CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 Resultaten overall Wageningen UR
CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013
Wageningen University & Research centre april 2014
HaskoningDHV Nederland B.V.
MANAGEMENTSAMENVATTING
Wageningen Universiteit & Research centre (Wageningen UR), streeft naar een voorloperspositie op het gebied van duurzame bedrijfsvoering. De missie van de Wageningen UR ’to explore the potential of nature to improve the quality of life’ geeft hier uiting aan. Eén van de uitgangspunten is het streven naar reductie van de ecologische voetafdruk. Daarbij is het jaarlijks bepalen van een CO 2 voetafdruk een belangrijke stap. Inzicht in de klimaatimpact van de activiteiten van Wageningen UR geeft immers de mogelijkheid het klimaatbeleid aan te scherpen, reductiedoelstellingen te bepalen en externe communicatie aan te vullen. Tevens geeft het Wageningen UR de mogelijkheid om binnen de kenniswereld én Nederland zich als voorloper van duurzaamheid te profileren. CO2 emissies in scope 1, 2 en 3 Deze CO2 voetafdruk is opgesteld voor het monitoringsjaar 2013. Het basisjaar is 2010. De CO2 voetafdruk bevat alle scope 1 en 2 emissies en de emissies van de scope 3 activiteiten (afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer van Wageningen UR). De internationaal meest gebruikte standaard voor het opstellen van een CO2 voetafdruk, het Greenhouse Gas Protocol, maakt onderscheid in verschillende scopes op basis van de herkomst van het broeikasgas. Onderscheiden worden: ● Scope 1: alle emissies die binnen de organisatie direct worden uitgestoten als gevolg van de eigen activiteiten, zoals de CO2 uitstoot uit de verbranding van aardgas voor de eigen gebouwen. ● Scope 2: de indirecte emissies die samenhangen met de productie van de ingekochte energie, bijvoorbeeld van een elektriciteitsbedrijf. De emissie vindt dan plaats bij het opwekken van de elektriciteit. Tevens worden, in overeenstemming met de Nederlandse methodiek voor het opstellen van een CO2 voetafdruk, de CO2 Prestatieladder (eis 3.A.1), de zakelijke kilometers met privé-auto’s en het zakelijk vliegverkeer tot scope 2 gerekend. ● Scope 3: alle overige emissies als gevolg van de activiteiten van het bedrijf, zoals de uitstoot van ingehuurde diensten, het woon-werkverkeer van medewerkers en de afvalverwerking. Ten opzichte van het basisjaar 2010 hebben de volgende structurele veranderingen plaatsgevonden, welke invloed hebben op de totale emissies: ● Energiezorg per organisatieonderdeel is geïmplementeerd, zodat er inzicht is in het energieverbruik en de mogelijkheden voor besparing. Verder worden verduurzamingen structureel opgepakt. Dit heeft geresulteerd in forse reductie van aardgas ten behoeve van verwarming (scope 1). ● In de loop der jaren is meer inzicht gekregen in de data/gegevens, wat heeft geresulteerd in meer gegevens van de 28 locaties van Wageningen UR in Nederland. Daardoor is er een completer beeld van de CO2 footprint en de CO2 compensatie footprint ontstaan. ● Sinds 1 januari 2011 koopt Wageningen UR groene stroom in met het SMK keurmerk. De emissies als gevolg van verbruik van elektriciteit nemen sterk af doordat de conversiefactor voor SMK gecertificeerde groene stroom circa 95% lager is dan die voor conventionele stroom. ● Een groot aantal gebouwen op de Campus is aangesloten op de WKO installatie, waardoor minder gas nodig is voor de verwarming. ● De diverse locaties van Wageningen UR in Wageningen worden in fases verplaatst naar één nieuwe, centrale locatie in Wageningen, Wageningen Campus. Door deze beweging ontstaat er leegstand van (oude) gebouwen. De nieuwbouw op Wageningen Campus is energiezuiniger dan de oude gebouwen in de stad Wageningen. Alle leegstaande gebouwen worden in de CO2 berekening bij het Facilitair Bedrijf (FB) belegd.
HaskoningDHV Nederland B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HaskoningDHV Nederland B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van HaskoningDHV Nederland B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001. ©
De totale CO2 uitstoot van Wageningen UR in scope 1, 2 en 3 bedroeg in het jaar 2013 47,1 kton. Dit komt overeen met het energiegebruik van circa 224 miljoen autokilometers of de energiebehoefte (inclusief 1 mobiliteit) van circa 5.600 huishoudens. In scope 1, 2 en 3 wordt in 2013 per fte, 9,2 ton CO2 geëmitteerd . Van de totale uitstoot van 47,1 kton CO2 emissie is 27,7 kton het gevolg van directe emissies (scope 1), 11,4 kton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers met privéauto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2) en 8,1 kton het gevolg van overige indirecte emissies door afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer (scope 3). Binnen de voetafdruk van Wageningen UR zijn de gebouwen (m.n. het aardgasverbruik) en de vliegreizen de grootste veroorzakers van CO2 emissies, met respectievelijk 37% en 20% van de totale emissies (zie figuur 0.1). Ook het woon-werkverkeer en de landbouwgronden (lachgas) leveren een aanzienlijke bijdrage aan de totale uitstoot (14% respectievelijk 13%). Ten opzichte van 2010 zijn de emissies van de gebouwen gedaald (ook wanneer de overstap naar groene stroom niet mee wordt gerekend), terwijl de emissies van met name het zakelijk vliegverkeer sterk zijn toegenomen.
Figuur 0.1:
Verdeling CO2 emissies naar onderdeel, 2013
Ten opzichte van de uitstoot in 2010 heeft er een emissiereductie plaatsgevonden van 36%. Deze is voornamelijk het gevolg van een overstap naar groene stroom met het SMK keurmerk in het jaar 2011. Ten opzichte van het monitoringsjaar 2011 zijn de emissies echter met 13% gestegen. Dit is voornamelijk het gevolg van een toename van emissies van het vliegverkeer en in mindere mate ook van het woonwerkverkeer en de veestapel. Wageningen UR heeft diverse reductie- en compensatiemaatregelen om haar uitstoot te verlagen. In totaal verminderde Wageningen UR in 2013 door haar maatregelen ca. 36,7 kton CO2, wat neerkomt op 78% van de totale voetafdruk van 47 kiloton.
1
De emissie per fte bevat ook de emissies veroorzaakt door studenten. Aangezien de verhouding tussen fte en aantal
studenten sterk wisselt over de verschillende kenniseenheden is een eerlijke vergelijking niet mogelijk.
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag -4MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
Aanbevelingen voor het verder specificeren van de voetafdruk Om in de komende jaren een voetafdruk te kunnen berekenen die uiteengezetter is dan het jaar 2013, wordt een aantal aanbevelingen gedaan: -
Meer nauwkeurige bepaling van de lachgasemissies uit de landbouwgronden. Meer nauwkeurige bepaling van de methaan uitstoot van het vee. Meer gedetailleerde bepaling van het woon-werkverkeer van medewerkers. Beter inzicht in de verdeling van de gereisde treinkilometers per kenniseenheid. Om voortgang van de CO2 voetafdruk te blijven monitoren is het van belang dat bij Wageningen UR systemen zo worden ingericht dat er periodiek/jaarlijks een eenduidige en actuele CO2 voetafdruk berekend en gerapporteerd kan worden. Daarbij moet worden gedacht aan het inrichten van een managementinformatiesysteem, het opstellen van procedures en het aanwijzen van verantwoordelijken op de diverse plekken in de organisatie voor het meten en registreren van gegevens.
