Case Identification Date of Decision: 2004-04-14 Tribunal: Hof van Beroep Antwerpen – Court of Appeal Antwerp Case Number: 2002/AR/902 and 2002/AR/1946 Parties:
ING Insurance NV / HVA Koeling BVBA and Fagard Winand HVA Koeling BVBA / Fagard Winand and Besseling Agri-Technic BV
Seller’s Country: Netherlands Buyer’s Country: Belgium Goods involved: cooling installation – sensors Judges: Van Gelder, Van Laken and Bleyenbergh Status: unpublished – appeal against Kh. Hasselt 2002-02-26
Classification of issues present
CISG – ARTS. 1 – 39
APPLICABILITY
NON-CONFORMITY – NOTICE – REASONABLE PERIOD - DUTY OF INFORMATION
EXTRA-CONTRACTUAL LIABILITY
SPECIALIST
English summary The CISG is part of Dutch internal law and thus applicable if Dutch law is applicable.
A period of 12 months is not ‘reasonable’ to give notice of non-conformity. The alleged breach of the duty of information does not change this. The period does not start when the delivered good caused damage to other goods, but when the defect of the delivered good itself was discovered. The phrase ‘exchange for defect one’ on the invoice, does not free the buyer of his obligation to give timely notice.
A party can only be held liable on an extra-contractual basis if the fault is a breach, not of a contractual obligation, but of a general duty of care and the fault has caused another damage than that caused by a defective performance of the contract. A breach of the duty of information is a contractual breach.
The seller is liable if he delivered a good that is not fit for the purpose for which it would be used.
If the buyer is not a specialist, he can rely on the expertise of the seller, so that the seller has to give a special warning about possible problems.
Text of the decision Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest uitgesproken:
lnzake: 2002/AR/902 — 2002/AR/i 946
I. 2002/AR/902
ING INSURANCE NV, verzekeringsonderneming, voorheen NV DE VADERLANDSCHE, naamswijziging ingevolge de notulen van de buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering d.d. 20 december 2001, gepubliceerd in de bijlage tot het Belgisch Staatsblad van 12 januari 2002, met maatschappelijke zetel te 1000 BRUSSEL, …, ingeschreven in het handelsregister te Brussel, onder het nummer…,
appellante,
vertegenwoordigd door Mr. KONINCKX Els loco Mr. KONINCKX Jan, advocaat te 3500 HASSELT, …
tegen het vonnis gewezen op 26 februari 2002 door de Rechtbank van koophandel te Hasselt
TEGEN
1. H.V.A. KOELING BVBA, met maatschappelijke zetel te 3590 DIEPENBEEK, …, ingeschreven in het
handelsregister te Hasselt, onder het nummer …
geïntimeerde, vertegenwoordigd door Mr. VANDERPUTTE Luc, advocaat te 3630 MAASMECHELEN, … 2. FAGARD Winand, fruitkweker, wonende te 3700 TONGEREN, …, H.R.Tongeren nr. …
geïntimeerde,
vertegenwoordigd door Mr. GEELEN Koen, advocaat te 3500 HASSELT, …
****
II. 2002/AR/i 94
HVA KOELING BVBA, met maatschappelijke zetel te 3590 DIEPENBEEK, …, ingeschreven in het handelsregister te Hasselt, onder het nummer …
appellante,
vertegenwoordigd door Mr. VANDERPUTTE Luc, advocaat te 3630 MAASMECHELEN, …
tegen het vonnis gewezen op 26 februari 2002 door de Rechtbank van koophandel te Hasselt
TEGEN
1. FAGARD Winand, fruitkweker, wonende te 3700 TONGEREN, …, H.R. Tongeren nr. …
geïntimeerde,
vertegenwoordigd door Mr. GEELEN Koen, advocaat te 3500 HASSELT, … 2. BESSELING AGRI-TECHNIC BV, met maatschappelijke zetel te …NL 1689 AG ZWAAG (Nederland), ingeschreven in het commercieel register van de Kamer van Koophandel te Hoorn,onder het nummer…,
geïntimeerde,
vertegenwoordigd door Mr. PHILIPSEN G. loco Mr. GOOSSENS Bart R., advocaat te 2018 ANTWERPEN, …
Gelet op het bestreden vonnis van de rechtbank van koophandel te Hasselt van 26 februari 2002, waarvan geen akte van betekening wordt voorgebracht, alsmede het verzoekschrift strekkende tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van dit hof op 31 juli 2002, gekend onder 2002/AR/1946 en op 12 april 2002, gekend onder 2002/AR/902, waarmee naar vorm en termijn regelmatige hogere beroepen werden ingesteld.
