DE PUPILLEN TRAINER | TEKST & BEELD: MARTIN VELDHUIZEN
Walter Oerlemans, trainer/coach Kampong F1 Water Oerlemans (linksboven) met de F1 van Kampong in het seizoen 2014/2015
WINNAARSMENTALITEIT Resultaat is voor Walter Oerlemans, trainer van Kampong F1, geen vies woord. De geboren Tilburger vocht met LONGA duels op leven en dood uit tegen Willem II en brengt nu de Utrechtse talentjes het belang van presteren bij. “Opleiding en plezier staan voorop, maar je voetbalt ook om te winnen!” Walter Oerlemans groeide op in Tilburg, ging voetballen bij LONGA en vocht menig robbertje uit met clubs uit andere delen van de stad. “In die periode groeide de instelling dat het om de winst gaat”, vertelt de 53-jarige Brabander. “Vaak speelde je tegen klasgenootjes en stond de eer van jouw club en wijk op het spel. Je wilde dus absoluut niet
18
verliezen. Wij speelden bijvoorbeeld regelmatig tegen Willem II en helaas verloren we soms. Daardoor werd ik supporter van PSV en niet van Willem II.”
Bewuste keus Na omzwervingen via Wageningen (“daar heb ik bosbouw gestudeerd”), Canada,
Zwitserland en Den Bosch kwam Oerlemans in Utrecht wonen. Toen zijn kinderen bij Kampong gingen voetballen werd hij hun trainer en lid van de jeugdtechnische commissie. “Ik had met LONGA en Bennekom in de hoofdklasse gevoetbald, heb een idee over hoe voetbal gespeeld moet worden en door mijn opleiding kan ik gestructureerd
MAART | 2015
en met een duidelijk doel voor ogen naar iets toewerken. Toen mijn zoons gingen voetballen leek het mij leuk om iets bij de club te gaan doen.” Nadat zijn jongste zoon de leeftijd van C-junior bereikte, stopte Oerlemans tijdelijk als trainer. Drie jaar geleden pakte hij de draad weer op en werd trainer/coach van de F1. Een bewuste keus, vertelt Oerlemans. “Kinderen van die leeftijd zijn enthousiast en leergierig. Daarnaast is het trainen van een F-team prima te combineren met mijn werk bij het UMC in Utrecht. We trainen twee keer per week en zaterdags ben ik meestal om een uur of twaalf weer thuis. Ik wilde overigens wel per se een selectieteam trainen. Ik hoop met mijn (voetbal)achtergrond kinderen van deze leeftijdsgroep wat bij te brengen.”
Zelfreflectie De paar jaartjes rust hebben Oerlemans goed gedaan, zegt hij zelf. “Jeugdvoetbaltrainer is een vak dat je leert door het veel te doen. De basis is dat je het leuk vindt om met kinderen te werken. Voetbalvisie ontwikkelen en vaardigheden overbrengen aan jeugdspelers is mooi en belangrijk, maar dit lukt alleen als je je kunt verplaatsen in hun belevingswereld. In mijn beginjaren als trainer legde ik teveel de nadruk op wat beter moest in plaats van wat wel goed ging. Dankzij de cursus jeugdvoetbaltrainer, door te kijken naar andere jeugdtrainers én door zelfreflectie denk ik gerichter dan voorheen na over wat ik met mijn spelers wil bereiken en vooral hoe ik dat ga doen.”
Met een lach op zijn gezicht haalt Oerlemans nog een moment aan. “We fietsten na afloop van een wedstrijd terug naar de club. Eén van de spelers zat achterop de fiets de hele tijd te zwaaien. Toen ik hem vroeg waarom hij dat deed, vertelde hij dat profvoetballers ook altijd naar hun fans zwaaien na afloop van de wedstrijd. Veel van die jongens geloven heilig dat ze betaald voetballer worden. Ik neem ze die illusie niet af.” Ondanks dat het profvoetbal slechts voor een enkeling is weggelegd, neemt Oerlemans zijn taak serieus. Hij wil het beste uit zijn spelers halen en benadrukt een goede instelling. “Ik vertel mijn spelers altijd dat ze niet in de selectie hoeven te spelen als ze dat niet willen. Maar als ze ervoor kiezen om het wel te doen, dan wil ik dat ze dat ook goed doen. Dat betekent onder meer dat ze op tijd zijn bij de trainingen en wedstrijden. Wie te laat komt, doet niet mee, zo simpel is het. Ouders verwachten van mij dat ik drie keer per week voor hun kinderen klaar sta, dan mag ik dat ook van hen vragen.”
