CO2-wijzer plantenbakken Het klimaateffect van plantenbakken Planten hebben vanzelf een “groen” imago, hetgeen ook voor kamerplanten. Planten staan binnenshuis in plantenbakken, die uit diverse materialen worden vervaardigd. De meest voorkomende plantenbakken in Nederlandse kantoren zijn gemaakt van klei, kunststoffen of roestvrij staal (RVS). Voor de klanten die deze producten aanschaffen speelt, naast het uiterlijk en de kosten van de plantenbakken, ook het aspect duurzaamheid, onder andere in het kader van duurzaam inkopen, een belangrijke rol. TNO heeft samen met Ambius in het kader van het project: “VHG-TNO Met groene innovatie naar de top” een “Carbon footprint” uitgevoerd om het effect van de meest gebruikte platenbakken op het klimaat te kunnen vaststellen.
Carbon footprint is een analyse waarbij naar het effect van het product op de klimaatverandering wordt gekeken. Het betreft een analyse van een product (of dienst) waarbij de volledige levenscyclus van het product wordt bestudeerd. Dat wil zeggen: winning van grondstoffen, vervaardiging van het product, gebruik en afdanking van het product en alle bijbehorende transportprocessen. Voor deze levenscyclusanalyse wordt de bijdrage van het product aan de klimaatverandering beschouwd. Broeikasgassen dragen bij aan het broeikaseffect, of wel de klimaatverandering. De hoeveelheden van alle broeikasgassen, die over de gehele levenscyclus van het product worden uitgestoten, worden bij elkaar opgeteld en de totaalscore wordt omgerekend naar CO2-equivalenten. Dit is de totale bijdrage van het product aan de klimaatverandering.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 1 van 3 Houten, januari 2010
Factoren die het klimaateffect beïnvloeden Het effect van plantenbakken op het klimaat is afhankelijk van een aantal factoren. Enkele belangrijke zijn: - Het soort materiaal en de daarbij behorende grondstoffen - De fabricage van de desbetreffende plantenbakken (conversie van kunststoffen, metaal- of kleibewerking, etc.) - Het gewicht van de gebruikte hoeveelheid materiaal - De transportafstanden tussen de locaties van onder andere grondstoffenwinning, productie, gebruik en afdanking van de gebruikte plantenbakken - De soorten en capaciteiten van de vervoermiddelen die worden ingezet om de transportafstanden tussen locaties te overbruggen - De soort gebruikte energie (warmte of elektriciteit) en de wijze van opwekken daarvan op de desbetreffende locaties - De wijze van afdanken van de gebruikte plantenbakken op het einde van de eerste levensduur (opnieuw gebruiken of recyclen van het materiaal of verbranden c.q. storten) Aannames De volgende aannames zijn gedaan: De levensduur van alle beschouwde plantenbakken is 10 jaar De volumes van alle plantenbakken zijn ~ 70 liter Er zit evenveel substraat (in plaats van potgrond) in de bakken, 25 kg Er is geen verschil in onderhoud Geen onderhoud aan de bakken zelf Enkel de planten in de bakken krijgen water en de droge bladeren worden verwijderd. Dit houdt in dat onderhoud van de plantenbakken bij het berekenen van de Carbon Footprint niet is meegenomen. Alleen de planten in de plantenbakken worden verzorgd en elke plant in een verschillende bak wordt op precies dezelfde manier behandeld. Klimaateffect onderzochte plantenbakken De berekeningen van het klimaateffect hebben de volgende resultaten opgeleverd: Over de gehele levenscyclus hebben de kunststof plantenbakken de minste uitstoot van CO 2 eq., gevolgd door de kleipotten en uiteindelijk door de RVS bakken, gemaakt van primaire staal. Wat vertellen de resultaten nog meer? Voor de meeste plantenbakken geldt dat de CO 2 eq. uitstoot voornamelijk door productie en afdanking van het toegepaste materiaal wordt veroorzaakt. Voor de relatief zware kleipotten, die in Azië worden geproduceerd, geldt dat het vervoer ervan een vergelijkbaar klimaateffect geeft. Voor de overige bakken geldt dat transport een geringe invloed heeft.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 2 van 3 Houten, januari 2010
Uitstoot broeikasgassen plantenbakken Productie en afdanking materiaal
Transport naar projectbeplanter
Transport projectbeplanter-klant
60,0
kg CO 2 -eq
50,0 40,0 30,0 20,0 10,0
RVS (100% secundaire staal) 12kg
RVS (50% secundaire staal) 12kg
Keramische pot Thailand 45kg
Keramische pot China 45kg
Kunststof (Polypropyleen) 8kg
Kunststof (Polystyreen) 8kg
0,0
Fig. Broeikasgas uitstoot van vijf plantenbakken
Mogelijkheden verbetering klimaateffect Het gewicht van het toegepaste materiaal in de plantenbakken speelt een uitermate belangrijke rol. Zou men bijvoorbeeld het gewicht van de kleipotten tot de helft weten te reduceren, dan gaan kleipotten, wat betreft productie en afdanking het best scoren. Daarnaast hebben de geselecteerde grondstoffen een relevante invloed. Gebruikt men bijvoorbeeld volledig secundair RVS (RVS uit schroot in plaats vanuit erts), dan wordt de bijdrage van productie en afdanking van RVS vergelijkbaar met die van kunststof plantenbakken. Recycling van de toegepaste materialen leidt tot grondstoffenbesparing en daardoor ook tot vermindering in het klimaateffect. De toegepaste energiebron voor de benodigde energie bij de productieprocessen heeft eveneens een grote invloed op de uitstoot van de hoeveelheid broeikasgassen. Elektrische energie uit kolencentrales dragen duidelijk meer bij aan de klimaatverandering, dan die van windmolenparken. Bijvoorbeeld bij de vervaardiging van kunststoffen bakken wordt er Duitse of Nederlandse elektriciteit ingezet, terwijl de kleipotten in China en Thailand in houtgestookte ovens worden geproduceerd. De laatste optie leidt tot duidelijk geringere uitstoot van broeikasgassen, vergeleken met die van de toepassing van elektriciteit uit kolengestookte centrales. Toepassing van duurzame energiebronnen leidt dus tot verbetering van het klimaateffect. Transport over grote afstanden heeft een relevante invloed. Zolang de producten binnen Europa worden vervoerd (zoals geldt voor de kunststof en de RVS bakken), heeft dat een relatief kleine bijdrage aan het CO2-profiel. Zodra de producten uit Azië moeten komen, wordt het aandeel van het transport in het totale profiel duidelijk groter en vergelijkbaar met die van productie en afdanking; het relatief hoge gewicht van de kleipotten speelt eveneens een rol bij transport. Transport van lichtere plantenbakken over geringere afstanden leidt dus tot verbetering van het CO2 profiel. _______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 3 van 3 Houten, januari 2010
CO2 wijzer voor Tuinen Achtergrond Tuinen hebben van nature een groen imago en niemand denkt direct aan een bijdrage aan het klimaateffect, als men over tuinen spreekt. In de praktijk is het natuurlijk zo dat gras, bloemen, struiken, bomen en heggen ook bijdragen aan dat groene imago. Tegenwoordig wordt de tuin steeds meer een verlengstuk van de woning en vanuit de bewoners is er een duidelijke behoefte aan verfraaiing van de tuinen. Tuinhuizen, vijvers, terrassen, verlichting, etc. vormen steeds vaker een onderdeel van een tuin. Hetgeen voor woningen geldt, kan men in principe voor tuinen doortrekken. Voor woningen is een energiewijzer ontwikkeld; zie figuur hierna.
Dit zou men ook voor tuinen kunnen doen; in plaats van een energiewijzer wordt hierna een CO2 wijzer gepresenteerd als directe illustratie van de mate van belasting van het klimaat. Een tuin met een lage belasting zou als een duurzame tuin beschouwd kunnen worden.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 1 van 8 Houten, januari 2010
Het klimaateffect van tuinen Zoals reeds aangegeven heeft de ontwikkeling van tuinen tot gevolg dat een tuin met oorspronkelijk voornamelijk groen naar een tuin met velerlei extra producten, c.q. verfraaiingen gaat. In eerste instantie wordt dan gedacht aan tuinen met een lage bijdrage aan het klimaateffect (“groen”) versus tuinen met een hoge bijdrage aan het klimaateffect (“rood”). Uiteraard zijn er ook tuinen die er tussen in vallen (“geel” of “oranje”). Samen met leden van de VHG heeft TNO referentietuinen benoemd en omschreven en hiervoor de “Carbon Footprint” (het klimaateffect) berekend. Berekende scores van de Carbon Footprint geven een indruk van hoe (in absolute zin en ten opzichte van elkaar) ontworpen tuinen scoren met betrekking tot hun bijdrage aan het klimaateffect.
