CO2 emissie inventaris van Wageningen UR 2014 volgens ISO 14064-1 Resultaten overall Wageningen UR
Facilitair Bedrijf
DATUM
13 november 2015 AUTEUR
Veiligheid & Milieu VERSIE
1.0 STATUS
Definitief
Wageningen UR (Wageningen University and various research institutes) is specialised in the domain of healthy food and living environment.
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting
4
1
Inleiding
6
2
Werkwijze en operationele afbakening
7
2.1
Methode en werkwijze
7
2.2
Wijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren
8
2.3
Organisatiegrenzen
2.4
Emissiebronnen en scopes
2.5
Conversiefactoren
12
2.6
Onzekerheid in de resultaten
13
3
Resultaten Wageningen UR
14
3.1
CO2 emissies per scope
14
3.2
Ontwikkeling emissies 2010-2014
16
3.3
Compensatiemaatregelen
18
4
Conclusie & Aanbevelingen
20
4.1
Conclusie
20
4.2
Aanbevelingen
22
8 10
BIJLAGE 1
Toelichting toegepaste methoden
24
BIJLAGE 2
Toelichting berekeningen
28
© 2015 Wageningen, Wageningen UR Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Wageningen UR.
3 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Managementsamenvatting Wageningen Universiteit & Research centre (Wageningen UR) wil voorloper zijn met een duurzame bedrijfsvoering. De missie van Wageningen UR ’to explore the potential of nature to improve the quality of life’ geeft hier uiting aan. Eén van de uitgangspunten is het streven naar reductie van de ecologische footprint. Jaarlijks wordt een CO2 footprint bepaald om inzicht te geven in de klimaatimpact van de activiteiten van Wageningen UR. Dit geeft de mogelijkheid om reductiedoelstellingen en compensatiemaatregelen te bepalen. In 2014 bedroeg de totale CO2 uitstoot van Wageningen UR 42 kton. Dit is te vergelijken met het energiegebruik van circa 200 miljoen autokilometers1 of de energiebehoefte (inclusief mobiliteit) van circa 4.985 huishoudens2. Per fte werd 2,8 ton CO2 geëmitteerd3. De grootste veroorzakers van CO2 emissies van Wageningen UR waren de gebouwen (m.n. het aardgasverbruik) en de vliegreizen, met respectievelijk 34% en 19% van de totale emissie. Ook het woon-werkverkeer en de landbouwgronden (lachgas) leverden een aanzienlijke bijdrage aan de totale uitstoot (respectievelijk 17% en 13%). Ten opzichte van het referentiejaar 2010 is in 2014 de CO2 uitstoot gereduceerd en de CO2 compensatie toegenomen (zie figuur 0.1).
80 70
kton CO2
60 50 CO2 uitstoot
40
CO2 compensatie
30 20 10 0 2014
2010
Figuur 0.1: CO2 footprint en CO2 compensatiefootprint in 2014 en het referentiejaar 2010 De CO2-uitstoot van 2014 is ten opzichte van het referentiejaar 2010 met 43% afgenomen. Deze afname is voornamelijk het gevolg van een overstap naar groene stroom met het SMK keurmerk in 2011. Ten opzichte van 2013 zijn de emissies 11% gedaald. Dit kwam voornamelijk door minder gasgebruik voor het verwarmen van gebouwen dankzij de zachte winter. Ook werd in 2014 minder koelmiddel bijgevuld en is de veestapel (van met name rundvee) in omvang afgenomen.
1
Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.2).
2
Een gemiddeld huishouden veroorzaakt 8.400 kg CO2 uitstoot per jaar door vervoer, gasverbruik en elektriciteit in
huis (bron: www.milieucentraal.nl). 3
De emissie per fte wordt berekend door de totale CO2 uitstoot te delen door het aantal fte medewerkers plus het
aantal studenten. 4 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Naast de totale uitstoot van broeikasgassen neemt de footprint ook de compensatiemaatregelen en compensatieprojecten van Wageningen UR in de berekeningen mee. Wageningen UR wekt zelf duurzame energie op, met behulp van windmolens, WKK- en WKO-installaties en zonnepanelen. Een groot deel van deze energie verbruikt Wageningen UR niet zelf, maar wordt terug geleverd aan het energienet. We noemen dit onze CO2 compensatiefootprint. In 2014 reduceerde Wageningen UR 31,7 kton CO2. Dit komt neer op 76% van de totale footprint van 42 kton CO2. In voorgaande jaren werd de CO2 footprint opgesteld door een extern adviesbureau. Over 2014 is de CO2 footprint door Wageningen UR zelf opgesteld, waarbij gebruik is gemaakt van de gegevens aangeleverd door het Facilitair Bedrijf en contactpersonen van diverse (staf)afdelingen en organisatieonderdelen. Voor de gegevensverzameling en analyse is gebruik gemaakt van het registratieprogramma Erbis. De dataverzameling en de CO2 footprint is beoordeeld op volledigheid door het adviesbureau Royal HaskoningDHV.
5 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
1
For quality of life
Inleiding
Er is wereldwijde consensus over het feit dat het mondiale klimaat verandert en dat de toename van de uitstoot van broeikasgassen daar zeer waarschijnlijk de oorzaak van is. Over de hele wereld nemen overheden en bedrijven dan ook hun verantwoordelijkheid om deze uitstoot te verminderen. Ook Wageningen UR is zich bewust van haar klimaatimpact. Wageningen UR wil voorloper zijn op het gebied van duurzame bedrijfsvoering. De missie van Wageningen UR ‘to explore the potential of nature to improve the quality of life’ en de slogan ‘for quality of life’ geven hier uiting aan. Eén van de uitgangspunten is het streven naar reductie van de ecologische footprint. Daarbij is het opstellen van een CO2 footprint een belangrijke stap. Inzicht in de klimaatimpact van de activiteiten van Wageningen UR geeft immers de mogelijkheid om reductie- en compensatiedoelstellingen te bepalen. Dit rapport bevat de CO2 footprint van Wageningen UR over het jaar 2014. De centrale vraag is: Hoe hoog is de totale CO2 emissie van Wageningen UR en wat is de verdeling van deze uitstoot over de verschillende emissiebronnen en organisatieonderdelen? De CO2 footprint bevat een inventarisatie van de totale hoeveelheid uitgestoten broeikasgassen uitgedrukt in CO2. Inzicht wordt gegeven in de herkomst van de emissies door deze in te delen in directe en indirecte broeikasgasemissies. Ook wordt de verdeling van de emissies over de diverse bronnen inzichtelijk gemaakt. Naast de totale uitstoot van broeikasgassen neemt de footprint ook de compensatiemaatregelen en compensatieprojecten van Wageningen UR in de berekeningen mee. Aan de hand van de resultaten over 2014 en de vergelijking van deze footprint met de footprints van voorgaande jaren kan Wageningen UR op gerichte wijze vorm en sturing geven aan het reduceren en compenseren van de uitstoot. Deze inventarisatie is uitgevoerd conform de internationale standaard ISO 14064-1: 2006 (E) “quantification and reporting of greenhouse gas emissions and removals”. De norm beschrijft de manier waarop een organisatie haar CO2 footprint kan inventariseren en rapporteren. De ISO 14064-1 norm is gebaseerd op de methodiek van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol), wereldwijd de meest gebruikte standaard voor het bepalen van een CO2 footprint. Leeswijzer Naast deze inleiding (hoofdstuk 1) is de rapportage als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2 bevat een methodebeschrijving en beschrijft de reikwijdte en afbakening van deze CO2 footprint. Hoofdstuk 3 behandelt de resultaten van de CO2 berekeningen en kwantificeert de CO2 compensatiemaatregelen van Wageningen UR over het jaar 2014. Daarnaast geeft dit hoofdstuk een vergelijking met de CO2 footprint van 2010, 2011 en 20134. In hoofdstuk 4 worden de resultaten per organisatieonderdeel toegelicht. Ten slotte zijn in hoofdstuk 5 de conclusies en aanbevelingen opgenomen.
