Onderzoek
O ND ERZO EK
Cardiometabole risicofactoren opgespoord met preventieconsult Rolf M. van de Kerkhof, Merijn B. Godefrooij, Paul J. Wouda, Robert A. Vening, Geert-Jan Dinant en Mark G. Spigt
Doel Ontwikkeling en uitvoering van een preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen in een middelgroot gezond-
Opzet Methode
Resultaten
Conclusie
heidscentrum. Beschrijving van de deelname en het aantal te behandelen aandoeningen dat ermee werd opgespoord. Vragenlijst en observationeel onderzoek Alle ingeschreven patiënten tussen de 40 en 75 jaar die niet bekend waren met een cardiometabole aandoening (harten vaatziekten, diabetes en nierfunctiestoornissen) (n = 1704) werden schriftelijk uitgenodigd voor deelname aan het preventieconsult. Tijdens maximaal 3 opeenvolgende onderzoeksstappen werd voor iedere deelnemer bepaald of er sprake was van een verhoogd risico op het ontwikkelen van cardiometabole aandoeningen. Op basis van de gevonden uitkomsten werd indien nodig een behandeltraject gestart. Het aantal patiënten dat de verschillende stappen doorliep en het aantal opgespoorde afwijkingen werden geregistreerd. In totaal retourneerden 1270 patiënten (75%) een eerste screeningsvragenlijst. Op basis van de informatie uit deze lijst werden 952 patiënten uitgenodigd in de huisartsenpraktijk voor aanvullend onderzoek. Bij 145 patiënten (11% van 1270) werd tenminste één afwijking gevonden waarvoor volgens de geldende richtlijnen een behandelindicatie bestaat, zoals een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, geïsoleerde systolische hypertensie, diabetes mellitus, verdenking op familiaire hypercholesterolemie of nierfunctiestoornissen. Zowel de respons als het aantal opgespoorde gevallen demonstreren dat het goed mogelijk is om cardiometabole aandoeningen op te sporen in een eerstelijns gezondheidscentrum. Vervolgstudies zijn nodig om een oordeel over de langetermijneffecten en de doelmatigheid van het preventieconsult te kunnen geven.
Stichting Gezondheidscentra Eindhoven. Gezondheidscentrum Woensel: drs. R.M. van de Kerkhof, huisarts (thans: huisartsenpraktijk Het Koetshuis, Sprang-Capelle); drs. P.J: Wouda, huisarts (thans: huisartsencentrum Parklaan, Eindhoven). Afd. Inhoud en Organisatie van Zorg: drs. R.A. Vening, huisarts. Universiteit Maastricht, afd. Huisartsgeneeskunde, School for Public Health and Primary Care (CAPHRI): drs. M.B. Godefrooij, arts in opleiding tot huisarts onderzoeker; prof.dr. G.J. Dinant, huisarts; dr. M.G. Spigt, gezondheidswetenschapper. Contactpersoon: drs. M.B. Godefrooij (
[email protected]).