Carbon Footprint is een analyse waarbij naar het effect van het product op de klimaatverandering wordt gekeken. Het betreft een analyse van een product (of dienst) waarbij de volledige levenscyclus van het product wordt bestudeerd. Dat wil zeggen: winning van grondstoffen, vervaardiging van het product, gebruik en afdanking van het product en alle bijbehorende transportprocessen. Voor deze levenscyclus wordt de bijdrage van het product aan de klimaatverandering beschouwd. Broeikasgassen dragen bij aan het broeikaseffect, ofwel de klimaatverandering. De hoeveelheden van alle broeikasgassen, die over de gehele levenscyclus van het product worden uitgestoten, worden omgerekend naar CO2-equivalenten en bij elkaar opgeteld. Dit is de totale bijdrage van het product aan de klimaatverandering.
Factoren die klimaateffect beïnvloeden Bij de bepaling van de bijdrage aan het klimaateffect wordt o.a. meegenomen de aanleg van tuinen en de toegepaste materialen, het onderhoud van de tuinen en het afvoeren en verwerken van de toegepaste materialen en planten bij volledige vernieuwing/verandering van de tuin. Het effect van tuinen op het klimaat is afhankelijk van een aantal factoren. Enkele belangrijke zijn: - De mate en wijze van verharding van tuinen. - De hoeveelheid en soorten gebruikte materialen voor verharding - De wijze van afbakenen, omheinen van een tuin (bijvoorbeeld groene heg of schutting) - Het al dan niet aanwezig zijn van een tuinhuis of vijver - De aanwezigheid van lichtpunten of terrasverwarmers - De mate van elektriciteitsgebruik - De wijze van bemesten, snoeien en onderhoud van tuinen - De gebruiksduur van de tuin - De wijze van afdanken bij aanpassen, vernieuwing van de tuin.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 2 van 8 Houten, januari 2010
Referentietuinen van 100 m² Tuin A
Tuin A wordt gezien als de groene tuin en bestaat nagenoeg volledig uit groen (90%); vooral gras en planten. Daarnaast bestaat de omheining uit een groene heg. Na afgraven en afvoeren van grond wordt de tuin aangelegd. 10% van de tuin omvat het zithoekje, dat verhard is met betonnen tegels. Het onderhoud bestaat vooral uit het bemesten van de planten, het maaien van het gras en het snoeien van de heg en de planten. Het groenafval wordt voor compostering afgevoerd. Uit de figuur hierna kan afgeleid worden dat aanleg en gebruik/onderhoud tezamen de Carbon Footprint bepalen, waarbij het elektrisch snoeien, de aanleg (met tuinturf en compost) en het bemesten met kunstmest tezamen meer dan 80 % van de score innemen. Referentietuin A
100% 90% 80%
Overig Maaien
70% 60%
Bestrating
50% 40% 30%
Onderhoud: kunstmest Aanleg: tuinturf en compost
20% 10%
Elektrisch snoeien
0%
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 3 van 8 Houten, januari 2010
Tuin B
Tuin B kent meer verharding (30%), die bestaat uit betonnen tegels en stenen. De omheining wordt gevormd door een groene snelgroeiende heg. Het groene deel van de tuin bestaat voor ⅔ uit gras en voor ⅓ uit planten. Bij de aanleg wordt de vrijgekomen grond afgevoerd. Zoals voor tuin A betreft het onderhoud vooral het bemesten van de planten, het maaien van het gras en het snoeien van de heg en de planten. Het groenafval wordt voor compostering afgevoerd. Als extra zijn in de tuin 6 lichtpunten, op basis van zonnecellen, aangebracht. Uit de figuur hierna blijkt dat vergeleken met tuin A bestrating nu een relevant deel van de score geeft. Daarnaast vormen het elektrisch snoeien en de aanleg van de tuin belangrijke aandelen van de Carbon Footprint score. Referentietuin B
100% 90% 80%
Overig Maaien
70% 60%
Onderhoud: kunstmest
50% 40% 30%
Aanleg: tuinturf en compost Elektrisch snoeien
20% 10%
Bestrating
0%
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 4 van 8 Houten, januari 2010
Tuin C
Met tuin C, vergeleken met tuinen A en B, kan men stellen dat er een overgang van meer groen naar verharde tuinen plaatsvindt. De verharding van deze tuin is opgebouwd uit gebakken stenen en een vlonder van composietmateriaal. De afrastering bestaat uit een geïmpregneerde houten schutting. Daarnaast bevat tuin C een vijver van 5 m² en een tuinhuisje van 5 m². De sfeerverlichting bestaat uit 3 lichtpunten, werkend op elektriciteit. Vanwege het karakter van de tuin is er duidelijk minder onderhoud aan het groen. Het onderhoud is verplaatst naar de vijver, het tuinhuis en de houten schutting. Het verbruik van elektriciteit speelt wel een relevante rol. In de figuur hierna is te zien dat voor de Carbon Footprint de verbruikte elektriciteit en de bestrating meer dan 80 % van de score bepalen. De overige bijdragen aan de score zijn wezenlijk, maar relatief van minder belang te noemen. Referentietuin C
100% 90% 80%
Overig Aanleg: aanvoer materiaal
70% 60%
Aanleg: tuinhuisje
50% 40% 30%
Aanleg: vlondervloer Bestrating
20% 10%
Elektriciteit verlichting
0%
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 5 van 8 Houten, januari 2010
Tuin D
Tuin D is nagenoeg volledig verhard. Het groen wordt gevormd door planten in plantenbakken. De verharding wordt gevormd door granieten natuursteen tegels en een vlonder van composiet materiaal. De omheining bestaat uit betonnen palen en fundering met hardhouten schermen. Evenals tuin C bevat tuin D een vijver van 5 m² en een tuinhuis van 5 m². De vijver heeft als extra’s een pomp, die water circuleert. De sfeerverlichting bestaat uit 6 lichtpunten, werkend op elektriciteit. Daarnaast bevat deze tuin een extra terrasverwarming. De gebruiksfase omvat het verbruik van elektriciteit door de verlichting, de vijverpomp en de terrasverwarming. De aanleg bestaat voornamelijk uit het verbruik van steenachtige materialen. In de figuur hierna is te zien dat het elektriciteitsverbruik (van vooral de verlichting) en de bestrating van natuursteen voor meer dan 90 % de Carbon Footprint bepalen. Referentietuin D
100% 90% 80%
Overig Aanleg: aanvoer materiaal
70% 60%
Elektriciteit terrasverwarmer
50% 40% 30%
Elektriciteit vijverpomp Aanleg: natuursteen bestrating
20% 10%
Elektriciteit verlichting
0%
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 6 van 8 Houten, januari 2010
Klimaateffect onderzochte tuinen De onderlinge resultaten van de berekende bijdragen aan het klimaateffect geven het beeld voor de tuinen, zoals geïllustreerd in de volgende figuur. Tuin A heeft duidelijk de minste uitstoot aan broeikasgassen (CO2-equivalenten per m² per jaar) en tuin D heeft duidelijk de hoogste uitstoot. Het is duidelijk waarneembaar dat bij de toepassing van meerdere materialen en meer elektriciteit de uitstoot van broeikasgassen sterk toeneemt. 14 Sloop: afvoer en verwerking
kg CO2 per m2 per jaar
12 10 8
Gebruik: energie Gebruik: onderhoud Aanleg: energie en aanvoer Aanleg: materiaal
6 4 2 0 Concept A
Concept B
Concept C
Concept D
-2
Indien men een CO2 wijzer uit kleuren zou opbouwen, geven de resultaten aan dat groen een waarde geeft in de buurt van 0 kg CO2-equivalenten per m² per jaar en rood een waarde die richting de 14 kg CO2-equivalenten per m² per jaar.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 7 van 8 Houten, januari 2010
Mogelijke verbeteringen Verbetermogelijkheden zijn het meest illustratief als ze betrokken worden op de meest belastende referentietuin D. Daarom zijn daarvoor, ten opzichte van het basisscenario, 3 alternatieven berekend (zie figuur hierna); 1. Betonnen tegels/stenen in plaats van granieten natuursteen tegels 2. Spaarlampen voor de sfeerverlichting 3. Groene stroom voor de benodigde elektriciteit
14
Sloop: afvoer en verwerking Gebruik: energie
12 kg CO2 per m2 per jaar
Gebruik: onderhoud 10
Aanleg: energie en aanvoer Aanleg: materiaal
8 6 4 2 0 basis
-2
beton/steenverharding
+ spaarlampen
+ groene stroom
De resultaten van de berekende Carbon Footprint laten zien dat de keuze van ander verhardingsmateriaal en het gebruik van minder energie en/of groene stroom tot een sterke reductie van het klimaateffect leidt. Bij het gebruik van groene stroom en de alternatieve verharding is er zelfs sprake van de aanleg van een (licht)groene tuin; de uitstoot van broeikasgassen gaat richting 2 kg CO 2equivalenten per m² per jaar. Conclusie: Slechts enkele keuzes bepalen in belangrijke mate het klimaateffect. Door toepassing van minder materialen en materialen, die per eenheid het klimaat minder belasten, en door toepassing van groene stroom (duurzame energie) kan men het klimaateffect bij de aanleg en het gebruik van tuinen duidelijk beperken.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 8 van 8 Houten, januari 2010
Afvalwijzer Kosten voor afvalverwijdering? In Nederland worden specifiek afvalstromen zowel apart als gemengd met andere stromen aangeboden. Bijvoorbeeld groenafval wordt soms apart voor compostering aangeboden, maar andere ontdoeners bieden het samen met overige deelstromen, zoals verpakkingen, als bedrijfsafval aan; deze stroom wordt meestal verbrand. Het wel of niet apart houden wordt door een aantal aspecten bepaald: - Bestaat er een verplichting, vanwege regelgeving? - Wat is de waarde van de deelstroom? - Is er sprake van grote volumes? - Leidt gemengd afvoeren tot onnodige hoge kosten? Uit de reacties van VHG leden blijkt dat voor de afvoer van dezelfde afvalstroom er wat betreft kosten regionale verschillen kunnen bestaan. Het is echter opmerkelijk dat binnen dezelfde regio er nog grote verschillen tussen de kosten per ton voor dezelfde afvalstroom kunnen bestaan. De oorzaak hiervan is dat verschillende afvalverwerkers en transporteurs verschillende tarieven kunnen hanteren. Er blijkt ook meer behoefte aan duidelijkheid hierover te bestaan. Waarom een afvalwijzer? Gezien de grote verscheidenheid aan afvalstromen en vele (juridische) regels is er behoefte aan vereenvoudiging om de ontdoeners meer inzicht te geven waar duidelijke kostenbesparingen te realiseren zijn. Door bepaalde deelstromen apart te houden, kunnen deze met duidelijk geringere kosten, of soms zelfs opbrengsten worden afgevoerd. Het volume van de overblijvende reststroom, die nog tegen hoge kosten per ton wordt afgevoerd, wordt duidelijk geringer. Om meer inzicht te krijgen welke deelstromen het betreft, is de afvalwijzer opgesteld.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 1 van 3 Houten, januari 2010
Schema sortering Bij het apart houden van deelstromen wordt een bepaalde systematiek gevolgd. Hierbij wordt op een bepaalde manier naar het totale aanbod (vrijkomen) van afvalstoffen gekeken. Het schema is in de volgende figuur geïllustreerd.
