatsen georganiseerd bij waterschappen. In deze Werkplaatsen laten we ervaringskennis stromen. We gaan vooral in op het waarom en hoe. Ook presenteren we enkele verkregen inzichten. Voor het inzichtelijk maken van het waarom van Werkplaatsen maken we gebruik van de zogenaamde kennispiramide van Eckoff (zie figuur 1). Deze toont een opbouwende reeks van data naar wijsheid en maakt de gelaagdheid van kennisvraagstukken zichtbaar. Ons vertrekpunt is dat we wijs met water willen omgaan en dat we daarvoor actief moeten zijn in alle lagen van de piramide.
Wijsheid
Begrijpen
Kennis
Informatie
Data
Figuur 1: De kennispiramide van Eckoff Data en informatie In de kennispiramide worden de onderste lagen gevormd door data en informatie. Wie H2O regelmatig leest, weet dat deze een wereld op zich vormen, met spannende ontwikkelingen en vele inspirerende voorbeelden van innovatie. Erg knap. De technische mogelijkheden voor het verzamelen van data en het verwerken van deze data tot betrouwbare informatie 1
nemen toe, met rasse schreden. De sensortechniek maakt een revolutie door, software wordt steeds vernuftiger en de opslag van gegevens goedkoper. Bijzonder is dat we bij data vooral denken aan meetgegevens – vanuit het adagio “meten is weten” – en bij informatie vooral denken aan bestanden op de PC of laptop. Maar er is meer. Het constateren dat er kapotte drainagebuizen in de berm liggen en dat de waterhoentjes zich onrustig gedragen zijn ook informatiebronnen, net als de sportvisser langs het water opmerkt dat hij de laatste tijd vaker snoeken ziet. Data en informatie zijn niet per definitie digitaal. Het gericht verzamelen van data om deze te verwerken tot betrouwbare informatie vereist wijsheid. Kennis We zeggen weleens: kennis is mensgeboden informatie. Zijn de mensen weg, dan is ook de kennis die zij hebben verdwenen. Voor een deel is de kennis expliciet en kun je deze vastleggen in boeken of in kennissystemen. Expliciete kennis kun je goed overdragen. Maar een groot deel is impliciet en moeilijk te vangen.
De Bestuurlijke en Politieke Sfeer
De Management en Controle Sfeer
De Verbindende Sfeer
De Schaduw De Rationaliserende Sfeer
De Verwortelde Sfeer
Figuur 2: Vijf waargenomen Sferen bij waterschappen en de Schaduw. Juist deze impliciete kennis is voor ons de aanleiding geweest om onderzoek te doen. We zijn het ervaringskennis gaan noemen. Ervaringskennis bouwt zich op door in de praktijk dingen te doen. Ervaren medewerkers laten zich minder sterk sturen door regels en protocollen en handelen volgens patronen die ze niet of nauwelijks kunnen benoemen. Ze hebben het vermogen op intuïtieve wijze hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden. Ze kennen de relevante verhalen die in hun (vak)gebied worden verteld. In ons eerste artikel (H2O december 2010) hebben we beschreven dat deze ervaringskennis cruciaal is voor het 2
succesvol acteren in complexe projecten. We zijn in ons onderzoek twee problemen tegengekomen. De eerste is het kwantitatieve probleem: de ervaringskennis neemt af. Vooral de gebiedskennis van ‘verwortelde mannen en vrouwen’ erodeert. Het tweede probleem is het kwalitatieve probleem. De ervaringskennis die er wel is – de waterwereld is nog gezegend – wordt deze niet of nauwelijks in het spel gebracht. De ervaringskennis is geïsoleerd geraakt in zogenaamde Sferen (zie figuur 2) die uit elkaar groeien. Waardevolle kennis van mensen uit de praktijk dringt niet door tot plannen en beleid. Expliciete kennis wordt belangrijker gevonden, aangemoedigd door universiteiten, kennisinstituten en adviesbureaus die graag kennisleemten willen opvullen – op expliciete wijze – en managers die bemerken dat ervaringskennis lastig te managen is. Wij hebben geleerd dat het weinig zin heeft het kwantitatieve probleem aan te pakken zonder nadrukkelijk aandacht te schenken aan het kwalitatieve probleem.