Aanbevelingen klimaatbeleid Om een gericht CO2 reductiebeleid te voeren is het noodzakelijk te weten bij welke activiteiten de meeste broeikasgasemissies worden uitgestoten. Bij Wageningen UR zijn dat de gebouwen, de zakelijke vliegtuigkilometers, de landbouwgronden en het woon-werkverkeer. Om de impact van zakelijke vliegkilometers te reduceren, kan Wageningen UR onderzoek doen naar de mogelijkheden voor het verminderen van het vliegverkeer. Voorbeelden daarvoor zijn bij reizen binnen Europa en bij binnenlandse reizen op de plek van bestemming zo veel mogelijk per trein of over water af te leggen en door vaker gebruik te maken van alternatieven voor reizen te overwegen, zoals videoconferencing. Wel compenseert Wageningen UR een deel van haar vliegverkeer. Om te reduceren in de emissie door woon-werkverkeer, moet reizen per OV meer gestimuleerd en is het zaak andere opties voor (zakelijk) vervoer en mobiliteit zoals Het Nieuwe Werken, te bevorderen. Onzekerheid in de resultaten De gepresenteerde resultaten moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheidsmarge wordt op basis van expert judgement geschat op circa 20% als gevolg van: 1. 2.
3.
4.
5.
het gebruik van algemene emissiekentallen per hectare voor het bepalen van de lachgasemissies van landbouw. Deze kunnen per situatie afwijken; de aanname dat de gevlogen trajecten rechtstreekse vluchten waren, zonder tussenlandingen. In werkelijkheid zal er op een aantal trajecten wel overgestapt zijn, waardoor de emissie per gevlogen traject hoger zou kunnen uitvallen, dan nu aangenomen; een inschatting van de CO2 uitstoot door woon-werkverkeer, op basis van bij Wageningen UR bekende percentages van type vervoermiddel dat werknemers (kunnen) gebruiken voor hun woon-werkverkeer. een inschatting van de onderverdeling van de dienstreizen per trein over de verschillende kenniseenheden. Het totaal aantal kilometers is wel bekend, maar de verdeling ervan over de kenniseenheden is gedaan op basis van de verhouding die in december 2013 plaatsvond. Er is aangenomen dat deze verhouding representatief is voor het gehele jaar; een bepaling van de emissie door dierlijk afval op basis van de conversiefactor van gevaarlijk afval.
1
INLEIDING
Er is wereldwijde consensus over het feit dat het mondiale klimaat verandert en dat de toename van de uitstoot van broeikasgassen daar zeer waarschijnlijk de oorzaak van is. Over de hele wereld nemen overheden en bedrijven dan ook hun verantwoordelijkheid om deze uitstoot te verminderen. Ook Wageningen UR is zich bewust van haar klimaatimpact. Wageningen UR streeft naar een voorloperspositie op het gebied van duurzame bedrijfsvoering. De missie van de Wageningen UR ‘to explore the potential of nature to improve the quality of life’ en de slogan ‘for quality of life’ geven hier uiting aan. Eén van de uitgangspunten daarbij is het streven naar reductie van de ecologische voetafdruk. Daarbij is het opstellen van een CO 2 voetafdruk een belangrijke stap. Inzicht in de klimaatimpact van de activiteiten van Wageningen UR geeft immers de mogelijkheid het klimaatbeleid aan te scherpen, reductiedoelstellingen te bepalen, externe communicatie aan te vullen en zich binnen de kenniswereld én Nederland als koploper van duurzaamheid te profileren. De centrale vraag in dit rapport luidt dan ook: Hoe hoog is de totale CO2 emissie van Wageningen UR en wat is de verdeling van deze uitstoot over de verschillende scopes, kenniseenheden en emissiebronnen? In dit rapport wordt de CO2 voetafdruk van Wageningen UR over het hele jaar 2013 besproken. Daarnaast wordt een vergelijking gemaakt met de CO2 voetafdruk over het basisjaar 2010 en het monitoringsjaar 2011. De CO2 voetafdruk geeft een inventarisatie van de totale hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen. Daarnaast geeft ze inzicht in de herkomst van deze emissies door een onderverdeling te maken naar de verschillende kenniseenheden van Wageningen UR en naar de directe en indirecte broeikasgasemissies. De voetafdruk bespreekt, naast de CO2 uitstoot in scope 1, 2 en 3, ook de compensatiemaatregelen en compensatieprojecten van Wageningen UR. Aan de hand van de resultaten uit dit rapport kan Wageningen UR op gerichte wijze vorm en sturing geven aan haar klimaatbeleid. NB: Daar waar in dit rapport wordt gesproken over CO2 uitstoot, wordt de uitstoot van CO2 equivalenten bedoeld. Om de leesbaarheid van het rapport te bevorderen, wordt CO2 equivalenten afgekort tot CO2. Deze inventarisatie is uitgevoerd conform de internationale standaard ISO 14064-1; 2006 (E) “quantification and reporting of greenhouse gas emissions and removals”. De norm beschrijft de manier waarop een organisatie haar CO2 voetafdruk kan inventariseren en rapporteren. De ISO 14064-1 norm is 2 gebaseerd op de methodiek van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol ), dat wereldwijd de meest gebruikte standaard is voor het bepalen van een CO 2 voetafdruk voor organisaties. Het basisjaar voor de emissie-inventaris is 2010. In bijlage 1 is een verwijzingstabel (cross reference table) opgenomen, die aangeeft in welke hoofdstukken van dit rapport de te rapporteren aspecten van § 7.3.1 van de ISO 146064-1 norm staan. Leeswijzer Naast deze inleiding (hoofdstuk 1) is onderliggend rapport als volgt opgebouwd: In de managementsamenvatting zijn al de hoofdpunten uit het rapport gegeven. Hoofdstuk 2 bevat een methodebeschrijving. Hoofdstuk 3 behandelt de resultaten van de CO2 berekeningen en kwantificeert de CO2 compensatiemaatregelen van Wageningen UR over het jaar 2013. Daarnaast geeft dit hoofdstuk een vergelijking met de CO2 voetafdruk van 2010 en die van 2011. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 4. 2
Informatie over het Greenhouse gas Protocol is te vinden op www.ghgprotocol.org
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag -6MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
2
METHODE
Dit rapport is gebaseerd op de methodiek van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). Het GHG Protocol beschrijft een internationaal erkende stapsgewijze aanpak om een CO 2 voetafdruk te berekenen. In de eerste stap wordt beschreven hoe de grenzen van de organisatie waarvan een CO 2 voetafdruk berekend wordt, worden afgebakend (hoofdstuk 2.1 van dit rapport). In de tweede stap worden de operationele grenzen bepaald (hoofdstuk 2.2 van dit rapport). In de derde stap wordt de CO 2 uitstoot berekend en wordt de nauwkeurigheid van deze rapportage in kaart gebracht (hoofdstuk 3 van dit rapport). Tenslotte wordt beschreven welke informatie verplicht moet worden gerapporteerd en welke informatie optioneel kan worden toegevoegd. De ISO 14064-1 norm borduurt voort op deze laatste stap door een eenvoudige rapportagemethodiek voor te schrijven die overeenkomt met de te rapporteren informatie van het GHG Protocol. De emissie inventaris is volgens de internationale ISO 14064-1 norm gerapporteerd. In bijlage 1 is een verwijzingstabel opgenomen, die aangeeft in welke hoofdstukken van dit rapport de te rapporteren aspecten van de ISO 14064-1 norm staan.