4
Over 2012 is geen gedetailleerde CO2 footprint opgesteld. 6 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
2
Werkwijze en operationele afbakening
2.1
Methode en werkwijze
For quality of life
Voor deze CO2 emissie inventaris is gebruik gemaakt van drie methoden. Dit zijn:
Het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol5) is de meest gebruikte standaard voor het opstellen van een CO2 footprint. In dit protocol wordt beschreven welke informatie verplicht moet worden opgenomen in een CO2 footprint en welke informatie optioneel kan worden toegevoegd. Het protocol omvat een internationaal erkende stapsgewijze aanpak voor het berekenen van een CO2 footprint. De internationale norm ISO 14064-1 borduurt voort op het GHG Protocol en bevat een eenvoudige rapportagemethodiek. De CO2-prestatieladder6 (versie 2.2) is een instrument om bedrijven die deelnemen aan aanbestedingen te stimuleren tot CO₂-bewust handelen in de eigen bedrijfsvoering en bij de uitvoering van projecten. Bij de analyse van de beschikbare informatie is gebruik gemaakt van de methode van de CO2-prestatieladder.
Zie bijlage 1 voor een beknopte omschrijving van deze methoden. Daarin is ook een verwijzingstabel opgenomen waarin de onderdelen die door het GHG Protocol en de norm ISO 14064-1 worden voorgeschreven zijn gekoppeld aan de hoofdstukken van dit rapport. In voorgaande jaren werd de CO2 footprint van Wageningen UR opgesteld door een extern adviesbureau, Royal HaskoningDHV. Daarbij werd gebruik gemaakt van de CO2 scanner, een methodiek ontwikkeld door Royal HaskoningDHV. In 2013 is geïnventariseerd of het mogelijk is om op basis van de ervaringen van voorgaande jaren op “eigen kracht” een CO2 footprint op te stellen. Over 2014 is de CO2 inventarisatie met behulp van de eigen registratiemethode uitgevoerd, waarbij gebruik is gemaakt van de gegevens aangeleverd door het Facilitair Bedrijf (FB) en contactpersonen van diverse (staf)afdelingen en organisatieonderdelen. Voor de gegevensverzameling en analyse is gebruik gemaakt van het registratieprogramma Erbis. De dataverzameling en de CO2 footprint is beoordeeld op volledigheid door Royal HaskoningDHV. Stappen die bij de inventarisatie zijn gevolgd: 1. 2. 3. 4. 5.
Afbakening van de organisatiegrenzen (zie par. 2.3). Afbakening van de emissiebronnen per scope (zie par. 2.4). Keuze van de toe te passen conversiefactoren (zie par 2.5). Verzamelen van de gegevens. Verwerken van de gegevens en het opstellen van de footprint.
Aanvullende opmerkingen zijn:
Om de invloed van de verschillende broeikasgassen op te kunnen tellen, zijn de emissiecijfers omgerekend naar CO2-equivalenten. Daar waar in dit rapport wordt gesproken over CO2 uitstoot, wordt de uitstoot van CO2 equivalenten bedoeld. Voor de CO2-footprint is 2010 als referentiejaar gekozen. 2010 was het eerste jaar waarin een CO2-footprint op gestructureerde wijze werd uitgevoerd. Een vergelijking van de CO2 footprints met eerdere jaren is daardoor niet mogelijk. Wageningen UR verhuurt locaties en gebouwen aan derden. Deze derden hebben hun eigen activiteiten en daarmee hun eigen CO2-footprint en zijn om deze reden niet meegenomen in de CO2-(compensatie)-footprint van Wageningen UR.
5
Informatie over het Greenhouse Gas Protocol is te vinden op www.ghgprotocol.org.
6
Informatie over de CO2-Prestatieladder is te vinden op: www.co2-prestatieladder.nl 7 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
2.2
For quality of life
Wageningen UR vangt geen CO2 af uit de atmosfeer. Verwijderingsfactoren (removal factors) die de hoeveelheid voorkomen CO2 emissie per energie-eenheid door eigen duurzame energieproductie weergeven zijn niet van toepassing. Alle gegevens zijn door middel van berekeningen (calculaties) tot stand gekomen, er zijn geen metingen uitgevoerd om de uitstoot van broeikasgassen te bepalen. De verzamelde gegevens en de berekeningen zijn gecontroleerd en (intern) gevalideerd. De dataverzameling is beoordeeld op volledigheid door Royal HaskoningDHV.
Wijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren
De verzamelde gegevens over 2014 zijn vergelijkbaar met de gegevensverzameling van 2013. Ten opzichte van 2013 is het brandstofverbruik van touringcars toegevoegd en is het brandstofverbruik voor het eigen wagenpark uitgebreid met het verbruik door landbouwvoertuigen in eigendom van Wageningen UR. Ten opzichte van het basisjaar 2010 zijn de volgende ontwikkelingen en (structurele) veranderingen van invloed geweest op de gegevensverzameling: In de loop der jaren is meer inzicht gekregen in de data, wat heeft geresulteerd in het meenemen van nagenoeg alle energie-, vervoer- en afvalgegevens van de 28 locaties van Wageningen UR in Nederland. Hierdoor is het mogelijk een meer compleet beeld van de CO2 footprint en de CO2 compensatie footprint te geven. Energiezorg is per organisatieonderdeel geïmplementeerd, zodat er inzicht is in het energieverbruik en de mogelijkheden voor besparing. Verduurzamingen worden structureel opgepakt. Dit heeft geresulteerd in een forse reductie van aardgas ten behoeve van verwarming. Sinds 1 januari 2011 koopt Wageningen UR groene stroom met het SMK keurmerk in. De emissies als gevolg van verbruik van elektriciteit nemen sterk af doordat de conversiefactor voor SMK gecertificeerde groene stroom circa 95% lager is dan die voor conventionele stroom. Een groot aantal gebouwen op de Campus is aangesloten op de WKO installatie, waardoor minder gas nodig is voor de verwarming. Wageningen UR wordt in fases verplaatst van diverse locaties in Wageningen naar Wageningen Campus. De nieuwbouw op de Campus is energiezuiniger dan de gebouwen op de
voormalige locaties in Wageningen. Wel is sprake van leegstand van oude gebouwen. Alle leegstaande gebouwen worden in de CO2 berekening bij het FB belegd. In 2012 is de samenwerking met Hogeschool Van Hall Larenstein beëindigd. Over de emissie van de hogeschool werd gerapporteerd in 2010 (2,8 kton) en 2011 (1,4 kton). Vanaf 2013 valt de emissie van de hogeschool buiten de organisatiegrenzen.
2.3
Organisatiegrenzen
Bij de CO2 footprint van Wageningen UR worden alle activiteiten in Nederland, waarover Wageningen UR de regie voert, meegenomen in de CO2 inventarisatie. Buitenlandse activiteiten vallen buiten de scope van deze studie. Vergeleken met de CO2-inventarisatie van 2013 zijn de organisatiegrenzen niet gewijzigd. Zie voor het organigram van Wageningen UR figuur 3.1.
8 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Figuur 2.1: Organigram Wageningen UR Wijzigingen in de afgelopen jaren ten opzichte van het basisjaar 2010 zijn: De Hogeschool Van Hall Larenstein valt sinds 2013 niet meer onder de operationele invloedsfeer van Wageningen UR. Vanaf 2013 maakt Energy & Exploitation Lelystad (E&EL) onderdeel uit van Wageningen UR, als apart organisatieonderdeel. In de CO2 footprint berekening is E&EL opgenomen bij de Plant Science Group (PSG). Emissies studenten Deze CO2 emissie inventarisatie heeft als uitgangspunt de emissies mee te nemen die veroorzaakt worden door de bedrijfsvoering van Wageningen UR. De primaire activiteiten zijn onderwijs en onderzoek. Studenten hebben daarin een belangrijke rol en hun activiteiten buiten Wageningen UR zouden in zekere mate ook aan Wageningen UR toegerekend kunnen worden. In deze inventarisatie zijn echter alleen de emissies veroorzaakt door studenten binnen de complexen van Wageningen UR meegenomen. Het gaat hierbij onder andere om elektriciteitsverbruik, afval en aardgasverbruik. Emissies veroorzaakt door bijvoorbeeld het vervoer van studenten (voornamelijk te classificeren als woon-werkverkeer per fiets en OV) en huisvesting zijn niet in de analyse meegenomen. Emissies per organisatieonderdeel Naast de CO2-inventarisatie op corporate Wageningen UR niveau, worden voor de organisatieonderdelen aparte CO2-footprints opgesteld. De KAM7-sectie van elk organisatieonderdeel kan zo - samen met de medewerkers van het organisatieonderdeel speerpunten benoemen en maatregelen nemen om de CO2-uitstoot verder te verlagen, cq. te compenseren.
