CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
INHOUDSTAFEL
INLEIDING
P4
CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
P6
1. OPDRACHTEN VAN DE CEL
P6
2. BESPROKEN AGENDAPUNTEN
P6
2.1.
p7
FINANCIERING GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
2.1.1. Inventarisatie van de financieringen inzake het drugbeleid
p7
2.1.2. Budget Volksgezondheid voorzien voor de uitvoering van de Federale Beleidsnota Drugs
p7
2.2.
p8
PREVENTIE
2.2.1. Aanbevelingen inzake preventiebeleid
p8
2.2.2. Alcopops
p8
2.3.
p8
HARM REDUCTION
2.3.1. Spuitenruil
p9
2.3.2. “Drug testing on site”
p9
2.4.
ALGEMENE CEL DRUGBELEID
p9
2.5.
OVERLEG MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN MINISTERIE VAN JUSTITIE
p10
2.5.1. Therapeutisch advies
p10
2.5.2. Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen
p11
2.6.
DRUGWET (CANNABIS)
p11
2.7.
SUBSTITUTIEBEHANDELING VAN DIACETYLMORFINE “THERAPEUTISCHE HEROINEVERSTREKKING”
p12
2.8.
REALISATIES IN HET KADER VAN DE DRUGBELEIDSNOTA p12
2
2.8.1. Pilootprojecten
p12
2.8.2. Toegankelijkheid van de geneesmiddelen
p15
2.8.3. Mediacampagne over benzodiazepinegebruik
p15
2.9. 2.10.
LOKALE EN BOVENLOKALE COÖRDINATIESTRUCTUUR INZAKE DRUGS
p16
ADVIESAANVRAAG
p16
2.10.1. Koninklijk Besluit tot uitvoering van artikel 3,§ 4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica.
P16
2.10.2. Voorontwerp Waals decreet met betrekking tot de verslavingszorg
p17
2.11.
p17
REGISTRATIE
2.11.1. Financiering Nationaal focal point
p17
2.11.2. Gegevensverzameling Europees Waarnemingscentrum voor Drugs
p18
2.11.3. Early Warning System
p18
3. ALGEMEEN BESLUIT
P20
4. PRIORITEITEN VOOR DE AGENDA VAN DE CEL IN 2003
P20
5. LEDEN (EN VERVANGERS) VAN DE CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
P21
BIJLAGEN
P22
1.
P22
ADVIEZEN
1. 1. METHADON
P22
1.2. ADVIES INZAKE HET VOORONTWERPDECREET INZAKE DE ORGANISATIE VAN DE DRUGHULPVERLENING IN WALLONIË.
P32
1.2.1. Het voorontwerp van decreet
p32
1.2.2. Bespreking van het voorontwerp van decreet
p33
2. BUDGET 2002
P36
3. TEKST VAN VAD OVER LOKALE EN BOVENLOKALE COÖRDINATIE DRUGS
P37
3
ACTIVITEITENRAPPORT VAN DE CEL “GEZONDHEIDSBELEID DRUGS” 2002: VAN 1/1/2002 TOT 31/12/2002
INLEIDING
Op 30 mei 2001 hebben de verschillende betrokken ministers conform de Beleidsnota van de federale Regering m.b.t. de drugsproblematiek een protocolakkoord gesloten, betreffende de totstandkoming van een geïntegreerd gezondheidsbeleid inzake drugs. Het betreft, met name, mevouw Magda Aelvoet (later de heer Jozef Tavernier), minister van Consumentenbescherming, Volksgezondheid en Leefmilieu en de heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen, voor de federale Regering, mevrouw Mieke Vogels, minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, voor de Vlaamse Regering, de heer Thierry Detienne, minister van Sociale Zaken en Gezondheid, voor de Waalse Regering, de heer Hans Niessen, minister van Jeugd en Gezin, Monumenten en Landschappen, Gezondheid en Sociale Zaken, voor de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, mevrouw Nicole Maréchal, minister van Jeugdbeleid en Gezondheid voor de Regering van de Franse Gemeenschap, de heer Jos Chabert, lid van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, voor het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de heer Didier Gosuin, lid van het College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie. Teneinde de beleidslijnen inzake preventie van het gebruik van bewustzijnsbeïnvloedende middelen en hulpverlening aan mensen met druggerelateerde gezondheidsproblemen op elkaar af te stemmen, voorzag het protocol in de oprichting van de cel “Gezondheidsbeleid Drugs”. Deze cel, die sinds 1 juni 2001 operationeel is, is de eerste stap op weg naar de oprichting van een “Algemene Cel Drugbeleid” (zie ook verder bij de puntsgewijze bespreking). Terwijl de cel “Gezondheidsbeleid Drugs” belast is met de verwezenlijking van een geïntegreerd gezondheidsbeleid ten aanzien van de drugsproblematiek, beoogt de “Algemene Cel Drugbeleid” ook verschillende andere strategische aspecten met betrekking tot de drugproblematiek (Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken,…) te behandelen.
4
De cel “Gezondheidsbeleid Drugs” wordt voorgezeten door professor I. Pelc en is samengesteld uit leden die de ministeriële kabinetten van de federale overheid en de federale entiteiten (1) vertegenwoordigen. Sinds juni 2001 vergaderde de cel maandelijks. In een eerste fase werden deze vergaderingen gewijd aan praktische vragen omtrent de installatie van de cel en aan de definiëring van de te volgen methodologie inzake informatie-uitwisseling. Vervolgens heeft de cel een aantal specifieke dossiers onderzocht (zie verder: besproken agendapunten). De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu organiseert de logistieke en administratieve ondersteuning van de cel, gefinancierd zoals voorzien in het protocolakkoord.. Het administratieve team van de cel bestaat uit een tweetalig voltijds coördinator, een voltijds Franstalig medewerker niveau 1 (beiden gestart op 01.06.02), een halftijds Nederlandstalig medewerker niveau 1 (gestart op 01.10.02) en een halftijds administratief medewerker niveau 2 (reeds aanwezig). De bevoegde overheden ontwikkelden een protocolakkoord voor een geïntegreerd gezondheidsbeleid over drugs2. Daarin werd overeengekomen om het beleid met betrekking tot de preventie en de hulpverlening aan personen met een middelengerelateerde problematiek op elkaar af te stemmen. Om deze vereisten te bereiken werden volgende doelstellingen vooropgesteld: 1. Het verkrijgen van een globaal inzicht in alle aspecten van de drugverslavingsproblematiek. 2. De continue preventie van het druggebruik en het beperken van de schade hieraan verbonden. 3. De optimalisering van het hulpverlenings- en behandelingsaanbod voor druggebruikers. 4. De uitwerking van overlegde beleidsplannen met het oog op een geïntegreerd gezondheidsbeleid inzake drugs.
1
Zie volledige lijst van de leden bij punt 5 van dit rapport. ‘Het Protocolakkoord inzake de totstandkoming van een geïntegreerd gezondheidsbeleid inzake drugs’ werd goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid op 30 mei 2001.
2
5
CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS 1. OPDRACHTEN VAN DE CEL
In het kader van de Federale Beleidsnota Drugs en het bijhorende protocolakkoord werd er een cel “Gezondheidsbeleid Drugs” opgericht. Deze cel werd samengesteld met vertegenwoordigers van de deelnemende overheden en komt maandelijks samen. De cel “Gezondheidsbeleid Drugs” werd met volgende 5 opdrachten belast: 1. Het centraliseren, aanvullen en bijhouden van een gedetailleerde inventaris van de voor drugs en de drugproblematiek bevoegde overheden en de door de overheid erkende en/of gesubsidieerde instellingen, organisaties, organen, gespecialiseerde centra, onderzoekscentra, universiteiten, die zich toeleggen op één of meer aspecten van de drugproblematiek; 2. Het uitbrengen van gemotiveerde adviezen en aanbevelingen over de drugbeleidsafstemming, de afstemming van acties en de effectiviteit daarvan (ofwel uit eigen beweging, ofwel op verzoek van de akkoordsluitende overheden); 3. Het doen van voorstellen om de kwaliteit te verbeteren van de gegevens en de informatie die door iedere deelnemende overheid aan de cel worden bezorgd; 4. Het voorstellen en voorbereiden van samenwerkingsprotocollen teneinde de concrete overlegde doelstellingen te bereiken. Deze doelstellingen worden geëvalueerd via concrete indicatoren; 5. Het opmaken van een verslag. Deze opdrachten moeten in de toekomst gebeuren in afstemming met de Algemene Cel Drugbeleid (cfr. punt 2.4.). 2. BESPROKEN AGENDAPUNTEN
In onderstaand overzicht vindt u de verschillende thema’s die werden geagendeerd en besproken op de bijeenkomsten in 2002. Bij het lezen van dit verslag, stellen we vast dat een aantal van deze thema’s al sterk zijn geëvolueerd of ondertussen reeds werden afgerond. Tevens vinden we een aantal thema’s terug in de prioriteitenlijst voor de planning van 2003.
6
2.1.
FINANCIERING GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
2.1.1. Inventarisatie van de financieringen inzake het drugbeleid 2.1.1.1.
Situering
Om het bestaande drugbeleid in kaart te brengen, was het noodzakelijk een overzicht te verkrijgen van de financieringen (zowel op federaal-, gemeenschaps- als gewestelijk niveau) met betrekking tot deze materie, teneinde een globaal beeld te krijgen van de middelen voorzien voor de drugthematiek. 2.1.1.2.
Bespreking en besluit
Er werd een overzicht gegeven van de beschikbare gegevens inzake financiering van de verschillende overheden. Op basis van de huidige beschikbare gegevens kan echter geen volledig overzicht worden aangemaakt. Om een volledig beeld te krijgen van de financiering met betrekking tot de drugthematiek zal gewacht worden op de resultaten van de studie “Drugbeleid in cijfers” uitgevoerd door DWTC. Deze studie wordt gefinaliseerd in oktober 2003. De bespreking van de financiering van het onderdeel gezondheidsbeleid wordt opnieuw voorzien op de agenda van de cel begin 2004.
2.1.2. Budget Volksgezondheid voorzien voor de uitvoering van de Federale Beleidsnota Drugs 2.1.2.1 Situering Met betrekking tot de uitvoering van de Federale Beleidsnota Drugs werd door de federale Regering in 2001, 500 miljoen BEF (€ 12.394.676) vrijgemaakt, met het oog op het ontwikkelen van een beleid inzake preventie en zorgverlening. Van dit budget is € 6.201.000 voorzien binnen de bevoegdheid Volksgezondheid. 2.1.2.2 Bespreking en besluit Er wordt in herinnering gebracht dat een gedeelte van de door de regering vrijgemaakte middelen wordt voorzien voor de uitvoering van de pilootprojecten. De details over de besteding van de financiële middelen vindt u in bijlage (zie punt 2: budget 2002). Er is voldoende duidelijkheid omtrent de besteding van het budget voor de uitwerking van de drugbeleidsnota. Dit onderwerp wordt dus niet meer op de dagorde geplaatst.
