CAIUS JULIUS CAESAR LEVEN EN WERK 1. LEVEN JEUGD Gaius Julius Caesar werd geboren in 100 BC in de maand Quintilis (die later, ter ere van hem, Julius werd genoemd). Via zijn vader, die overleed toen Caesar amper 15 was, stamde hij uit de patricische gens Julia, via zijn moeder uit de plebejische gens Aurelia. De gens Iulia ging prat op haar goddelijke oorsprong: zij beweerde af te stammen van Iulus, zoon van Aeneas en kleinzoon van Venus! Langs vaderszijde was hij verwant aan een van de machtigste mannen van zijn tijd, de leider van de volkspartij Marius (die gehuwd met de zus van Caesars vader). De jonge Caesar volgde de klassieke Romeinse opleiding en bleek een zeer begaafde student. Hij blonk uit op elk gebied: in de Griekse taal, Latijnse en Griekse letterkunde, welsprekendheid, rechten, wetenschappen en sport (vooral paardrijden en zwemmen). De burgeroorlog tussen Sulla (leider van de senaatspartij –de optimates) en Marius (leider van de volkspartij –de populares) gedurende 88-82 BC betekende een ommekeer in zijn tot nu toe rustige leven. Sulla slaagde erin Marius uit Rome te verdrijven en ontpopte zich als een wreedaardig dictator. Duizenden mensen zette hij op de gevreesde proscriptielijsten, wat vogelvrijverklaring (dus dood) en verbeurdverklaring van bezittingen inhield. Ook Caesars naam kwam, als verwant van Marius, op deze lijst terecht. Caesar wist echter naar Campanië te vluchten, maar werd door soldaten van Sulla ontdekt en voor de dictator gebracht. Dankzij de tussenkomst van belangrijke familieleden uit de optimates-kringen verkreeg Caesar gratie, waarbij Sulla de bekende woorden uitsprak: "In Caesar schuilen meerdere Mariussen" (Caesari multos Marios inesse).
Buste van Marius (1e eeuw BC).
Buste van Sulla (1e eeuw BC).
DIENSTTIJD Bewust van het gevaar dat hij in Rome liep, verliet Caesar de stad om zijn diensttijd in Bithynia (Turkije) te volbrengen. Daar onderscheidde hij zich in moed en verwierf hiervoor zijn eerste militaire onderscheiding, de corona civica (krans eikenbladeren). Geruchten deden de ronde dat hij een verhouding had met de koning van Bithynia, Nicomedes. Later spotte men over Caesar: "de man van iedere vrouw, de vrouw van iedere man".
ADVOCAAT Met de dood van Sulla in 78 BC was de kust vrij om weer naar Rome terug te keren. Hij vestigde zich als advocaat, een traditionele stap voor wie een politieke carrière beoogde. Hij was een meeslepend spreker en verwierf spoedig veel faam en invloed. Een jaar later, na politieke trobelen, besloot hij om zich tijdelijk op het Griekse eiland Rhodos te vervolmaken in de retoriek bij de beste leermeester van die tijd, Apollonius Molo. Op reis daarheen werd hij gevangen genomen door piraten en gedurende veertig dagen vastgehouden. Na de betaling van het geëiste losgeld en zijn vrijlating achtervolgde hij hen zonder aarzelen met een aantal schepen en liet hen, zoals hij dikwijls al lachend gedreigd had, kruisigen. Na zijn opleiding bij Molo, die een jaar in beslag nam, keerde terug naar Rome. POLITIEKE-MILITAIRE LOOPBAAN Elke Romein met politieke aspiraties diende een vastgelegde volgorde van ambten af te leggen (cursus honorum), bedoeld om geleidelijk aan ervaring op te doen: • quaestor (financiën) • aedilis (organiseren van feesten, onderhoud van gebouwen en tempels, zorg voor de graanvoorraad en graanprijs) • praetor (rechtspraak) • consul (o.m. voorzitter senaat, leiding over het leger) Caesar heeft zich natuurlijk op dit pad begeven. In 68 BC werd hij quaestor, in 65 BC aedilis en in 62 BC praetor. Ondertussen was hij ook getrouwd met een nicht van Pompeius, waardoor hij een familiale band verwierf met de toen machtigste man van Rome. Na zijn praetuur vertrok hij als propraetor naar Spanje. Hier ondernam hij enkele veldtochten tegen nog niet overwonnen stammen, hier ontdekte hij zijn militair genie. Zijn tijd in Spanje betekende nogmaals een ommekeer in zijn leven. In Cadiz zag hij bij een Herculestempel een standbeeld van Alexander de Grote, die toen hij op 32-jarige leeftijd overleed de hele antieke wereld veroverd had. Caesar, die al 40 was, zuchtte dat hij nog niets gedenkwaardigs gepresteerd had ... Hij besloot in Rome een gooi te doen naar de macht en stelde zich kandidaat voor het consulschap. De senaat werkte echter tegen; ook Pompeius had last met de senaat. Samen met de rijke Romein Crassus sloten beiden een (illegale) coalitie, die bekend staat als het eerste triumviraat (60 BC). Pompeius en Caesar bezaten elk een leger, Crassus geld. Dit driemanschap tussen de beroemde veldheer (Pompeius), de schatrijke financier (Crassus) en het militaire en politieke genie (Caesar) schakelde de macht van de senaat gedurende een paar jaar uit.