7
KAM = Kwaliteit, Arbo & Milieu 9 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Om de leesbaarheid te bevorderen, worden de organisatieonderdelen in deze rapportage afgekort als: AFSG
:
Agrotechnology & Food Sciences Group
ASG
:
Animal Sciences Group
ESG
:
Environmental Sciences Group
PSG
:
Plant Sciences Group
SSG
:
Social Sciences Group
IMARES
:
IMARES
RIKILT
:
RIKILT
CS+
:
Concernstaf, inclusief Raad van Toezicht, Raad van Bestuur, Wageningen
FB
:
Academy en Wageningen International
2.4
Facilitair bedrijf
Emissiebronnen en scopes
Het GHG Protocol deelt emissies in twee categorieën in: directe emissies en indirecte emissies. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie, de zogenoemde scopes. Dit zijn:
Scope 1: alle emissies die binnen de organisatie direct worden uitgestoten als gevolg van de eigen activiteiten, zoals de CO2 uitstoot uit de verbranding van aardgas voor de eigen gebouwen, het gebruik van brandstof voor het wagenpark en de lekkage van koelmiddelen uit koelinstallaties. Scope 2: de indirecte emissies die samenhangen met de productie van de ingekochte energie, bijvoorbeeld van een elektriciteitsbedrijf. De emissie vindt dan plaats bij het opwekken van de elektriciteit. Ook worden, conform de voorschriften van de CO2 Prestatieladder, de zakelijke kilometers met privéauto’s en het zakelijk vliegverkeer tot
scope 2 gerekend. Scope 3: alle overige emissies als gevolg van de activiteiten van de organisatie, zoals de uitstoot van ingehuurde diensten, dienstreizen met het openbaar vervoer, het woonwerkverkeer van medewerkers en de afvalverwerking.
Zie bijlage 2 voor een nadere toelichting van de scopes. Het GHG Protocol schrijft voor dat, met uitzondering van de koelvloeistoffen, alle scope 1 en 2 emissies dienen te zijn opgenomen in een CO2 footprint. Scope 3 emissies hoeven niet verplicht gerapporteerd te worden, maar kunnen optioneel worden meegenomen. Omdat deze rapportage tevens opgesteld is conform de vereisten uit de CO2 Prestatieladder worden de emissies veroorzaakt door zakelijke kilometers met privéauto’s en zakelijke vliegtuigkilometers tot scope 2 gerekend. Rapportage van scope 3 emissies is gewenst als een organisatie haar CO2 footprint in een breder perspectief wil plaatsen om zo meer richting te geven aan haar klimaatbeleid. Wageningen UR heeft ervoor gekozen om de emissies als gevolg van afvalverwerking, OVdienstreizen en woon-werkverkeer bij scope 3 in de berekeningen mee te nemen.
10 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Per scope zijn in de CO2 inventarisatie 2014 van Wageningen UR de volgende emissiebronnen meegenomen: Scope 1
brandstofverbruik voor verwarming kantoren, kassen en laboratoria (aardgas);
brandstofverbruik leasewagens (autobrandstof: diesel, benzine, LPG); brandstofverbruik eigen wagenpark (autobrandstof: diesel, benzine, LPG);
brandstofverbruik landbouwvoertuigen (diesel); brandstofverbruik huurauto’s en gehuurde touringcars (autobrandstof, niet gespecificeerd);
emissies afkomstig van landbouwgronden in bezit (lachgas); emissies afkomstig van de veestapel (methaan);
emissies veroorzaakt door de lekkage van koudemiddelen (F-gassen).
Scope 2 indirecte emissies door ingekochte elektriciteit voor kantoren, kassen en laboratoria; elektriciteitsgebruik leasewagens; emissies afkomstig van zakelijke kilometers met privé-voertuigen; emissies veroorzaakt door zakelijke vliegtuigkilometers.
Scope 3 emissies veroorzaakt door het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval; emissies veroorzaakt door het verwerken van restafval8; emissies afkomstig van woon-werkverkeer per bus, trein en metro; indirecte emissies door dienstreizen met het OV (binnen Nederland en internationaal).
Wijzigingen in de scopes ten opzichte van 2010 Wijzigingen in de emissiebronnen toegewezen aan de scopes waren:
Vanaf 2013: o wordt de emissie van huurauto’s meegenomen in de scope 1 inventarisatie; wordt met geactualiseerde emissiefactoren voor vee en landbouwgronden gerekend in de scope 1 inventarisatie; o wordt voor vliegverkeer de scope 2 emissie berekend op basis van de daadwerkelijk gevlogen kilometers. In 2010 en 2011 werd de uitstoot zoals die door de Climate Neutral Group werd opgegeven aangehouden. o wordt inkoop van papier niet meegenomen in de scope 3 inventarisatie, omdat (nauwkeurige) gegevens niet beschikbaar zijn; o wordt bij afval in scope 3 onderscheid gemaakt in dierlijk en gevaarlijk afval, papierafval en restafval. De emissie van papierafval wordt daarbij op nul gesteld, omdat deze emissie wordt toegewezen aan de inkoper van gerecycled papier. Daarnaast werden hogere conversiefactoren voor het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval toegepast. Vanaf 2014: o is in scope 1 het brandstofverbruik van touringcars toegevoegd; o is het brandstofverbruik voor het eigen wagenpark uitgebreid met het verbruik door landbouwvoertuigen (scope 1); o worden in scope 2 de vliegkilometers uitgesplitst naar vliegreizen door medewerkers en studenten waarbij een directe relatie is met activiteiten van Wageningen UR (onderzoek, onderwijs en bedrijfsvoering). o
8
De definitie van restafval is ‘de totale hoeveelheid afval min het dierlijk en gevaarlijk afval min het papier/karton
afval.’ De emissie door verwerking van oud papier en karton afval wordt toegerekend aan de inkoper van gerecycled papier en karton en is voor Wageningen UR op nul gesteld. 11 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
In tabel 2.1 is de gehanteerde indeling, inclusief relevante emissiebronnen voor elk van de organisatieonderdelen (blauw in de tabel) weergegeven. In bijlage 2 van dit rapport staat voor iedere emissiebron en organisatieonderdeel vermeld welke indicatoren zijn gebruikt, welke conversiefactoren zijn gebruikt en welke aannames zijn gedaan.
Gebouwen
Mobiliteit
Elektriciteit
2
V
Aardgas
1
V
Voertuigen (eigen, lease, huur)
1
V
Zakelijke km priveautos
210
V10
Zakelijke vliegkm
210
V10
Woonwerkverkeer
3
O
Dienstreizen OV-NL
3
O
Dienstreizen OV-Buitenland
3
O
Keten
Afval
3
O
Overige
Koelvloeistoffen
1
O
emissie-
Methaan uit vee
1
V
bronnen
Lachgas uit landbouw
1
V
2.5
FB
CS+
RIKILT
IMARES
SSG
V/O9
PSG
Scope
ESG
Emissiebron
ASG
Activiteit
AFSG
Tabel 2.1 Indeling organisatieonderdelen en emissie activiteiten Wageningen UR
Conversiefactoren
Voor de inventarisatie van de CO2 uitstoot van Wageningen UR over het jaar 2014, zijn de conversiefactoren uit de CO2 -Prestatieladder (versie 2.2) gehanteerd. Waar de CO2 Prestatieladder geen conversiefactoren voorschrijft zijn de (inter)nationaal erkende conversiefactoren uit de milieubarometer van Stichting Stimular, de EcoInvent 2.2 database uit SimaPro en EPA (Environment Protection Agency) gebruikt. Voor een toelichting zie bijlage 2. Begin 2015 zijn in Nederland de conversiefactoren voor CO2 emissies geactualiseerd. Echter Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden en Ondernemen (SKAO) heeft deze wijzigingen op het moment van schrijven nog niet doorgevoerd in de CO2-prestatieladder. Voor de CO2 emissie inventaris van 2014 is gekozen om de conversiefactoren zoals gebruikt in 2013 te handhaven (versie 2.2. van de CO2-Prestatieladder). Naar verwachting zal voor de footprint van 2015 gebruik worden gemaakt van de geactualiseerde conversiefactoren. Meer informatie is beschikbaar op www.co2emissiefactoren.nl. Een toelichting over de emissiefactoren en de CO2-prestatieladder is te vinden op www.skao.nl.
9
V=verplicht, O=optioneel
10
Wordt in het GHG als optionele emissiebron toegewezen aan scope 3. 12 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
2.6
For quality of life
Onzekerheid in de resultaten
De resultaten van de CO2 footprint moeten geïnterpreteerd worden met een onzekerheidsmarge. De onzekerheidsmarge wordt op basis van expert judgement geschat op circa 15% als gevolg van: 1.
