C CAT: Identificatie van urinaire pathogenen aan de hand van chromogene media Isabel Verstreken 06 meii 2008
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
Inleiding Urineweginfecties (UTI’s): meest voorkomende b t iël iinfecties bacteriële f ti UZ Leuven: maandelijks +/- 5250 urineculturen EFFICIENTE VERWERKING = NOODZAKELIJK
Inleiding Urine = normaal steriel Contaminatie door afname UTI door bacteriën uit eigen intestinale flora Kwantitatief bacteriologisch OZ: tellen van kolonies ((Kass 1956)) # kolonies x 1000 = # bact/ml >100000 bact/ml: UTI <10000 bact/ml: bijbesmetting
Inleiding: etiologie UTI O Ongecompliceerde li d UTI
G Gecompliceerde li d UTI
Escherichia coli
Escherichia coli
Staphylococcus saprophyticus
Klebsiella species
Klebsiella species
Enterobacter cloacae
Enterococcus faecalis f
S Serratia marcescens Proteus mirabilis Pseudomonas aeruginosa Enterococcus faecalis Groep B streptokokken
Voorbeschikkende factoren: catheterisatie, leeftijd, geslacht, diabetes, spinal cord injury, injury urolithiasis urolithiasis,… Candida species meer frequent bij gecompliceerde in tertiair centrum Minder frequente pathogenen: lactobacillen, α-hemolytische SRE, anaëroben
Inleiding: etiologie UTI Op totaal aantal geïsoleerde pathogenen Percentage isolaten
%
Escherichia coli (ESCO)
35
P t Proteus mirabilis i bili (PRMI)
7
KES (Klebsiella,Enterobacter, Serratia)
11
Stafylokokken
10.5
Enterokokken
13.5
Andere
23
Op totaal aantal urinestalen (incl. steriel, mengflora,…) UZ GHB
MCH
Totaal aantal urinestalen/jaar
63978
17521
ESCO
8.1%
18%
PRMI
2.1%
1.6%
KLPN (Klebsiella pneumoniae)
1.3%
1.3%
Inleiding: staalcollectie t l ll ti Midstream urine Suprapubische punctie Verblijfscatheter Urinestaal Ileovesicale afleiding
Eénmalige sondage Andere (bv nefrostomie) (bv. Collection bag pediatrie
Inleiding: staalverwerking t l ki Stalen St l >2u 2 na collectie ll ti zonder d kkoeling li verwerpen. (hoeveelheid bact stabiel 24u op 4°C, Hindman R) UZ GHB: g gemiddeld 32% stalen mengflora: g reden tertiair centrum (verblijfscatheters, neurogene blaas,…)
Stalen moeten na aankomst meteen worden verwerkt Zo niet: koelkast op 4°C
Inleiding: GUIDELINES Urinestaal Isenberg BPA (bl (bloedagar) d ) MAC (McConkey) Eventueel NAC Commerciële media beter voor ambulante patienten
Cumitech BPA MAC >24 u incubatie voor Corynebacteriën, gisten Mengflora (NAC)
Inleiding: staalverwerking W k ij GHB Werkwijze URINESTAAL direct na aankomst staal in labo Enten op biplate BPA/MAC (bodems overnacht geïncubeerd op 37°C 37 C en volgende ochtend afgelezen; stalen na 23u geënt, worden in namiddag afgelezen)
Aution Max analyzer (teststrookscreening)
Sysmex UF-100 flow cytometer (rechtstreeks microscopisch onderzoek)
Inleiding: interpretatie cultuur Afl Aflezen van bodems b d BPA: niet-selectieve bodem MAC: selectief voor gramnegatieven (lactose negatief ( (kleurloos) ) of coliform (roze-rood)) (Op basis van SOP-036 tabel 2 interpretatie kolonies) Uitwerken urinecultuur Gegevens van de UF-100 flow cytometer SOP-036 bijlage 1. g automatisch door LIS g geïmplementeerd na ingegeven g g Regels van hoeveelheid bacteriën/ml en soort staal (midstream,…).