Schema sortering Gevaarlijk afval ?
Apart opslaan en afvoeren
Bronscheiding volgens wet ?
Apart opslaan en afvoeren
Positieve waarde
Verhogen ?
door opbrengsten gedreven
door wetgeving noodzakelijk
Aanbod
Meer scheiden ?
Opbrengst Grote groene stromen
Apart houden
Geringe negatieve
door kosten gedreven
Apart verwerken overw Bij de eerste stapwaarde (“door wetgeving noodzakelijk”)
Hogere negatieve waarde
Meer sorteren ?
Verlagen kosten
Bij de eerste stap (“door wetgeving noodzakelijk”) overweegt men of apart houden door wetgeving verplicht is. In eerste instantie betreft het gevaarlijk afval, zoals afgewerkte olie en asbesthoudende componenten. Daarnaast dient bronscheiding ook te geschieden voor (product)stromen, waarvoor afspraken zijn gemaakt met producenten; voorbeelden zijn witen bruingoed en (auto)banden.. Bovendien kan het stromen betreffen, die via gemeentelijke initiatieven apart gehouden dienen te worden, zoals glas en heden ten dage kunststoffen (verpakkingen). Bij de volgende stap (“door opbrengsten gedreven”) beschouwt men deelstromen die duidelijk opbrengsten (kunnen) hebben. Voorbeelden zijn metalen en oudpapier. Bovendien kan het stromen betreffen die nu nog tegen geringe kosten worden afgevoerd, maar op termijn zelfs opbrengsten kunnen krijgen. Dit kan men stellen voor de groene afvallen, zoals snoeihout en maaisel. _______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 2 van 3 Houten, januari 2010
Het betreft “groene” stromen, die in relatief grote hoeveelheden bij de VHG leden kunnen vrijkomen. Bij de laatste stap ( “door kosten gedreven”) komt men nog deelstromen tegen die tegen kosten afgevoerd zullen gaan worden. Daarbij is kostenbesparing het motief om extra sortering door te voeren. Stromen die tegen beperkte kosten kunnen worden afgevoerd, zullen al snel apart worden gehouden en aan de desbetreffende verwerker worden aangeboden. Voorbeelden zijn schoon puin en schone grond. De groep deelstromen die resteert, betreft veelal gemengde stromen, zoals bedrijfsafval, bouw- en sloopafval en zwerfafval. Verdergaande sortering van deze stromen kan eventueel tot kostenreductie voor de afvoer betekenen. Afvalwijzer Indien het hiervoor gepresenteerde schema wordt doorlopen, ontstaan zes groepen van deelstromen, die ieder apart aan transporteurs en verwerkers wordt aangeboden. Door op deze gesystematiseerde wijze naar de totale hoeveelheid afval per ontdoener te kijken, realiseert men een kostenreductie voor elke ontdoener. Hierna is overzicht van de zes verkregen groepen gepresenteerd, de zogenaamde afvalwijzer.
Afvalwijzer Gevaarlijke afvallen • afgewerkte olie • dakafval, teerhoudend • accu’s • batterijen Afvallen met afspraak voor bronscheiding • wit- en bruingoed • kunststof verpakkingen • banden • glas Afvallen met positieve waarde • ijzer / staal • non-ferro’s • oudpapier Afvallen van de sector (grote volumes) • hout / snoeiafval • maaisel / gras • bladafval • plantsoenafval
Deze afvalwijzer is niet uitputtend, maar de meest relevante stromen, die in de VHG sector vrijkomen zijn opgenomen. Aangezien de afvalstromen in onze maatschappij qua hoeveelheid en samenstelling kunnen veranderen, moet men deze afvalwijzer zien als een momentopname. Bovendien kunnen de prijzen/kosten, vanwege onder andere economische en wettelijke veranderingen, zich wijzigen. Echter deze wijzer kan gebruikt worden door leden van de VHG om de komende jaren kostenreducties voor hun afvalafvoer te realiseren.
Afvallen met gering negatieve waarde (< 35-40 €/ton) • steenachtige bouw- en sloopafval (schoon puin) • grond • veegvuil • afvalhout (a- en b-kwaliteit) Afval met hogere negatieve waarde (> 35-40 €/ton) • afvalhout (c-kwaliteit) • brandbaar bouw- en sloopafval • overig bedrijfsafval (gemengd) • zwerfafval
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 3 van 3 Houten, januari 2010
Groenafval, de grondstof van de toekomst Huidige situatie Groenafvallen, van plantsoenafval, schoffelafval, tot maaisel, bladafval en snippers, werden tot voor kort nog voor een belangrijk deel gestort of met andere afvallen verbrand. Bijvoorbeeld snoeiafval laat men na versnipperen nog voor een belangrijk deel in de plantsoenen liggen. Echter in het kader van groene energie en van het terugdringen van het broeikasgaseffect groeit de aandacht voor alternatieve verwerking van groenafvallen sterk. Zo wil men (snoei)hout afvallen met energieterugwinning verbranden. Een duidelijk voorbeeld is de biomassa energiecentrale in Cuijk, alwaar elektriciteit en warmte worden gewonnen uit snoeihout. Een kleinschalig alternatief wordt gevormd door de ontwikkeling van Own Energy Solutions, een micro-energiecentrale. Dit decentraal systeem van Warmte Kracht Koppeling (WKK) heeft een elektrisch vermogen van 1,5 – 3 kW en een thermisch vermogen van 4,5 – 10,5 kW. Men ziet kansen bij nieuwbouwprojecten, recreatieparken, agrarische bedrijven en bouwprojecten in het buitengebied bij een equivalent verbruik van meer 3500 m³ gas; het gas kan vervangen worden door houtsnippers. Afvallen met relatief veel groen worden steeds meer gecomposteerd. De BVOR (Branche Vereniging Organische Reststoffen) stimuleert de compostering van groenafvallen. Na afschrijving van de compostinstallaties ziet men steeds meer dat deze worden vervangen door vergistingsinstallaties. Naast de bereiding van een bodemverbeteraar (compost) wordt dan ook biogas voor energiedoeleinden gewonnen. Beperkingen en kansen Bij composteren wordt geen energie gewonnen en bij de huidige verbranding van houtafvallen of biogas is het rendement relatief laag. Daarnaast heeft men zowel bij het verkrijgen van groenafvallen als bij de benutting van verkregen energie te maken met seizoensinvloeden. Het langdurig opslaan van groenafvallen, totdat er in de winter warmte nodig is, is niet attractief. Men zoekt naar stoffen, die gemakkelijk zijn op te slaan en gemakkelijk transporteerbaar zijn. Momenteel worden die gevormd door olie en gas van fossiele herkomst. Echter de belangstelling voor vloeibare en gasvormige (brand)stoffen van biologische afkomst neemt toe. Er is reeds veel ervaring opgebouwd met de winning van biobrandstoffen uit bijvoorbeeld maïs, soja, suikerriet, zonnebloemen. Echter deze ontwikkelingen staan onder zware maatschappelijke druk vanwege de mondiale schaarste aan voedsel. Vandaar dat men kijkt naar de winning van biobrandstoffen en biogrondstoffen uit zogenaamde 2de generatie biomassa stromen. Dit zijn bijvoorbeeld afvallen uit de landbouwsector en groenafvallen. De productie van gassen en vloeistoffen uit deze stromen staat sterk in de belangstelling en aan de ontwikkeling van nieuwe technieken wordt gewerkt. Toekomstige situatie De winning van biogas krijgt extra stimulans, doordat partijen als Gasunie bekijken of biogas niet toe te voegen is aan het huidige aardgasnet. De infrastructuur is er en men behoeft dan voor biogas minder te investeren in additionele opslag- en distributiefaciliteiten. Daarnaast blijkt het mogelijk te zijn dat slecht vergistbare stromen met behulp van enzymen zijn om te zetten in ethanol. Men bootst bijvoorbeeld het spijsverteringsproces in een olifant na, die houtachtige afvallen met behulp van speciale enzymen verteert. Dus met behulp van enzymen worden ook houtachtige afvallen, zoals snoeihout, stro, etc. omgezet in ethanol. _______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 1 van 2 Houten, januari 2010
Ethanol is een basisgrondstof, die zowel voor de productie van brandstoffen als voor de productie van grondstoffen voor de chemische industrie kan worden benut.
