Co pr m ofi pe el te en nt 20 ie13 HBO bachelor kunstvakdocentenopleidingen Masteropleiding Kunsteducatie
HBO bachelor kunstvakdocentenopleidingen Preambule competentieprofiel kvdo bachelors
4
− Competentieprofielen Docent Beeldende Kunst en Vormgeving
12
Docent Dans
22
Docent Muziek
30
Docent Theater
38
Preambule competentieprofiel Master Kunsteducatie
48
− Competentieprofiel HBO Master Kunsteducatie
Masteropleiding Kunsteductie
54
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors Inleiding − 1. Noodzakelijke revisie van de competentiesets en gedragsindicatoren - Geschiedenis - Samenwerking met het werkveld - Motieven voor de bijstelling
2. Verantwoording van de keuzes - Relatie bacheloropleiding en masteropleiding - Relatie met de SBL competenties - Een overkoepelende competentieset voor alle kunstvakdocentenopleidingen - Gedragsindicatoren per discipline - Relatie met de kennisbases
3. Eigenaarschap en validering
4
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
Inleiding Het landelijk overleg van de kunstvakdocentenopleidinge (KVDO) heeft per 1 juli 2011 een nieuw competentieprofiel ontworpen voor de docentenopleidingen in alle kunstdisciplines. Het streven is deze competentieset na raadpleging van het werkveld in te voeren in het studiejaar 2013-2014. Het regelmatig toetsen van de competentieprofielen aan de eisen van de tijd en de wensen van de beroepspraktijk, beschouwt het KVDO als een van haar taken om te zorgen voor het opleiden van vakbekwame docenten. Met deze vernieuwde competentieset reageert het KVDO op beleidsontwikkelingen en veranderingen die al eerder werden ingezet binnen kunst en onderwijs. Zo wordt uitgegaan van volledige - binnen de vierjarige bacheloropleiding te behalen - onderwijsbevoegdheid en vindt – op masterniveau – interdisciplinaire verdieping en toerusting voor innovatie van de beroepspraktijk plaats. Uitingen van jeugdcultuur, het gebruik van digitale media en de mogelijkheid van “cross overs” van de ene discipline naar de andere behoren tot vanzelfsprekende bagage van de toekomstige professional.
1. Noodzakelijke revisie van de competentiesets en gedragsindicatoren Geschiedenis De op dit moment gebruikte opleidingsprofielen, competentiesets en gedragsindicatoren voor de docentenopleidingen in de kunstvakken dateren uit 2004 en zijn, onder meer, product van de herstructurering van het kunstonderwijs die in 1997 is ingezet met de instelling van de Projectorganisatie Kunstvakonderwijs. Daarbij was een van de opdrachten te zorgen voor een herkenbare set beroepseisen, aangevuld met startkwalificaties voor de beroepen waarvoor het kunstonderwijs opleidt. Het KVDO kreeg in het verlengde hiervan van de HBO-raad de opdracht om opleidingsprofielen, competenties en gedragsindicatoren te ontwikkelen voor de docentenopleidingen in de kunstvakken en in aansluiting hierop ook voor de nieuwe masteropleiding kunsteducatie. Samenwerking met het werkveld Bij het formuleren van competentieprofielen is aansluiting bij de beroepspraktijk cruciaal. De HBO-raad en de beroepspraktijk
5
spraken in 2011 via een convenant met de sectorinstituten in de verschillende kunstdisciplines af met enige regelmaat de competentiesets door te lichten en zo nodig bij te stellen. Het KVDO is met deze taak belast ten behoeve van de opleidingsprofielen van de docentenopleidingen in de kunstvakken. Kunstfactor organiseert samen met het KVDO het werkveldoverleg. Omdat competenties en gedragsindicatoren vooral in het teken staan van de opleidingen, hoeven niet alle aan te leren bekwaamheden direct relevant te zijn voor de beroepspraktijk. Motieven voor de bijstelling In 2009 heeft het KVDO een werkgroep geformeerd om de bestaande competentieprofielen te reviseren. Diverse situaties gaven daartoe aanleiding: - Herijking niveau van de startkwalificaties tegen de achtergrond van vierjarigheid van de bacheloropleiding - Invoering van de wet BIO (Beroepen in het Onderwijs) per 1 augustus 2006. Het daaraan verbonden generieke competentieprofiel voor docenten (SBL) wierp de vraag op naar de verhouding van dit profiel tot het door het kunstonderwijs gehanteerde profiel - Toenemend belang van het verwerven van onderzoekscompetenties binnen het hbo - Integratie van Dublin descriptoren - Een nieuw ontworpen competentieset voor het buitenschoolse kunsteducatieve werkveld - Een behoefte om de vier afzonderlijke competentiesets in de kunstdisciplines om te bouwen tot één algemene competentieset voor alle docentenopleidingen in de kunstvakken, in relatie tot de competentieset van de masteropleiding kunsteducatie - Opmerkelijke differentiëring in beroepstaken zowel in het binnen- als in het buitenschoolse veld - Toenemende interactie tussen de opleidingen en het werkveld en de omslag naar vraagsturing vanuit het werkveld - De vraag naar ondernemerschapskwaliteiten van docenten en educatoren door flexibilisering van de arbeidsmarkt (zzp-docent).
6
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
2. Verantwoording van de keuzes Relatie bacheloropleiding en masteropleiding Het KVDO heeft er voor gekozen de competentieprofielen in de volgorde van eerst de bachelor- en daarna de masteropleiding te herzien. De reden daarvoor is de te onderscheiden opgave van beide opleidingen sinds de oprichting van de masteropleidingen kunsteducatie. De bacheloropleidingen in de kunstvakken leiden allereerst op voor een volledige (eerstegraads) bevoegdheid voor het binnenschoolse werkveld en richten zich daarnaast of zijdelings (afhankelijk van de kunstdiscipline) op de eisen van het buitenschoolse werkveld. De masteropleidingen zijn gesticht om docenten en educatoren verder te professionaliseren zodat zij in staat zijn het werkveld verder tot ontwikkeling te brengen middels onderzoek, beleid, management, samenwerking en ondernemerschap. Om de (internationaal erkende) niveaus van de bachelor- en masteropleiding inzichtelijk te maken op het gebied van te verwerven kennis en inzicht, het toepassen van kennis en inzicht, het ontwikkelen van oordeelsvorming, communicatief vermogen en het aanleren van leervaardigheden, zijn in het nieuwe competentieprofiel de Dublin descriptoren verwerkt. Relatie met de SBL competenties Het binnenschoolse werkveld wil de wettelijk vastgestelde SBL competenties graag herkenbaar verwerkt zien in het te gebruiken competentieprofiel. Het buitenschoolse werkveld stelt aanvullende - en deels ook andere - eisen aan het functioneren van docenten en vraagt ook om heldere bekwaamheidseisen. Het KVDO heeft ervoor gekozen om deze uiteenlopende eisen samen te brengen in één set van vijf samenhangende competenties waaraan de beginnende docent in het kunsteducatieve werkveld moet voldoen. Aanvullend zijn generieke gedragsindicatoren ontwikkeld. Uiteraard zijn daarbij keuzes gemaakt ten aanzien van breedte en diepgang. Niet alles kan en moet worden gerealiseerd in een vierjarig curriculum. Het KVDO beschouwt het aantonen van de startbekwaamheid aan het einde van de opleiding slechts als het begin van een noodzakelijk proces van lifelong learning waarin de competenties op een steeds hoger niveau van beheersing worden toegepast. De masteropleiding kunsteducatie sluit daar onvoorwaardelijk op aan.
7
In onderstaand relatieschema wordt zichtbaar op welke wijze de competenties van de bachelor kunstvakdocentenopleidingen die van de SBL dekken.