2.1
Organisatiegrenzen Om een CO2 voetafdruk van een organisatie te bepalen dienen eerst de organisatiegrenzen te worden 3 afgebakend . Bij het bepalen van de organisatiegrenzen zijn alle Nederlandse activiteiten waarover Wageningen UR de regie voert, meegenomen in de CO2 inventarisatie. Buitenlandse activiteiten vallen buiten de scope van deze studie. Met uitzondering van de Hogeschool Van Hall Larenstein zijn de organisatiegrenzen onveranderd ten opzichte van het basisjaar 2010 en het monitoringsjaar 2011. De Hogeschool Van Hall Larenstein valt sinds 2013 niet meer onder de operationele invloedsfeer van Wageningen UR.
3
Greenhouse Gas Protocol Hoofdstuk 3 Setting Organizational Boundaries
Om de CO2 uitstoot te bepalen is de organisatie onderverdeeld in de kenniseenheden zoals hierboven aangegeven. Aanvullend op het organigram dient te worden vermeld dat Energy & Explotation Lelystad (E&EL) vanaf 2013 deel uitmaakt van Wageningen UR als apart organisatieonderdeel (rechterkolom). In de CO2 footprint berekening is E&EL opgenomen bij Plant Science Group (PSG). Om de leesbaarheid te bevorderen, worden de kenniseenheden in de verdere rapportage afgekort: Agrotechnology & Food Sciences Group: AFSG Animal Sciences Group: ASG Environmental Sciences Group: ESG Plant Sciences Group: PSG Social Sciences Group: SSG IMARES: IMARES RIKILT: RIKILT Concernstaf, inclusief Raad van Toezicht, Raad van Bestuur, Wageningen Academy en Wageningen International: CS+ Facilitair bedrijf: FB
2.2
Operationele grenzen Voor elk van de kenniseenheden is bepaald hoe hoog de CO 2 uitstoot is, die veroorzaakt wordt door de daarvoor verantwoordelijke emissiebronnen. Om de operationele grenzen af te bakenen is gebruik gemaakt van de indeling van het GHG Protocol. De analyse is tevens uitgevoerd conform de CO 2Prestatieladder versie 2.1 (zie bijlage 2 voor een schematische weergave en tekstbox).
De CO2 Prestatieladder De CO2 Prestatieladder is ontwikkeld door ProRail met als doel de klimaatimpact in de keten van bouwactiviteiten te reduceren door (onder)aannemers die klimaatbewust ondernemen, virtueel gunningvoordeel (oplopend tot 10%) te geven. Daartoe kunnen ondernemers zich laten certificeren op één van de vijf niveaus op de ladder, waarbij een certificaat op niveau vijf het hoogste gunningvoordeel oplevert in aanbestedingen. De prestatieladder stelt inzicht in de voetafdruk verplicht vanaf niveau drie. Sinds maart 2011 is de ladder in beheer van de onafhankelijke Stichting Klimaatvriendelijke Aanbesteden en Ondernemen (SKAO). Desgewenst is deze voetafdruk apart, extern te certificeren of kan het dienen als uitgangspunt voor het behalen van een CO 2 bewust certificaat op de CO2 Prestatieladder. Conform het GHG Protocol wordt onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie (scopes) in twee categorieën: directe emissies en indirecte emissies (zie de schematische weergave op de volgende pagina).
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag -8MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
Scope 1 - Directe emissies In scope 1 gaat het om de directe uitstoot van broeikasgassen. CO2 vormt het meest voorkomende broeikasgas. Directe uitstoot van CO2 wordt veroorzaakt door de verbranding van fossiele energiedragers (aardgas, diesel etc.). Voor het bepalen van de CO2 uitstoot moet dus het verbruik van fossiele brandstoffen in kaart worden gebracht. Vervolgens kan de CO 2 uitstoot die veroorzaakt wordt door dit energieverbruik aan de hand van specifieke conversiefactoren worden bepaald. Deze CO 2 uitstoot betreft alleen het directe fossiele energieverbruik van de gemeentelijke organisatie. Ook de uitstoot van overige 4 broeikasgassen (SF6, CH4, N2O, HFCs en PFCs) wordt tot scope 1 emissies gerekend. Met name de HFCs, die vrijkomen bij lekkage van koudemiddelen in koel-/vriesapparatuur en airconditioning, hebben een broeikasgaseffect dat afhankelijk van de chemische samenstelling honderden malen hoger kan liggen dan dat van CO2. Scope 2 - Indirecte CO2 emissie door ingekochte energie Naast directe emissie van broeikasgassen (scope 1) wordt in een CO2 footprint ook indirecte CO2 uitstoot ten gevolge van het elektriciteitsverbruik meegenomen. Bij de omzetting van elektrische energie in ‘bruikbare’ energie komt weliswaar geen CO2 emissie vrij (met andere woorden, in een elektrisch apparaat vindt geen verbrandingsproces plaats), maar bij de productie van elektriciteit in de elektriciteitscentrale gebeurt dat wel. Door het inkopen van elektriciteit is de organisatie dus indirect verantwoordelijk voor deze CO2 uitstoot. Daarnaast wordt ingekochte stadswarmte tot scope 2 gerekend. In de CO2 Prestatieladder worden ook ‘zakelijke kilometers met privé-auto’ (personal cars for business travel) en ‘zakelijke vliegtuigkilometers’ (business air travel) tot scope 2 rekent, in tegenstelling tot het GHG Protocol, die deze onderdelen aan scope 3 toeschrijft. Scope 3 - Overige indirecte CO2 emissie Tenslotte komt er bij een organisatie indirecte CO 2 emissie vrij als gevolg van de activiteiten van de organisatie die voort komen uit bronnen die geen eigendom van de organisatie zijn, noch beheerd worden door de organisatie. Zo ontstaat er CO2 emissie door productie van materialen die de organisatie inkoopt,
4
Verplicht is de inventarisatie van de 6 Kyoto gassen
door woon-werkverkeer van de medewerkers, door verwerking van door de organisatie geproduceerd afval, etc.. De organisatie heeft geen directe invloed op de emissies die hierbij vrijkomen. Deze indirecte emissies worden scope 3 emissies genoemd. Het GHG Protocol schrijft voor dat, met uitzondering van de koelvloeistoffen, alle scope 1 en 2 emissies dienen te zijn opgenomen in een CO2 voetafdruk. Scope 3 emissies hoeven niet verplicht gerapporteerd te worden, maar kunnen optioneel worden meegenomen in de voetafdruk. Deze rapportage is tevens opgesteld conform de vereisten uit de CO2 Prestatieladder en is daarom inclusief de emissies veroorzaakt door zakelijke kilometers met privé-auto’s en zakelijke vliegtuigkilometers. Rapportage van scope 3 emissies is gewenst als een organisatie haar CO2 voetafdruk in een breder perspectief wil plaatsen om zo meer richting te geven aan haar klimaatbeleid. Wageningen UR heeft besloten om de meest materiële scope 3 emissies te inventariseren, naast de verplichte scope 1 en 2 emissies. Dit leidt voor Wageningen UR tot onderstaande invulling van de scopes: Scope 1 Brandstofverbruik leasewagens (diesel, benzine en LPG) Brandstofverbruik eigen wagenpark (diesel, benzine en LPG) Brandstofverbruik huurauto’s Brandstofverbruik voor verwarming kantoren, kassen en laboratoria (aardgas) Emissies afkomstig van landbouwgrond in bezit (lachgasemissie) Emissies afkomstig van de veestapel (methaan) Emissies veroorzaakt door de lekkage van koudemiddelen (F-gassen) Scope 2 Indirecte emissies door ingekochte elektriciteit voor de gebouwen en processen Brandstofverbruik leasewagens (elektriciteit) Emissies afkomstig van zakelijke autokilometers met privé-voertuigen Emissies door zakelijke vliegtuigkilometers Scope 3 Emissies veroorzaakt door het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval 5 Emissies veroorzaakt door het verwerken van restafval Emissies afkomstig van woon-werkverkeer per bus, trein en auto Indirecte emissies door dienstreizen met het OV (binnen Nederland en internationaal) In tabel 2.1 is de gehanteerde indeling, inclusief relevante emissiebronnen voor elk van de kenniseenheden (groen in de tabel) weergegeven. Een gedetailleerd overzicht, inclusief berekeningen, is bijgevoegd in een Excel overzicht en beschikbaar bij het FB van Wageningen UR. De toelichting op de berekening is weergegeven in bijlage 3 van dit rapport. Emissies studenten Deze CO2 emissie inventarisatie heeft als uitgangspunt de emissies mee te nemen die veroorzaakt worden door de bedrijfsvoering van Wageningen UR. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de primaire activiteiten onderwijs en onderzoek zijn. Studenten hebben daarin een belangrijke rol en hun activiteiten buiten Wageningen UR zouden in zekere mate ook aan Wageningen UR toegerekend kunnen worden. In
5
Onder restafval wordt verstaan: de totale hoeveelheid afval minus het dierlijk en gevaarlijk afval minus het
papier/karton afval. NB: Emissie door verwerking van oud papier en karton afval is gealloceerd aan de inkoper van gerecycled papier en karton en derhalve voor Wageningen UR op nul gesteld.