Buste van Caesar.
Buste van Pompeius.
Buste van Crassus.
In 59 BC werd hij tot consul verkozen, samen met de senator M. Calpurnius Bibulus (lid van de optimates). Caesar negeerde hem volkomen, vandaar dat men nadien ook wel eens spottend sprak van 'het consulaat van Iulius en Caesar' (Iulio et Caesare consulibus). Als consul nam Caesar het dadelijk op voor het volk en de soldaten. Hij verbeterde de sociale toestanden op het platteland en schonk landbouwgronden aan veteranen (gepensioneerde soldaten). Ook besloot hij tot de publicatie van de acta diurna: dagelijkse mededelingen waarin de besprekingen van de senaat en/of de volksvergadering openbaar gemaakt werden, zodat het volk rechtstreeks en onmiddellijk op de hoogte gesteld werd van wat er in de senaat zoal bedisseld werd. Om de banden met Pompeius te versterken huwde Pompeius ditzelfde jaar Iulia, de dochter van Caesar. Eveneens in dit jaar kreeg hij voor een periode van vijf jaar het stadhouderschap over Gallia Cisalpina en Transalpina en Illyricum (ex-Joegoslavië) toegewezen, samen met het commando over vier legioenen. De senaat was natuurlijk verheugd dat een ambitieus man als Caesar Rome zou verlaten voor zo lange periode ...
Kaart van het Romeinse rijk. Zoek Gallia en Illyricum op.
GOUVERNEUR (PROCONSUL) EN VEROVERAAR VAN GALLIË In 58 BC begeeft Caesar zich met zijn vier legioenen op weg naar Gallië. Van de senaat had hij niet expliciet de opdracht gekregen om een oorlog met de Galliërs te ontketenen. Natuurlijk had hij wél, net als iedere andere gouverneur, de toestemming om actie te ondernemen, indien de bevolking van zijn provincie zich agressief zou gedragen en zo een bedreiging zou vormen voor het Imperium Romanum. Dat was hier zeker niet het geval, maar wie Caesar een beetje kent, kan zich wel inbeelden dat hij zich niet tevreden zou stellen met een rustig gouverneurschap. Neen, Caesar had een hoger doel voor ogen: verovering en zijn naam vestigen als grootste Romeinse generaal ooit!