KVDO
SBL
Artistiek competent
Pedagogisch en didactisch competent
Interpersoonlijk competent
Omgevingsgericht competent
Kritische reflectie en ontwikkeling
Interpersoonlijke competentie
Pedagogische competentie
Vakinhoudelijke en didactische competentie
Organisatorische competentie
Competent in het samenwerken met collega’s Competent in het samenwerken met de omgeving Competent in reflectie en ontwikkeling
Relatieschema competentieprofielen SBL en KVDO
8
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
Preambule competentieprofiel KVDO bachelors
3. Eigenaarschap en validering Een overkoepelende competentieset voor alle kunstvakdocentenopleidingen Het voorliggende competentieprofiel is op een zodanig aggregatieniveau beschreven dat alle kunstdisciplines hun docentenopleiding hierin kunnen herkennen. Op deze wijze wordt recht gedaan aan de ambitie van de docentenopleidingen in de kunstvakken om als groep van verwante opleidingen te worden gezien. Bruikbaarheid en toepasbaarheid stonden voorop bij de samenstelling van het profiel. Het nieuwe profiel is kort, overzichtelijk en gemakkelijk te memoriseren. Het KVDO is er van overtuigd dat het loslaten van volledigheid als norm de communicatie over de inhoud ten goede zal komen. De competentie “Kritische reflectie en ontwikkeling” staat met reden haaks op de overige competenties omdat juist deze competentie de eigenschap in zich draagt de samenhang en onderlinge relatie tussen de competenties aan te geven.
Het competentieprofiel en de kennisbases vormen samen de instrumenten waarmee de opleidingen aan de slag gaan om de curricula vorm en inhoud te geven. Met de beschreven vermogens als uitgangspunt kan elke docentenopleiding zelf haar programma’s inrichten. Bij visitaties en accreditaties kan later controle plaats vinden of de studenten inderdaad de beschreven vermogens verworven hebben en of de programma’s dat mogelijk maken. Het is daarom belangrijk dat de opleidingen het nieuwe competentieprofiel kunnen gebruiken en in staat zijn aan de hand daarvan studenten voldoende toe te rusten voor de uitoefening van hun toekomstig beroep. Voor toetsing van de effectiviteit van de nieuwe competentieset hebben de opleidingen het werkveld nodig. Het KVDO ziet het als haar taak om de uitwisseling met het werkveld te organiseren en te zorgen voor een transparant traject om validering door het werkveld mogelijk te maken.
Gedragsindicatoren per discipline De identiteit van de docentenopleiding in de kunstvakken wordt in hoge mate bepaald door de artistieke competentie. Hoewel uit de uitwerking blijkt dat de noodzaak tot verbijzondering niet voor alle kunstdisciplines even groot is, hebben de onderscheiden disciplinenetwerkoverleggen van het KVDO de mogelijkheid gekregen de generieke gedragsindicatoren aan te vullen vanuit de eigen kunstdiscipline. Zo is de eigenheid van iedere kunstdisciplines herkenbaar. Evaluatie van het functioneren van de gedragsindicatoren in de beroepspraktijk zal moeten uitwijzen of de differentiëring voldoende is. Relatie met de kennisbases In het kader van het beleidsplan “Werken aan kwaliteit” is voor alle docentenopleidingen in het hoger beroepsonderwijs vastgesteld welke kenniselementen in de opleiding geborgd moeten worden. Kenniselementen maken onlosmakelijk deel uit van gewenste bekwaamheidseisen. Voor de docentenopleidingen in de kunstvakken zijn onder verantwoordelijkheid van het KVDO deze kenniselementen per kunstdiscipline uitgewerkt. Deze kennisbases zijn inmiddels vastgesteld en gepubliceerd. Competentiegericht opleiden en leren is een onderwijsvisie die in het HBO breed wordt toegepast en goed aansluit bij tradities in het (kunstvak)onderwijs. Binnen de competentiegerichte benadering, die zich kenmerkt door een integrale benadering van kennis, vaardigheden en attitude, krijgt kennis vooral betekenis in relatie tot het handelen. Het KVDO heeft de beschreven kennis daarom zoveel mogelijk verbonden aan de gedragsindicatoren van het nieuwe competentieprofiel.
9
10
Competentieprofiel docent beeldende kunst en vormgeving
Kr en iti on sch tw e ik refl ke e lin ct g ie
−
Artistiek Pedagogisch en didactisch Interpersoonlijk Omgevingsgericht
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
1. Artistiek competent
Ambachtelijk
De kunstvakdocent kan als kunstenaar met een eigen visie artistiek werk creëren en het artistieke proces inclusief een breed scala aan ambachtelijke kennis en instrumentele vaardigheden toepassen in onderwijs waardoor lerenden de betekenis van kunst ervaren, geïnspireerd raken en een eigen artistiek proces doorlopen.
De beginnend kunstvakdocent:
5.
toont brede kennis op het gebied van de eigen discipline.
6.
toont technische vaardigheden op het gebied van de eigen discipline.
6.2. hanteert bewust verschillende beeldende middelen (materialen, technieken, beeldaspecten).
De beginnend docent beeldende kunst en vormgeving:
6.3. pakt de ontwikkeling en inzet van beeldende middelen op een innovatieve wijze op.
Creëren 1. 2.
ontwikkelt op basis van kennis, intuïties, waarnemingen en inzichten een eigen artistieke visie. vertaalt zijn artistieke visie naar ideeën en kan met behulp van daartoe geëigende (disciplinespecifieke) middelen zijn ideeën vormgeven.
2.1. drukt een eigen artistieke visie uit met behulp van daartoe geëigende middelen in beeldende concepten en/of beeldend werk.
6.4. demonstreert het vermogen om in alles materiaal te zien, zet materiaalspecifieke eigenschappen naar inzicht en kennis in en kan beeldende concepten m.b.v. materiaal 7.
2.2. creëert beelden in uiteenlopende disciplines en demonstreert daarbij inzicht in de manier waarop beelden ervaringen veroorzaken en betekenissen overdragen
gebruikt culturele, kunsthistorische en actuele vakkennis en plaatst uitingen van de eigen discipline in deze context.
2.3. laat zich inspireren door zijn omgeving en vertaalt dit in beeldende concepten. 2.4. zet relevante onderzoeken, kennis en inzichten van cultuur, kunst en vormgeving in bij het organiseren van een beeldend proces en het oplossen van beeldende probleemstellingen.
3. 4.
13
benoemt het creatieve proces en de wijze waarop artistiek werk ervaringen bij de lerenden veroorzaakt.
6.1. maakt beeldende concepten zichtbaar en tastbaar en verwerkt daarbij beeldende problemen.
7.1. toont inzicht in de samenhang tussen de verschillende beeldende en vormgevende disciplines en tussen de manieren waarop deze beschouwd worden en relateert dit aan het eigen (kunst)pedagogische vakgebied. 7.2. toont inzicht in de samenhang tussen de verschillende kunstdisciplines, de maatschappelijke en historische context en is in staat dit in te zetten in een interdisciplinair werkproces.
8.
benut kennis en ervaring die hijzelf en de lerenden elders hebben opgedaan, waardoor het onderwijs inhoudelijk actueel blijft.
gebruikt vakinhoudelijk-didactische kennis en vaardigheden in samenhang met de doelen van het onderwijs om een creatief proces bij de lerenden te realiseren.
14
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
2. Pedagogisch-didactisch competent De kunstvakdocent beschikt als docent over de juiste pedagogische en didactische kennis en vaardigheden om op professionele wijze voor de individuele lerenden en voor groepen lerenden waarmee hij werkt, een veilige en krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin hij hen begeleidt hun mogelijkheden en ambities te ontdekken en ontwikkelen.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent beeldende kunst en vormgeving:
Creëren 9.
houdt rekening met hoe lerenden leren, hoe hun ontwikkeling verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet (hoe) daar mee om te gaan.
10. creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen, fysieke ruimte) die de lerenden in staat stellen zelfstandig en in groepen te kunnen leren.
9.1. houdt rekening met de persoonlijke kenmerken en achtergronden van de lerende.
10.1. richt de onderwijssituatie zo in dat ieder individu de ruimte krijgt om zich beeldend te ontwikkelen
12. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten van lerenden, heeft kennis van beoogde eindniveau en weet dit in tussenstappen te helpen ontwikkelen.
13. ontwerpt leeractiviteiten vanuit een vakgerichte didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn.
13.1. formuleert doelen voor lessen en ontwikkelt curricula die afgestemd zijn op de eindtermen c.q. kerndoelen zoals deze gehanteerd worden door de betreffende school of instelling
14. biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die de leerdoelen en leeractiviteiten van onderwijs in kunstvakken ondersteunen.
14.1. hanteert in zijn onderwijs methodisch en doelgericht diverse werkwijzen, waarmee lerenden de einddoelen kunnen bereiken. 14.2. ontwerpt en gebruikt didactisch en methodisch lesmateriaal.
15. toetst de ontwikkeling en voortgang van de lerenden en beoordeelt de resultaten op verantwoorde wijze. 16. geeft kunst en cultuur een betekenisvolle plaats in het onderwijs en evalueert deze plaats structureel.