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 10 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
deze inventarisatie zijn echter alleen de emissies veroorzaakt door studenten binnen de complexen van Wageningen UR meegenomen. Het gaat hierbij onder andere om papier, elektriciteitsverbruik, afval en aardgasverbruik. Emissies veroorzaakt door bijvoorbeeld het vervoer van studenten (voornamelijk te classificeren als woon-werkverkeer per fiets en OV) en huisvesting zijn niet in de analyse meegenomen. Tabel 2.1: Indeling kenniseenheden en emissie activiteiten Wageningen UR
2.3
Rekeninstrument CO2 scanner De broeikasgas emissie van Wageningen UR is bepaald met behulp van de door Royal HaskoningDHV ontwikkelde CO2 scanner. De scanner is een rekeninstrument dat als volgt is opgebouwd: Op twee niveaus kunnen per (sub)onderdeel de CO2 emissies worden bepaald: 1) invoer van energieverbruiksgegevens; 2) invoer van activiteitendata. Ad 1: Invoer van energie verbruiksgegevens In veel gevallen zijn gegevens over het energieverbruik bekend. Deze energie verbruiksgegevens kunnen in de scanner worden ingevoerd, waarna automatisch met de juiste conversiefactoren de CO2 emissies worden berekend. Hierbij wordt de volgende formule gehanteerd:
CO2 uitstoot = (energieverbruik) x (conversiefactor)
Voorbeeld: Van de kenniseenheid SSG is bekend dat deze in 2013 1.471.794 kWh groene stroom met SMK keurmerk (energieverbruik) verbruikte. Met de conversiefactor van groene elektriciteit naar CO2 (15 6 gram CO2/kWh) kan vervolgens het verbruikte aantal kWh omgerekend worden naar een CO2 uitstoot: 1.471.794 kWh x 15 gram CO2/kWh = 22 ton CO2. Ad 2: Invoer van activiteitendata In een aantal gevallen zijn de energie verbruiksgegevens niet bekend. In dat geval kan het niveau van de ‘(sub)onderdeel gerelateerde activiteiten’ worden gebruikt (bijvoorbeeld het aantal gereden autokilometers). Dit niveau is gebaseerd op onderstaande formule: CO2 uitstoot = (activiteit van het onderdeel) x (energie-indicator) x (conversiefactor)
6
Bron: CO2-prestatieladder 2.1
Voorbeeld: het is niet bekend hoeveel liter brandstof er in 2013 gebruikt is voor de voor Wageningen UR uitgevoerde zakelijke autokilometers met privé-voertuigen. Het is wel bekend dat in 2013 door kenniseenheid AFSG 432.743 zakelijke kilometers met privé-voertuigen zijn afgelegd. Per afgelegde 7 zakelijke autokilometer wordt gemiddeld 210 gram CO2 uitgestoten . In deze 210 gram is de energieindicator reeds verrekend met de conversiefactor. De CO2 uitstoot door zakelijke autokilometers door AFSG wordt voor 2013 daarom geschat op 432.743 km x 210 g/km = 91 ton CO2. Conversiefactoren Voor de inventarisatie van de CO2 uitstoot van Wageningen UR over het jaar 2013, zijn de conversiefactoren uit de CO2 Prestatieladder (versie 2.1) gehanteerd. Omdat het gaat om zeer specifieke conversiefactoren op nationaal niveau, zijn de gehanteerde conversiefactoren zeer geschikt voor het omrekenen van broeikasgas-activiteitendata naar de daarmee gepaard gaande CO2 emissie. In een aantal gevallen schrijft de CO2 Prestatieladder geen conversiefactoren voor. Voor deze emissiebronnen zijn de (inter)nationaal erkende conversiefactoren uit de milieubarometer van Stichting Stimular, de EcoInvent 2.2 database uit SimaPro en EPA (Environment Protection Agency) gebruikt. Alle gebruikte conversiefactoren zijn opgenomen in bijlage 3, kolom ‘conversiefactor’. Verwijderingsfactoren Wageningen UR vangt geen CO2 af uit de atmosfeer. Verwijderingsfactoren (removal factors) die de hoeveelheid voorkomen CO2 emissie per energie-eenheid door eigen duurzame energieproductie weergeven zijn derhalve niet van toepassing. In bijgevoegd Exceloverzicht (beschikbaar bij het FB van Wageningen UR) en bijlage 3 van dit rapport staat voor iedere emissiebron en kenniseenheid vermeld welke indicatoren zijn gebruikt, welke conversiefactoren zijn gebruikt en welke aannames zijn gedaan. Alle data is door middel van berekeningen (calculaties) tot stand gekomen, er zijn geen metingen uitgevoerd om de uitstoot van broeikasgassen te bepalen.
