goodcompany
Claudia Zuiderwijk over de nieuwe Kamer van Koophandel
Jetta Klijnsma
over het Sociaal Akkoord en zzp’ers
Cees van Eijk
ondernemende bestuurder in innovatieve gemeente
voorjaar 2013
nummer 4
jaargang 3
4
I tem
colofon
voorwoord
I nhoud
GoodCompany is hét magazine voor de publieke sector over ondernemerschap. IMK wil met GoodCompany een platform voor debat creëren over de complexe relatie tussen ondernemers en de overheid. GoodCompany verschijnt in controlled circulation onder beslissers en beïnvloeders binnen de diverse sociale en economische domeinen van de overheid. Wilt u ook een gratis abonnement op GoodCompany, stuur dan een e-mail naar
[email protected] De volgende GoodCompany verschijnt in het najaar van 2013. GoodCompany is een uitgave van IMK en verschijnt tweemaal per jaar in een oplage van 5.500 stuks. Concept & realisatie: Mindset Design: Philip van der Pol (Studio Obus) Fotografie: Hans Catshoek, Arie Cijfer, Clemens Rikken, Robert Jan Stokman, Corina Sprokkelenburg en Mark Prins (foto’s Jetta Klijnsma, pag 2/11). Redactie/coördinatie: Brigitte van Tetterode-Buijs Anja van Voorthuijzen Postbus 443 3740 AK Baarn T 035 - 750 79 10 F 035 - 750 79 01 E
[email protected] W www.imk.nl Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) helpt in nauwe samenwerking met gemeenten, enkele duizenden kleine ondernemers per jaar. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz 2004). Daarnaast begeleidt IMK circa duizend startende ondernemers per jaar naar ondernemerschap.
2
cover
Overlevingskansen voor ondernemers
artikelen
Nieuwe Kamer van Koophandel: gefocust takenpakket
“Nooit je kop in het zand steken”
Per 1 januari 2014 staat er een nieuwe Kamer van Koophandel. Claudia Zuiderwijk geeft leiding aan het transitieproces naar een nieuwe organisatie en business model en is de beoogde bestuursvoorzitter: “Wij kiezen nu echt hardcore voor de ondernemer als opdrachtgever.”
4
Weemaes Woonelektronica dreigde na 50 jaar de winkeldeuren te moeten sluiten, maar werknemer Jan de Regt besloot de zaak over te nemen. De gemeente Terneuzen hielp met kredietverstrekking.
8
G
emiddeld overleeft maar 54% van alle Nederlandse startende ondernemers de eerste vijf
jaar en dat is veel lager dan in de meeste Europese landen. Het Nederlandse ondernemersklimaat is hard. Een uitglijder betekent regelmatig het einde van een onderneming. Vaak van een onderneming, die in de
Het sociaal vangnet voor ondernemers in 2020 “Indien het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) niet wordt gecontinueerd, heeft dat een direct negatief effect op de sociaal-economische ontwikkelingen in onze gemeenten”, aldus de deelnemers aan de tweede IMK rondetafeldiscussie.
Jetta Klijnsma: Arbeidsmarkt is echt aan het veranderen “De samenleving is nog niet echt ingericht op zzp’ers”, stelt Jette Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. “Maar het is mooi om te zien dat de drie partijen van het Sociaal Akkoord de belangen van de zzp’er ook meer en meer op het netvlies hebben.”
24
kern levensvatbaar is, inkomen genereert voor de ondernemer en zijn of haar gezin en bijdraagt aan de vitaliteit van een buurt of regio. Heel vaak dus onnodig en ongewenst. IMK maakt zich hard om te komen tot een integrale aanpak tegen ondernemersfalen, niet om slechte ondernemers overeind te houden, maar om bijnagoed ondernemers, die het echt kunnen, te helpen om het ook goed te doen. Die integrale aanpak tegen ondernemersfalen omvat een breed scala aan preventieve en correctieve
10
maatregelen. Het mooie van zo’n aanpak is dat het niet veel hoeft te kosten, terwijl de maatschappelijke baten groot zijn. Laaghangend fruit dus en dat is in deze tijd van harte welkom.
Cees van Eijk: Ondernemende wethouder Sociale Zekerheid Cees van Eijk is sinds februari wethouder in Amersfoort voor GroenLinks met o.a. Sociale Zekerheid in zijn portefeuille: “Overheid en ondernemerschap zijn twee verschillende werelden, terwijl ze heel veel van elkaar kunnen leren.”
14
Het is een kwestie van politieke en bestuurlijke wil.
en verder
De wil om het op de agenda te plaatsen, er aandacht aan te besteden, de verbindingen te maken en niet
Bureau Zelfstandigen Den Haag........................................................................................... 18
vast te blijven zitten met de gedachte dat onderne-
Branche in detail: horeca........................................................................................................... 20
mers het altijd helemaal alleen willen en moeten
Gastcolumn van Joyce Sylvester - Burgemeester Naarden .................................. 23 Pilot ‘Social return door ‘kleine’ ondernemers’............................................................. 26
doen. Han Dieperink Algemeen Directeur IMK
Ins & Outs............................................................................................................................................ 27
3
I nterview
Per 1 januari 2014 staat er een nieuwe Kamer van Koophandel. Claudia Zuiderwijk geeft leiding aan het transitieproces naar een nieuwe organisatie en business model en is de beoogde bestuursvoorzitter. Met de integratie tot één organisatie van twaalf regionale kamers, Kamer van Koophandel Nederland en stichting Syntens Innovatiecentrum wordt een fundamenteel nieuwe inrichting van de dienstverlening aan ondernemers doorgevoerd. Een tweede en feitelijk aparte taak, benadrukt Claudia Zuiderwijk, is het beheer en de doorontwikkeling van het Digitaal Ondernemersplein in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. In dat Ondernemersplein is de nieuwe Kamer van Koophandel een partner, net als de Belastingdienst, gemeenten en vele andere partijen.
Claudia geeft richting aan Zuiderwijk nieuwe KvK Z
uiderwijk schetst in grote lijnen wat er anders is aan de dienstverlening van de nieuwe Kamer ten opzichte van de oude. Ze spreekt van het vergroten van de toegankelijkheid van de informatie en dienstverlening door verdergaande digitalisering, “zodat je uiteindelijk 24/7 bij ons terecht kunt vanuit je eigen onderneming wanneer het jou uitkomt.” Zuiderwijk erkent dat deze slag al langer op ieders verlanglijstje stond, “maar het vergt nogal wat om het zorgvuldig en vooral veilig te doen. In de dienstverlening die we nog fysiek doen, veranderen ook zaken. We leveren 70 miljoen euro budget in en gaan terug van 2.230 fte naar 1.495 fte in 2014. Dan hebben we straks 369 fte in het land over voor ondernemersondersteuning, wat impliceert dat we de 1-op-1 dienstverlening zoals individueel maatwerkadvies of coaching niet meer kunnen doen.” Er zal meer collectief worden ingezet – met partners – op thema’s als starten, stoppen, overnemen, internationalisering en “ondersteuning van ondernemers bij innovatie, zeker voor de ‘K’ in het MKB. Die hebben
4
nauwelijks of geen toegang tot onderzoeksinstituten en kennisinstellingen, gewoon omdat ze te klein zijn van schaal. Daar kunnen wij wel helpen qua toeleiding en dat zullen we cluster- of groepsgewijs doen. Neem bijvoorbeeld op dit moment kleinere retailers, die hebben ’t moeilijk. De kennis is er niet altijd hoe ze een bedrijfsconcept moeten veranderen, bijvoorbeeld om een goede balans te vinden tussen online en offline dienstverlening. Wij kunnen kortdurend een impuls geven door een groep retailers te verbinden met bijvoorbeeld kennisinstituten.”
Gefocust takenpakket Zuiderwijk spreekt van een ‘gefocust takenpakket’. “Wij deden in het verleden nog veel aan beleidsadvisering. Gemeentelijke en ook provinciale overheden waren klant. Ook hoge scholen en universiteiten konden opdrachtgever en klant zijn. Wij kiezen nu echt hardcore voor de ondernemer als opdrachtgever. Als er éénderde van je budget afgaat en je moet met veel minder mensen gaan werken, dan moet je echt duidelijke keuzes maken ten aanzien van de toegevoegde waarde van je nieuwe organisatie in dit tijdsmoment. Daarmee vind je jezelf ook opnieuw uit. Dat is noodzakelijk. Hetzelfde blijven doen met minder middelen zou geen goed antwoord zijn op de vraag die er ligt. De focus ligt dus op nóg meer vraaggestuurd werken dan we al deden.” “De behoefte van de MKB-ondernemers is ons uitgangspunt. We kunnen ondernemers niet in geld financieren - dat zou ook niet kloppend zijn vanuit onze publieke aard - maar op expertise hen proberen te verbinden, met daar waar ze net kort ondersteund willen worden. Maar het moet wel heel concreet zijn en het moet ook echt wat opleveren.” En waar de oude Kamers autonome organisaties waren met autonome besturen, kiest Zuiderwijk in de nieuwe
Kamer voor maximale verbinding. “We kunnen op elke schaal en zo snel als mogelijk uitwisselen op kennis en ontwikkelingen, over regionale grenzen heen. We worden meer een hands on organisatie. Dat past bij de eerstelijns dienstverlening die wij eigenlijk willen leveren. Even dat zetje in de rug geven, even helpen die hobbel te nemen.”
Uitnodigend zijn De tijdsgeest is veranderd, stelt Zuiderwijk. “Veel organisaties hebben er last van dat het hele middenveld zich aan het herpositioneren is. Wat blijft er in de provincies en wat niet? Wat is de taak van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en wat is de taak van lokale SER-ren? Wat is de taak – nu en in de toekomst – van de economic boards, of Brainport-achtige triple helix samenwerkingsverbanden? Je ziet in het hele pallet in Nederland, dat men zoekende is naar wat die nieuwe middenstructuur wordt. Iedereen claimt daarin een positie, maar er is geen grand design. Iedereen zoekt en dat heeft met taakstellingen te maken. Het enige wat wij doen is heel duidelijk maken wat volgens ons de essentie is waar we op gaan verkeren. Ik wil heel uitnodigend zijn naar andere partijen. Laten we niet de strijd aangaan, maar samen zoveel mogelijk kwaliteit ontwikkelen voor de ondernemers en onze schaarse publieke middelen juist complementair aan elkaar inzetten. Onze economie wordt door het MKB gevoed. Dus ik vind dat we prudent met elkaar moeten zijn. Daar hebben we een morele plicht in. Laten we niet met z’n allen op hetzelfde terreintje strijden. Tezamen bieden we een stevige ondersteuningsstructuur voor ondernemend Nederland. Ik zoek meer dan verbinding met brancheorganisaties, die hebben een heel belangrijke rol in Nederland. Het belang is groot en we hebben allemaal minder middelen. En dat is spannend, omdat iedereen nu aan het herpositioneren is. Maar de dialoog, die zoeken we wel op.”
