CNS Basisschool Cavaljé Dyslexieprotocol November 2011
Gemaakt door Anne Constant, Intern begeleider Cavaljé Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 1
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Dyslexie in het kort Wat is dyslexie? Hoe is dyslexie te herkennen? Hoofdstuk 2 Voorbereidend lezen en schrijven in groep 1 en 2 Voorbereidend lezen en schrijven Leesproblemen in groep 1 en 2 Het volgen van de taalontwikkeling van kleuters Hoofdstuk 3 Leren lezen en schrijven in groep 3 Lees- en spellingonderwijs in groep 3 Het volgen van de leesontwikkeling Leesproblemen in groep 3 Hoofdstuk 4 Lezen en spellen in groep 4 Voortgezet technisch lezen Begrijpend lezen Spellen en stellen Thuis extra ondersteunen Toetsen en toetsmomenten Continuüm van zorg Streefdoelen DMT en Avi Hoofdstuk 5 Leesproblemen, spellingproblemen en dyslexie in de bovenbouw Inleiding Leesonderwijs en spellingonderwijs in de bovenbouw Lees- en spellingproblemen in de bovenbouw Toetsen en meetmomenten Hulpmiddelen Hoofdstuk 6 Diagnostisch onderzoek en dyslexieverklaring Hoe wordt dyslexie vastgesteld? Hoofdstuk 7 Hulpmiddelen/compensatiemiddelen Compenserende/dispenserende maatregelen bij het lezen Compenserende/ dispenserende maatregelen bij spelling Overige compenserende/dispenserende maatregelen Extra faciliteiten voor kinderen met een dyslexieverklaring Bijlage Toetskalender groep 1 en 2 Toetskalender groep 3 Toetskalender groep 4 Toetskalender groep 5 Toetskalender groep 6, 7 en 8
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 2
Hoofdstuk 1 Dyslexie in het kort Wat is dyslexie? Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/of vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau. Ondanks extra oefenen blijven de problemen met lezen en/of spellen bestaan. Dyslexie is een specifieke lees- en spellingstoornis met een neurobiologische basis, die in ernstige mate een normale educatieve ontwikkeling beperkt, die op grond van de overige cognitieve vaardigheden verwacht zou kunnen worden. Hoe is dyslexie te herkennen? Algemene problemen Kinderen met dyslexie kunnen moeite hebben: om het verschil te horen tussen klanken als m en n; p, t en k; s, fen g; eu, u en ui. om de klanken in volgorde te zetten, zoals bij ‘dorp’ en ‘drop’ of ‘12’ en ‘21’. om de aandacht vast te houden bij (mondelinge) uitleg. met het automatiseren van reeksen: kleurnamen, namen van letters, cijfers, de dagen van de week, tafels en/of spellingsregels. met het onthouden van vaste woordcombinaties, rijmpjes, versjes, uitdrukkingen of gezegdes. met het onthouden van losse gegevens, zoals rijtjes, woordjes en jaartallen. met het onthouden van talige informatie. met het structureren van hun werk. Problemen bij het lezen De leesproblemen van kinderen met dyslexie vallen het meest op bij hardop lezen. Sommige kinderen hebben een traag leestempo en lezen de woorden spellend (h-a-k). Andere kinderen hebben een hoog leestempo, maar maken daarbij veel fouten door te raden. Er kan ook sprake zijn van een combinatie van beide. Problemen bij het spellen Kinderen met dyslexie maken veel spellingfouten en hebben daarom veel steun aan spellingsregels. Het kan zijn dat ze één bepaald woord op een bladzijde op verschillende manieren spellen. Kinderen met dyslexie proberen vaak de spelling van specifieke woorden te onthouden. Dit is een enorme belasting voor het geheugen. Bovendien blijft de kennis meestal niet hangen, omdat ze het op een onsamenhangende manier in het geheugen opslaan. Problemen bij het schrijven Kinderen met dyslexie schrijven vaak onleesbaar en maken veel doorhalingen. Bij leerlingen die wel leesbaar schrijven, valt het trage schrijftempo op.