Het hoger beroep van NV ING INSURANCE (hierna te noemen ING) (2002/AR/902) strek ertoe na samenvoeging met de zaak 2002/AR/1946, het hoger beroep toelaatbaar en gegrond te horen verklaren, dienvolgens het bestreden vonnis te horen hervormen, de oorspronkelijke tussenvordering van FAGAR D opzichtens haar ongegrond te horen verklaren, de oorspronkelijke eis in tussenkomst en vrijwaring van HVA KOELING lastens haar ongegrond te horen verklaren, dienvolgens gedaagden in hoger beroep te veroordelen tot de kosten.
Het hoger beroep van H.V.A. KOELING BVBA (hierna te noemen HVA KOELING) (2002/AR/i 946) strekt ertoe de procedure te voegen met 2002/AR/902, haar hoger beroep ontvankelijk en gegrond te horen verklaren, dat van ING ontvankelijk doch ongegrond, dienvolgens de oorspronkelijke vordering van FAGARD opzichtens haar slechts gegrond te willen verklaren tot maximum 50% van de som van 4.601,72 EUR meer aankleven, de oorspronkelijke eis in tussenkomst en vrijwaring van haar jegens BESSELING AGRI TECHNIC BV ontvankelijk en gegrond te willen verklaren, dienvolgens te zeggen voor recht dat BESSELING AGRI TECHNIC BV gehouden is haar te vrijwaren voor alle bedragen waartoe zij opzichtens FAGARD wordt veroordeeld, zowel in hoofdsom, interesten als kosten, de oorspronkelijke eis in tussenkomst en vrijwaring van haar jegens ING ontvankelijk en gegrond. te willen verklaren, onder aftrek van de contractueel voorziene vrijstelling, derhalve BESSELING AGRI TECHNIC BV en ING solidair, in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere, te veroordelen haar te vrijwaren voor alle bedragen waartoe zij opzichtens FAGARD wordt veroordeeld zowel in hoofdsom, interesten als kosten. Verder verzoekt zij te zeggen voor recht dat zij gehouden blijft om aan FAGARD te betalen de som van 619,73 EUR meer aankleven, verder, ook te zeggen voor recht dat FAGARD, BESSELING AGRI TECHNIC BV, ING solidair, in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere gehouden zijn tot betaling van de gerechtskosten. In ondergeschikte orde verzoekt zij, minstens voor recht te stellen dat het vonnis van de eerste rechter dient bevestigd te worden in zoverre het de eis in tussenkomst en vrijwaring van haar jegens ING ontvankelijk en gegrond verklaarde voor alle bedragen waartoe zij opzichtens FAGARD zou warden veroordeeld, zowel in hoofdsom, interesten als kosten, zij het onder aftrek van de contractueel voorziene vrijstelling.
Geïntimeerde, FAGARD WINAND (hierna te noemen FAGARD) verzoekt de procedures 2002/AR/i 946 en 2002/AR/902 te .voegen. Hij stelt incidenteel beroep in tegen BESSELING AGRI TECHNIC BV met verzoek dit ontvankelijk en gegrond te willen verklaren, dienvolgens het vonnis a quo te willen bevestigen waar dit uitspraak doet over de gehoudenheid van ING en HVA KOELING en opnieuw recht doende wat de gehoudenheid van BV BESSELING AGRI TECHNIC betreft, ING, HVA KOELING en BESSELING AGRI TECHNIC BV solidair, in solidum, minstens de ene bij gebreke aan de andere te veroordelen tot betaling aan hem van het bedrag van 13.585,65 EUR meer aankleven. Verder, ING, HVA KOELING en BESSELING AGRI TECHNIC BV solidair, in solidum,
minstens de ene bij gebreke aan de andere te veroordelen tot de kosten van het geding.
GeIntimeerde, BESSELING AGRI TECHNIC BV (hierna te noemen BESSELING) besluit tot de onontvankelijkheid minstens de ongegrondheid van het hoger beroep evenals tot de ongegrondheid van het incidenteel beroep van FAGARD. Zij verzoekt het bestreden vonnis te willen bevestigen en HVA KOELING te veroordelen tot de kosten.