Inleiding Steriele culturen in totaal 48 uren incuberen Verdere uitwerking grampositieven en gisten buiten doelstelling CAT (cfr. SOP)
Zo verdere uitwerking gewenst met identificatie en antibiogram van gramnegatieve pathogeen
Suspensie van 0.5-0.63 McFahrland ID GN kaart en AST-N045 AST N045 kaart voor VITEK 2
SOP 036 tabel 2 Uitzicht op de geënte voedingsbodems van de meest voorkomende mogelijke pathogenen in urine bloedagar gramnegatieve staven
glanzende kolonies, soms slijmerig, + geur
Proteus spp.
overgroei door uitzwerming
McConkey groei als coliforme(roze-rode) of lactose negatieve (kleurloze) kolonies lactose negatief
typische geur bloedagar wordt door de uitzwerming soms onleesbaar stafylokokken y
glanzende kolonies wit tot g g goudgeel g met
geen groei
of zonder β-hemolyse; katalase positief enterokokken
kleinere grijze kolonies met of zonder β-
geen groei
hemolyse; katalase negatief streptokokken van groep B
grijs-witte kolonies met een smalle zone
geen groei
van β-hemolyse; katalase negatief gisten
witte kolonies met eventueel uitlopertjes;
geen groei
katalase positief maar zwakker dan bij stafylokokken corynebateriën
kleine punctiforme tot grotere grijze
geen groei
kolonies; katalase positief lactobacillen
kleine kolonies niet-hemolytisch tot lichte β-hemolyse; katalase negatief
geen groei
SOP 036 bijlage 1 < 10 10**3/mL
10 – 100 10**3/mL
>100 10**3/mL
zonder pyurie
-
Id + AB indien reincultuur
Id + AB indien max 2 soorten
met pyurie
Id + AB indien reincultuur
Id + AB indien max 2 soorten
MO
MO
Id + AB indien max 2 soorten
Geloosd, midstream
MO
Uit verblijfsonde zonder pyurie
-
Id + AB indien reincultuur
Id +AB indien max 2 soorten
met pyurie
-
Id + AB indien max 2 soorten
MO
MO
Id + AB indien max 2 soorten MO
Suprapubische punctie
Id +AB van elk MO
Id +AB van elk MO
MO = microörganisme zonder pyurie = ≤ 20 WBC/microL bij automatische telling en ≤ 9/microL bij microscopische telling mét pyurie = > 20 WBC/microL bij automatische telling en > 9/microL bij microscopische telling
Id +AB van elk MO
Overzicht •Inleiding • Chromogene media Uriselect 4 (Bio-Rad) ChromID CPS 3 (Biomérieux)
•Appraisal Appraisal •Conclusies •Comments •To T do’s d ’
Chromogene media • Principe: enzymsubstraten in de bodem geven bij hydrolyse door bepaalde bacteriële enzymen kleur af af. • Voorbeelden target g pathogenen: g STAU, SRAG, Salmonella species, Candida species • Voordelen: V d l tijd tijd-en reagentia-besparend ti b d ((geen bijk bijkomende d testen); hogere sensitiviteit (mengflora), verhoogde selectiviteit (minder goede groei van commensale flora) • GHB: surveillantieculturen MRSA, STAU neuswissers, gisten
Chromogene media Voorbeelden van chromogene substraten Ideaal: gekleurd produkt afgeven na hydrolyse dat gelokaliseerd blijft terhoogte van de bacteriële kolonies Indoxyl substraten: indoxyl wordt na hydrolyse vrijgezet vrijgezet. Indigo Indigo-kleur kleur door spontane dimerisatie van de indoxylmoleculen met zuurstof (vbn: glucoside, galactoside, glucuronide derivaten). Metaalchelatoren: door ijzerbinding vorming van een bruin/zwart complex na hydrolyse (vb. esculine). Nadeel: diffusie door bodem, toxiciteit voor grampositieven,.. Fenolen: detectie van g glycosidasen y en esterasen (candida spp en salmonella spp)
Chromogene media D t ti van urinaire Detectie i i pathogenen th
Β-glucuronidase Activiteit Escherichia Escherichia, Shigella en Salmonella spp (Enterobactereriaceae) E. Coli enige urinaire pathogeen met tevens indolproductie en afwezigheid van oxidase-reactie Edberg et all 7% van ESCO’s waren β-glucuronidase negatief. Rice et all 95.5% van ESCO’s positief na 24u, 99.5% β-glucuronidase positief na 28u.