7
2.2
PREVENTIE
2.2.1. Aanbevelingen inzake preventiebeleid 2.2.1.1.
Situering
Vóór de politiehervorming werden door de politiediensten eveneens taken opgenomen met betrekking tot drugpreventie. Na de hervorming wordt er evenwel geen rol meer voorzien voor de politie inzake preventie. 2.2.1.2.
Bespreking en besluit
De preventieprogramma’s van de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden voorgesteld en besproken binnen de cel. Ook de rol en de taak van de politie op het vlak van preventie werden toegelicht. Er werd vervolgens een consensustekst aangaande de verschillende standpunten en aanbevelingen inzake preventiebeleid uitgewerkt door VAD. Deze tekst zou als leidraad kunnen dienen voor de te nemen initiatieven van de Regering in het kader van preventie gedurende de volgende regeerperiode. De cel heeft hieromtrent nog geen standpunt ingenomen.
2.2.2. Alcopops 2.2.2.1.
Situering
Binnen de jongerencultuur stelt men recent een trend vast van toenemend gebruik van alcopops (limonadedrankjes met alcohol). De vraag wordt gesteld of het gebruik van dergelijke drankjes een gevaar kan inhouden voor de volksgezondheid. 2.2.2.2.
Bespreking en besluit
Er werden een aantal verschillende aspecten besproken: de aard van deze drankjes, de verkoop aan minderjarigen, beschikbaarheid via drankautomaten, wettelijke bepalingen bestaande in België en op Europees niveau, enz. De VAD stelde een dossier samen over alcopops en maakte op basis hiervan een folder voor de jongeren. 2.3.
HARM REDUCTION
De keuze werd gemaakt binnen de cel om harm reduction als een apart item te behandelen in dit verslag en niet onder preventie te plaatsen.
8
2.3.1. Spuitenruil 2.3.1.1.
Situering
Het probleem van de financiering van de spuitenruil werd besproken. Het ministerie van Binnenlandse Zaken zou beslist hebben dat deze financiering wordt stopgezet vanaf 2002. Dit wordt verder onderzocht. De vraag wordt gesteld welk beleidsniveau hiervoor verantwoordelijk is. 2.3.1.2.
Bespreking en Besluit
Ondanks het feit dat spuitenruil niet meer behoort tot de bevoegdheid van de federale Overheid, wordt de vraag inzake bevoegdheid opnieuw ter sprake gebracht binnen de cel. Met betrekking tot de wet inzake de hervorming der instellingen (wet van 8 augustus 1980 Bijzondere wet tot hervorming der instellingen, art 5 § I 2.) behoren “De gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten in diensten op het vlak van de preventies gezondheidszorg” tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen. Gezien spuitenruil ressorteert onder preventie en valt onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen en/of de regio’s, is het niet aan de federale overheid om hier financiële middelen voor vrij te maken.
2.3.2. “Drug testing on site” 2.3.2.1.
Situering
Het project “Drugtesting on site”, uitgewerkt door Modus Vivendi, dat momenteel loopt in Wallonië, wordt toegelicht en besproken. Dit project wordt gesubsidieert door de Franse gemeenschap. 2.3.2.2.
Bespreking en besluit
De cel onderstreept dat een dergelijk project best kadert in een algemene drugpreventieaanpak. Er wordt geadviseerd om een wetenschappelijk kader uit te werken onder de vorm van een protocol en dit in samenwerking met een universiteit. Modus Vivendi en de ‘Université Libre de Bruxelles’ werken dit samen uit. Dit protocol wordt voorgelegd aan de cel in (februari) 20033.
2.4.
ALGEMENE CEL DRUGBELEID
2.4.1. Situering De oprichting van een “Algemene Cel Drugbeleid” kadert in de uitvoering van de Federale Beleidsnota Drugs, die op 19 januari 2001 door de Ministerraad werd goedgekeurd4. Het is 3
De cel heeft omtrent dit protocol een advies geformuleerd. De details zullen besproken worden in het activiteitenrapport 2003. 4 Op 31 december 2002 werd het samenwerkingsakkoord reeds ondertekend door al de ministerspresidenten en de premiers van alle (deel)regeringen, de Raad van State gaf advies op 20
9
immers noodzakelijk dat een samenwerkingsakkoord tussen de vertegenwoordigers van de Federale, Gewestelijke en Gemeenschapsregeringen wordt opgezet, waarbij men streeft naar het uitwerken van een globaal en geïntegreerd drugbeleid. De “Algemene Cel Drugbeleid” zal minstens 1 maal per maand samenkomen en verzorgt tevens de ondersteuning van de Interministeriële Conferentie, die de vereiste beleidsbeslissingen op zich neemt. De cel “Gezondheidsbeleid Drugs” zal in de toekomst fungeren als ad hoc werkcel voor de “Algemene Cel Drugbeleid”.
2.4.2. Bespreking en besluit De ontwerptekst voor het samenwerkingsakkoord inzake de “Algemene Cel Drugbeleid” werd voorgesteld en besproken binnen de cel. Bovendien werd het advies van de Raad van Bestuur gevraagd. Het ligt in de bedoeling om voor het einde van de huidige regeerperiode de “Algemene Cel Drugbeleid” op te richten.
2.5.
OVERLEG MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID EN MINISTERIE VAN JUSTITIE
2.5.1. Therapeutisch advies 2.5.1.1.
Situering
De cel gaf suggesties inzake het ontwerp-KB inzake “therapeutisch advies” dat een onderdeel uitmaakt van het “Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen alsmede van het Koninklijk Besluit van 22 januari 1998 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen, teneinde daarin bepalingen in te voegen met betrekking tot risicobeperking en therapeutisch advies, en tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen”. Dit KB geeft uitvoering aan de drugwet5. 2.5.1.2.
Bespreking en besluit
De cel benadrukt het belang om de specifieke opdrachten en de opeenvolgende interventies van zowel de casemanager van Justitie, de casemanager van Volksgezondheid, de therapeutische consulenten als het hulpverleningsnetwerk duidelijk te omschrijven. De cel vindt het bovendien belangrijk dat de therapeutische consulenten als deskundigen optreden en in het kader hiervan bevoegd zijn om therapeutisch advies te geven. Zij dienen dan eveneens het begrip “problematisch gebruik” te bepalen alsook de noodzaak en de aard van de behandeling te formuleren. september 2002. Het wetsontwerp werd in de kamer ingediend op 9 december 2002 en zal begin 2003 behandeld worden in de kamer en senaat. Noot: Op 29 januari 2003 zou het wetsontwerp op het samenwerkingsakkoord voor de “Algemene Cel Drugbeleid” per artikel en in zijn globaliteit goedgekeurd worden (Kamerdocumenten 2179/001). 5 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddlen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. Deze wet werd goedgekeurd door het parlement (kamer 13/03/2003, senaat 27/03/2003)
10
Dit onderdeel van de wet heeft als bedoeling de samenwerking tussen Justitie en hulpverlening te optimaliseren voor de doelgroep geverbaliseerden met betrekking tot drug(gerelateerde) delicten. De cel bereikte een consensus over een algemeen kader voor het KB en definieerde de specifieke opdrachten van bovengenoemde actoren.
2.5.2. Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen 2.5.2.1.
Situering
Er bestaat een kans dat de Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen met betrekking tot delicten, die specifiek druggerelateerd zijn in de toekomst niet langer zullen worden betoelaagd vanuit Justitie. 2.5.2.2.
Bespreking en besluit
In verband met de Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen wordt vooropgesteld dat men deze materie vanuit federaal niveau (Justitie) wenst over te dragen naar de Gemeenschappen. Terzake wordt een overgangsfase voorzien. De gesprekken (tussen beide niveaus) blijken nog niet gestart.
2.6.
DRUGWET (CANNABIS)
2.6.1. Situering De leden van de cel wensen verder geïnformeerd te worden inzake de drugwet6, en dit meer specifiek inzake het onderdeel dat over cannabis handelt. Gezien de uitvoeringsbesluiten van de drugwet nog niet werden opgesteld, kan hierover nog geen verdere informatie gegeven worden.
2.6.2. Bespreking en besluit De leden wensen op de hoogte te worden gehouden van de veranderende wetgeving binnen Europa. Tevens wordt er een onderscheid gemaakt inzake de wetgeving op zich (geen bevoegdheid van de “Algemene Cel Drugbeleid”) en de repercussies van deze wetgeving (en de amendementen) op het Gezondheidsbeleid, hetgeen wel de bevoegdheid is van de cel “Gezondheidsbeleid Drugs”.
6
Drugwet: zie referentie voetnoot 5.
11
2.7.
SUBSTITUTIEBEHANDELING VAN DIACETYLMORFINE “THERAPEUTISCHE HEROINEVERSTREKKING”
2.7.1. Situering De minister van Volkgezondheid heeft kennis genomen van een experiment aangaande heroïneverstrekking in het buitenland en wenst na te gaan of dergelijke initiatieven ook mogelijk en/of wenselijk zijn voor België. Oorspronkelijk werd aan de medewerkers van de cel “Gezondheidsbeleid Drugs” gevraagd om een inventaris op te maken van de reeds bestaande initiatieven met betrekking tot heroïneverstrekking in het buitenland.
2.7.2. Bespreking en besluit In een latere fase wordt beslist dat de celmedewerkers deze inventaris niet moeten opmaken. Deze opdracht werd toevertrouwd aan de federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele Aangelegenheden (DWTC), in het kader van het onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de Federale Beleidsnota Drugs. DWTC lanceerde een oproep tot een beleidsondersteunend onderzoek: ‘Heroïneverstrekking, haalbaarheidsstudie en opvolging’. Indien deze studie een positief advies oplevert, dan kan een gemotiveerd dossier ingediend worden bij de UNCPD, om op die manier de goedkeuring te krijgen om een experiment op te starten in België. Ook de VAD plant een literatuurstudie aangaande de mogelijkheden van heroïneverstrekking binnen de huidige context van de drughulpverlening.
2.8.
REALISATIES IN HET KADER VAN DE DRUGBELEIDSNOTA
2.8.1. Pilootprojecten Aan de leden van de cel werd een toelichting gegeven over de verschillende pilootprojecten die werden opgestart door het Federale Ministerie van Volksgezondheid, binnen het kader van de Federale Beleidsnota Drugs. De cel wenst de pilootprojecten verder op te volgen aan de hand van de resultaten van de wetenschappelijke evaluaties en de begeleidingscomités. 2.8.1.1.