1. Feiten en voorgaanden
In het bestreden vonnis van de rechtbank van koophandel te HASSELT van 26 februari 2002 werden de onderscheiden vorderingen alsook de ter zake dienende feitelijke elementen op gepaste wijze uiteengezet zodat het hof daarnaar verwijst.
De eerste rechter oordeelde dat de vordering en de tussenvordering van FAGARD ten aanzien van HVA KOELING en ING (toen nog NV DE VADERLANDSCHE) ontvankelijk en gegrond was, de tusseneis van FAGARD ten aanzien van BESSELING ontvankelijk doch ongegrond was. Verder oordeelde hij dat de eis in tussenkomst en vrijwaring van HVA KOELING ontvankelijk en gegrond was ten aanzien van ING doch ongegrond ten aanzien van BESSELING. HVA KOELING en ING werden door de eerste rechter in solidum veroordeeld om aan FAGARD te betalen de som van 12.965,93 EUR meer aankleven en HVA KOELING werd door hem bovendien veroordeeld tot betaling aan FAGARD van een bedrag van 619,73 EUR meer aankleven. Verder, veroordeelde de eerste rechter ING cm HVA KOELING te vrijwaren tot beloop van 12.965,93 EUR, meer aankleven. Hij veroordeelde ING tot de kosten van de procedure in vrijwaring. HVA KOELING werd veroordeeld tot de kosten ten .aanzien van BESSELING; Verder verklaarde hij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zonder borgtocht en niettegenstaande alle verhaal.
ING tekende hoger beroep aan met verzoekschrift van 12 april 2002 en HVA KOELING met verzoekschrift van 31 juli 2002.
2. Samenvoeging
De hoger beroepen gekend onder de 2002/AR/902 en 2002/AR/i 946 betreffen een hoger beroep tegen hetzelfde vonnis, gewezen tussen dezelfde partijen, zodat in het kader van een goede rechtsbedeling het past deze samen te voegen. 3. Beoordeling
a) Toepasselijk recht op de verhouding HVA KOELING en BESSELING
Zeer terecht oordeelde de eerste rechter dat krachtens artikel 2 lid 1 van het verdrag van Den Haag van 15 juni 1955 de internationale verkoopovereenkomst beheerst wordt door de interne wet van het door de contracterende partijen aangewezen land. Bij gebreke aan rechtskeuze zoals in casu - wordt de overeenkomst beheerst door de interne wet van het land waar de verkoper zijn verblijf heeft op het ogenblik dat hij het order ontvangt, zijnde in casu Nederland. Het Nederlandse recht werd terecht door de eerste rechter toepasselijk verklaard op de verhouding HVA KOELING en BESSELING. Vermits in Nederland het Weens Koopverdrag sedert 1 januari 1992 in werking was getreden en deel uitmaakte van de interne rechtsorde, oordeelde de eerste rechter terecht dat in casu dit verdrag van toepassing was.
Dit wordt niet meer betwist.
b) Laattijdigheid van de vordering in tussenkomst en vrijwaring van HVA KOELING ten laste van BESSELING
In hoger beroep blijft HVA KOELING voorhouden dat haarvordering in tussenkomst en vrijwaring ten laste van BESSELING niet laattijdig zou zijn.
De eerste rechter is terecht HVA KOELING daarin niet gevolgd.
Overeenkomstig artikel 39.1 CISG verliest de koper zijn recht om zich erop te beroepen dat de zaken niet beantwoorden aan de overeenkomst, indien hij niet binnen een redelijke termijn, nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken, de verkoper hiervan in kennis stelt onder opgave van de tekortkoming.
In casu heeft HVA KOELING BESSELING slechts in december 1998 ingelicht over de ontstane problemen, terwijl het vaststaat dat zij reeds van in december 1997 op de hoogte was van het probleem. Terecht oordeelde de eerste rechter dat twaalf maanden geen redelijke termijn is, zoals deze bedoelt in voormeld artikel.
De bewering van HVA KOELING dat BESSELING aan haar verplichting tot informatie tekort zou zijn geschoten, doet geen afbreuk aan haar tekortkoming om BESSELING binnen een redelijke termijn op de hoogte te brengen.
Er worden door HVA KOELING geen afdoende redenen aangehaald om hierover anders te oordelen.