Chromogene media Β-galactosidase Hydrolyseert lactose en andere β-galactosiden tot monosacchariden Indoxyl galactosiden bv bv. p p-naftolbenzein naftolbenzein β-galactopyranoside β galactopyranoside detecteert 94.3% van de β-galactosidase producerende stammen Bij hydrolyse vormt het een lokaal een roze kleur thv bacteriële kolonies Specificiteit zou zonder indoltest voor ESCO verminderen. Fallon et all Citrobacter species ook roze kleur, indoltest is wel negatief bij Citrobacter spp pp ((uitz. Citrobacter koseri))
Chromogene media Β-glucosidase • Synthetische glucosiden gebaseerd op indoxyl en gehalogeneerde derivaten derivaten. • Voorbeeld: 8-hydroxyquinoline-β-D-glucoside voor Enterobacteriaceae • Voor detectie van Klebsiella, Enterobacter en Serratia
Tryptofaan • Om tryptofaan deaminase activiteit op te sporen in de Proteus-ProvidenciaMorganella-groep • Proteus mirabilis is enige (uitz. zz P. penneri (ornithine)) indol negatief.
Chromogene media: Uriselect U i l t4 Karakteristieken van de meest voorkomende urinaire pathogenen Bacterie
Ø in mm kolonies
Kleur kolonies
Βgalactosidase
Βglucosidase
Indol
TDA
ESCO
1.5-3.0
roos
+
-
+
-
PRMI
20 2.0
geelbruin lb i
-
-
-
+
Indol+ Proteus
2.0
geelbruin
-
-
+
+
Enterokokken
0.5-1.5
turquooisblauw
-
+
-
-
KES
2.0-3.0
blauw-paars
+(-)
+
+/-
-
Chromogene media: Uriselect 4
Chromogene media
E. coli
P. mirabilis
Enterokokken
KES
Chromogene media O Opmerkingen ki URISELECT 4 Opaque achtergrond: kleurverschillen duidelijker Optimale p kleuromslag g na 18-24 uren incubatie op p 37°C 99% van de d E. E coli’s li’ β-galactosidase β l t id positief iti f Leverbaar in gedehydrateerde vorm zodat halve plaat door de bacteriokeuken kunnen worden bereid.
Chromogene media Correlatie van Uriselect 4 met huidige methode
Auteur
Aantal stalen
Vergelijken met
Sensitiviteit voor ESCO
Perry (2003)
777
CLED, CPS 2
98%
Thomas (2004)
587
BPA/MAC
95% correlatie ID
Retelj (2007)
351
CLED
93.5%
Freydiere (2004)
207
Urichrom III
94.8
Chromogene media:chromID CPS3
Chromogene media
KESC
E.coli Enterokokken
Chromogene media KENMERKEN CPS 3 Transparante p achtergrond g vereenvoudigt g het tellen van kolonies Bodems moet afgeschermd van licht worden bewaard op 2-8°C Gevalideerd voor ID en gevoeligheidsbepaling op VITEK 2.
Correlatie met de huidige methode Geen vergelijkende studies voor CPS 3 bodems naar sensitiveit, wel naar antbiotische gevoeligheidsbepaling door Ciragil. Geen significant g verschil
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
Appraisal VRAGEN CAT 1. Is correcte identificatie en gevoeligheidsbepaling voor 1 ESCO en PRMI mogelijk vanop de Uriselect 4 bodems? Kunnen deze bodems de halve MAC-plaat MAC plaat vervangen in de diagnostiek van urineweginfecties? 2. Is er een verschil tussen URISELECT 4 (Bio-Rad) en ChromID CPS 3 (Biomérieux)? 3 Financiële gevolgen? 3.
Appraisal 1. Uriselect 4 (Bio-Rad) versus conventionele ti l methode th d (BPA/MAC) 2. Validatie van gevoeligheidsbepaling vanop Uriselect 4 op VITEK 2 2. 3. Uriselect 4 versus ChromID CPS3 (Biomérieux)
