Camino del Norte 2014 Op dinsdag 9 september 2014 staan Joke & Joop om 03.45 uur al bij Jaap & Elly voor de deur. Door een verlaten Nederland in een uurtje naar Schiphol en dan via Barcelona naar Asturias Airport. We worden opgehaald door de zoon van de hostalhouder. Muros del Nalon is een wat vervallen dorpje ondanks het mooie en schaduwrijke plein. In het avondzonnetje genieten we van het avondeten. Op onze slaapkamer in de moderne albergue Casa Carmina treffen we de zeven gepensioneerde ambtenaren uit het vliegtuig opnieuw aan. Het zijn taxi-pelgrims met , weinig bagage, veel nette kleren en nog veel meer drukte. Dat ze snurken is niet erg; wij kunnen dat ook en beter.
Woensdag 10 september vertrekken we om acht uur. Buiten is het donker. Het bospad is smal, we dalen en klimmen en moeten over een smalle beek springen met aan beide kanten kleffe modder. Gelukkig lopen we in één keer goed en om half negen is de schemer zo goed als verdwenen. Het wordt zelfs warm, wat Jaap een steek van een vlieg oplevert. Een paar keer zien we de zee: de Golf van Biskaje. Na 17 km zijn we in Soto de Luiña. De pelgrimsherberg is in een oude afgekeurde school. Na het douchen, de gedragen kleding wassen en te drogen hangen doen we een dutje. We lopen daarna nog 5 km vv naar het strand. Teruggekomen is de andere slaapzaal ook geopend wegens drukte. Eén wand is tot een hoogte van 2 meter bedekt met spiegels.
Donderdag 11 september begint de dag erg vroeg. De eerste pelgrim begint al om 05.00 uur zijn boeltje te pakken, weldra gevolgd door vele anderen. Wij vertrekken na acht uur. De dag etappe schrijft ruim 40 km voor. We klauteren de weg op naar het hooggelegen stationnetje en doen de helft met de trein naar Cadavedo. Vandaar lopen wij pelgrims ruim 20 km naar de albergue in Luarca. Het stadje is gebouwd rond een kleine baai en bijna geheel omsloten door rotswand van bijna honderd meter. Vissersbootjes en talloze pleziervaartuigjes vullen de haven en op de wal zien we de visafslag en talloze vakantiegangers. De huizen zijn als het ware tegen de rots geplakt. Op een kunstwerk is zichtbaar hoe de plaatselijke vissers ooit op walvisvangst gingen.
Vrijdag 12 september beginnen de vuilnis- en de schoonmaakwagens om vier uur rond te rijden door de smalle straatjes en een bijpassend lawaai te veroorzaken. De eerste pelgrim begint even na vijven mee te doen. Om half zeven is bijna iedereen vertrokken. Wij staan een half uur later op en doen het licht aan. Er is niemand meer om te protesteren. Een bar om te ontbijten, die niet gesloten is, is niet te bekennen. Opnieuw ligt er een flinke afstand met klimwerk op ons te wachten. Dan maar op het station kijken of er een broodje en koffie te scoren valt. Neen dus en de trein gaat pas over twee uur. De stations dame kunnen we niet overhalen om koffie voor ons te zetten. Dan laten we de rugzakken maar achter op het perron. Opnieuw zoeken en vragen in de benedenstad. Jawel, nu is er een zaak open en kunnen we ons tegoed doen. Als pelgrim hadden we beter na moeten denken: zorg er voor, dat je eten en drinken voor de volgende dag bij je hebt ! Per trein gaat het dan naar Navia. Door de Keltische en Romeinse binnenstad en over een brede stenen brug naar de overkant. Daarna onder en over de autovia dan wel langs de carretera lopend komen
we aan in La Caridad. Er is een mooi centraal plein en een in fraaie staat gehouden oude kerk.