Bij patiënten met cardiometabole aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus en nierziekten is de prevalentie van complicaties op het moment van diagnose hoog. Vroegtijdige opsporing en preventieve behandeling lijken dan ook wenselijk. Binnen de geneeskunde vindt daarom een geleidelijke paradigmaverschuiving plaats van uitsluitend curatieve en probleemgestuurde zorg naar een zorgaanbod waarin tevens aandacht is voor verschillende vormen van preventie.1 Deze ontwikkeling wordt onder meer gevoed door de toenemende druk van chronische aandoeningen op het zorgsysteem, de ontwikkeling en verfijning van risicopredictiemodellen, de opkomst van particuliere initiatieven op het gebied van zelftesten en gezondheidschecks,2 en de toenemende politiek-maatschappelijke aandacht voor preventie.3 Dat betekent overigens niet dat preventie daarmee per definitie succesvol is.4 Huisartsen staan als geen andere geneeskundige beroepsgroep dicht bij deze ontwikkelingen: cardiometabole aandoeningen delen gemeenschappelijke risicofactoren en bezoeken aan de huisartspraktijk vormen een goede gelegenheid voor het identificeren en preventief behandelen van individuen met een verhoogd risico. In het verleden hebben in Nederland een aantal studies NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
1
O ND ERZO EK
plaatsgevonden waarin het effect en de uitvoerbaarheid van primaire preventie van hart- en vaatziekten binnen de eerstelijn geëvalueerd werden. Voorbeelden hiervan zijn het Nijmeegs Interventie Project en het project Preventie Maatwerk.5,6 Uit deze studies bleek dat het moeilijk was voor zowel zorgverleners als patiënten om de preventieve inspanningen langdurig vol te houden, terwijl dit essentieel is voor een blijvend resultaat. Gezien recente ontwikkelingen, waaronder de komst van multidisciplinaire zorgprogramma’s voor chronische aandoeningen, de intrede van praktijkverpleegkundigen in huisartsenpraktijken en de in aantocht zijnde NHG-standaard ‘Preventieconsult cardiometabool risico’ ( h t t p : // n h g . a r t s e n n e t . n l / k e n n i s c e n t r u m / k _ implementatie/k_preventie/Preventieconsult-1.htm) is de tijd rijp om de mogelijkheden voor preventie van cardiometabole aandoeningen te heroverwegen. Daarom voerden wij in 5 huisartspraktijken een preventieconsult uit voor cardiometabole aandoeningen onder personen van 40-75 jaar. In dit artikel beantwoorden wij de volgende vragen: (a) is het mogelijk om in een middelgroot gezondheidscentrum een preventieconsult op te zetten en uit te voeren? En (b) in welke mate nemen patiënten eraan deel en hoeveel te behandelen aandoeningen worden ermee opgespoord?
Patiënten en methoden
vragenlijst en er zat een gefrankeerde retourenveloppe bij. We verstuurden geen herinneringsbrieven. Screeningsvragenlijst
Omdat er nog geen gevalideerde screeningsvragenlijst is voor een geïntegreerde risico-inschatting, ontwikkelden wij deze zelf. We baseerden de vragenlijstitems op geldende richtlijnen voor cardiometabole aandoeningen en op gevalideerde instrumenten, zoals de FINDRISK-vragenlijst, de SCORE-risicofunctie en een voorspellingsmodel voor perifeer arterieel vaatlijden.7-11 Aan de gekozen vragenlijstitems kenden wij een scoreverdeling toe (tabel 1). Deze werd gebaseerd op de eerdergenoemde instrumenten en daarnaast op consensusoverleg tussen de huisartsen en onderzoekers over de patiëntencategorieën die in ieder geval in de praktijk van de huisarts gezien dienden te worden voor een aanvullende risicoinventarisatie. Een vragenlijstscore van 7 of hoger was aanleiding voor een uitnodiging voor een consult op de huisartspraktijk. Patiënten die niet op de uitnodiging reageerden, kregen een telefonische herinnering. Patiënten met een score beneden de afkapwaarde van 7 ontvingen een brief met daarin de mededeling dat ze waarschijnlijk een normaal risico hadden. Daarnaast bevatte de brief een aantal algemene leefstijladviezen. Eerste praktijkconsult