Figuur 3: We oriënteren ons vaak op een papieren werkelijkheid waardoor we oog verliezen voor wat er ‘echt’ gebeurt. Begrijpen Het hebben van veel kennis is nog geen garantie voor het daadwerkelijk begrijpen en doorgronden van een watervraagstuk in de praktijk. We hebben gemerkt dat je pas echt gaat begrijpen wat er speelt als er sprake is van interesse. Daarin toont zich de vakman of vakvrouw: het hebben van oprechte interesse. We maken in ons onderzoek onderscheid naar twee soorten interesse: inhoudelijke interesse en sociale interesse. Deze zijn met elkaar verweven. Onder inhoudelijke interesse verstaan we het willen weten wat zich voltrekt in de ‘echte’ werkelijkheid. Bij sociale interesse gaat het om het geïnteresseerd zijn in elkaar. Hoe 3
denken anderen? Welke waardesystemen hanteren ze? Wat weten ze? Zonder interesse in elkaar bouwen we geen vertrouwen op. In de Werkplaatsen merken we dat deze twee vormen van interesse vaak naast elkaar bestaan. Inhoudelijke interesse dringt nauwelijks door de celwanden van de Sferen heen – hydrologen praten met hydrologen, juristen praten met juristen – en de sociale interesse wordt gewekt tijdens teambuilding sessies of ‘een dagje op de heide’, veelal op afstand van de concrete inhoud. Gevolg is dat betrokken en kundige medewerkers als los zand functioneren en verstrikt raken in de ingewikkeldheid van een papieren werkelijkheid… vooral als organisaties in omvang toenemen. We oriënteren ons steeds meer op deze papieren werkelijkheid. Illustratief is de volgende uitspraak: “Het doel van de KRW is om op tijd de rapportage in Brussel te hebben.” Wijsheid Ook al begrijp je wat er speelt en toon je interesse in anderen, wijsheid wordt pas zichtbaar in het doen: het bewust uitvoeren of nalaten van handelingen. Wijsheid ligt aan de basis van de beslissingen die we individueel en als groep nemen. Aristoteles sprak over phronesis: praktische wijsheid. Deze kent drie basisingrediënten: logos, pathos en ethos. Bij logos gaat het om logische consistentie, het inhoudelijk goed onderbouwen van het handelen. Bij pathos gaat het erom te handelen met gevoel en inleving. Tegenwoordig spreken we vaak over het tonen van empathie. Bij ethos gaat het om houding. Hoe vullen we onze verantwoordelijkheid in? Gaan voor het zesje – het net aan de normen voldoen – of willen we echt kwaliteit leveren? Willen we innoveren? In ons onderzoek hebben we gemerkt dat ethos een achilleshiel is voor waterbeheerders, zowel bij rijk, provincie, gemeente en waterschap. Daar zit veel ruis op de lijn, deels getriggerd door het begrip doelmatigheid. Aristoteles daagde ooit mensen uit een dappere houding aan te nemen, door zowel niet te weinig als te veel onzekerheden te aanvaarden. We hebben gemerkt dat bij veel complexe waterprojecten vrijwel alle onzekerheden worden vertaald naar risico’s. Deze risico’s moeten vervolgens volledig beheerst worden. De ingewikkeldheid die daaruit voortkomt reikt voldoende excuses aan om niet handelend op treden en extra studies uit te voeren: nog meer logos. Medewerkers die in het veld actief zijn en regelmatig in contact komen met boeren en bewoners van de bebouwde omgeving ervaren deze onmacht als “zeer vervelend.” Ze moeten zich verontschuldigen voor processen die zich ‘op kantoor’ voltrekken en waar ze weinig van begrijpen. Zo vertrouwde ons een beheerder van een RWZI toe: “Ik weet niet wat ze doen op kantoor. Het enige dat ik weet is wát ze doen, dat doen ze heel erg traag.” We hebben gemerkt dat ethos een cruciale factor is voor waterschappen die nu bezig zijn procesgericht werken door te voeren. Het richtpunt van Werkplaatsen In de Werkplaatsen die we organiseren – voorlopig alleen bij waterschappen – bewegen we ons door alle vijf de lagen van de kennispiramide. We leggen daarbij wel duidelijke accenten. We zien dat de ‘onderkant’ zich op indrukwekkende wijze ontwikkelt, dus daar richten we onze pijlen niet op. De noodzaak om iets te doen zien we vooral bij (1) het kwalitatieve 4