Op zaterdag 13 september wijken we iets af van het Jakobspad om dichter langs de kliffen en de Golf van Biskaje te kunnen lopen. Zo ongeveer als laatsten vertrekken we om zeven uur uit de refugio in het donker. Een uur later zien we de zee van dichtbij terug en even later Cabo Blanco; een erg mooie rotspartij met diepe gaten in de rots waar het zeewater hoog opspat. We lopen over slingerende, stijgende en dalende paden langs de kust. Er is gelijkenis met de Vicentina kust in Portugal. In de dorpjes is er nergens beweging in de huizen. Na nog wat weilanden staan we ineens voor het stadje Tapia de Casariego. Het eerste bouwwerk is de albergue. De hospitalero arriveert na een paar minuten. Hij opent het verblijf, vertelt hoe alles werkt en waar de sleutels liggen. De kosten bestaan alleen uit een donativo. We gelieven na vertrek de sleutel in de brievenbus te deponeren. Deze boodschap geven we aan alle andere pelgrims door. Dat werkt prima. Buiten staat in een gras een grote stenen tafel met uitzicht op een rotskust met een woeste zee. Uniek. Ons wasje is er in een wip droog. Rondom het haventje en de straatjes er omheen is het druk met toeristen en horeca. Een teruggekeerde emigrant bracht in 1603 mais mee uit Florida en plantte het zaaigoed als eerste in Europa. In de avond genieten we van een heerlijke paella en een spraakzame dienster.
Zondag 14 september verzorgen we zelf ons ontbijt: koffie, mariakaakjes en een half broodje. Ruim voor acht uur sluiten we de deur. In het centrum kunnen we de juiste richting niet snel vinden. Joop spreekt het enige zichtbare Spaanse wezen aan. Het blijkt de pastoor te zijn. Hij nodigt ons onmiddellijk uit voor een bezoek aan zijn kerk en we kunnen een parochiaal selos – stempel op ons credential krijgen. Toegerust met zijn zegen vervolgen we ons smalle pad. Een mooie wandeling met veel uitzichtpunten naar hoog en laag. We verlaten Asturië/Asturias. In deze regio volgen we de tegeltjes in de richting met de stralen aan de korte kant. Over de 600 m lange brug over de Ria de Ribadeo doen we het voorzichtig aan zo hoog boven deze brede riviermond. De andere oever heet Galicië/Galicia. De tegeltjes moeten we nu volgen in de richting waarheen de volle stralenbundel wijst. Onder de brug is de Alberge de Ribadeo, waar we gebruik maken van het toilet en de selos. We verdwalen in de stad en moeten veel vragen. We doorstaan een klein buitje en lopen met een flinke stijging er nog twee uur bij naar de albergue van Vilela. In de rimboe, maar landschappelijk arcadisch. Net na het ophangen van de was komt er een slagregenbui aan. Net op tijd weet Joop een droogrek te versieren en binnen met ons wasgoed te plaatsen. Even later is het buiten droog. We hebben in de namiddag veel trek. Aanvankelijk heeft de bediende geen zin ons te helpen, maar door de kok gemaand krijgen we toch gelegenheid voor een late middagmaaltijd. Daarna een dutje van een uur. Nog een biertje in het café en voor negenen liggen we in bed.
Maandag 15 september staan we om 07.45 uur buiten. Het ontbijt is nog niet open. Er schijnt op een half uur lopen een bar te zijn. Dat blijkt onjuist. We lopen er vier uur bij tot we in Gondán koffie kunnen drinken en een bocadillo queso y jamon kunnen eten. Daarna opnieuw wat klimmetjes en afdalingen naar de geplande albergue van Vilanova de Lourenzá. Aldaar blijkt de herberg gesloten te zijn wegens vervuiling: wantsen in de slaapzaal. De bijtertjes worden in een kierdicht afgeplakt gebouw gedurende drie dagen bewerkt met een zeer onvriendelijk gas.