Hollandse school Oerlemans houdt het spelletje graag simpel en kiest voor de Hollandse school met een verzorgde opbouw van achteruit. “We spelen het klassieke 1-3-3 met drie verdedigers en drie aanvallers. In balbezit schuift zowel de centrale verdediger als de spits iets op om voor hun linie te spelen. Bij balverlies kruipen ze er iets achter. Onze keeper rolt de bal in principe onderhands uit naar één van de twee vleugelverdedigers. Daarna moeten de spelers eromheen in beweging komen, zodat er altijd minimaal twee afspeelmogelijkheden zijn. Vervolgens proberen we via de buitenspeler de achterlijn te halen, omdat daar vaak de meeste ruimte ligt. De spits, de andere buitenspeler en de centrale verdediger moeten dan positie kiezen om af te ronden. Moeilijker maak ik het voor de kinderen niet.” Dat het in de praktijk vaak anders gaat, erkent Oerlemans. “Als onze vleugelverdedigers gedekt worden, gaat de bal naar de centrale verdediger. Pas als ook die speler
“WIE TE LAAT KOMT, DOET NIET MEE. ZO SIMPEL IS HET”
Oerlemans komt met een voorbeeld. “Soms probeer je iets uit te leggen, maar kies je niet de juiste woorden. Als je tegen kinderen van zeven jaar begint over samenspel, dan kijken ze je aan alsof ze water zien branden. Maar als je zegt 'ik wil dat we gaan overtikken', dan begrijpen ze je wel.”
MAART | 2015
19
gedekt staat, mag de keeper de bal uittrappen, het liefst richting een buitenspeler om een snelle tegenaanval door het midden te vermijden.” Als de tegenpartij de bal heeft, leert Oerlemans alle spelers zo snel mogelijk een tegenstander te zoeken, gericht om hun opbouw te verstoren en zo dicht mogelijk bij elkaar te spelen om de speelruimte kleiner te maken. “De basis in het voetbal is technische beheersing en (handelings)snelheid. Als je, voordat je de bal krijgt, al nadenkt over wat je gaat doen en de aanname is goed, dan kun je het spel sneller voortzetten of verleggen.”
Partijtjes Oerlemans gebruikt vooral verschillende partijvormen om zijn spelopvatting er bij de spelers in te slijpen. “Eén tegen één, want dat vergroot hun balvaardigheid en fysieke weerbaarheid. Bij twee tegen twee leren ze positie kiezen ten opzichte van elkaar en hoe en waar ze moeten vrijlopen. En bij vier tegen vier gebruik ik vaak een vrije man aan de zijkant, waardoor ze leren dat de bal de andere kant op kan om zo een overtal te creëren. En natuurlijk speel ik elke partijvorm met doeltjes, want bij voetbal draait het om scoren en niet om het aantal geslaagde acties of minuten balbezit.”
Bij techniekoefeningen vinden spelers het vaak leuk om deze zelf voor te doen. “Ik kan heus wel een schaar maken en ook nog wel een dubbele als het moet, maar aan trucs als de 'akka' of de 'Zidane' waag ik mij niet. Ik vraag altijd aan de spelers wie een mooie passeerbeweging weet. Als voorwaarde stel ik dat die truc altijd moet lukken, dus ook in laatste minuut van de finale van het WK op de eigen doellijn. Er steekt er altijd wel eentje z'n hand op. Die truc leren ze elkaar dan.”
Selecteren Onder leiding van Hoofd Jeugdopleiding Ruud Nijenhuis is Kampong gericht bezig met de jeugd. Er is een actieve Jeugdtechnische Commissie en een aantal enthousiaste, gediplomeerde en onafhankelijke jeugdtrainers. Oerlemans is behalve trainer van de F1 ook lid van de Jeugdtechnische Commissie en mede verantwoordelijk voor het technisch beleid van alle F-teams. Een vaste selectieprocedure helpt hem daarbij. “We beoordelen een speler op zijn technische aanleg. Neemt hij de bal goed aan, hoe is zijn handelingssnelheid, kan hij dribbelen, komen zijn passes aan en weet hij wat hij met de bal wil?” “Zowel bij de benjamins als bij de eerstejaars F-pupillen geven eerst de eigen trai-
ners een oordeel. Daarna organiseren we drie momenten waar de spelers in toernooivorm vier tegen vier spelen. Iedere speler krijgt een hesje met een uniek rugnummer en wordt door mij en een aantal onafhankelijke jeugdtrainers beoordeeld. Daarna gaan we met z'n allen in gesprek om onze ervaringen te delen. De beste dertig benjamins worden verdeeld over de F4, F5 en F6, die allemaal in de vierde klasse uitkomen. Bij de eerstejaars F-pupillen selecteren we verder door, de tien besten komen in de F1 en gaan in de eerste klasse spelen. De F2 speelt in de tweede klasse, de F3 in de derde.” Spelers gedurende het seizoen overhevelen naar een ander team, Oerlemans doet er in principe niet aan mee. “Alleen bij bijzondere omstandigheden, zoals een verhuizing of als een speler het niveau echt niet aan kan. Dan help je hem niet door 'm in het team te laten zitten. Zelfvertrouwen is voor elke voetballer, ongeacht de leeftijd, erg belangrijk.” In tegenstelling tot veel clubs, waar F-teams uit negen spelers bestaan, werkt Kampong met teams van tien kinderen. Voor Oerlemans reden er een vast wisselpatroon op na te houden. “Elke tien minuten wissel ik drie spelers. Na een half uur voetballen hebben alle spelers tien minuten reserve gestaan. Behalve de keeper, want die wissel ik niet. De wissels in de laatste tien minuten laat ik afhangen van het verloop van de wedstrijd. Spelen we een makkelijke wedstrijd dan haal ik de beteren eruit. Moeten we de overwinning uit het vuur slepen dan laat ik de besten staan. Want ik wil wél winnen. Ouders leg ik aan het begin van het seizoen altijd uit dat ik zo wissel. Het wordt geaccepteerd, want ouders zien hun kind natuurlijk ook liever met een zege van het veld stappen.”