5
I nterview betalingsverkeer zou mogen doen. Diezelfde potentie zit in de data van de Kamer van Koophandel: welke informatie zou je allemaal niet uit een jaarverslag kunnen halen? Even over de positionering. Want er staat helder in het detailontwerp van de nieuwe Kamer: ‘We zijn een publieke organisatie’. En er staat ook: ‘In de positionering vervult die nieuwe Kamer een rol tussen de publieke sector en bedrijfsleven’. De essentie van de beweging bij de Kamer van Koophandel was toch de transitie van een intermediaire organisatie naar een heldere publieke organisatie? “Natuurlijk heb je gelijk: wij zijn van de overheid, want volledig gesubsidieerd, alhoewel ondernemers wel voor een deel van onze dienstverlening een marginale kostprijs voor gebruik betalen. Maar wij geloven heel erg dat je niet zozeer naar je financier, maar juist naar je klant toe moet kruipen en dat is de ondernemer. Dat is wel een duidelijke keuze hoor, dat we heel dicht bij die klant willen zitten. Die moet er lol aan hebben, want anders hebben wij naast onze wettelijke taken geen toegevoegde waarde. Dat we dit moeten bewijzen op een ‘klantgerichte’ manier is prima, ik vind dat een gezonde manier voor elke ZBO. Dat vanzelfsprekende van: ‘Wij bestaan dus we zijn’, dat kan echt niet meer.” Zuiderwijk neemt een slok van haar koffie. Dan: “Als nieuwe Kamer hebben we dus een duidelijke focus op: waar ligt onze toegevoegde waarde anno nu? Maar er is sprake van een tweeledige rol: in opdracht van het ministerie van EZ hebben we de taak op ons genomen van het ontwikkelen en beheren van het Digitaal Ondernemersplein voor alle overheidsloketten. Dat is in feite een tweede pet die we op hebben. We zijn opdrachtgever/ontwikkelaar. Het is niet van ons, het Digitaal Ondernemersplein, het is een dienstverleningsconcept voor ondernemers. Maar als Kamer leveren wij wel al onze diensten via dat platform. In dat Ondernemersplein is de nieuwe Kamer van Koophandel gewoon een partner, net als de Belastingdienst, gemeenten en vele andere partijen.”
6
“Wij zijn stringent afgebakend. Als je overheid bent, mag je de markt niet verstoren. Die data vormen onze business intelligence en die gebruiken we binnen de scope van onze dienstverlening. Natuurlijk zou je hier fantastische dingen mee kunnen doen, soms klopt mijn commerciële hart ervan. Op dit moment nemen private partijen al
dat we onze dienstverlening zullen beperken tot alleen daar. We zullen overal zitten waar we projecten ondersteunen, regionaal in het netwerk. Op die vijf hoofdlocaties hebben we een fysiek ondernemersplein, laat ik het zo maar noemen, en dat is geen loketfunctie, maar juist een ontmoetingsplek voor ondernemers en publieke partners.” De achterban is straks georganiseerd in een zogenaamde centrale raad en vijf regioraden. “Dat is een wettelijk bepaald participatiemodel. De regiora-
“De nieuwe Kamer van Koophandel en het Digitaal Ondernemersplein zijn met elkaar verbonden, maar niet hetzelfde”
Wat is de ‘roadmap’ voor het Digitaal Ondernemersplein? Gaan in de toekomst private partijen hiervan ook deel uit maken? “Grote publieke partijen zoals de Belastingdienst, gemeenten, de RDW, Agentschap.nl en wij zitten aan tafel om de eerste stap te maken naar een gezamenlijke informatievoorziening en transacties die samenhang hebben over de organisaties heen te ontsluiten naar ondernemers. We hebben de eerste partnervergadering nu gehad met elkaar. Met deze partners heb je 80 procent te pakken van de partijen waarmee ondernemers primair van doen hebben. Die informatieontsluiting, daar zijn we best al wel ver in qua wet- en regelgeving en antwoorden voor
bedrijven. Zaken waarvan de ondernemer merkt: ze hebben het makkelijker voor me gemaakt. Dat is het beste wat je kunt bereiken nu en daarna kun je eventueel openen naar andere partijen. Als we dat ook nu al zouden doen, dan zouden we kunnen verdwalen in het bos van groots en meeslepend, maar niks realiserend. En dat is killing. Op termijn sluiten we het niet uit. Maar in deze fase gaat het duidelijk om publieke partijen en publieke informatie. Ik heb wel een beeld over de toekomst, maar ik waak voor verwachtingsmanagement, wat we niet kunnen waarmaken. Ik ben er best huiverig voor, dat als wij nu met verre horizonten beginnen, we tegen kunnen vallen bij ondernemers. En ik vind dat ze dat niet verdienen. Het begin is veel-
belovend, we krijgen positieve reacties. Ik verras liever zo dan dat ik te hoog en ver weg begin.” “Maar natuurlijk is het heel fijn als je als horecaondernemer in bijvoorbeeld Delft wilt starten, dat dan gevraagd wordt: ‘Goh, jij bent aan het starten, wil je ook gelijk je btw-nummer aanvragen en je vergunningen regelen bij de gemeente Delft? En dat dat dan wordt doorgeleid, over de muren heen van de KvK, van de Belastingdienst en die van de gemeente Delft. Dan maken we het wel een beetje makkelijker voor Nederland. Dus dat vind ik een mooie taak erbij.” De Kamer van Koophandel zit op een schat aan informatie. Laatst kwam de discussie op of Equens mogelijk iets commercieels met de informatie van ons
informatie op dit vlak van ons af, waar zij gebruik van maken voor hun commerciële diensten. Waarbij overigens ondernemers die niet willen dat hun gegevens worden doorverkocht voor direct marketing doeleinden, dat bij ons kunnen aangeven. Uiteraard denken we vanuit deze marktbehoeften aan gebruik van overheidsdata na over wat handige doorsnedes zijn voor derde partijen in hun informatiebehoeften. Overigens zal op de lange termijn de Open Data discussie sowieso aan de orde zijn. Voor ons erg interessant, zeker, maar hopelijk gebeurt deze discussie in Nederland en Europees verband altijd binnen weloverwogen afwegingen rondom privacy. ”
Hoofdlocaties en regioraden De door Zuiderwijk genoemde business intelligence zal uiteraard worden ingezet in de ondersteuning van de MKBondernemer. “Die willen we op feiten kunnen ondersteunen, met data over ontwikkelingen die wij zien. We zitten straks op negentien locaties, waarvan vijf ‘hoofdlocaties’, wat niet wil zeggen
den betreffen gewoon werkgebieden; van daaruit zwermen onze mensen uit. Dat kan tot diep in het zuiden zijn, dat kan tot diep in het oosten zijn.” Elke raad telt twaalf leden; zes ondernemers/ werkgevers, drie werknemers en drie vrij in te vullen plaatsen, bijvoorbeeld voor een onderwijsinstelling of zzp’er. “Daarin willen we losjes zijn hoor”, glimlacht Zuiderwijk, “niet te geïnstitutionaliseerd.” Via de ontmoetingsplekken, regioraden en digitale kanalen kunnen de ondernemers een stem geven aan hun vraag en behoefte, geeft Zuiderwijk aan. “Als daar bijvoorbeeld uitkomt dat men van ons vraagt om netwerkontmoetingen te faciliteren, dan zullen we dat doen, met heel veel passie en liefde, maar ook binnen onze beperkte middelen en capaciteit uiteraard. De uitkomst kan per regio verschillen. Ik weet niet hoe dat precies zal uitpakken, dat gaan we nu dus meemaken. Het is niet one size fits all. We willen de dialoog aangaan en de discussie voeden met wat wij weten en denken. Uiteindelijk vindt bij de (regio)raden de keuze plaats. ”
7
I tem
Weemaes Woonelektronica is al meer dan 50 jaar gevestigd aan de Hoofdstraat in Sint Jansteen. Maar oktober 2010 werd het faillissement aangevraagd voor het moederconcern; door prijsdalingen en teruglopende consumentenbestedingen bleef de omzet achter bij de verwachtingen. Met steun van de gemeente Terneuzen kon werknemer Jan de Regt het bedrijf overnemen.
J
an had vrijwel meteen plannen om de zaak door te starten. “Ik was pas 58 jaar en ik had geen zin om thuis te gaan zitten. Uit het verleden wist ik wat de opbrengst van deze winkel kon zijn. Toen de curator met de afwikkeling van het faillissement bezig was, ben ik gewoon blijven werken. Als de winkel toen was dichtgegaan, hadden we het niet gered.”
Kritische blik De Regt had 30.000 euro nodig voor het overnemen van de winkelvoorraad en het afbetalen van handelscrediteuren.
Door zijn financieel adviseur werd hij gewezen op de mogelijkheid om bij de gemeente Terneuzen aan te kloppen voor een kredietverstrekking in het kader van de Bbz-regeling (Besluit bijstand zelfstandigen). Aldus kwam hij terecht bij consulent Jan de Putter. Die vertelt dat de gemeente circa 30-40 aanvragen per jaar krijgt; het gaat dan om mensen die vanuit een uitkering voor zichzelf willen beginnen, of bestaande ondernemers die in de problemen zijn geraakt. Ongeveer driekwart van die aanvragen krijgt een negatief advies. “We kijken met een kritische blik”, zegt De Putter. “We wil-
len een goed ondernemingsplan zien. Van sommigen weet je gewoon dat ze ’t niet gaan redden. Bij bestaande ondernemers met financiële problemen zit je vaak al aan de onderkant van de markt, de bank wil dan al niet meer financieren. Wij selecteren scherp. Het normpercentage van het geld dat je uitzet en dus terug moet komen is landelijk 54,9 procent. Wij zitten daar ongeveer tien procent onder.”