Zo’n situatie is vergelijkbaar met die van fossiele olie, waaruit zowel brandstoffen als grondstoffen te vervaardigen zijn. Beschikbaarheid en mogelijkheden sector In Nederland komen belangrijk hoeveelheden groenafval en (snoei)hout vrij. Men schat de totale hoeveelheid groenafval in Nederland op ca. 3.200.000 to per jaar. Dit bestaat uit plantsoenafval (37 %), bermmaaisel (17 %), slootmaaisel (36 %), dunningshout (6 %), heideplagsel (3 %). Een belangrijk deel komt binnen de sector hoveniers en groenvoorziening vrij. Deze stromen vormen de basisgrondstoffen voor biogas en ethanol. Met andere woorden de sector bezit een relevante grondstoffenvoorraad. De centrale vraag is hoe deze grondstoffen in relevante hoeveelheden voor geavanceerde opwerking beschikbaar komen en hoe deze stromen voor continue industriële verwerking worden aangeboden. Om lange transportafstanden te voorkomen zal decentrale inzameling (regionale samenwerking van bedrijven uit de sector) en regionale/provinciale opwerking de voorkeur verdienen. Het vraagt aanbeveling om enkele scenario’s van decentrale inzameling, regionale opwerking en daarop volgend eindverwerking nader onder de loep te nemen. Centrale of decentrale benutting Gezien de relatief kleine hoeveelheden die bij de hoveniers vrijkomen, wordt regionale samenwerking voorgesteld om gezamenlijk een relevante hoeveelheid bij elkaar te brengen. Via een fijnmazig netwerk zou men de stromen naar een locatie kunnen brengen, alwaar lokale/regionale benutting plaatsvindt; bijvoorbeeld verwarming van het zwembad in de zomer en van de school in de winter. Zo’n regionale samenwerking kan ook de basis vormen voor het transport van een relevante hoeveelheid naar een meer centraal gelegen opwerking tot grondstoffen. Samenwerking zal nodig zijn om een reële prijs te kunnen bedingen. Bij de regionale aanpak zou men ook samenwerking met bedrijven van buiten de branche kunnen ambiëren, bijvoorbeeld uit de agrosector of de bosbouw. VHG ambitie De VHG heeft het plan een werkgroep te vormen, die concrete stappen zal voorbereiden met betrekking tot het thema “afval naar grondstof”. De VHG zal voor de belangen van de branche zorgdragen en voorkomen dat de leden de speelbal worden van grotere marktpartijen, bijvoorbeeld uit de afval- of recyclingbranche. Krachtenbundeling binnen de branche en krachtenbundeling met partijen buiten de branche (bijvoorbeeld uit de agrosector) heeft de aandacht. Samenwerking wordt nagestreefd om onder andere regionaal innovatieve projecten te kunnen opzetten.
_______________________________________________________________________________________ Project VHG-TNO ‘Met groene innovatie naar de top’ Pagina 2 van 2 Houten, januari 2010
Nr 21
•
2013
Vakblad ter bevordering van meervoudig ruimtegebruik
Thema: Biodiversiteit
Buitenland Schotland Drielandenpunt
Community of Practice
Groen, groener, Green Deal
01 - LOD21 - Cover.indd 1
08-11-13 17:34
Column
De noodzaak van meer En daar zit je dan. Opeens, zomaar tegenover een mevrouw van Agentschap.nl om op haar uitnodiging te praten over biodiversiteit. Je spreekt vervolgens af om met Leven op Daken deel te gaan nemen aan de Community of Practice Bedrijven en Biodiversiteit (CoP), maar je hebt eigenlijk geen goed idee waar je in stapt. Pas tijdens de eerste sessie met andere bedrijven besef je dat jouw sector – de ‘grijze’ bouwsector met als specialiteit water dichting – het woord biodiversiteit niet eens kent. Of in ieder geval nauwelijks. De sector staat wat dat betreft niet voor niets als tradi tioneel bekend. Toegegeven: ook ik was op dat moment, nu ruim een jaar geleden, nog niet ‘groen’ genoeg om op niveau mee te kunnen praten over het
Inhoud Uitgave
Leven op Daken B.V. Redactie
Ronald de Kreij, de Schrijfzaak Realisatie
Bouw & Uitvoering, Amersfoort Redactie-adres
Kijk op www.levenopdaken.nl
[email protected] Vormgeving
APR groep, Amersfoort Fotografie
Leven op Daken, BTL Advies, van der Tol, Zinco Drukwerk
Drukkerij Wilco, Amersfoort Administratie/Acquisitie
Kijk op www.levenopdaken.nl Linkedin en Facebook
Group en Compagnie Leven op Daken Twitter
@energiedaken, @dakmoestuin, @levenopdaken, @Biodiversdak Website
www.levenopdaken.nl
CoP bedrijven
Bij een transitie van circulaire naar lineaire economie heb je koplopers nodig. In de Green Deal Community of Practice Bedrijven & Biodiversiteit zitten bedrijven zoals Heineken, Eneco, de Kruidenier, Akzo, Brabant Water, ‘t Anker, Interface, Heijmans Infra, Landgoed Verwolde, Akzo, Antropia, ASN Bank, Horti mare, Tata Steel en Leven op Daken die onder leiding van Caroline van Leenders en AnneMarie Bor elkaar hebben gevonden. De kop lopers zullen blijvend werken aan de verbetering en instandhouding van de verscheidenheid aan levensvormen, onze Biodiversiteit.
Schotland
Het waren de ruige kliffen die de eige naar van het restaurant op de naam Gallie Craig brachten. De naam betekent zoveel als ‘ruwe, ongepolijste steen’. Maar dan wel een ‘steen’ die de Green Apple Duurzaamheidsprijs heeft gewonnen, de belangrijkste erken ning voor milieubewust ondernemerschap in Groot Brittannië. Hiernaast is Gallie Craig ook gewoon heel mooi en het ligt op een prach tige plek: midden in de ongerepte natuur met adembenemende uitzichten. Om in dit natuur reservaat te mogen bouwen, is het gebouw ‘onzichtbaar’ gemaakt.
Pagina 2
02-03 - LOD21 - Inhoud.indd 2
26-11-13 14:02
d
r
dak-, gevel- en omgevingsgroen aanpakken van deze problematiek. Duurzame materialen, CO2-reductie, Nibe, Breeam, het is allemaal weliswaar bekend in de bouwsector, maar hoe verbeter je nu de biodiversiteit? Inmiddels zijn we diverse sessies verder, is ‘onze’ CoP afgerond, en is mij volstrekt duidelijk hoe belangrijk biodiversiteit voor ons is, maar ook voor de bouwsector als geheel. Leven op Daken is als ‘maker’ van biodiversiteit samen met een grote groep zeer verschillende bedrijven (Heineken, de Kruidenier, Heijmans, het Anker. Interface, Brabant Water, Landgoed Verwolde, Antropia, Akzo,Tata Steel en ASN Bank) koploper geworden in het met elkaar verbeteren van de biodiversiteit binnen ons productieproces of direct binnen onze dagelijkse leef- en werkomgeving. Het is ons
duidelijk waar wij als koplopers staan en wat er nog gedaan zal moeten worden. Wij van Leven op Daken hebben onze opdracht als volgt vertaald: ‘Wij zetten ons in voor steeds meer dak-, gevel- en omgevingsgroen.’ Feitelijk is er geen ontkomen meer aan. De noodzaak van biodiversiteit wordt voor iedereen steeds duidelijker, evenals de mogelijkheden om er ook zelf daadwerkelijk iets mee te gaan doen. Een fundamentele cultuuromslag, duurzaam ondernemen en het bijbehorende transitiemanagement zijn de komende jaren duidelijke onderwerpen die hier alles mee te maken hebben. Sterker nog: de vraag die we ons nu moeten stellen is of je in 2030 als bedrijf nog bestaansrecht hebt als je aan deze thema’s niets doet.
