CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012
CES & RAS - Nieuws Nummer 5, juni 2012 Redactie: Henk van der Jeugd & Frank Majoor e-mail:
[email protected] Postbus 50, 6700 AB Wageningen De laatste CES-nieuwsbrief dateert al weer uit maart 2007. Maar ondertussen hebben we niet stil gezeten. Het Constant Effort Sites (CES) project loopt gestaag door! Daarnaast is in 2008 het Retrapping Adults for Survival (RAS) project gestart en in 2011 ook nog het ring-MUS project. Sinds 2008 is er in maart jaarlijks een CES/RAS dag georganiseerd. Deze dagen zijn steeds zeer goed bezocht en beginnen een traditionele inluiding van het nieuwe veldseizoen te vormen. Deze nieuwsbrief is vooral gevuld met informatie die op deze dagen aan bod is geweest, maar bevat ook belangrijke aanvullende nieuwtjes. Voor het ring-MUS project is dit voorjaar een aparte nieuwsbrief verschenen. Het CES en RAS vullen elkaar goed aan. Waar CES met zijn generieke aanpak met name gegevens over algemene zangvogels oplevert, richt RAS zich op de wat schaarsere, en vaak ook grotere vogelsoorten waarvoor een specifieke, soortgerichte aanpak nodig is. Daarom is er voor gekozen om de resultaten van beide projecten in één nieuwsbrief samen te vatten. Beide projecten leveren informatie over reproductie, overleving, dispersie en fenologie, oftewel de demografie van vogels. Het is belangrijk om de demografie van vogels te monitoren omdat kennis van demografische processen aanwijzingen kan opleveren over oorzaken van aantalsveranderingen. Daarnaast worden veranderingen in de populatiegrootte van vogels vaak voorafgegaan door veranderingen in overleving en/of reproductie. Monitoring van demografie kan dus ook als een ‘early warning’ systeem fungeren. Juist omdat kennis over de demografie van vogels deze belangrijke aanvullingen oplevert, zullen de gegevens ook gebruikt gaan worden voor de onderbouwing van de nieuwe rode lijst die Vogelbescherming naar verwachting in 2014 zal publiceren. Het CES-project wordt gezamenlijk door Vogeltrekstation en Sovon vormgegeven. De coördinatie van het CES-project is in handen van Sovon. Voor alle praktische vragen over CES kunt u daar terecht (zie elders in deze nieuwsbrief). De analyse en rapportage worden door Christian Kampichler, Henk van der Jeugd (Vogeltrekstation) en Hans Schekkerman (Sovon) uitgevoerd. Resultaten worden o.a. gepubliceerd in de jaarlijkse Broedvogelrapporten van Sovon (als het goed is door alle CES-deelnemers ontvangen), in Limosa (in het meest recente nummer een bijdrage over de Winterkoning) en in andere tijdschriften. Aanvragen voor nieuwe RAS projecten kunt u richten aan Henk van der Jeugd. Alle zaken ten aanzien van nieuwe vergunningen of wijzigingen in uw vergunning kunt u eveneens richten aan Henk van der Jeugd. Eindelijk is er een nieuwe CES-handleiding uit! De oude versie is wat inhoud en lay-out betreft behoorlijk opgepoetst. Per CES-ringgroep is één exemplaar uitgedeeld op de CES/RAS dag van maart 2012. Was uw groep daar niet vertegenwoordigd, dan is er inmiddels een handleiding opgestuurd. Zelf downloaden kan ook op www.vogeltrekstation.nl. Alle ringen die binnen het CES-project zijn gebruikt worden achteraf vergoed. Ook voor het RAS project worden de gebruikte ringen achteraf vergoed. Het gaat hierbij om zowel de adulten als de pullen (met ingang van 2010) die tenminste één keer zijn teruggemeld, met een maximum van 50 euro per RAS-project per jaar. Binnenkort worden de vergoedingen voor beide projecten over 2010 en 2011 uitgekeerd (zie elders in deze nieuwsbrief). Veel leesplezier en succes in het veld, Henk van der Jeugd & Frank Majoor. Mede namens Woutéra van Andel, Pieter Coehoorn, Christian Kampichler en Berber Zwaagstra
CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012 Het RAS project
8. Ring elk jaar binnen hetzelfde gebied!
Het RAS project is en blijft onveranderd populair bij ringers: op dit moment zijn er meer dan 160 actieve projecten aan ruim 40 soorten! In het kader van een samenwerkingsproject met Sovon, Vogelbescherming en de Radboud Universiteit Nijmegen is nu een aanvang gemaakt met het berekenen van de jaarlijkse overleving van een aantal vogelsoorten op basis van de RAS gegevens. De gegevens worden vervolgens gebruikt in populatiemodellen waarmee het risico op uitsterven van soorten met bepaalde kenmerken in kaart wordt gebracht en aan de hand van demografische gegevens (gegevens over reproductie en sterfte) een ‘early warning’systeem wordt opgezet om negatieve ontwikkelingen vroegtijdig te kunnen signaleren.
9. Vogels van de doelsoort die u buiten het vaste RAS gebied ringt voert u niet in op het RAS project.
Hoe gaat u te werk bij het opzetten van een nieuw RAS project? 1. Kies een vast studiegebied met voldoende broedparen om minimaal 20 (maar liever 30-40) terugvangsten of aflezingen van adulte vogels uit eerdere jaren per jaar te kunnen verzamelen. Dit aantal betreft een minimum, het aantal terugmeldingen is min of meer proportioneel aan het aantal geringde vogels, maar natuurlijk ook afhankelijk van de overleving. Meer is altijd beter! 2. Kies zo mogelijk een soort waarvan nog weinig bekend is over de overleving, of waarvan slechts één RAS project bestaat. Meerdere projecten aan dezelfde soort in verschillende delen van het land vergroten de bruikbaarheid van de gegevens. 3. Kies zo mogelijk een plaatstrouwe soort. Dit verhoogt de kans op terugvangsten en daarmee op bruikbare gegevens. 4. Het gebruik van kleurringen is bij bepaalde soorten aan te raden, zodat de terugmeldkans vergroot wordt en de verstoring tot een minimum beperkt blijft. Afstemming van kleuren en codes met andere projecten is vereist en loopt via VT. Toestemming is altijd nodig! 5. Het ringen van nestjongen is toegestaan omdat deze als broedvogel in het studiegebied kunnen terugkeren. Nestjongen mogen onder het RAS project in GRIEL worden ingevoerd.
10. Heeft u een jaar minder tijd, verlaag dan de ringinspanning in het hele gebied, ring niet alleen in een deelgebied! 11. Indien echt nodig of gewenst, mag u uw RAS uitbreiden. U mag het echter niet weer inkrimpen! Heeft u het gebied eenmaal vergroot dan dient u in het vergrote gebied te blijven ringen. 25
nieuwe projecten per jaar totaal aantal projecten
150
20 125
100
15
75 10 50 5 25
0
0 1960
1965
1970
1975
1980
1985
1990
1995
2000
2005
2010
Figuur 1. Aantal RAS projecten (blauw) en gemiddelde duur per RAS project in jaren (rood).
Het aantal RAS projecten is na aanvang van het project in 2008 sterk gestegen. Daarnaast zijn er verschillende oude reeksen als RAS project met terugwerkende kracht aangemeld. In februari 2012 liepen er al 165 verschillende RAS projecten en nieuwe projecten worden continu aangemeld (figuur 1). 0
5
10
15
20
25
Steenuil Boerenzwaluw Huismus Scholekster Oeverzwaluw Kerkuil Bonte Vliegenvanger Nijlgans Torenvalk Koolmees Kievit Pimpelmees Tapuit Boomklever Bosuil Gierzwaluw Grutto Kl. Mantelmeeuw Knobbelzwaan Kokmeeuw Meerkoet Roodborsttapuit Sperwer Zilvermeeuw Waterhoen Ekster Huiszwaluw Kauw Kleine Plevier Mandarijneend Nachtzwaluw Noordse Stern Ringmus Slechtvalk Stormmeeuw Tureluur Visdief Zwarte Kraai Zwarte Mees Zwarte Stern Zwarte Zwaan
6. Het verzamelen van biometrie en het invullen van nestkaarten wordt van harte aanbevolen.
Figuur 2. Aantal RAS projecten (blauw) en gemiddelde duur per RAS project in jaren (rood).