We nemen eerst maar eens een biertje, bekijken de kerk en besluiten de resterende negen km met een taxi te overbruggen. De deur van de albergue van Mondoñedo staat wagenwijd open. Binnen is het een grote zooi, slechts de bovenste verdieping is nog enigszins toonbaar. Vooruit dan maar.Ticket is te koop bij het Info de Turismo. Zoeken waar dat is lukt, maar het kantoor zal tot vier uur in de middag gesloten zijn. Enfin, eind van de middag zijn we dan geïnstalleerd. De zondag tevoren was er Fiësta in de stad en vandaag, maandag, ligt de stad bij te komen. We bekijken de kathedraal, de koster haalt ons binnen in de consistorie. De kamer wordt geopend met een sleutel van het formaat waarmee apostel Petrus altijd staat afgebeeld. Herkenbare schilderijen uit de 16e eeuw beelden Bijbelse taferelen uit. Onder andere Abram ontvangt de engelen, die hem meedelen, dat hij een zoon zal krijgen met een Sara achter de deur die daar om lachen moet. Een en ander niet in een omgeving van een rondreizend herdersvorst in een tent, maar in een mooie Spaanse kamer.
Op dinsdag 16 september begint het bij de morgenstond te regenen. De bui stopt als we om acht uur vertrekken. Droog komen we bij de ontbijtplek Café-Bar El Peregrino naast de kathedraal. We klimmen van 100 naar 530 meter met tussendoor nog wat hobbels. Een prachtig groen landschap zonder ander geluid dan dat van vogels of vee. Een klim van 150 meter naast de autovia ervaren we als belastend. Er is een wegomlegging en bovendien een temperatuur van 30 graden. We ontdekken een tankstation een halve kilometer van ons pad vandaan: daar verkopen ze vast frisdrank. Jaap haalt via het weiland en een binnendoor paadje 4 blikjes sap. Het smaakt als nectar. Een half uur verder ligt de albergue van Gontan. Tegen de avond zijn we weer bij bewustzijn. We slaan appels, energierepen en zeep in. Het restaurant doet die avond goede zaken.
Woensdag 17 september een etappe van 21 km over een hoogvlakte van 500 meter. Steeds een afwisselend landschap, goede weggetjes, een enkele keer modderig wegens een slechte afwatering. We zijn in goede vorm en toch worden we regelmatig door groepjes wandelaars ingehaald: turigrino’s. Ze lopen een uur, ravitailleren, stappen in de gereedstaande bus of auto en je ontmoet ze twee uur later weer op een bospad of op een parking met bar. Ze zijn herkenbaar aan mini rugzakjes met een pak sap er in. Veelal hebben ze twee stokken bij zich. Onderweg zitten we op het erf van een boerderij op een bankje. De boer klieft hout en knikt ons vriendelijk toe. Aan de lucht dreigt een regenbui. Joop gaat in de rode poncho en Jaap neemt zijn groene regenjack vast onder de arm. Voor de bui begint komen we ontspannen aan in de mooie albergue van Vilalba. Aan de door Joop meegenomen waslijnen hangen we ons dagelijkse wasje op; wat extra knijpers zijn erg nuttig. Op het terras van het naastgelegen restaurant gooit de eigenaar nog even vlug de koffie over mijn broek. Zonder blikken of blozen neemt hij de broekspijp mee om hem even later schoongespoeld terug te geven. Ik krijg er als genoegdoening een cognacje bij. Een paraplu is niet in de supermarkt te koop, wel een paar repen en al weer appels. Joop vindt een telefoon-oplader. We kunnen vooruit, storm en regen kunnen ons niet deren.
Donderdag 18 september begint met regen en later veel regen . Jas en pet blijken waterdicht en hooguit wat condens op te leveren. We vinden zo waar koffie onderweg aan de carretera. Onze halve bocadillo eten
we op onder het afdak van een (gesloten) panaderia langs dezelfde hoofdweg. We hebben er 4 uur regen op zitten en dan wordt het droog. Vroeg in de middag zijn we in de prachtige albergue van Baamonde. Omdat we duidelijk senioren zijn krijgen deze twee baardmannetjes kamer C met twee stapelbedden (waar niemand meer bij komt). Een deur is er niet, maar een separaat toilet plus een badkamer voor een identieke kamer. Boven is een slaapboulevard met 25 stapelbedden. We ontmoeten de jonge wiskundige Rebecca. Even verderop is een boom met houtsnijwerk aan de boom, maar ook in de gedeeltelijk holle stam. In het naastgelegen restaurant kunnen we pas om 20.45 uur terecht. Als postre krijgen we een koffie solo en tevens wordt er een houten beeldje op tafel gezet. Het beeldje is hol en er staat een flesje met brandewijn in. Een kwartier te laat zijn we in de albergue.