1 Uriselect 4 versus conventionele methode 1.
Stalen • 986 stalen in duplo geënt op URI 4 en BGA/MC • 628 stalen steriel • 102 stalen mengflora • 129 stalen: grampositieven, gisten • 127 stalen met GN verder uitgewerkt
Uriselect 4 versus conventionele methode
Methode ESCO en PRMI identificatie geconfirmeerd met korte reeks (Kligler (Kligler, Citraat Citraat, MIU) Andere gramnegatieven identificatie ahv GN kaart op VITEK 2 Indolspottest rechtstreeks op Uriselect 4 met Kovacs reagens
Uriselect 4 versus conventionele methode
ESCO: Uriselect 83 tgo 81 op BGA/MC PRMI: 8 op beide beide, 8.8% discrepant resultaat GNS
Uriselect 4 versus conventionele methode TABEL: Aantal g gramnegatieven g gedetecteerd g op p Uriselect 4 versus conventionele methode Aantal gedecteerde stammen
Aantal
stammen Aantal
stammen
gedetecteerd op Uriselect gedetecteerd 4
conventionele methode
Kl b i ll pneumoniae Klebsiella i
11
10
11
Pseudomonas spp
9 (waarvan 6 PSAE)
9
6
(6 PSAE, 2 PSSP en 1 (5 PSAE en 1 PSPU) PSPU)
Enterobacter spp
9
7
8
Morganella morganii
5
3
5
y Klebsiella oxytoca
4
3
3
via
Uriselect 4 versus conventionele methode Performantie P f ti van Uriselect U i l t 4 voor de d detectie van ESCO en PRMI met indolspottest sensitiviteit
specificiteit p
ESCO
98.8%
100%
PRMI
100%
88%
Op Uriselect werden er 95.3% van het totaal aantal pathogenen geïsoleerd tegenover 94.6% op de conventionele bodems.
Uriselect 4 versus conventionele methode
OPMERKINGEN IDENTIFICATIE •Groei G oe g gramnegatieven a egat e e vergelijkbaar e ge j baa ttwee ee methoden et ode •PRMI: beperkt p aantal stalen •Verschillen in isolaten: mengflora g •Indruk soms minder g goede g groei g grampositieven p
Mengflora
Mengflora Mengflora ?
2 . Validatie van gevoeligheidsbepaling 2. Stalen 76 ESCO in duplo antibiogram-bepaling op VITEK 2 suspensie van 0 0.50-0.63 50 0 63 McFahrland kaart AST-N045 37 andere gramnegatieven in duplo antibiogrambepaling op VITEK 2 (incl 8 PRMI stammen)
Validatie van gevoeligheidsbepaling Methode Conventioneel medium= gouden standaard CA: categorical agreement: S, I of R Errors: VME: very major error: S URI vs R BGA/MC ME: major error: R URI vs S BGA/MC MI: minor o e error: o verschillen e sc e I e en S e en I e en R
Validatie van gevoeligheidsbepaling Verschillen in gevoeligheidsbepaling BPA/MCA en Uriselect voor de ESCO bodem ANTIBIOTICUM
AMPICILLINE
AMOXI-CLAV
CEFUROXIME
CEFOTAXIME
CEFEPIME
% MIC's per categorie S
I
R
BPA/MAC
55
3
42
URISELECT
57
3
40
BPA/MAC
87
5
8
URISELECT
84
5
11
BPA/MAC
91
4
5
URISELECT
92
4
5
BPA/MAC
96
0
4
URISELECT
97
0
4
BPA/MAC
100
0
0
URISELECT
99
1
0
% CA
% Errors VME
ME
MI
96,9
2,6
1,4
0,0
94,8
0,0
0,0
5,2
97,4
1,3
1,3
0,0
100
0,0
0,0
0,0
98,7
0,0
0,0
1,2
Validatie van gevoeligheidsbepaling b d bodem ANTIBIOTICUM NITROFUR
PIP-TAZO
MEROPENEM
GENTAMYCINE
LEVOFLOXACINE
TEMOCILLINE
COTRIMOXAZOLE
% MIC' MIC's per categorie t i S
I
R
BPA/MAC
95
5
0
URISELECT
99
1
0
BPA/MAC
99
1
0
URISELECT
99
1
0
BPA/MAC
100
0
0
URISELECT
100
0
0
BPA/MAC
95
0
5
URISELECT
96
0
5
BPA/MAC
87
0
13
URISELECT
88
0
13
BPA/MAC
100
0
0
URISELECT