Hij zocht dus een aanleiding om een oorlog in Gallië te starten. Die vond hij in een actie van de Helvetiërs. Dit volk kampte met overbevolking en wilde westwaarts naar Gallië trekken, doorheen Romeins gebied. Caesar verbood hen de doortocht. Tot zijn verbazing gingen ze niet over tot geweld, maar onderhandelden met hem, waarna ze kozen voor een alternatieve route om het Romeins grondgebied heen. Caesar was teleurgesteld en veranderde soepel van argument. Niet meer de route telde, maar nu het einddoel van de Helvetiërs: ze zouden 'te dicht bij de Provincia' komen te wonen. Caesar verklaarde hen de oorlog. De Helvetiërs konden niet op tegen de gedisciplineerde Romeinse legioenen en verloren. In de onderhandelingen stelde Caesar zo hoge eisen dat de Helvetiërs wel door moesten gaan met de oorlog. Caesar richtte in een volgende veldslag een ware slachting aan. Tegen zijn buitengewone militair inzicht, zijn snelheid en organisatietalent, zijn ontembare machtshonger en heerszucht waren zij helemaal niet opgewassen. Na de overwinning op de Helvetiërs was het uitdagende gedrag van de Germaanse vorst Ariovistus de aanleiding om de oorlog verder te zetten. Na ook Ariovistus overwonnen te hebben namen Caesars veroveringsplannen vaste vorm aan: ze brengen hem de hoogste krijgsroem en ontzaglijke rijkdommen, nodig om zijn gigantische schulden én de soldijen van zijn teogewijde soldaten te kunnen aflossen. In de zomer veroverde hij, in de winter verbleef hij in Gallia Cisalpina, vanwaaruit hij in rechtsreeks contact met Rome stond. In 54-53 BC besloten de versnipperde Gallische stammen de handen in elkaar te slaan en samen de strijd op te nemen tegen de Romeinse invallers. De rebellie stond onder leiding van Vercingetorix. Het heeft Caesar veel moeite gekost, maar hij slaagde er uiteindelijk in de opstand neer te slaan in het oppidum Alesia (52 BC). Gallië behoorde voortaan tot het imperium Romanum. De verovering van Gallië was een ware genocide: de verovering had 1 miljoen doden geëist, 1 miljoen Galliërs en Germanen werden als slaaf verkocht, 800 steden werden bestormd. BURGEROORLOG De senaat kantte zich steeds meer en meer tegen het eigenmachtig optreden van Caesar in Gallië. In 54 BC was Julia, het 'politiek bindmiddel' tussen Caesar en Pompeius, overleden. In 53 BC was Crassus gesneuveld in Syrië. Het triumviraat viel uit elkaar en Caesar en Pompeius stonden nu tegenover elkaar. Pompeius zat gewrongen tussen twee vuren: Caesar of de senaat?. Na eindeloze onderhandelingen koos hij de kant van de senaat en dwong Caesar zijn leger te ontbinden en benoemde een ander als gouverneur van Gallia Transalpina. Caesar zag geen andere uitweg meer en rukte op naar Rome. Vooraleer hij de Rubicon, het riviertje dat de grens vormde tussen Italia en Gallia Cisalpina, overstak, sprak hij (in het Grieks!) de befaamde woorden: "Alea iacta est" (49 BC). Nu hij zijn besluit genomen had, kon Caesar niet meer terug en met zijn alomgevreesde snelheid trok hij met zijn leger doorheen Italië richting Rome. Het was een blitzkrieg. Pompeius vluchtte samen met de senaat naar Griekenland. Caesar zette de achtervolging in en de strijd werd beslecht in een vlakte rond de stad Pharsalus (48 BC). Pompeius vluchtte naar Egypte, maar werd er bij zijn aankomst in opdracht van de Egyptische koning Ptolemaeus XIII vermoord. Caesar, die hem ook hierheen gevolgd was, mengde zich vervolgens in de machtstrijd om de troon tussen Ptolemaeus en diens zus Cleopatra. Deze oorlog staat bekend als de Alexandrijnse oorlog. Cleopatra werd uiteindelijk als koningin geïnstalleerd.