2.
3.
4.
Het gebruik van algemene emissiekengetallen per hectare voor het bepalen van de lachgasemissies van landbouw. Deze kunnen afhankelijk van het landgebruik (teelten) afwijken. Gegevens over het landgebruik in 2014 zijn wel verzameld, maar waren op het moment van deze berekening niet compleet. De berekening van het aantal vliegkilometers is gebaseerd op het gevlogen traject, inclusief tussenlandingen. De deeltrajecten (tussen vertrek, tussenstop en aankomst) zijn echter niet meegenomen bij de indeling in korte, middellange en lange vluchten. Hierdoor zou de werkelijke emissie hoger kunnen uitvallen dan nu aangenomen (voor kortere afstanden wordt een hogere conversiefactor toegepast). De CO2 uitstoot door woon-werkverkeer wordt ingeschat op basis van bij Wageningen UR bekende percentages van het type vervoermiddel dat werknemers (kunnen) gebruiken voor hun woon-werkverkeer. Een inschatting van de onderverdeling van de dienstreizen per trein over de verschillende kenniseenheden. Het totaal aantal kilometers is wel bekend, maar de verdeling ervan over de kenniseenheden is gedaan op basis van de verhouding in december 2013. Er is aangenomen dat deze verhouding ook representatief is voor het jaar 2014.
5.
Bij de bepaling van de emissie door dierlijk afval is de conversiefactor van gevaarlijk afval gebruikt.
13 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
3
For quality of life
Resultaten Wageningen UR
Wageningen UR heeft in 2014 in totaal 41.987 ton CO2 uitgestoten. Dit komt overeen met het energiegebruik van circa 200 miljoen autokilometers11 of de energiebehoefte (inclusief mobiliteit) van circa 4.985 huishoudens12. In dit hoofdstuk worden de CO2 emissies per scope, emissiebron en organisatieonderdeel toegelicht. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de ontwikkelingen t.o.v. de voorgaande jaren. Ook de compensatie footprint wordt nader toegelicht.
3.1
CO2 emissies per scope
Wageningen UR heeft in 2014 in scope 1, 2 en 3 in totaal 42 kton CO2 uitgestoten. Van de totale CO2 uitstoot is 23,5 kton het gevolg van
Scope 3 20%
directe emissies (scope 1), 9,9 kton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers met privéauto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2)
Scope 2 24%
en 8,6 kton het gevolg van overige indirecte emissies door afvalverwerking, dienstreizen OV
Scope 1 56%
en woon-werkverkeer (scope 3). De verdeling van de emissies over de scopes wordt weergegeven in figuur 3.1. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de totale CO2 uitstoot per emissiebron. Figuur 3.1: Verdeling broeikasgasemissies naar scope
Figuur 3.2 geeft de uitstoot van de verschillende emissiebronnen weer. De grootste oorzaak van de CO2 emissie is de verbranding van aardgas voor het verwarmen van de kantoren, laboratoria en kassencomplexen (30%). Verbranding van autobrandstof ten behoeve van zakelijke kilometers met privéauto’s, huurauto’s en het woon-werkverkeer van medewerkers veroorzaakt 24% van de totale emissies. Zakelijk vliegverkeer heeft met 18% een grote bijdrage aan de totale uitstoot van Wageningen UR. De emissies van lachgas, afkomstig van de landbouwgronden in bezit van Wageningen UR, hebben een aandeel van 12% op de totale footprint. De emissie van methaan door het vee veroorzaakt 8% van de uitstoot. De overige emissiebronnen hebben elk een bijdrage van 2% of minder aan de totale CO2 footprint van Wageningen UR. De activiteiten (bedrijfsvoering) die het meest bijdragen aan de broeikasgasemissie zijn de gebouwen (vooral aardgas), de vliegreizen en het woon-werkverkeer.
11
Een gemiddelde autokilometer veroorzaakt 210 gram CO2 uitstoot (CO2-prestatieladder 2.2).
12
Een gemiddeld huishouden veroorzaakt 8.400 kg CO2 uitstoot per jaar door vervoer, gasverbruik en elektriciteit in
huis (www.milieucentraal.nl).
14 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Tabel 3.1: Verdeling broeikasgasemissies naar scope (in ton CO2) Scope
Onderdeel
Scope 1
Gebouwen - aardgas Gebouwen - koelmiddel
CO2-eq (in ton)
CO2-eq (in ton)
2014
2013
13.121
16.235
367
517
Eigen wagenpark
83
332
511
672
Huurauto’s
79
76
Gehuurde touringcars
28
-
670
-
Leasevoertuigen
Landbouwvoertuigen Landbouwgronden
5.302
6.063
Veestapel
3.292
3.763
23.453
27.658
Totaal scope 1 Scope 2
Gebouwen - elektriciteit
950
944
Voertuigen - elektriciteit
<0,2
<0,1
Zakelijke kms privéauto’s
1.121
1.135
Zakelijke vliegkms
7.828
9.306
9.899
11.386
Afvalverwerking
1.431
1.223
Dienstreizen OV
200
170
7004
6665
Totaal scope 2 Scope 3
Woon-werkverkeer
2%
2%
2%
8%
1%
Totaal scope 3
8.635
8.058
Totaal
41.987
47.102
Aardgas <1%
<1%
Kerosine 30%
12% 18%
Autobrandstof
Lachgas Methaan Elektriciteit ‐ gebouw
24%
Gevaarlijk afval Restafval Elektriciteit ‐ trein Koudemiddelen Brandstof ‐ OV‐bus
Figuur 3.2: CO2 emissies per emissiebron, 2014
15 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
3%
For quality of life
<1% Gebouwen
8%
6%
Vliegreizen
34%
Woonwerkverkeer
13%
Landbouwgronden Veestapel
17%
19%
Zakelijk autoverkeer Afval Zakelijk OV
Figuur 3.3: Verdeling CO2-emissies in de bedrijfsvoering, 2014 De verdeling van de CO2 uitstoot over de verschillende activiteiten van de bedrijfsvoering is weergegeven in figuur 3.3. De activiteiten die de grootste CO2 emissies veroorzaakten waren de gebouwen (m.n. het aardgasverbruik) en de vliegreizen, met respectievelijk 34% en 19% van de totale emissie. Ook het woon-werkverkeer en de landbouwgronden (lachgas) leverden een aanzienlijke bijdrage aan de totale uitstoot (respectievelijk 17% en 13%).
3.2
Ontwikkeling emissies 2010-2014
Wat betreft de verdeling van de CO2-uitstoot over de drie scopes geeft figuur 3.4 de trend van de afgelopen vijf jaar weer.
40 35
kton CO2
30 25 Scope 1 20
Scope 2
15
Scope 3
10 5 0 2014
2013
2012
2011
2010
Figuur 3.4: CO2-uitstoot (in kton) per scope in de periode 2010-2014
In 2014 is het brandstofverbruik van gehuurde touringcars en landbouwvoertuigen toegevoegd aan de scope 1 emissie, maar ondanks deze extra emissiebronnen (van in totaal 698 ton CO2) is de totale scope 1 emissie met 15% gedaald ten opzichte van 2013.