Positief advies Het IMK werd door de gemeente gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de levensvatbaarheid van het bedrijf en het nieuwe plan. Ritchie van der Mark, ondernemersadviseur van het IMK heeft dit op zich genomen. “Ik was aanvankelijk wat sceptisch gezien de ontwikkelingen in de markt voor consumentenelektronica”, aldus Van der Mark. “Maar toen kwam ik hier in de winkel en viel me direct de ‘selling power’ van Jan op. Hij is zeer contactvaardig en kan mensen aan zich bin-
den. Wat me opviel was dat zijn ondernemingsplan financieel goed was dichtgetimmerd. Jan is scherp op inkoop en verkoop. De door mij uitgevoerde commerciële analyse naar de bestedingen en de marktomvang viel goed uit. In combinatie met de persoonlijke eigenschappen gaf mij dat het goede gevoel om een positief advies uit te brengen.” Jan de Putter: “Een positief advies nemen wij als gemeente niet klakkeloos over. Maar ook wij zagen mogelijkheden om Jan de Regt een kans te geven. Hadden wij hem niet geholpen, dan zou hij waarschijnlijk in een uitkering
terecht zijn gekomen. We hebben goede afspraken gemaakt en hij lost netjes af.”
Eerst verdienen “Als één van de eerste dingen heb ik de kosten onder de loep genomen”, vertelt ondernemer De Regt. “De energienota bedroeg 1.600 euro per maand en er waren vier internetabonnementen op dit pand. Ik heb een oude leaseauto eruit gedaan - dat scheelde me 300 euro in de maand - en voor 1.950 euro een oude bedrijfsauto gekocht met een kapotte vooruit. Ik heb er een nieuwe ruit in laten zetten mét een onder-
“Nooit je kop in het zand steken” houdsbeurt voor 350 euro. Nou, die wagen heeft z’n geld al dik opgeleverd. Dit zijn zaken waar startende ondernemers meestal niet op letten, maar ik vind: je moet je beide strijkijzers op de vloer houden. Eerst wat verdienen, dan pas uitgeven.” Jan werkt samen met servicemonteur Theo en bruingoedman Paul, collega’s van vroeger die hij respectievelijk al 30 en 25 jaar kent. Jan doet zelf het witgoed. “Met z’n drieën hebben we 100 jaar ervaring. Het zijn twee ontzettend goede medewerkers, ik heb ze keihard nodig.”
Vaste klantenkring Weemaes Woonelektronica verkoopt de bekende kwaliteitsmerken witgoed, bruingoed en klein huishoudelijk. De winkel is vijf dagen in de week open. “Dat is genoeg, we hebben ook nog een thuis. De maandag is een goede dag voor ons, dan is het markt in Hulst en hebben we altijd aanloop. Dinsdag zijn we dicht en vanaf woensdag zijn we vier dagen achter elkaar bezig en we leveren
8
ook op zaterdagmorgen nog spullen af bij de klanten. Je mag niet op je lauweren rusten en nooit je kop in het zand steken.” Persoonlijk advies, vakmanschap, het vertrouwen winnen van de klant zijn onderscheidende kenmerken. “Het gaat niet om geld, maar om kwaliteit. Daar zijn veel mensen gevoelig voor”, zegt De Regt. “We hebben een trouwe, vaste klantenkring.” Die klanten komen voornamelijk uit de driehoek Sas van Gent-Terneuzen-Hulst, maar ook uit Axel en de kop van België, want Belgen weten in toenemende mate de weg
te vinden naar Zeeuws-Vlaanderen. “Jongere Belgen kopen hier huizen, dat zorgt voor nieuw bloed. In Terneuzen wordt niet veel bijgebouwd, wel aan de kust bij Cadzand, maar dat heeft overwegend een recreatieve bestemming”, vertelt Jan de Putter.
Periodiek contact Veel oudere, loyale klanten dus en voldoende aanwas van nieuwe klanten. De laatsten zijn door schade en schande wijs geworden bij de grote megastores, suggereert Jan de Regt: “Daar krijgen ze niet de service die wij leveren, apparaten worden niet geïnstalleerd of gerepareerd.” Hij is content met hoe de zaken gaan. “Het kan altijd beter natuurlijk, maar gezien de huidige marktsituatie moet je tevreden zijn.” Periodiek is er contact tussen ondernemer, gemeenteconsulent en IMKadviseur. “Dat past in het kader van de voortgangsonderzoeken”, legt De Putter uit. “Dat het goed loopt is prima, maar het moet goed blijven lopen natuurlijk.”
9
I nterview
Jetta Klijnsma over de gevolgen van het Sociaal Akkoord voor zelfstandigen
Sinds 2005 is het aantal zelfstandigen in Nederland gegroeid tot meer dan een miljoen. Welke rol heeft de overheid in de toekomstige inrichting van een samenleving die meer afgestemd zal zijn op ondernemerschap? “De samenleving is nog niet echt ingericht op zzp’ers”, stelt Jetta Klijnsma, staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid in gesprek met Han Dieperink, directeur IMK. “Maar het is mooi om te zien dat de drie partijen van het Sociaal Akkoord de belangen van de zzp’er ook meer en meer op het netvlies hebben.”
K
lijnsma is druk doende met het wetsvoorstel voor de Participatiewet. Die treedt in werking per 1 januari 2015, een jaar later dan voorzien. Dit is een gevolg van het Sociaal Akkoord waarbij gemeenten, werkgevers en werknemers (vakbonden) vanaf 2015 binnen ‘de arbeidsregio’ samen de uitvoering rond loonvormend werk verzorgen. Er komen 35 arbeidsregio’s en binnen die regio’s krijgen de ‘Werkpleinen’ een spilfunctie in arbeidsmarktbemiddeling voor alle mensen die kunnen werken. Er komen ook 35 ‘Werkbedrijven’ voor mensen met een functiebeperking. Gemeenten werken hierbij samen met werkgevers, werknemers en UWV.
10
Nederland telt op dit moment ruim één miljoen ondernemers/zelfstandigen. Eén op de acht Nederlanders in de beroepsbevolking is daarmee zogenaamd self employed en dat roept veel vragen op met betrekking tot de sociale zekerheid van deze grote groep ingezetenen. Hoe kijkt u aan tegen de positie van zelfstandigen in het licht van sociale zekerheid en welke gevolgen hebben het sociaal akkoord en de participatiewet voor zelfstandigen? “Zzp’ers zijn een ontwikkeling van de laatste decennia. Veel mensen hebben volledig gekozen voor ondernemerschap. Maar met de economische crisis groeit het aantal zzp’ers ook tegen wil en dank. Als jouw baas failliet gaat, dan kies je eieren voor je geld. Of je wordt door je werkgever ontslagen, onder de
voorwaarde dat je dan als zzp’er wordt ingehuurd. Ik heb vorig jaar een vrijwilligersklus gedaan als kwartiermaker bij de vakbeweging. Daarbij ben ik echt in de haarvaten van de vakbeweging gekropen. De werkvloer opgegaan en aan de mensen – bouwvakkers, verpleegkundigen, maar ook baliemedewerkers – gevraagd: ‘Ben je lid van de vakbeweging en zo ja: waarom, en zo nee: waarom niet?’ Toen werd mij duidelijk dat dat hele fenomeen van zzp’ers als paddenstoelen uit de grond is geschoten. Veel van de mensen die ik sprak bleken te zijn ingehuurd op persoonlijke titel. Die hadden geen contract zoals medewerkers in loondienst en zeiden: ‘Fijn die vakbeweging, maar wat heb ik eraan, want ik ben niet in loondienst en heb ook geen CAO’. Dat was één van de eerste momenten dat ik mij realiseerde dat onze arbeidsmarkt écht aan het veranderen is.”
Stevig inrichten “We moeten ervoor zorgen dat onze instituties daarop geënt worden. Niet
11
I nterview alleen de vakbeweging moet zich meer bekommeren om zzp’ers, dat geldt ook voor Kamer van Koophandel, de gemeenten, de banken, de notarissen.” Klijnsma praat over het zoeken naar collectiviteit, het verzekeren van ziektekosten en arbeidsongeschiktheid, opleiden (“ondernemerschap aanleren”) en natuurlijk de oudedagsvoorziening. “De AOW is een fundament om recht overeind te houden, maar geen vetpot en daarboven zal je het dus zelf bij elkaar moeten sparen. We moeten dat nog heel stevig inrichten.”
“Onze hele samenleving moet zich veel meer realiseren dat mensen veel meer in een standalone werkpositie aan de slag zullen gaan op de arbeidsmarkt dan tot nu toe. De overheid moet daarin het voortouw nemen en daarom ben ik ook zo blij met het Sociaal Akkoord, want daarin zit ingebed de interactie tussen werkgevers, werknemers en de overheid – dus ook de gemeenten – hoe om te gaan met dit fenomeen. Iedereen onderkent dat nu en dus gaat het erom dat we wet- en regelgeving erop inrichten.” Wet- en regelgeving is belangrijk, maar toch vooral een randvoorwaardelijk aspect. Het succes voor de transformatie in de maatschappij lijkt toch vooral:
de juiste verbindingen maken. Je kunt dingen in beweging zetten vanuit een soort ‘grand design’ of je kunt het helemaal overlaten aan het enthousiasme van mensen. Wat is volgens u de route die we moeten kiezen? “Ik vind en/en mooi hoor! Misschien helpt de economische crisis wel, je ziet in het Regeerakkoord dat er op alle fronten - de woningmarkt, de zorg, de arbeidsmarkt – hervormingen zijn ingezet, gewoon ook omdat de tering weer naar de nering gezet moet worden. Het dwingt je - ook dus om financiële redenen - écht te willen doordenken: hoe dan wel? Er zit nog veel gebakken lucht in de samenleving en die moet er
toch echt eerst uit. En dan vind ik en/ en mooi, nieuwe initiatieven die van onderop opborrelen, zoals bijvoorbeeld het Ondernemershuis in Zoetermeer, wat echt baanbrekend is en van bovenaf zorgen voor nieuwe wet- en regelgeving.” Klijnsma spreekt ook over impulsen zoals Start Foundation dat op initiatief van IMK samen met gemeenten en ondernemers, die eerder gebruik hebben gemaakt van publieke middelen stageplannen creëert. De pilot draait in Alkmaar, Arnhem, Heerlen, Leidschendam/Voorburg en Tilburg. Zij tekent erbij aan dat er nauwgezet moet worden nagedacht hoe dat helpen verder gestimuleerd kan worden door bijvoorbeeld gemeentelijke verordeningen aan te passen. Klijnsma glimlacht: “Ik ben gelukkig al iets ouder, dan heb je dingen meegemaakt en gezien in de praktijk. Al die
Klijnsma treedt graag in contact met gemeenteambtenaren: “Ik steek m’n licht op, leg m’n oor te luisteren bij mensen uit de praktijk in het kader van hoe we die nieuwe wet- en regelgeving moeten inrichten. Zij weten waaraan mensen behoefte hebben, zij kennen die mensen.” Ze stelt dat het belangrijk is dat gemeenten hun inwoners goed kunnen helpen bij het vinden van werk, dat de Participatiewet daarop wordt vormgegeven, dat de beleidslijnen duidelijk zijn, want: “Gemeenten kunnen hun werk alleen goed doen als ze ook instrumenten daarvoor hebben. We moeten het Sociaal Akkoord goed inplanten in de Participatiewet, de meerwaarde zien van deze samenwerking tussen de drie partners: werkgevers, werknemers en overheid.” In reactie op een verzoek van de Utrechtse wethouder Hans Spigt heeft
mische focus van de gemeente. Banken zijn terughoudend met kredietverstrekking en dat vergroot de economische treurnis. Maar er zit nog veel gebakken lucht in onze samenleving en die moet eruit. Kijkend naar de banken is er geen behoefte aan nieuwe luchtbellen. Maar goed onderbouwde businessplannen, tot stand gekomen door samenwerking tussen ondernemers, instituten en gemeenten, dan zouden banken toch overstag moeten gaan.”