16.1. positioneert beeldende kunst en vormgeving binnen het geheel van leeractiviteiten en programma’s van andere disciplines.
10.2. bevordert zelfstandigheid van de lerende maar stimuleert ook samenwerking en leren van elkaar 10.3. biedt leerlingen/deelnemers een veilige en krachtige leer- en werkomgeving waarbinnen interesse in beeldende kunst en vormgeving wordt gewekt en levend gehouden
11. ondersteunt de lerenden in hun leerproces door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en erop te reageren.
Didactisch
3. Interpersoonlijk competent De kunstvakdocent heeft als docent en kunstenaar het vermogen een prettig leer- en werkklimaat te creëren waarin hij oog heeft voor persoonlijke relaties en waarin op een coöperatieve en constructieve manier door betrokkenen wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent beeldende kunst en vormgeving:
Communicatief 17. realiseert op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met lerenden een leef- en werkklimaat dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken.
15
16
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
18. houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met de posities, achtergronden, belangen en gevoelens van zijn gesprekspartners.
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
18.1. toont in staat te zijn te onderhandelen over organisatorische, financiële en inhoudelijke aspecten van zijn beroepspraktijk als docent.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent beeldende kunst en vormgeving:
Omgevingsgerichtheid 19. beargumenteert zijn artistieke, pedagogische en didactische visies en de daaruit voortvloeiende keuzes in begrijpelijke taal.
20. maakt zijn fascinatie voor kunst en cultuur en de eigen artistieke discipline zichtbaar en zet dat in om lerenden te motiveren en stimuleren.
19.1. communiceert en verantwoordt de eigen artistieke, pedagogische en didactische visie en daaruit voortvloeiende keuzes naar verschillende doelgroepen (school, ouders, cursisten e.d.) 20.1. gaat buiten de school of instelling contacten aan die relevant zijn voor een eigen kunsteducatief en cultureel netwerk en weet dit netwerk te onderhouden.
Samenwerken 21. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken binnen en buiten het onderwijs.
21.1. realiseert in afstemming met anderen (kunst)pedagogische doelen. 21.2. levert een constructieve bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat en een goede organisatie binnen de (onderwijs) instelling of kunsteducatieve projecten.
24. signaleert actuele ontwikkelingen in de internationale samenleving en verbindt deze aan de beroepspraktijk.
24.2. zet zijn kennis van de organisatiestructuur van de binnenen buitenschoolse kunsteducatie in om het onderwijs op de werkplek adequaat te organiseren. 25. voert (artistiek) praktijkonderzoek uit om zijn eigen theoretisch kader te toetsen aan de beroepspraktijk.
25.1. onderzoekt het beeldend werk en ideeën van vakgenoten en gebruikt de uitkomsten in het eigen onderwijs.
26. toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in de samenleving en verwerkt die in zijn beroepspraktijk.
26.1. verwerkt de legitimatie en de verschillende functies van beeldende kunst en vormgeving en kunsteducatie in zijn professioneel handelen.
Omgevingsgerichtheid
22. werkt volgens de in de samenwerking geldende afspraken, procedures en systemen.
27. neemt initiatief en benut kansen in de binnen- en buitenschoolse onderwijsmarkt, voor zowel bestaande als nieuwe producten of activiteiten.
23. heeft een duidelijk beeld van zijn eigen kwaliteiten, beperkingen en rol in een samenwerking en staat open voor andere visies en ideeën.
28. toont zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van zijn cultureel ondernemerschap.
4. Omgevingsgericht competent
24.1. onderzoekt hoe hij zich in houding en visie verhoudt tot actuele maatschappelijke, beeldende en educatieve ontwikkelingen.
29. levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk project of product en staat open voor andere ideeën en inbreng.
De kunstvakdocent kan als docent en cultureel ondernemer relevante ontwikkelingen in de samenleving signaleren en onderzoeken en ziet daarin de kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn leer- en werkomgeving.
17
18
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
Competentieprofiel — docent beeldende kunst en vormgeving
5. Kritisch-reflectief competent De kunstvakdocent heeft als startbekwaam beroepsbeoefenaar een kritische en onderzoekende houding richting zijn eigen (kunst)pedagogische en artistieke handelen, beroepsopvattingen en persoonlijke concepten en kan deze systematisch bijstellen ten bate van zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent beeldende kunst en vormgeving:
34. gebruikt de resultaten van (artistiek) praktijkonderzoek om zijn eigen beroepsvisie verder te ontwikkelen en zijn persoonlijk werkconcept te expliciteren.
34.1. kan op methodische wijze, voor de beroepspraktijk relevante informatie in woord en beeld verzamelen, analyseren, beoordelen en gebruiken als bron voor het professioneel handelen (verwerken). 34.2. gebruikt op een adequate wijze verschillende onderzoeksmethoden bij het oplossen van onderzoeksvragen ter verbetering van de eigen beroepspraktijk.
Creëren 30. kijkt systematisch naar zijn handelen en heeft een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen. 31. gebruikt verschillende methodieken (bv. intervisie, evaluatie, feedback) om te reflecteren op zijn eigen handelen.
31.1. werkt planmatig aan de ontwikkeling van zijn eigen competenties en maakt daarbij gebruik van informatie en hulp van anderen (supervisie, intervisie). 31.2. denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid en beoordeelt het eigen didactisch handelen op (kunst)pedagogische waarde en effectiviteit.
Groei en vernieuwing 32. heeft een kritische en onderzoekende houding gericht op vakinhoudelijke vernieuwing en doorgroei.
32.1. verbetert en actualiseert zijn beroepsuitoefening op een planmatige manier. 32.2. draagt individueel of met collegae bij aan adoptie en implementatie van onderwijsvernieuwingen.
33. ontwikkelt zijn beroepsvisie vanuit pedagogische en cultureelmaatschappelijke dimensies en past deze visie toe in de beroepspraktijk.
19
20
Competentieprofiel docent dans
Kr en iti on sch tw e ik refl ke e lin ct g ie
−
Artistiek Pedagogisch en didactisch Interpersoonlijk Omgevingsgericht
Competentieprofiel — dans
Competentieprofiel — docent dans
1. Artistiek competent De kunstvakdocent kan als kunstenaar met een eigen visie artistiek werk creëren en het artistieke proces inclusief een breed scala aan ambachtelijke kennis en instrumentele vaardigheden toepassen in onderwijs waardoor lerenden de betekenis van kunst ervaren, geïnspireerd raken en een eigen artistiek proces doorlopen.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent dans
Creëren 1. 2.
3. 4.
ontwikkelt op basis van kennis, intuïties, waarnemingen en inzichten een eigen artistieke visie.
1.1. ontwikkelt een visie als danskunstenaar.
vertaalt zijn artistieke visie naar ideeën en kan met behulp van daartoe geëigende (disciplinespecifieke) middelen zijn ideeën vormgeven.
2.1 vertaalt de artistieke visie in artistieke concepten, bewegingsmateriaal en choreografieën.
benoemt het creatieve proces en de wijze waarop artistiek werk ervaringen bij de lerenden veroorzaakt. gebruikt vakinhoudelijk-didactische kennis en vaardigheden in samenhang met de doelen van het onderwijs om een creatief proces bij de lerenden te realiseren.
toont brede kennis op het gebied van de eigen discipline.
4.1. kan anderen inspireren en in samenwerking dansproducten vormgeven.
5.1. plaatst de betekenis van dans en het lichaam in cultuurfilosofische en cultuurhistorische context. 5.2. past kennis van het productieproces, theatervormgevingsmiddelen, termen en begrippen van het theater toe.
6.
23
toont technische vaardigheden op het gebied van de eigen discipline.
gebruikt culturele, kunsthistorische en actuele vakkennis en plaatst uitingen van de eigen discipline in deze context.
8.
benut kennis en ervaring die hijzelf en de lerenden elders hebben opgedaan, waardoor het onderwijs inhoudelijk actueel blijft.
7.1. kent de functie van sociale, rituele en uitvoerende dans binnen maatschappelijke structuren.
2. Pedagogisch-didactisch competent De kunstvakdocent beschikt als docent over de juiste pedagogische en didactische kennis en vaardigheden om op professionele wijze voor de individuele lerenden en voor groepen lerenden waarmee hij werkt, een veilige en krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin hij hen begeleidt hun mogelijkheden en ambities te ontdekken en ontwikkelen.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent dans
Creëren
Ambachtelijk 5.
7.