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 3
Hoofdstuk 2 Voorbereidend lezen en schrijven in groep 1 en 2 Voorbereidend lezen en schrijven Voordat kinderen naar school gaan, weten ze al dat je van losse woorden zinnen kunt maken en dat je zinnen kunt opdelen in losse woorden (taalbewustzijn). Ook weten ze al dat woorden een betekenis hebben. Rond hun 3e jaar gaan kinderen de klankstructuur van taal 'doorzien' en kunnen zij van losse lettergrepen langere woorden maken zoals 'nijn-hok' (fonologisch bewustzijn). Tegen het einde van groep 2 ontdekken kinderen dat gesproken woorden uit losse klanken bestaan ('b' is eerste letter van 'bal' en ook van 'boek'). Dit wordt het fonemisch bewustzijn genoemd. Een goed ontwikkeld fonemisch bewustzijn is een belangrijke voorwaarde voor het leren lezen in groep 3. Vooral in de tweede helft van groep 2 wordt daarom veel geoefend met het in stukjes hakken van woorden ('pen' bestaat uit p-e-n) en met het samenvoegen van klanken tot een woord. Ook wordt het taalbewustzijn gestimuleerd door kleuters op een speelse manier ervaring op te laten doen met boeken en verhalen (voorlezen, laten navertellen), kennis te laten maken met geschreven taal en letters en door (in groep 2) letterkennis op te bouwen. Op de Cavaljé wordt in groep 1 en 2 voor het stimuleren van de taalontwikkeling de methode ‘Piramide’ en de auditieve taalmethode ‘Wat zeg je’ gebruikt. ‘Wat zeg je’ sluit aan bij de tussendoelen beginnende geletterdheid en zorgt voor een soepelere overgang naar het aanvankelijk leesonderwijs in groep 3. Verder wordt voor het aanleren en het automatiseren van de klank-tekenkoppeling de methode ‘Spreekbeeld’ gebruikt. Letters worden aangeleerd in de combinatie van klank, schriftteken en gebaar. Leesproblemen in groep 1 en 2 In groep 1 en 2 kan er natuurlijk nog niet gesproken worden over leesproblemen, omdat het leren lezen nog niet is begonnen. Er kunnen al wel tekenen zijn die wijzen op problemen bij het voorbereidend lezen. Bijvoorbeeld wanneer kinderen: - geen belangstelling hebben voor letters of op geen enkele manier met taal bezig zijn. - moeilijk de namen van hun klasgenootjes kunnen onthouden. - moeite hebben met het benoemen van de namen van kleuren en andere symbolen. - moeite met het schrijven van de eigen naam. - liedjes niet mee kunnen zingen of niet kunnen rijmen. Dit hoeven geen voorboden van dyslexie te zijn, maar kinderen bij wie het bovengenoemde wordt gesignaleerd, hebben wel een groter risico op het tot uiting komen van dyslexie. Ze moeten goed in de gaten worden gehouden. Het volgen van de taalontwikkeling van kleuters Om leesproblemen zoveel mogelijk te voorkomen, wordt de ontwikkeling van beginnende geletterdheid vanaf de kleuterleeftijd systematisch gevolgd. A.h.v. de Citotoets ‘Taal voor kleuters’ en observaties van de leerkracht wordt in kaart gebracht hoe ver de kleuter in zijn ontwikkeling is en waarin hij extra gestimuleerd moet worden. Voor zorgleerlingen (Cito D/Eniveau) wordt tevens de kleutersignaleringslijst uit het protocol voor leesproblemen en dyslexie ingevuld en bij de zorgleerlingen uit groep 2 worden de bijbehorende kleutertoetsen afgenomen (januari en juni). Kinderen die hierbij uitvallen worden door de leerkracht en/of de tutor extra begeleid. Voor deze kinderen wordt door de leerkracht een individueel handelingsplan geschreven. De intern begeleider doet eventueel vervolgonderzoek om een duidelijker beeld te krijgen van de taalvaardigheden van een kind. Hiervoor wordt de Citotoets ‘Taaltoets Alle Kinderen’ (TAK) gebruikt. Voor kleuters met een vergroot risico op dyslexie (door achterblijvende taalontwikkeling en/of dyslexie in de familie) is het goed om eind groep 2 zoveel mogelijk letters te kennen. Wanneer deze kinderen niet uit zichzelf experimenteren met letters, zal de leerkracht ze daarin stimuleren. De leerkracht houdt daarbij rekening met de interesses van een kind en oefent spelenderwijs. Wanneer de taal- en spraakvaardigheid van een kind niet volgens de gewenste ontwikkeling verloopt, wordt het kind (met toestemming van ouders) aangemeld bij de schoollogopediste. Wanneer er sprake is van hardnekkige problematiek, dan zullen de ouders geadviseerd worden om in contact te treden met een logopedist. Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 4
Hoofdstuk 3 Leren lezen en schrijven in groep 3 Lees- en spellingonderwijs in groep 3 In groep 3 begint een kind echt met leren lezen en schrijven. In het eerste half jaar van groep 3 ligt de nadruk op het aanleren van alle klank-letterkoppelingen (letterkennis) en leeshandelingen die nodig zijn om die letters en woorden te maken en terug te lezen (hakken en plakken van woorden). Rond februari kennen de kinderen de meeste letters. Ze kunnen klankzuivere woorden lezen en schrijven, bijvoorbeeld ‘kat’. In de tweede helft van groep 3, de zogenaamde niet-klankzuivere periode, leren de kinderen woorden met medeklinkerclusters (h-e-rfst), meerlettergrepige woorden (zak-mes) en woorden met afwijkende spelling (bijvoorbeeld eindigend op –eer en eur of –eeuw en –ieuw). De nadruk ligt in de tweede periode op het toenemen van de leessnelheid. Daarnaast is er veel aandacht voor het begrijpend lezen. Op de Cavaljé wordt de taal/leesmethode Veilig leren lezen (tweede maanversie) gebruikt. Aan het begin van het schooljaar deelt de leerkracht (in overleg met de intern begeleider) de kinderen in naar zon-, maan- of steraanpak. De zongroep is de groep met kinderen, die bij de start van groep 3 al een volledige letterkennis hebben en klankzuivere mkm-woorden