16 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
De winter en het voorjaar van 2014 waren relatief warm waardoor minder is gestookt. Ook werd ten opzichte van 2013 minder koelmiddel bijgevuld. De emissie door landbouwactiviteiten is verder gereduceerd, met name door een vermindering van de aantallen ha landbouwgrond (-12%) en rundvee (-13%). Ten opzichte van het referentiejaar 2010 is de scope 1 emissie in 2014 met 27% afgenomen. Dit is vooral toe te schrijven aan de vermindering van het gebruik van verwarmingsenergie (aardgas) door verdere verplaatsing van activiteiten van naar Wageningen Campus (met nieuwe en energiezuinige gebouwen) en de aansluiting van meer gebouwen op de WKO installatie op het campusterrein. De CO2-uitstoot van scope 2 is verminderd (-13%) ten opzichte van 2013. Dit is vooral te verklaren door de vermindering van het aantal zakelijke vliegkilometers met 16% (2 kton CO2). In vergelijking met voorgaande jaren kon bij de analyse van het vliegverkeer een beter onderscheid worden gemaakt in de vliegkilometers met een directe relatie met de eigen activiteiten van Wageningen UR en de vliegkilometers gemaakt door derden. Vliegverkeer door derden betrof vooral de door twee organisatieonderdelen geboekte vliegtickets voor cursisten en internationale studenten.13Het verschil in de scope 2 emissies in de periode 2011-2014 en 2010 is te verklaren door de overstap naar groene stroom met Stichting Milieukeur keurmerk. Dit reduceerde de emissies veroorzaakt door elektriciteit met 97%. Ook het absolute elektriciteitsverbruik is in de periode 2011-2014 gedaald ten opzichte van het basisjaar. De CO2-uitstoot in scope 3 is met 7% gestegen t.o.v. 2013. In 2014 werd meer restafval en gevaarlijk afval afgevoerd. Oorzaken waren o.a. bouw- en sloopactiviteiten en een toename van laboratoriumactiviteiten14. In 2014 werd voor dienstreizen meer gebruik gemaakt van de trein, wat samenhangt met het beleid binnen Wageningen UR om voor dienstreizen in Nederland gebruik te maken van de NS Business Card. Ook is meer gebruik gemaakt van de auto voor het woonwerkverkeer. De toename (59%) ten opzichte van 2010 wordt verklaard door beter inzicht in de scope 3 emissiebronnen. Daarnaast zijn vanaf 2013 hogere conversiefactoren voor het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval gehanteerd. De emissies per activiteit in de periode 2010-2014 zijn opgenomen in figuur 3.5. Hoewel de uitstoot van de gebouwen ten opzichte van 2010 flink is gedaald, blijven de gebouwen de grootste veroorzaker van de CO2 emissie. Vooral bij het zakelijk vliegverkeer en het woon-werkverkeer is de CO2 uitstoot de afgelopen jaren gestegen. De uitstoot veroorzaakt door het houden van vee heeft in 2013 en 2014 een groter aandeel in de totale uitstoot, door het toepassen van andere conversiefactoren. De uitstoot door het gebruik van landbouwgrond daalde doordat Wageningen UR minder ha landbouwgrond in gebruik had.
13
Tickets geboekt voor studenten die voor een afstudeeropdracht of stage naar het buitenland gingen zijn, voor zover
gefinancierd door Wageningen UR, wel meegenomen in de berekening. 14
Zie voor een toelichting van de afvalcijfers het Milieujaarverslag Wageningen UR 2014. 17 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
50.000
kton CO2
40.000
30.000
20.000
10.000
0 Gebouwen
Veestapel
Landbouwgronden
Zakelijk Zakelijk autoverkeer vliegverkeer
Zakelijk OV
Woonwerk verkeer
Afvalverwerking
2014
14.440
3.292
5.302
2.493
2013
17.696
3.763
6.063
2.216
7.828
200
7.004
1.431
9.306
170
6.665
2011
17.572
1.039
7.683
1.223
3.470
6.217
208
4.199
2010
51.127
1.076
7.683
878
323
3.379
4.613
213
4.199
681
323
Papier
Figuur 3.5: Vergelijking CO2 emissie naar activiteit, 2010-2014
3.3
Compensatiemaatregelen
Wageningen UR compenseert haar energiegebruik op de volgende manieren:
het zelf opwekken van windenergie; WKO-installaties op eigen terrein (gebouwen Forum, Orion en Technotron);
de biomassa WKK installaties ‘Accres’ in Lelystad, ‘VIC Sterkel’ en ‘De Marke’ in Hengelo; het zo veel mogelijk gescheiden aanleveren van de verschillenden afvalstromen;
het zelf opwekken van zonne-energie.
De windmolens hebben in 2014 63,8 miljoen kWh groene elektriciteit opgewekt en aan het elektriciteitsnet terug geleverd. Als wordt aangenomen dat er hierdoor elders minder ‘grijze’ stroom is opgewekt, is hiermee een CO2 uitstoot van 29 kiloton voorkomen15. In 2014 hebben de WKO installaties een energiebesparing van 1.969 MWh warmte (overeenkomend met 62.212 m3 aardgas) en 2.346 MWh koeling (overeenkomend met 2.346 MWh elektriciteit) gerealiseerd. Dit komt neer op het voorkomen van 1.181 ton CO2 uitstoot16. Met de inzet van de WKK installaties op biomassa wordt circa 1.240 ton CO2 vermeden17. Door een nieuw afgesloten contract voor afvalverwijdering is het in 2014 mogelijk een opgave te doen voor vermeden CO2 door het gescheiden afvoeren van diverse afvalstromen. Deze opgave was in totaal 213 ton CO2 in 2014. Tenslotte is op beperkte schaal zonne-energie opgewekt, waarmee ongeveer 21 ton CO2 is vermeden. De grafische verdeling van de verschillende compensatiemaatregelen is weergegeven in figuur 3.6.
15
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh en groene stroom wind van 0,015 kg
CO2/kWh (CO2-Prestatieladder 2.2) 16
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor aardgas van 1,825 kg CO2/m3 en voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh
(CO2-Prestatieladder 2.2) 17
Bepaald o.b.v. de conversiefactoren voor aardgas van 1,825 kg CO2/m3, voor grijze stroom van 0,455 kg CO2/kWh
(CO2-Prestatieladder 2.2) en voor groene stroom biomassa van 0,230 kg CO2/kWh (Bio WKK in de praktijk, Business Issues kennisbank) 18 van 31
Wageningen UR (University & Research centre) 1.181 1.240
213
For quality of life
21 Windmolens WKK WKO Compensatie afval 29.050
Compensatie zon Vliegreizen
Figuur 3.6: Compensatiemaatregelen (in kg CO2) in 2014
In totaal bedraagt de CO2-compensatiefootprint in 2014 31,7 kton CO2. Ten opzichte van het referentiejaar 2010 is dit een stijging van 22%. Deze toename kwam vooral door een hogere opbrengst van de WKO op het terrein van Wageningen Campus en de toevoeging van de gegevens van de verschillende WKK-installaties. Ook werd in 2014 meer windenergie opgewekt in vergelijking met 2010. Vergeleken met de CO2-compensatie in 2013 is in 2014 14% minder gecompenseerd. Het verschil met 2013 is vooral het gevolg van klimaatinvloeden. Door minder wind was de opbrengst van windenergie in 2014 8% lager dan in 2013. Vergeleken met voorgaande jaren was 2014 een warm jaar. De hogere temperaturen hebben de opwekking door warmte/koudeopslag (WKO) negatief beïnvloed. Daarnaast is de biomassa WKK van Dairy Campus in 2014 niet in gebruik geweest en is het aantal vliegkilometers gecompenseerd bij de Climate Neutral Group sterk verminderd. In 2012 en 2013 werd door een Sciences Group standaard CO2 compensatie van vliegkilometers bij CNG toegepast. In 2014 heeft deze Sciences Group ervoor gekozen vliegkilometers te compenseren door het vergroenen van de eigen bedrijfsvoering. Dit resulteert in een lager elektriciteitsverbruik, en daardoor een lagere CO2 emissie. Dit wordt echter niet meegenomen bij de compensatiemaatregelen in deze rapportage.
19 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
4
For quality of life
Conclusie & Aanbevelingen
4.1
Conclusie
Wageningen UR heeft haar CO2 footprint in 2014 wederom verlaagd ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van het referentiejaar 2010. Deze CO2 footprint geeft weer hoeveel broeikasgassen (uitgedrukt in CO2) Wageningen UR heeft uitgestoten en aan welke activiteiten deze uitstoot is toe te schrijven. Daarnaast compenseert Wageningen UR op verschillende manieren haar CO2 uitstoot. Het effect van deze manieren is vastgelegd in een zogenoemde CO2 compensatiefootprint. Inzicht in de CO2 footprint en de CO2 compensatiefootprint maakt dat Wageningen UR in staat is maatregelen te nemen om de CO2 uitstoot te reduceren en te compenseren. De CO2 compensatie was in 2014 76% van de CO2 uitstoot.