Alle deelnemers aan Leven op Daken, dus zowel de uitvoerende partners als de aangesloten toeleveranciers, zijn hier dan ook nu al structureel mee bezig. U leest er alles over, en meer, in dit themanummer over biodiversiteit. Veel leesplezier! Erik Steegman, directeur Leven op Daken
8
4
12
Meetbare voordelen
Biodiversdak
Prikneus?
Biodiversiteit. We hebben er de mond van vol, maar wat is het eigenlijk? En kunnen we er ook iets mee op daken? Jazeker, want biodiversiteit biedt veel meer mogelijkheden dan menigeen zal vermoeden. Bovendien zijn de voordelen meetbaar en uit te drukken in geld.
Ook Leven op Daken wil een bijdrage leveren aan een betere wereld en heeft daarom een Werkgroep Duurzaamheid en Milieu in het leven geroepen. Een van de eerste producten die deze werkgroep heeft opgeleverd is een verrassende innovatie: het Biodiversdak.
Het onlangs verschenen boek Planten voor alle Daken heeft de potentie een standaardwerk te worden voor iedereen die zich bezighoudt met dakbegroening, dakontwikkeling en de groene stad. Zeer informatief en prachtig geïllustreerd. Maar hoe zit het met die prikneus?
6
10
Green Deal
Spectucalair uitzicht Leven op Daken app
Veertien bedrijven, waaronder Leven op Daken, hebben ruim een jaar geleden besloten om met elkaar en met de rijksoverheid aan te sturen op meer biodiversiteit. Leven op Daken pakt hierin een rol als ‘bouwer’ van biodiversiteit.
Schotland staat bekend om zijn vele adembenemende uitzichten. Op het drielandenpunt Mull of Galloway verdwijnt het restaurant Gallie Craig volledig in het prachtige landschap. En menig bezoeker verliest zich volledig in deze spectaculaire omgeving.
De nieuwe App van Leven op Daken is nu via de App store voor iPad en iPhone te downloaden en via Google Play voor Android. Via deze App kan de nieuwste versie van het Magazine en nog veel meer technische informatie bekeken worden.
Pagina 3
02-03 - LOD21 - Inhoud.indd 3
04-11-13 09:52
Thema
Steun in de rug voor natuur, milieu én groendaken Biodiversiteit. Wat is dat eigenlijk? En kunnen we er ook iets mee op daken? Jazeker, want biodiversiteit biedt veel meer mogelijkheden dan menigeen zal vermoeden. Bovendien zijn de voordelen meetbaar en uit te drukken in winst voor natuur en milieu, én in geld.
Neem nou de kwartelkoning. Tot eind jaren zestig struikelde je bij wijze van spreken in elk weiland in Nederland over deze vogelsoort. Tegenwoordig is hij zo goed als uitgestorven als gevolg van de intensivering van het maaibeheer. Zo zijn er meer ‘slachtoffers’. Anno nu telt ons land 30 procent minder broedvogelsoorten dan in 1950. In dezelfde periode zijn van de ongeveer 1400 hogere plantensoorten er 70 uitgestorven en 500 fors in aantal en oppervlakte afgenomen. Het bovenstaande is een aanloopje naar de mededeling dat de biodiversiteit in Nederland onder druk staat. Ook krijgen we hiermee een goede indruk van wat biodiversiteit nu eigenlijk is: de verscheidenheid aan levensvormen. En omdat variatie belangrijk is voor het evenwicht in de natuur, zegt de mate van biodiversiteit ook iets over de gezondheid van een ecosysteem. Het is dan ook niet verwonderlijk dat weldenkende mensen veel belang hechten aan biodiversiteit. En dat verklaart weer waarom het begrip tegenwoordig zo ‘populair’ is: de aanwezigheid en bekendheid van het woord biodiversiteit heeft zich omgekeerd evenredig ontwikkeld aan die van de kwartelkoning en diens lotgenoten. Het leek dan ook niet meer dan logisch dat de Verenigde Naties het jaar 2010 uitriepen tot Internationaal Jaar van de Biodiversiteit.
Belangrijk Biodiversiteit is belangrijker dan menigeen denkt. Het zorgt voor schoon water, vruchtbare grond en een stabiel klimaat. Ook levert het
grondstoffen op voor voedsel, huisvesting, kleding en medicijnen: meer dan 40 procent van de medicijnen tegen kanker bijvoorbeeld komt voort uit de natuur. Ook voor bedrijven is biodiversiteit belangrijk. Ze zijn bijvoorbeeld afhankelijk van vruchtbare grond of grondstoffen voor wat ze produceren. Maar biodiversiteit zorgt ook voor een stabiele omgeving. Biodiversiteit schept zo kansen voor het bedrijfsleven, terwijl verlies van biodiversiteit een regelrecht bedrijfsrisico kan zijn. Bedrijven kunnen op drie manieren te maken hebben met biodiversiteit, waarbij er soms ook overlappen zijn. In de eerste plaats zijn dat de bedrijven die afhankelijk zijn van biodiversiteit voor hun waardecreatie, zoals voedselproductie. De tweede categorie bestaat uit bedrijven die te maken hebben met biodiversiteit op locatie, bijvoorbeeld bij wegenbouw, op het bedrijventerrein, of bij mijnbouw. De derde categorie bedrijven ‘maakt’ biodiversiteit. Leven op Daken is een goed voorbeeld van deze laatste categorie. Met
Pagina 4
04-05 - LOD21 - Biodiversiteit.indd 4
12-11-13 12:56
Biodiversiteit
Baten
een hectare groendak levert een besparing op van 18.850 euro op onze kosten voor de gezondheidszorg
het aanleggen van groendaken krijgen meer plantensoorten een kans, kunnen insecten een veilige foerageerplek vinden en wordt regenwater gebufferd waardoor minder riooloverstorten nodig zijn die de balans in de natuur ernstig kunnen verstoren. Andere voordelen zijn minder CO2, de afvang van fijnstof, de heilzame werking van groen op de gezondheid van mensen, vermindering van het heat island-effect en zo meer. Leven op Daken biedt oplossingen voor andere bedrijven op locatie wanneer die kiezen voor groendaken. Zij kunnen zich dan onderscheiden als duurzame ondernemingen met oog voor ecosystemen en biodiversiteit.
Meer baten dan kosten Bijkomend voordeel van de toegenomen aandacht voor biodiversiteit, is dat de wetenschap zich nu ook heeft gestort op onderzoek naar de kosten en baten. Een goed voorbeeld is TEEB, een internationale studie naar de economische betekenis van ecosystemen en
biodiversiteit. Ongeveer een jaar geleden verscheen in ons land het onderzoek TEEB-Stad waarbinnen de rijksoverheid en tien gemeenten samenwerken, met Apeldoorn als trekker. De uitkomst: groenblauwe maatregelen (want ook water speelt een rol) waarin ook de biodiversiteit meelift, leveren anderhalf tot twee keer meer aan baten op dan de kosten voor investering en onderhoud. Het doel van TEEB-Stad is bedrijven, investeerders en ontwikkelaars te overtuigen dat het belangrijk is de maatschappelijke baten van groenblauwe maatregelen als vanzelfsprekend mee te nemen in investeringskeuzes en besluitvorming rond ruimtelijke projecten. De ervaringen binnen de tien gemeenten leren inderdaad dat grote winst valt te behalen door al vroeg in de ontwerpfase op zoek te gaan naar de mogelijke baten van groenontwikkeling. Die baten bestaan uit besparing op zorgkosten, meerwaarde van onroerend goed, besparing op energiekosten en besparing op afvoer- en zuiveringskosten van regenwater.
TEEB-Stad geeft niet alleen verdienmodellen, tools en voorbeelden, maar noemt ook concrete bedragen. Een voorbeeld: één hectare groendak vangt per jaar 50 kilo fijnstof af, wat overeenkomt met een besparing van 18.850 euro op de gezondheidskosten. Een soortgelijke berekening valt te maken voor het afvangen van stikstofoxiden, en komt dan uit op 360 euro per jaar. Zo zijn er veel meer rekenvoorbeelden, variërend van de meerwaarde van woningen als gevolg van meer woongenot vanwege zicht op groen, tot de opbrengst van vermeden schade door wateroverlast door meer waterberging. De vraag is alleen: hoe deze baten terug te sluizen naar degene die de kosten draagt? Ook hierop wordt binnen TEEB naar een antwoord gezocht, én gevonden (zie www.degroenestad.nl en zoek op Groen loont met TEEB-Stad). Leven op Daken wijst al langer op de baten van groendaken en andere vormen van meervoudig ruimtegebruik. Wanneer vanuit een sympathieke en overdachte hoek als biodiversiteit de zelfde geluiden komen, dan kan dat alleen maar worden gezien als een fikse steun in de rug.