9.
houdt rekening met hoe lerenden leren, hoe hun ontwikkeling verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet (hoe) daar mee om te gaan.
10. creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen, fysieke ruimte) die de lerenden in staat stellen zelfstandig en in groepen te kunnen leren.
10.1. stelt een actieve, zo zelfstandig mogelijk lerende centraal; is in staat te stimuleren, motiveren, adviseren, te coachen en begeleiden.
11. ondersteunt de lerenden in hun leerproces door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en erop te reageren.
11.1. herkent en signaleert leer- en gedragsproblemen door analyse van fysiek gedrag en roept zo nodig externe deskundigheid in.
12. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten van lerenden, heeft kennis van beoogde eindniveau en weet dit in tussenstappen te helpen ontwikkelen.
24
Competentieprofiel — dans
De beginnend kunstvakdocent:
Competentieprofiel — docent dans
De beginnend docent dans
Didactisch
18. houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met de posities, achtergronden, belangen en gevoelens van zijn gesprekspartners. 19. beargumenteert zijn artistieke, pedagogische en didactische visies en de daaruit voortvloeiende keuzes in begrijpelijke taal.
13. ontwerpt leeractiviteiten vanuit een vakgerichte didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn. 14. biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die de leerdoelen en leeractiviteiten van onderwijs in kunstvakken ondersteunen.
20. maakt zijn fascinatie voor kunst en cultuur en de eigen artistieke discipline zichtbaar en zet dat in om lerenden te motiveren en stimuleren.
15. toetst de ontwikkeling en voortgang van de lerenden en beoordeelt de resultaten op verantwoorde wijze. 16. geeft kunst en cultuur een betekenisvolle plaats in het onderwijs en evalueert deze plaats structureel.
16.1. adviseert en begeleidt bij culturele activiteiten, het samenstellen van een kunstdossier (kunstmentoraat) en draagt bij tot inzicht in de diverse kunstdisciplines en de samenhang daartussen.
Samenwerken 21. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken binnen en buiten het onderwijs.
3. Interpersoonlijk competent De kunstvakdocent heeft als docent en kunstenaar het vermogen een prettig leer- en werkklimaat te creëren waarin hij oog heeft voor persoonlijke relaties en waarin op een coöperatieve en constructieve manier door betrokkenen wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent dans
21.1. geeft leiding geven aan (inter) disciplinaire projecten. 21.2. brengt verbindingen en samenwerking tot stand tussen medewerkers binnen een organisatie en slaat bruggen tussen instituten en organisaties.
22. werkt volgens de in de samenwerking geldende afspraken, procedures en systemen. 23. heeft een duidelijk beeld van zijn eigen kwaliteiten, beperkingen en rol in een samenwerking en staat open voor andere visies en ideeën.
Communicatief 17. realiseert op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met lerenden een leef- en werkklimaat dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken.
25
26
Competentieprofiel — dans
Competentieprofiel — docent dans
4. Omgevingsgericht competent De kunstvakdocent kan als docent en cultureel ondernemer relevante ontwikkelingen in de samenleving signaleren en onderzoeken en ziet daarin de kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn leer- en werkomgeving. De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent dans
Communicatief 24. signaleert actuele ontwikkelingen in de internationale samenleving en verbindt deze aan de beroepspraktijk.
24.1. toont dat hij vakinhoudelijke ontwikkelingen van de internationale danssector volgt en kennis heeft van de diverse werkvelden en de veranderende beroepspraktijk.
25. voert (artistiek) praktijkonderzoek uit om zijn eigen theoretisch kader te toetsen aan de beroepspraktijk.
25.1. Onderzoekt en verdiept bestaande methodes en werkwijzen voor danseducatie en ontwikkelt nieuwe methoden en werkwijzen voor danseducatie.
26. toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in de samenleving en verwerkt die in zijn beroepspraktijk.
26.1. plaatst culturele ontwikkelingen (met name op het gebied van jeugdcultuur en interculturaliteit) in een maatschappelijke context en relateert deze aan het eigen vakgebied.
27. neemt initiatief en benut kansen in de binnen- en buitenschoolse onderwijsmarkt, voor zowel bestaande als nieuwe producten of activiteiten.
27
5. Kritisch-reflectief competent De kunstvakdocent heeft als startbekwaam beroepsbeoefenaar een kritische en onderzoekende houding richting zijn eigen (kunst)pedagogische en artistieke handelen, beroepsopvattingen en persoonlijke concepten en kan deze systematisch bijstellen ten bate van zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling. De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent dans
Creëren 30. kijkt systematisch naar zijn handelen en heeft een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen. 31. gebruikt verschillende methodieken (bv. intervisie, evaluatie, feedback) om te reflecteren op zijn eigen handelen. Groei en vernieuwing 32. heeft een kritische en onderzoekende houding gericht op vakinhoudelijke vernieuwing en doorgroei. 33. ontwikkelt zijn beroepsvisie vanuit pedagogische en cultureelmaatschappelijke dimensies en past deze visie toe in de beroepspraktijk.
Cultureel ondernemen
28. toont zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van zijn cultureel ondernemerschap.
29. levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk project of product en staat open voor andere ideeën en inbreng.
28.1. geeft leiding aan de inhoudelijke en zakelijke aspecten van project- en lesplannen.
34. gebruikt de resultaten van (artistiek) praktijkonderzoek om zijn eigen beroepsvisie verder te ontwikkelen en zijn persoonlijk werkconcept te expliciteren.
34.1. onderzoekt en verdiept bestaande werkwijzen en methodes van de danspraktijk en ontwikkelt op een aantoonbaar innovatieve wijze nieuwe methodes en werkwijzen voor danseducatie.
28.2. neemt in de ontwikkeling van zijn beroepspraktijk de persoonlijke fysieke belastbaarheid als uitgangspunt.
28
Competentieprofiel docent muziek
Kr en iti on sch tw e ik refl ke e lin ct g ie
−
Artistiek Pedagogisch en didactisch Interpersoonlijk Omgevingsgericht
Competentieprofiel — docent muziek
Competentieprofiel — docent muziek
1. Artistiek competent De kunstvakdocent kan als kunstenaar met een eigen visie artistiek werk creëren en het artistieke proces inclusief een breed scala aan ambachtelijke kennis en instrumentele vaardigheden toepassen in onderwijs waardoor lerenden de betekenis van kunst ervaren, geïnspireerd raken en een eigen artistiek proces doorlopen.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent muziek
6.3. zet de zang- en spreekstem adequaat in. 6.4. kan de lerenden met een akkoordinstrument begeleiden. 7.
gebruikt culturele, kunsthistorische en actuele vakkennis en plaatst uitingen van de eigen discipline in deze context.
7.1. kan muziek beschouwen vanuit verschillende invalshoeken en in samenhang met andere kunsten.
8.
benut kennis en ervaring die hijzelf en de lerenden elders hebben opgedaan, waardoor het onderwijs inhoudelijk actueel blijft.
8.1. kent en hanteert het relevante lied-, speel- en luisterrepertoire voor de kunsteducatieve praktijk en maakt zich nieuw repertoire eigen.
Creëren 1. 2.
3. 4.
ontwikkelt op basis van kennis, intuïties, waarnemingen en inzichten een eigen artistieke visie. vertaalt zijn artistieke visie naar ideeën en kan met behulp van daartoe geëigende (disciplinespecifieke) middelen zijn ideeën vormgeven.
2.1. componeert, arrangeert en improviseert vanuit eigen fascinaties en visies op muziek in verschillende stijlen en contexten.
benoemt het creatieve proces en de wijze waarop artistiek werk ervaringen bij de lerenden veroorzaakt. gebruikt vakinhoudelijk-didactische kennis en vaardigheden in samenhang met de doelen van het onderwijs om een creatief proces bij de lerenden te realiseren.
2. Pedagogisch-didactisch competent De kunstvakdocent beschikt als docent over de juiste pedagogische en didactische kennis en vaardigheden om op professionele wijze voor de individuele lerenden en voor groepen lerenden waarmee hij werkt, een veilige en krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin hij hen begeleidt hun mogelijkheden en ambities te ontdekken en ontwikkelen.
4.1. toont inzicht in muzikale en creatieve processen bij de lerende(n).
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent muziek
Creëren
Ambachtelijk 5.
toont brede kennis op het gebied van de eigen discipline.
5.1 . maakt gebruik van brede historische en stilistische kennis van genoteerde en niet-genoteerde muziek uit verschillende stijlperioden en culturen.