7
Bron: CO2 prestatieladder 2.1
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 12 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
3
RESULTATEN
Wageningen UR heeft in 2013 in scope 1, 2 en de scope 3 activiteiten afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer in totaal 47.102 ton CO2 uitgestoten. Dat is een reductie van 36% in vergelijking met de emissies in basisjaar 2010. In paragraaf 3.1 worden de resultaten van scope 1, 2 en 3 in meer detail besproken. De resultaten van de compensatiemaatregelen die Wageningen UR momenteel al toepast, worden toegelicht in paragraaf 3.2. Paragraaf 3.3 biedt een vergelijking met de emissies in basisjaar 2010. In paragraaf 3.4 wordt de onzekerheidsmarge in de resultaten toegelicht. In bijlage 3 staat welke factoren input zijn voor de berekeningen. Het bijgevoegde Excel overzicht laat zien hoe de berekeningen tot stand zijn gekomen. Ten opzichte van het basisjaar 2010 zijn er de volgende structurele veranderingen, welke invloed hebben op de totale emissies: ● Energiezorg per organisatieonderdeel is geïmplementeerd, zodat er inzicht is in het energieverbruik en de mogelijkheden voor besparing en dat verduurzamingen structureel worden opgepakt. Dit heeft geresulteerd in forse reductie van aardgas ten behoeve van verwarming (scope 1). ● In de loop der jaren is meer inzicht gekregen in de data/gegevens, wat heeft geresulteerd in meer gegevens van de 28 locaties van Wageningen UR in Nederland en daardoor een meer compleet beeld van de CO2 footprint en de CO2 compensatie footprint. ● Sinds 1 januari 2011 koopt Wageningen UR groene stroom met het SMK keurmerk in. De emissies als gevolg van verbruik van elektriciteit nemen sterk af doordat de conversiefactor voor SMK gecertificeerde groene stroom circa 95% lager is dan die voor conventionele stroom. ● Een groot aantal gebouwen op de Campus is aangesloten op de WKO installatie, waardoor minder gas nodig is voor de verwarming. ● Wageningen UR wordt in fases verplaatst van diverse locaties in Wageningen naar Wageningen Campus. Daardoor is er sprake van leegstand in de oude gebouwen. De nieuwbouw op de Campus is energiezuiniger dan de oude gebouwen in de stad. Alle leegstaande gebouwen worden in de CO2 berekening bij FB belegd.
3.1
CO2 emissies scope 1, 2 en 3 in 2013
Wageningen UR heeft in 2013 in scope 1, 2 en 3 in totaal 47.102 ton CO2 uitgestoten Wageningen UR heeft in 2013 in scope 1, 2 en de scope 3 activiteiten afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer in totaal 47,1 kton CO2 uitgestoten. Dit komt overeen met het energiegebruik van circa 8 9 224 miljoen autokilometers of de energiebehoefte (inclusief mobiliteit) van circa 5.600 huishoudens . In 10 scope 1, 2 en 3 wordt in 2013 per fte 9,2 ton CO2 geëmitteerd . 8
9
Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.1). Een gemiddeld huishouden veroorzaakt 8.400 kg CO2 uitstoot per jaar door vervoer, gasverbruik en elektriciteit in huis
(www.milieucentraal.nl). 10
De emissie per fte bevat ook de emissies veroorzaakt door studenten. Aangezien de verhouding tussen fte en het
aantal studenten sterk wisselt over de verschillende kenniseenheden is een eerlijke vergelijking niet mogelijk.
Van de totale uitstoot van 47,1 kton CO2 emissie is 27,7 kton het gevolg van directe emissies (scope 1), 11,4 kton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers met privéauto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2) en 8,1 kton het gevolg van overige indirecte emissies door afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer (scope 3). De verdeling van de emissies over de scopes wordt weergegeven in figuur 3.1 en tabel 3.1.
Figuur 3.1: Verdeling broeikasgasemissies naar scope
Tabel 3.1: Verdeling broeikasgasemissies naar scope (in ton CO2)
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 14 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
In figuur 3.15 is een onderverdeling van de uitstoot in scope 1, 2 en 3 naar de verschillende emissiebronnen weergegeven. De meeste CO2 emissie (34%) wordt veroorzaakt door de verbranding van aardgas in de kantoren, laboratoria en kassencomplexen. Zakelijk vliegverkeer heeft met 20% een grote bijdrage aan de totale uitstoot van Wageningen UR. Verbranding van autobrandstof ten behoeve van zakelijke kilometers met privé-auto’s, huurauto’s en het woon-werkverkeer van medewerkers veroorzaakt 16% van de totale emissies. De emissies van lachgas, afkomstig van de landbouwgronden in bezit van Wageningen UR, hebben een aandeel van 13% op de totale voetafdruk. En de emissie van methaan door het vee veroorzaakt 8% van de uitstoot. De overige emissiebronnen hebben elk een bijdrage van 2% of minder aan de totale CO2 voerafdruk van Wageningen UR.
Figuur 3.15: CO2 emissies per bron, 2013 In het bijgevoegde Excel bestand en bijlage 3 staan de berekeningen in meer detail toegelicht.
3.2
Ontwikkeling emissies 2010-2013 Wageningen UR heeft in 2013 in scope 1, 2 en de scope 3 activiteiten afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer in totaal 47,1 kton CO2 uitgestoten. Dat is een reductie van 36% in vergelijking met de emissies in basisjaar 2010. Vergeleken met 2011 is de uitstoot echter met 15% gestegen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat een eerlijke vergelijking niet helemaal mogelijk is, omdat: verzamelde gegevens over 2013 uitgebreider is en meer data bekend is van de 28 locaties in Nederland;
-
in 2013 ‘brandstofgebruik huurauto’s’ en ‘emissies veroorzaakt door gevaarlijk en dierlijk afval’ is meegenomen; in 2012 de samenwerking met Hogeschool Van Hall Larenstein beëindigd is. Emissies van de hogeschool zijn in 2010 (2,8 kton) en 2011 (1,4 kton) wel meegenomen, maar vallen in 2013 buiten de organisatiegrenzen; in 2011 het LEI niet meegenomen is in de emissie-inventaris, in 2010 en 2013 wel; in 2013 huurauto’s meegenomen zijn in de scope 1 inventarisatie. In 2010 en 2011 was dit nog niet het geval; in 2013 de inkoop van papier niet meegenomen is in de emissie inventaris, omdat gegevens onbekend waren; in 2013 bij afval onderscheid is gemaakt in dierlijk en gevaarlijk afval, papierafval en restafval. Daarbij is de emissie van papierafval op nul gesteld, omdat deze emissie wordt gealloceerd aan de inkoper van gerecycled papier. In 2010 en 2011 is er geen onderscheid gemaakt in de verschillende afvalstromen; in 2013 voor vliegverkeer de emissie is berekend op daadwerkelijk gevlogen kilometers. In 2010 en 2011 is de uitstoot zoals die door de Climate Neutral Group werd opgegeven aangehouden; in 2013 er met geactualiseerde emissies voor vee en landbouwgronden is gerekend.