Pagina 5
04-05 - LOD21 - Biodiversiteit.indd 5
12-11-13 12:56
Biodiversiteit
Community of Practice
Thema
Groen, groener, Green Deal Het traject waarin Leven op Daken in het kader van een Green Deal met de rijksoverheid heeft bijgedragen aan de Community of Practice Bedrijven en Biodiversiteit, loopt ten einde. Wat heeftdeze samenwerking opgeleverd? Afgesproken is een bijdrage te leveren aan de instandhouding van de verscheidenheid aan levensvormen, en dat Leven op Daken zijn rol pakt als ‘bouwer’ van meer biodiversiteit. Iedereen heeft te maken met biodiversiteit en ecosystemen. We eten en drinken er van, en we gebruiken het in ons dagelijks leven. Ook bedrijven kunnen er niet omheen: ze hebben grondstoffen nodig voor hun producten, ze komen het tegen op hun eigen bedrijfslocatie of ze ‘maken’ biodiversiteit. (zie voor verdere tekst en uitleg het artikel op pag 4-5). Leven op Daken is een typisch voorbeeld dat een bedrijf dat biodiversiteit en ecosystemen toevoegt. Groendaken verrijken immers de
biodiversiteit van de omgeving en kunnen zelfs een ecosysteem op zich vormen. Dit verklaart waarom Leven op Daken op uitnodiging van de rijksoverheid is aangeschoven bij de Community of Practice (CoP) waarbinnen bedrijven kennis en ervaring delen over het (economisch) waarderen van biodiversiteit en ecosystemen in de eigen bedrijfspraktijk. De veertien deelnemende partijen verschillen van elkaar als dag en nacht – van Heineken en Eneco tot Jachthaven ‘t Anker en Landgoed Verwolde en qua omvang variërend van 65.000 medewer-
Pagina 6
06-07 - LOD21 - CoP.indd 6
13-11-13 16:49
Enkele uitkomsten
kers tot eenmanszaak – maar ze hebben elkaar het afgelopen jaar wel gevonden. Het traject loopt nu ten einde en wordt afgesloten met een gezamenlijke digitale publicatie waarin ze vertellen welke stappen zijn gezet en wat andere bedrijven kunnen doen om biodiversiteit en ecosystemen in te bedden in hun duurzaamheidsbeleid.
Wederzijdse verplichting Onderdeel van de CoP was dat de bedrijven een zogenoemde Green Deal sloten met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). In deze wederzijdse verplichting beloven de bedrijven een bijdrage te leveren aan de groene groei in Nederland,
Heijmans gaat Natuurinclusief Bouwen Wat betekent biodiversiteit voor ons, vroeg manager Duurzaamheid Frank Hoekemeijer zich al langer af. Tijdens zijn deelname namens bouwbedrijf Heijmans aan de Community of Practice Bedrijven en Biodiversiteit doorliep Hoekemeijer een belangrijk leerproces. Bouwbedrijven dragen vooral via de CO2uitstoot bij aan het mondiale biodiversiteitsverlies, zo leerde hij. Maar ook dit: biodiversiteit is meer dan flora en fauna, en het vertegenwoordigt bovendien een economische waarde. Hoekemeijer heeft namens Heijmans de handschoen opgepakt. Maar hij doet dit niet alleen. Samen met andere partijen, onder wie de rijksoverheid, wil hij nog voordat de eerste spade voor een nieuw project de grond in gaat, hebben bekeken hoe de bouwopgave een positieve impact op de biodiversiteit kan hebben. Hij wil dit doen door de functiedoelen slim met natuurdoelen te combineren. Natuurinclusief Bouwen noemt Heijmans dit. Zie ook de blog van Frank Hoekemeijer: http://www.overruimte. nl/2013/bouwen-aan-biodiversiteit/
Wat heeft de Community of Practice Bedrijven en Biodiversiteit zoal opgeleverd? Nou, het Biodiversdak van Leven op Daken bijvoorbeeld (zie pag 8-9). Dit is een goed voorbeeld dat valt in de categorie van bedrijven die een positieve bijdrage leveren aan biodiversiteit, bijvoorbeeld door het te ‘maken’, of zo u wilt: door biodiversiteit ‘toe te voegen’. Hiernaast zijn er bedrijven die afhankelijk zijn van biodiversiteit voor hun productieproces, of die er alleen impact op hebben, bijvoorbeeld door winning van ijzererts of simpelweg door het beïnvloeden van de biodiversiteit op hun bedrijfsterrein. Een goed voorbeeld is Heineken, dat afhankelijk is van onder meer schoon water en gezond graan, maar dat vanuit de deelname aan de CoP ook het gras rond het fabrieksterrein heeft vervangen door vlindervriendelijke bloemenweides. Of neem tapijtfabrikant Interface, dat wereldwijd oude visnetten is gaan inzamelen (tegen een vergoeding) om hier vervolgens nieuwe tapijten van te maken. Goed voor de biodiversiteit, want het voorkomt dat vissen in netten verstrikt raken die vanwege gaten en slijtage in zee worden gedumpt, en het bespaart de winning van nieuwe grondstoffen.
terwijl de overheid belooft dit te faciliteren; in dit geval concreet door het aanbieden van professionele begeleiding van de CoP en door een einde te maken aan mogelijk conflicterende regelgeving. “Neem het concrete geval van groendaken”, zegt Anne-Marie Bor van AMBOR creatie, een van de begeleiders van de CoP. “De oplossing groene daken raakt zeker vier of vijf politieke vraagstukken. Het welzijn van mensen bijvoorbeeld. Maar ook het terugdringen van de zorgkosten, het verkrijgen van schone lucht, klimaatbestendigheid… En dan zijn er ook nog verschillende stakeholders: rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen, waterbedrijven, woningeigenaren… Het is belangrijk dat er goede afstemming is. Daarvoor heeft deze CoP een eerste aanzet gegeven. We hebben nieuwe coalities gesmeed die hebben geleerd om de materie op een goede manier te doordenken. Ook dat is winst. En een heel concreet resultaat is natuurlijk het door Leven op Daken ontwikkelde Biodiversdak.” (over dit dak leest u op de pagina’s hierna, red.)
Pagina 7
06-07 - LOD21 - CoP.indd 7
12-11-13 12:56
LOD-nieuws
Innovatieve bijdragen aan meer biodiversiteit Ook Leven op Daken wil een bijdrage leveren aan een betere wereld en heeft daarom een Werkgroep Duurzaamheid en Milieu in het leven geroepen. Een van de eerste producten die deze werkgroep heeft opgeleverd is een verrassende innovatie: het Biodiversdak.
08-09 - LOD21 - Biodiversdak.indd 8
13-11-13 16:55
Werkgroep
Duurzaamheid en milieu
“Als we blijven leven, bouwen en doorgaan zoals we nu doen”, zegt Olaf Janssen, “dan hebben we de aarde tweeënhalve keer nodig om als mensheid te kunnen overleven. Want alleen dan hebben we genoeg natuurlijke bronnen en hulpbronnen om door te kunnen gaan op de ingeslagen weg. Maar we hebben slechts één aarde, dus we zullen onze aanpak wel moéten veranderen.” Janssen is directeur van BTL, een van de partners van Leven op Daken, en als zodanig vertegenwoordigd in de Werkgroep Duurzaamheid en Milieu. “De werkgroep is ontstaan vanuit het idee dat wij als samenwerkingsverband van dakdekkers en groenvoorzieners tot een duurzamere manier van werken moeten kunnen komen dan wanneer we als afzonderlijke bedrijven zouden opereren. En dat is ons gelukt.” Vindt hij het niet een beetje ambitieus om als groep van enkele samenwerkende bedrijven te denken dat je het milieu op mondiaal niveau kunt verbeteren? “Ach, die vraag stellen is een cliché”, reageert Janssen. “Wie het beste voor heeft met onze aardbol, zal ergens moeten beginnen. En het gemakkelijkste is dan om bij jezelf te beginnen.”