6.
toont technische vaardigheden op het gebied van de eigen discipline.
6.1. toont over de muzikale instrumentale, vocale en multimediale vaardigheden te beschikken om muziek uit een breed repertoiregebied tot klinken te brengen.
9.
houdt rekening met hoe lerenden leren, hoe hun ontwikkeling verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet (hoe) daar mee om te gaan.
10. creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen, fysieke ruimte) die de lerenden in staat stellen zelfstandig en in groepen te kunnen leren.
9.1. begrijpt de specifieke dynamiek van het muzikaal werken met en in groepen en gebruikt kennis van groepsdynamische processen bij de omgang met de lerenden. 10.1. helpt lerenden zich te oriënteren in het fenomeen muziek en stimuleert hun betrokkenheid zodat ze actief, zelfstandig en zelfverantwoordelijk in staat zijn hun eigen muzikale interesses en doelen na te streven.
6.2. leidt en coacht vocale en instrumentale formaties van de lerenden.
31
32
Competentieprofiel — docent muziek
Competentieprofiel — docent muziek
11. ondersteunt de lerenden in hun leerproces door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en erop te reageren.
15. toetst de ontwikkeling en voortgang van de lerenden en beoordeelt de resultaten op verantwoorde wijze.
12. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten van lerenden, heeft kennis van beoogde eindniveau en weet dit in tussenstappen te helpen ontwikkelen.
15.1. ontwerpt en hanteert adequate toetsvormen en geeft lerenden constructieve feedback om volgende stappen in hun muzikale ontwikkeling te maken. 15.2. beoordeelt de muzikale kennis, toepassing daarvan en speelvaardigheden van lerenden aan de hand van criteria.
16. geeft kunst en cultuur een betekenisvolle plaats in het onderwijs en evalueert deze plaats structureel. Didactisch 13. ontwerpt leeractiviteiten vanuit een vakgerichte didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn.
13.1. analyseert (muzikale) leersituaties en ontwerpt op basis hiervan methodische leer-, werk- of handelingsplannen 13.2. formuleert doelen voor diverse leersituaties waarbij de visie van de (muziek)educatieve instelling richtinggevend is. 13.3. hanteert de domeinen musiceren, componeren en improviseren, onderzoekend luisteren en muziek beschouwen, reflecteren op eigen werk en dat van anderen.
14. biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die de leerdoelen en leeractiviteiten van onderwijs in kunstvakken ondersteunen.
14.1. hanteert strategieën om lerenden vertrouwd te maken met de gangbare elementen en structuren van muziek en weet hoe deze zich in verschillende tradities, stijlen en genres tot elkaar verhouden. 14.2. kent en hanteert diverse muzikale en onderwijskundige bronnen voor het leren en doceren, past lied-, speel- of luistermateriaal aan of ontwerpt dit zelf. 14.3. levert een bijdrage aan multi- en interdisciplinair leren op basis van inzicht in hoe muziek en andere vakgebieden samenhangen en elkaar wederzijds beïnvloeden.
3. Interpersoonlijk competent De kunstvakdocent heeft als docent en kunstenaar het vermogen een prettig leer- en werkklimaat te creëren waarin hij oog heeft voor persoonlijke relaties en waarin op een coöperatieve en constructieve manier door betrokkenen wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent muziek
Communicatief 17. realiseert op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met lerenden een leef- en werkklimaat dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken.
17.1. zet muziekpsychologische en groepsdynamische kennis in bij de omgang met lerenden.
18. houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met de posities, achtergronden, belangen en gevoelens van zijn gesprekspartners.
18.1. stemt zijn handelen af op de invloed van de sociale, economische, culturele omgeving en de rol van muziek daarin ten behoeve van de ontwikkeling, het welbevinden van de individuele lerende.
19. beargumenteert zijn artistieke, pedagogische en didactische visies en de daaruit voortvloeiende keuzes in begrijpelijke taal. 20. maakt zijn fascinatie voor kunst en cultuur en de eigen artistieke discipline zichtbaar en zet dat in om lerenden te motiveren en stimuleren.
33
34
Competentieprofiel — docent muziek
Competentieprofiel — docent muziek
Samenwerken 21. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken binnen en buiten het onderwijs.
Cultureel ondernemen 21.1 Initieert en organiseert muziekeducatieve voorstellingen of projecten voor het binnenen buitenschoolse werkveld in samenwerking of nauw overleg met collega’s of afnemers.
22. werkt volgens de in de samenwerking geldende afspraken, procedures en systemen.
4. Omgevingsgericht competent De kunstvakdocent kan als docent en cultureel ondernemer relevante ontwikkelingen in de samenleving signaleren en onderzoeken en ziet daarin de kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn leer- en werkomgeving.
De beginnend docent muziek
De kunstvakdocent heeft als startbekwaam beroepsbeoefenaar een kritische en onderzoekende houding richting zijn eigen (kunst)pedagogische en artistieke handelen, beroepsopvattingen en persoonlijke concepten en kan deze systematisch bijstellen ten bate van zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling.
De beginnend kunstvakdocent:
30. kijkt systematisch naar zijn handelen en heeft een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen. 31. gebruikt verschillende methodieken (bv. intervisie, evaluatie, feedback) om te reflecteren op zijn eigen handelen.
24. signaleert actuele ontwikkelingen in de internationale samenleving en verbindt deze aan de beroepspraktijk.
Groei en vernieuwing
25. voert (artistiek) praktijkonderzoek uit om zijn eigen theoretisch kader te toetsen aan de beroepspraktijk.
32. heeft een kritische en onderzoekende houding gericht op vakinhoudelijke vernieuwing en doorgroei.
26. toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in de samenleving en verwerkt die in zijn beroepspraktijk.
33. ontwikkelt zijn beroepsvisie vanuit pedagogische en cultureelmaatschappelijke dimensies en past deze visie toe in de beroepspraktijk.
27.1. Initieert en organiseert muziekeducatieve voorstellingen of projecten voor het binnen- en buitenschoolse werkveld.
De beginnend docent muziek
Creëren
Communicatief
27. neemt initiatief en benut kansen in de binnen- en buitenschoolse onderwijsmarkt, voor zowel bestaande als nieuwe producten of activiteiten.
35
29. levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk project of product en staat open voor andere ideeën en inbreng.
5. Kritisch-reflectief competent
23. heeft een duidelijk beeld van zijn eigen kwaliteiten, beperkingen en rol in een samenwerking en staat open voor andere visies en ideeën.
De beginnend kunstvakdocent:
28. toont zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van zijn cultureel ondernemerschap.
34. gebruikt de resultaten van (artistiek) praktijkonderzoek om zijn eigen beroepsvisie verder te ontwikkelen en zijn persoonlijk werkconcept te expliciteren.
32.1. toont aan dat hij voortdurend bezig is met zijn artistieke ontwikkeling en zijn ontwikkeling als docent muziek en docent kunstvakken.
34.1. bezit relevante onderzoeksvaardigheden ten behoeve van de innovatie binnen de muziekeducatie, past deze toe en is in staat zijn bevindingen en/ of onderzoeksresultaten terug te koppelen naar de onderwijspraktijk.
36
Competentieprofiel docent theater
Kr en iti on sch tw e ik refl ke e lin ct g ie
−
Artistiek Pedagogisch en didactisch Interpersoonlijk Omgevingsgericht
Competentieprofiel — docent theater
Competentieprofiel — docent theater
1. Artistiek competent
6.
toont technische vaardigheden op het gebied van de eigen discipline.
6.1 past geëigende instrumenten en vaktechnieken binnen de verschillende fasen van het maakproces adequaat toe, verkent de grenzen en mogelijkheden van andere genres en theaterstijlen, analyseert en synthetiseert theatrale ingrediënten en verwerkt de uitkomsten in het productieproces.
7.
gebruikt culturele, kunsthistorische en actuele vakkennis en plaatst uitingen van de eigen discipline in deze context.
7.1 toont over brede en actuele kennis te beschikken van de kernconcepten, structuren, werkwijzen en theorieën van het theatermaken en van de historische en sociaalmaatschappelijke bedding daarvan.
8.
benut kennis en ervaring die hijzelf en de lerenden elders hebben opgedaan, waardoor het onderwijs inhoudelijk actueel blijft.