Ten opzichte van het basisjaar zijn er de volgende structurele veranderingen, welke invloed hebben op de totale emissies: ● In 2013 zijn nieuwe emissiebronnen aan de inventarisatie toegevoegd: ‘brandstofverbruik huurauto’s’ en ‘emissies veroorzaakt door het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval’. ● De conversiefactoren voor de veestapel zijn aangepast ten opzichte van eerdere jaren. ● De conversiefactoren voor het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval zijn aangepast (verhoogd) ten opzichte van eerdere jaren. Daardoor stijgen de emissies van dit onderdeel. ● Sinds 1 januari 2011 koopt Wageningen UR groene stroom met het SMK keurmerk in. De emissies als gevolg van verbruik van elektriciteit nemen sterk af doordat de conversiefactor voor SMK gecertificeerde groene stroom vele malen lager is dan die voor conventionele stroom (circa 95% reductie op emissies als gevolg van elektriciteit). ● Een groot aantal gebouwen op de Campus is aangesloten op de WKO installatie, waardoor minder aardgas nodig is voor de verwarming. ● Wageningen UR wordt in fases verplaatst van diverse locaties in Wageningen naar de Campus in Wageningen. Daardoor is er sprake van leegstand van (oude) gebouwen. De nieuwbouw op de Campus is energiezuiniger dan de oude gebouwen in het centrum van de stad. In figuur 3.15 wordt een vergelijking van de emissies in 2010, 2011 en 2013 gemaakt naar scope. Vooral opvallend is de grote daling in de emissies behorende tot scope 2. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de overstap op groene stroom met SMK keurmerk, die 97% reductie van emissies veroorzaakt door elektriciteit. Het elektriciteitsgebruik zelf is ook met 6% gedaald ten opzichte van het basisjaar. Echter vergeleken met 2011 is het stroomverbruik wel weer met 5% gestegen. Hoewel door de overstap op groene stroom de toename van de emissies door de scope 2 activiteit zakelijk vliegverkeer niet direct opvalt, is de uitstoot door het vliegverkeer bijna verviervoudigd ten opzichte van het basisjaar. De zakelijke kilometers met privé-auto’s zijn daarentegen met een kwart gedaald. Ook de emissies in scope 1 laten een daling zien in 2013 ten opzichte van 2010 (13%). Dit wordt vooral veroorzaakt door de daling in het verbruik van aardgas, door de verdere migratie van activiteiten van Wageningen UR naar de Campus (nieuwe en energiezuinige gebouwen) en de aansluiting van meer
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 16 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
gebouwen op de WKO installatie op het Campus terrein. Deze daling heeft echter tussen 2010 en 2011 plaatsgevonden. In 2013 is het aardgasverbruik heel licht gestegen ten opzichte van 2011. Verder is binnen scope 1 de uitstoot gedaald door een sterke daling van de emissie van het eigen wagenpark (76%). De emissies in scope 3 zijn met 49% gestegen ten opzichte van 2010. Dit is te wijten aan een stijging van 59% van de emissie door woon-werkverkeer. Ondanks de behaalde reductie van afval (totale hoeveelheden), is in 2013 is de CO2 uitstoot in scope 3 met 3 kton gestegen door de gehanteerde conversiefactoren voor het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval. Emissie door dienstreizen afgelegd met OV is met 20% gedaald. Een grafische weergave naar onderdeel is weergegeven in figuur 3.17.
Figuur 3.16: Vergelijking CO2 emissies per scope
Figuur 3.17: Vergelijking CO2 emissie naar onderdeel
3.3
Compensatiemaatregelen Wageningen UR compenseert haar energieverbruik op de volgende manieren: door middel van het zelf opwekken van windenergie; twee WKO installaties (warmte-koude opslag) op Wageningen Campus); de biomassa WKK installatie ‘Accres’ in Lelystad; de biomassa WKK installatie ‘Goutum’; de biomassa WKK installatie ‘Techum’; de biomassa WKK installatie ‘VIC Sterkel’; en door het compenseren van CO2 uitstoot door een gedeelte van het zakelijk vliegverkeer bij Climate Neutral Group (CNG). In totaal hebben de windmolens in 2013, 69.472.260 kWh groene elektriciteit opgewekt. Als wordt aangenomen dat er hierdoor elders minder ‘grijze’ stroom is opgewekt, is hiermee een CO2 uitstoot van 11 30,6 kiloton voorkomen . In 2013 hebben de WKO installaties een energiebesparing van 3.090 MWh 3 warmte (overeenkomend met 97.630 m aardgas) en 2.367 MWh koeling (overeenkomend met 2.367 12 MWh elektriciteit) gerealiseerd. Dit komt neer op het voorkomen van 1.255 ton CO2 uitstoot . Met de inzet 13 van de WKK installaties op biomassa wordt circa 1.815 ton CO2 vermeden . Wageningen UR compenseert een deel van de CO2 uitstoot van haar zakelijke vliegverkeer bij CNG. In totaal bespaart Wageningen UR door haar compensatie- en besparingsmaatregelen circa 36.655 ton CO2. Dit komt overeen met 78% van de totale scope 1, 2 en 3 emissie van Wageningen UR. De grafische verdeling van de verschillende compensatiemaatregelen is weergegeven in figuur 3.18.
Figuur 3.18: Compensatiemaatregelen Wageningen UR, 2013
11
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh en groene stroom wind van 0,015 kg
CO2/kWh (CO2-Prestatieladder 2.1) 12
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor aardgas van 1,825 kg CO2/m3 en voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh
(CO2-Prestatieladder 2.1) 13
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor aardgas van 1,825 kg CO2/m3, voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh
(CO2-Prestatieladder 2.1)en voor groene stroom biomassa van 0,230 kg CO2/kWh (Bio WKK in de praktijk, Business Issues kennisbank)
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 18 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
3.4
Onzekerheid in de resultaten De gepresenteerde resultaten moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheidmarge wordt op basis van expert judgement geschat op circa 20% als gevolg van: 1. 2.
3.
4.
5.
Het gebruik van algemene emissiekentallen per hectare voor het bepalen van de lachgasemissies van landbouw. Deze kunnen per situatie afwijken. De aanname dat de gevlogen trajecten rechtstreekse vluchten waren, zonder tussenlandingen. In werkelijkheid zullen er op een aantal trajecten wel overstaps zijn geweest, waardoor de emissie per gevlogen traject hoger zou kunnen uitvallen dan nu aangenomen. Een inschatting van de CO2 uitstoot door woon-werkverkeer, op basis van bij Wageningen UR bekende percentages van type vervoermiddel dat werknemers (kunnen) gebruiken voor hun woon-werkverkeer. Een inschatting van de onderverdeling van de dienstreizen per trein over de verschillende kenniseenheden. Het totaal aantal kilometers is wel bekend, maar de verdeling ervan over de kenniseenheden is gedaan op basis van de verhouding die in december 2013 plaatsvond. Er is aangenomen dat deze verhouding representatief is voor het gehele jaar. Een bepaling van de emissie door dierlijk afval op basis van de conversiefactor van gevaarlijk afval.
4
CONCLUSIE & AANBEVELINGEN
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de CO 2 emissie inventarisatie van Wageningen UR besproken. Het basisjaar van de CO2 emissie inventaris van Wageningen UR is 2010. Ten opzichte van het basisjaar zijn er de volgende structurele veranderingen, welke invloed hebben op de totale emissies: ● ● ● ●
● ●
In 2013 zijn nieuwe emissiebronnen aan de inventarisatie toegevoegd: ‘brandstofverbruik huurauto’s’ en ‘emissies veroorzaakt door het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval’. De conversiefactoren voor de veestapel zijn aangepast ten opzichte van eerdere jaren. De conversiefactoren voor het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval zijn aangepast (verhoogd) ten opzichte van eerdere jaren. Daardoor stijgen de emissies van dit onderdeel. Sinds 1 januari 2011 koopt Wageningen UR groene stroom met het SMK keurmerk in. De emissies als gevolg van verbruik van elektriciteit nemen sterk af doordat de conversiefactor voor SMK gecertificeerde groene stroom vele malen lager is dan die voor conventionele stroom (circa 95% reductie op emissies als gevolg van elektriciteit). Een groot aantal gebouwen op de Campus is aangesloten op de WKO installatie, waardoor minder aardgas nodig is voor de verwarming. Wageningen UR wordt in fases verplaatst van diverse locaties in Wageningen naar de Campus in Wageningen. Daardoor is er sprake van leegstand van (oude) gebouwen. De nieuwbouw op de Campus is energiezuiniger dan de oude gebouwen in het centrum van de stad.