Setting
Het preventieconsult vond plaats van november 2008 tot juni 2009 in 5 huisartsenpraktijken, met een gezamenlijke praktijkpopulatie van ongeveer 7100 patiënten, binnen Gezondheidscentrum Woensel te Eindhoven. Het gezondheidscentrum maakt deel uit van Stichting Gezondheidscentra Eindhoven (SGE). Inclusie
Wij includeerden alle ingeschreven patiënten in de leeftijdsgroep van 40-75 jaar bij wie in het huisartseninformatiesysteem (HIS) geen van de volgende ‘International Classification of Primary Care’(ICPC)-codes geregistreerd waren: angina pectoris (K74), myocardinfarct (K75), hartfalen (K77), hypertensie (K86/87), CVA/TIA (K89/90), diabetes mellitus (T90), hypercholesterolemie (T93) en perifeer arterieel vaatlijden (K92). Patiënten met 1 of meer van de volgende codes van de ‘anatom ischtherapeutisch-chemische classificatie’ (ATC-classificatie) werden geëxcludeerd: antihypertensiva (B01/ C01/02/03/07/08/09), antilipaemica (C10) en antidiabetica (A10). In totaal werden 1704 patiënten geïncludeerd. Zij ontvingen een schriftelijke uitnodiging namens hun huisarts om deel te nemen aan het preventieconsult. Op de achterzijde van de uitnodiging stond een screenings2
Het eerste consult werd door een doktersassistente uitgevoerd en bestond uit een aantal geprotocolleerde vragen en eenvoudige metingen (bloeddruk, lengte, gewicht en middelomtrek). Na afloop van het consult ontvingen patiënten een laboratoriumformulier voor de bepaling van de nuchtere glucoseconcentratie, het nuchtere lipidenspectrum, de creatinineconcentratie, geschatte creatinineklaring (‘Modification of Diet in Renal Disease’, MDRD) en eiwitonderzoek van de urine. We vulden de onderzoeksgegevens aan met relevante gegevens uit het HIS. Naast de medische informatie registreerden we ook de zorgconsumptie, sociaaleconomische status en etniciteit van patiënten. Na afloop van het eerste consult interpreteerde een praktijkverpleegkundige de onderzoeksresultaten. De deelnemers kregen schriftelijk de uitkomst gemeld wanneer het SCORE-risico niet verhoogd was (0-4%) en geen van de volgende afwijkingen waren vastgesteld: geïsoleerde hypertensie (≥ 180/130 mmHg), gestoorde nuchtere glucoseconcentratie (≥ 6,1 mmol/l), verhoogde nuchtere cholesterolconcentratie (≥ 8 mmol/l), cholesterol/hdlratio (≥ 8) of ldl-cholesterol (≥ 5 mmol/l), een verlaagde creatinineklaring (< 60 ml/min/1,73 m2) of micro- of macroalbuminurie (≥ 30 mg/l). Ook deze brief werd voorzien van algemene leefstijladviezen. In alle andere
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
onderwerp en vraag
antwoordopties
1. leeftijd berekend aan de hand van geboortedatum
jonger dan 45 45 – 49 50 – 54 55 – 59 60 – 64 65 en ouder lager dan 25 2. BMI Wat is uw lengte? 25 – 29,99 Wat is uw gewicht? 30 – 34,99 35 of hoger 3. roken nooit gerookt Rookt u? rookte af en toe, gestopt rookte dagelijks, > 10 jaar gestopt rookt af en toe rookte dagelijks, recent gestopt rookt dagelijks > 4 maal per week 4. lichamelijke activiteit Hoe vaak beweegt u gedurende minimaal 30 minuten waarbij uw hartslag omhoog gaat en 3 – 4 maal per week uw adem sneller gaat? (Bijvoorbeeld: stevig wandelen, fietsen in normaal tempo) 1 – 2 maal per week nooit nee 5. Hart- en vaatziekten bij eerstegraads familielid < 60 jaar Hart- en vaatziekten bij vader, moeder, broer of zus voor zijn/haar 60e jaar? (onder ja hart- en vaatziekten wordt onder meer verstaan: hartinfarct, herseninfarct, CVA, beroerte, vaatvernauwing, etalagebenen, dotterbehandeling) 6. diabetes mellitus bij eerstegraads familielid nee Hebt u een vader, moeder, broer of zus met diabetes? ja 7. zwangerschapsdiabetes nee Hebt u zwangerschapsdiabetes / zwangerschapssuiker gehad? ja niet van toepassing