De kunstvakdocent kan als kunstenaar met een eigen visie artistiek werk creëren en het artistieke proces inclusief een breed scala aan ambachtelijke kennis en instrumentele vaardigheden toepassen in onderwijs waardoor lerenden de betekenis van kunst ervaren, geïnspireerd raken en een eigen artistiek proces doorlopen.
De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent theater
Creëren 1. 2.
ontwikkelt op basis van kennis, intuïties, waarnemingen en inzichten een eigen artistieke visie.
1.1 gaat scheppend en associatief om met intuïties, waarnemingen en indrukken, transformeert deze in artistieke ideeën en een eigen artistieke visie.
vertaalt zijn artistieke visie naar ideeën en kan met behulp van daartoe geëigende (disciplinespecifieke) middelen zijn ideeën vormgeven.
2.1 draagt bij tot de totstandkoming van theatrale producten en aan de daaraan ten grondslag liggende artistieke keuzen op basis van zijn artistieke visie. 2.2 vormt concepten, produceert en componeert materiaal, biedt het aan en levert
3. 4.
benoemt het creatieve proces en de wijze waarop artistiek werk ervaringen bij de lerenden veroorzaakt.
3.1 toont in staat te zijn een verhaal zowel in handelingen als beelden te creëren en demonstreert inzicht in de manier waarop ervaringen en betekenissen overdragen
gebruikt vakinhoudelijk-didactische kennis en vaardigheden in samenhang met de doelen van het onderwijs om een creatief proces bij de lerenden te realiseren.
toont brede kennis op het gebied van de eigen discipline.
De beginnend kunstvakdocent:
9.
5.1 toont inzicht in de verschillende fasen van het theatrale maakproces 5.2 toont inzicht in principes van theatrale communicatie en hanteert deze vanuit een eigen expertise.
39
De kunstvakdocent beschikt als docent over de juiste pedagogische en didactische kennis en vaardigheden om op professionele wijze voor de individuele lerenden en voor groepen lerenden waarmee hij werkt, een veilige en krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin hij hen begeleidt hun mogelijkheden en ambities te ontdekken en ontwikkelen.
De beginnend docent theater
Creëren
Ambachtelijk 5.
2. Pedagogisch-didactisch competent
houdt rekening met hoe lerenden leren, hoe hun ontwikkeling verloopt, welke problemen zich daarbij kunnen voordoen en hij weet (hoe) daar mee om te gaan.
10. creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen, fysieke ruimte) die de lerenden in staat stellen zelfstandig en in groepen te kunnen leren.
10.1 organiseert het productieproces zodanig dat ieder individu (ook in een multidisciplinair proces binnen een andere discipline) de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen.
40
Competentieprofiel — docent theater
Competentieprofiel — docent theater
10.2 richt de materiële en immateriële leeromgeving zo in dat interesse en het theatermaken wordt gewekt en levend gehouden. 10.3 draagt bij aan realisatie en ontwikkeling van een (kunst) pedagogisch klimaat in het team of de organisatie. 10.4 maakt keuzen met betrekking tot lesmethodes, mede op grond van een eigen (kunst)pedagogische visie.
16.3 draagt bij aan realisering en ontwikkeling van (vak)didactiek binnen team/organisatie.
3. Interpersoonlijk competent De kunstvakdocent heeft als docent en kunstenaar het vermogen een prettig leer- en werkklimaat te creëren waarin hij oog heeft voor persoonlijke relaties en waarin op een coöperatieve en constructieve manier door betrokkenen wordt gecommuniceerd en samengewerkt.
12. signaleert, benoemt en begeleidt de individuele talenten van lerenden, heeft kennis van beoogde eindniveau en weet dit in tussenstappen te helpen ontwikkelen.
De beginnend kunstvakdocent:
Didactisch 13.1 gaat zowel bij de ontwikkeling van zijn onderwijs als bij de evaluatie uit van zijn vakmanschap als docerend theatermaker en verhoudt zich hierbij tot de school of instelling. 13.2 stelt leerplannen en lesprogramma’s op en stemt deze af met collegae. 14. biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die de leerdoelen en leeractiviteiten van onderwijs in kunstvakken ondersteunen.
14.1 hanteert bewust en doelgericht diverse methoden en werkwijzen bij het ontwikkelen van verschillende vaardigheden van de lerenden op het gebied van spel en theater. 14.2 hanteert verschillende werkvormen, biedt leersituaties aan waarin lerenden zich creërend en reflecterend kunnen ontwikkelen en bekwamen in artistieke en algemene zin.
15. toetst de ontwikkeling en voortgang van de lerenden en beoordeelt de resultaten op verantwoorde wijze.
41
16.1 positioneert theater binnen het geheel van leeractiviteiten. 16.2 adviseert en begeleidt bij culturele activiteiten, het samenstellen van een kunstdossier (kunstmentoraat) en draagt bij tot inzicht in de diverse kunstdisciplines en de samenhang daartussen.
11. ondersteunt de lerenden in hun leerproces door leervragen en leerproblemen te signaleren, te benoemen en erop te reageren.
13. ontwerpt leeractiviteiten vanuit een vakgerichte didactische visie die in het perspectief van de ontwikkeling van de lerenden betekenisvol zijn.
16. geeft kunst en cultuur een betekenisvolle plaats in het onderwijs en evalueert deze plaats structureel.
De beginnend docent theater
Communicatief 17. realiseert op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met lerenden een leef- en werkklimaat dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken.
17.1 gebruikt kennis van groepsdynamische processen bij de omgang met de lerenden en bij de inrichting van zijn werk als theaterdocent.
18. houdt in zijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met de posities, achtergronden, belangen en gevoelens van zijn gesprekspartners.
18.1 communiceert op creatieve wijze respectvol, informatief en overtuigend met ouders/verzorgers van de lerenden over de inhoud van het werk en over de voortgang van het leerproces. 18.2 presenteert effectief en efficiënt, zowel schriftelijk als mondeling, het theatergezelschap, de productieplannen dan wel (de uitgangspunten van) het theaterproduct aan relevante doelgroepen. 18.3 communiceert vanuit de eigen (spel) vaardigheden; expressief, speels,
42
Competentieprofiel — docent theater
19. beargumenteert zijn artistieke, pedagogische en didactische visies en de daaruit voortvloeiende keuzes in begrijpelijke taal.
Competentieprofiel — docent theater
19.1 communiceert met lerenden op inspirerende en overtuigende wijze over invallen, (tekst) interpretaties, ideeën en wensen voor het theaterproduct, en over de resultaten van verkenningen, experimenten en trainingen.
20. maakt zijn fascinatie voor kunst en cultuur en de eigen artistieke discipline zichtbaar en zet dat in om lerenden te motiveren en stimuleren.
4. Omgevingsgericht competent De kunstvakdocent kan als docent en cultureel ondernemer relevante ontwikkelingen in de samenleving signaleren en onderzoeken en ziet daarin de kansen en mogelijkheden om op een zakelijke en georganiseerde wijze de verbinding te leggen met zijn leer- en werkomgeving. De beginnend kunstvakdocent:
De beginnend docent theater
Communicatief Samenwerken 21. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken binnen en buiten het onderwijs.
21.1 stelt zich flexibel op bij het maken van een theaterproduct.
24. signaleert actuele ontwikkelingen in de internationale samenleving en verbindt deze aan de beroepspraktijk.
24.2 plaatst culturele ontwikkelingen op het gebied van jeugdcultuur en interculturaliteit in een maatschappelijke context en relateert deze aan theater en educatie.
21.2 draagt in technische en organisatorische zin bij aan een optimaal verloop van het repetitieproces en de voorstelling. 21.3 werkt productief samen in een interdisciplinair team. 21.4 overlegt constructief met collegae en verzorgt in teamverband vaken disciplineoverstijgend werk in kunsteducatie en amateur-theater. 21.5 legt contacten buiten de (onderwijs) instelling, onderhoudt deze en zet ze in voor uitvoering van vak(overstijgende) zaken.
43
22. werkt volgens de in de samenwerking geldende afspraken, procedures en systemen.
22.1 gaat effectief om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces van theatermaken.
23. heeft een duidelijk beeld van zijn eigen kwaliteiten, beperkingen en rol in een samenwerking en staat open voor andere visies en ideeën.
23.1 zet de eigen expertise in binnen het gezamenlijke artistieke proces van het theatermaken.
24.1 legt verbanden tussen culturele en maatschappelijke uitingen en ontwikkelingen.
