COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS ------
A.R. M 12-1-0257 B.R. 8812 Beslissing van 6 augustus 2012
De eerste kamer van de Commissie, samengesteld uit: mevrouw C. DELESIE, voorzitter, mevrouw N. VERBEEST en mevrouw M. PIERAERTS, leden, bijgestaan door de heer B. VAN BEURDEN, plv. secretaris, spreekt de volgende beslissing uit in de zaak van:
de heer Jérémy X. geboren op ../../1987
De Commissie nam kennis van: -
het verzoekschrift, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 9 maart 2012 waarbij verzoeker om de toekenning heeft gevraagd van een financiële hulp voor schade als gevolg van een opzettelijke gewelddaad;
-
de uitgevoerde onderzoeksinstructies;
-
het verslag opgemaakt door de verslaggever op 27 maart 2012 overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van het K.B. van 18 december 1986;
-
het advies van de Minister van Justitie, neergelegd op 16 april 2012;
-
de schriftelijke reactie van verzoeker, neergelegd op 20 april 2012;
-
de regelmatige kennisgevingen aan de partijen van de procedurestukken en van de rechtsdag vastgesteld op 31 mei 2012.
De Commissie hoorde in haar openbare zitting van 31 mei 2012:
-
de verslaggever in het verslag over de feitelijke toedracht van de zaak en over de middelen van de partijen.
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 2
-
de verzoeker in zijn middelen, vertegenwoordigd door mr. Tjörven K. loco mr. Dimitri V. advocaat bij de balie te ....
-
De Minister van Justitie is niet verschenen noch iemand voor haar.
*
*
*
I. Feiten In de periode 21 januari 2000 tot 20 januari 2001 werd de toen 13 jarige verzoeker meermaals verkracht en aangerand, thuis door de meerderjarige neef van zijn moeder, die regelmatig op hem paste.
II. Vervolging Bij vonnis dd. 16 maart 2010 van de rechtbank van eerste aanleg te ... werden de volgende tenlasteleggingen bewezen geacht in hoofde van de genaamde Z. (° 1974) en waarvoor deze veroordeeld werd tot 1 jaar gevangenisstraf: (vertaald uit de Franse taal:) “Te ..., tussen ../../2000 en ../../2001: I.
Het misdrijf dat beschouwd wordt als verkrachting met behulp van geweld, zijnde elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd te hebben op de persoon van het kind dat de volle leeftijd van veertien jaar niet had bereikt, doch volle tien jaar oud was op het ogenblik der feiten, met name op de persoon van X. Jérémy, geboren op ../../1987;
II.
Aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon van een minderjarige, geen volle zestien jaar oud op het ogenblik van de feiten, namelijk op de persoon van X. Jérémy, geboren op ../../1987;
Met de omstandigheid dat de schuldige behoort tot degenen die over het slachtoffer gezag hebben, met name zijn neef, die regelmatig op hem paste;
Op burgerlijk vlak werd Z. bij zelfde vonnis veroordeeld tot betaling aan verzoeker de hoofdsom van € 2.000 voor morele schade meer de intresten en een RPV van € 400.
Dit vonnis verwierf kracht van gewijsde.
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 3
III. Gevolgen van de feiten Deskundigenverslag dd. 24/11/2008 van dr. Benedikte D.: “ Jérémy X. is een heel emotionele jongeman met gigantisch veel onverwerkt verdriet. Hij gaat gebukt onder een juk van schaamte- en schuldgevoel aangaande de daden die hij stelde met zijn jongere broer Jeoffrey. Jérémy herhaalde met zijn broer wat hij zelf meegemaakt had met Z.. Dit als een poging om te begrijpen wat hem zelf overkomen was, nl; 'waarom zulke seksuele handelingen gesteld worden en wat dit voor een dader kan betekenen' . Uit het gesprek en het persoonlijkheidsonderzoek blijkt dat Jérémy een heel laag zelfbeeld heeft. Hij kan onmogelijk stabiele vriendschap- of partnerrelaties aangaan. Hij heeft een basaal wantrouwen jegens de ander. Zijn genderidentiteit en seksuele grenzen liggen heel vaag. Jérémy experimenteert zowel met mannen als vrouwen en zoekt graag parenclubs op. Anderzijds zoekt bij wanhopig naar liefde en affectie van een vrouw. Een vrouw die de positie inneemt van