ALLEENHEERSER Caesar kon nog niet naar Rome terugkeren. Eerst moest hij nog een aantal vijanden uitschakelen, o.m. de oosterse koning Pharnaces. Dit ging tot zijn eigen verbazing zo snel dat hij uitriep: "veni, vidi, vici". Na de strijd kwamen de eerbetuigingen. Caesar mocht vier triomftochten houden. Schitterende gladiatorengevechten, eetfestijnen, graan en gelduitdelingen werden ingericht. Met de eerbetuigingen kwam ook de macht. Caesar verenigde alle hogere ambten in één persoon. Hij werd tot dictator aangesteld, eerst voor tien jaar, nadien voor het leven (44 BC). Als praefectus morum had hij de macht om de senaat te regelen. Hij breidde haar uit tot 900 leden. Als pontifex maximus voerde hij een kalenderhervorming door (de Juliaanse kalender). Zijn maatregelen op sociaal gebied laten zien dat hij nog steeds een overtuigd popularis was: het burgerrecht werd uitgebreid (o.m. verleend aan talrijke Galliërs), nieuwe kolonies werden gesticht, de landbouw in Italië werd verbeterd, Rome werd verfraaid en de werkgelegenheid steeg spectaculair. MOORD Inmiddels zwol te Rome onder republikeinen de tegenstand aan. Een complot ontstond, waarvan Marcus Brutus, Decimus Brutus en Gaius Cassius de spilfiguren vormden. Op de Iden van maart (15 maart 44 BC) woonde Caesar, ondanks verscheidene voortekenen en verwittigingen, de senaatszitting bij. De Romeinse historicus Gaius Suetonius Tranquillus (70140 AD) heeft de moord op Caesar als volgt beschreven: "Terwijl hij plaats nam, kwamen de samenzweerders rond hem staan, zogenaamd om hem te begroeten, en direct trad Tillius Cimber, die de leidersrol op zich genomen had, op hem toe als om hem iets te vragen. Toen Caesar hem terugwees en met een gebaar beduidde dat hij met zijn verzoek moest wachten, greep Cimber zijn toga bij beide schouders vast. Caesar riep uit: 'Maar dat is geweld!' en op hetzelfde ogenblik bracht een van de gebroeders Casca hem van achteren een wond toe even onder de keel. Caesar greep Casca's arm en doorstak die met zijn schrijfstift. Hij deed een poging om op te springen, maar een nieuwe verwonding maakte dit onmogelijk. Toen hij merkte dat hij van alle kanten met getrokken dolken werd belaagd, omhulde hij zijn hoofd met zijn toga en trok gelijk met zijn linkerhand de plooien van zijn toga strak omlaag tot aan zijn voeten, zodat ook het onderste gedeelte van zijn lichaam bedekt zou zijn en hij er behoorlijk bij zou liggen. In deze houding werd hij 23 maal doorstoken. Alleen bij de eerste stoot kermde hij zonder een woord, al hebben sommigen over-geleverd dat hij, toen Marcus Brutus zich op hem stortte, in het Grieks tot hem heeft gezegd: 'Ook jij, mijn zoon?!' Lange tijd lag hij levensloos op de grond, omdat allen vluchtten, totdat drie eenvoudige slaven hem in een draagstoel legden en hem, terwijl zijn ene arm slap omlaag hing, naar zijn huis brachten."
NA DE MOORD ... BURGEROORLOG!
Na de moord maakte een verlammende angst zich meester van de stad. Het politieke vacuüm dat ontstond legde de voedingsbodem voor de volgende burgeroorlog. Caesar had in zijn testament zijn jonge neef Gaius Octavius als zoon geadopteerd en aangesteld als erfgenaam. Samen met Marcus Antonius en Marcus Aemilius Lepidus vormde deze Gaius Julius Caesar Octavianus (zoals hij na de adoptie genoemd werd) een nieuw triumviraat (43 BC) om de moordenaars van Caesar, die naar het buitenland gevlucht waren, te straffen. De legers van de moordenaars werden bij Philippi (Griekenland) verslagen (41 BC). Vervolgens brak er een burgeroorlog uit tussen Marcus Antonius en Octavianus. In 31 BC behaalde Octavianus bij de slag bij Actium (Griekenland) de overwinning op Antonius. Octavianus was nu alleenheerser. De republiek was dood. Een nieuw politiek regime was ontstaan, het principaat (keizerrijk). In 27 BC kreeg Octavianus van de senaat de eretitel Augustus.
Buste van Marcus Antonius.
Buste van de jonge Octavianus.
2. WERKEN Van Caesar hebben we de volgende werken: • COMMENTARII DE BELLO GALLICO: verslag over de Gallische oorlog • COMMENTARII DE BELLO CIVILI: verslag over de oorlog met Pompeius Op naam van Caesar overgeleverd, maar niet door hem geschreven zijn: • COMMENTARII DE BELLO ALEXANDRINO: verslag over de oorlog in Alexandrië • COMMENTARII DE BELLO AFRICANO: verslag over de oorlog in Afrika • COMMENTARII DE BELLO HISPANIENSI: verslag over de oorlog in Spanje Door Caesar geschreven, maar in de loop der eeuwen verloren gegaan zijn: • poëzie: Laus Herculis (lofdicht), Oedipus (tragedie), Iter (reis naar Spanje) • proza: brieven, redevoeringen, Anticato (pamflet tegen Cicero over Cato), De analogia (over taalkunde) en De astris (over sterrenkunde)