gevallen volgde een schriftelijke uitnodiging voor een vervolgconsult. Vervolgconsult
score
respondenten; n (%)
0 1 2 3 4 5 0 2 5 7 0 1 2 3 4 5 0 1 3 4 0 7
307 (24,2) 290 (22,8) 188 (14,8) 136 (10,7) 155 (12,2)
0 4 0 7 0
988 (77,8) 282 (22,2) 676 (53,2) 12 (0,9) 582 (45,8)
194 (15,3)
626 (49,3) 503 (39,6) 119 (9,4) 22 (1,7) 548 (43,1) 79 (6,2) 234 (18,4) 65 (5,1) 91 (7,2) 253 (19,9)
298 (23,5) 277 (21,8) 452 (35,5) 243 (19,1) 861 (67,8) 409 (32,2)
dat niet deden met behulp van een χ2-toets of t-toets en berekenden voor alle uitkomsten van het preventieconsult een 95%-betrouwbaarheidsinterval.12
Het vervolgconsult werd uitgevoerd door een praktijkverpleegkundige. Deze verrichtte tijdens dit consult een tweede bloeddrukmeting en liet laboratoriumbepalingen met een afwijkende uitslag herhalen. Gebaseerd op de nieuwe uitkomsten ontving de patiënt individuele leefstijladviezen. Wanneer nodig werd een behandelplan opgesteld of conform de geldende richtlijnen verwezen naar de eigen huisarts voor aanvullend onderzoek of behandeling. De gehanteerde behandel- en verwijscriteria zijn terug te vinden in tabel 2.
Medisch ethische toetsing
Verwerking van de resultaten
Tabel 3 geeft de prevalentie weer van een aantal cardiometabole aandoeningen voorafgaand aan het preventieconsult, op basis van ICPC-codes afkomstig van probleemlijsten uit het HIS. Ter vergelijking zijn in de tabel
Alle analyses werden uitgevoerd in SPSS 16.0 (SPSS Inc., Chicago, IL, VS). We toetsten de verschillen tussen degenen die de vragenlijst wel retourneerden en degenen die
De zorgverleners van gezondheidscentrum Woensel initieerden dit preventieconsult in het kader van een verbetertraject van de gebruikelijke zorg. Er was derhalve geen medisch ethische toestemming noodzakelijk. Het aangeboden screeningsonderzoek was volgens de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO) niet vergunningplichtig.13
Resultaten Patiëntenstroom
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
3
O ND ERZO EK
TABEL 1 Screeningsvragenlijst, toegezonden aan patiënten van een gezondheidscentrum, voorafgaand aan een preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen. Weergegeven zijn de score per antwoord, het aantal respondenten bij elk antwoord en het percentage van het totaal aantal respondenten (n=1270)
O ND ERZO EK
TABEL 2 Behandel- of verwijsindicaties bij deelnemers aan een preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen
indicatie
n (95%-BI)
% van respondenten (1270)
% van deelnemers eerste consult (681)
personen / afwijking *
risico volgens SCORE-meting ≥ 10% risico volgens SCORE-meting 5-9% + additionele risicofactor †
42 (30-57) 77 (61-96) 13 (7-22) 11 (5-20) 3 (1-9) 9 (4-17) 0 (0-3) 7 (3-14) 145 (122-171)
3,3 6,1 1,0 0,9 0,2 0,7 0 0,6 11,4
6,2 11,3 1,9 1,6 0,4 1,3 0 1,0 21,3
16,1 8,8 52,6
bloeddruk 2 maal ≥ 180 mmHg ‡ nuchtere glucoseconcentratie 2 maal ≥ 7 mmol/l cholesterolconcentratie of cholesterol/hdl-ratio 2 maal ≥ 8 mmol/l
ldl-concentratie 2 maal ≥ 5 mmol/l 2 maal macro-albuminurie § creatinineklaring < 60 ml/min/1,73m2 bij persoon < 65 jaar
totaal ||
62,5 250 76,9 ∞ 100 4,7
* Het aantal personen dat door een medicus of paramedicus moet worden gezien om tot één afwijkende bevinding te komen. Bij de berekening werd uitgegaan van de 681 deelnemers aan het eerste consult. † Additionele risicofactor: Belaste familie-anamnese voor hart- en vaatziekten, obesitas (BMI > 30, of middelomtrek > 88 cm bij vrouwen of > 102 cm bij mannen), of aanwijzingen voor eindorgaanschade (albuminurie of nierfunctiestoornissen). ‡ Bepalingen die bij het eerste consult een afwijkende uitslag gaven, werden herhaald tijdens een vervolgconsult. § Albumine/creatinineratio > 25 mg/mmol bij mannen of > 35 mg/mmol bij vrouwen. || Aantal personen met 1 of meer afwijkingen.