24.2 toont kennis van de Nederlandse binnen- en buitenschoolse educatieve structuur. 25. voert (artistiek) praktijkonderzoek uit om zijn eigen theoretisch kader te toetsen aan de beroepspraktijk.
25.1 stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen.
26. toont inzicht in de functie en plaats van de kunsten in de samenleving en verwerkt die in zijn beroepspraktijk.
26.1 toont inzicht in de relaties tussen onderwijs, vorming en opvoeding binnen een sociaal-culturele context. 26.2 maakt gebruik van kennis van culturele instellingen en het culturele aanbod in stad en regio. 26.3 stimuleert lerenden tot interculturele belangstelling.
44
Competentieprofiel — docent theater
Competentieprofiel — docent theater
Cultureel ondernemen 27. neemt initiatief en benut kansen in de binnen- en buitenschoolse onderwijsmarkt, voor zowel bestaande als nieuwe producten of activiteiten.
Groei en vernieuwing 27.1 vertaalt vragen en opdrachten vanuit het veld naar succesvolle theatrale en educatieve activiteiten en voert deze uit.
32. heeft een kritische en onderzoekende houding gericht op vakinhoudelijke vernieuwing en doorgroei.
32.1 toont een oriënterende en onderzoekende grondhouding 32.2 herkent nascholingsvragen, formuleert deze en is bereid tot deelname aan nascholing. 32.3 staat open voor nieuwe inzichten en vaardigheden wat betreft methoden, technieken, materialen en de beroepsmatige invulling.
33. ontwikkelt zijn beroepsvisie vanuit pedagogische en cultureelmaatschappelijke dimensies en past deze visie toe in de beroepspraktijk.
33.1 is in staat de persoonlijke (kunst) pedagogische visie steeds verder te ontwikkelen.
34. gebruikt de resultaten van (artistiek) praktijkonderzoek om zijn eigen beroepsvisie verder te ontwikkelen en zijn persoonlijk werkconcept te expliciteren.
34.1 laat in het werk zien constant bezig te zijn met de eigen artistieke ontwikkeling en de eigen ontwikkeling als docent.
27.2 kent bestaande publieksgroepen en kan nieuwe aanboren. 28. toont zakelijk, creatief en organisatorisch inzicht bij het ontwikkelen van zijn cultureel ondernemerschap.
28.2 treft zakelijke voorzieningen ten behoeve van zijn beroepspraktijk om ook op de lange termijn beroepsmatig zelfstandig als docent werkzaam te kunnen zijn.
29. levert een actieve bijdrage aan een gezamenlijk project of product en staat open voor andere ideeën en inbreng.
5. Kritisch-reflectief competent De kunstvakdocent heeft als startbekwaam beroepsbeoefenaar een kritische en onderzoekende houding richting zijn eigen (kunst)pedagogische en artistieke handelen, beroepsopvattingen en persoonlijke concepten en kan deze systematisch bijstellen ten bate van zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling. De beginnend kunstvakdocent:
33.2 draagt individueel of met collegae bij aan adoptie en implementatie van onderwijsvernieuwingen
De beginnend docent theater
Creëren
45
30. kijkt systematisch naar zijn handelen en heeft een duidelijk beeld van eigen kwaliteiten en beperkingen.
30.1 laat zien inzicht te hebben in de eigen sterke en minder sterk ontwikkelde talenten en mogelijkheden in relatie met theater en het werk als theaterdocent.
31. gebruikt verschillende methodieken (bv. intervisie, evaluatie, feedback) om te reflecteren op zijn eigen handelen.
31.1 gaat professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek, gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen
46
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie De sector kunsteducatie professionaliseert snel en de expertise in de kunstvakdocentenopleidingen is sterk in ontwikkeling, mede dankzij de lectoraten Kunst- en Cultuureducatie. In het voorliggende stuk presenteren de masteropleidingen Kunsteducatie een herziene competentieset die aansluit bij deze ontwikkelingen. De voorliggende set is ontwikkeld door het landelijk overleg Master Kunsteducatie waarin alle zes opleidingen zijn vertegenwoordigd. Het betreft de opleidingen van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, Hanzehogeschool/ NHL Hogeschool, Alliantie Fontys Hogeschool en Zuyd, Codarts en Hogeschool Rotterdam (Piet Zwart Institute). Het programma kent een studielast van 60 EC en is tweejarig in deeltijd. De masteropleidingen fungeren als interdisciplinair expertise netwerk tussen de verschillende domeinen die met kunsteducatie te maken hebben. Er worden relaties gelegd tussen de verschillende kunstdisciplines, tussen binnen- en buitenschoolse kunsteducatie, tussen alle niveaus van onderwijs, alsook met andere sectoren zoals zorg en welzijn, en het bedrijfsleven. De Master Kunsteducatie fungeert als aanjager van innovatie in het kunsteducatieve veld. Enerzijds bedient zij een praktijk, anderzijds creëert zij die. De bijdrage van de eerste vier cohorten afgestudeerden is inmiddels duidelijk zichtbaar in het kunsteducatieve veld. De behoefte aan afgestudeerde masters met specifieke bekwaamheden bijvoorbeeld op het gebied van ondernemerschap is groeiende. De afgestudeerden reageren op de vragen uit het veld. Zij ontwikkelen innovatieve projecten, leveren onderzoeksresultaten en vervullen nieuwe functies, zoals op het gebied van samenwerking tussen cultuur en onderwijs en media toepassingen. Zo ontstaat er een nauwe aansluiting tussen de specifieke expertise van de afgestudeerden en het veld met haar steeds duidelijker gearticuleerde vragen. De Master Kunsteducatie opleidingen richten zich expliciet op de versterking en vernieuwing van de beroepspraktijk.
48
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie
Zij hebben als gemeenschappelijke pijlers interdisciplinariteit in de kunsten, onderzoek naar de kunsteducatieve praktijk, actuele inzichten en toepassingen in de kunsteducatie en de ontwikkeling van ondernemers- en managementvaardigheden. De interdisciplinaire Master Kunsteducatie biedt een verbredende en verdiepende studie aan op reeds bestaande beroepskwalificaties. In deze master ligt de nadruk op innovatie en onderzoek in de beroepspraktijk.
Het karakter van de masteropleiding Kunsteducatie Het deeltijdkarakter van de opleidingen geeft een natuurlijke verbinding met de praktijk en garandeert de agendering van actuele vraagstukken. De studenten zijn de vertegenwoordigers ervan en vormen tegelijkertijd het interdisciplinaire netwerk om die vragen aan te pakken. Het programma daagt hiertoe uit. Het onderzoek binnen de lectoraten verschaft inzichten die de onderwijsprogramma’s verrijken. De opleidingsprogramma’s stimuleren kennisontwikkeling in werkcolleges, literatuur- en praktijkonderzoek, opdrachtprojecten en peer-learning. Ervaren en pas afgestudeerde kunstvakdocenten en een bredere groep kunsteducatieve professionals vinden met dit programma de gewenste aanvulling op hun professionaliseringsbehoefte. Tijdens hun opleiding verwerven de Masters Kunsteducatie nieuwe competenties bovenop hun bestaande vakmanschap. Die nieuwe competenties kenmerken zich door het kunnen denken vanuit verschillende perspectieven en het kunnen functioneren in diverse rollen (docent/ontwikkelaar, kunstenaar, educator, intermediair, consulent/manager, etc). Masters Kunsteducatie leren hun kunstpedagogische en didactische competenties in nieuwe contexten toe te passen. Zij leren op innovatieve manieren complexe problemen op te lossen en hierover professioneel te communiceren. Zij leren initiatieven op te zetten en hier sturing en leiding aan te geven. De master Kunsteducatie biedt zowel startende als meer ervaren professionals in de kunsteducatie scholing passend in het kader van een Life Long Learning traject. Internationaal bezien zou
49
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie
deze master in het Britse systeem van de Quality Assurance een Specialised/ Advanced Study Master worden genoemd. De zes opleidingen kennen inmiddels ieder een eigen karakter dat samenhangt met de specifieke context waarin elke opleiding zich bevindt (de hogeschoolmissie en de aanwezigheid van lectoraten en kenniscentra alsook de grootstedelijke dan wel regionale positie). De afgelopen jaren is er tussen de Masteropleidingen een beweging gaande van enerzijds collegiale kennisuitwisseling en anderzijds een steeds sterkere profilering ten opzichte van elkaar. Deze ontwikkeling stimuleert de opleidingen tot het opnieuw uiteenzetten van de gemeenschappelijke basis waar iedere opleiding zich toe dient te verhouden.
