Colmarstraat 15 6515 BC Nijmegen M +31 (0)6 11043535
[email protected] www.sellevanderwoude.nl
Goedemiddag. Fijn dat jullie vandaag met zovelen zijn. Zoveel betrokkenheid bij deze doelgroep, en onze gezamenlijke ambitie dat zij zoveel als mogelijk vanuit school aan het werk komen en blijven, daar word ik blij van. Even voorstellen: mijn naam is Selle van der Woude, ik ben zelfstandig onderzoeker, gespecialiseerd in de arbeidstoeleiding van jonge mensen met beperkingen. Vanuit die hoedanigheid ben ik betrokken bij verschillende regionale en landelijke initiatieven gericht op het versterken van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt voor deze doelgroep. Ik ben gevraagd kort te reflecteren op de werkzame bestanddelen van de praktijken, zoals die voor de pauze hun verhaal gedaan hebben. Ik geef u graag enige gedachten mee… …
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
TRANSITIEDENKEN De heersende zienswijze ten aanzien van de overgang van school naar werk van deze doelgroep, is wellicht het beste te duiden met de term ‘transitiedenken.’ De betekenis die Van Dale aan het woord ‘transitie’ geeft is: ‘overgang via tussenliggende tonen naar een andere toon’. Dat is zeker van toepassing op de overgang van school van werk van veel van deze jongeren. Die overgang is niet eenvoudig. De vele goede voorbeelden inspireren ons om voor deze jongeren het verschil te maken. Het transitiedenken gaat uit van een geleidelijke, ononderbroken en begeleide overgang, waarbij het toekomstperspectief van de jongere het richtpunt én de context vormt voor scholing en begeleiding. In de twee praktijken die zich voor de pauze gepresenteerd hebben, herkennen we nadrukkelijk het transitiedenken. Een aantal aspecten wil ik er in deze column uitlichten. Dat zal het concreter maken. …
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
Kenmerkend voor het transitiedenken is de toekomstgerichtheid. Waar het ons uiteindelijk om te doen is, is dat deze jongeren straks aan het werk komen en blijven, zo regulier mogelijk. Daarvoor is het belangrijk dat de kennis en vaardigheden die de leerlingen in hun opleiding verwerven maximaal aansluiten op waar in de arbeidsmarkt vraag naar is, nu en in de toekomst. Simpeler gezegd: dat ze opgeleid worden in een richting waar voor deze jongeren kansen liggen. Dat vraagt om inzicht in de regionale arbeidsmarkt, en de ontwikkeling ervan. Veel arbeidsmarktinformatie vanuit bijvoorbeeld UWV of SBB geeft echter vooral inzicht in de kansen op startkwalificatie niveau of hoger. Voor veel van deze jongeren is dat te hoog gegrepen. Mooi dat men in Zeeland nu probeert meer zicht te krijgen op de kansen op meer elementair niveau, onder meer door stagebegeleiders en jobhunters te enquêteren. Met deze aanpak wil men leerlingen, ouders een scholen helpen zich te gaan focussen op een kansbaan in plaats van wensbaan. … Terug naar de vraag: wat moeten deze leerlingen straks weten en kunnen als ze de school verlaten? Dat het juist voor deze doelgroep belangrijk is te werken aan hun sociale en werknemersvaardigheden staat niet ter discussie. Onderzoek wijst uit dat zeker t.a.v. jongeren met gedragsproblematiek dit van grote invloed is op de kans op werk. Meer discussie is er t.a.v. de vraag over welke vakinhoudelijke kennis en vaardigheden zij moeten beschikken. Gebruikelijk is dat deze jongeren opgeleid worden in werksoorten, zoals groen, schoonmaak of techniek. De laatste jaren hebben we een beweging gezien naar meer gerichte opleidingen, voor meer specifieke werkzaamheden, resulterend in branchecertificaten of praktijkverklaringen. Een voorbeeld daarvan is de Boris aanpak: het opleiden voor werkprocessen is een van de belangrijke ingrediënten van deze aanpak. Interessante vraag voor ons als onderzoekers is natuurlijk: vergroot deze aanpak de kans op werk? Is het een werkzaam bestanddeel?