correct en vlot kunnen lezen (minimaal Avi M3). De maangroep is de groep kinderen die nog moet leren lezen. De risicolezers vormen hierbij de stergroep en de kinderen die sneller door de leerstof gaan vormen de raketgroep. Aan het eind van elke kern worden de kinderen na toetsing opnieuw ingedeeld. Voor kinderen die in een aangepast tempo leren en werken, kan de methodiek ‘Veilig stap voor stap’ worden ingezet. Deze methode van VLL is ontwikkeld voor het speciaal onderwijs. Op www.veiliglerenlezen.nl is alles te vinden over de werkwijze van de methode. In groep 3 wordt eveneens de methode Spreekbeeld gebruikt, waarmee wordt voortgeborduurd op hoe de letters in de kleutergroepen worden aangeleerd. Het duolezen (lezen in tweetallen) wordt in groep 3 groepsbreed ingezet wanneer alle letters zijn aangeleerd (medio februari). Het volgen van de leesontwikkeling Vier keer per jaar wordt er een signaleringstoets op het gebied van het lezen van letters, woorden en zinnen bij de leerlingen afgenomen. De signaleringsmomenten omvatten: de herfstsignalering (na kern 3), de wintersignalering (na kern 6), de lentesignalering (kern 8) en de eindsignalering (na kern 11). Verder wordt na elke kern de basistoets Veilig & vlot afgenomen om te zien hoe het automatiseringsproces bij de leerlingen verloopt. Naast deze methodegebonden toetsen worden de methode onafhankelijke Citotoetsen Avi en DMT afgenomen in januari en juni. Bij de risicolezers wordt de Avi-toets ook in november en april afgenomen. Elk toetsmoment in groep 3 kan een startpunt vormen voor extra begeleiding van een kind. Leesproblemen in groep 3 Bij de herfstsignalering van groep 3 (oktober) is het moment aangebroken om te beoordelen of het leesonderwijs bij alle kinderen aanslaat. Als een kind nog steeds de letters niet kent, zal extra hulp worden ingezet. De eindmeting in juni is het eerste moment waarop ‘een vermoeden van dyslexie’ kan worden vastgesteld. Dit is het geval wanneer de extra hulp bij het leren lezen in de periode ervoor weinig tot geen resultaat heeft gehad. De risicolezers worden opgenomen in groep 3 van het groepsplan. Deze leerlingen hebben extra instructie en oefening nodig. Voor de lezers die op de herfstsignalering onvoldoende hebben gescoord en op de DMT in januari (kaart 1) op D- of E-niveau scoren, wordt door de leerkracht een individueel handelingsplan opgesteld. Kinderen die een doublure doorlopen worden beoordeeld op het niveau van hun didactische leeftijd. Voor de kinderen die op de Citotoets spelling in februari een D- of E-niveau halen, wordt ook een individueel handelingsplan geschreven. De strategieën die leerlingen met leesproblemen en mogelijke dyslexie gebruiken, zijn globaal te verdelen in te lang blijven spellen (spellende lezers) en te snel raden wat er staat (radende lezers). De leerkracht houdt bij de aanpak hier rekening mee. Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 5
Voor zwakke lezers is het uiterst belangrijk om zoveel mogelijk te lezen. Ouders worden ingeschakeld voor gerichte oefeningen thuis en krijgen hierbij uitleg en instructie van de leerkracht.
Hoofdstuk 4 Lezen en spellen in groep 4 Voortgezet technisch lezen De technische leesvaardigheid wordt in groep 4 verder geautomatiseerd. In groep 4 wordt wekelijks vier keer een half uur door de kinderen in duo´s gelezen. Verder wordt er een keer een half uur per week gebruik gemaakt van het zelfstandig lezen (stillezen en pluswerk voor de betere lezers). Tijdens het lezen wordt er op instructieniveau gelezen. Kinderen die lager scoren dan het Avi-streefniveau en/of D/E scoren op de DMT toets, worden twee keer per week een half uur begeleid door de leerkracht binnen de reguliere leestijd. Hiervoor wordt de methode voor voortgezet technisch lezen ‘Estafette’ gebruikt. Binnen de methode Estafette wordt aanpak I gehanteerd, die bedoeld is voor de zwakste lezers. Kinderen bij wie een vermoeden van dyslexie bestaat, krijgen daarnaast twee keer per week een half uur leesbegeleiding buiten de reguliere leestijd. (Dit geldt ook voor de kinderen die in groep 3 zijn blijven zitten). Hiervoor wordt de methodiek Connect woord- of vloeiend lezen gebruikt. De Connectsessies bestaan uit interactief voorlezen, simultaan lezen, woordrijtjes lezen, duo-lezen, fluisterlezen, zelfstandig lezen en het schrijven van woordjes. Ter bevordering van de woordherkenning wordt er gebruik gemaakt van herhaald lezen. In een week staat één tekst uit de map ‘Speciale leesbegeleiding’ van de Zuid-Vallei centraal. De risicolezers worden opgenomen in groep 3 van het groepsplan. Voor de lezers die op de DMT (kaart 1, 2 en 3 samen) voor de tweede keer op D- of E-niveau scoren, wordt door de leerkracht een individueel handelingsplan opgesteld. Ouders worden op de hoogte gesteld en gehouden door de groepsleerkracht over de individuele handelingsplanning. Begrijpend lezen De aandacht gaat in groep 4 steeds meer naar het leren begrijpen van de betekenis en de inhoud van teksten (begrijpend lezen). Op de Cavaljé wordt er vanaf de tweede helft van het schooljaar in groep 4 begrijpend lezen gegeven. ‘Lezen in beeld’ is de methode voor begrijpend lezen die in groep 4 t/m 8 wordt gehanteerd. Echter goed technisch lezen is een voorwaarde voor goed begrijpend lezen. Daarom is het materialenpakket van Lezen in beeld voor groep 4 extra compact, zodat het ruimte biedt om dat jaar extra aandacht te besteden aan de technische leesvaardigheid van kinderen. De methode sluit aan op de Zwijsen technisch leesmethoden Veilig leren lezen (in groep 3) en Estafette (in groep 4 tot en met 8).