Situering
Concept pilootproject Pilootprojecten zijn projecten waarbij een bepaald model van zorg en/of zorgorganisatie dat nog niet bestaat in de reguliere gezondheidzorg, gedurende een bepaalde periode op zijn haalbaarheid wordt getoetst. Na deze testfase beslist men over het al dan niet regulariseren van dit model – eventueel mits bijsturing – of opteert men voor het uittesten van een ander model.
Duur en opvolging pilootproject
12
De duur van een pilootproject is doorgaans een jaar. Het pilootproject wordt tijdens zijn loopduur ondersteund door een begeleidingscomité binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Daarnaast kan er ook ondersteuning komen van een wetenschappelijke equipe. Na evaluatie (onder meer op basis van een tussentijdse en een eindverslaggeving van de pilootprojecten zelf, de verslaggeving van het begeleidingscomité en die van de wetenschappelijke equipe) kan het pilootproject (al dan niet) verlengd worden. 2.8.1.2.
Bespreking specifieke pilootprojecten mbt de drugthematiek
Er werden drie soorten pilootprojecten opgestart: (1) het pilootproject voor de intensieve behandeling van patiënten met een dubbele diagnose; (2) het pilootproject voor de uitbouw van crisiseenheden voor personen met middelengerelateerde stoornissen en de implementatie van de functie van casemanager binnen deze eenheden; en (3) het pilootproject voor de implementatie van de functie van zorgcoördinator binnen de Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg met betrekking tot de behandeling van personen met een middelengerelateerde stoornis.
Pilootproject Dubbele Diagnose Er werden uit een groep van veertien kandidaturen twee pilootprojecten geselecteerd om de intensieve behandelingseenheid voor patiënten met een dubbele diagnose uit te bouwen. Dit contract loopt van 1 oktober 2002 tot en met 30 september 2003. Het doel van bovengenoemd pilootproject bestaat erin de haalbaarheid na te gaan van intensieve behandelingseenheden voor patiënten met middelengerelateerde problematiek die tevens beantwoorden aan de criteria van de DSM-IV psychotische stoornissen. Het is belangrijk om patiënten met een dubbele diagnose (middelengerelateerde stoornis + psychotische stoornis) zo adequaat mogelijk te behandelen, zoniet worden de bestaande behandelingen ontwricht of hervallen deze patiënten. De einddoelstelling van de gespecialiseerde behandeling bestaat erin om, na een beperkte periode van intensieve behandeling (zes maanden met een maximum verlenging van zes maanden), de patiënt op zijn minst te stabiliseren en vooral om, in overleg met hem/haar naar andere ambulante of residentiële centra door te verwijzen om de verdere zorg te kunnen waarborgen. Veldwerkers stellen immers vast dat wanneer deze patiënten worden behandeld in A- of Tdiensten dit de werking van deze diensten kan ontwrichten en het herval voor de patiënt veel groter kan zijn. De doelstellingen op individueel vlak:
De beperking van het druggebruik en de ermee verbonden problemen; De stabilisering van de psychiatrische stoornissen; De verbetering van het algemeen niveau van functioneren; Het inzetten van specifieke programma’s met het vooruitzicht de patiënt weer te resocialiseren (life/social skills, tewerkstelling, wonen, dagbezigheid,...).
13
Pilootproject Crisiseenheden en Casemanager De projecten Crisiseenheden en Casemanager werden samengevoegd, zodat meer financiële middelen beschikbaar waren die het mogelijk maakten om per provincie één entiteit uit te bouwen. Er werden negen pilootprojecten opgestart voor de uitbouw van crisiseenheden voor personen met middelengerelateerde stoornissen en de implementatie van de functie casemanager binnen deze eenheden. Het contract loopt van 1 december 2002 tot en met 30 november 2003. Het doel van het pilootproject bestaat erin om, naast de controle van de acute somatische situatie in de observatie-eenheid, een specifiek zorgaanbod aan te bieden, waarbij de crisissituatie naar aanleiding van een middelengerelateerde stoornis kan worden bijgestuurd om een genezingsproces op gang te brengen. De voornaamste doelstelling van de gespecialiseerde behandeling bestaat erin om, na een beperkte periode van intensieve behandeling van maximum vijf dagen: de patiënt op zijn minst te stabiliseren. in overleg met de patiënt, tijdens zijn verblijf en na zijn vertrek uit de crisiseenheid, hem naar andere ambulante of residentiële diensten door te verwijzen. De casemanager verzekert de zorgcontinuïteit van de patiënt tijdens en na zijn opname in de crisiseenheid.
Pilootproject Zorgcoördinator Er werd via de Overlegplatforms Geestelijke Gezondheidszorg een oproep gedaan naar alle provincies (10) in België alsook naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap om deel te nemen aan het pilootproject voor de implementatie van de functie van zorgcoördinator. Uiteindelijk hebben negen van de vijftien Overlegplatforms gekozen om mee te werken. Per provincie werd één project toegekend. Het contract loopt van 1 oktober 2002 tot en met 30 september 2003. Bij dit pilootproject bestaat de taak van de zorgcoördinator erin om het overleg met betrekking tot een zorgcircuit voor middelengerelateerde stoornissen te faciliteren. De zorgcoördinator brengt een aantal noodzakelijke en relevante actoren samen. Aan het overleg moeten ten minste alle instellingen en diensten participeren die deel uit maken van het samenwerkingsverband binnen de provincie, voor zover zij een relevant zorgaanbod organiseren voor de betreffende doelgroep. Het betreft onder andere: • de algemene ziekenhuizen die over een dienst neuropsychiatrie voor observatie en behandeling beschikken; • de psychiatrische ziekenhuizen; • de psychiatrische verzorgingstehuizen; • de diensten of centra voor geestelijke gezondheidszorg; • de inrichtende machten van initiatieven van beschut wonen; • andere actoren die beschikken over voorzieningen met een RIZIV-conventie en die als doel hebben een specifiek aanbod m.b.t deze doelgroep binnen de geestelijke gezondheidszorg te organiseren;
14
•
allerlei andere specifieke lokale of regionale zorgeenheden kunnen uiteraard aan deze lijst van actoren worden toegevoegd.
2.8.2. Toegankelijkheid van de geneesmiddelen 2.8.2.1.
Situering
Momenteel wordt slechts één geneesmiddel (methadon) terugbetaald in de specifieke behandeling van het behoud van abstinentie in een toestand van afhankelijkheid van opiaten, terwijl er nog twee andere geneesmiddelen (met andere werkingsmechanismen evenwel) op de belgische markt verkrijgbaar zijn. 2.8.2.2.
Bespreking en besluit
De cel is van mening dat het wenselijk zou zijn dat ook de twee andere substitutiemiddelen zouden terugbetaald worden. Op die manier verkrijgen we immers een grotere toegankelijkheid van middelen. Maar de Geneesmiddelencommissie wees de procedure met betrekking tot het verkrijgen van terugbetaling reeds meerdere keren af, naar verluidt omwille van de hogere prijs voor de twee andere substitutiemiddelen in vergelijking met de prijs voor methadon. De voorzitter zal verder informatie verzamelen en een dossier opmaken om opnieuw in te dienen bij de Geneesmiddelencommissie. Op die manier tracht men de correcte terugbetaling te verkrijgen van alle geneesmiddelen die bijdragen tot het stabiliseren van gebruikers van opiumderivaten. De cel volgt dit thema verder op.
2.8.3. Mediacampagne over benzodiazepinegebruik 2.8.3.1.
Situering
In het kader van een stijging van het gebruik van benzodiazepines (slaap- en kalmeermiddelen, enzovoort) in België, besliste de federale Overheid (op basis van het advies van de Hoge Gezondheidsraad) om een eerste informatie- en sensibiliseringscampagne (november/december 2002) op te zetten tegen het misbruik van slaap- en kalmeermiddelen. Met deze eerste campagne wil men de bevolking inlichten over de gevaren verbonden aan (overmatig) benzodiazepinegebruik. Er werd een spot voorzien op radio en televisie en een ondersteunende folder (verspreid via de artsenpraktijken) voor (potentiële) gebruikers. Daarnaast werd ook een themanummer voorzien voor de artsen7. Dimarso8 kreeg de opdracht om een pre- en posttest uit te voeren over de zichtbaarheid van de campagne bij de algemene bevolking. Deze eerste campagne moet de basis leggen voor de verdere campagnes die zich gerichter zullen toeleggen op specifieke doelgroepen van gebruikers. Uit de gezondheidsenquête blijkt 7
“Verantwoord gebruik van Benzodiazepines” in Folia Pharmaco-Therapeutica, oktober 2002. De resultaten van het onderzoek zijn beschikbaar sinds april 2003. De details zullen besproken worden in het acticiviteitenrapport 2002-2003. 8
15
immers dat vooral vrouwen (binnen de leeftijdscategorie 35 – 50 jaar) met een lage scholingsgraad meer geneigd zijn om slaap- en kalmeermiddelen te gebruiken. De tweede campagne zal van start gaan in de maand april 2003 en richt zich specifiek tot de doelgroep vrouwen in de leeftijdscategorie 35 tot 55. 2.8.3.2.
Bespreking en besluit
Na de voorstelling van de campagne vragen de leden om verder ingelicht te worden over de komende campagnes en dit vanaf de conceptualizering. Men wenst eveneens een afstemming te realiseren met mogelijke andere (op te zetten) campagnes door andere overheden.
2.9.
LOKALE EN BOVENLOKALE COÖRDINATIESTRUCTUUR INZAKE DRUGS
2.9.1. Situering Gezien er enige verwarring was over de inhoud en taken van enerzijds de Lokale Coördinatiegroepen Drugs (LCD’s) en anderzijds de zorgcircuits middelengerelateerde stoornissen, heeft VAD een werkgroep opgericht, die terzake een tekst aanmaakte9.
2.9.2. Bespreking en besluit De LCD brengt alle relevante partners met betrekking tot de verschillende aspecten van een drugproblematiek in een regio samen, zoals: zorgcircuit middelengerelateerde stoornissen, justitie, politie, tewerkstellingscircuit, onderwijs, jeugdwerk, gezondheidssector, welzijnssector, enz. Deze LCD’s hebben vooral tot doel de noden en hiaten op lokaal vlak inzake drugs te inventariseren en op te vangen. Er is consensus over de eerste 3 pagina’s van de voorgestelde tekst van het VAD.10 Het algemene principe wordt onderschreven door de leden van de cel. Deze principes vragen echter adaptatie aan de realiteit van de gewesten en regio’s.
2.10.