HVA KOELING vertrekt ten onrechte van het ogenblik waarop de schade aan de appelen werd vastgesteld. In casu wist zij veel eerder van de problemen, die zij toeschrijft aan de gebrekkige werking van de door BESSELING geleverde sensor. Het is het ogenbHk waarop zij kennis heeft van dit gebrekkig functioneren dat als vertrekpunt
voor de beoordeling van de redelijke termijn moet genomen worden.
De eerste sensor werd door BESSELING geleverd in augustus 1997 en nadien vervangen in december 1997. Kort op de vervanging in december 1997 werden (terug) meetafwijkingen vastgesteld. Zij heeft vervolgens twaalf maanden gewacht alvorens BESSELING op de hoogte te brengen.
HVA KOELING werpt op dat zo zij haar rechten heeft prijsgegeven om zich met betrekking tot de in augustus 1997 geleverde sensor nog te kunnen beroepen op non-conformiteit, dit geenszins zou gelden met betrekking tot de in december 1997 nieuw geleverde sensor.
Nochtans betwist zij niet dat deze nieuwe sensor ook (aanvankelijk) problemen leverde waarop tot nieuwe ijking is overgegaan. Rekening houdende met de voorgaande problemen was dit een reden te meer om BESSELING hiervan op de hoogte te brengen en geen twaalf maanden te wachten zodat alle bewijsmateriaal weg was (zie hierna).
Het is slechts wanneer zich in december 1998 opnieuw problemen voordoen dat HVA KOELING BESSELING op de hoogte brengt. Dit gaat niet op. De problemen die ogenschijnlijk in verband staan met de sensor deden zich reeds voor kort na augustus 1997 zodat de verwittiging in december 1998 zeker niet beantwoordt aan de vereiste van de redelijke termijn.
Het feit dat BESSELING op haar factuur van 7 december 1998 meldt: “omwisseling tegen defecte” kan geenszins de tekortkoming van HVA KOELING om BESSELING binnen een redelijke termijn op de hoogte te brengen, ongedaan maken. In dit verband kan nog opgemerkt worden, zoals terecht BESSELING voorhoudt (blz. 15 conclusies) dat de reden van het defect met deze vermelding nog niet is aangetoond. Een erkenning van aansprakelijkheid kan uit de vermelding dan ook niet worden afgeleid.
Gelet op het voorgaande moet dan ook niet verder ingegaan worden op de argumentatie van de mogelijke verjaring van de vordering van HVA KOELING lastens BESSELING.
De vordering in vrijwaring van HVA KOELING ten laste van BESSELING dient dan ook onontvankelijk verklaard te worden, in zoverre gesteund op de contractuele aansprakelijkheid, wegens het niet respecteren van de redelijke termijn.
In die zin moet het bestreden vonnis worden hervormd.
c) Buitencontractuele aansprakelijkheid van BESSELING opzichtens HVA KOELING
De eerste rechter oordeelde zeer terecht met betrekking tot de buitencontractuele aansprakelijkheid van BESSELING opzichtens HVA KOELING dat laatstgenoemde niet aantoont dat de schade die zij zou lijden een andere schade is dan deze die het gevolg zou zijn van een slechte uitvoering van de overeenkomst.
Inderdaad moet in casu worden vastgesteld dat HVA KOELING niet aantoont dat de voorwaarden opdat zij zich zou kunnen beroepen op een buitencontractuele aansprakelijkheid vervuld zijn. Een contractpartij die bij de uitvoering van een overeenkomst een fout begaat, kan slechts dan extra contractueel aansprakelijk worden gesteld, indien de ten hare laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt, niet aan een contractuele verbintenis doch aan een algemene zorgvuldigheidsplicht en indien die fout andere dan aan de slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt.
De vordering van HVA KOELING op grond van artikel 1382 BW ten laste van BESSELING werd dan ook zeer terecht door de eerste rechter als ongegrond afgewezen. De thans in hoger beroep aangehaalde fout door HVA KOELING ni. een gebrek aan informatie door BESSELING in verband met het gebruik van de sensor en dit meer bepaald in
combinatie met kalkgescrubde koelcellen, maakt een contractuele tekortkoming uit. Trouwens, nogmaals, HVA KOELING toont niet aan dat de schade, een andere schade is dan deze ten gevolge van de slechte uitvoering van de overeenkomst door BESSELING.