tevens de prevalentiecijfers van deze ICPC-codes binnen het Registratienet Huisartsenpraktijken (RNH) van de Universiteit Maastricht opgenomen.14 Het RNH is een cohort van ruim 80.000 patiënten verdeeld over 65 huisartsenpraktijken in Limburg met een soortgelijke regis tratiewijze.
TABEL 3 De prevalentie van cardiometabole aandoeningen in de huisartspraktijken die deelnamen aan een onderzoek naar het preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen, voorafgaand aan dat consult (oktober 2008), en in het Registratienet Huisartsenpraktijken (RNH)14 ICPC- definitie code
K74
K75 K77 K86 K87 K89 K90 K92 T90 T93
angina pectoris acuut myocardinfarct hartfalen hypertensie zonder orgaanschade hypertensie met orgaanschade TIA CVA perifeer arterieel vaatlijden diabetes mellitus vetstofwisselingsstoornis
totale praktijkRNH * populatie (n = 7087) n
per 1000 per 1000
210 176 88 838 188 85 141 158 498 377
30 25 12 118 27 12 20 22 70 53
ICPC = ‘International Classification of Primary Care’ * Gegevens 2004
4
30 24 8 82 12 10 16 15 48
45
Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de patiëntenstroom tijdens het preventieconsult. Onderzoekspopulatie
Tabel 4 geeft een aantal basiskarakteristieken van de onderzoekspopulatie weer en laat zien dat de 1270 respondenten gemiddeld ouder waren, vaker tot het vrouwelijk geslacht behoorden, een hogere zorgconsumptie en een hogere sociaaleconomische status hadden dan degenen die niet antwoordden. Westerse patiënten retourneerden de vragenlijst vaker dan niet-westerse. Uitkomsten
Van de respondenten had 51% overgewicht (BMI ≥ 25) (zie tabel 1). Het percentage actieve rokers lag op 25%. 1 op de 3 patiënten (32%) had een positieve familieanamnese voor hart- en vaatziekten en 22% van de patiënten had een familieanamnese met diabetes. Van de 688 vrouwelijke respondenten hadden er 12 (2%) een voorgeschiedenis van zwangerschapsdiabetes. Bij 145 personen vonden wij bij herhaling 1 of meer afwijkingen die een indicatie voor behandeling vormden (zie tabel 2). Het vaakst vonden wij een verhoogd risico volgens de SCORE-meting (totaal 9,4%). Het aantal opgespoorde patiënten met een andere aandoening lag telkens tussen de 0 en 1% van de onderzoekspopulatie. In de tabel worden de uitkomsten als percentage van de totale deelnemersgroep weergegeven, maar ook als percentage van de personen die in de huisartspraktijk werden onderzocht. Op basis van dit laatste percentage berekenden wij
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
geen reactie 434 (25%)
O ND ERZO EK
inclusie 1704
screening vragenlijst retour 1270 (75%)
vragenlijstscore ≥ 7 952 (75%)
vragenlijstscore < 7 318 (25%)
einde preventieconsult
niet naar consult 271 (28%) consult 1
consult 1 681 (72%)
niet naar consult 44 (16%)
verhoogd risico of manifeste aandoening 267 (39%)
risico niet verhoogd 414 (61%)
consult 2
consult 2 223 (84%)
bij herhaling verhoogd risico of manifeste aandoening 145 (65%)
einde preventieconsult
niet of licht verhoogd risico en geen behandelindicatie 78 (35%)
einde preventieconsult
vervolgtraject
FIGUUR Stroomschema van de patiënten van 40-75 jaar uit een middelgroot gezondheidscentrum die werden uitgenodigd om deel te nemen aan een onderzoek naar de waarde van een preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen.