Vrijdag 19 september zingen we om half acht de 24 jaar geworden Rebecca toe. Heel wat gasten doen mee en we eindigen met een driewerf hoera. Ieder is nu wakker. We gaan naar de albergue van de Confraternity of Saint James in Miraz. Er zijn drie Engelse hospitalero’s. De man, een soort Fawlty Towers, een streng kijkende Engelse dame in een enkellange broekjurk en een wat bleke en schuwe vrouw met een gebreid mutsje. Neen, de deur gaat pas om 15.00 uur open. Als wij tweeën, heel hulpvaardig om 14.30 uur de boodschappen naar binnen sjouwen laten ze ons daarna toch maar binnen. Heel omstandig worden wij door de man ingeschreven; de dame wijst ons waar we alle kunnen vinden – hoewel dat ook overal vermeld is. In de tuin is en standbeeld met de tekst “The ways do not have to end, but our steps must finish” en “Die Wege haben kein Ende – unsere Schritte schon”. Twee denkertjes. In de naastgelegen bar is alles te verkrijgen. We hebben goede gesprekken met wederom Reinhold en Angelika, een predikanten echtpaar uit Bad Freiburg. ’s Avonds gaat de kapel in het dorp open. De strenge dame geeft een toelichting over de schitterend gerestaureerde binnenruimte. Spreekt vervolgens enkele contemplatie woorden in het Engels; een pelgrim leest deze woorden ook in het Spaans voor. Aansluitend kunnen we, staande, het Onze Vader in onze eigen taal uitspreken. De donativo voor het onderhoud van de kerk (een tientje in munten en een biljet) kan ik zonder hulp niet in het offerblokje krijgen. De pastoor mag wel wat actiever zijn. De strenge dame ontdooit: “Ik heb nog nooit iemand een briefje van vijf zien geven”. In de bar vernieuwen we de kennis met Manfred en zijn twee dames uit Konstanz. De ITdame Claudia uit Osnabrück is ook weer van de partij.
Zaterdag 20 september. Het ontbijt wordt gezamenlijk gedaan. De mevrouw met de muts, door ons de theemuts genoemd) komt de sneden brood van je bord halen. Als tostado’s uit het broodrooster komt ze die terugbrengen. Ze schenkt je koffie in en melk (cold of hot) en kijkt ineens blij als je haar aankijkt en bedankt. Ook een beetje afwassen, afdrogen en wegzetten wordt gewaardeerd. We worden zelfs uitgezwaaid en ook Fawlty komt even uit de plooi van de militaire eerste rust. Vandaag ruim 28 km over holle wegen, paden en paadjes met onze schoenen door spuitpoep, roldrollen en kleefkak van de koeien. Weiden, bossen, vergezichten en in totaal 720 meter omhoog en idem omlaag. De thee bij huiskamerkroeg Estrella van Celia Lopez-Lopez kwam uit de geyser en smaakte erbarmelijk. Een grote squad wordt voor ons bushokje geparkeerd waar we juist een appel en reep verschalken. Een kudde koeien wordt door de bestuurster van de squad naar een andere plek verweid. Jaap kan het niet laten even chauffeur te spelen.
We komen in Sobrado dos Monxes aan. Op het marktplein is het een drukte van belang: een folkloristische dansgroep; meeswingende mensen; een zangeres op een toneel en verderop heel veel kermisdrukte. Even later is het siesta en keert de serene rust terug. We overnachten in een klooster, dat echter pas ná de siesta haar poorten opent. Het Monasterio (klooster) heeft een fraaie voorzijde, maar is van binnen volledig onttakeld. In een stenen ruimte in een hoek met een spleet als raam worden we met twintig pelgrims gelegerd. Het is er donker en ’s nacht pikdonker. Om 21.00 uur begint de muziek op 3 tonelen tegelijk weer. Het duurt voort tot 07.45 uur! Door de metersdikke muren horen we nauwelijks iets van de herrie. We vinden de kluis waarin we overnachten het supershit, maar je moet het wel meegemaakt hebben.