probleem rond ervaringskennis, (2) het ontvlecht raken van inhoudelijke en sociale interesse en (3) de onbalans tussen logos, pathos en ethos. Ons richtpunt is de ethos, niet alleen bij de waterschappen waar de Werkplaatsen organiseren, maar ook bij onszelf, als onderzoekers. Een houding waarbij waterschappers te eenvoudig werk en onderzoek uitbesteden, draagt niet bij aan het wijs omgaan met water. Als waterbeheerder kun je veel uitbesteden, maar niet interesse, inleving en verantwoordelijkheid. Voorlopig stellen we ons daarom vooral op als onderzoekers en niet als adviseurs, ook al hebben we alle een sterke neiging onze wijsheid ten toon te stellen, als pronkende pauwen. Luisteren is belangrijker dan praten en de kunst is om op minimale wijze te interveniëren. Erg moeilijk, zo blijkt. De inrichting van Werkplaatsen De Werkplaatsen tot nu toe worden gevuld door een groep van ongeveer zeven bestuurders en medewerkers van waterschappen. Het gaat erom de omvang beperkt te houden. Deze groep komt in een periode van enkele maanden vier tot zes keer bij elkaar, van ’s ochtends vroeg tot halverwege de middag. Ze werken daarbij aan een concreet watervraagstuk. Als antwoord op het kwalitatieve probleem rond ervaringskennis stellen we dat bij voorkeur alle vijf Sferen vertegenwoordigd moeten zijn in de Werkplaats. Tenminste vier van de vijf. Dat is uniek. Vooral mensen uit de Bestuurlijke en Politieke Sfeer en mensen uit de Verwortelde Sfeer komen elkaar zelden tegen in de dagelijkse praktijk. In de Werkplaats gaan ze op directe wijze met elkaar in gesprek. Maar dan ben je er nog niet, want als de mensen uit de verschillende Sferen standpunten, meningen en abstracties gaan uitwisselen, stroomt er nog steeds geen ervaringskennis. Daarom ‘dwingen’ we de deelnemers om op narratieve wijze met elkaar de dialoog aan te gaan: door elkaar verhalen te vertellen. De enige manier om ervaringskennis in het spel te brengen, is door het vertellen van verhalen. Dat klinkt simpel en logisch, maar tot nu toe ervaren we dit als één van de moeilijkste punten. Mensen hebben de neiging op afstand – vanuit een buitenperspectief – te reflecteren op wat er goed en fout is… in de wereld. Dat is nou net niet wat we willen in een Werkplaats. Het vervlechten van inhoudelijke en sociale interesse krijgen we voor elkaar door met name de inhoudelijke interesse te prikkelen. Daarom kiezen we een watervraagstuk dat “klein, lokaal en concreet” is en organiseren we de Werkplaats niet over dat vraagstuk, maar binnen dat vraagstuk. De keuze voor de locatie van de Werkplaats is daarbij cruciaal. We moeten snel het veld in kunnen, op zoek naar de ‘echte’ werkelijkheid. Via de inhoud ontdekken de mensen elkaar, of zoals een deelnemer van één van de Werkplaatsen het zegt: “We hebben allemaal onze eigen focus op dit project en ik denk dat het zaak is dat dit allemaal bij elkaar komt tot één projectdoelstelling.” Als men elkaar echt leert kennen, blijkt er meer mogelijk te zijn dan aanvankelijk gedacht. Tot slot de ethos. Deze krijgt vorm door als resultaat van de Werkplaats te werken aan een zogenaamde Speech Act. We zijn niet tevreden met een intentie of een fraai rapportje, maar verlangen een stap voorbij de intentie. De Speech Act is een taalhandeling die de stap van intentie naar actie markeert. Het gaat uiteindelijk om het handelen in de ‘echte’ praktijk; het 5