het aantal personen dat door een medicus of paramedicus moet worden gezien om tot 1 afwijkende bevinding te komen (zie tabel 2). Hieruit bleek dat gemiddeld bij 1 op de 5 personen die naar het eerste praktijkconsult kwamen, een afwijking met behandelindicatie werd opgespoord. 78 van deze 145 opgespoorde personen verwezen wij door naar de huisarts voor aanvullende diagnostiek en behandeling. Uiteindelijk begonnen daarvan 25 personen met
een medicamenteuze behandeling. 7 personen werden naar aanleiding van het preventieconsult doorverwezen naar de tweedelijn.
Beschouwing Het bleek goed mogelijk een preventieconsult op te zetten en uit te voeren binnen een middelgroot gezondheidscentrum. Bijna 75% van de aangeschreven patiënten
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
5
▼ Leerpunten ▼ O ND ERZO EK
• In een middelgroot gezondheidscentrum is het goed mogelijk om een preventieconsult voor cardiometabole aandoeningen uit te voeren. • De respons op een schriftelijke uitnodiging tot deelname aan een preventieconsult was in ons geval hoog. • Van de deelnemers aan het preventieconsult had 1 op de 10 een te behandelen aandoening of een hoog risico op een cardiometabole aandoening. • Over de langetermijneffecten en de doelmatigheid van een cardiometabool preventieconsult zijn nog geen uitspraken te doen.
retourneerde de screeningsvragenlijst. Uiteindelijk werden bij 145 personen 1 of meer afwijkingen gevonden waarvoor volgens de huidige Nederlandse richtlijnen een behandelindicatie bestaat; dat komt neer op 11,4% van het totaal aantal deelnemers en 21,3% van de 681 patiënten die naar het eerste consult kwamen. Methodologische beperkingen
Voorafgaand aan ons onderzoek bestond er geen gevalideerd instrument voor een geïntegreerde cardiometabole risicoscreening. Daarom ontwikkelden wij dit zelf. De afkapwaarde in dit onderzoek werd bewust laag gekozen om toekomstige validatie van de vragenlijst beter mogelijk te maken. Verhoging van de afkapwaarde naar 10 zou nog steeds hebben geresulteerd in de opsporing van 122 personen met 1 of meer behandelindicaties. Het totaal aantal op te roepen personen zou dan slechts 691 bedragen (55% van de 1270 die bij gebruik van een afkapwaarde
TABEL 4 Kenmerken van deelnemers in de totale onderzoekspopulatie en uitgesplitst in respondenten en niet-respondenten kenmerk
totaal respondenten niet-respon- p(n = 1704) (n = 1270) denten waarde (n = 434)
gemiddelde leeftijd in jaren geslacht; percentage vrouwen zorgconsumptie; gemiddeld aantal consulten/jaar gemiddelde SES-score * etniciteit westers; %
51,9
52,7
49,5
< 0,001
52,1
54,2
46,1
0,004
3,7
3,9
3,3
0,003
0,31 87,7
0,28 89,6
0,40 82,3
0,018 < 0,001
SES = sociaaleconomische status * De SES-score is een deprivatiescore: een hoge waarde staat voor een lage sociaaleconomische status en vice versa. Zie ook: RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid (www.zorgatlas.nl).