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
Helaas kan de Boris evaluatie daar geen uitsluitsel over geven. Hoe kritisch verschillende scholen over Boris ook zijn, uit deze evaluatie blijkt wel dat veel scholen wel enthousiast zijn over het opleiden in werkprocessen: Het helpt om richting werkgevers duidelijk te maken wat de mogelijkheden van deze jongeren zijn. Maar interessant is ook dat scholen aangeven dat het hen helpt om de leerlingen beter voor te bereiden op de inhoud van het werk. Ook blijkt het opleiden in werkprocessen aansprekender voor de leerling, zo kan de motivatie voor werk meer ontstaan. … Terug naar de vraag: wat moeten deze leerlingen straks weten en kunnen als ze de school verlaten? Het is, als buitenstaander, toch ondenkbaar dat je deze vraag niet zou willen voorleggen aan werkgevers. Dat is een van de redenen waarom ik persoonlijk enthousiast ben over de Rotterdamse vakschool: school én werkgever bepalen samen de inhoud van de opleiding. Onlangs schoof ik aan bij een overleg waarin door twee scholen en een schoonmaakbedrijf gebouwd werd aan een vakschool voor pro en vso leerlingen. Ik leerde direct hoe verrijkend deze aanpak kan zijn: in gesprek met de bedrijfsopleider bleek in de huidige opleiding van de pro en vso leerlingen een belangrijk aspect te ontbreken: de kwaliteitscontroles, en vooral: hoe ga je ermee om als je werk afgekeurd wordt? Dat is voor niemand makkelijk, en voor deze jongeren des te moeilijker. …
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
De analyse die ten grondslag ligt aan de Rotterdamse bedrijfsopleidingen is stevig: de huidige opleiding van veel vso maar ook pro leerlingen staat behoorlijk ver af van de realiteit. Een van de voorbeelden die genoemd werd wil ik met u delen: binnen veel bedrijven is het heel normaal dat er om 7.30 of eerder begonnen wordt; dat leren ze op school niet, en dus gaat het hierop met regelmaat mis als de jongeren aan stage of werk beginnen. Juist deze jongeren moeten hier tijdig op voorbereid worden, en dus zouden ze op school al moeten leren zo vroeg te beginnen. Dat is nu precies het transitiedenken. Een van de belangrijkste opgaven voor scholen is dan ook om hun onderwijs zo levensecht te laten zijn. Waarbij scholen ook tegen de grenzen van hun mogelijkheden aanlopen: in veel sectoren ontwikkelt het vak zich snel. Zojuist gaven zij zelf het voorbeeld vanuit de schoonmaak: hebben scholen zich een nieuwe aanpak eigen gemaakt, microvezel, gaat men in de praktijk alweer uit van een nieuwe aanpak: resultaatgericht schoonmaken. En denk ook eens in magazijnen aan voip, voice order picking. Over dergelijke hulpmiddelen beschikken de scholen niet. Wanneer leerlingen dan alleen in het eigen magazijn op school geoefend hebben weten ze niet wat hen overkomt op het moment dat ze stage gaan lopen in een professioneel magazijn. Om tot levensechte opleidingen te komen is het nodig dat scholen en werkgevers veel nauwer én eerder met elkaar samenwerken. Gemeenten kunnen dit stimuleren en ondersteunen. De Rotterdamse aanpak is daar een voorbeeld van, wat we met veel interesse blijven volgen. De urgentie om eerder en nauwer met werkgevers samen te werken, kom ik echter lang niet overal tegen. Ik zou graag zien dat het vuur dat ik vanuit scholen wel vaak richting gemeenten zie (je moet onze leerlingen ondersteunen!) dat scholen met eenzelfde passie zich zouden storten op de relatie met werkgevers. Wat overigens niet betekent dat gemeenten slechts een bescheiden rol te spelen hebben; zeker niet: veel van deze jongeren, en werkgevers, zijn zeer gebaat bij ondersteuning vanuit gemeenten, bijvoorbeeld in de vorm van loonkostensubsidie, jobcoaching of vervoersvoorzieningen. …
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
Het transitiedenken gaat uit van een ononderbroken en begeleide overgang. Dat vraagt om samenwerking; partijen die elkaar tegemoet willen komen in plaats van dat ze zich terugtrekken en zich verschuilen achter hun formele taken. Hier ligt een belangrijke opgave voor betrokken partijen: scholen, werkgevers, gemeenten (inclusief RMC!) en eventueel partijen vanuit de zorg. Blij word ik van de vele initiatieven, zoals in Zeeland, die erop gericht zijn te voorkomen dat jongeren thuis komen te zitten, zonder begeleiding, zonder perspectief. Hierover bestuurlijke afspraken maken, blijkt niet altijd eenvoudig. Een strategie die beter blijkt te werken is het gezamenlijke bespreken van casuïstiek; het maakt het niet alleen concreter en meer behapbaar, ook staat het perspectief van de jongere veel meer op de voorgrond. Het is geen theoretische exercitie; het gaat over echte jongeren. Zo ontstaat veel meer de wil en energie om elkaar op te zoeken, verantwoordelijkheid te nemen.