Zondag 21 september dalen we over vooral dalende wegen af naar Arzúa. Landschappelijk erg afwisselend en steeds groen. Onderweg ontmoeten we Polen en een Franse onderwijs inspecteur. In Arzúa wordt het ineens druk met pelgrims. Geen wonder: de Camino Frances vindt hier de aansluiting met onze Camino del Norte. Een agent helpt ons uit de zes herbergen de juiste, de Albergue de Xunta, te vinden. Joop voorvoelt een plotselinge stortbui. Net op tijd is de was binnen; onderbroek en sokken hangen we morgen wel aan de rugzak.
Maandag 22 september zijn wij door het lawaai van de vertrekkenden ook al vroeg op pad. Het wandelen door een donker bos valt niet mee en we sluiten ons aan bij een groepje met zaklantaarns. Het zonnetje schijnt en we lopen welgemoed, want we zijn in topvorm. We slaan de geplande albergue over en doen er nog wat kilometers bij. We komen aan in O Pedrouzo. Een grote groep jonge Spanjaarden is al weer aan het geinen. De hospitalera geeft ons aan het eind van een gangetje een eigen bed met een raam. Na ons komt de drukte los en komen er nog honderd pelgrims bij. Een nieuw zeepje aangeschaft om de was te doen en wat leeftocht gekocht voor de volgende dag. Tortilla gegeten en tegelijk een uur lang de voorbijtrekkende pelgrims met rugzak op weg naar Santiago geteld: 56 passanten in 60 minuten. Dat zijn er op jaarbasis 45.000 en in september is het laagseizoen!
Dinsdag 23 september lopen we door het bos, langs het vliegveld van Santiago en het dorpje Lavacolla, waar je je vroeger ritueel moest wassen om verder te mogen. Wij drinken even verder op koffie. Dan komen we op de Monte do Gozo. Een groot beeld met de twee pausen, die er de gelovigen toegesproken hebben. Een druk bezochte plek. Vlak daarna een steile afdaling naar de stad. Twee verbrede houten wandelpaden over autowegen heen. De gele pijlen volgen we om bij de kathedraal van Santiago de Compostela te eindigen. Een drukte van belang. Joop & Joke willen me verrassen met een overnachting in het Parador Nacional. Maar de baliedame is te streng en beweert, dat Joop te weinig punten heeft om toegelaten te worden. Flauwekul; aan de gasten van een conferentie kan gewoon meer verdiend worden. Daarna naar La Tita in de Rua Nova voor de overnachting. Vervolgens meer dan een uur in de rij gestaan om onze compostela te ontvangen. Een fraai exemplaar en nog in kleur ook. De Huiskamer van de Lage Landen is annex en ook bemand. Santiago is een stad waar het wemelt van de pelgrims; in deze week is compostela 200.000 van dit jaar uitgereikt; een record. Verder loop je over de hoofden van de dagjesmensen, toeristen en turigrino’s.
In de kathedraal hebben we Jakobus omarmd en een koor aangehoord. Het orgel staat in de steigers.
Woensdag 24 september gaan we al weer met stralend weer op pad naar het Westen. Bij de koffie leren we Hilde, aankomend arts uit Hannover/Rostock kennen. Er zijn heel wat venijnige steile klimmetjes om in Negreira te komen. Landschappelijk wel erg mooi. Kleine dorpjes en twee mooie bruggen o.a de Ponte Maceira met watervallen en een waterrad. We nemen het onderkomen voorbij het dorp in de albergue de Xunta. Er is ruim plaats en we slapen op een achtpersoons kamer zonder stapelbedden: luxe. Een oplichter probeert ons wijs te maken, dat de albergue vol is, maar wij vertrouwen hem terecht niet.. We wandelen terug naar het dorp en kopen ontbijt en leeftocht in. Bij een biertje maken we kennis met Juliane uit Dresden. De merluzza en de wijn smaken ons weer best.