100
0
0
BPA/MAC
80
0
20
URISELECT
79
0
21
% CA
%E Errors VME
ME
MI
96,9
0,0
0,0
3,1
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
98,7
0,0
1,3
0,0
Validatie van gevoeligheidsbepaling Gemeten MIC waarden en doorgegeven g g categorie g uriselect versus conventionele methode (S, I en R) (ESCO)
ampicilline
amoxi-clav
nitro
doorgegeven cat
doorgegeven cat
MIC URI
MIC conv
categorie URI
categorie conv
URI
conv
1
2
32
S
R
S
R
2
32
2
R
S
R
S
3
2
32
S
R
S
R
1
32
16
R
I
R
I
2
16
4
I
S
I
S
3
32
16
R
I
R
I
4
16
8
I
S
I
S
1
32
64
S
I
S
I
2
32
64
S
I
S
I
3
16
64
S
I
S
I
Validatie van gevoeligheidsbepaling • Hoge H percentages t CA CA, 100% voor helft h lft van AB • Amoxi-clavulaanzuur <95%, enkel MI • VME enkel ampicilline, gezien R geen eerste keuze AB • Verschillende metingen in 5 door lagere MIC (mogelijkheid tot foutieve AB keuze) enkel ampicilline en nitrofurantoïne
Validatie van gevoeligheidsbepaling Verschillen in gevoeligheidsbepaling BPA/MCA en Uriselect voor andere gramnegatieven inclusief Proteus mirabilis bodem ANTIBIOTICUM AMPICILLINE
AMOXI-CLAV
CEFUROXIME
CEFOTAXIME
CEFEPIME
NITROFUR
% MIC's per categorie S
I
R
BPA/MAC
20
14
66
URISELECT
20
14
66
BPA/MAC
59
5
36
URISELECT
59
8
33
BPA/MAC
62
11
27
URISELECT
62
8
30
BPA/MAC
78
11
11
URISELECT
78
14
8
BPA/MAC
97
0
3
URISELECT
97
0
3
BPA/MAC
14
19
67
URISELECT
11
24
65
% CA
% Errors VME
ME
MI
94,6 ,
0,0 ,
0,0 ,
5,4 ,
91,9
0,0
0,0
8,1
97,3
0,0
0,0
2,7
97,3
0,0
0,0
2,7
100
0,0
0,0
0,0
94,6
0,0
0,0
5,4
Validatie van gevoeligheidsbepaling bodem ANTIBIOTICUM PIP TAZO PIP-TAZO
MEROPENEM
GENTAMYCINE
LEVOFLOXACINE
TEMOCILLINE
COTRIMOXAZOLE
% MIC's per categorie S
I
% CA
R
BPA/MAC
95
5
0
URISELECT
97
0
3
BPA/MAC
97
0
3
URISELECT
97
0
3
BPA/MAC
92
3
5
URISELECT
92
0
8
BPA/MAC
73
3
24
URISELECT
73
3
24
BPA/MAC
76
0
24
URISELECT
76
0
24
BPA/MAC
73
0
27
URISELECT
73
0
27
% Errors VME
ME
MI
91,9
0,0
0,0
8,1
100
00 0,0
0 0,0 0
0 0,0 0
97,3
0,0
0,0
2,7
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
100
0,0
0,0
0,0
Validatie van gevoeligheidsbepaling Gemeten MIC waarden en doorgegeven g g categorie g uriselect versus conventionele methode (S, I en R) (andere gramnegatieven)
ampicilline
amoxi-clav i l
nitro
pip-tazo
doorgegeven
doorgegeven
MIC URI
MIC conv
categorie URI
categorie conv
URI
conv
1
32
16
R
I
R
R
2
16
16
I
R
R
R
1
16
16
I
R
R
R
2
8
16
S
I
S
I
3
16
8
I
S
I
S
1
64
128
I
R
I
R
2
64
64
I
R
R
R
1
64
64
S
I
I
I
2
8
64
S
I
S
I
3
64
8
I
S
I
S
Validatie van gevoeligheidsbepaling •CA wat lager dan voor ESCO ESCO, kleinere hoeveelheid stalen •Geen VME en ME •Amoxi-clav en pip-tazo CA van 91.9% •50% van stalen met verschillende categorie worden toch na interpretatie door VITEK hetzelfde doorgegeven. •2 stalen lagere MIC en eventueel foute AB keuze
3 Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 3. 75 stalen geënt op URI, CPS en BGA/MC 12 stalen l uitgewerkt i k g steriel en mengflora’s g overige • 3 reinculturen ESCO: geen verschil in groei • geen PRMI in reeks stalen • 3 stalen discordant tussen de verschillende methodes; REDEN: uit te zuiveren mengflora’s.