CO2 emissie scope 1, 2 en 3 De totale CO2 uitstoot van Wageningen UR in scope 1,2 en 3 bedroeg in het jaar 2013 47,1 kton. Dit komt overeen met het energiegebruik van circa 224 miljoen autokilometers of de energiebehoefte (inclusief mobiliteit) van circa 5.600 huishoudens. In scope 1, 2 en 3 wordt in 2013 per fte 9,2 ton CO2 14 geëmitteerd . Van de totale uitstoot van 47,1 kton CO2 emissie is 27,7 kton het gevolg van directe emissies (scope 1), 11,4 kton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers met privé-auto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2) en 8,1 kton het gevolg van overige indirecte emissies door afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer (scope 3). Wageningen heeft diverse besparings- en compensatiemaatregelen om haar energieverbruik te reduceren en compenseren. In totaal bespaarde Wageningen UR in 2013 door haar reductie- en compensatiemaatregelen 36,7 kton CO2, wat neerkomt op 78% van de totale voetafdruk van 47,1 kiloton. Binnen de voetafdruk van Wageningen UR zijn de gebouwen (met name het aardgasverbruik) en de vliegreizen de grootste veroorzakers van CO2 emissies, met respectievelijk 37% en 20% van de totale emissies. Ook het woon-werkverkeer en de landbouwgronden (lachgas) leveren een aanzienlijke bijdrage aan de totale uitstoot (14% respectievelijk 13%). Ten opzichte van 2010 zijn de emissies van de gebouwen gedaald (ook wanneer de overstap naar groene stroom niet mee wordt gerekend), terwijl de emissies van met name het zakelijke vliegverkeer sterk zijn toegenomen. De totale emissies van Wageningen UR zijn ten opzichte van 2010 met 36% gereduceerd, voornamelijk als gevolg van een overstap naar groene stroom met het SMK keurmerk die in 2011 plaatsvond. De emissies van de gebouwen zijn gedaald ten opzichte van het basisjaar (ook wanneer de overstap naar groene stroom niet mee wordt gerekend), terwijl de emissies van met name het zakelijk vliegverkeer sterk 14
De emissie per FTE bevat ook de emissies veroorzaakt door studenten. Aangezien de verhouding tussen FTE en
aantal studenten sterk wisselt over de verschillende kenniseenheden is een eerlijke vergelijking niet mogelijk.
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 20 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
zijn toegenomen. Vergeleken met 2011 is de uitstoot echter met 13% gestegen. Dit zit met name in een toename van de emissies van het vliegverkeer. Ook het woon-werkverkeer, de veestapel en het afval veroorzaken significant hogere emissies dan in 2011. Deels wordt dit veroorzaakt door de introductie van nieuwe conversiefactoren. Aanbevelingen voor een nauwkeurigere voetafdruk Om in de komende jaren een nauwkeurigere voetafdruk te kunnen berekenen worden een aantal aanbevelingen gedaan: -
meer nauwkeurige bepaling van de lachgasemissies uit de landbouwgronden; meer nauwkeurige bepaling van de methaan uitstoot van het vee; meer gedetailleerde bepaling van het woon-werkverkeer van medewerkers; beter inzicht in de verdeling van de gereisde treinkilometers per kenniseenheid; om voortgang van de CO2 voetafdruk te blijven monitoren is het van belang dat bij Wageningen UR systemen zo worden ingericht dat er periodiek/jaarlijks een eenduidige en actuele CO2 voetafdruk berekend en gerapporteerd kan worden. Daarbij moet worden gedacht aan het inrichten van een managementinformatiesysteem, het opstellen van procedures en het aanwijzen van verantwoordelijken op de diverse plekken in de organisatie voor het meten en registreren van gegevens.
Aanbevelingen klimaatbeleid Om een gericht CO2 reductiebeleid te voeren is het noodzakelijk te weten bij welke activiteiten de meeste broeikasgasemissies worden uitgestoten. Bij Wageningen UR zijn dit de gebouwen, de zakelijke vliegtuigkilometers, de landbouwgronden en het woon-werkverkeer. Om de impact van zakelijke vliegkilometers te reduceren, kan Wageningen UR onderzoek doen naar de mogelijkheden voor het verminderen van het vliegverkeer. Voorbeelden daarvoor zijn het reizen binnen Europa en de binnenlandse reizen op de plek van bestemming zo veel mogelijk per trein of over water af te leggen en door alternatieven voor reizen te overwegen, zoals video-conferencing. Wel compenseert Wageningen UR een gedeelte van haar zakelijke vliegverkeer via de Climate Neutral Group. Wanneer Wageningen UR al haar zakelijke vliegverkeer (20%) van de totale footprint compenseert, opereert zij bijna klimaatneutraal. Om te reduceren in de emissie door woon-werkverkeer moet reizen per OV meer gestimuleerd en is het zaak andere opties voor (zakelijk) vervoer en mobiliteit, zoals Het Nieuwe Werken, te bevorderen. Onzekerheid in resultaten De gepresenteerde resultaten moeten geïnterpreteerd worden met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheidmarge wordt op basis van expert judgement geschat op circa 20% als gevolg van: 1. 2.
3.
Het gebruik van algemene emissiekentallen per hectare voor het bepalen van de lachgasemissies van landbouw. Deze kunnen per situatie afwijken. De aanname dat de gevlogen trajecten rechtstreekse vluchten waren, zonder tussenlandingen. In werkelijkheid zullen er op een aantal trajecten wel overstaps zijn geweest, waardoor de emissie per gevlogen traject hoger zou kunnen uitvallen, dan nu aangenomen. Een inschatting van de CO2 uitstoot door woon-werkverkeer, op basis van bij Wageningen UR bekende percentages van type vervoermiddel dat werknemers (kunnen) gebruiken voor hun woon-werkverkeer.
4.
5.
Een inschatting van de onderverdeling van de dienstreizen per trein over de verschillende kenniseenheden. Het totaal aantal kilometers is wel bekend, maar de verdeling ervan over de kenniseenheden is gedaan op basis van de verhouding die in december 2013 plaatsvond. Er is aangenomen dat deze verhouding representatief is voor het gehele jaar. Een bepaling van de emissie door dierlijk afval op basis van de conversiefactor van gevaarlijk afval.
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag - 22 MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
HaskoningDHV Nederland B.V.