Huidige discussie en recente ontwikkelingen in het onderwijsveld Onderstaande ontwikkelingen en discussies zijn van invloed geweest bij de herziening van de competentieset: Maatschappelijk: • meer erkenning voor de waarde van kunst en cultuureducatie • toenemende samenwerking tussen onderwijs en cultuur • de nog niet direct inzichtelijke gevolgen van de overheidsbezuinigingen op kunst en cultuur Onderwijs: • de algemene discussie over de kwaliteit van het onderwijs en de professionalisering van docenten (iedere meester een master) • het initiatief tot herijking van de bekwaamheidseisen en de evaluatie van de wet BIO • het (pre)advies van de Verkenningscommissie voor de kunstvakken • de (politieke) discussie over de bevoegdheid van de bacheloropleidingen Kunstvakonderwijs: • snelle ontwikkeling van specifieke expertise, o.a. op het gebied van interdisciplinariteit • een sterkere positie van de docentenopleidingen in het kunstvakonderwijs • aandacht voor onderzoek • belangrijke noties uit het rapport Dijkgraaf over het belang van de driehoek praktijk-onderzoek-onderwijs en over bovengenoemde positionering
50
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie
Totstandkoming van de nieuwe competentieset De voorliggende nieuwe set is ontwikkeld door het landelijk overleg Master Kunsteducatie waarin alle opleidingen zijn vertegenwoordigd. Deze set is een herziening van het competentieprofiel dat in 2004 vanuit het netwerk Kunstvakdocentenopleidingen (KVDO) ter voorbereiding van de start van de nieuwe masteropleidingen werd ontwikkeld. De set verhoudt zich tot: • het kader dat door de Dublin descriptoren gesteld is voor het masterniveau (o.a. kritisch en oordelend vermogen, eigen signatuur/leiderschap, toepassing van de eigen discipline in nieuwe contexten, en lerend vermogen c.q. LLL) • de algemene HBO competenties • de eerste competentieset van de Master Kunsteducatie, waarin de interdisciplinaire dimensie van het kunstvak en het kunstvakdocentschap benadrukt wordt • het door de masteropleidingen gezamenlijk opgestelde Position Paper • de feedback en beoordeling van de panels bij de accreditatie van de reeds gevisiteerde opleidingen • de nieuwe bachelor competentieset die door het KVDO is ontwikkeld, waarin het aantal competenties is teruggebracht en waarin de aandacht voor ondernemerschap is benadrukt • de reacties vanuit het werkveld op een conceptversie van deze competentieset • evaluatie studenten, alumni, docenten en werkveld.
Preambule Masteropleiding Kunsteducatie
De actuele ontwikkelingen in het veld en de opleidingen worden weerspiegeld door: • meer aandacht voor een ruimere opvatting van artistiek vermogen • een zwaarder accent op praktijkgericht onderzoek in het onderzoekend vermogen • meer aandacht voor het eigen vermogen om te innoveren binnen de veelzijdige context van het kunsteducatieve veld (ondernemerschap, relaties met externe partners) • meer ruimte voor de wijze waarop het theoretisch programma wordt ingericht • het kritisch reflectief vermogen tot formuleren als terugkerende dimensie van alle andere competenties.
Toelichting bij de competenties Om recht te doen aan de toenemende profilering van de verschillende opleidingen is gezocht naar een aggregatie niveau waarbij enerzijds kader wordt gesteld en anderzijds voldoende ruimte wordt gelaten voor accenten in ieders programma. De set is opgebouwd uit twee niveaus. Bovenaan staan de competenties beschreven. De competenties zijn gespecificeerd naar indicatoren die richting geven aan toetsing en beoordeling.
51
52
−
Ve re rm fle o ct ge ie n en tot on kr tw itis ik ch ke e lin g
Competentieprofiel Masteropleiding Kunsteducatie
Artistiek vermogen Onderzoekend vermogen Kunstpedagogisch en –didactisch vermogen Cultureel ondernemend vermogen
Competentieprofiel — Masteropleiding Kunsteducatie
Competentieprofiel — Masteropleiding Kunsteducatie
Artistiek vermogen
Kunstpedagogisch en –didactisch vermogen
De HBO master kunsteducatie geeft vanuit een eigen en eigenzinnige visie vorm aan interdisciplinaire artistieke processen en plaatst deze in actuele kunsteducatieve contexten.
De HBO master kunsteducatie initieert, ontwerpt, stuurt en evalueert kunsteducatieve processen en producten vanuit een eigen visie op kunst én educatie en realiseert deze in een actuele context.
De HBO master kunsteducatie:
De HBO master kunsteducatie:
a. toont een eigen signatuur in zijn kunsteducatieve professie, producerend, beschouwend en reflectief b. toont expertise in het creatieve, interdisciplinaire proces in een brede educatieve, sociale en artistieke context c. geeft sturing aan artistieke en kunsteducatieve processen, waarbij hij inventief kan schakelen tussen verschillende rollen d. neemt actief deel aan het actuele artistiek-educatieve discours, levert originele bijdragen aan dat discours en ontleent daarbij inzichten uit andere disciplines.
Onderzoekend vermogen De HBO-master Kunsteducatie ontwerpt en verricht op een methodologisch verantwoorde wijze praktijkgericht onderzoek en kan de resultaten ervan rapporteren, kritisch evalueren en communiceren.
a. signaleert en bestudeert nieuwe inzichten in het pedagogische domein, experimenteert met toepassingen hiervan en levert bijdragen aan de innovatie van de eigen beroepscontext b. vertaalt zijn kennis en inzichten uit diverse theorieën en kennisgebieden naar passende, actuele didactieken voor vertrouwde en nieuwe doelgroepen c. positioneert zijn kennis over disciplineoverstijgende of interdisciplinaire processen in actuele beroepscontexten d. laat de eigen visie, theoretische inzichten en beroepsethiek leidend zijn in zijn beleid.
Cultureel ondernemend vermogen De HBO master kunsteducatie geeft op een ondernemende wijze richting aan zijn professioneel handelen en geeft blijk van leiderschap onderbouwd door een sociaal-maatschappelijk en ethisch engagement.
De HBO master kunsteducatie: De HBO master kunsteducatie: a. operationaliseert voor de kunsteducatieve praktijk relevante onderzoeksvragen b. beoordeelt en analyseert kritisch nationale en internationale bronnen en onderzoeksresultaten op het terrein van kunst en educatie en relateert deze aan eigen onderzoek c. verzamelt, analyseert en interpreteert data op een systematische manier en trekt op grond hiervan conclusies d. communiceert helder zijn onderzoeksresultaten aan relevante publieksgroepen en levert hiermee een bijdrage aan het vakgebied.
55
a. anticipeert op nieuwe ontwikkelingen en vragen in het kunsteducatieve veld en vertaalt deze in nieuwe producten en markten b. onderhoudt actief zijn professioneel netwerk en treedt op als intermediair tussen personen en instellingen uit kunst, onderwijs en maatschappelijke stakeholders c. communiceert, overlegt en onderhandelt over organisatorische, financieeleconomische en inhoudelijk aspecten van de beroepspraktijk en kan daarbij een vakgroep, school, organisatie of instelling representeren d. toont leiderschapskwaliteiten binnen zijn eigen organisatie en in het aansturen van derden e. draagt bij aan het debat met betrekking tot de economische meerwaarde en waardeketen van het kunsteducatieve werkveld.
56
Competentieprofiel — Masteropleiding Kunsteducatie
Competentieprofiel — Masteropleiding Kunsteducatie
Vermogen tot kritische reflectie De HBO-Master Kunsteducatie toont een zelfstandig lerende en kritisch reflecterende houding, waarbij hij zich bewust verhoudt tot artistieke en (kunst)pedagogische visies enerzijds en complexe maatschappelijke en ethische vraagstukken anderzijds. De HBO master kunsteducatie: a. geeft zelf gericht sturing aan zijn( life-long) leerproces b. analyseert en evalueert kritisch zijn professioneel handelen in verschillende rollen en contexten c. onderbouwt zijn visie op kunsteducatie en scherpt deze aan in een voortdurend proces van nieuwe kennisverwerving, nationaal en internationaal d. beoordeelt kritisch zijn brede discipline-overstijgende kennis van theorieën, kernconcepten en werkwijzen op mogelijke originele toepassingen in de beroepspraktijk.
57
58
Grafisch ontwerp Rick Jongerius www.rickjongerius.nl