6
van 7 werden opgeroepen). Gezien het lage aantal hoogrisicopatiënten in de groep met een vragenlijstscore van 7-9 lijkt het onwaarschijnlijk dat veel patiënten met een hoog risico over het hoofd werden gezien in de groep met een score lager dan 7. De validiteit van de ontwikkelde screeningsvragenlijst wordt nog separaat onderzocht. Een beperking van dit onderzoek is dat de resultaten afkomstig zijn van huisartsenpraktijken uit één gezondheidscentrum. Vervolgstudies moeten uitwijzen of onze resultaten te generaliseren zijn. De prevalentiecijfers van cardiometabole aandoeningen voorafgaand aan het preventieconsult zijn vergelijkbaar met de cijfers uit het RNH-register (zie tabel 3). Daarom lijkt het ons onwaarschijnlijk dat het aantal opgespoorde gevallen sterk afwijkt van de prevalentie in andere stedelijke praktijken. Consequenties voor de praktijk
De initiële schriftelijke respons van 75% was hoog, zonder dat herinneringen verstuurd waren. Er lijkt een groot enthousiasme voor het preventieconsult te bestaan onder de uitgenodigde personen. Ditzelfde bleek eerder uit de nulmeting van het project LekkerLangLeven.15 Ondanks de hoge respons viel tijdens het vervolgtraject alsnog 33% uit (315 van de 952 uitgenodigde personen). In de literatuur wordt gesproken over het ‘healthy screenee effect’:16 gezonde, hoog opgeleide, welvarende en bewust levende mensen zijn eerder geneigd deel te nemen aan een gezondheidsscreening dan personen met een laag opleidingsniveau, een lage sociaaleconomische status of een ongezond leefpatroon. Een andere benaming die voor deze groep gezonde respondenten wordt gebruikt is de term ‘worried well’.17 Ook in de door ons onderzochte populatie zagen we dit verschijnsel terug (zie tabel 4). Tussen de niet-respondenten en uitvallers zit waarschijnlijk een aanzienlijke groep met een verhoogd risico op cardiometabole aandoeningen. Ondanks intensieve opsporing worden die dus gemist. Ondanks de goede opsporingsmogelijkheden die uit onze studie blijken, zijn een aantal kritische kanttekeningen bij de invoering van een cardiometabool preventieconsult op zijn plaats. Ontwikkelingen op politiek en maatschappelijk vlak lopen vaak vooruit op de wetenschap. Hoewel het idee van preventie op populatieniveau aantrekkelijk klinkt, werd nooit onomstotelijk bewezen dat vroege leefstijlinterventies daadwerkelijk leiden tot een significante reductie van morbiditeit of mortaliteit ten gevolge van hart- en vaatziekten. Dit verband wordt wel aannemelijker bij de behandeling van hoogrisicogroepen.4 Alhoewel het inschatten van risico’s op het ontwikkelen van cardiometabole aandoeningen steeds accurater wordt dankzij de ontwikkeling van nieuwe risicopredictiemodellen, blijft het een uitdaging deze populatierisico’s
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
hun risico nog niet. Om tot een gedegen oordeel te komen over de langetermijneffecten en de doelmatigheid van een cardiometabool preventieconsult zijn gerandomiseerde studies nodig die verder kijken dan alleen naar de opsporing. Prof.dr. André Knottnerus gaf commentaar op het oorspronkelijke manuscript. Dit artikel zou niet tot stand zijn gekomen zonder de deelnemende patiënten en zorgverleners van gezondheidscentrum Woensel.
Conclusie en aanbevelingen Ons onderzoek is een eerste stap in de evaluatie van de waarde van het eerstelijnspreventieconsult. De resultaten laten zien dat het in een middelgroot gezondheidscentrum goed mogelijk is om mensen met een hoog risico op cardiometabole aandoeningen op te sporen. Maar met alleen het opsporen van hoogrisicogroepen verander je
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 30 juni 2010 Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1860
> Meer op www.ntvg.nl/onderzoek ●
Literatuur 1
Unal B, Critchley JA, Capewell S. Modelling the decline in coronary heart
10 Conroy R, Pyörälä K, Fitzgerald A, Sans S, Menotti A, De Backer G, et al. Estimation of ten-year risk of fatal cardiovascular disease in Europe: the
disease deaths in England and Wales, 1981-2000: comparing
SCORE project. Eur Heart J. 2003;24:987-1003.
contributions from primary prevention and secondary prevention. BMJ 11
(Clinical research ed). 2005;331:614. 2
RJG, De Bie RA, et al. A clinical prediction model for the presence of
Use of diagnostic self-tests on body materials among Internet users in the
peripheral arterial disease - the benefit of screening individuals before
Netherlands: prevalence and correlates of use. BMC public health.
initiation of measurement of the ankle-brachial index: an observational study. Vasc Med. 2007;12:5-11.