ADVIESAANVRAAG
2.10.1. Koninklijk Besluit tot uitvoering van artikel 3,§ 4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. 2.10.1.1.
Situering
In het kader van de ontwikkeling van het KB tot uitvoering van artikel 3, §4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende
9
Zie bijlage Zie bijlage
10
16
middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica heeft de minister van Volksgezondheid gevraagd aan de cel om een advies te formuleren. 2.10.1.2.
Bespreking en besluit
De tekst werd meerdere malen besproken op de cel en gefinaliseerd in een advies11, dat in januari 200312 zou bezorgd worden aan de minister van Volksgezondheid.
2.10.2. Voorontwerp Waals decreet met betrekking tot de verslavingszorg 2.10.2.1.
Situering
De Waalse Regering werkte een voorontwerp van decreet uit voor de erkenning en subsidiëring van de hulp- en zorgnetwerken en de gespecialiseerde diensten voor verslavingszorg. De Waalse Regering vraagt aan de cel om een advies over dit ontwerpdecreet13. 2.10.2.2.
Bespreking en besluit
Het voorontwerp van decreet werd voorgesteld, toegelicht en meerdere malen (na diverse aanpassingen) besproken in de cel. In het ontwerpdecreet wenst men tevens dat er rekening gehouden wordt met de reeds geformuleerde adviezen op het niveau van de Vlaamse overheid en met de visie van de federale Overheid. De cel geeft een positief advies aangaande het voorontwerp van decreet van de Waalse Regering mits het aanbrengen van de naar voorgebrachte wijzigingen14.
2.11.
REGISTRATIE
2.11.1. Financiering Nationaal focal point 2.11.1.1.
Situering
De cel heeft zich de opdracht gegeven om de financiering van het Belgisch focal point REITOX te onderzoeken alsook om een synthese te maken van de financiering van de verschillende subfocal points. 2.11.1.2.
Bespreking en besluit
De Vlaamse Gemeenschap deelt mee dat ze niet langer financiële middelen willen toekennen voor REITOX inzake het focal points.
11
zie bijlage De details zullen besproken worden in het acticiviteitenrapport 2003. 13 zie bijlage 14 zie bijlage 12
17
De cel is van mening dat het noodzakelijk is om het huidige financieringsakkoord te herzien. Terzake werd geen verder initiatief genomen.
2.11.2. Gegevensverzameling Europees Waarnemingscentrum voor Drugs (EWDD) 2.11.2.1.
Situering
De cel heeft kennis genomen -via de Belgische afgevaardigde van de Wetenschappelijke Raad van het EWDD- van het feit dat de ontvangst bij het EWDD van de gegevens komende van België onvolledig is, gezien de verschillende vormen van methodologie die worden gebruikt door de subfocal points. 2.11.2.2.
Bespreking en besluit
Momenteel, gezien de huidige Belgische context, zouden de geleverde gegevens aan het EWDD in België van minder goede kwaliteit zijn dan deze uit andere Europese landen. We moeten toezien op: 1) een grotere coherentie in de gebruikte methodologie 2) het bereiken van een akkoord omtrent de minimale kerngegevens bij de gegevensverzameling in het ganse land, teneinde deze over te maken aan het EWDD 3) het identificeren van de complementaire gegevens specifiek van nut voor België. Hieromtrent zal er door de cel een brief worden gericht aan de bevoegde Ministers. Tot nu toe werd er echter nog geen werkgroep opgericht. Het probleem aangaande de gegevensverzameling zal tot de prioriteiten behoren voor 2003.
2.11.3. Early Warning System 2.11.3.1.
Situering
Volgens de Overheid is de uitbouw van een vroegtijdige alarmeringsprocedure (Early Warning System) vereist. Deze procedure omvat het verschijnen van bepaalde drugs op Belgisch grondgebied, die naast hun gewone kenmerken, ook andere karakteristieken vertonen die hun toxiteit verhogen. Dit systeem van snelle informatieverstrekking moet het mogelijk maken om sneller en met de nodige flexibiliteit te reageren op omstandigheden, waarbij het - in het belang van de volksgezondheid - noodzakelijk is, betrokken beroepssectoren zo snel als mogelijk duidelijke en nauwkeurige informatie te bieden. 2.11.3.2.
Bespreking en besluit
Het belang van correcte voorlichting en verpreiding van informatie op het vlak van drugs in de media werd in de cel besproken. Een interkabinettenwerkgroep15 werd belast met het uitwerken van een voorstel voor de Ministerraad16. Deze werkgroep stelde twee aspecten voorop : enerzijds de voorlichting bij de 15
met samenstelling:vertegenwoordigers van het Kabinet van Justitie, - de Premier, Binnenlandse Zaken, -Volksgezondheid en van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid en de Federale Politie
18
inbeslagname van drugs en anderzijds de communicatie hieromtrent. Het is echter van belang om voor ogen te houden dat er binnen het “Early Warning System” niet enkel aandacht is voor de nieuwe substanties, maar dat ook de overige drugsoorten aan bod komen. De cel stelt eveneens voor om een “Belgian Early Warning System” (BEWS) op te richten. Deze staat in contact met de andere Europese landen. Met betrekking tot de concrete uitvoering hiervan, wacht men eerst de resultaten af van het rapport Hupet-Casselman "Un plan de communication dans le cadre d'un système d'alerte précoce relatif à la dangerosité de toutes les drogues". Deze studie verschijnt in februari 200317.
16 Het eindrapport van de interkabinettenwerkgroep:‘PMA-drugs en communicatie vanuit Volksgezondheid’, werd besproken op de ministerraad van 21 november 2001. Het KB werd ondertussen uitgewerkt en goedgekeurd op de ministerraad van 4 april 2003. Dit KB voorziet in een verplichte meldingsplicht voor laboratoria ingeval zij in hun analyses gevaarlijke illegale drugs aantreffen. 17 De studie zal voorgesteld worden op de bijeenkomst van de cel in mei 2003. De details zullen besproken worden in het activiteitenrapport 2003.
19
3. ALGEMEEN BESLUIT Uit bovenstaand overzicht van de besproken punten van de cel “Gezondheidsbeleid Drugs” in 2002 kunnen we vaststellen dat informatieuitwisseling tussen de Federale overheden en de Gemeenschappen van groot belang is. Deze informatieuitwisseling handelt onder meer over: het geven van toelichting inzake (nieuwe) initiatieven opgestart op de verschillende beleidsniveaus, het bespreken van knelpunten, het uitklaren van gebruikte begrippen en opvolgen van evoluties. Tevens werden er binnen de cel twee adviezen geformuleerd. Een eerste advies werd aan de Federale minister van Volksgezondheid toegestuurd, inzake het Koninklijk Besluit tot uitvoering van artikel 3, § 4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. Een tweede advies werd gegeven aan de Waalse minister van Volksgezondheid inzake het voorontwerp van het Waals decreet betreffende de erkenning en subsidiëring van de hulp- en zorgnetwerken in de gespecialiseerde diensten van verslavingszorg. Voor het werkingsjaar 2003 heeft de cel een aantal prioriteiten aangaande te behandelen dossiers bepaald. Deze dossier zullen worden voorbereid door verschillende ad hoc werkgroepen.
4. PRIORITEITEN VOOR DE AGENDA VAN DE CEL IN 2003 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Registratie van gegevens. Beroepsgeheim. Harmreduction (visie). Huishoudelijk reglement. Opstellen memorandum voor de volgende regering. Lokale en bovenlokale structuur. Communicatie over drugs.
20
5. LEDEN (EN VERVANGERS) VAN DE CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS
KABINETS
LEDEN
VERVANGERS
KABINET
Bob COOLS
Sophie DESSALLE
MINISTER J. TAVERNIER
Isy PELC
Stan ANSOMS
KABINET
Denise WALCKIERS
Francis SARTOR
MINISTER F. VANDENBROUCKE
Geert VERSCUREN
Kathleen HAELTHERMAN
KABINET
Patricia COOLS
Fabienne HARIGA
KABINET
Thomas NAGANT
Marc VANDERVEKEN
MINISTER D. GOSUIN
Pierre DELCARTE
Claire REMY
KABINET
Jean-Pierre BROOTHAERTS
Marlies VOS
Olivier MARIAGE
Nelly GUILLAUME
KABINET
Ilse DE MAESENEIRE
Marijs GEIRNAERT
MINISTER M. VOGELS
Guido MAERTENS
Johan MAERTENS
Frank SCHILLEWAERT
Roos DE VENTER
MINISTER N. MARECHAL
MINISTER J. CHABERT KABINET MINISTER T. DETIENNE
VOLKSGEZONDHEID ADMINISTRATIE
Pol GERITS Rita DEMEY Dominique BONARELLI
21
BIJLAGEN 1.
ADVIEZEN
1. 1. METHADON ADVIES VAN DE CEL GEZONDHEIDSBELEID DRUGS M.B.T. HET KONINKLIJK BESLUIT TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 3, § 4 VAN DE WET VAN 24 FEBRUARI 1921 BETREFFENDE HET VERHANDELEN VAN GIFTSTOFFEN, SLAAPMIDDELEN EN VERDOVENDE MIDDELEN, ONTSMETTINGSSTOFFEN EN ANTISEPTICA
Bespreking KB De Cel Gezondheidsbeleid Drugs besprak het voorstel van ontwerp Koninklijk Besluit respectievelijk in de bijeenkomsten van 9 juli en 17 september 2002 en formuleerde zowel een overkoepelend advies als een detailadvies per hoofdstuk en artikel.
Inleiding Bij de bespreking van dit KB binnen de cel werd rekening gehouden met volgende documenten: 1) De drugbeleidsnota van de federale overheid m.b.t. de drugproblematiek (19 januari 2001); 2) De consensusconferentie over methadon, georganiseerd in 1994 op initiatief van het (voormalig) Ministerie van Sociale Zaken; en – 3) -. dewelke een follow-up vergadering (verslaggeving) heeft gekend die plaats vond in 1997, omtrent de evaluatie van de beslissingen die werden genomen op de vergadering van de consensusvergadering van 1994; 4) daarnaast werd ook rekening gehouden met de uitbouw van nieuwe zorgcircuits die de problematische druggebruiker meer continuïteit garanderen binnen de (drug)hulpverlening.