Parttime ondernemerschap Tenslotte denkt Klijnsma dat de meeste zzp’ers niet van de ene op de andere dag volledig zelfstandig ondernemer zijn. “Daar moet je ze helpen in te groeien.” Ze gelooft in dat verband ook sterk in parttime ondernemerschap. Het criterium van 1225 gewerkte uren per jaar als voorwaarde voor zelfstandig ondernemerschap gaat ze desgevraagd bekij-
“De samenleving moet zich realiseren dat mensen veel meer in een ‘standalone’ werkpositie aan de slag zullen gaan op de arbeidsmarkt dan tot nu toe”
expertise en ervaring helpt mij enorm. Ik ken ook veel mensen en kan op basis van interactie met hen nieuwe dingen tot stand brengen. Dat vind ik heel erg mooi om te doen.”
Regionaal aan de slag Ze wil een dringend appèl doen op wethouders om over de eigen gemeentegrenzen heen te kijken. “Kijk hoe je regionaal aan de slag kunt, doe het samen met naburige gemeenten. Werkgevers gaan ook over de gemeentegrenzen heen hoor! Ik was twee weken geleden in Friesland, dat is echt een eenheid, die regionale samenwerking WestFriesland!”
12
Klijnsma gezegd ook te willen kijken hoe het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) beter kan worden aangepast aan mogelijkheden voor gemeenten om mee te werken. Het Bbz blijkt een effectief middel, want na vier jaar doet 75 procent van de ondernemers geen beroep meer op een uitkering en is dus sprake van duurzame uitstroom. Ze zegt: “Je moet het Bbz niet alleen vanuit een sociale invalshoek bekijken, maar ook vanuit een economische. Ik denk dat wethouders SZ en EZ de handen ineen moeten slaan om mensen vanuit de bijstand te begeleiden naar zelfstandig ondernemerschap op een manier die aansluit bij de econo-
ken of daarmee flexibeler kan worden omgegaan. “Dat is een heel concreet voorbeeld, maar het gaat natuurlijk ook veel meer over de filosofie erachter, over de manier van denken van ons allemaal. Ik bedoel: je kunt geen hypotheek krijgen in dit land als je geen vast dienstverband hebt. Even heel zwart-wit gesteld. We zullen er dus voor moeten zorgen dat we de situatie zo inrichten dat wanneer je standalone actief bent op de arbeidsmarkt, je toch datgene kunt verkrijgen wat iedereen kan krijgen die in loondienst is. Dus dat vergt iets van de overheid, van de instituties, maar het vergt ook iets van jou als zzp’er.”
13
I nterview
Cees van Eijk is sinds februari wethouder in Amersfoort met de portefeuille Sociale Zekerheid, Diversiteit, Onderwijs, Duurzaamheid, Afval en Milieu. “Overheid en ondernemerschap zijn twee verschillende werelden, terwijl ze heel veel van elkaar kunnen leren in een manier van denken, in willen investeren in de toekomst.” “Wat betekent ondernemerschap voor mensen in de bijstand, zeker in de context van een economische crisis? Dat heeft alles te maken met de positie die ondernemerschap kan krijgen en de markt die daarvoor is”, stelt Van Eijk. “Wat dat betreft vind ik het nuttig en goed om sociale zaken te kunnen combineren met thema’s als diversiteit en onderwijs en dat ik als oud-ondernemer weet welke mechanismes er werken rond ondernemerschap.”
ten wel over de wereldeconomie en de crisis, maar op microschaal zie je die economie echt hele slagen maken. Nieuwe vormen van wijkeconomie, ruilhandel komt terug, coöperaties, microkredieten onderling, kleinschaligheid. Een heel andere manier van werken en dat vind ik een politiek bestuurlijke uitdaging.”
Een wethouder die vroeger ondernemer was, of een ondernemer die tijdelijk de rol van wethouder vervult?
“Ik ben helemaal geen ondernemer van huis uit, maar op een gegeven moment ontstond het idee om zelfstandig iets te gaan doen. Noem ‘t een droom, een gouden idee of wat dan ook. Ik was secretaris voorlichting bij de Nationale Commissie Aids Bestrijding. Daar deed ik van alles op het gebied van voorlichting, van Postbus 51 campagnes tot aan specifieke doelgroepen. Ik kreeg ’t idee: daar is een markt voor, dit is niet alleen interessant voor de NCAB, maar ook voor andere overheden en bedrijven. Dus waarom zouden we die methodieken, die ervaringen en de netwerken die we hier opgebouwd hebben niet te gelde maken voor anderen? Nog niet eens zozeer vanuit een financieel motief, maar met een motief van: dit heeft gewoon kansen in de samenleving, die kan daar beter van worden.” “Ik ben vanuit de inhoud begonnen en het ondernemerschap is erbij gekomen. Dat moet je leren, met vallen en opstaan. Je bent niet de hele dag bezig met inhoudelijke projecten en campagnes, nee, je bent ook bezig met administratie, met personeel, met belastingen,
“Ik zou eerder willen zeggen: ondernemende bestuurder. Ik ben nu bestuurder, wethouder van deze mooie stad, maar in de manier van werken ben ik wel beïnvloed door mijn eigen ervaring en eigen vaardigheden op het gebied van ondernemerschap. Dat is, bijvoorbeeld, niet praten over subsidies, maar praten over investeringen in je stad. Denken aan waar je rendement kunt halen. In financiële zin, maar ook in maatschappelijke zin. Ondernemend betekent ook dat je opzoekt wat er in de samenleving gebeurt, niet alleen datgene wat jij politiek belangrijk vindt. Je speelt in op datgene wat zich ontwikkelt. Een ondernemer zou zeggen: ‘Waar liggen mijn kansen?’ Voor de overheid geldt dan: waar liggen mijn maatschappelijke kansen? Dat is een andere manier van kijken naar je omgeving.” “Die verandering van overheid heeft alles te maken met verandering van samenleving en de economie. We pra-
14
U bent in 1993 begonnen als ondernemer in het maatschappelijk veld. Hoe is dat zo gekomen?
Cees van Eijk:
ondernemende bestuurder in een innovatieve gemeente 15
I nterview
noem maar op. Dat is een leerproces. Ik heb een cursus ondernemerschap gevolgd om een beeld te krijgen van wat er op je afkomt. Dat is niet die 9 tot 5 baan. Ondernemerschap betekent dat je risico’s moet nemen, dat je ook een periode zonder inkomen zit. Ik weet wel dat ik gedurende die eerste periode dacht: ik heb helemaal geen opdrachten voor volgende maand, wat nu? Zweet op m’n voorhoofd! Daar moet je mee leren omgaan. Maar het is wel zo: je blijft getriggerd door die bepaalde droom die je wilt nastreven. Dat geldt ook in deze functie: je hebt ook een bepaalde maatschappelijke droom die je als
Er wordt veel gesproken over innovatie in de dienstverlening van de overheid, maar binnen het domein van de sociale zekerheid schiet het niet erg op. Het verbaast ons dat er niet meer veel meer druk wordt gelegd op leveranciers van de overheid om met innovatieve oplossingen te komen, zoals onze nieuwe startersaanpak, als antwoord op de immense bezuinigingsdoelstellingen. Dat is immers hard nodig om het ambitieniveau overeind te houden, liefst te verhogen, tegen veel lagere kosten. Zou de overheid die broodnodige innovatie in dienstverlening niet gewoon moeten eisen? “De vernieuwingsslag die je wilt maken, valt of staat niet alleen maar met een bepaalde visie of aanjaagfunctie. Het gaat vooral om de mensen die het moeten doen en eigenlijk vraag je van hen
van deze tijd en tevens kostenbesparend. Het tweede aspect is dat we kandidaten een soort voortraject bieden: proef er maar aan, kijk of je idee rijp is en of jij er klaar voor bent om de vervolgstap naar ondernemerschap te zetten. Ik ben erg enthousiast over deze samenwerkingsvorm; heel praktisch, to the point en ook passend bij zoals wij hier als Sociale Zaken willen werken. Niet meer generiek voor iedereen, maar maatwerk leveren. Je gaat op de persoon toegespitste begeleiding geven. En nadrukkelijk aangeven: ‘We willen investeren in je, maar dan verwachten we ook wat van je. Jij bent aan zet, het is jouw droom, jouw inzet’. Dat is een werkwijze waarover wij zeer positief
“De besparingsopdracht is leidend voor de vernieuwingsslag” bestuurder na wil streven. Overigens, je moet kunnen dromen, maar wel met beide benen op de grond kunnen blijven staan.”
Duurzame uitstroom IMK investeert zwaar in innovatie van de publieke dienstverlening rondom ondernemers met het doel om het dilemma tussen ambitie en kosten te doorbreken. Zo lanceerde IMK recent de nieuwe generatie Startersbegeleiding voor Gemeenten. Kandidaat-ondernemers doen kennis op in een digitale leeromgeving en ontvangen persoonlijke begeleiding op maat. Met als resultaat: eenhoger kennisniveau, een hogere mate van zelfwerkzaamheid én zelfstandigheid en daardoor een grotere kans op duurzame uitstroom. En dát tegen veel lagere kosten. De gemeente Amersfoort is de eerste gemeente die hierin participeert.