Spellen en stellen In groep 4 wordt het schrijven steeds belangrijker. Voor taal en spelling wordt vanaf groep 4 de methode ‘Taalverhaal’ gebruikt. Om de spellingregels goed bij de kinderen te laten inslijpen, wordt ervoor gekozen om vanaf het schooljaar 2011/2012 de woordpakketten aan de kinderen (gr. 4 t/m 8) mee naar huis te geven. Daarnaast krijgen kinderen die spellingzwak zijn extra instructie en extra oefening m.b.v. de methodegebonden software en a.h.v. werkbladen uit ‘Spelling in de lift’. Voor de kinderen die op de Citotoets spelling voor de tweede keer een D- of E-niveau halen, wordt door de leerkracht een individueel handelingsplan opgesteld. Thuis extra ondersteunen Leesmotivatie is een belangrijk doel in groep 4. Dit is namelijk het moment waarop leerlingen met hardnekkige leesproblemen het beginnen op te geven. Daardoor dreigen ze steeds verder achter te gaan lopen. Blijven lezen en blijven motiveren is nu van het grootste belang. Ouders kunnen een belangrijke rol spelen om de leesmotivatie van hun kind te behouden. Het helpt als de leestaken te maken hebben met een onderwerp dat in de belangstellingssfeer van het kind ligt of waar ze het nut van inzien. Voor ouders is het een uitdaging om in het dagelijks leven zoveel mogelijk lees- en schrijfmomenten te ontdekken (bijv. het schrijven van een boodschappenlijstje). Op de site www.makkelijklezen.nl zijn (makkelijke leesbare) boeken op verschillende Avi-niveaus te vinden. In overleg met de leerkracht kan er thuis aanvullend Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 6
geoefend worden met het kind. Het zogenaamde ‘tutorlezen’ is een goede manier om het lezen te oefenen. Hierbij leest het kind samen met een ouder volgens een vastgestelde manier (voorkoor-door lezen). Verder is er tegenwoordig in bijna iedere bibliotheek een Makkelijk Lezen Plein te vinden. Het Makkelijk Lezen Plein in Cultura Ede is er voor kinderen van 8 tot 13 jaar die moeite hebben met lezen. Kinderen met dyslexie kunnen hier terecht, maar ook kinderen met concentratieproblemen of allochtone kinderen met een taalachterstand. Op het Makkelijk Lezen Plein zijn de leukste, spannendste en makkelijk te lezen boeken samen met andere materialen bij elkaar gezet, zoals makkelijk te lezen informatieve boeken, luisterboeken en verfilmde boeken. Toetsen en toetsmomenten Op de Cavaljé wordt gewerkt met een 'toetskalender'. Hierin staan de meetmomenten van de Citotoetsen voor lezen, spelling, begrijpend lezen, rekenen en woordenschat vermeld. Deze toetskalender wordt jaarlijks opgesteld door de intern begeleider en helpt de leerkrachten om de ontwikkeling van alle kinderen te volgen. De leerkracht kan zo op tijd zien of een kind een achterstand oploopt. De leesontwikkeling van ieder kind wordt in januari en juni in kaart gebracht. De Cito Drie Minuten Toets (DMT) wordt afgenomen om inzicht te krijgen in het lezen op woordniveau. Het lezen op tekstniveau wordt gemeten met de Cito Avi toetsen (nieuw). Bij de zwakke lezers worden deze toetsen ook in november en april afgenomen. De kinderen die een doublure doorlopen, worden beoordeeld op het niveau van hun didactische leeftijd. De spellingvaardigheid wordt getoetst m.b.v. de Citotoets Spelling in januari en in juni. Verder wordt de spellingvaardigheid gevolgd a.h.v. de methodegebonden toetsen. Elk toetsmoment kan een startpunt vormen voor extra begeleiding van een kind. Wanneer de lees- of spellingscore van een kind herhaaldelijk op D- of E- niveau zit van het Citoleerlingvolgsysteem, dan doet de intern begeleider (vanaf januari groep 4) vervolgonderzoek op lees- en/of spellinggebied. De intern begeleider gebruikt daarvoor diagnostische toetsen zoals de Eén Minuut Test (EMT), de Klepel (test voor de leesvaardigheid van pseudowoorden) en/of het PI-dictee. Een dyslexieonderzoek wordt na medio groep 4 aangevraagd voor kinderen bij wie een vermoeden van dyslexie bestaat. Continuüm van zorg Zorgniveau 1: goed lees- en spellingonderwijs in klassenverband. Zorgniveau 2: extra zorg in de groepssituatie door de groepsleerkracht (zwakste 25%): begeleiding waarbij extra instructie, extra oefentijd en begeleide inoefening centraal staan. Zorgniveau 3: specifieke interventies uitgevoerd en/of ondersteund door de zorgspecialist in de school (zwakste 10%): een begeleidingsvorm waarbij zeer intensief met een aanvullend lees- en/of spellingprogramma wordt gewerkt. Hiervoor komen leerlingen in aanmerking die zeer zwak scoren en/of na een interventieperiode met extra begeleiding op zorgniveau 2 onvoldoende vooruit zijn gegaan. De interventie is geen vervanging van de lees- of spellingles, maar een aanvulling daarop. De leertijd wordt met minimaal één uur per week uitgebreid. Zorgniveau 4: diagnostiek en behandeling in zorginstituut (zwakste 4%). Streefdoelen DMT en Avi Voor de DMT (nieuwe versie) zijn de streefdoelen: 90% van de kinderen haalt een A-D score, minstens 75% een A-C score, minstens 50% een A-B score. Voor de nieuwe Avi toetsen zijn de streefdoelen: M en E groep 3: 75% van de leerlingen beheerst Avi M3 respectievelijk Avi E3; M en E groep 4: 75% van de leerlingen beheerst Avi M4 respectievelijk Avi E4; M en E groep 5: 75% van de leerlingen beheerst Avi M5 respectievelijk Avi E5; M en E groep 6: 75% van de leerlingen beheerst Avi M6 respectievelijk Avi E6; M en E groep 7: 75% van de leerlingen beheerst Avi M7 respectievelijk Avi E7; M groep 8: 75% van de leerlingen beheerst Avi plus. Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 7
Hoofdstuk 5 Leesproblemen, spellingproblemen en dyslexie in de bovenbouw Inleiding In de bovenbouw van de basisschool is het leesonderwijs erop gericht dat de kinderen steeds moeilijkere teksten leren lezen. Zelfstandig lezen wordt steeds belangrijker. Door middel van lezen kun je immers informatie verkrijgen en je kennis uitbreiden. Aan het eind van groep 6 kunnen de meeste leerlingen, wat betreft de technische kant, vrijwel alle teksten aan. Hierdoor kan de aandacht zich meer gaan richten op de inhoud van de tekst. Leerlingen die moeite hebben met spelling krijgen daar in de bovenbouw nog meer last van. Er komen steeds meer nieuwe spellingscategorieën bij en ook de werkwoordspelling krijgt vanaf groep 7 veel aandacht. Spellingsproblemen komen vooral naar voren bij het vrij schrijven. Het komt regelmatig voor dat een kind met dyslexie in een dictee laat zien een bepaalde spellingsvaardigheid of regel wel te kennen, maar die vervolgens niet of inconsequent toepast in een vrije schrijfopdracht. In feite komt hierin het automatiseringsprobleem bij het spellen tot uitdrukking. Bij spelling is het streven om alle spellingscategorieën bij alle leerlingen aan te bieden. Leesonderwijs en spellingonderwijs in de bovenbouw In de bovenbouw worden er voor de basisvakken dezelfde methoden gevolgd als in groep 4. In groep 5 wordt er twee keer een half uur per week duo gelezen. Daarnaast wordt er twee keer een half uur per week door de kinderen zelfstandig gelezen (stillezen/ pluswerk voor de betere kinderen). In groep 6 wordt er per week 2 keer een half uur zelfstandig door de kinderen gelezen (stillezen/ pluswerk) en één keer per week een half uur in duo’s. In groep 7 en 8 wordt een half uur per week zelfstandig gelezen (stillezen/pluswerk) en er wordt een half uur per week besteed aan duolezen/forumlezen/ de leeskring. In groep 5 t/m 8 worden kinderen die lager scoren dan het Avi-streefniveau en/of D/E scoren op de DMT toets, twee keer per week een half uur begeleid door de leerkracht binnen de reguliere leestijd. Hiervoor wordt de methode voor voortgezet technisch lezen ‘Estafette’ gebruikt. Binnen de methode Estafette wordt aanpak I gehanteerd, die bedoeld is voor de zwakste lezers. Spellingonderwijs wordt vier keer per week gegeven a.h.v. ‘Taalverhaal spelling’ in de groepen 4 t/m 8. Eén les duurt 20 minuten. Alle leerlingen krijgen vanaf het jaar 2011/2012 de woordpakketten iedere week mee naar huis. De spellingzwakke kinderen krijgen extra instructie en extra oefening m.b.v. de methodegebonden software en a.h.v. de printbladen van taalverhaal of de werkbladen uit ‘Spelling in de lift’. Voor de kinderen die voor de tweede keer op D- of E-niveau scoren op kaart 3 van de DMT en/of op D- of E-niveau presteren op de Citotoets spelling wordt een individueel handelingsplan gemaakt. De leerkracht voert dit plan in de klas uit. Na elk meetmoment wordt gekeken of de begeleiding in de periode daarvoor effect heeft gehad. De plannen voor de begeleiding kunnen daarna bijgesteld worden. Leesproblemen en spellingsproblemen in de bovenbouw Leerlingen met dyslexie dreigen in de bovenbouw steeds verder achterop te raken, omdat het lezen bij hen traag verloopt en relatief veel energie vraagt. Hierdoor zijn ze steeds minder gemotiveerd om zelfstandig te lezen en oefenen ze steeds minder om een vlotte lezer te worden. Ook kunnen kinderen hun lees- en spellingsproblemen soms jarenlang verbergen en in de problemen komen met de langere en meer ingewikkelde teksten en spellingscategorieën in de bovenbouw. Het is mogelijk dat deze leerlingen dyslexie hebben en zich het lezen van woorden op een verkeerde manier hebben aangeleerd, namelijk niet via het verklanken, maar door het hele woordbeeld in het geheugen op te slaan. Wanneer de zinnen dan ingewikkelder worden, legt deze werkwijze een te groot beslag op het geheugen en lukt het niet meer om hele zinnen te overzien. Het is dus van het grootste belang om ook in de bovenbouw te letten op signalen van dyslexie en om het belang van veel lezen bij ouders aan te kaarten.