De argumentatie in verband met het a! dan niet ontvangen rondschrijven van BESSELING in verband met het gebruik van de sensor in combinatie met kalkscrubber (niet te gebruiken), is dan ook niet ter zake doende.
d) Aansprakelijkheid van HVA KOELING ten aanzien van FAGARD - fout van FAGARD
Er kan geen betwisting bestaan over het feit dat de schade is ontstaan doordat in de koelcel het zuurstofgehalte niet automatisch op peil werd gehouden door de automatische installatie.
HVA KOELING betwist niet dat de schade bet gevolg is van een slechte werking van de sensor, zij het als gevolg van een gebrek in de sensor, zij het omdat de geïnstalleerde sensor niet geschikt was voor bet type koelinstallatie.
Er heeft wel een onderzoek plaatsgegrepen naar de oorzaak doch de expert diende in het midden te laten of de zuurstofsensor slecht werkte door een gebrek dan we! door het feit dat hij door vreemde gassen werd ontregeld.
Terecht oordeelde de eerste rechter dat HVA KOELING aansprakelijk is als verkoper-aannemer ten overstaan van FAGARD. HVA KOELING is dan 00k contractueel gehouden ten aanzien van FAGARD.
Het staat vast dat HVA KOELING aan FAGARD een koelcel heeft geleverd die niet geschikt was voor het doel waartoe zij diende te worden gebruikt. De koe!cel vertoonde een gebrek (zij het door een gebrekkige sensor, zij het door een verkeerd type sensor) waarvoor zij
aansprakelijk is.
HVA KOELING betwist zulks niet maar houdt voor dat FAGARD een fout heeft gepleegd omdat deze na ontdekking van het gebrek, nagelaten heeft het fruit te controleren.
De eerste rechter verwees naar de dagvaarding in tussenkomst en vrijwaring van HVA KOELING (4 april 2001) lastens BESSELING en ING waaruit deze terecht vermocht af te leiden dat HVA KOELING toegaf dat zij in de fout ging door niet onmiddellijk op het ogenblik van het defect de lading in de koelcellen te controleren.
HVA KOELING erkent dat het haar taak was om het fruit te controleren. Zij doet echter gelden dat het niet alleen haar taak was, maar dit evengoed had moeten gebeuren door FAGARD.
FAGARD schrijft in conclusies (blz.2) dat in elk geval HVA KOELING nooit aan haar heeft laten blijken dat er enig probleem zou zijn met betrekking tot de bewaring van de appels.
FAGARD beweert dat het trouwens de fout was van HVA KOELING, na de vervanging van de sensor, niet het fruit te hebben gecontroleerd of hem ervan te verwittigen dit te doen.
Het behoorde tot de taak van HVA KOELING het fruit te contoleren, zij heeft zuiks toegegeven.
FAGARD wijst er terecht op dat hij geen specialist is inzake koelcellen of bewaartechnieken. Hij mocht vertrouwen op de deskundigheid van HVA KOELING zodat deze een speciale waarschuwing had moeten geven over mogelijke problemen.
e) Vordering van FAGARD ten laste van BESSELING - Incidenteel beroep van FAGARD
FAGARD stelt een vordering op grand van artikel 1382 BW ten laste van BESSELING.
De eerste rechter heeft deze afgewezen, na te hebben geoordeeld dat HVA KOELING niet aantoonde dat de voorwaarden van de buitencontractuele aansprakelijkheid in casu waren vervuld. Om dezelfde redenen werd de vordering van FAGARD ten laste van BESSELING afgewezen.
Door FAGARD worden geen afdoende redenen aangehaald om dit te weerleggen. Ten overvloede kan gezegd worden dat FAGARD geen bewijs van fout in hoofde van BESSELING bewijst.
FAGARD houdt voor dat ofwel de sensor met een gebrek behept was ofwel dat er een verkeerde sensor werd gebruikt waarbij BESSELING tekort is geschoten in haar informatieverplichting.
Een gebrek van de sensor wordt niet aangetoond, evenmin dat de schade bet gevolg was van een verkeerde type van sensor. Het verslag dat in casu werd opgesteld op verzoek van de verzekeraar van HVA KOELING, kan geen uitsluitsel geven. Er werden geen vaststellingen gedaan met betrekking tot de mogelijke oorzaken van de schade. De bewuste sensoren werden niet ond erzocht. Uit de lezing van dit versiag, blijkt dat een theoretische benadering van de mogelijke oorzaak van de schade werd gegeven zonder dat concrete onderzoeken naar mogelijke gebreken werden verricht.