Algemeen overkoepelend advies De drugsthematiek is een sterk evoluerende materie binnen een snel veranderende maatschappij. Dit geldt a fortiori voor problematische druggebruikers. Daarnaast wordt in de federale beleidsnota drugs, in navolging van het Europees Actieplan inzake drugsbestrijding (2000-2004), de uitbouw van een evaluatie-instrument als een prioritaire nood omschreven. Daarom is het nodig om de opvolging en de uitvoering van dit KB in de toekomst te garanderen in het bijzonder denken we aan volgende punten: de registratie (op basis van een uniek identificatienummer) en de wetenschappelijke opvolging en evaluatie. Deze instrumenten zijn immers van belang om het gevoerde beleid te kunnen aanpassen aan nieuwe evoluties. Er wordt gevraagd om ook rekening te houden met de reeds bestaande verschillen op het vlak van methadonbedeling binnen de Gemeenschappen. In Vlaanderen wordt methadon (in hoofdzaak) voorgeschreven via de artsen binnen de drughulpverleningcentra. In Wallonië wordt de methadon (zoals in Vlaanderen) eveneens voorgeschreven via de artsen binnen de drughulpverleningscentra, maar daarnaast is er ook een niet te veronachtzamen aantal huisartsen (met privé praktijk), die dit middel voorschrijft. Daarom vraagt de Cel
22
Gezondheidsbeleid Drugs om doorheen de verschillende artikels van het uitvoeringsbesluit, maximaal rekening te houden met deze bestaande regionale verschillen.
VOORSTEL WIJZIGINGEN BINNEN HET ONTWERP KB De tekst werd gewijzigd via het doorhalen van de oorspronkelijke tekst en vervangen door de onderstreepte tekst. Versie 22-3-2002 KONINKLIJK BESLUIT TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 3, § 4 VAN DE WET VAN 24 FEBRUARI 1921 BETREFFENDE HET VERHANDELEN VAN GIFTSTOFFEN, SLAAPMIDDELEN EN VERDOVENDE MIDDELEN, ONTSMETTINGSSTOFFEN EN ANTISEPTICA
ARRETE ROYAL PORTANT EXECUTION DE L’ARTICLE 3, § 4 DE LA LOI DU Supprimé : 2 24 FEVRIER 1921 CONCERNANT LE TRAFIC DES SUBSTANCES VENENEUSES, SOPORIFIQUES, STUPEFIANTES, DESINFECTANTES OU ANTISEPTIQUES
ALBERT II, Koning der Belgen,
ALBERT II, Roi des Belges,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
A tous, présents et à venir, Salut.
Gelet op de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij de wetten van 11 maart 1958, 1 juli 1976 en 14 juli 1994 en 3, § 4, ingevoegd bij de wet van 10 juni 2002;
Vu la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou antiseptiques, notamment les articles 1er, modifié par les lois des 11 mars 1958, 1er juillet 1976 et 14 juillet 1994 et Supprimé : .. . 3, § 4, inséré par la loi du 10 juin 2002 ;
Gelet op de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, inzonderheid op artikel 6, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en bij de wet van 20 oktober 1998;
Vu la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, notamment l’article 6, modifié par l’arrêté royal du 8 août 1997 et par la loi du 20 octobre 1998 ;
Gelet op het koninklijk besluit van 31 mei 1885 houdende goedkeuring der nieuwe onderrichtingen voor de geneesheren, de apothekers en de drogisten, inzonderheid op artikel 35, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 mei 1999;
Vu l’arrêté royal du 31 mai 1885 approuvant les nouvelles instructions pour les médecins, pour les pharmaciens et pour les droguistes, notamment l’article 35, remplacé par l’arrêté royal du 3 mai 1999 ;
Gelet op het advies van de inspectie van financiën, gegeven op 12 april 2001;
Vu l’avis de l’inspection des finances, donné le 12 avril 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op…;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le…;
23
Supprimé : ….;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van…. over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Vu la délibération du Conseil des Ministres le… sur la demande d’avis à donner par le Conseil d’Etat dans un délai ne dépassant pas un mois ;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op… met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le…, en application de l’article 84, alinéa 1er, 1° des lois coordonnées par le Conseil d’Etat;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Sur la proposition de Notre Ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l’Environnement et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,
HEBBEN WIJ BESLUITEN WIJ:
NOUS AVONS ARRETE ET ARRETONS:
BESLOTEN
EN
HOOFDSTUK I. Definities
CHAPITRE Ier. Définitions
Artikel 1 : Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
Article 1er: Pour l’ application du présent arrêté, on entend par :
1) “behandeling met vervangingsmiddelen”: elke behandeling die bestaat in het voorschrijven, toedienen of afleveren aan een verslaafde patiënt van verdovende middelen of psychotrope stoffen bij wijze van geneesmiddel en die, in het kader van een therapie, de verbetering van de gezondheid en de levenskwaliteit van de patiënt beoogt en indien mogelijk tot diens ontwenning leidt;
1) “traitement de substitution”: tout traitement consistant à prescrire, administrer ou délivrer à un patient toxicomane des substances stupéfiantes ou des psychotropes sous forme médicamenteuse, visant, dans le cadre d’une thérapie, à améliorer sa santé et sa qualité de vie, et à obtenir si possible le sevrage du patient ;
2) “vervangingsmiddel”: de verdovende middelen of psychotrope stoffen die bij wijze van geneesmiddel toegelaten zijn om gebruikt te worden in het kader van een behandeling met vervangingsmiddelen. 3) Zie KB 78.
2) “médicament de substitution”: les substances stupéfiantes ou des psychotropes qui, sous formes médicamenteuse, sont autorisées pour être utilisées dans le cadre d’un traitement de substitution.
HOOFDSTUK 2. De aflevering en de toediening van het vervangingsmiddel.
CHAPITRE 2. La délivrance et l’administration du médicament de substitution.
Art. 2. De vervangingsmiddelen gebruikt in het kader van een behandeling met vervangingsmiddelen worden door een apotheker zelf of onder zijn verantwoordelijkheid afgeleverd, of door een beroepsbeoefenaar die gemachtigd is om geneesmiddelen af te leveren krachtens artikel 4, § 2, 1° en 2° van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Art. 2. Les médicaments de substitution utilisés dans le cadre d’un traitement de substitution, sont délivrés par un pharmacien, lui-même ou sous sa responsabilité, ou par toute professionnel autorisée à délivrer des médicaments en vertu de l’article 4, § 2, 1° et 2° de l’arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 relatif à l’exercice des professions de santé.
24
3) Voire AR 78.
Art. 3. Bij het aanvatten van de behandeling met vervangingsmiddelen, en zolang de medische situatie van de patiënt zulks vereist, wordt het vervangingsmiddel dagelijks peroraal afgeleverd en toegediend in aanwezigheid van de apotheker die het aflevert, of van een ander persoon, die onder zijn verantwoordelijkheid optreedt.
Art. 3. En début de traitement de substitution et tant que la situation médicale du patient le requiert, le médicament de substitution est délivré quotidiennement sous une forme orale et : persoon administré en présence du pharmacien qui Supprimé le délivre ou d’une personne agissant sous Supprimé sa : de la personne responsabilité.
Art. 4. In afwijking van de bepalingen van artikel 3, kan de voorschrijvende geneesheer andere regelen inzake afgifte en toediening bepalen, indien de professionele, familiale, medische of sociale toestand van de patiënt dit rechtvaardigt.
Art. 4. Par dérogation aux dispositions de l’article 3, le médicin prescripteur peut déterminer d’autres : aflevering règles de délivrance et d’administration si Supprimé la situation professionnelle, familiale, médicale ou sociale du patient le justifie.
Art. 5. De persoon die het vervangingsmiddel aflevert of toedient, verwittigt onverwijld de voorschrijvende arts, indien de patiënt de voorwaarden inzake aflevering en toediening, vastgesteld bij artikel 3 of bepaald door de geneesheer op grond van artikel 4, niet naleeft.
Art. 5. La personne qui délivre ou administre le médicament de substitution avertit, sans délai, le médecin prescripteur si le patient ne respecte pas les conditions de délivrance et d’administration fixées à l’article 3 ou déterminées par le médecin prescripteur en vertu de l’article 4.
HOOFDSTUK 3. De vervangingsmiddelen.
CHAPITRE 3. Les médicaments de substitution.
Art. 6. De vervangingsmiddelen zijn : - Methadon; - Buprenorfine.
Art. 6. Les médicaments de substitution sont : - Méthadone ; - Buprénorphine.
HOOFDSTUK 4. Het aantal patiënten ten laste genomen per voorschrijvende arts, de begeleiding van de behandeling en de bijscholing van de voorschrijvende arts.
CHAPITRE 4. Le nombre de patients pris en charge par médecin prescripteur, : navorming l’accompagnement du traitement et de Supprimé la formation continue du médecin prescripteur.
Art. 7. Elke geneesheer die een behandeling met vervangingsmiddelen verstrekt, neemt deel aan een klinische intervisiegroep, samengesteld uit minstens 2 andere geneesheren, die een behandeling met vervangingsmiddelen verstrekken, en een psychiater of een psycholoog die een praktijk heeft van behandeling van druggebruikers. De in dit artikel bedoelde klinische intervisiegroep kan zich verzekeren van de medewerking van apothekers en andere betrokken gezondheidsberoepen. Alle leden van de klinische intervisiegroep zijn gebonden door het beroepsgeheim.
Art. 7. Tout médécin qui dispense des traitements de substitution participe à un groupe d’intervision clinique, composé d’au moins 2 autres médecins, dispensant des traitements de substitution et d’un psychiatre ou un psychologue ayant une pratique de la prise en charge des usagers de drogues.
Art. 8. De in artikel 7 bedoelde klinische intervisiegroep heeft als opdracht, mits het eerbiedigen van therapeutische vrijheid van de zorgverstrekker en binnen een psycho-medisch-
Art. 8. Le groupe d’intervision clinique visé à l’article 7 a pour mission, dans le respect de la liberté thérapeutique du prestataire de soins et dans une approche psycho-médico-sociale :
25
Supprimé : Buprenorfine
Le groupe d’intervision clinique visé au présent article peut s’adjoindre le concours de pharmaciens et tout autre professionnel concerné par la santé. Les membres du groupe d’intervision clinique sont tenus au secret professionnel.
sociale benadering:
Supprimé : :
1° permanente vorming van haar leden inzake behandeling van druggebruikers, alsook op het gebied van de evolutie van de praktijk en de wetgeving inzake drugs, na te streven;
1° de poursuivre un objectif de formation continue de ses membres en matière de traitement des usagers de drogues ainsi que dans le domaine de l’évolution des pratiques et de la législation en matière de drogues ;
2° te waken over de kwaliteit van de behandelingen, door de bespreking van de behandelde gevallen en, indien nodig, door het onderzoeken van de medische situaties van de patiënten, inzonderheid voor wat betreft: - de modaliteiten voor het afleveren en het toedienen van het vervangingsmiddel bedoeld in hoofdstuk 2 van dit besluit;
2° de veiller à la qualité des thérapeutiques par discussion des cas traités et, s’il échet, par examen :s de situations médicales des patients, notammentSupprimé en ce qui concerne: Supprimé : dossiers
- het opvolgen van de risico’s, verbonden aan het eventueel bijgebruik van andere genees- of verdovende middelen;
- l’évaluation des risques liés à la consommation concommitantes d’autres drogues ou médicaments;
3° de draaglast die gekoppeld is aan het aantal ten laste genomen patiënten te bespreken;
Supprimé : het teveel aan patiënten te 3° de discuter la charge liée au nombre de patients ontmoedigen door pris en charge;
4° de toepassing van de artikelen 14 en 16 van dit besluit door de deelnemende leden op te volgen.