7 Voer alléén gegevens in van de doelsoort van het RAS project.
De eerste analyses aan een achttal soorten zijn inmiddels uitgevoerd. Niet alle projecten konden
30
CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012
in de analyse worden meegenomen, en binnen projecten konden niet alle jaren gebruikt worden. Van een aantal projecten was de looptijd nog te kort (minder dan 3 jaar), en binnen een aantal projecten waren er te weinig gegevens om analyse mogelijk te maken (figuur 2). Van o.a. steenuil, kerkuil, boerenzwaluw, oeverzwaluw, koolmees en huismus is voldoende informatie beschikbaar. Voor elk van deze soorten wordt hier een grafiek met de jaarlijkse overleving van volwassen vogels getoond (figuren 3 t/m 8). Dit zijn de eerste en voorlopige resultaten, wanneer meer gegevens beschikbaar komen worden de berekeningen betrouwbaarder.
Figuur 5. Jaarlijkse overleving boerenzwaluw. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
Figuur 3. Jaarlijkse overleving steenuil. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
Figuur 4. Jaarlijkse overleving kerkuil. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
Figuur 6. Jaarlijkse overleving oeverzwaluw. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
Figuur 7. Jaarlijkse overleving koolmees. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012 aanvankelijk snelle toename is het aantal gestabiliseerd net boven de 40, om de laatste jaren weer iets af te nemen. Niet alle actieve locaties leveren echter bruikbare gegevens op, door het ontbreken van te veel vangrondes.
Figuur 8. Jaarlijkse overleving huismus. De ononderbroken lijn geeft de berekende, jaarlijkse overleving weer. Stippellijnen geven de waarden weer waartussen de overleving met 95% waarschijnlijkheid ligt.
Het aantal CES plekken in Nederland is aanvankelijk snel gestegen en vervolgens gestabiliseerd op circa 40 (figuur 9). Maar vervolgens is het aantal de afgelopen jaren licht gedaald. Dit komt mede door ‘concurrentie’ met ring-MUS project waardoor enkele CES-plekken in tuinen naar dit project zijn overgestapt. Daarom zijn we op zoek naar nieuwe locaties! CES leent zich bij uitstek voor het monitoren van zangvogels van moerassen, struwelen en duinen. De Kleine Karekiet is de soort die binnen het CES het meest wordt gevangen. De ruimtelijke spreiding en de representatie van verschillende habitats in het CES dienen de komende jaren verbeterd te worden. Zo zijn er momenteel nog vrij weinig CES-plekken in het duingebied. 700
25000
Het CES project In het Constant Effort Sites project (CES), dat door het Vogeltrekstation in samenwerking met Sovon wordt uitgevoerd, worden sinds 1994 volgens een gestandaardiseerd protocol met behulp van mistnetten vogels geringd om overleving, broedsucces en timing van broeden van een groot aantal soorten beter te kunnen schatten. Deze gegevens kunnen dienen als een vroegtijdige indicatie voor de mogelijke achteruitgang van populaties of soorten. Ook kunnen ze worden ingezet om de oorzaken van gesignaleerde populatieveranderingen in beeld te brengen. Voor wat betreft de monitoring van reproductie vormt het CES een belangrijke aanvulling op het Meetnet Nestkaarten van Sovon/CBS, omdat het met name soorten beslaat die binnen het nestkaartenproject ondervertegenwoordigd zijn.
aantal CES-locaties
50
40
30
20
10
600
20000
actief (> 1 vangronde) geldig voor reproductie geldig voor overleving
0 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012
Figuur 9. Aantal actieve CES-locaties per jaar. Na een
500
15000
400 300
10000
200
5000 totaal aantal
aantal per site
100
0 0 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012
Figuur 10. Totaal aantal gevangen vogels op alle CES laocaties en het gemiddelde aantal per locatie per jaar. Na stabilisatie van het aantal actieve CES locaties volgen beide lijnen elkaar, maar valt op dat er grote verschillen bestaan tussen jaren. Met name de hoge aantallen vogels in de laatste drie seizoenen springen in het oog.