de 'algoede moeder' die hij nooit gekend heeft. Wanneer Jérémy iemand in zijn leven toelaat, dan gaat hij zichzelf volledig wegcijferen met het oog op het behouden van de relatie. De problematische verhouding die Jérémy aanneemt tegenover zichzelf én de ander, dient gekaderd te worden zowel binnen een verwaarlozende gezinscontext als binnen de traumatische ervaring met Z.. Jérémy werd ter wereld gebracht door een tienermoeder, Y. Sonia. Zijn vader heeft hij nooit gekend. Na Jérémy kreeg Y. Sonia nog drie kinderen van verschillende vaders. Zij ging als lesbische alleenstaande moeder veel uit en negeerde Jérémy's noden. Meer nog, Jérémy voelde zich als een 'slaaf die thuis de zorg van de jongere kinderen op zich moest nemen. Hij voelt zich nog steeds door zijn moeder afgewezen, vooral in vergelijking tot zijn halfbroers en -zussen. Jérémy werd reeds als klein kind aan zijn lot overgelaten, hij had noch een moeder noch een vader die voor hem aanwezig waren. Zodoende leerde hij zijn emoties en driften niet te reguleren via een betrouwbare andere persoon. Evenmin leerde hij hoe een vertrouwensrelatie tot stand komt. In deze verwaarlozende gezinscontext werd Jérémy toevertrouwd aan Z. die misbruik maakte van Jérémy's kwetsbaarheid. Jérémy verbleef tijdens de schooldagen bij Z.. Laatstgenoemde verplichtte Jérémy niet tot schoolgaan en profiteerde van de situatie om alleen te zijn met Jérémy. Z. vroeg Jérémy meermaals per dag om sodomie te hebben met hem. Jérémy weigerde dit volgens zijn zeggen, maar vertelt uiteindelijk dat het toch gebeurde dat hij inging op Z.'s voorstellen omdat hij niet goed wist waarover 'het' ging. Zo lag hij eens naast Z. op bed om diens geslachtsdeel aan te raken. Dit hield volgens Jérémy onmiddellijk op gezien hij zich er niet goed bij voelde. Z. oefende op deze momenten geen verder dwang uit. Jérémy vond Z. een 'viezerik', het was voor hem onmogelijk seksuele handelingen met hem te kunnen stellen. Jérémy herinnert zich ' s nachts gedurende het slapen, éénmaal anaal gepenetreerd geweest te zijn door Z.. Jérémy werd toen wakker, stond op en deed zijn kleren aan. Z. liet hem verder gerust. De nachten nadien slaagde Jérémy er niet meer in te slapen. Hij bleef waken opdat 'het' niet opnieuw zou gebeuren. Dit duurde ongeveer een maand. Jérémy sluit de mogelijkheid niet uit dat het meermaals zou gebeurd zijn. Slechts deze ene keer kan hij zich bewust herinneren. Z. dreigde dat er iets ergs zou gebeuren indien Jérémy het aan iemand zou vertellen. Jérémy had schrik van Z. omdat deze veel groter en sterker was. Deze ervaringen van sodomie hebben een enorme impact op Jérémy' s persoonsontwikkeling. Als jonge puber is men immers sterk bezig met de gedachte 'wie ben ik voor de ander, hoe percipieert de ander mij, wie ben ik als man ?'. Men kan stellen dat Z. in deze periode de enige was die interesse toonde in Jérémy, maar dan wel in Jérémy als lustobject. Dit had een nefaste invloed op Jérémy's identiteitswording.
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 4
Als poging te kunnen vatten wat hem overkomen is met Z., herhaalde Jérémy dit 'seksueel ondergaan' bij derden. Jérémy zocht opnieuw situaties op om anaal gepenetreerd te worden en vroeg zijn jongere broer Jeoffrey deze daad met hem te willen stellen. Jeoffrey bracht moeder en grootmoeder op de hoogte waarop Jérémy's geweten aangesproken werd. Vol schuld- en schaamtegevoel liet hij zijn broer gerust. 'Zoiets doe je toch niet met je eigen broer !' merkt Jérémy op. Tegen de achtergrond van zijn waardeloosheid en betekenisloosheid voor zijn moeder blijft hij zich tot op heden afvragen wat de betekenis is van wat hem toen met Z. overkwam: 'wat betekende ik voor Z.? waarom gebeurde dit bij mij ?'