4° de veiller à l’application par ses membres des Supprimé : discussion du articles 14 et 16 du présent arrêté.
Art. 9. De in artikel 7 bedoelde klinische intervisiegroep komt minstens éénmaal per maand samen, volgens de modaliteiten, welke door de leden in onderling overleg worden bepaald. Van elke vergadering wordt een verslag opgemaakt; hierin worden de aanwezige leden vermeld. Eens per jaar wordt er een activiteitenverslag opgemaakt, samen met een lijst van de apothekers en van de in artikel 15 bedoelde gespecialiseerde centra, met welke de geneesheren van de klinische intervisiegroep een relatie hebben. De verslagen, evenals deze lijst en het jaarlijkse activiteitenverslag worden aan elk van de leden van de klinische intervisiegroep overgemaakt.
Art. 9. Le groupe d’intervision clinique visé à Supprimé : trimester l’article 7 se réunit au moins une fois par mois selon les modalités convenues entre ses membres. Supprimé : trimestre
Deze documenten kunnen worden onderzocht door een beoefenaar van de geneeskunst, daartoe gemachtigd door de bevoegde Geneeskundige Commissie.
Ces documents peuvent être examinés par un praticien de l’art de guérir mandaté par la Commission Médicale compétente.
HOOFDSTUK behandelingen
CHAPITRE 5. L’enregistrement des traitements.
5.
De
registratie
van
de
Art. 10. De Minister die de Volksgezondheid
26
Supprimé : ux
- les modalités de délivrance et d’administrationSupprimé du : dossiers médicament de substitution visées au chapitre 2 du présent arrêté ;
Supprimé : de décourager l’abus de patientèle par
Un procès-verbal de chaque réunion avec mention des membres présents est établi. Une fois l’an, sont établis un rapport d’activité ainsi qu’une liste des pharmaciens et des centres spécialisés, visés à l’article 15, avec lesquels les médécins du groupe d’intervision clinique sont en relation. : la Les procès-verbaux ainsi que cette liste et Supprimé le rapport d’activité annuels sont transmis à chaque membre du groupe d’intervision clinique.
Art.10. Le Ministre qui a la Santé publique dans ses
onder zijn bevoegdheid heeft, organiseert de registratie en de behandeling van de gegevens die betrekking hebben op de behandeling met vervangingsmiddelen, en vertrouwt het beheer van de geregistreerde gegevens toe aan een beoefenaar van de geneeskunst. De overheid die de gegevens beheert, is gebonden door het medisch geheim.
attributions organise l’enregistrement et le traitement des données relatives aux traitements de substitution et confie la gestion des données enregistrées à une autorité placée sous la responsabilité d’un praticien de l’art de guérir.
Art.11. § 1. De registratie vermeldt de identificatiegegevens van de geneesheer die het vervangingsmiddel voorschrijft en van de apotheker of de beroepsbeoefenaar bedoeld in artikel 2 van dit besluit die het vervangingsmiddel aflevert, evenals een erkenningsteken waardoor de in artikel 10 bedoelde overheid de dubbele voorschriften kan opsporen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt kenbaar mag worden gemaakt.
Art.11. § 1er. L’enregistrement comprend les coordonnées permettant l’identification du médecin prescripteur et du pharmacien ou du professionel visé à l’article 2 du présent arrêté qui délivre le médicament de substitution ainsi qu’une coordonnée permettant à l’autorité gestionnaire visée à l’article 10 de repérer les doubles prescriptions, sans pouvoir identifier le patient.
§ 2. De gegevens vermeld in § 1 worden onverwijld door de apotheker of de beroepsbeoefenaar bedoeld in artikel 2 van dit besluit die het vervangingsmiddel aflevert, overgemaakt aan de in artikel 10 bedoelde overheid die deze gegevens beheert.
§ 2. Les données visées au § 1er sont transmises, sans délai, à l’autorité gestionnaire visée à l’article 10 par le pharmacien ou le professionel visé à l’article 2 du présent arrêté qui délivre le médicament de substitution.
§ 3. De behandelende arts kan op elk moment, mits akkoord van zijn patiënt, de in artikel 10 bedoelde overheid consulteren.
§ 3. Le médecin traitant peut, avec l’accord de son patient, consulter à tout moment l’autorité gestionnaire visée à l’article 10.
Art.12. De in artikel 10 bedoelde overheid is ertoe gehouden, zonder verwijl, de voorschrijvende artsen van de patiënt, welke tijdens dezelfde periode klaarblijkelijk in behandeling is bij meerdere artsen, hiervan op de hoogte te stellen.
Art.12. L’autorité gestionnaire visée à l’article 10 est tenue d’informer, sans délai, les médecins prescripteurs du patient en traitement pendant la même période auprès de plusieurs médecins.
Art.13. Aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, is het toegestaan de in artikel 11, §1 bedoelde gegevens van het register te raadplegen, waarbij de anonimiteit wordt gewaarborgd, dit uitsluitend om statistische gegevens betreffende de behandeling met vervangingsmiddelen op te stellen en te verspreiden.
Art.13. Le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions peut exploiter les données visées à l’article 11, §1, de manière anonyme, uniquement pour établir et diffuser des statistiques relatives aux traitements de substitution.
De in artikel 10 bedoelde overheid die de in artikel 10,§1 bedoelde gegevens beheert, mag deze niet op eigen initiatief doorgeven, tenzij onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 12.
L’autorité gestionnaire visée à l’article 10 ne peut transmettre les données visées à l’article 10,§1 d’initiative que dans les conditions fixées à l’article 12.
27
L’autorité gestionnaire de ces données est tenue au secret médical.
HOOFDSTUK 6. De contacten tussen een voorschrijvende arts en de gespecialiseerde centra of met het netwerk voor behandeling.
Supprimé : relatie CHAPITRE 6. La relation entre le médecin prescripteur et les centres spécialisés ou avec un réseau de soins.
Art.14. De geneesheer die behandelingen met vervangingsmiddelen verstrekt, gaat een samenwerkingsovereenkomst aan met één of meerdere gespecialiseerde centra of met het netwerk voor behandeling.
Art.14. Le médecin qui dispense des traitements de Supprimé : e substitution établit un contrat de collaboration avec un ou plusieurs centres spécialisés ou avec Supprimé un : relation réseau de soins. Supprimé : relatie
Art.15. Worden in toepassing van onderhavig besluit beschouwd als gespecialiseerd centrum of het netwerk voor behandeling 1° de door de overheid erkende verzorgingsinstellingen, die kunnen aantonen, onder andere, regelmatig druggebruikers te behandelen; 2° de ziekenhuizen en gespecialiseerde ziekenhuisdiensten die regelmatig druggebruikers behandelen-; 3° de door de overheid erkende multidisciplinaire equipes en netwerken die onder andere regelmatig ervaring hebben met de behandeling van druggebruikers
Art.15. Pour l’application du présent arrêté, sont : met considérés comme centre spécialisé ou avec Supprimé un réseau de soins: Supprimé : : 1° les institutions de soins agréées par le pouvoir public compétent qui justifient, entre autres, d’une :s pratique régulière de traitements des usagers Supprimé de drogues; Supprimé : de substitution 2° les hôpitaux et les services spécialisés des Supprimé : een praktijk op het vlak van met vervangingsmiddelen hôpitaux qui traitent régulièrement des usagersbehandelingen de kunnen aantonen drogues ; Supprimé : accueillent 3° les équipes et les réseaux multidisciplinaires Supprimé : opnemen agréées par le pouvoir public qui justifient, entre autres, d’une pratique régulière de traitements des Supprimé : een usagers de drogues ; Supprimé : expérience
Supprimé : een
Supprimé : s Supprimé : op het vlak van een
Art.16. De vrije keuze van de patiënt respecterend evenals de therapeutische vrijheid van de zorgverstrekker, moet het gespecialiseerd centrum of het netwerk beschikbaar zijn om: 1° in voorkomend geval de nodige psychologische of sociale begeleiding aan de patiënt te verlenen, ofwel in het centrum zelf, ofwel via verwijzing naar gelijkwaardige instellingen; 2° in voorkomend geval, een behandeling verder te zetten, waarover de voorschrijvende arts oordeelt dat hij deze niet meer op zich kan nemen.
Art.16. Dans le respect du libre choix du patientbehandeling et met vervangingsmiddelen kunnen aantonen en waarvan de leden de la liberté thérapeutique du prestataire de soins, onderling geregeld samenwerken. le centre spécialisé ou le réseau doit être Supprimé : substitution et dont les disponible : membres collaborent entre eux de manière 1° pour être, le cas échéant, le référent régulière. psychologique ou social du patient, dans le centre lui-même ou auprès d’autres institutions équivalentes ; 2° pour poursuivre, le cas échéant, une thérapie que le médecin prescripteur estime ne plus pouvoir assumer.
HOOFDSTUK 7. Wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1885 houdende goedkeuring der nieuwe onderrichtingen voor de geneesheren, de apothekers en de drogisten.
CHAPITRE 7. Modification de l’arrêté royal du 31 mai 1885 approuvant les nouvelles instructions pour les médecins, pour les pharmaciens et pour les droguistes.
Art. 17. In artikel 26 bis van het koninklijk besluit van 31 mei 1885 houdende goedkeuring der nieuwe onderrichtingen voor de geneesheren, de apothekers en de drogisten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 oktober 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) in § 1 wordt het tweede lid aangevuld als volgt :
Art. 17. A l’article 26 bis de l’arrêté royal du 31 mai 1885 approuvant les nouvelles instructions pour les médecins, pour les pharmaciens et pour les droguistes, inséré par l’arrêté royal du 9 janvier 1992 et modifié par l’arrêté royal du 21 octobre 1999, les modifications suivantes sont apportées :
28
1°) au § 1er, l’alinéa 2 est complété comme suit :
« of indien deze behandeld worden in een gespecialiseerd centrum zoals bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van …tot uitvoering van artikel 3, § 4 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. » ; 2°) in § 1 worden in het vierde lid na de woorden « in gemeenschap leven » de woorden « of die in een gespecialiseerd centrum of het netwerk behandeld worden » toegevoegd en worden na de woorden « indien deze gemeenschap » de woorden « of dit gespecialiseerd centrum of het netwerk » toegevoegd ; 3°) in § 1 worden in het vijfde lid na het woord « gemeenschap » de woorden « of gespecialiseerd centrum of het netwerk» toegevoegd ; 4°) in § 2 worden in de eerste zin na de woorden « in gemeenschap leven » de woorden « of die in een gespecialiseerd centrum behandeld worden » toegevoegd ; 5°) in § 2, 1°, 4°, 5° en 6° worden na het woord « opgenomen » de woorden « of behandelde » toegevoegd ; 6°) in § 2, 2° worden na het woord « opgenomen » de woorden « of behandelde » toegevoegd.