Andere biotopen, zoals open veld en heide, agrarisch en stedelijk gebied, lenen zich minder voor de gebruikte vangmethode. Door het introduceren van nieuwe vangtechnieken, zoals het gebruik van hijsnetten, hopen we in de nabije toekomst meer CES- plekken te creëren in bossen. In Op Het Vinkentouw Nummer 118, maart 2010 staan wat tips hoe deze te bouwen. Ook is het mogelijk het systeem in bomen te bevestigen. Wilt u dit met eigen ogen zien, dan kunt u langskomen op de CES-plek van Sovon op de Wylerberg in Beek-Ubbergen. Vangtijden Op iedere CES-dag wordt er gevangen van een half uur voor zonsopkomst tot 6 uur daarna.
CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012
Tijdens deze periode van in totaal 6½ uur dienen alle netten open te zijn. Daarna worden de netten geloten. Maar als er rond de sluittijd van de netten nog veel vogels in de netten vliegen kunt u deze rustig afwerken en bij de CES-dag administreren. Het is echter niet de bedoeling véél langer door te vangen op een ‘goeie dag’ om de standaardisatie van vanginspanning geen geweld aan te doen.
Gemiste rondes Door omstandigheden kan het voorkomen dat één of meer van de twaalf vangrondes gemist worden. Slecht weer of onderbemensing kunnen daar oorzaken van zijn. Om de gegevens te kunnen gebruiken voor het berekenen van de reproductieindex mogen van de éérste zes rondes maximaal twee worden gemist. Hetzelfde geldt voor de laatste zes rondes. Meer gemiste rondes zorgen ervoor dat de vangsten geen representatieve afspiegeling meer vormen van het broedseizoen en maakt deze onbruikbaar. Om de gegevens bruikbaar te maken voor de analyse van de jaarlijkse overleving is het noodzakelijk dat er minimaal gedurende drie achtereenvolgende jaren tijdens voldoende vangrondes (zie boven) wordt gevangen. Hoe langer de reeks is des te waardevoller deze echter wordt. De jaarlijkse overleving wordt berekend aan de hand van de terugvangsten van vogels die tijdens eerdere jaren op dezelfde CES locatie zijn geringd. Bij deze berekening wordt rekening gehouden met een soort-, jaaren locatiespecifieke vangkans, en wordt lokale broedvogels van doortrekkerse en ‘toevallige passanten’ statistisch van elkaar gescheiden. Deze methode wordt uitgelegd in het Sovon broedvogelrapport van 2007 Broedvlek, cloaca vorm en groei van jongen Bij deze willen wij u nogmaals oproepen tot het noteren van de aanwezigheid van een broedvlek en de vorm van de cloaca bij de adulte vogels die binnen het CES worden gevangen. Met behulp van deze gegevens zijn de niet-broeders (en zo ook de doortrekkers) van de vogels met een broedsel te onderscheiden. En door het consequent noteren van het type broedvlek en de ontwikkeling van de cloaca is ook de timing van het broeden vast te stellen. Dit laatste is van belang om de CES gegevens beter te kunnen koppelen aan o.a. klimaatverandering. De codering en uitleg over het noteren van de broedvlek en de cloaca vindt u in de nieuwe CES handleiding. Ook vragen we u te
noteren of jonge vogels al dan niet volgroeid zijn.