. Hij bevestigt dat dit hem nog steeds bezig houdt, al poogt hij dit te verdringen. Hij gaat het meest gebukt onder de schuldgevoelens die hij heeft jegens zijn broer Jeoffrey. Sinds hij de gevolgen ervaart van zijn pijnlijke ervaringen als slachtoffer, beseft hij dat zijn gedrag op zijn beurt Jeoffrey heeft getekend. Jeoffrey herhaalt nu bij andere kinderen op het internaat de handelingen waarvan hij door Jérémy's toedoen het slachtoffer werd. BESLUIT Als besluit kan men dus stellen dat X. Jérémy wel degelijk getekend is door het seksueel misbruik van Z.. Zijn 'basic distrust' en problemen met afstand en nabijheid tot de ander, zijn kenmerkend voor het passieve/afhankelijke type van de borderline persoonlijkheidsstoornis. De persoonlijkheidsdiagnose van Jérémy dient echter wel gekaderd te worden binnen de context van een afwezige vader- en moederfiguur. Jérémy werd als kind aan zijn lot overgelaten en kreeg geen spiegeling over zichzelf gegeven door een betrouwbare hechtingsfiguur. Zijn identiteit kwam hierdoor niet tot ontwikkeling op een adequate manier. Net tijdens de pubertijd werd Jérémy maandenlang geconfronteerd met sodomie. Zijn identiteit kreeg hier hierdoor een sterk gekleurde seksuele connotatie en cirkelde rond een genot die hij verschafte uit de zijn slachtofferpositie. Jérémy beleeft geen flash-backs van wat hij met Z. onderging. Het traumatiserende van de gebeurtenis is eerder te vinden in het steeds willen herhalen van de slachtofferpositie. Het steeds willen begrijpen van wat hem toen als 13-jarige overkomen is en hij nog steeds niet kan vatten. Hierbij dient uitdrukkelijk opgemerkt te worden dat Jérémy's onderdanigheid in liefdesrelaties voornamelijk tot stand werd gebracht door de problematische hechtingsrelatie met zijn moeder. Nog steeds voelt hij zich 'slaaf en 'slachtoffer' van zijn moeder maar hij blijft haar met open armen ontvangen op momenten dat het haar financieel goed uitkomt. Het aanzoek van Z. Jean-Michel tot sodomie was eenmalig en zonder dwang. Jérémy ondervond hierdoor geen nadelige psychische gevolgen in zijn identiteitsontwikkeling. Na anderhalf jaar intensieve homebegeleiding slaagt Jérémy er nu geleidelijk aan meer in grenzen te stellen en zichzelf meer te respecteren. Hij hecht zich heel sterk aan betrouwbare mensen die momenteel enkel zijn hulpverleners zijn. Het beëindigen van dergelijke relatie roept bij Jérémy zelfmoordgedachten op. Wanneer een 'geliefde' ander wegvalt uit Jérémy's leven, dan verliest hij compleet zichzelf. Hij eet en wast zich niet meer, komt niet meer buiten. Jérémy bestaat niet op zichzelf. Hij heeft een ander nodig om iemand te zijn met betekenis. Op basis van deze complexe borderline-problematiek is het sterk aangewezen dat Jérémy zijn huidige hulpverlener Jonathan Vandervale nog een lange tijd blijft behouden. Zonder Jonathan kan Jérémy niet 'bestaan'. Het neemt zelfs die proportie aan dat Jonathan aanwezig moet zijn tijdens het psychologisch onderzoek. Jérémy durfde niet alleen te zijn met ondergetekende.
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 5
Naaste intensieve begeleiding van een maatschappelijk werker is psychotherapie sterk aangewezen, zelfs noodzakelijk opdat Jérémy beter zou kunnen plaatsen en loslaten wat hem toen overkomen is, zowel voor de relatie met zijn moeder als de feiten met Z.. Bij Jérémy is intussen een hulpvraag ontstaan voor psychotherapie. Het is in het belang 'van Jérémy uiterst belangrijk om zo snel mogelijk in te gaan op zijn hulpvraag om enige positieve evolutie bij hem te kunnen bewerkstelligen. “ Volgens een attest dd. 13/07/2010 van het CAW staan/stonden een netwerk van hulpverleners de verzoeker bij: - klinisch psycholoog: therapie op diverse levensdomeinen - OCMW: budgetbeheer - Familiezorg: opvolgen en ondersteuning van huishoudelijke taken - Ten A., activiteitencentrum: tijdsbesteding - Maatwerk: biedt mensen de kans om te gaan werken in het reguliere circuit op vrijwillige basis - Centrale wachtlijst voor mensen met een handicap: Jeremy staat op de wachtlijst en komt in aanmerking voor thuisbegeleiding - CAW P., begeleid wonen: ondersteuning op diverse levensdomeinen Volgens een attest dd. 23 mei 2012, neergelegd ter zitting van de Commissie op 31 mei 2012, is dit nog steeds het geval.