16
om ook op dit terrein echt hun professie op te pakken. Want professie betekent ook continu willen vernieuwen en willen inspelen op nieuwe ontwikkelingen die er zijn. In financiële zin en in maatschappelijke zin. Die twee proberen we nu natuurlijk aan elkaar te knopen. Maatwerk is een vernieuwingsslag die ons geld bespaart. Natuurlijk kun je stellen dat de besparingsopdracht leidend is voor de vernieuwingsslag. Je wordt geprikkeld om nieuwere methodes in te zetten, en nieuwe gesprekstechnieken in te zetten. Mensen op een andere manier te verleiden. Een beroep te doen, ook op hun eigen verantwoordelijkheid.” “De charme van de nieuwe startersaanpak is tweeledig. Allereerst zoeken we naar een financieel zo aantrekkelijk mogelijke manier om kandidaten te trainen, ook door nieuwe methodieken te gebruiken, zoals e-learning. Dat is
zijn en waarmee we denken een slag te kunnen maken, écht dat maatwerk te kunnen leveren.” Het participatiebudget gaat in een paar jaar van 1,4 miljard naar 393 miljoen euro en uit dat budget worden vele doelgroepen bediend. Welke prioriteit hebben startende ondernemers in dat kader volgens u? Is dat de eerste groep, die budgettair gezien afvalt, of misschien juist wel de laatste vanwege de bijdrage die ondernemers leveren aan de samenleving? “Je legt nu het accent op geld, maar het gaat mij om de relatie tussen ondernemerschap en overheid. De overheid faciliteert ondernemerschap op heel veel fronten; door opleidingen, door na te denken over wat de arbeidsmarkt nodig heeft, door wegenaanleg. Er is wel sprake van een veranderende positie van de overheid. Je bent als overheid niet meer dat subsidieloket, maar partner in maatschappelijke ontwikkelingen. Als
wij ons hier de vraag stellen: ‘Waar wil Amersfoort over twintig jaar zijn?, dan hebben we ondernemers daar hard bij nodig. Om die ontwikkeling te maken, om innovatie te bewerkstelligen, om de arbeidsmarkt goed te organiseren, om de stad aantrekkelijker te maken. Dat faciliteer je met elkaar, soms door subsidies of investeringen. Ten aanzien van participatiebudgetten ben ik heel pragmatisch. Ik wil mensen natuurlijk een zinvolle toekomst geven. Ik wil ervoor zorgen – en er dus ook financieel baat bij hebben - dat mensen uit de bijstand komen. Ik wil ervoor zorgen dat er een motor komt om de arbeidsmarkt en de economische ontwikkeling verder een impuls te geven. Dus er zijn drie belangen die ik als overheid heb, richting het individu, richting mijn eigen portemonnee en richting de economische ontwikkelingen in de stad. Met beperktere budgetten kijk je ook of je die niet op een efficiëntere manier kunt spenderen. Hoe resultaatgericht kan ik mijn geld inzetten en wat kan ik ook van de betrokkenen zelf vragen? Voor wat hoort wat. Ik wil in mensen investeren, in de wetenschap dat daar ook vanuit de mensen zelf wat tegenover gezet wordt.” IMK heeft berekend dat iedere ondernemer die omvalt de samenleving 115.000 euro kost. In Amersfoort zijn dat er in 2012 maar liefst 2.400 geweest, dus reken maar uit. Uit onderzoek onder 50.000 ondernemers in problemen, blijken in zeven van de tien gevallen onnodige dingen de oorzaak. Vermenging van zakelijkeen privé geldstromen bijvoorbeeld. Die ondernemers vind je dan terug bij het
Bbz-loket. Vaak te laat. Ook hier kan de overheid volgens ons een veel actievere en innovatievere rol spelen, met name op het gebied van preventie. “Ondernemerschap moet je gewoon zelf kunnen uitoefenen als ondernemer. Maar je bent wel partners van elkaar, je zit beiden in dezelfde stad, bent beiden gericht op de toekomst. Je bedient verschillende doelen die wel bij elkaar kunnen komen. Dus in faciliterende zin dingen signaleren, dingen mogelijk maken, partijen bij elkaar brengen, dat vind ik wel de rol die de overheid in deze kan spelen. Ik vind wel als je een relatie met elkaar opbouwt, dan ben je als overheid niet alleen maar aanspreekbaar wanneer het slecht gaat met de onderneming. Dan mag je als overheid ook een beroep doen op de onderneming als het goed gaat, dat er iets terugkomt naar de samenleving. Dat samenspel is in goede tijden en slechte tijden.” “Waar het gaat om problemen denk ik toch wel dat de eerste signalering vanuit de ondernemer zelf moet komen. Ondernemerschap vraagt ook om goed in de spiegel te kunnen kijken. Wat gaat er wel goed en wat niet? Die analyse überhaupt te kunnen maken, dat is niet iedereen gegeven. Sommigen stappen toch wat naïef in dat ondernemerschap, helaas is het zo. Op individueel niveau is het gewoon lastig om overal bij te kunnen zijn. Dat merken we ook bij zzp’ers. De economische crisis raakt ook hen en dat geeft een heel andere problematiek dan tien jaar geleden. Het is veel minder zichtbaar, mede omdat men geneigd is het eerst intern op te vangen. Niks mis mee, met het creëren van een eigen vangnet, maar ook hier ervaren we dat een aantal mensen vaak te laat in actie komt als zich problemen voordoen. Ik vind het wel cruciaal dat individuele ondernemers zich aansluiten bij ondernemersclubs of winkeliersverenigingen. Dat zijn ook onze partners.”
17
I ntroductie Dilemma
Bureau Zelfstandigen Den Haag
Tendens “Onze core business is op dit moment: ondernemers die ’t zwaar hebben. Vooral kleinere ondernemers: middenstanders ja, maar ook adviesbedrijfjes, mensen die trainingen geven of coachen. Sinds eind 2012 schieten de aanvragen met sprongen omhoog. Ik voorzie dat 2013 een recordjaar wordt, in negatieve zin. Het is goed dat we nog een Bbz hebben, zodat we ondernemers die overlevingskansen hebben ook daadwerkelijk kunnen ondersteunen. Maar het is op dit moment hopen dat ze kunnen overleven.”
“Er zijn ondernemers die ’t hoofd boven water houden, maar wel moeite hebben om het krediet af te lossen. Er zijn wettelijke kaders waarbinnen terugbetaald moet worden. Het dilemma is dan: ga je je geld terugvorderen, loop je de kans dat het bedrijf omvalt. Het is heel belangrijk dat je met elkaar in gesprek blijft en dat ondernemers naar ons open kaart spelen.”
Opleiden
“Onze core business nu: ondernemers die ’t zwaar hebben”
18
Rob en z’n collega’s helpen ook mensen die vanuit een uitkering willen starten als ondernemer met specifieke opleidingen. “Kennis van basale zaken als acquisitie, administratie en belastingen vergroten de slagingskansen. Anders beginnen we er niet aan. We richten ons ook vooral op instromers vanuit de WW, die beschikken nog over recente werkervaring en een zeker ritme. We hebben een kort traject opgestart met als doel om hen snel weer op de markt te brengen.”
Rob van den Hoogenband Hoofd van het Bureau Zelfstandigen in Den Haag. Is 36 jaar bij de dienst en sinds 1991 leidinggevend aan het Bureau Zelfstandigen. Geboren in Australië maar sinds z’n vijfde Hagenees. Woont tegenwoordig in Pijnacker, getrouwd en drie kinderen. Had een rugblessure geen roet in het eten gegooid, dan had Rob (55 nu) mogelijk betaald voetbal gespeeld bij ADO Den Haag. Rob z’n huidige team telt vijftien medewerkers. In deze crisistijd behandelen ze zo’n 800 Bbz-aanvragen op jaarbasis. Rob zegt dat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz-2004) weinig herkenning geeft bij ondernemers. “Daarom nemen wij deel aan bijvoorbeeld beurzen en ondernemersbijeenkomsten. Men zal niet zomaar op je afstappen, maar leg je een folder neer dan steken ze die in hun binnenzak.”
Domino-effect “Laatst was ik op de verjaardag van een neefje van mijn vrouw. Hij zat in een reisgids te kijken en toen realiseerde ik mij dat die van een bedrijf was dat we twintig jaar geleden hebben helpen starten. Het is nu zelfs een redelijk gerenommeerd bedrijf. Het geeft een goed gevoel als een bedrijf ’t redt door jouw interventie of als je iemand vanuit een uitkering kunt helpen succesvol voor zichzelf te beginnen.” De keerzijde kent Rob ook. Hij vertelt over een ondernemer die na een ziekbed een doorstart maakte. “De verwachtingen bij ons en onze adviseurs over de toekomst van het bedrijf waren positief. Hij had een goed gevulde orderportefeuille. Maar een half jaar later gingen twee grote opdrachtgevers failliet… Er is sprake van een domino-effect.”
19
I nDetail In deze artikelenreeks, bedoeld voor geïnteresseerden in de publieke sector, schetst IMK een beeld van de belangrijkste branches in het lokale kleinbedrijf. De lezer wordt meegenomen in de structuur van de branche en de laatste ontwikkelingen daarin met focus op die aspecten, die vanuit de publieke sector van belang zijn. Eerder bekeken we de detailhandel en bouwnijverheid; ditmaal is het de beurt aan de horeca.
branche In detail Het woord horeca is een samentrekking van hotel, restaurant en café. Daarmee wordt de breedte van deze branche al weergegeven. In werkelijkheid is de diversiteit nog veel groter en ontstaan er continu nieuwe formules in deze sector. In totaal worden er op dit moment door het CBS 46.685 horecabedrijven geteld, waarvan circa 7.900 actief met een vorm van logiesverstrekking en de overige 39.000 als eet- en drinkgelegenheden. Binnen de totale horeca zijn bijna 50.000 ondernemers/zelfstandigen actief en de bedrijfstak biedt werk aan 278.000 personen. Iedere horecaondernemer creëert dus voor gemiddeld bijna vijf medewerkers werkgelegenheid. Daarentegen is de horeca ook een sector waarbij starters snel de handdoek weer in de ring gooien. Uit recent onderzoek bleek dat meer dan de helft van de starters (60%) al na een jaar weer stopt. Bij de andere sectoren ligt dat percentage op 30%.
D
e deelsector logiesverstrekking omvat de volgende economische activiteiten: hotel-restaurants; hotels, pensions en conferentieoorden; verhuur van vakantiehuisjes en appartementen, jeugdherbergen en vakantiekampen; kampeerterreinen; overige logiesverstrekking. Het aantal hotels in Nederland is in vier jaar met 12,7% gestegen tot ruim 4.600 in 2013, maar die groei is in 2013 tot stilstand gekomen. Amsterdam is koploper met 629 hotels en de gemeente met de hoogste dichtheid per inwoner is Vlieland. Daar waren in mei 2013 maar liefst 128 hotels bij een inwoneraantal van 1.093.
Hotels hebben in 2012 een moeilijk jaar achter de rug met dalende omzetten en dat geldt met name voor hotels in het hogere segment, waar bezettingsgraden en gemiddelde kamerprijzen al een aantal jaren afnemen. In het middensegment is nog wel een lichte stijging zichtbaar.