Overig nieuws Wisseling van de wacht Na een zeer lange periode stopt Frank Majoor met het coördineren van het CES project vanuit Sovon. Frank is voor velen lange tijd het gezicht geweest van CES, en heeft nagenoeg elke CES locatie in Nederland teminste één keer bezocht. Frank ringt bovendien zelf op twee prachtige CES locaties, in de Ooijpolder en op de Wylerberg. Frank heeft ook waardevolle bijdragen geleverd aan de oude en de nieuwe CES handleiding. Velen van jullie zullen Frank ook kennen van de telefoontjes in het najaar met vragen over foutief ingevoerde of ontbrekende CES gegevens. Voor u welllicht niet altijd leuk, maar voor de continuïteit van het project van grote waarde. Dankzij de inspanningen van Frank is de CES database compleet en grotendeels foutvrij, en daardoor uitstekend bruikbaar voor allerlei spannende analyses. Vanuit Sovon zal het CES-coordinatorschap worden overgenomen door Symen Deuzeman, voor velen geen onbekende, en net als Frank ook door de wol geverfd binnen het CES project, onder andere door zijn jarenlange ringwerk op de CES locatie Zwarte Meer. We bedanken Frank hierbij hartelijk voor zijn belangrijke werk en verwelkomen Symen als nieuwe coördinator. Gebruik van CES gegevens in de NDFF De coördinatie van het CES-project vindt plaats in het kader van een programma dat voortvloeit uit samenwerking tussen Sovon en Stichting GaN in het kader van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De gegevens die worden aangeleverd bij Sovon worden opgenomen in de NDFF voor zover bronhouders daarmee akkoord gaan, en voor zover daar geen eigendomsrechten van anderen op rusten. De natuurgegevens in de NDFF zijn daar door derden (veelal overheden) via het Natuurloket op te vragen voor verder gebruik. Het gaat doorgaans om toepassingen in het kader van ruimtelijke planvorming, risicobeoordelingen of toetsingen aan de natuurwetgeving. De natuurwetgeving vraagt om een zorgvuldige toetsing, wat betekent dat gebruik moet worden gemaakt van de ‘redelijkerwijs beschikbare’ informatie. Het toevoegen van CES-gegevens aan de NDFF is in dit licht van belang.
CES & RAS-Nieuws nummer 5, juni 2012 Tot op heden zijn de CES gegevens niet beschikbaar gesteld aan de NDFF. We willen dit in het kader van de samenwerkingsovereenkomst nu wel gaan doen, te beginnen met de gegevens van 2011. We leveren hierbij per CES-locatie alléén de totale aantallen per soort per vangdatum. Informatie over ringnummers en individuele vogels wordt dus niet verstrekt. De afspraak voor alle gegevens is dat alleen gegevens worden doorgeleverd aan de NDFF als tellers, of in dit geval ringers, daar geen bezwaren tegen hebben. Indien u wel bezwaren heeft, of meer informatie wilt, dan kunt u dat kenbaar maken door een email te sturen naar
[email protected]. Gegevens worden dan niet doorgeleverd aan de NDFF. Medewerkers van Sovon zijn overigens intensief betrokken bij de hele organisatie rond het beheer en gebruik van de NDFF. We werken mee aan het hele inhoudelijk beheer waaronder de kwaliteitszorg. Vergoeding gebruikte ringen CES en RAS Rond het verschijnen van deze nieuwsbrief ontvangt u ook de vergoeding voor de gebruikte ringen binnen het CES en het RAS over zowel 2010 als 2011 (en ring-MUS over 2011). Binnen CES
Figuur 11. Kleine karekiet in CES-mistnet. Foto Peter Eekelder.
worden alle gebuikte ringen vergoed. Binnen RAS worden de ringen vergoed van vogels die als adult binnen het project tenminste één keer zijn teruggegmeld, ongeacht of deze als adult of juveniel zijn geringd. De maximale vergoeding per RAS project per jaar bedraagt €50. Bij minder dan 5 terugmeldingen per jaar wordt niet uitgekeerd. De vergoedingen worden deze keer uitbetaald in de vorm van kortingcoupons voor de webwinkel van Vogeltrekstation. Per project en per jaar ontvangt u een coupon. Elke coupon geeft u een éénmalige korting op een bestelling in de webwinkel. Het maakt niet uit welke producten u bestelt, met welk doel of hoeveel, de korting wordt toegepast op het totaalbedrag van uw bestelling. Zo kunt u de benodigde ringen voor het volgend seizoen nagenoeg gratis verkrijgen. Bij uw bestelling kunt u op elk moment de unieke couponcode invullen en op de knop ‘Pas toe op bestelling’ drukken. De korting wordt dan meteen toegepast. Let op: zorgt u ervoor dat het totaalbedrag van uw bestelling tenminste even groot is als de waarde van de gebruikte coupon, anders gaat de rest van de coupon korting verloren. Ondervindt u problemen of heeft u vragen over het gebruik van de coupons, mail of bel ons dan.