Donderdag 25 september zijn we om acht uur al op weg. Ook nu golft de weg in korte steile stukken. Galicië heeft de pelgrimspaden enorm verbeterd: glad en stevige ondergrond. De omgeving blijft groen. Na 6 uur lopen zijn we in Santa Mariña. We passeren de bekende onderkomens en landen in de piepkleine (door Joop gereserveerde) albergue Santa Mariña met zes bedden. Avondeten is ook mogelijk.
Vrijdag 26 september is het nog 43 km naar Fisterra. Teveel van het goede. De herbergier brengt ons met de auto een eind op streek naar Corcubión. In de baai strandde in 2002 een grote, de kust vervuilende, tanker. Aan het eind van de stad gaat het tussen twee muren over een smal pad steil naar boven. Via de weg boven de baai en een paar km strandlopen komen we bij ons einddoel en het eind van de camino: Fisterra. De albergue is gauw gevonden. In het stempel staat “Fin da Ruta Xacobea”. Binnen en buiten en overal in Fisterra struikel je over de toeristen. Eten doen we aan de haven en daarna wandelen naar “het eind van de (middeleeuwse) wereld”. Voor deze wandeling in de middagzon nemen we een flesje water mee. Nu dragen we letterlijk water naar de zee. Uitgebreid worden we gefotografeerd bij het kruis. Verder lopend zien we het kruis behangen met allerlei kledingstukken, die al dan niet verbrand zijn. Van het bronzen monument is nu alleen nog maar de schoen over, de stok is dit jaar ook verdwenen. Er is een ritueel om achtereenvolgens bij de vuurtoren de gedragen kleding (of delen er van) te verbranden. Daarna een bad in zee te nemen (doe dat bij het strand) en bezie daarna vanaf de heuvel de zonsondergang. In deze volgorde uitgevoerd zal je de volgende dag als een nieuw mens ontwaken. De kleine zaaltjes van de albergue zijn gevuld met talloze stapelbedden. Ze zijn allemaal bezet. Het sanitair is beperkt.
Zaterdag 27 september zullen we met de bus van 09.45 naar Santiago gaan. Het plan is om dan 29 of 30 september naar huis af te reizen. Om acht uur zitten al talloze pelgrims op de bus te wachten en de rij groeit aan. We weten, dat er maar 55 zitplaatsen per bus zijn en die gaat slechts 4 keer per dag! Plotseling verschijnt om 09.00 uur een andere bus. Joop krijgt te horen, dat deze naar La Coruña gaat. Een overstap in Bailo is mogelijk om vandaar naar Santiago te rijden. Zo gezegd zo gedaan. Joop herhaalt zijn woorden; “Het komt zoals het komt en het gaat altijd anders dan je denkt”.
Voor elven zitten we op het reisbureau in Santiago. Voor heel veel geld kunnen we dinsdag vliegen; voor iets minder op maandag; op zondag is geen vliegtuig beschikbaar; maar we kunnen, vandaag nog, om 16.05 met Vueling mee voor een luttel bedrag en bovendien nog eens rechtstreeks naar Amsterdam. De pelgrimsmis en de musea schieten er helaas bij in. De Huiskamer van het Genootschap van Sint Jacob kunnen we nog net bezoeken. Bij La Tita eten we buiten nog een hapje van zijn overheerlijke tortilla en daarna rijden we naar het vliegveld. Zonder tussenlanding vliegen we rechtstreeks naar Schiphol. De trein vinden we snel genoeg en voor we het begrepen hebben staan we op metrostation Slinge en komt Elly ons ophalen. Om 20.30 uur zijn we thuis. Twee uur later komt Joke. Zij heeft de uitreiking van CD 5 van het SKHW meegemaakt. We zijn weer op aarde.