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschil in kleurschakering: ESCO
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschillen in kleurschakering: enterokokken CPS 3
Uriselect 4
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschil in kleurschakering: KLPN CPS 3
U i l t4 Uriselect
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschil tussen KES-groep (links) en enterokokken (rechts) op Uriselect 4
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschil tussen KESC-groep (links) en enterokokken (rechts) op CPS 3
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 Verschil V hil in i mengflora fl tussen t Uriselect 4 en CPS 3
Uriselect 4 versus ChromID CPS 3 CONCLUSIES
ANTWOORD VRAAG 2
Uriselect 4 -Voordeliger (cfr (cfr. Infra) -Bereiding in bacterio keuken ((mogelijkheid g j tot bereiden van halve plaat)) -Duidelijke kleurschakeringen, eenvoudiger in interpretatie -β-galactosidase β l t id ipv i β-glucuronidase β l id
ChromID CPS 3 -Voordeel: gevalideerd op VITEK 2 (Biomérieux) Opmerking: aantal stalen beperkt
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
Conclusies VOORDELEN URISELECT 4
ANTWOORD VRAAG 1
1. ESCO en PRMI (+/-40% 1 (+/ 40% van pathogenen) rechtstreeks identificeren 2. Reductie TAT 3. Geen uitzwermen Proteus-species 4. Gebruiksvriendelijk, duidelijke kleurschakeringen
Conclusies VOORDELEN URISELECT 4 5. Indol en katalase, oxydase rechtstreeks op bodem 6. Kostenbesparend (cfr. verder) 7. Validatie voor AB ESCO rechtstreeks vanop bodem 8. Mogelijkheid halve plaat door eigen bereiding. 9. Mengflora gemakkelijk te onderscheiden
Conclusies NADELEN URISELECT 4 1. Indruk minder goede groei grampositieven g en gisten. 2 Duurder 2. Duurder.
STSA
3 Geen red 3. reductie ctie in arbeidsd arbeidsduur. r 4. Enkele beperkingen:
STAU
Conclusies BEPERKINGEN URISELECT 4 1. Enkele bacteriën KES-groep zwakke 1 β-galactosidase activiteit: kleur turquoois ipv blauwpaars 2 Enkele ESCO 2. ESCO’ss indol negatief 3. Enkele Proteus vulgaris en Providencia rettgeri 3 produceren β-glucosidase 4. Staphylococcus saprophyticus kleurt soms roos.
Conclusies TAT Identificatie van +/- 40% van geïsoleerde pathogenen p g kan 6-12 u sneller worden gerapporteerd aan kliniek. Klinische impact 1 dag sneller starten met gerichte AB op basis van identificatie
Conclusies ORGANISATORISCHE IMPACT
Conclusies FINANCIELE IMPACT
ANTWOORD VRAAG 3
Vitek AST-N045 (Biomérieux): €3.2/kaart ChromID CPS 3 bodems (Biomérieux): €1 16 per bodem (bereid geleverd) €1.16 Uriselect U i l t 4 (Bi (Bio-Rad): R d) €0.22 per bodem zonder plastic en zonder arbeidsuren voor bereiding
Conclusies FINANCIELE IMPACT MAC (Oxoid): € 0.022 0 022 per bodem zonder plastic en zonder arbeidsuren voor bereiding Opmerking: p g g geen verschil in arbeidsuren MLT’s
Conclusies TABEL M TABEL: Mogelijke lijk winst i t per maand d in i euro kostprijs per maand McConkey
Uriselect
115,59
kostprijs identificatie VITEK totaal ESCO: 1500,80 ESCO + PRMI: 1766,4
1155,88
1616 1882 1156
WINST per maand d in euro
726
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
Comments • Uriselect 4 is geschikt voor detectie van ESCO en PRMI. Reeks uitbreiden voor andere gramnegatieven voor validatie van het AB • Soms minder groei grampositieven en gisten. Bloedagar moet verder worden gebruikt. Voorstel tot gebruik van een biplate BPA/Uriselect 4 • Kostprijzen zijn catalogusprijzen.
Overzicht • Inleiding • Chromogene media • Appraisal • Conclusies • Comments • To do’s
To do do’s s 1. Gaan we Uriselect 4 implementeren op de werkpost urinecultuur? p g MLT’s Zo jja,, opleiding 2. Groep ‘andere 2 andere gramnegatieven gramnegatieven’ uitbreiden voor validatie rechtstreeks AB
?