« ou si celles – ci sont traitées dans un centre spécialisé comme visé à l’article 15 de l’arrêté royal du …portant exécution de l’article 3, § 4 de la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, désinfectantes ou antiseptiques. » ; 2°) au § 1er, alinéa 4 les mots « ou à des personnes qui sont traitées dans un centre spécialisé ou le réseau» sont ajoutés après les mots « vivant en communauté » et les mots « ou ce centre spécialisé ou le réseau» sont ajoutés après les mots « cette communauté » ; 3°) au § 1er, alinéa 5 les mots « ou centres spécialisés ou le réseau» sont ajoutés après le mot « communautés » ; 4°) au § 2 les mots « ou à des personnes qui sont traitées dans un centre spécialisé » sont ajoutés dans la première phrase après les mots « vivant en communauté » ; 5°) au § 2, 1°, 4°, 5° et 6° les mots « ou la personne traitée » sont ajoutés après le mot « résident » ; 6°) au § 2, 2° les mots « ou les personnes traitées » sont ajoutés après le mot « résidents ».
Art.18. In artikel 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
Art. 18. A l’article 35 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
1°) in het eerste lid wordt een punt 4° toegevoegd, luidend als volgt : “4° de Geneeskundige Commissie van zijn gebied voor zover deze Commissie deze inlichtingen nuttig oordeelt voor het uitvoeren van haar taak zoals omschreven in artikel 37 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies”. 2°) het tweede lid wordt geschrapt.
1°) à l’alinéa 1er il est inséré un point 4°, rédigé comme suit: “4° la Commission Médicale dont il ressort dans la mesure où cette Commission estime que ces informations sont utiles pour l’exercice de sa mission décrite à l’article 37 de l’arrêté royal du 10 novembre 1967 relatif à l’exercice de l’art de guérir, de l’art infirmier, des professions paramédicales et aux commissions médicales ».
HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen.
CHAPITRE 8. Dispositions finales.
Art.19. Onze Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.19. Notre Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions est chargée de l’exécution du présent arrêté.
Gegeven te
Donné à
29
2°) l’alinéa 2 est supprimé.
Van Koningswege:
Par le Roi:
De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,
La Ministre de la Protection de la consommation, de la Santé Publique et de l’ Environnement,
M. AELVOET
30
Suggesties van de leden van de cel De leden van de cel vinden het aangewezen om een werkgroep met deskundigen (wetenschappelijk onderzoekers, clinici, apothekers, artsen, personen uit het werkveld, enz…) op te starten i.v.m. de registratie rond de bedeling van methadon. Het lijkt voor een aantal leden net nu bijzonder aangewezen om een minimum aantal (uniforme) gegevens te vragen m.b.t. de registratie en dit specifiek in het KB te vermelden (unieke code per cliënt). Momenteel wordt er in het KB niets vermeld m.b.t. de registratie (o.a. hoofdstuk 5, art. 10). Ook in het kader van de zorgcircuits (cfr. beleidsnota drugs) vinden een aantal leden het aangewezen om hiernaar te verwijzen. Ze vinden het immers wenselijk om binnen dit kader een gemeenschappelijke registratie op te zetten. Tenslotte werden er nog een aantal opmerkingen en vragen geformuleerd door één lid van de cel. Gezien dit onderdeel niet werd goedgekeurd door de cel wordt dit als bijlage toegevoegd. Bijlage: individuele reactie van één lid van de cel Hoofdstuk 5 Art 10 en 11: ofwel concretiseren ofwel beknopter formuleren en verwijzen naar bestaande (of nog te ontwikkelen) procedures. Art 10: welke instantie (wie) zal de gegevens beheren? administratie? Provinciaal geneeskundige commissie?
Een arts binnen de
Art 11: § 1 wat wordt met ‘erkenningsteken’ bedoeld? Gaat het om een unieke code? §2 wat wordt bedoeld met ‘onverwijld overmaken van gegevens’? Zal er gewerkt worden met een on-line systeem? Hoofdstuk 6 Art 14: de term ‘samenwerkingsrelatie’ is hier niet op zijn plaats; het lijkt ons beter te spreken van een samenwerkingsovereenkomst (kan ook beter worden geformaliseerd). Art 15: 1° en 3°: de ervaringen van verzorgingsinstellingen en multidisciplinaire equipes breder definiëren van ‘ervaring met vervangingsmiddelen’ naar ‘diensten die regelmatig druggebruikers opnemen’, zoals dit in 2° voor de ziekenhuizen van toepassing is. Hoofdstuk 6 Art 16: wat wordt bedoeld met: ‘het gespecialiseerd centrum moet beschikbaar zijn?’ Gaat het hier om een opnameplicht? De samenwerkingsafspraken moeten in een ‘overeenkomst’ (zie artikel 14) formeel vastgelegd worden, weliswaar op basis van duidelijke criteria.
31
1.2. ADVIES INZAKE HET VOORONTWERPDECREET INZAKE DE ORGANISATIE VAN DE DRUGHULPVERLENING IN WALLONIË.
1.2.1. Het voorontwerp van decreet
CELLULE DE POLITIQUE DE SANTÉ EN MATIÈRE DE DROGUES PROPOSITION D’AVIS CONCERNANT L’AVANT PROJET DE DÉCRET RELATIF À L ’AGRÉMENT ET AU SUBVENTIONNEMENT DES RÉSEAUX ET SERVICES SPÉCIALISÉS EN ASSUÉTUDES, TEL QU’ ADOPTÉ EN DEUXIÈME LECTURE PAR LE GOUVERNEMENT WALLON. La cellule souhaite émettre les remarques suivantes concernant les modifications introduites en deuxième lecture à l’article 9 : La nouvelle version ne prévoit plus que le réseau est constitué en association sans but lucratif, mais qu’elle doit être « … constituée par un pouvoir local au sein de ses services ou, à défaut d’initiative communale en ce sens, être constituée en association sans but lucratif » Celle nouvelle disposition suscite les commentaires suivants : 1° La cellule s’interroge sur le fait de savoir comment le secret professionnel sera garanti puisque le réseau sera sous la tutelle du Bourgmestre lequel est, par ailleurs, chef de la police. Déjà actuellement, il semble que dans certaines communes qui organisent des services de santé dans le cadre des contrats de sécurité, des pressions sont exercées sur les travailleurs par leur employeur et parfois, des informations concernant les usagers sont communiquées à la police. Outre le fait que ceci vient en contradiction avec l’article 6 qui garantit le secret professionnel, ceci risque d’avoir comme conséquence de réduire l’accès aux soins et à l’aide dès lors que les usagers auront connaissance de ce type de transfert d’information. Un membre fait remarquer que les fonctionnaires ont un « devoir de délation ». Quelles garanties dès lors pour l’usager ? 2° Le secteur de l’aide est constitué, en grande partie, d’initiatives associatives. Ce secteur est un acteur important en matière d’innovation par rapport à une problématique en constante évolution. La cellule se demande si le fait de mettre ces initiatives sous tutelle communale ne risque pas de paralyser en partie l’évolution et la créativité nécessaires en ce domaine. 3° Il est probable que seules les grosses communes urbaines, qui disposent déjà d’un contrat de sécurité, prendront l’initiative de créer les réseaux. Or, la zonification prévue regroupera forcement plusieurs communes. Ceci pourrait avoir comme conséquence de concentrer encore plus de moyens dans ces communes au détriment, notamment , de communes rurales, alors qu’un des objectifs du décret est d’offrir une répartition équitable des moyens sur le territoire. 4° La concertation entre les acteurs du répressif et de l’aide au niveau local est une nécessité incontestable. Mais cette concertation doit se passer à un niveau purement structurel. Il doit s’agir d’une « concertation » et non une « collaboration » des acteurs au sujet des usagers. La cellule propose dès lors de distinguer clairement deux niveaux de coordination :
32
-
-
La coordination de l’aide et des soins, qui est une coordination sectorielle où des informations concernant les personnes peuvent être échangées dans le respect du secret professionnel ; une coordination intersectorielle , réunissant les acteurs de l’aide et du répressif : c’est le rôle des contrats de sécurité , et qui a pour mission d’échanger sur les politiques à mener globalement au niveau local; des informations concernant des personnes ne peuvent pas y être échangées. Il ne serait pas sain que le coordinateur du contrat de sécurité devienne coordinateur de l’aide.
En conséquence de quoi, la cellule suggère au Gouvernement wallon d’en revenir à la formule initiale.
1.2.2. Bespreking van het voorontwerp van decreet Olivier Mariage geeft achtergrondinformatie bij dit voorontwerp dat aan de leden werd bezorgd. •
In Wallonië wordt de drughulpverlening gekenmerkt door: o Heterogeniteit o Een veelheid aan initiatieven, geïnitieerd door verschillende ministers én dit vaak losstaand van elkaar. o Een sterke diversiteit in de vorm en soort betoelaging (facultatief, jaarlijks, vast, enz). Ook de continuïteit ivm. de betoelaging is vaak niet gegarandeerd.
•
Alhoewel de samenwerking tussen de verschillende drughulpverleningsorganisaties reeds goed was op gang gekomen, wou minister Detienne het initiatief nemen om nog méér eenheid te brengen binnen het geheel van de bestaande initiatieven. Het accent ligt op de verdere versterking van de zorgnetwerken, teneinde een betere samenwerking tussen de verschillende personen te waarborgen. Er mag geen stigmatisering zijn tav. van de druggebruiker Er moet eerder gewerkt worden aan de verdere uitbouw van de huidige initiatieven, dan aan het opstarten van een nieuwe sector,
• •
Daarom wordt voorgesteld om: • Reeds bestaande organisaties die (nog) niet rechtstreeks werken met deze doelgroep toch aan te zetten om zich te specialiseren mbt. de opvang van druggebruikers (vb. centra voor geboortenregeling). • Tevens een erkenning te geven aan centra die reeds actief waren naar druggebruikers, maar hiervoor tot nog toe niet werden betoelaagd. • Een zone indeling op te zetten waar, bij het uitbouwen van zorgnetwerken, rekening moet mee gehouden worden met o.a.: o Het bestrijken van het ganse territorium (gezien er nu bepaalde concentratieplaatsen zijn -zoals in Brussel- en die in sterk contrast staan met plaatsen waar geen aanbod voorhanden is). o De bereikbaarheid van de centra te verhogen. De (verdere)samenwerking wordt o.m. garant gesteld of gestimuleerd door: • Het creëren van een overkoepelende vzw-structu(u)r(en) waarbij de drughulpverleningsorganisaties zich kunnen bij aansluiten.