Congresmarkt trekt iets aan De congresmarkt is bijzonder gevoelig voor de economische conjunctuur en het is de verwachting dat die markt het komende jaar weer iets aantrekt. Dit is niet alleen gunstig voor conferentieoorden, ook de zakelijke hotellerie kan hiervan profiteren.
Hotels hebben moeilijk jaar achter de rug Het pension is een accommodatie met slaapplaatsen voor logiesverstrekking in overwegend 1- en 2-persoonskamers. Het verschil tussen hotel en pension is dat een hotel wel consumpties verstrekt aan passanten en een pension niet. Pensionbedrijven worden ook nogal eens zakelijk gebruikt om groepen personeel tijdelijk te huisvesten die op grotere (bouw)projecten werken. Het aantal pensions in Nederland stijgt evenals het aantal bezoekers. Toch geldt ook hier dat als gevolg van de recessie er momenteel sprake is van een behoorlijke overcapaciteit.
Vakantie in eigen land De recessie lijkt de campings en de bungalowparken grotendeels voorbij te
20
gaan. Als gevolg van de economische crisis gaan meer mensen in eigen land op vakantie. Binnen de sector is er sprake van schaalvergroting, zichtbaar in een afnemend aantal bedrijven. De grote bedrijven hebben vaak op eigen terrein horecavoorzieningen, waaronder een kleinschalig fastfoodrestaurant (cafetaria-achtig) met afhaalloket, soms een brasserie, pizzeria of mediterraan restaurantconcept. Naast het zwembad zijn er vaak diverse wellness-faciliteiten die naast de tarieven voor overnachtingen, voor aanvullende inkomsten zorgen.
B&B vaak hobby In de categorie ‘overige logiesverstrekking’ zijn er inmiddels in Nederland ruim 5.500 zogenaamde ‘Bed & Breakfast’ (B&B) locaties en dit aantal stijgt al een aantal jaren. Er zijn meer B&B’s in Nederland dan hotels of pensions. Exploitatie van een B&B is echter vaak een nevenactiviteit. Starters veronderstellen een goede verdienste, maar staan onvoldoende stil bij de benodigde investeringen, het rendement en de tijdsinzet. Onderzoek wees een aantal jaar geleden uit dat een gemiddeld B&B een jaaromzet van circa € 8.000 behaald. De kosten bedroegen daarbij gemiddeld € 3.880. Maar liefst 40% van alle B&B’s gaf een omzet op van minder dan € 2.500. Het exploiteren van een B&B is en blijft dan ook een overwegend hobbymatige bezigheid. De ondernemers binnen de overige vormen van verblijfsaccommodatie ondervinden wel de nodige concurrentie van deze en andere particuliere verhuur, met name in de grotere steden. Toeristen boeken steeds vaker via websites als Airbnb en Wimdu een overnachting bij particulieren thuis. De gemeente Amsterdam is een groot onderzoek begonnen naar de nadelige effecten van deze trend. Bij dit particulier verhuur wordt vaak niet voldaan aan de veiligheidseisen en daarnaast worden op deze manier woningen ten onrechte onttrokken aan de woningmarkt.
Restaurants
zien omzet dalen
D
e deelsector eet- en drinkgelegenheden omvat de volgende economische activiteiten: restaurants, cafetaria’s, lunchrooms, ijssalons, snackbars, eetkramen, kantines, catering en cafés. Restaurants richten zich op de bereiding en verkoop van maaltijden. Er is een grote verscheidenheid met elk een eigen ambiance: bistro’s, café-res-
taurants, luxe restaurants, wegrestaurants, pannenkoekenrestaurants etc.. Een andere veel voorkomende indeling bij de restaurantsector is naar het type keuken, zoals Frans, Chinees-Indisch, Italiaans, Grieks of Spaans
Branchevreemde toetreders Het aantal bedrijven in de restaurantsector neemt jaarlijks toe door starters, maar ook door branchevreemde toetreders, zoals benzinestations en winkels, die hun kernactiviteit aanvullen met een laagdrempelige restaurantfunctie. Daardoor lopen horeca en food-retail vanuit consumentenoogpunt steeds meer door elkaar. De consument handelt vanuit zijn behoefte en zoekt hierbij steeds vaker een pragmatische oplossing. De opening van supermarkten op
zondag zorgt ook voor het wegvloeien van omzet uit de horeca. Op zondagavond worden in de supermarkt vooral verse maaltijden, pizza’s, houdbare maaltijden, bier, frisdranken en zoutjes gekocht. Eten en drinken thuis is het laatste waar consumenten op willen bezuinigen, in tegenstelling tot eten en drinken buitenshuis. Veel restaurants worden geconfronteerd met dalende omzet en in antwoord daarop wordt vaak gegrepen naar kortingsacties, al dan niet via formules als Groupon. In de praktijk pakken die kortingsacties slecht uit voor zowel restaurant als gast, zo blijkt uit onderzoek van de Restaurantgids. De verwachting van de gast en het res-
taurant lopen in de praktijk vaak ver uiteen, met als resultaat teleurgestelde consumenten en een aanslag op het imago van het restaurant.
Perspectief voor lunchrooms Een sector, die het meest door deze ontwikkelingen geraakt wordt is de zogenaamde fastfoodsector met bedrijfstypen als cafetaria, snackbar, lunchroom en broodjeszaak. Consumenten gebruiken al decennia lang steeds meer gemaksvoedsel en de verwachting is dat dit alleen maar verder zal toenemen. Voor de komende jaren wordt een daling van het aantal cafetaria’s verwacht. De consument maakt steeds vaker gebruik van de mogelijkheden die andere aanbieders (waaronder supermarkten) aanbieden.
21
I tem Bestedingen ‘out-of-home’ en ‘at-home’ Voor lunchrooms ziet de toekomst er juist wat beter uit. Er zijn circa 2.500 lunchrooms in Nederland, veelal gevestigd in (stads)centra: De verwachting is dat dit aantal verder zal stijgen. Lunchroomhouders houden goed rekening met het veranderende consumentengedrag. Gezondheid krijgt meer aandacht, kwaliteit en aanbod stijgen en het veranderende lunchgedrag doet de rest. Lunchrooms zijn populair. Het diner wordt vervangen door een hoogwaardige lunch in een lunchroom, ook door de zakelijke gast. De gunstige
prijs-kwaliteitverhouding is daarbij van groot belang in de keuze van de consument. Cateringbedrijven maakten in 2012 een zwaar jaar door en catering was het afgelopen jaar de grootste daler binnen de zogenaamde “out of homekanalen”. Vooral bedrijfscatering heeft te lijden onder de crisis. Bedrijven worden kleiner, er komen meer zzp’ers, werkweken en arbeidstijden wijzigen. Een positieve uitzondering in de cateringsector gold voor onderwijs- en luchtvaartcatering, waar juist sprake van groei bleek te zijn.
Snelle groei koffiebars C
afés en bars zien na twee magere jaren nog steeds geen licht aan de horizon. De dranksector heeft vooral last van de verhoging van het btwtarief, de voorgenomen verhoging van de alcoholleeftijd van 16 naar 18 jaar en mogelijke accijnsverhoging op alcohol. Deze hogere kosten zullen ze moeten doorberekenen aan klanten of men moet genoegen nemen met nog lagere marges. Steeds meer cafe’s worden omgevormd naar eetcafe’s, maar lang niet iedereen heeft voldoende investeringskracht. De reserves van veel bedrijven zijn op, de omzet blijft achter en de bank wil vaak geen leningen meer verstrekken.
Koffie, Coffee De koffiebars zijn het bewijs dat constante vernieuwing van formules loont. De koffieketens, zoals Bagels&Beans en Coffee Company groeiden snel de afgelopen jaren en in het verlengde daarvan is nu een opmars merkbaar in grote steden van kleine hippe koffiezaken met een buurtfunctie, de zogenaamde community bars. Koffiebars lijken een maatschappelijk antwoord te zijn op de ontwikkeling van social media in
22
de samenleving. Een formule waarbij fysieke nabijheid van mensen wordt gecombineerd met het tijdens de koffie via de smartphone en facebook verbonden zijn met de rest van de wereld. In deze formule gaat het ook meer om ‘ergens te zijn’ dan om de consumptie. Een sociaal netwerk in het echte leven. In Moskou leidde dat onlangs tot de opkomst van een koffieketen waarbij de gast betaalt voor de tijd dat hij of zij aanwezig is en daarbij zijn de consumpties gratis.
Omdat de scheidslijn tussen horeca en food-retail zo aan het vervagen is, kijkt IMK (in lijn met het onafhankelijke kennisinstituut FoodService Instituut Nederland) naar de foodmarkt in bredere zin. Daarbij ‘wordt onderscheid gemaakt tussen ‘out-of-home’ en ‘at-home’ kanalen. De klassieke horeca valt (samen met catering en de gemaksector) onder het out-of-home kanaal. Het at-home kanaal bestaat uit de supermarkten, speciaalzaken en overige food-retail. Volgens FSIN besteedden de Nederlandse consumenten in 2012 d 55,59 miljard aan eten en drinken. Ongeveer een derde wordt besteed binnen de out-of-home kanalen en twee derde binnen het at-home kanaal. Het out-of-home kanaal verliest terrein t.o.v. het at-home kanaal. • 93% van de Nederlanders consumeert minimaal één keer per week een product buitenshuis. Dit was vorig jaar nog 95%. Een bezoek aan foodservicelocaties staat dus licht onder druk. • Ruim 70% van de consumenten eet of drinkt in horeca. • 71% van de Nederlanders gebruikt minimaal één keer per week, een consumptie in een horecagelegenheid. • 60% van alle consumenten gebruikte minimaal één consumptie in de catering, dit percentage is in 2012 licht gestegen ten opzichte van 2011. • Binnen het gemakskanaal consumeerde in 2011 51% van de consumenten een consumptie.
Amateurkoks Een weliswaar kleine maar ook sympathieke trend is ontwikkeld door de site Thuisafgehaald.nl. Via de site kunnen particulieren zelfbereide maaltijden aanbieden aan mensen uit de buurt. De aanbieders, uitsluitend amateurkoks, zeggen de dienst vooral te zien als een manier om derden van hun kookkunsten te laten genieten. Veel horecaondernemers beschouwen Thuisafgehaald.nl inmiddels wel als een serieuze concurrent.
gastcolumn
Door Joyce Sylvester
Toen er onderzoeken verschenen van McKinsey (2009) en Ernst&Young (2011) die spraken van 1 à 2 miljoen mensen die serieus met een plan rondlopen om iets te gaan ondernemen was ik niet verbaasd. Voor mij is een ondernemer een persoon die iets onderneemt en daarmee een maatschappelijke bijdrage levert. Veel van deze mensen zijn niet echt van plan om fulltime ondernemerschap na te streven, maar zoeken naar vormen om werk, huishouden en ondernemen te combineren. Om dan hun plannen gefinancierd te krijgen bij een bank is niet gemakkelijk.