Biodiversdak Inmiddels heeft de werkgroep diverse concrete ‘producten’ uitgewerkt. Janssen: “Het meest tastbare is het Biodiversdak. Of beter gezegd: het Biodivers-ready Groendak. Dit is een dak dat voorbereid is om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de biodiversiteit. Dat heeft vooral te maken met de verschillende soorten substraat die we gebruiken en de draagkracht van het dak. Het dak moet pieken in gewicht kunnen opvangen, omdat het ruimte moet kunnen bieden aan wat zwaardere struiken of reliëfs in het substraat tot misschien wel een halve meter hoogte. We kunnen ons voorstellen dat in deze economisch barre tijden nog niet alle bedrijven bereid zijn geld te
‘De lagere B reeam-score maakt onze daken extra aantrekkelijk voor bouwbedrijven’ steken in biodiversiteit. Maar misschien in de toekomst wel. Met dit dak kunnen ze op die ontwikkeling anticiperen.” Het Biodiversdak staat in de aanpak van Leven op Daken niet op zichzelf. Ook de terreininrichting rond het pand wordt in de adviezen meegenomen. Hemelwaterafvoeren worden ontkoppeld en de waterbuffering vindt plaats op het dak en op het bedrijfsterrein dat wordt voorzien van een waterbergende biodiverse oplossing met natuurlijke bloemen, insectenhotels, waterpartijen en wadi’s. Dit alles wordt in vier fases gerealiseerd, te beginnen met in de eerste fase het Biodivers-ready Groendak. Daarna worden tijdens jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden aanvullende maatregelen genomen.
Meer oplossingen Zo heeft de werkgroep meer oplossingen bedacht. Eén daarvan is een hernieuwde afspraak met de leverancier van substraten. “Deze worden gemaakt in Duitsland”, zegt Janssen, “en om ze hier te krijgen veroorzaken we nogal wat CO2-uitstoot vanwege het transport. Het plan is nu om het substraat op locatie in Nederland te gaan mengen.” Nog zo’n voorbeeld: “Bij de aanleg van een groendak transporteert de dakdekker zijn producten naar de locatie, en de hovenier doet hetzelfde. Waarom zouden we niet beide producten tegelijk transporteren? Dat de een de ander onderweg oppikt. Dat is het voordeel van een integrale aanpak zoals Leven op Daken die kent. Voor individuele bedrijven is dit veel moeilijker te realiseren.” Janssen geeft ruiterlijk toe dat de liefde van de Leven op Dakenpartijen voor duurzaamheid en biodiversiteit ook voortvloeit uit commerciële overwegingen. “Wij kunnen duurzame daken aanbieden die bijdragen aan een lagere Breeam-score voor de bouwer van een nieuw gebouw. Dat maakt ons een extra aantrekkelijke partij.” Waarmee maar weer eens is aangetoond dat duurzaamheid en biodiversiteit goed zijn voor mens, milieu én bedrijf.
Pagina 9
08-09 - LOD21 - Biodiversdak.indd 9
13-11-13 16:55
Thema
Spectaculair drielandenpunt Op zoek naar adembenemende uitzichten? Die vindt u in het uiterste zuidelijke puntje van Schotland. Maar wees gewaarschuwd: zorg voor voldoende brandstof voor uw auto, want tankstations zijn ver weg in de prachtige natuurgebied. En kijk voor uw kopje koffie vooral niet over restaurant Gallie Craig heen, want dat verdwijnt volledig in het landschap. Het waren de ruige kliffen die de eigenaar van het in 2004 gebouwde restaurant op de naam Gallie Craig brachten. De naam betekent zoveel als ‘ruwe, ongepolijste steen’. Maar dan wel een ‘steen’ die de Green Apple Duurzaamheidsprijs heeft gewonnen, de belangrijkste erkenning voor milieubewust ondernemerschap in Groot Brittannië. Het gebied waar we Gallie Craig vinden, heet Mull of Galloway. Dit
10-11 - LOD21 - Schotland.indd 10
schiereiland is niet alleen het meest zuidelijke puntje van Schotland, maar tevens ook het minst bekende stukje Schotland bij toeristen. Dit laatste overigens volledig onterecht. De natuur is ongerept en de uitzichten zijn adembenemend. De met korstmossen bedekte rotsen, de ruige graslanden en de maritieme dophei zijn typisch voor deze streek. Vanwege de grote verscheidenheid aan – voor een deel
30-10-13 12:39
Buitenland
Schotland
beschermde – planten en dieren is het gebied bestempeld als natuurreservaat. Een prachtige bijna 200 jaar oude vuurtoren maakt het plaatje compleet. Het viel dan ook niet mee om een bouwvergunning te krijgen voor een restaurant in dit gebied. De initiatiefnemer en zijn architect vonden echter een slimme oplossing: ze maakten het bouwwerk min of meer onzichtbaar. Vanwege een 400 m² groot groendak gaat het restaurant vrijwel geheel op in zijn omgeving. Inmiddels maken de – beschermde – planten zelfs onderdeel uit van (de dak van) het gebouw zelf.
Groendaksysteem Belangrijkste onderdeel van de dakopbouw is het ZinCo groendaksysteem Floradrain FD 40. De 40 millimeter diepe elementen zijn gevuld met het wat kleiachtige substraat Zincolit dat veel regenwater kan opslaan en dit via de capillaire werking weer kan afstaan in tijden van droogte. Want, en dat is opvallend, droog kan het in dit deel van Schotland zeker ook zijn. Zo droog zelfs, dat tevens is voorzien in een beregeningsinstallatie. Het hiervoor benodigde water komt uit het op het dak opgevangen en opgeslagen regenwater. Of, wanneer er onvoldoende voorhanden is, uit
Om in dit natuurreservaat te mogen bouwen, is het gebouw ‘onzichtbaar’ gemaakt
de twintig meter diepe bron in de grond die in regenperiodes wordt bijgevuld met water vanaf het dak. Dit innovatieve, prijswinnende concept kan zonder al te veel problemen gekopieerd worden naar andere plaatsen. Ook plaatsen die niet zijn aangemerkt als natuurgebied. Met de juiste aanpak en door gebruikmaking van hulpmiddelen die zich in de praktijk hebben bewezen, zijn duurzaamheid en biodiversiteit haalbaar bij elk bouwproject waar ook ter wereld. En het is nog mooi ook. Buiten, maar ook binnen. Genietend van een kopje koffie en/of een hapje heeft u bij Gallie Craig vanaf zo’n zeventig meter hoogte uitzicht op de Ierse Zee, Ierland én het eiland Man. U bevindt zich hier dus ook nog eens op een drielandenpunt. Noem dit alles bij elkaar opgeteld maar eens niet spectaculair.
Pagina 11
10-11 - LOD21 - Schotland.indd 11
13-11-13 16:50
Dit is Leven op Daken
Planten voor alle daken
Dit magazine is een uitgave van de gespecialiseerde dakbedekkings-, hoveniers- en toeleveringsbedrijven die gezamenlijk onder de paraplu van Leven op Daken ijveren voor meervoudig ruimtegebruik. Hun samenwerkingsverband functioneert als kennisplatform en als uitvoeringsorganisatie. Als kennisplatform zetten de deelnemende bedrijf zich in voor zowel kennisontwikkeling als kennisoverdracht. Als uitvoeringsorganisatie werken de bedrijven direct mee aan de verspreiding van meervoudig ruimtegebruik door de realisatie van gebruiksdaken zoals groendaken, parkeerdaken, zonne-energiedaken, waterdaken, sportdaken en zelfs groengevels. Leven op Daken onderscheidt zich in de dakenmarkt als A-merk vanwege de kwaliteit en duurzaamheid van de gerealiseerde projecten, maar ook vanwege de visie, kennis en innovatieve slagkracht van de bedrijven. De gemeenschappelijke kwaliteit en toepassing van de benodigde materialen met unieke verzekerde garantie maken het plaatje compleet.
Het onlangs verschenen boek Planten
Download nu de Leven op Daken App
voor alle Daken heeft de potentie een standaardwerk te worden voor iedereen die zich bezighoudt met dakbegroening, dakontwikkeling en de groene stad. Zeer informatief en prachtig geïllustreerd. Het boek is een bundeling van de artikelen die landschapsarchitecte Annemieke Langendoen de afgelopen tien jaar voor het tijdschrift Dakenraad heeft geschreven in de serie Beplanting op Daken. Hierin beschrijft zij op een toegankelijke, kleurrijke en informatieve manier de mogelijkheden met planten op groene daken. Het boek bevat een beknopte inleiding over tuindaken en wat daar zoal bij komt kijken (techniek, veiligheid, klimaat), en duikt vervolgens ruim 150 pagina’s lang in de mogelijkheden met planten en struiken tijdens de diverse jaargetijden (ontluikende lente, voorjaar, voorzomer, nazomer, herfst en winter). Aanvankelijk zou het boek als subtitel ‘Groene denkimpulsen voor de directe leefomgeving’ krijgen, om te onderstrepen dat het hier om een standaardwerk gaat. Maar de schrijfster zelf zocht liever een creatievere oplossing als knipoog naar de meer sprankelende titels van haar artikelen. Opties als ‘Van zoemende hazenpoot tot stoere geitenbaard’ en ‘Van prikneus tot wildeman’ vielen af. De keuze viel uiteindelijk op ‘Zomerse zaailingen en stoere stammen’, mede vanwege de mooie alliteratie van de woorden. Maar ook met deze subtitel zit het met dat standaardwerk wel goed.