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
WAARDECREATIE Er is nog één bestanddeel van de Rotterdamse aanpak waar ik uw aandacht voor wil vragen: bij de zoektocht naar bedrijven die samen met scholen een bedrijfsopleiding willen opzetten, vormt waardecreatie het uitgangspunt. De inzet van deze jongeren moet echt een behoefte van werkgevers vervullen, en niet of niet alleen gebaseerd zijn op maatschappelijke betrokkenheid van de werkgever. Dit omdat waardecreatie de meeste kans op duurzame arbeid biedt. Bedrijven worden nu eenmaal gedreven door zwarte cijfers. En natuurlijk zijn er veel bedrijven die dat op een maatschappelijk verantwoorde manier willen doen. Maar als dat ertoe zou leiden dat ze in de rode cijfers komen, houdt dat niet lang stand. Uit nog niet gepubliceerd onderzoek komt inderdaad naar voren dat uitgaan van waardecreatie meer kans op duurzaam werk biedt. Het heeft echter nog meer positieve effecten: •
Het doet iets met het zelfbeeld van mensen te weten dat hij van meerwaarde is voor het bedrijf, en niet aangenomen is op grond van een ervaren maatschappelijke verantwoordelijkheid;
•
Mensen blijken ook meer te verdienen, hun positie als werknemer is veel sterker.
Om vast te stellen of deze jongeren waarde kunnen creëren voor bedrijven, wordt waar nodig gebruik gemaakt van bedrijfsanalyses en functiecreatie. Functiecreatie is het allesomvattende woord voor het anders inrichten van bedrijfsprocessen en het afsplitsen van taken, waardoor hoger geschoold personeel beter kan worden ingezet voor het werk waarvoor ze zijn opgeleid. Eenvoudige taken worden samengevoegd tot een of meerdere functies die geschikt zijn voor deze jongeren. Alhoewel er nog onvoldoende onderzoek gedaan is om echt hard te kunnen maken dat functiecreatie werkt, de eerste ervaringen met deze methodieken in NL zijn positief. Onderzoek naar functiecreatie in het Slotervaart Ziekenhuis heeft uitgewezen dat deze aanpak bedrijfseconomische waarde kan creëren voor werkgevers.
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude
Helaas wordt er in de werkgeversbenadering van veel regionale werkbedrijven en gemeenten nog weinig ingezet op functiecreatie. Wellicht is de beleving dat functiecreatie op gespannen voet staat met het paradigma dat de vraag van de werkgever centraal moet staan. Ten onrechte, want waardecreatie voor werkgevers is juist het uitgangspunt van functiecreatie. De huidige insteek van veel werkbedrijven en gemeenten betekent wel dat hun accountmanagers na bedrijfsbezoeken hoofdzakelijk thuis komen met vacatures. Terwijl we weten dat het gros van deze jongeren niet 1 op 1 te matchen is op vacatures. Om tot passend werk te komen zijn in meer of mindere mate aanpassingen nodig in bv het takenpakket, de werktijden of de werkplek. De huidige insteek van veel werkbedrijven en gemeenten is dan ook een gemiste kans: Investeren in bedrijfsanalyses en functiecreatie blijkt te lonen, ook omdat het gecreëerde werk duurzamer blijkt te zijn. En de jongeren dus minder gauw weer op de stoep staan bij gemeenten. Dank voor uw aandacht.
Programmaraad – Van school naar werk
Column Selle van der Woude