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 8
Toetsen en meetmomenten In de bovenbouw wordt ook de toetskalender gevolgd. Voor groep 5 en 6 gelden dezelfde meetmomenten voor het Avi-lezen als voor groep 4. De kinderen uit groep 7 en 8 worden nog getoetst volgens het oude Avi-systeem. De meetmomenten hiervan zijn oktober, januari, maart en juni. De DMT (oude versie) wordt in oktober (gr. 6 t/m 8) en in maart (gr. 6 t/m 7) afgenomen bij de kinderen uit de bovenbouw. De nieuwe versie van Avi en de DMT breidt zich ieder schooljaar met één jaargroep uit. Vanaf het schooljaar 2013-2014 wordt alleen nog maar de nieuwe versie van Avi afgenomen en vanaf 2014-2015 alleen de nieuwe versie van de DMT. Hulpmiddelen Kinderen met dyslexie of ernstige lees- en/of spelmoeilijkheden (ELM) mogen gebruik maken van hulpmiddelen (compensatie) en kunnen ontheffing (dispensatie) krijgen van bepaalde opdrachten. Compenserende maatregelen zijn maatregelen die de gevolgen van leesen/of spellingsproblemen minimaliseren bij het lezen of schrijven van teksten. Welke compenserende en dispenserende maatregelen noodzakelijk zijn, hangt af van de problemen die het kind heeft. Dit zal in overleg met alle betrokkenen moeten worden uitgezocht en worden vastgelegd in het zorgdossier. Een overzicht van compenserende en dispenserende maatregelen zijn te vinden in hoofdstuk 7 van dit protocol.
Hoofdstuk 6 Diagnostisch onderzoek en dyslexieverklaring Hoe wordt dyslexie vastgesteld? Voor het vaststellen van dyslexie en het afgeven van een dyslexieverklaring is een uitgebreid onderzoek nodig. Sinds 1 januari 2009 is de vergoedingsregeling dyslexie van kracht. Diagnostiek en handeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie zijn in het basispakket van de zorgverzekering opgenomen. Deze vergoedingsregeling wordt stapsgewijs ingevoerd. In 2011 kunnen ouders aanspraak maken op een vergoeding van de dyslexiezorg, als deze voor de elfde verjaardag van hun kind aanvangt. Elk kalenderjaar wordt deze leeftijdsgrens met één jaar opgetrokken, totdat in 2013 alle leerlingen in het primair onderwijs van 7 jaar en ouder in principe in aanmerking komen voor vergoede diagnostiek en behandeling. Voor deze regeling zijn strikte criteria opgesteld waar een leerling aan moet voldoen. De school moet het vermoeden van ernstige dyslexie onderbouwen met een leerlingdossier om er zeker van te zijn dat alleen die leerlingen worden doorverwezen bij wie sprake is van een (ernstige) achterstand en didactische resistentie. - Achterstand: het niveau van de leerling ligt significant onder het niveau dat op basis van leeftijd en gevolgd onderwijs verwacht mag worden. Een leerling moet tot de zwakste 10% op lezen behoren of tot de zwakste 16% op lezen en de zwakste 10% op spelling. Dit betekent dat leerlingen met een E-score op lezen en leerlingen met een lage D-score op lezen en een E-score op spellen – mits vastgesteld op minimaal drie opeenvolgende meetmomenten en na aanbod van extra begeleiding – doorgestuurd kunnen worden naar de zorg. - Didactisch resistentie: de achterstand blijft bestaan, ondanks oefening en intensieve en systematisch begeleiding gedurende ten minste een half jaar (twee interventieperioden van elk minimaal 12 effectieve weken). Onder intensieve begeleiding wordt ten minste drie keer 20 min. of twee keer 30 min. per week extra begeleiding volgens een planmatige effectief gebleken aanpak verstaan. Met behulp van handelingsplannen wordt aangetoond dat er goede begeleiding is geboden, maar dat deze geen of slechts beperkt effect heeft gehad. Bovenstaande criteria gelden specifiek voor de vergoedingsregeling dyslexie. Leerlingen die niet aan de criteria ‘enkelvoudig’ en ‘ernstig’ voldoen, kunnen wel dyslectisch zijn. Zij komen alleen niet in aanmerking voor de vergoedingsregeling. Voor deze leerlingen bestaan andere mogelijkheden voor gedeeltelijk of volledig vergoede hulp. Omdat een dyslexieonderzoek een behoorlijke aanslag betekent op de begeleidingsuren die een school ter beschikking staan, kan dit niet bekostigd worden door de school. Voor meer informatie wordt verwezen naar Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 9