U kunt het boek bestellen via Leven op Daken Kijk op www.levenopdaken.nl of stuur een e-mail naar
[email protected]
12-13 - LOD21 - Boek Dakplanten.indd 12
Meer informatie over de activiteiten van Leven op Daken vindt u op www.levenopdaken.nl. Leven op Daken Postbus 183 3454 ZK De Meern Veldzigt 57 3454PW De Meern T: +31(0)30 - 264 2069
[email protected]
Franchisenemers BOKO dakbedekkers Westknollendam 120 AA 1525 PT Westknollendam Tel. 075-621 20 11 Fax 075-621 94 51
[email protected] www.boko.nl
Van Doorn Dakspecialist BV De Poort 21 4411 PB Rilland Tel. 0113-557788 Fax 0113-557789
[email protected] vandoorndakspecialist.nl
Mastum Daksystemen BV Veldzigt 57 3454 PW De Meern Tel. 030-264 20 60 Fax 030-264 20 70
[email protected] www.mastum.nl
Wieringen Prins Hoveniers Lutkemeerweg 400 1067 TH Amsterdam Tel. 020-301 30 10 Fax 020-646 49 08
[email protected] www.wieringenprins.nl
BTL Nederland B.V. Rijksweg 11 5076 PB Haaren Tel. 0411 62 20 36 Fax 0411 62 26 49
[email protected] www.btl.nl
Van der Tol BV Lutkemeerweg 328 Amsterdam Tel. 020-667 77 77 Fax 020-667 77 78
[email protected] www.vandertolbv.nl
13-11-13 16:51
13003L
The Finishing Touch Smits Neuchâtel de specialist in renovatie en nieuwbouw van: • Gebruiksdaken - Parkeren - Pleinen - Vijvers - Tuinen • Bedrijfsvloeren - Industrieel - Decoratief • Hellingbanen
Gietasfalt Hypox® SN Wegtapijt® Solvolan® Rubbermortel Smits Neuchâtel Bouw BV Postbus 8294 3503 RG Utrecht
Als de afwerking telt
t 030 – 2 840 740 f 030 – 2 965 328 e
[email protected]
www.smitsneuchatel.nl 13003
Eenvoudig verwerkt – Een leven lang dicht Zeer hoge elasticiteit in combinatie met extreem hoge resistentie tegen UV en weersinvloeden, dankzij de moleculaire netstructuur van RESITRIX®
CARLISLE® Construction Materials Office NL
CAR-01-13-Anzeige NL 185x130 RZ.indd 1
12-13 - LOD21 - Boek Dakplanten.indd 13
Tel. +31 (0) 38 339 3377 Fax +31 (0) 38 339 3378
E-Mail:
[email protected] WWW.RESITRIX.COM
21.01.13 13:07
13-11-13 17:22
“Kennis is het enige dat je kunt vermenigvuldigen door het te delen”
Klik op het logo voor de introductiefilmpje van Duurzaam Gebouwd
Thema’s 2014 Het Kennisplatform Duurzaam Gebouwd heeft in samenspraak met de Experts en Partners, de thema’s vastgesteld voor 2014. Deze thema’s worden via de multimediale producten en de bijeenkomsten van Duurzaam Gebouwd ontsloten. Partners en Experts kiezen thema’s voor de inhoudelijke participatie en profilering in 2014
Website Via de website www.duurzaamgebouwd.nl en de gekoppelde social media kanalen bereikt Duurzaam Gebouwd 65.000+ bezoekers per maand. Lezers zijn werkzaam in de integrale vastgoed- en bouwbranche: Architecten, Bouwbedrijven, Projectontwikkelaars, Installateurs E, Installateurs W, Ingenieurs, Constructeurs, Gebouweigenaren, Adviesbureaus, Beleggers, Woningbouwcorporaties, Gemeenten en Financiers. Elke werkdag publiceert de onafhankelijke redactie gemiddeld 5 nieuwsberichten over actuele ontwikkelingen, visie, projecten en producten.
Nieuwsbrief Via de e-mailnieuwsbrief bereikt Duurzaam Gebouwd 3x per week ruim 8.000 abonnees. De e-mailnieuwsbrief verschijnt in 2014 ruim 120 keer: elke maandag, woensdag en vrijdag.
Themadossier Er zijn twintig thema’s in Themadossiers gebundeld. Elk dossier is een kennisbank met nieuwsberichten, artikelen, producten, blogs en projectverslagen. Aan ieder themadossier zijn Experts uit het Duurzaam Gebouwd Expertpanel verbonden, die de content aanvullen met hun kennis en visie. Uw content en advertentie is in het themadossier goed terug te vinden voor de lezer en is tevens gekoppeld aan uw partnerprofiel. Aan ieder themadossier zijn Partners verbonden die content aanleveren. Voor een overzicht van alle thema’s volg deze link.
Thema van de maand Er zijn tien ‘Thema’s van de maand’ vastgesteld door de redactie. Over het thema van de maand zal de redactie dagelijks artikelen en nieuwsberichten publiceren. Door het versturen van twee E-zines per maand krijgen zowel het thema als de themapartners de attentie van 8.000 abonnees Duurzaam Gebouwd.
Thema van de maand + E-zines Thema
E-zine 1
E-zine 2
Gebiedsontwikkeling
9 januari 2014
23 januari 2014
Klimaattechniek
6 februari 2014
20 februari 2014
Zorgvastgoed
6 maart 2014
20 maart 2014
Duurzame Energie
3 april 2014
17 april 2014
Duurzaam Flexibel Comfort
1 mei 2014
15 mei 2014
Renovatie
5 juni 2014
19 juni 2014
Duurzame scholen
3 juli 2014
17 juli 2014
Circulaire Economie
11 september 2014
25 september 2014
Gebouwschil
9 oktober 2014
23 oktober 2014
Duurzame Provincie
6 november 2014
20 november 2014
Verlichting
4 december 2014
18 december 2014
Duurzaam Gebouwd op Locatie
Iedere maand organiseert Kennisplatform Duurzaam Gebouwd een bijeenkomst onder te titel: ‘Duurzaam Gebouwd op Locatie’. Duurzaam Gebouwd op Locatie is een informeel kennisevent met een kort maar krachtig en interactief programma en duurt vanaf 9.30 uur tot 11.30 uur. Per bijeenkomst geldt een maximum aantal van 100 deelnemers . Experts en Partners geven medewerking aan de bijeenkomst.
Datum
Thema
24 januari 2014
Gebiedsontwikkeling
21 februari 2014
Logistiek Vastgoed
12 maart 2014
Zorgvastgoed
8 april 2014
Duurzame Energie
21 mei 2014
Esco’s
18 juni 2014
Renovatie
17 september 2014
Circulaire Economie
10 oktober 2014
Duurzame Scholen
26 november 2014
Conceptueel Bouwen
10 december 2014
BIM
Duurzaam Gebouwd Magazine 4x per jaar verschijnt Duurzaam Gebouwd Magazine. Door de oplage van maar liefst 13.000 abonnees een gegarandeerd hoog bereik bij beslissers in de bouw en vastgoed.
De onafhankelijke redactie behandelt elke editie twee thema’s. Datum
Editie
Thema 1
Thema 2
7 maart 2014
#25
Klimaattechniek
Renovatie
15 april 2014
#26
Duurzaam Flexibel Comfort
Building Holland
19 september 2014 #27
Gebouwschil
Maatschappelijk Vastgoed
7 november 2014
Esco’s
Conceptueel Bouwen
#28
Duurzaam Gebouwd Congres
Het Duurzaam Gebouwd Congres wordt in 2014 georganiseerd in samenwerking met Provincie Limburg. Provincie Limburg is hierdoor de opvolger van de provincies Noord Holland (2009), Noord Brabant (2010), Overijssel (2011) , Gelderland (2012) en Utrecht (2013).
Duurzaam Gebouwd Congres Het congres is hét jaarlijkse ontmoetingsplatform tussen bedrijfsleven en overheid over duurzaamheid in de vastgoed en bouwbranche. Het Duurzaam Gebouwd Congres vindt plaats op donderdag 13 november 2014 in MECC Maastricht.
Aan Experts, Partners en leden van Duurzaam Gebouwd zal een aantrekkelijk hotel arrangement worden aangeboden inclusief netwerkdiner op woensdagavond 12 november.
PEP Meeting Er worden in 2014 twee PEP Meetings * georganiseerd. Deze bijeenkomsten zijn opgezet als exclusief en informeel netwerk voor Experts en Partners van Duurzaam Gebouwd. - 12 februari 2014 vanaf 14.30 uur - 15 oktober 2014 vanaf 14.30 uur *PEP Meeting = Partner – Expert – Partner Meeting
Kies nu uw thema Elke partner van Duurzaam Gebouwd kiest twee thema’s in 2014. Partners die zich inschrijven op een thema worden proactief benaderd door Duurzaam Gebouwd voor een inhoudelijk bijdrage aan de producten van het gekozen thema. Voor het kenbaar maken van uw keuzes gebruikt u het antwoordformulier (als bijlage) of vul het online formulier in via deze link.