Binnenkant voet Winnen, daar gaat het wat Oerlemans betreft om. Hij beseft dat hij soms best veel
20
MAART | 2015
“HET HOEFT NIET HARD. BALLEN BINNENKANT VOET TELLEN OOK” vraagt van de kinderen. “Opleiding en plezier staan voorop, maar als je in een selectieteam speelt, voetbal je ook om te winnen! Als we op de training een afrondingsoefening doen, dan móet de bal tussen de palen. Het hoeft niet hard, ballen binnenkant voet tellen ook. Bij LONGA zei één van mijn jeugdtrainers, als de ballen weer eens over het doel vlogen: 'het is weer net de Johan Willem Friso kapel, hard en onzuiver'. Ik hamer er ook altijd op dat er gericht en ontspannen wordt geschoten, zoals KlaasJan Huntelaar dat als geen ander kan. In het strafschopgebied is hij onverslaanbaar. Ik was er daarom ook zeker van dat Huntelaar op het WK die penalty tegen Mexico erin zou schieten.“ Oerlemans houdt de spelers overigens voor dat het niet om de doelpuntenmaker draait, maar om het hele team. “Ik besteed bijna nooit aandacht aan degene die scoort. Ik houd ook geen topscoorderslijstje bij. Sterker, ik onthoud vaak niet eens wie het doelpunt gemaakt heeft. Ik kijk vooral naar hoe de goal tot stand is gekomen. Tegen mijn spelers zeg ik altijd: 'die laatste bal moet zo goed zijn, dat zelfs je vader 'm maakt'.”
MAART | 2015
Niet alleen voor de aanvallers, ook voor de verdedigers van Kampong F1 ligt de lat hoog. “Al mijn spelers mogen acties maken, maar ze moeten wel functioneel zijn. Verdedigers die veel risico nemen, ik kan er slecht tegen. En ik haat het onnodig weggeven van corners. Dat zijn vaak halve penalty's, dus als het enigszins mogelijk is, moeten ze die proberen te voorkomen.”
Genieten De drive om te winnen is voor Oerlemans geen beletsel om ook te genieten langs de lijn. “Vooropgesteld, ik kan nog steeds
slecht tegen mijn verlies, maar helaas komt het voor dat de tegenstander beter is. Het voordeel is dat ik na een nederlaag op de training wel beter kan uitleggen wat er fout ging en hoe dat beter kan. Want als we met slecht voetbal gewonnen hebben, luisteren ze toch niet, haha.” “Ach, het is heerlijk om met die kinderen te werken en het is geweldig te merken dat trainingsoefeningen en uitleg zichtbaar worden in de wedstrijden. Als ik dat zie, komt de liefhebber in mij helemaal los en sta ik volop te genieten.”
21
4 TEGEN 4 + 2K ORGANISATIE: • Zet een speelveld uit van 20x15 meter • Positiespel vier tegen vier met twee kaatsers aan de zijkanten • De kaatsers maken deel uit van het team met balbezit • Kaatsers regelmatig wisselen, zodat iedereen aan de beurt komt COACHING: • Blijf in een ruit spelen • Minimaal twee spelers moeten aanspeelbaar zjin • Benut de kaatsers als extra vrije man om het spel snel te verleggen • Bij balverlies binnenkant dekken
PARTIJ AANVAL TEGEN VERDEDIGING ORGANISATIE: • Zet een speelveld uit van 30x20 meter • Aanvallers spelen 2:3 • Verdedigers spelen 1:3:1 • Aanvallers proberen te scoren op het pupillendoel • Verdedigers kunnen scoren door de bal te veroveren en hem in de kleine doeltjes te schieten
1 2
4
5
9
7
11 10
COACHING: • Keeper bouwt op via de zijkanten • Verdediging staat hoog, maar moet wel bereikbaar zijn • Als er voorin geen afspeelmogelijkheden zijn, dan kan de bal teruggespeeld worden • Minimaal twee spelers moeten aanspeelbaar zijn • Aansluiten en knijpen naar de kant met de bal
22
4
3
MAART | 2015