80 70
kton CO2
60 50 40 30 20 10 00 CO2 uitstoot CO2 compensatie
2014
2013
2012
2011
2010
42
47,1
41,7
41,6
73,2
31,7
36,7
36,1
30
26
Figuur 5.1. CO2-footprint en CO2-compensatiefootprint, 2010-2014
Figuur 5.1 geeft inzicht in de resultaten CO2-footprint en CO2-compensatiefootprint in de periode 2010-2014. De verschillen tussen de jaren worden deels verklaard door veranderingen in de organisatie (zie par. 2.2), verschuivingen in de emissiebronnen per scope (zie par. 2.3) of het toepassen van meer actuele conversiefactoren. In 2014 is de factor klimaat voor zowel de CO2 footprint (minder aardgas voor verwarming) als de CO2 compensatiefootprint (minder wind) een belangrijke factor geweest. Daarnaast dienen de gepresenteerde resultaten te worden geïnterpreteerd met een bepaalde onzekerheidsmarge. De onzekerheidsmarge wordt op basis van expert judgement geschat op circa 15%, zie paragraaf 2.6. Resultaten CO2-footprint Wageningen UR In vergelijking met het referentiejaar 2010 is in 2014 43% minder CO2 uitgestoten. Vergeleken met de footprint van 2013 is er een reductie van 11%. De totale CO2 uitstoot van Wageningen UR bedroeg in 2014 42 kton. Per fte (medewerkers en studenten) werd 2,8 ton CO2 geëmitteerd. Van de totale uitstoot is 23,5 kton het gevolg van directe emissies (scope 1), 9,9 kton het gevolg van indirecte emissie door ingekochte elektriciteit, zakelijke kilometers met privé-auto’s en zakelijke vliegkilometers (scope 2) en 8,6 kton het gevolg van overige indirecte emissies door afvalverwerking, dienstreizen OV en woon-werkverkeer (scope
20 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
3). Wageningen heeft diverse maatregelen genomen om de CO2 emissie te reduceren, o.a. door besparingen op het aardgas en elektriciteitsverbruik en het verminderen van het gebruik van brandstoffen (benzine, diesel en kerosine) voor de vervoersbewegingen. De grootste veroorzakers van de CO2 uitstoot in 2014 zijn de gebouwen (met name het aardgasverbruik) de vliegreizen en het woonwerkverkeer, met respectievelijk 34 % en 19 % en 17% van de totale emissie. De landbouwgronden (lachgas) en het vee (methaan) leveren een aanzienlijke bijdrage aan de totale uitstoot (respectievelijk 13 % en 8%). 80 70
kton CO2
60 50 40 30 20 10 0
2014
2013
2011
2010
Gebouwen
Veestapel
Landbouwgronden
Zakelijk autoverkeer
Zakelijk vliegverkeer
Zakelijk OV
Woonwerk verkeer
Afvalverwerking
Papier
Figuur 5.2: Totale CO2-uitstoot in kton van Wageningen UR, 2010-201418
Figuur 5.2 geeft de trend van de afgelopen jaren weer. Ten opzichte van 2010 is de emissie veroorzaakt door gebouwen fors gedaald. Vooral de overstap naar groene stroom in 2011 heeft hier aan bijgedragen. Afgezien van deze overstap is het energiegebruik van de gebouwen de laatste jaren verder verminderd, o.a. door de ingebruikname van energiezuinige gebouwen op Wageningen Campus, de afstoot van (oude) gebouwen en het toepassen van energiezorg per organisatieonderdeel. Daarnaast hebben klimaatinvloeden de CO2 uitstoot van de gebouwen beïnvloed. 2014 was klimatologisch relatief warm, waardoor aanzienlijk minder aardgas is verbruikt. De uitstoot van vee lijkt t.o.v. 2010 en 2011 te zijn gestegen. In werkelijkheid namen de aantallen vee af, en komt deze toename door het toepassen van andere (hogere) conversiefactoren. De emissie door dienstreizen per vliegtuig en het woon-werkverkeer is t.o.v. 2010 flink toegenomen.
18
Het jaartal 2012 ontbreekt omdat in dat jaar geen CO2 footprint is gepubliceerd. 21 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
CO2 compensatie De CO2-compensatiefootprint komt in 2014 uit op 31,7 kton CO2, dit is een stijging van 22% ten opzichte van het referentiejaar 2010. Ten opzichte van 2013 valt de compensatie footprint lager uit en kan 14% minder CO2 ter compensatie worden opgevoerd. De compensatiefootprint bestaat voor het grootste deel uit duurzame energieopwekking, vooral door windenergie. Zie figuur 5.3. Door opwekking van duurzame energie wordt het gebruik van “grijze” stroom vermeden. In totaal heeft Wageningen UR hiermee 31,7 ton aan CO2 uitstoot voorkomen. In 2014 was CO2 compensatie 76% van de totale CO2 uitstoot. In 2010 bedroeg dit percentage 36%.
40 35 kton CO2
30 25 20 15 10 05 00 2014
2013
2012
2011
2010
Windenergie
WKO‐installatie op eigen terrein
WKK en biomassa
Compensatie zakelijke vliegverkeer
Compensatie afval
Zonneenergie
Figuur 5.2: Compensatiemaatregelen (in kg CO2) in de periode 2010-2014
4.2
Aanbevelingen
Voor een gericht CO2 reductiebeleid is het noodzakelijk te weten bij welke activiteiten de meeste broeikasgassen worden uitgestoten. Bij Wageningen UR zijn dit vooral de activiteiten die samenhangen met het gebruik van gebouwen, zakelijke vliegkilometers en het woon-werkverkeer. De activiteiten waar een gericht klimaatbeleid het grootst effect zou kunnen behalen zijn het energiegebruik van gebouwen en de vervoersbewegingen, met name het internationaal reisverkeer en het woon-werkverkeer. Reduceren uitstoot energiegebruik Wat betreft het energiegebruik van gebouwen heeft Wageningen UR haar beleid met duidelijke doelen en maatregelen vastgelegd in de EnergieVisie 2030. Voor de CO2 footprint zal een vermindering van het gebruik van verwarmingsenergie (gasgebruik) het grootste effect hebben. Naast besparingen door efficiënt gebruik van energie, kan de CO2 uitstoot worden verminderd door het (verder) stimuleren van het gebruik van alternatieve energiebronnen (o.a. wind, zon, biomassa, geothermie). Het energieverbruik wordt voornamelijk gecompenseerd door het opwekken van windenergie. Aanvullend kan worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn om het resterende gasgebruik te compenseren.
22 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Reduceren impact zakelijke vliegkilometers Wageningen UR hanteert een reisbeleid voor vliegreizen, met als doel de CO2 uitstoot zo veel mogelijk te verminderen. Uitgangspunten hierbij zijn o.a. het reizen over korte afstanden (binnen Europa), zo veel mogelijk per trein of over water te doen en het overwegen van alternatieven voor reizen, zoals video-conferencing. Een meer gericht reisbeleid zou kunnen bijdragen aan het reduceren van de zakelijke vliegkilometers. Door een nadere analyse van het vlieggedrag van medewerkers is het wellicht mogelijk het reisbeleid bij te stellen. Reductie emissie woon-werkverkeer Hoewel uit inventarisaties blijkt dat een groot deel van de medewerkers met de fiets naar het werk gaat (57%), draagt het woon-werkverkeer met de auto nog flink bij aan de CO2 uitstoot. Ten opzichte van 2013 is de (berekende) emissie door het woon-werkverkeer zelfs gestegen, terwijl het aantal fte is gedaald. In het verleden is onderzocht wat eventuele maatregelen zijn, zoals het stimuleren van het openbaar vervoer, het verkennen van de mogelijkheden van thuiswerken, het stimuleren van carpool mogelijkheden en het stimuleren van duurzamere vervoersopties (elektrische fiets/scooter, elektrisch rijden). Voor de verlaging van de uitstoot van het woon-werkverkeer in de toekomst is het raadzaam om het woon-werkverkeer van medewerkers nader te onderzoeken. Beter inzicht in de redenen waarom medewerkers kiezen voor bepaalde vervoersopties, kan helpen het beleid ten aanzien van het woon-werkverkeer zo bij te stellen dat gekozen wordt voor duurzamere opties. Verbeteren van de CO2 registratiemethode Bij Wageningen UR wordt met een managementinformatiesysteem de ontwikkelingen omtrent de CO2 footprint gemonitord. Voor het meten en registreren wordt een procedure gevolgd en verantwoordelijken zijn op diverse plekken in de organisatie aangewezen. Bij enkele emissiebronnen zou een meer nauwkeurige bepaling van de uitstoot kunnen leiden tot een meer nauwkeurige CO2 footprint. Dit betreft de lachgasemissies uit de landbouwgronden, de methaanuitstoot van het vee, het woon-werkverkeer en de reiskilometers afgelegd met het openbaar vervoer. Voor het opstellen van de CO2 footprint van 2015 is het raadzaam om gebruik te maken van de in 2014 geactualiseerde CO2 conversiefactoren.