3. DE BELLO GALLICO a. Caesar schreef zijn DBG in één keer, nl. na de verovering van Gallië. Eigenlijk is DBG slechts een bundeling aantekeningen die later als bron moesten dienen voor andere geschiedschrijvers. De Romeinse redenaar Cicero schreef dat Caesar 'wilde dat andere auteurs, die geschiedeniswerken willen schrijven, uit zijn DBG materiaal zouden kunnen putten' ('(Caesar) voluit alios habere parata unde sumerent qui vellent scribere historiam'). b. welke bronnen had Caesar tot zijn beschikking om na de Gallische oorlog zijn DBG op papier te stellen? • zijn persoonlijke aantekeningen • de rapporten van zijn officieren • zijn verslagen aan de senaat • Griekse en Latijnse auteurs die over Gallië geschreven hadden • mondeling informatie van Romeinse en Griekse handelaars en ontdekkingsreizigers die het gebied goed kenden c. In zijn DBG wilde Caesar rekenschap afleggen van zijn gouverneurschap en het Romeinse volk inlichten over zijn daden en overwinningen. Hij hoopte met dit boek de Romeinse kiezers voor zich te winnen. Hij wil dus de publieke opinie manipuleren in zijn voordeel. Daardoor vormt DBG politieke propaganda en moet door ons zeer voorzichtig gelezen worden. Men noemt dit tendensliteratuur. d. toch wekt DBG de indruk een compleet, objectief en onopgesmukt verslag te zijn. Die indruk wordt gewekt door de zakelijke stijl en het feit dat Caesar over zichzelf in de 3e persoon spreekt. Hierdoor denkt de lezer op het eerste zicht niet aan een partijdig ik-verhaal. Maar schijn bedriegt. Een aantal voorbeelden: • Caesar laat alles weg wat zou kunnen verwijzen naar zijn politieke en economische beweegredenen of naar ambitie en wraakzucht. Hij beperkt zijn verslag tot militaire zaken. Al zijn acties worden voorgesteld als strikt militair en als strikt noodzakelijk om de Romeinse belangen te dienen. Dat hij soms ook welbewust aanleidingen zocht om vreedzame stammen aan te vallen, soms gruwelijke slachtingen aanrichtte en zichzelf en zijn troepen buitensporig verrijkte, kunnen we hooguit tussen de regels lezen. Onwelkome details worden verzwegen, misverstanden goedgepraat, pijnlijke nederlagen verdoezeld in vage, formele taal. Om zijn overwinningen meer schittering te verlenen overdrijft hij vaak het aantal vijanden. • Caesar is steeds de 'good guy', de Galliërs zijn de 'bad guys'; hij is vergevingsgezind en beschaafd, zij zijn wrede barbaren. Hij is eerlijk en moedig, zij zijn verraderlijk en laf. Hij blijft redelijk, zij provoceren. Succes schrijft Caesar aan zichzelf toe, mislukking is het gevolg van toeval of overmacht of verraad. Caesar speelt steeds de glansrol, de Galliërs worden gediaboliseerd. e. Caesars stijl is van de meest nuchtere en heldere vorm die men zich kan inbeelden. Het is simpel en to the point. Hij heeft een grote voorliefde voor de losse ablatief en participumconstructies. Bondigheid overheerst. Zijn woordkeuze is zeer nauwkeurig (maar voor ons wegens het militaire jargon niet altijd even gemakkelijk). Zijn woordenschat is bewust berperkt gehouden. Een rivier bv. is steeds flumen (nooit amnis of fluvius e.d.). In zijn De analogia had hij zelf dit principe beschreven: "zoals je een rotsblok in zee omzeilt, omzeil ook zo ongewone en abnormale woorden" ("tamquam scopulum, sic fugias inauditum atque insolens verbum").
4. LEESTIPS DBG is recentelijk op uitstekende wijze in het Nederlands vertaald door de Nederlandse Latinist Vincent HUNINK: Caesar. Oorlog in Gallië, Amsterdam 1997 Wie graag meer leest over het leven van Caesar en de tijd waarin hij leefde, raad ik volgende boeken aan: - M.A. WES, Caesar in Gallië, God in Frankrijk. Notities van een toerist, Baarn, 1995 - Margaret GEORGE , Cleopatra. Memoires, Utrecht, 1998 (historische roman) - Steven SAYLOR, Rubicon, Amsterdam, 2000 (historische roman) - Fik MEIJER, Vercingetorix. De mythe van Frankrijks oudste held, Amsterdam, 2004 - Michael PARENTI, De moord op Julius Caesar. Historische mythes over democratie, BerchemAntwerpen, 2004 - Tom HOLLAND, Rubicon. Het einde van de Romeinse republiek, Amsterdam, 2006 - Gaius SUETONIUS, Keizers van Rome, Amsterdam, 1996 (vertaald door D. den Hengst)
Het bekendste standbeeld van keizer Augustus (Vaticaans museum).