www.stichtingdyslexienederland.nl, www.balansdigitaal.nl, www.masterplandyslexie.nl, www.giralis.nl en www.dyslexie.net. Op de Cavaljé worden kinderen bij wie een vermoeden van dyslexie bestaan, doorgaans aangemeld bij schoolbegeleidingsdienst Giralis in Ede of bij het Regionaal Instituut Dyslexie (RID) in Arnhem. Dit zijn instellingen die zorgcontracten hebben met alle zorgverzekeraars. Wanneer de diagnose dyslexie wordt gesteld, dan stelt de deskundige een dyslexieverklaring op. Deze verklaring is onbeperkt geldig en geeft recht op verschillende faciliteiten in het onderwijs. Daarnaast heeft het kind recht op de vergoede behandeling. Wanneer het kind onderzocht is door Giralis, dan krijgt het kind dyslexiebehandeling op school van een dyslexiebehandelaar van Giralis. Wanneer het kind onderzocht is door het RID, dan krijgt het kind dyslexiebehandeling bij het RID in Arnhem, hoofdzakelijk onder schooltijd. Voor die kinderen die niet in aanmerking komen voor de vergoede behandeling bestaat de mogelijkheid tot groepsbehandeling bij Giralis. Doordat ouders de kosten delen, wordt de prijs laag gehouden. Kinderen in de groepsbehandeling krijgen dezelfde behandeling als kinderen die recht hebben op de vergoeding van de zorgverzekeraars.
Hoofdstuk 7 Hulpmiddelen/compensatiemiddelen In de midden- en bovenbouw kan blijken dat leerlingen ondanks intensivering van het lees- en/of spellingonderwijs niet of nauwelijks vooruitgaan. Bij deze leerlingen is mogelijk sprake van dyslexie en bij een aantal van hen is wellicht de diagnose dyslexie al gesteld. Deze leerlingen kunnen gebaat zijn bij compenserende hulpmiddelen en dispenserende maatregelen naast de extra (remediërende) ondersteuning van de leerkracht. Deze hulpmiddelen en maatregelen moeten ervoor zorgen dat de leerlingen bij de overige vakken zo min mogelijk hinder ondervinden van hun lees-/spellingproblemen. De mate waarin een kind last heeft van zijn dyslexie is afhankelijk van zijn leeftijd, het onderwijsaanbod en zijn intellectuele mogelijkheden om de lees-/ spellingproblemen te compenseren. De compenserende en dispenserende maatregelen zijn bedoeld voor leerlingen met ernstige lees- en of spelmoeilijkheden (ELM) en voor leerlingen met een dyslexieverklaring. Dit betekent dat leerlingen hiervoor in aanmerking komen wanneer zij op drie opeenvolgende meetmomenten een E-score halen op lezen óf een lage D-score op lezen en een E-score op spellen. Bepaalde faciliteiten gelden alleen voor leerlingen die een dyslexieverklaring hebben. Compenserende/dispenserende maatregelen bij het lezen Leesteksten vergroten. Vlotte lezer als maatje voor de zwakke lezer, die moeilijke teksten mag voorlezen en mag helpen. De leerling krijgt extra (lees)tijd voor toetsen en bijvoorbeeld zaakvakteksten. Voor toetsen waarbij de snelheid van belang is, wordt geen extra tijd gegeven (DMT, AVI en de rekentempotoetsen). Leerlingen zonder dyslexieverklaring kunnen gebruik maken van een vergrote versie van het opgavenboekje van de Cito Entreetoets en Cito Eindtoets. De vergrote versie bevordert de woordherkenning. Extra tijd voor de Cito Entreetoets en Cito Eindtoets (hoogstens 30 minuten). Compenserende/ dispenserende maatregelen bij spelling Het zoveel mogelijk negeren van spellingfouten onder voorwaarde dat de leerling woorden waarvan hij de spelling niet kent zoveel mogelijk klankzuiver schrijft. Het gebruik van hulpmiddelen die leiden tot minder spelfouten zoals woordenboek, regelkaart en tekstverwerker met spellingcontrole. Gedifferentieerde beoordeling van dictees (bijv. alleen fouten met een bepaalde spellingsregel tellen mee). Verlichting van de schrijftaak (minder pagina’s). Beperking van het aantal oefeningen (ook minder oefeningen als huiswerk). Extra tijd geven voor schrijftaken. Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 10
Overige compenserende/dispenserende maatregelen Aantekeningen kopiëren van leerlingen die zonder fouten schrijven. Gebruik van een tafelkaart toestaan als er automatiseringsproblemen bij rekenen zijn. Extra faciliteiten voor kinderen met een dyslexieverklaring Leerlingen met een dyslexieverklaring mogen in de klas gebruikmaken van een daisyspeler, mits deze door de ouders aangeschaft wordt. Vanaf het moment dat de school een dyslexiesofwareprogramma heeft aangeschaft, worden de methodegebonden toetsen voorgelezen door het computerprogramma. Tot deze tijd worden de toetsen vergroot op A3-papier. De leerlingen maken gebruik van de Cito luisterversie bij de Cito Entreetoets en de Cito Eindtoets. In de toekomst hopen we de Citotoetsen aan te kunnen bieden op band (luisterversie). Dit zal stapsgewijs worden ingevoerd en in het schooljaar 2011/2012 eerst uitgeprobeerd worden in groep 7 a.d.h.v. de Citotoets Woordenschat. Voor de toetsen van begrijpend lezen zal geen luisterversie worden aangeboden, omdat de school op deze manier geen goed beeld krijgt van hoe goed leerlingen geschreven teksten kunnen begrijpen. Bij topografie worden de spellingfouten niet meegerekend. In groep 4 en 5 kan gebruik worden gemaakt van het gemakkelijkere vervolg bij Cito spelling. NB Vanaf het schooljaar 2013/2014 zullen waarschijnlijk de Citotoetsen Begrijpend luisteren voor de groepen 5 t/m 8 uitkomen. Bij kinderen met dyslexie zal dan naast de Citotoets Begrijpend lezen ook deze toetsen worden afgenomen.