23 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
BIJLAGE 1
For quality of life
Toelichting toegepaste methoden
Voor deze CO2 emissie inventaris is gebruik gemaakt van drie methoden. Dit zijn:
Het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol) De internationale norm ISO 14064-1 Broeikasgassen – deel 1 De CO2-prestatieladder (versie 2.2)
Het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol) Het GHG Protocol19 beschrijft een internationaal erkende stapsgewijze aanpak om een CO2 footprint te berekenen. De eerste stap is het beschrijven en afbakenen van de organisatie waarvoor een CO2 footprint berekend wordt. In de tweede stap worden de operationele grenzen bepaald. De derde stap is de berekening van de CO2 uitstoot en het in kaart brengen van de nauwkeurigheid van deze berekening. In het GHG Protocol wordt ook beschreven welke informatie verplicht moet worden opgenomen in een CO2 footprint en welke informatie optioneel kan worden toegevoegd. Het GHG Protocol deelt emissies in twee categorieën in: directe emissies en indirecte emissies. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen drie bronnen van emissie, de zogenoemde scopes.
Figuur: Schematische weergave van de directe en indirecte emissiebronnen volgens het GHG protocol (bron: Royal HaskoningDHV) Scope 1 - Directe emissies In scope 1 gaat het om de directe uitstoot van broeikasgassen. CO2 vormt het meest voorkomende broeikasgas. Directe uitstoot van CO2 wordt veroorzaakt door de verbranding van fossiele energiedragers (aardgas, diesel etc.). Voor het bepalen van de CO2 uitstoot moet dus het verbruik van fossiele brandstoffen in kaart worden gebracht. Vervolgens kan de CO2 uitstoot die veroorzaakt wordt door dit energieverbruik aan de hand van specifieke conversiefactoren worden bepaald.
19
Informatie over het Greenhouse Gas Protocol is te vinden op www.ghgprotocol.org. 24 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
De scope 1 uitstoot betreft alleen het directe fossiele energieverbruik van een organisatie. Ook de uitstoot van overige broeikasgassen (SF6, CH4, N2O, HFCs en PFCs)20 wordt tot scope 1 emissies gerekend. Met name de HFCs, die vrijkomen bij lekkage van koudemiddelen in koel-/ vriesapparatuur en airconditioning, hebben een broeikasgaseffect dat, afhankelijk van de chemische samenstelling, honderden malen hoger kan liggen dan dat van CO2. Ook de uitstoot van methaan (CH4) door vee en lachgas (N2O) door landbouwactiviteiten wordt tot de scope 1 emissies gerekend. Scope 2 - Indirecte CO2 emissie door ingekochte energie Naast directe emissie van broeikasgassen (scope 1) wordt in een CO2 footprint ook indirecte CO2 uitstoot ten gevolge van het elektriciteitsverbruik meegenomen. Bij de omzetting van elektrische energie in ‘bruikbare’ energie komt weliswaar geen CO2 emissie vrij (met andere woorden, in een elektrisch apparaat vindt geen verbrandingsproces plaats), maar bij de productie van elektriciteit in de elektriciteitscentrale gebeurt dat wel. Door het inkopen van elektriciteit is de organisatie dus indirect verantwoordelijk voor deze CO2 uitstoot. Ook ingekochte stadswarmte wordt tot scope 2 gerekend. In de CO2 Prestatieladder worden ook ‘zakelijke kilometers met privé-auto’ en ‘zakelijke vliegtuigkilometers’ tot scope 2 gerekend, in tegenstelling tot het GHG Protocol, die deze onderdelen aan scope 3 toeschrijft. Scope 3 - Overige indirecte CO2 emissies Tenslotte komt er bij een organisatie indirecte CO2 emissie vrij als gevolg van de activiteiten van de organisatie die voort komen uit bronnen die geen eigendom van de organisatie zijn, noch beheerd worden door de organisatie. Zo ontstaat er CO2 emissie door productie van materialen die de organisatie inkoopt, door woon-werkverkeer van de medewerkers, door verwerking van door de organisatie geproduceerd afval, etc. De organisatie heeft geen directe invloed op de emissies die hierbij vrijkomen. Deze indirecte emissies worden scope 3 emissies genoemd. Het GHG Protocol schrijft voor dat, met uitzondering van de koelvloeistoffen, alle scope 1 en 2 emissies dienen te zijn opgenomen in een CO2 footprint. Scope 3 emissies hoeven niet verplicht gerapporteerd te worden, maar kunnen optioneel worden meegenomen in de footprint. Rapportage van scope 3 emissies is gewenst als een organisatie haar CO2 footprint in een breder perspectief wil plaatsen om zo meer richting te geven aan haar klimaatbeleid.
20
De inventarisatie van de 6 Kyoto gassen is verplicht. 25 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
ISO 14064-1 Broeikasgassen – deel 1 De internationale standaard ISO 14064-1: 2006 (E) “Greenhouse gases - Part 1: Specification with guidance at the organization level for quantification and reporting of greenhouse gas emissions and removals” beschrijft de manier waarop een organisatie haar CO2 footprint kan inventariseren en rapporteren. De ISO 14064-1 norm is gebaseerd op de methodiek van het Greenhouse Gas Protocol (GHG Protocol). De ISO 14064-1 is onderdeel van een serie van drie normen met daarin eisen en richtlijnen voor monitoring en verificatie van de uitstoot van broeikasgassen. Het zijn mondiaal geharmoniseerde instrumenten voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, een doelstelling die ook is vastgelegd in het Kyotoprotocol. In Nederland wordt de ISO 14064-serie uitgegeven en beheerd door de NEN21. De CO2 inventarisatie van Wageningen UR is opgesteld overeenkomstig de eisen uit ISO 140641:2006, paragraaf 7. In onderstaande verwijzingstabel is opgenomen welke onderdelen van de ISO 14064-1 zijn terug te vinden in deze CO2 rapportage. Tabel: Kruisverwijzing ISO 14064-1 en § 7.3 GHG Protocol ISO 14064-1
§ 7.3 GHG
Beschrijving
report content
Hoofdstuk onderhavig rapport
A
Reporting organization
1
B
Person responsible
F. van de Wetering
C
Reporting period
01-01-2014 t/m 31-12-2014
4.1
D
Organizational boundaries
2.3
4.2.2
E
Direct GHG emissions
3.1
4.2.2
F
Combustion of biomass
3.3
4.2.2
G
GHG removals
Niet van toepassing
4.3.1
H
Exclusion of sources or sinks
Niet van toepassing
4.2.3
I
Indirect GHG emissions
3.1
5.3.1
J
Base year
2010
5.3.2
K
Changes or recalculations
Niet van toepassing
4.3.3
L
Methodologies
2.1
4.3.3
M
Changes to methodologies
Niet van toepassing
4.3.5
N
Emission or removal factors used
2.1
O
Uncertainties
2.6
P
Statement in accordance with ISO 14064
1
5.4
21
Voor meer informatie over de ISO 14064-serie zie www.nen.nl. 26 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
De CO2-prestatieladder (versie 2.2) Bij de analyse van de beschikbare informatie is gebruik gemaakt van de methode van de CO2prestatieladder (versie 2.2) 22. De CO2-prestatieladder is ontwikkeld door ProRail met als doel de klimaatimpact in de keten van bouwactiviteiten te reduceren. De prestatieladder is sinds 2011 in beheer van de onafhankelijke Stichting Klimaatvriendelijke Aanbesteden en Ondernemen (SKAO). Een schematische weergave van de scope indeling van de CO2 Prestatieladder is hieronder opgenomen. Belangrijkste verschil met het GHG-protocol is het toewijzen van de emissies veroorzaakt door zakelijke kilometers met privé-auto’s en zakelijke vliegtuigkilometers aam scope 2.