Microfinanciering breder inzetten Sinds een aantal jaren is het in Nederland mogelijk om een eigen bedrijf te starten met microkrediet. Duizenden mensen hebben sindsdien een microkrediet ontvangen van gemiddeld € 19.000, zoals de onderneemster die biologische chocoladeproducten maakt, de allochtoon met zijn minisupermarkt, de (maat)kleermakerij van twee jonge ondernemers en de jonge ondernemer die een kip-aan-het-spitwinkel is begonnen. Gezien deze successen zou het op zijn plaats zijn om microfinanciering breder in te zetten en meer mensen bij de samenleving te betrekken. Door de economische crisis komen meer mensen in financiële problemen en vaak ook in de bijstand terecht. De meesten van hen willen direct weer aan de slag. Meedoen is de voornaamste drijf-
veer. Tot op heden betekent meedoen een volwaardige baan vinden, of een bedrijf(je) opzetten dat inkomen oplevert. De Bbz-regelgeving (Besluit bijstandverlening zelfstandigen) en ondersteuningsprogramma’s bijvoorbeeld, zijn daar echter wel primair op gericht: er moet een ondernemingsplan komen. Begeleiding, training en financiering (tot € 34.000 met een marktconforme rente van 8%) maken dat mogelijk. Op zich is deze aanpak redelijk succesvol, zeker als we in overweging nemen dat ruim 60% van de starters uit de bijstand na drie jaar nog bestaat. Maar de aantallen zijn nog beperkt, met 300 starters per jaar. Het zou goed zijn als de Bbzregeling en aanverwante regelingen effectiever ingezet worden om meer mensen de
kans te bieden zelfstandig aan de slag te gaan, maar dan vanuit hun eigen kracht. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat een eigen bedrijf wordt opgezet. Dat is voor velen toch te complex en net een stap te ver. Maar mensen in de bijstand kunnen veel meer dan wij wellicht zien en willen erkennen. Een traject naar zelfstandig werk moet juist gebaseerd zijn op die persoonlijke mogelijkheden en ervaringen en niet te strak gericht op het opzetten van een bedrijf. Begeleiding die uitgaat van de kracht van mensen kan dat bewerkstelligen. Ook (micro)financiering moet daar op aansluiten. Er is een tweede terrein waar microkrediet en begeleiding effectiever ingezet kunnen worden. Er zijn in Nederland veel ondernemende mensen die informeel opereren en toch graag de stap willen zetten naar een formelere manier van werken. Voorbeelden zijn de illegale taxi, de kapster die vanuit huis opereert, de buur als kinderoppas of de kok die bij anderen aan huis werkt. Het is niet precies bekend hoeveel mensen er momenteel werkzaam zijn in dit ‘grijze circuit’, maar schattingen lopen uiteen van 3% tot 10% van de werkende bevolking. Velen van hen willen doorgroeien en erkend worden als volwaardige deelnemer aan de samenleving. Maar zij worden nog niet bereikt door bestaande dienstverleners van microfinanciering en begeleiding. Als hun diensten zouden aansluiten op de wensen en mogelijkheden van deze groep, kan dat voor hen een eerste stap zijn naar erkenning en uiteindelijk ook naar verdere formalisering. Het is een uitdaging voor instellingen zoals het IMK en Qredits om microkrediet breder in te zetten en zo ondernemende mensen bij de samenleving te betrekken. Dr. Joyce Sylvester is waarnemend Burgemeester Naarden en Senator PvdA, voorzitter Eerste Kamer Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
23
I tem
“Indien het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) niet wordt gecontinueerd, heeft dat een direct negatief effect op de sociaal-economische ontwikkelingen in onze gemeenten”, aldus de deelnemers aan de rondetafeldiscussie die voor de tweede maal op initiatief van IMK heeft plaatsgevonden. Unaniem verwachten zij dat er in de periode tot 2020 sprake zal zijn van diverse initiatieven vanuit de markt, maar zij zien geen privaat stelsel ontstaan dat het huidige sociaal vangnet c.q. het Bbz vervangt.
A
an het einde van zijn inleiding over sociale ondernemersregelingen vanuit Europees perspectief concludeert Han Dieperink, algemeen directeur van IMK, dat het Bbz uniek is in Europa. Dan legt hij meteen de volgende stelling voor aan de aanwezige vertegenwoordigers van grote gemeenten en/of regionale zelfstandigenloketten: “In 2020 wordt dit sociaal vangnet niet
meer door de overheid ondersteund.” De aanwezigen stellen dat het bij een discussie over de toekomst van het Bbz van belang is om een onderscheid te maken tussen de verschillende doelgroepen die bereikt worden. Genoemd worden de startende en de gevestigde ondernemers, maar ook de hybride ondernemers (parttime ondernemers in combinatie met een parttime loon-
Het sociaal vangnet voor ondernemers in
24
dienstverband) en de stakende ondernemers, als afgeleiden van deze doelgroepen.
Fysiek loket Bij startende ondernemers wordt gesproken over de belangrijke rol die het zelfstandigenloket van de gemeente speelt bij het stimuleren van ondernemerschap voor de brede doelgroep van potentiële ondernemers en daarmee voor de economische vitaliteit in de gemeente. Aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt wordt een ontwikkeling gezien waarin het belang van flexibele arbeid verder toeneemt. Aan de aanbodzijde vertaalt zich dat in een toenemende groep zelfstandigen, vooral zelfstandigen zonder personeel. Het is vooral in de breedte waar de zelfstan-
2020
digenloketten voor zichzelf een belangrijke rol zien weggelegd. Door de terugtrekkende beweging van de Kamer van Koophandel zien de aanwezigen dat gemeenten op zoek gaan naar alternatieve loketten, waar de (startende) ondernemer voor een persoonlijk gesprek terecht kan. Vanuit hun ervaring weten de aanwezigen dat een dergelijk fysiek loket een noodzaak is, want “niet alles kan digitaal” en “we moeten het recht van ondernemers op een persoonlijk gesprek behouden”. Erkend wordt dat diverse initiatieven op dit gebied (zijn) ontstaan vanuit (semi-) marktpartijen. Een minpunt van deze initiatieven is, in de ogen van de aanwezigen, dat deze zich vooral richten op de “goudhaantjes” en dus het stimuleren van ondernemerschap bij een selecte groep. Bij de zoektocht naar een alternatief fysiek loket voor de brede doelgroep van startende ondernemers, zou de gemeente meer oog moeten hebben voor de ervaring en kennis die zij in huis heeft met de zelfstandigenloketten.
Kritisch proces Eén ding is duidelijk voor de deelnemers: zonder het Bbz waren veel meer ondernemingen ‘omgevallen’ dan nu het geval is. Hierdoor heeft men weten te voorkomen dat de instroom van werkzoekenden, die een beroep (moeten) doen op WW en WWB, nog hoger zou zijn. En als het had gekund, zouden de aanwezigen nog meer ondernemers hebben geholpen om ‘orde op zaken’ te stellen. Hier loopt men tegen de (te?) strakke doelgroep-criteria van het Bbz aan. Buitenstaanders moeten nu niet denken dat de zelfstandigenloketten voor Sinterklaas spelen, want de besluitvorming over de toekenning van financiële ondersteuning doorloopt een zeer kritisch proces. Een aantal deelnemers geeft aan dat zij, indien het Bbz niet van toepassing is, actief gebruik maakt van de mogelijkheid die de Wet Gemeentelijke
Schuldhulpverlening (WGS) biedt voor schuldhulpverlening aan ondernemers.
Mogelijke alternatieven Op de vraag of de aanwezigen verwachten dat initiatieven vanuit de private markt een alternatief kunnen bieden voor het Bbz, wordt door de deelnemers eensluidend geantwoord dat zij dit niet zien gebeuren. Het merendeel merkt in de dagelijkse praktijk nog weinig tot niets van de initiatieven die zijn uitgerold. De ervaring van de huidige crisis leert dat de banken juist strikter worden in hun kredietbeleid. Ook een organisatie als Qredits blijkt geen alternatief te bieden voor het sociaal vangnet, omdat zij toch te veel denken vanuit een bancair perspectief, waarin de doelgroep van het Bbz niet past. Zo zullen deze organisaties niet overgaan tot verstrekking van periodieke inkomensondersteuning aan een ondernemer in financiële nood. Juist vanwege de sociaal-economische context waarin het Bbz wordt benut, zal de overheid altijd een rol moeten blijven spelen. Wel zien een paar deelnemers mogelijke (beperkte) alternatieven in initiatieven die ontstaan vanuit een soort “gemeenschapszin”, zoals de kredietunies of “broodfondsen”. Andere deelnemers verwachten hier echter ook weinig heil van, omdat zij in hun regio zien dat deze gemeenschapszin ontbreekt. De gedachte dat de overheid een rol moet blijven spelen in de uitvoering van een sociaal vangnet voor ondernemers wordt duidelijk door alle deelnemers gedeeld. Tegelijkertijd zien zij ook dat de overheid een forse reorganisatie moet doormaken. Wellicht typerend voor de deelnemers is dat zij daarbij niet alleen denken aan het realiseren van kostenefficiëntie op de korte termijn, maar ook oog hebben voor rendementen op de langere termijn; een eigenschap die succesvolle ondernemers ook
bezitten. Dit houdt echter in dat voor de overheid, net als in ondernemersland, ook het adagium geldt: de kosten gaan voor de baten uit.
Denkrichtingen Vanuit die gedachte is een aantal denkrichtingen benoemd die leiden tot een grotere toegevoegde waarde van het sociaal vangnet en in navolging daarvan het zelfstandigenloket. Grofweg kunnen deze denkrichtingen in 2 categorieën worden ingedeeld: schadelastbeperking en economische vitaliteit.
Denkrichtingen schadelastbeperking: • Introduceer een Bbz+-variant: verruim de Bbz-doelgroep met een 2e ring voor gevestigde ondernemers die niet aan het inkomenscriterium (WWB-norm) voldoen, maar laat het recht op bijstand om niet voor deze groep vervallen. • Creëer meer faciliteiten voor coaching van startende ondernemers om te voorkomen dat deze voortijdig weer hun onderneming moeten beëindigen, met als mogelijke gevolgen een restschuld en een gedesillusioneerde werkzoekende. • Promoot het gebruik van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening voor ondernemers die niet tot de doelgroep van het Bbz behoren en hun bedrijf willen continueren, mits deze levensvatbaar is. Denkrichtingen economische vitaliteit: • Geef het zelfstandigenloket ook een rol als arbeidsbemiddelaar richting ondernemingen die gebruik maken (of hebben gemaakt) van het sociaal vangnet. • Integreer het zelfstandigenloket met een fysiek startersloket in één ondernemersloket en creëer daarmee één fysieke basisinfrastructuur voor ondernemers. • Koppel dit ondernemersloket aan de Werkpleinen. • Creëer ruime mogelijkheden voor hybride ondernemerschap, in lijn met de gedachte dat iedereen werkt naar vermogen.