tonen van verantwoordelijkheid. De Speech Act zien we als een gezamenlijk verhaal, verteld door alle deelnemers aan de Werkplaats, als ‘performance’ opgedragen aan vooral bestuursleden en directieleden. Eén Werkplaats wijkt daarvan af. Daar wordt de Speech Act opgedragen aan aannemers die willen inschrijven op de renovatie van een RWZI. Narratieve scan Voorafgaand aan elke Werkplaats voeren we een narratieve scan uit. Dat wil zeggen, we interviewen mensen binnen en buiten de organisatie die op de één of andere wijze betrokken zijn bij het kleine, lokale en concrete vraagstuk, door de Sferen heen. Deze mensen nemen niet noodzakelijkerwijs zitting in de Werkplaats. We nemen de gesprekken op met een mp3 recorder en selecteren letterlijke teksten. Door deze letterlijke teksten – in spreektaal – achter elkaar te zetten en van kopjes te voorzien, ontstaat een verhaal – een narratief – waarin het speelveld zich ontvouwt. Het maakt de complexiteit zichtbaar. De narratieve scan vormt het vertrekpunt voor de Werkplaats. Klein, lokaal en concreet Op dit moment bevinden zich twee Werkplaatsen in de afrondende fase, twee lopen volop en we hopen binnenkort twee nieuwe te beginnen. Zo krijgen we de data om leerervaringen naar een hoger plan te brengen. STOWA werk mee en is vooral geïnteresseerd om mensen uit de verschillende Werkplaatsen bij elkaar te brengen om ervaringen uit te wisselen. De onderwerpen in de Werkplaatsen variëren sterk. Tot nu toe gaat het om (1) de wateroverlast rond een beek in Brabant, (2) de aanbesteding met Best Value Procurement van de renovatie van een RWZI, (3) de overdracht van stedelijk water van gemeente naar waterschap en (4) het vormen van een gebiedsteam. Mogelijke vervolgwerkplaatsen betreffen (5) het uitvoeren van een stukje waterkering in het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en (6) het innoveren rond een bestaande RWZI midden in het stedelijke gebied. Sommige van de vraagstukken lijken in eerste instantie overzichtelijk en redelijk rechttoe rechtaan, maar het duurt niet lang of de complexiteit toont zich in volle glorie. Werkt een Werkplaats? We merken dat het reeds ethos vraagt van waterschappen om mee te doen met een dergelijk experiment. Men begint aan een onzeker avontuur met een onzekere uitkomst. Het is dapper om een Werkplaats te willen organiseren. We zien dat in de Werkplaatsen de ervaringskennis echt gaat stromen. Dat is positief. Maar ze verlopen zo nu en dan ook erg moeizaam. Een belangrijke leerervaring voor ons zelf is dat er tot nu toe in elke Werkplaats een pijnlijk moment is waarop het even slecht gaat en zelfs het gehele concept van de Werkplaats ter discussie wordt gesteld door de deelnemers. Het proces zit dan in een diep dal. Achteraf blijken dit de gouden momenten te zijn. In eerste instantie werkt men aan een gezamenlijk verhaal vanwege het gezamenlijke verhaal, maar in het dal wordt vanuit knagende ontevredenheid een sprong gemaakt, gericht op wat men écht wil bereiken in de praktijk. Uiteindelijk lijsten we deze momenten in. 6