Figuur: Schematische weergave van de scope indeling van de CO2 Prestatieladder (bron: Royal HaskoningDHV)
22
Informatie over de CO2-Prestatieladder is te vinden op: www.co2-prestatieladder.nl 27 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
BIJLAGE 2
For quality of life
Toelichting berekeningen
Methode voor het berekenen van CO2 emissies Op twee niveaus kunnen per (sub)onderdeel de CO2 emissies worden bepaald: 1) invoer van energieverbruiksgegevens; 2) invoer van activiteitendata. Ad 1: Invoer van energieverbruiksgegevens In de meeste gevallen zijn gegevens over het energieverbruik bekend. Deze verbruiksgegevens worden ingevoerd in het registratieprogramma ERBIS, waarna automatisch met de juiste conversiefactoren de CO2 emissies worden berekend. Voorwaarde is dat de juiste conversiefactoren in ERBIS beschikbaar zijn. Jaarlijks worden de conversiefactoren getoetst. Hierbij wordt de volgende formule gehanteerd: CO2 uitstoot = (energieverbruik) x (conversiefactor) Voorbeeld: van het organisatieonderdeel SSG is bekend dat in 2014 1.274.885 kWh groene stroom met SMK keurmerk (energieverbruik) werd verbruikt. Met de conversiefactor van groene elektriciteit naar CO2 (15 gram CO2/kWh)23 kan vervolgens het verbruikte aantal kWh omgerekend worden naar een CO2 uitstoot: 1.274.885 kWh x 15 gram CO2/kWh = 19 ton CO2. Ad 2: Invoer van activiteitendata In enkele gevallen zijn de energieverbruiksgegevens niet bekend. In dat geval kan het niveau van de ‘(sub)onderdeel gerelateerde activiteiten’ worden gebruikt (bijvoorbeeld het aantal gereden autokilometers). Dit niveau is gebaseerd op onderstaande formule: CO2 uitstoot = (activiteit van het onderdeel) x (energie-indicator) x (conversiefactor) Voorbeeld: het is niet bekend hoeveel liter brandstof er in 2014 gebruikt is voor de voor Wageningen UR uitgevoerde zakelijke autokilometers met privé-voertuigen. Het is wel bekend dat in 2014 door AFSG 409.229 zakelijke kilometers met privé-voertuigen zijn afgelegd. Per afgelegde zakelijke autokilometer wordt gemiddeld 210 gram CO2 uitgestoten24. In deze 210 gram is de energie-indicator reeds verrekend met de conversiefactor. De CO2 uitstoot door zakelijke autokilometers door AFSG wordt voor 2014 daarom geschat op 409.229 km x 210 g/km = 86 ton CO2.
23
Bron: CO2-prestatieladder, versie 2.2 28 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Berekenen van CO2 emissies per scope Berekening voor Scope 1 Emissiebron
Meetgegevens
Conversiefactoren*
brandstofverbruik voor verwarming kantoren, kassen en laboratoria (aardgas) brandstofverbruik leasewagens (autobrandstof: diesel, benzine, LPG)
Gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB (Erbis).
1,83 kg CO2/m3
Gegevens van het leasewagenpark (liters getankte brandstof) afkomstig van de leasemaatschappij. Gegevens van het wagenpark in eigen beheer (liters getankte brandstof) afkomstig van Wageningen UR. Gegevens van het betreffende organisatieonderdeel. Gegevens afkomstig van de verhuurbedrijven.
3,14 kg CO2/liter diesel 2,78 kg CO2/liter benzine 1,86 kg CO2/liter LPG
Gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB: oppervlakte landbouwgrond in bezit. Gegevens afkomstig van de centrale administratie van het betreffende organisatieonderdeel. Gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB, gedeeltelijk van de organisatieonderdelen (alle gegevens afkomstig van facturen onderhoudsmonteurs).
310 kg CO2/kg lachgas, berekening lachgasemissie, zie onder
brandstofverbruik eigen wagenpark (autobrandstof: diesel, benzine, LPG) brandstofverbruik landbouwvoertuigen (diesel) brandstofverbruik huurauto’s en gehuurde touringcars (autobrandstof, niet gespecificeerd) emissies afkomstig van landbouwgronden in bezit (lachgas) emissies afkomstig van de veestapel (methaan) emissies veroorzaakt door de lekkage van koudemiddelen (Fgassen)
3,14 kg CO2/liter diesel 2,78 kg CO2/liter benzine 1,86 kg CO2/liter LPG 3,14 kg CO2/liter diesel 0,21 kg CO2/autokm
21 kg CO2/kg methaan, berekening methaanemissie per veetype, zie onder afhankelijk van het type koudemiddel, zie CO2prestatieladder, versie 2.2
* Met uitzondering van de emissies van landbouwgronden en de veestapel zijn de conversiefactoren in de scope 1 berekeningen afkomstig uit de CO2-prestatieladder, versie 2.2. De conversiefactoren per kg lachgas en kg methaan zijn afkomstig van de Environmental Protection Agency (EPA).
Aannames: -
De methaan emissie per type vee is bepaald op basis van een kengetal (kg methaan/dier). Deze kengetallen zijn als volgt bepaald: o Van de Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) is de totale methaan uitstoot van alle runderen, respectievelijk varkens, schapen, pluimvee, paarden en geiten in Nederland bekend (data 2012). o
Van CBS Statline is het totaal aantal stuks runderen, respectievelijk varkens, schapen, pluimvee, paarden en geiten in Nederland bekend (data 2012).
o
De uitstoot is bepaald door de totale uitstoot per type dier te delen door het totaal aantal dieren:
29 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
-
For quality of life
De lachgasemissie van landbouwgrond is bepaald op basis van een kengetal (kg N2O/ha). Dit kengetal is als volgt bepaald: o Van de Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) is de totale lachgas uitstoot van landbouwgrond in Nederland bekend (data 2012). o Van CBS Statline is het totaal aantal ha landbouwgrond in Nederland bekend (data 2012). o De uitstoot is bepaald door de totale uitstoot door landbouwgrond te delen door het totaal aantal ha: 21.794.462 kg N2O / 1.991.480 ha = 10,9 kg N2O/ha.
Berekening voor Scope 2 Emissiebron
Meetgegevens
Conversiefactoren*
indirecte emissies door ingekochte elektriciteit voor kantoren, kassen en laboratoria elektriciteitsgebruik leasewagens
Gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB (Erbis).
0,015 kg/kWh
Gegevens van het leasewagenpark (kWh elektriciteit) afkomstig van de leasemaatschappij. Gegevens afkomstig uit het declaratiesysteem voor medewerkers (gereden zakelijke kilometers). Gegevens zakelijk vliegverkeer afkomstig van de reisagent (VCK Travel).
0,015 kg/kWh
emissies afkomstig van zakelijke kilometers met privé-voertuigen emissies veroorzaakt door zakelijke vliegtuigkilometers.
0,21 kg CO2/autokm Regionaal: 0,27 kg CO2/reizigerskm Europees: 0,2 kg CO2/reizigerskm Intercontinentaal: 0,135 kg CO2/reizigerskm
* De conversiefactoren in de scope 2 berekeningen zijn afkomstig uit de CO2-prestatieladder, versie 2.2.
Berekening voor Scope 3 Emissiebron
Meetgegevens
Conversiefactoren*
emissies veroorzaakt door het verwerken van gevaarlijk en dierlijk afval emissies veroorzaakt door het verwerken van restafval emissies afkomstig van woonwerkverkeer per bus, trein en metro indirecte emissies door dienstreizen met het OV (binnen Nederland en internationaal
gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB.
2,43 kg CO2/ kg afval
gegevens afkomstig uit de centrale administratie van het FB. gegevens afkomstig uit het personeelsbestand (reisafstanden). totaal aantal gereisde binnenlandse zakelijke treinkilometers afkomstig van de NS (gebruik Business Card) totaal aantal gereisde buitenlandse zakelijke treinkilometers afkomstig van de reisagent (VCK Travel).
0,505 kg CO2/ kg afval bus: 0,12 kg CO2/reizigerskm trein: 0,065 kg CO2/reizigerskm 0,065 kg CO2/reizigerskm
* De conversiefactoren voor afval rest, gevaarlijk en dierlijk) zijn afkomstig uit SimaPro EcoInvent 2.2. De overige conversiefactoren in de scope 3 berekeningen zijn afkomstig uit de CO2-prestatieladder, versie 2.2.
30 van 31
Wageningen UR (University & Research centre)
For quality of life
Aannames: Voor het woon-werkverkeer is een inschatting gemaakt op basis van de volgende aannames: o 1 fte: 252 werkdagen, 3% ziekteverzuim, 5% thuiswerken, 32 vakantiedagen => 200 reisdagen. Reisafstand
Fiets
Auto
Openbaar vervoer waarvan bus
-
waarvan trein
<10 km
75%
20%
5%
100%
10-25 km
10%
55%
35%
50%
50%
25-50 km
80%
20%
25%
75%
20%
50-75 km
90%
10%
75-100 km
90%
10%
100%
80%
100-150 km
90%
10%
100%
>150 km
100%
De afstanden van de OV dienstreizen buitenland zijn berekend aan de hand van de gemiddelde kilometerprijs van de NS (19 eurocent) en de kostprijs van alle treinreizen. De onderverdeling van de binnenlandse zakelijke treinkilometers naar organisatieonderdeel voor heel 2014 is bepaald op basis van de verhouding in december 2013.
31 van 31