2009;9:100. 3
Zorg voor je gezondheid! Gedrag en gezondheid: de nieuwe ordening. Den Haag: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg; 2010. p. 1-58.
4
Ebrahim S, Beswick A, Burke M, Davey S. Multiple risk factor interventions for primary prevention of coronary heart disease. Cochrane database of systematic reviews (Online) 2006. http://www2.cochrane.org/ Van Ree JWVGW, Van den Hoogen HJM. Interventie bij een verhoogd Frijling B, Hulscher M, Drenthen T, Leest LV, Grol R. Preventie van harten vaatziekten: Resultaten van het LHV/NHG-project ‘Preventie: Stalman W, Scheltens T, Burgers J, Hukkelhoven C, Smorenburg S, Banga J, et al. NHG Standaard Cardiovasculair Risicomanagement: Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap; 2006. http://nhg.artsennet.nl/ kenniscentrum/k_richtlijnen/k_nhgstandaarden/Samenvattingskaartje-
8
9
bevolkingsonderzoek. Staatsblad 611. Den Haag: SDU;1992. 14 Akker Mvd, Metsemakers J, Limonard C, Knottnerus J. General practice: Network Family Practices. Maastricht: Maastricht University; 2004. 2009. p. 73. www.lekkerlangleven.nl/l/library/download/2113 16 Raffle A, Gray M. Screening: evidence and practice. Oxford: Oxford University Press; 2007.
maatwerk’. Huisarts Wet. 2004;47:449-54. 7
Poisson confidence limits. ComputBiolMed. 1992 Sep;22:351-61. 13 Wet van 29 oktober 1992, houdende regels betreffende
15 Gelissen R, Jonkers R. Nulmeting Gezondheidscheck CMR. Amsterdam:
risico op hart- en vaatziekten. Huisarts Wet.. 1985;28:21-4. 6
12 Daly L. Simple SAS macros for the calculation of exact binomial and
a gold mine for research. Data and scientific use of the Registration
reviews/en/ab001561.html 5
Bendermacher BLW, Teijink JAW, Willigendael EM, Bartelink M-L, Peters
Ronda G, Portegijs P, Dinant G-J, Buntinx F, Norg R, van Der Weijden T.
17 Criqui MH, Barrett-Connor E, Austin M. Differences between respondents and non-respondents in a population-based cardiovascular disease study. Am J Epidemiol. 1978;108:367-72. 18 Smulders YM, Spijkerman AMW, Kostense PJ, Bouter LM, Stehouwer
NHGStandaard/M84_svk.htm
CDA. Oude en nieuwe scoresystemen voor het schatten van
Rutten G, de Grauw W, Nijpels G, Goudswaard A, Uitewaal P, Does vdF,
cardiovasculaire risico’s: beperkingen in de validiteit, de precisie en de
et al. NHG Standaard Diabetes Mellitus Type 2. Huisarts Wet..
homogeniteit van de risicocategorieën. Ned Tijdschr Geneeskd.
2006;49:67-84.
2004;148:2480-4.
Lindström J, Tuomilehto J. The diabetes risk score: a practical tool to predict type 2 diabetes risk. Diabetes care. 2003;26:725-31.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2010;154:A1860
7
O ND ERZO EK
te vertalen naar een persoonlijk risico.18 Mede hierdoor leidt screening altijd tot medicalisering van mensen die niet of nog niet ziek zijn. Tenslotte lijkt binnen de huidige discussies over screening het beeld te ontstaan dat gezondheid maakbaar is en dat er een absoluut oorzakelijk verband bestaat tussen gezond leven en het al dan niet ontstaan van ziekte. Dit kan op zijn hoogst een deel van de waarheid zijn.