5
COLOFON
Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 MD-AF20140501 Opdrachtgever Project
: Wageningen University & Research centre : CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1
Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Interne controle Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
: : : : : : : : :
Error! Reference source not found. 33 pagina's Jonna Snoek Laura van Heeswijk Laura van Heeswijk Laura van Heeswijk Rob van Tilburg 16 april 2014
HaskoningDHV Nederland B.V. Planning & Strategy Laan 1914 nr. 35 3818 EX Amersfoort Postbus 1132 3800 BC Amersfoort T (088) 348 20 00 F (088) 348 28 01 W www.royalhaskoningdhv.com Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 MD-AF20140501
bijlage 0
BIJLAGE 1
Rapportage volgens ISO 14064-1 deel 7
De CO2 inventarisatie van Wageningen Universiteit & Research Centrum is opgesteld overeenkomstig de eisen uit ISO 14064-1;2006, paragraaf 7. Onderstaand is een verwijzingstabel opgenomen. Cross reference ISO 14064-1 ISO 14064-1 § 7.3 GHG report content A B C 4.1 D 4.2.2 E 4.2.2 F 4.2.2 G 4.3.1 H 4.2.3 I 5.3.1 J 5.3.2 K 4.3.3 L 4.3.3 M 4.3.5 N 5.4 O P
Beschrijving Reporting organization Person responsible Reporting period Organizational boundaries Direct GHG emissions Combustion of biomass GHG removals Exclusion of sources or sinks Indirect GHG emissions Base year Changes or recalculatons Methodologies Changes to methodologies Emission or removal factors used Uncertainties Statement in accordance with ISO 14064
Hoofdstuk onderhavig rapport 1 F. van de Wetering 01-01-2013 t/m 31-12-2013 2.1 3.1 3.3 Niet van toepassing Niet van toepassing 3.1 2010 Niet van toepassing 2.3 Niet van toepassing 2.3 3.4 1
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag -2MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
BIJLAGE 2
Scopediagram CO2-Prestatieladder
Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 MD-AF20140501
bijlage 2
BIJLAGE 3
Toelichting berekeningen van de emissies scope 1, 2 en 3
De berekeningen van de scope 1, 2 en 3 emissies zijn in bijgevoegde excel overzicht (beschikbaar bij het FB van Wageningen UR) weergegeven. De tabellen en berekeningen worden hieronder toegelicht. Leeswijzer tabellen De tabellen zijn als volgt opgebouwd (waarbij tussen haakjes steeds een voorbeeld van Wageningen UR vermeld staat): Onderdeel:
Subonderdeel: Kenniseenheid: Emissiebron: Indicator: Kental indicator: Eenheid indicator: Bron indicator: Aantal: Bron aantal: Energieverbruik: Eenheid: Conversiefactor: Eenheid: Bron: CO2 uitstoot (in ton):
Geeft aan op welk onderdeel van Wageningen UR de emissieberekening betrekking heeft (bijv. Mobiliteit – woonwerkverkeer) Geeft aan op welke subonderdeel van Wageningen UR de emissieberekening betrekking heeft (bijv. OV) Geeft aan op welke kenniseenheid van Wageningen UR de berekening betrekking heeft (bijv. AFSG) Geeft aan welke vorm van energie gebruikt wordt (bijv. elektriciteit) De basiseenheid aan de hand waarvan het energieverbruik of de directe emissie geschat is (bijv. autokm) Gemiddelde energieverbruik of emissie van de indicator (bijv. 210 (gram CO2/autokm) De meeteenheid waarin de indicator wordt uitgedrukt (bijv. gram CO2/autokm) De informatiebron van het indicatorkental (bijv. CO2-Prestatieladder versie 2.1) Het totaal aantal indicatoren -> Activiteit van het (sub) onderdeel (bijv. 432.743 (het aantal autokm’s gereden door AFSG)) De informatiebron van het totale aantal indicatoren (bijv. Wageningen UR: xls doc 6_veestapel) Totale energieverbruik van het (sub)onderdeel (bijv. 565.510 (kWh wordt gebruikt door CS+)) De meeteenheid waarin het energiegebruik wordt uitgedrukt (bijv. kWh) De omrekenfactor van het energieverbruik naar CO2 emissie (bijv. 0,015 (kg/kWh)) De meeteenheid waarin de emissiefactor wordt uitgedrukt (bijv. kg 2 CO /kWh) De informatiebron van de conversiefactor (bijv. CO2 Prestatieladder versie 2.1) De CO2 emissie, uitgedrukt in ton (1 ton = 1 duizend kg) CO2 equivalenten (bijv. CS+ veroorzaakt een uitstoot van 7,21 ton CO2-e door haar elektriciteitsgebruik))
16 april 2014, Error! Reference source not found. Error! Reference source not found.Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wag -4MD-AF20140501 Error! Reference source not found.Error! Reference source not found.
Berekening voor Scope 1 Meetgegevens: Gebruik van aardgas afkomstig uit de centrale administratie van het FB. Koelvloeistoffen afkomstig uit de centrale administratie van het FB, gedeeltelijk van kenniseenheden (alle gegevens afkomstig van facturen onderhoudsmonteurs). De gegevens van het leasewagenpark (liters getankte brandstof) afkomstig van de leasemaatschappij. De gegevens van het wagenpark in eigen beheer (liters getankte brandstof) afkomstig van de Wageningen UR. De gegevens over de veestapel zijn afkomstig van de centrale administratie (van kenniseenheid ASG). De gegevens over de oppervlakte landbouwgrond in bezit zijn afkomstig uit de centrale administratie. Aannames: De methaan emissie per veetype is bepaald op basis van een kental (kg methaan/dier). Deze kentallen zijn als volgt bepaald: o Van de Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) is de totale methaan uitstoot van alle runderen, respectievelijk varkens, schapen, pluimvee, paarden en geiten in Nederland bekend (data 2012). o Van CBS Statline is het totaal aantal stuks runderen, respectievelijk varkens, schapen, pluimvee, paarden en geiten in Nederland bekend (data 2012). o De uitstoot is bepaald door de totale uitstoot per type dier te delen door het totaal aantal dieren:
-
De lachgas emissie van landbouwgrond is bepaald op basis van een kental (kg N2O/ha). Dit kental is als volgt bepaald: o Van de Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) is de totale lachgas uitstoot van landbouwgrond in Nederland bekend (data 2012). o Van CBS Statline is het totaal aantal ha landbouwgrond in Nederland bekend (data 2012). o De uitstoot is bepaald door de totale uitstoot door landbouwgrond te delen door het totaal aantal ha: 21.794.462 kg N2O / 1.991.480 ha = 10,9 kg N2O/ha.
Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 MD-AF20140501
bijlage 3
Berekening voor Scope 2 Meetgegevens: De gegevens over het aantal gevlogen zakelijke vliegverkeer zijn afkomstig van de VCK Travel. De elektriciteitgebruiksgegevens zijn afkomstig uit de centrale administratie van het FB. De gereden zakelijke kilometers met privé-auto’s zijn afkomstig uit het declaratiesysteem voor medewerkers. Aannames: Er is voor de zakelijke vliegkilometers aangenomen dat de gevlogen trajecten zonder tussenlandingen hebben plaatsgevonden.
Berekening voor Scope 3 Meetgegevens: De afvalgegevens zijn afkomstig uit de centrale administratie van het FB van Wageningen UR. Totaal aantal gereisde binnenlandse zakelijke treinkilometers Wageningen UR Aannames: Voor het woon-werkverkeer is een inschatting gemaakt op basis van de volgende aannames: o 1 fte: 252 werkdagen, 3% ziekteverzuim, 5% thuiswerken, 32 vakantiedagen => 200 reisdagen o Reisafstand <10 km: 75% fiets, 5% OV, 20% auto (OV = 100% bus) o Reisafstand 10 - 25 km: 10% fiets, 35% OV, 55% auto (OV = 50% bus, 50% trein) o Reisafstand 25-50 km: 20% OV, 80% auto (OV = 25% bus, 75% trein) o Reisafstand 50-75 km: 10% OV, 90% auto (OV = 20% bus, 80% trein) o Reisafstand 75-100km: 10% OV, 90% auto (OV = 100% trein) o Reisafstand 100-150 km: 10% OV, 90% auto (OV = 100% trein) o Reisafstand 150-200: 100% auto o Reisafstand >200km: 100% auto De afstanden van de OV dienstreizen buitenland zijn berekend aan de hand van de gemiddelde kilometerprijs van de NS (19 eurocent) en de kostprijs van alle treinreizen. De onderverdeling van de binnenlandse zakelijke treinkilometers naar kenniseenheid voor heel 2013 is bepaald op basis van de verhouding in december 2013.
Wageningen University & Research Centre/CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2013 volgens ISO 14064-1 MD-AF20140501
bijlage 3