33
•
•
De aanwezigheid van vertegenwoordigers van de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg binnen de toekomstig op te zetten overkoepelende vzw – structu(u)ren. De noden en de behoeften zowel als het aanbod van de verschillende centra per zone in kaart te brengen.
De erkenning gebeurt voor een periode van 3 jaar. Men is gebonden aan een aantal voorwaarden (o.m. zie voorgaande rubriek over samenwerking).
Reflecties en vragen In welk stadium bevindt dit ontwerp zich? Het ontwerp werd goedgekeurd na eerst gelezen. Momenteel bevindt het project zich in een fase van beraadslaging, die zal beëindigd worden door een tweede lezing binnen de Waalse overheid. Bestaat de kans dan dat men een dubbele financiering geeft en hoe kan men dit uitsluiten? Het decreet voorziet dat de Regio financieel kan tussenkomen, indien men niet door een andere instantie wordt gefinancieerd. o
o o
De consultaties van de artsen worden reeds terugbetaald door het RIZIV; maar de Regio zou bvb. een financiering kunnen voorzien voor de teamvergaderingen bijvoorbeeld, aangezien deze niet voor een tussenkomst van het RIZIV in aanmerking komen. Daarnaast moet elke organisatie ook bewijzen dat ze de financiële middelen effectief ook nodig hebben. Er zijn 3 financieringsmogelijkheden voor het netwerk: Middelen voor de coördinator (personeels -en werkingskosten). Complementaire subsidies voor organisaties die supplementaire initiatieven opnemen. Middelen voor gespecialiseerde centra. Juridische aspecten van het voorstel: • Commentaar: De financiële middelen verzekeren een continuïteit en dit wordt als positief ervaren, maar men vindt dat dit voorstel juridisch ‘zeer ver gaat’. Antwoord: Het is de Raad van State die zal aangeven of een dergelijk voorstel kan uitgewerkt worden.
•
Vraag: Kan er nu reeds afstemming gebeuren met de formulering in de federale drugbeleidsnota? Afspraak: B. Cools geeft informatie mbt. dit thema binnen de drugsbeleidsnota door aan O. Mariage. De Waalse Regio merkt op dat de situatie met betrekking tot de verdeling van de bevoegdheden niet duidelijk is: de organieke wetgeving is immers op federaal niveau gebleven. Op het moment van de staatshervorming omvatte deze enkel de organisatie van de ziekenhuizen, met uitzondering van de geïntegreerde thuiszorg
34
diensten. We weten niet of we, in ruimere zin, dergelijke ambulante organisatie eveneens zouden kunnen beschouwen als een federaal voorrecht. Velen beschouwen deze organische wet als enkel van toepassing op de ziekenhuizen, zodanig dat deze niet verruimd kan worden tot het ambulante. De federale juridische dienst vindt dat het decreet te ver gaat. Bob Cools wacht op advies van de Raad van Bestuur over dit onderwerp en zal het opvolgen. Hoe zit het met de overlapping met de taak van de overlegplatforms? Er zal zeker met de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg overleg gepleegd worden - dit was trouwens reeds voorzien via hun deelname aan de overkoepelende vzw-structuur. Integratie adviezen •
Er wordt gevraagd om ook met al de reeds geformuleerde adviezen rekening te houden, zoals Fedito, VAD, het advies van het werkveld .... Dit geldt ook voor de adviezen die reeds op Vlaams niveau werden geïnitieerd. In Vlaanderen werd reeds een model uitgewerkt (met een eigen terminologie, manier van werken, registratievorm). Als de voorstellen (Vlaanderen/Wallonië) te ver uit elkaar liggen, vreest men immers dat er zich problemen kunnen voordoen. Als de Waalse Regering dit voorstel verder (losstaand van Vlaanderen) ontwikkelt, is de vraag of men dan zal kunnen deelnemen aan de oproep van de federale overheid mbt. zorgstructuur?
EINDADVIES EN AFSPRAKEN Volledige afstemming creëeren tussen de partners is noodzakelijk. De terminologie is een belangrijk onderdeel. Verdere oppuntstelling van de vorm van samenwerking met de overlegplatforms GGZ.
35
2. BUDGET 2002
SITUATION DES ARTICLES BUDGETAIRES 2003 POLITIQUE DES DROGUES (€) ARTICLES BUDGETAIRES 51-82-1201
POLITIQUE FÉD DROGUES
MONTANT DU TOTAL EN BEF CREDIT(€) 1.433.000,00 57.807.076,70
DONT
51-82-1204 51-82-7401 51-82-7404
INFORMATIQUE DROGUES
51-91-0101
PROVISION POLIT FÉD DROGUES
PATRIMOINE DROGUES INV INFORMAT DROGUES
12.000,00 12.000,00 12.000,00
484.078,80 484.078,80 484.078,80
3.932.000,00 158.616.486,80
DONT
INAMI
POLITIQUE DROGUES
58-37-1201
OBSERVATOIRE DROGUES
504.000,00
20.331.309,60
53-32-1104
PERSONNEL
110.000,00
4.437.389,00
TOTAL (€)
6.015.000,00 242.644.498,50
36
3. TEKST VAN VAD OVER LOKALE EN BOVENLOKALE COÖRDINATIE DRUGS VOORSTEL
LOKALE EN BOVENLOKALE COÖRDINATIE DRUGS.
Er is volop sprake van de ontwikkeling van zorgcircuits en verdere coördinatie van preventie, zorg en andere aspecten die het middelenmisbruik raken. We moeten één grote verwarring dringend uit de weg ruimen: een zorgcircuit middelenmisbruik situeert zich binnen de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) en binnen de gezondheidszorg in het algemeen (GZ) en is niet te verwarren met een LCD, die lokaal alle aspecten van de sectorale en van de intersectorale coördinatie organiseert (cf Federale nota 4.4.1. p 45).
1. D E LOKALE COÖRDINATIEGROEP D RUGS (LCD):
INITIATIEFNEMER/TREKKER Afhankelijk van de regio kunnen verschillende actoren initiatiefnemer zijn tot het vormen van een LCD: de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg, de zorgcoördinator van het zorgcircuit middelenmisbruik, de burgemeester of het schepencollege van een grootstad, de voorzitter van een gebied ter grote van een interpolitiezone, ... Ook de stedelijke coördinatoren in de veiligheidscontracten kunnen vanuit een stad of gemeente gemandateerd worden. Een LCD komt één of meerdere keren per jaar samen, maar kan meerdere ad hoc bijeenkomsten of werkgroepen organiseren.
SAMENSTELLING De LCD brengt alle relevante partners met betrekking tot alle (lokale) aspecten van de drugproblematiek in een regio samen. De samenstelling kan als dusdanig verschillen van regio tot regio. Partners die zeker in een LCD moeten vertegenwoordigd zijn: het zorgcircuit middelenmisbruik, het justitiehuis, het parket, de (lokale) politie, de (lokale en regionale) preventiewerkers, het opleiding- en tewerkstellingscircuit, het onderwijs, het jeugdwerk, de niet-categoriale gezondheids- en welzijnssector (o.a. huisartsen, OCMW, ...), enz..
TAKEN 3 3 3
Signaleren van noden en hiaten op lokaal vlak Voorstellen formuleren op deze noden en hiaten, o.a. betere onderlinge afspraken en eventueel nieuwe initiatieven Coördineren van intersectorale acties
37
BOVENLOKALE AANSLUITING Voor wat betreft de Vlaamse bevoegdheden (preventie, onderwijs, jeugdwerk, tewerkstelling) en voor wat betreft de zorg wordt in de schoot van de VAD coördinatie op bovenlokaal niveau voorzien (via een convenant tussen de Vlaamse overheid en VAD). Justitie, politie, ... moeten aansluiting vinden via eigen kanalen.
2. DE ZORGCIRCUITS MIDDELENMISBRUIK:
SAMENSTELLING Een zorgcircuit is een samenwerkingsverband binnen de GGZ dat de zorg op zich neemt voor een bepaalde doelgroep. Het zorgcircuit middelenmisbruik zal de specifieke zorg met betrekking tot middelenmisbruik en afhankelijkheid op zich nemen. Onder middelenmisbruik verstaan we alle gebruik van alcohol, psychoactieve geneesmiddelen en illegale drugs, uitgebreid met gokken, dat aanleiding geeft tot problemen op het vlak van somatische en psychische gezondheid, inclusief dysfunctioneel gedrag. Dit zorgcircuit moet in eerste instantie goed aangesloten zijn op de andere binnen de GGZ en de GZ te ontwikkelen zorgcircuits voor kinderen, volwassenen, ouderen en gehandicapten. Deze zorgcircuits moeten immers ook niet-middelenspecifieke gezondheidsproblemen van verslaafden ter harte nemen, in nauwe verbinding met het zorgcircuit middelenmisbruik.
INITIATIEFNEMENER/TREKKER De zorgcoördinator is de trekker van het zorgcircuit.
TAKEN VAN HET ZORGCIRCUIT MIDDELENMISBRUIK De lokale en regionale drughulpverlening inventariseren in termen en geest van zorgvernieuwing Ontbrekende functies en overlappingen detecteren en via overleg invullen, resp. afschaffen met de finaliteit om per regio een globaal zorgprogramma voor de doelgroep uit te werken in nauwe samenwerking met belendende sectoren. Organiseren van spoed- en crisisopvang, casemanagement en een aanbod van opvang voor patiënten met een dubbele diagnose
BOVENLOKALE AANSLUITING Het zorgcircuit middelenmisbruik vindt zijn koepel in het overlegplatform GGZ waar de verschillende zorgcircuits middelenmisbruik (en desgevallend het preventieplatform) uit dezelfde provincie elkaar terugvinden. De samenstelling van het overlegplatform dient in dit kader te worden uitgebreid naar de voorzieningen met Riziv-conventie. Op Vlaams niveau wordt de terugkoppeling vanuit de verschillende overlegplatforms GGZ voorzien via de VAD.
38