25
I ns & Outs
I mk
Iedere gemeente kent ze: veelbelovende werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, doordat ze niet over de juiste werkervaring beschikken. Met een duwtje in de rug ontstaan er voor deze groep mogelijkheden, ook op een lastige arbeidsmarkt.
M
et dit doel zijn IMK en maatschappelijk investeerder Start Foundation¹ een landelijk experiment gestart onder de noemer: ‘Pilot social return ‘kleine’ ondernemers’. In dit experiment laten we werkzoekenden, met een afstand tot de arbeidsmarkt door een gebrek aan werkervaring, stage lopen. Deze stage vindt plaats bij ondernemers die eerder gebruik hebben gemaakt van publieke middelen, bijvoorbeeld vanuit het Bbz 2004, om de start of doorstart van hun bedrijf te faciliteren. Met dit project doen zij iets terug (‘social return’) voor de gemeente die hen op een moeilijk moment ondersteunde. IMK heeft in haar bestand veel ondernemers die dankzij de hulp van de gemeente hun bedrijf konden opstarten of continueren. Uit een eerde proefproject binnen de gemeente Huizen bleek al dat deze ondernemers graag iets terug willen doen voor de steun die zij eerder zelf van de gemeente mochten ontvangen. Het doel van de pilot is om met tien gemeenten in iedere deelnemende
gemeente tien stageplaatsen te creëren bij juist deze ondernemers. Die worden ondersteund door een jobcoach van de gemeente en de ondernemerscoaches van IMK. Het directe resultaat bestaat uit 100 werkzoekenden zonder ervaring, die minimaal drie en maximaal zes maanden relevante werkervaring opdoen in een klein bedrijf. Van de werkzoekenden moet 50% uiterlijk het jaar volgend op de afronding van de stageplaats zijn uitgestroomd uit hun uitkeringssituatie.
Voordelen Het project biedt voor zowel stagiairs als ondernemers en gemeenten voordelen, naast de eerder genoemde uitstroom. Ondernemers die uiteindelijk de stap willen zetten naar het werken met personeel, krijgen hiermee de kans dit
Pilot
De resultaten van de pilot worden gedurende het gehele traject gemonitord en geëvalueerd door Regioplan. Op basis van de uitkomsten van de pilot wordt een ‘best practice’ opgesteld voor een landelijke uitrol. De animo is groot onder diverse gemeenten en er is gestart met het benaderen van de ondernemers. Deelnemers nu zijn o.a. Alkmaar, Arnhem, Heerlen, Leidschendam/ Voorburg en Tilburg. proefondervindelijk in de praktijk te brengen. Tegelijkertijd heeft de uitbreiding een omzetstijging voor het bedrijf als doel. Ook wordt het contact tussen kleinere ondernemers en de gemeente versterkt. Dit laatste is ook een voordeel voor de gemeente die tegelijkertijd de kwaliteit van het Wwb/bestand ziet verbeteren. Voor de deelnemers schuilen de voordelen in het opdoen van gerichte werkervaring en daarmee een betere startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Eerder al is gebleken dat het zelfbeeld van deze groep wezenlijk verbetert door maatschappelijke participatie. ¹ Start Foundation is een maatschappelijk investeerder die werk wil creëren, behouden en toegankelijk maken voor mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Start Foundation is een zogenaamde ‘impact investor. Als Start Foundation ergens geld en tijd insteekt, moet dat namelijk leiden tot werk of uitzicht daarop voor mensen met minder kansen. www.startfoundation.nl
Kwart bedrijven heeft kredietproblemen Ongeveer een kwart van de bedrijven heeft problemen met kredieten en staat onder
Aantal bedrijven stijgt Minder starters en meer opheffingen van bedrijven, maar toch is het aantal bedrijven in Nederland voor het zesde jaar op rij gestegen. In 2012 waren er 19.000 minder starters dan in 2011 en het aantal opgeheven bedrijven steeg met bijna 11.000. Hiermee stijgt het aantal bedrijven in Nederland al sinds de meting is gestart in 2007. Het aantal oprich-
‘Social return door ‘kleine’ ondernemers’
toezicht van een bank. KPMG stelt dat 25% een hoog percentage is. Een score van 1% tot 5% is normaal. Uit cijfers van kredietbeoordelaar Moody`s blijkt dat bijna 8% van de bankkredieten in de eurozone in bijzonder beheer zit. Dat is het dubbele van het wereldwijde gemiddelde. Vooral aan de onderkant van het mkb hebben bedrijven het moeilijk. Bij ABN Amro zit bijvoorbeeld circa 20% van het volume van mkb-kredieten in bijzonder beheer. De termijn dat bedrijven in bijzonder beheer verkeren is inmiddels verdubbeld. Bij 30% tot 35% van de bedrijven loopt het niet goed af. Bron: Elsevier
Houvast in bestemming webwinkels De Kamer van Koophandel (KvK) heeft een gemeentelijke brochure gepresenteerd over de bestemming van internetwinkels. De folder dient als leidraad voor gemeenten in hun beleid voor de fysieke vestigingen van webshops. Bron: Kamers van Koophandel
Twee miljoen winkelmeters verdwijnen De komende zeven jaar krimpt het winkeloppervlak in stedelijke gebieden sterk. In totaal zal er twee miljoen vierkante meter (17%) verdwijnen, zo blijkt uit een analyse die advieskantoor Booz & Company heeft gemaakt op verzoek van Het Financieele Dagblad. De belangrijkste reden voor krimp is internet. Zo voorziet Booz een sterke teruggang van het aantal kledingwinkels, omdat mensen vaker online kleding kopen. Het aandeel van online verkochte kleding zal stijgen van 5,6% nu, naar circa 25% in 2020. Van elektronica wordt al een vijfde via internet gekocht en dat zal naar schatting stijgen
naar 40%. Door het verdwijnen van winkels keren naar verwachting meer bewoners terug naar de binnensteden, waar ook meer ruimte komt voor amusement en horeca. Winkelketens en fabrikanten zullen meer showrooms in stadscentra openen. Bron: FD
Kwijtschelding leenbijstand De Belastingdienst rekent vanaf het belastingjaar 2013 kwijtschelding van leenbijstand op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) niet meer mee in de loon- en inkomstenbelasting van (aspirant)
ondernemers. Zo wordt in de toekomst voorkomen dat zij huur- en zorgtoeslag moeten terugbetalen, omdat ze door de kwijtschelding van de leenbijstand een hoger inkomen leken te hebben. Bron: Nationale ombudsman
Nulmeting Markt en Overheid tingen lag met 144.000 wel beduidend lager dan in 2011 (162.000). De meeste starters gingen aan de slag in de bouw, handel en zakelijke dienstverlening. Het aantal eenmanszaken heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen, van 55% in 2007 naar Bron: CBS 66% in 2012.
26
Overheden zijn niet goed op de hoogte van de Wet Markt en Overheid (juli 2012) en nemen te weinig maatregelen om oneerlijke concurrentie met het bedrijfsleven te voorkomen. Dit blijkt uit een onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt naar de bekendheid van deze wet
onder overheden en ondernemingen. Voor de wet, die nu 1 jaar van kracht is, geldt nog een overgangsperiode tot 1 juli 2014 voor bestaande situaties. Als de overheid concurreert met bedrijven, gelden per 1 juli 2012 regels om oneerlijke concurrentie met ondernemingen te voor-
komen. Er gelden uitzonderingen voor o.a. het lageren hoger onderwijs en de publieke omroep. Een overzicht staat op www.acm.nl. Bron: Autoriteit Consument & Markt
27
juli 2013
Ondernemers maken arbeidsmarkt sterker Best e Arbe idsm arkt vern ieuw ers, Onlangs heeft minister Asscher u opgeroepen om een sectorplan te schrijven waarmee de arbeidsmark t in uw branche wordt verbeterd, zodat mensen in de toekomst lange r gezond en productief kunnen doorwerken en vaker kunnen wisselen van baan. Voor u is dat interessant, want de overh eid is bereid om mee te investeren in uw plannen. Nu ligt het voor de hand om bij arbeidsmarktvraa gstukken te zoeken naar loondienst-oplossingen. Op zich is dat een prima uitgangspunt, maar wij van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) denken dat u meer kans maakt als u ondernemerschap meeneemt in uw plannen. We hebben daar overtuigende argumenten voor. • In Nederland is één op de zeven werkenden al zelfstandig ondernemer, waaronder 750.000 zzp’er s. En dat worden er steeds meer. Per jaar starten tien keer zoveel mensen als zzp’er dan dat er mensen een vaste baan in loondienst krijgen. Die ontwikkeling transformee rt de arbeidsmarkt. Ook in uw branche. Want zelfst andigen zorgen voor meer flexibiliteit, werk en vernieuwing. • De komende generatie is ondernemender dan de vorige; diverse initiatieven op scholen en unive rsiteiten stimuleren ondernemerschap vanaf de leeftijd van 12 jaar en dat leidt aantoonbaar tot veel meer jonge ondernemers. • Re-integratie van uitkering naar zelfstandig ondernemerschap biedt duurzamere uitstroom dan van uitkering naar loondienst. Parttime ondernemerschap is voor veel mensen met een achterstand op de arbeidsmark t een kansrijke uitweg om terug te keren in het arbeidsproces. Ook de weg van outplacement naar zelfstandig onder nemerschap wordt ervaren als de meest positieve vorm van outpl acement omdat die aanhaakt bij de motivatie van mensen. • De ontwikkeling van ondernemerschap is een voorwaarde voor het behoud van waardevolle amba chten. • Goede ondernemers zijn maakbaar. Gewoon een kwestie van het ontwikkelen van de juiste comp etenties en mentaliteit. Kortom, ondernemerschap maakt uw sectorplan sterker. Wilt u meer weten, of heeft u hulp nodig ? Mail of bel mij, of één van mijn collega’s. Met vriendelijke groeten, Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf
Han Dieperink Algemeen Directeur Per mail:
[email protected] Telefonisch: 06 43 510 510
Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf begeleidde reeds duizenden startende zelfstandigen vanuit mobiliteit, outplacement en uitkering naar een kansrijke positie op de arbeidsmarkt. www.imk.nl