Wat het gebrek aan informatie betreft, toont FAGARD niet aan dat BESSELING daarin is tekortgeschoten.
FAGARD was geen contractant van BESSELING. BESSELING beweert trouwens haar contractant wet te hebben ingelicht. Maar dit zou dan at in de veronderstelling zijn dat het vaststaand bewezen zou zijn dat de oorzaak van de schade lag, in de verkeerde sensor voor dat type van koelcel (in combinatie met kalkzakken).
f)
Vordering ten aanzien van de verzekeraar
ING blijft betwisten tot dekking te zijn gehouden. Zij blijft zich beroepen op artikel 21,3 van de polis.
Voornoemd artikel 21,3 bepaalt dat: “De overeenkomst waarborgt niet:… 3° De schade die louter voortvloeit uit het feit dat de geleverde goederen of werken niet aan het doe! beantwoorden waarvoor ze bestemd waren en onder meer niet voldoen aan de specificaties op het vlak van rendement, efficiëntie, geschiktheid, duurzaamheid of kwaliteit.”
ING beweert daarbij dat de oorspronkelijk geplaatste sensor niet geschikt was om gebruikt te worden in koelinstallaties met kalkscrubbing zodat dit schadegeval zou vallen onder voornoemd artikel.
Zoals hiervoor reeds aangehaald is in casu niet vaststaand bewezen dat de oorzaak van de schade te wijten zou zijn aan het type van sensor in combinatie met de koelinstallatie met kalkscrubbing.
Terecht oordeelde de eerste rechter dat indien ING beweert bevrijd te zijn tot het verlenen van dekking, moet zij overeenkomstig artikel 1315,2° BW daarvan het bewijs leveren.
Uit de voorliggende stukken kan niet afgeleid worden dat de aanvankelijk geplaatste sensor niet geschikt was voor dat type van koelinstallatie.
Terecht besloot de eerste rechter dan ook dat de vordering in vrijwaring van HVA KOELING gegrond was.
Gelet op het rechtstreekse vorderingrecht van FAGARD ten aanzien van ING, heeft de eerste rechter terecht deze vordering ook toegekend.
g) De schade
Met betrekking tot de schade benadrukte de eerste rechter terecht dat in casu een expert werd aangesteld door de verzekeraar van HVA KOELING, zijnde ING, die zich akkoord kon verklaren met een bedrag van 13.585,66 EUR.
ING kan dit bedrag dan ook niet betwisten.
Wat HVA KOELING betreft, moet gezegd dat deze de schadeomvang niet ernstig kan betwisten. De kritiek die HVA KOELING heeft op de schadecijfers, die dezelfde is als voor de eerste rechter, wordt niet voldoende gestaafd. Daar tegenover staat dat de schadecijfers door de expert van haar verzekeraar ING werden goedgekeurd. Gelet op de tussen FAGARD en ING tegengestelde belangen, aanvaardt het hof, zoals ook de eerste rechter deed, dat er de nodige garanties zijn aangaande de juistheid van de vooropgestelde bedragen. Tussen HVA KOELING en ING moet rekening worden gehouden met de contractueel bedongen vrijstelling van 619,73 EUR.
OM DIE REDENEN
HET HOF,
Recht doende op tegenspraak;
Gelet op artikel 24 van de Wet van 15 juni 1935;
Voegen de zaken gekend onder 2002/AR/902 en 2002/AR/i 946 samen.
Verklaart de hogere beroepen en het incidenteel beroep ontvankelijk doch ongegrond.
Bevestigt het bestreden vonnis in al zijn onderdelen mits die wijziging dat de oorspronkelijke vordering in tussenkomst en vrijwaring van HVA KOELING ten laste van BESSELING op contractuele basis onontvankelijk dient te worden verklaard.
Verwijst ING INSURANCE NV en HVA KOELING BVBA in de kosten van hoger beroep begroot aan de zijde van FAGARD Winand begroot volgens opgave in conclusie op 446,21 EUR rechtsplegingsvergoeding en aan de zijde van BESSELING AGRITECHNIC BV op 446,21 EUR rechtsplegingsvergoeding. Aldus gedaan en uitgesproken in openbare terechtzitting van 14 april 2004. waar aanwezig waren:
L Van Gelder
Voorzitter
R. Van Laken
Raadsheer
M Bleyenbergh
Raadsheer
M. Gijsemans
Griffier