IV. Mogelijkheden tot schadeloosstelling IV-1. De instrumenterende gerechtsdeurwaarder laat op 24/01/2012 weten dat uitvoering van het vonnis niet mogelijk is. De veroordeelde bewoont een huis dat haast onbewoonbaar is. Hij heeft geen roerende goederen van enige waarde. Zijn Toyota dateert van 1990. De man oefent evenmin een beroep uit. IV-2. Verzoeker verklaart op geen enkele verzekeringstussenkomst te kunnen beroep doen.
V. Begroting van de gevraagde hulp Verzoeker vraagt om de toekenning van een hulp van € 25.000, ex aequo et bono begroot. Hij motiveert zijn aanvraag als volgt: “Cliënt heeft zware schade geleden door de feiten. Zo blijkt uit het deskundigenverslag van psychiater D. dat er duidelijke gevolgen zijn van het seksueel misbruik: er zou sprake zijn van een 'basic distrust', de identiteit van cliënt zou een sterke seksuele connotatie hebben gekregen waarin cliënt er zelfs de positie van slachtoffer opzoekt. Op heden heeft deze foutieve identiteitsvorming ertoe geleid dat: - cliënt niet kan werken, hij is aangewezen op een leefloon; [€ 740,32/maand] - cliënt niet zonder hulp kan leven, hij wordt begeleid door VZW C. P.. Zonder deze begeleiding zou cliënt totaal verloren zijn. Het is duidelijk dat de feiten als zeer ernstig te beschouwen zijn en uiterst tekenend zijn voor cliënt. Hij kan volgens de psychologe niet 'bestaan' zonder de hulp die hij op heden krijgt. Als besluit stelt men dat Jérémy, bovenop de begeleiding die hij op heden krijgt, nood heeft aan therapie.
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 6
Cliënt werd in het vonnis een forfaitaire schadevergoeding van 2.000 € toegekend. Dat dit bedrag evenwel niet in het minst de morele pijnen en de aanzienlijke ongemakken waarmee cliënt sedertdien geconfronteerd wordt kan benaderen. Cliënt werd een jaar lang misbruikt in een periode die zeer belangrijk is voor de identiteitsvorming (12 - 13 jaar), een morele schadevergoeding ten bedrage van 2.000 € kan dan ook geenszins een afdoende vergoeding zijn voor de schade die cliënt heeft geleden. Verzoeker durft daarom verzoeken een groter bedrag te worden toegekend, en dit ex aequo et bono begroot op 25.000 €. “
VI. Beoordeling door de Commissie Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden. Uit artikel 33, § 1 van de wet van 1 augustus 1985 blijkt dat het bedrag van de hulp naar billijkheid wordt bepaald. Volgens de voorbereidende werken is die beoordeling naar billijkheid zelfs het basisbeginsel van het stelsel (Parl.St., Senaat 1984-85 nr. 873/2/1°,8). Dit uitgangspunt verleent aan de Commissie een appreciatiebevoegdheid, zowel inzake de opportuniteit van de toekenning van een financiële hulp als inzake de bepaling van de omvang van het hulpbedrag. Het voorgaande impliceert dat de Commissie voor bepaalde schadeposten andere tarieven kan (mag) hanteren dan die waarvan de correctionele rechter zich bedient. Hierdoor kan de door de Commissie toegekende hulp in meerdere of mindere mate afwijken van de in gemeenrecht toegewezen schadevergoeding. Zo baseert de Commissie zich onder meer bij het toekennen van een hulpbedrag voor de schadepost ‘morele schade’ op haar rechtspraak in gelijkaardige dossiers. Aangezien naar aanleiding van de verschijning van zijn raadsman ter zitting is gebleken dat: - de morele schade wezenlijk groter is dan zoals begroot bij de afhandeling van de burgerlijke belangen; - verzoeker absoluut nood blijkt te hebben aan professionele psychologische of psychiatrische ondersteuning ter verwerking van het hem overkomen leed; - rekening moet worden gehouden met de budgetbegeleiding bij het OCMW van ..., meent de Commissie de hulp naar billijkheid te kunnen begroten op ex aequo et bono € 10.000 en zegt dat dit bedrag gestort zal worden op de rekening van het OCMW, dienst budgetbeheer.
*
*
*
Beslissing inzake M 12-1-0257 – p. 7
OP DIE GRONDEN, De Commissie, Gelet op: de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken; de artikelen 28 tot 41 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, laatst gewijzigd bij wet van 30 december 2009; het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 december 2006, Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent verzoeker een hulp toe van € 10.000. Zegt dat dit bedrag zal gestort worden op de rekening van het OCMW, Dienst Budgetbeheer ten voordele van verzoeker Jérémy X..
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 6 augustus 2012.
De plv. secretaris,
De voorzitter,
B. VAN BEURDEN
C. DELESIE