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 11
Bijlage Groep 1 en 2 Meetmoment Groep 1 September
Toets alle leerlingen
Januari
Taal voor kleuters (Cito)
Zwakke leerlingen Aanmelding logopedische screening
Februari
Aanmelding logopedische screening
April
Taal voor kleuters (Cito) bij najaarsleerlingen
Juni
Taal voor kleuters (Cito) Taaltoets Alle Kinderen (TAK)
Groep 2 September Januari
Aanmelding logopedische screening Taal voor kleuters (Cito)
Februari
Juni
Invullen ‘Signaleringslijst kleuters’ en afname kleurentoets, toets auditieve analyse, toets auditieve synthese, toets letters benoemen. Aanmelding logopedische screening
Taal voor kleuters (Cito)
Invullen ‘Signaleringslijst kleuters’ en afname kleurentoets, toets auditieve analyse, toets auditieve synthese, toets letters benoemen. Taaltoets Alle Kinderen (TAK)
Toets alle leerlingen Herfstsignalering (na kern 3) -Letters -Nieuwe woorden lezen -Tekst lezen
Zwakke leerlingen
Groep 3 Meetmoment 1 oktober
november
2 januari
februari maart
Avi bij kinderen die zijn blijven zitten.
Wintersignalering (na kern 6) DMT kaart 1 Avi M3 Cito Woordenschat Cito Spelling DMT kaart 2 Lentesignalering (na kern 8)
Tussenmeting april
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Grafementoets Avi M3 Pagina 12
3 mei/juni
Eindsignalering (na kern 11) DMT kaart 1, 2 en 3 Avi E3 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat
Groep 4 Meetmoment Tussenmeting november
Toets alle leerlingen
1 januari
DMT kaart 1, 2 en 3 Avi M4 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat
Tussenmeting april
2 juni
Zwakke leerlingen Avi E3
Avi M4 DMT kaart 1, 2 en 3 Avi E4 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat
Groep 5 Meetmoment Tussenmeting november 1 januari
Toets alle leerlingen
DMT kaart 3, eventueel 1 en 2 Avi M5 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat
Tussenmeting april
2 juni
Zwakke leerlingen Avi E4
Avi M5 DMT kaart 1, 2 en 3 Avi E5 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat
Groep 6 Meetmoment oktober/november
Toets alle leerlingen DMT oude versie, kaart 3, eventueel 1 en 2
januari
Avi M6 Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat DMT oude versie, kaart 3, eventueel 1 en 2
maart/april juni
Zwakke leerlingen Avi E5
Avi M6
Avi E6
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 13
Cito Spelling Cito Woordenschat
Groep 7 Meetmoment oktober
april/mei
Toets alle leerlingen DMT oude versie, kaart 3, eventueel 1 en 2 Avi oude versie Avi oude versie Cito Spelling Cito Begrijpend lezen Cito Woordenschat DMT oude versie, kaart 3, eventueel 1 en 2 Avi oude versie Cito Entreetoets
juni
Avi oude versie
januari
maart
Groep 8 Meetmoment oktober
november
Toets alle leerlingen DMT oude versie, kaart 3, eventueel 1 en 2 (gr. 7+8) Avi oude versie Cito Woordenschat Cito Spelling
December
Cito Begrijpend lezen
januari
Avi oude versie
februari
Cito Eindtoets
maart
Avi oude versie
juni
Avi oude versie
NB De leesprestaties van kinderen die een doublure doorlopen, moeten beoordeeld worden op het niveau van de didactische leeftijd. De resultaten moeten dus vergeleken worden met die van kinderen van hun eigen leeftijd. Dit geldt niet voor spelling. Wanneer deze kinderen op leesgebied achterlopen t.o.v. leeftijdgenoten, worden zij behandeld als zwakke leerlingen en wordt er een handelingsplan gemaakt.
Dyslexieprotocol CNS basisschool Cavaljé oktober 2011
Pagina 14