Facultair magazine voor Geesteswetenschappen Utrecht Jaargang 10 | Nummer 3 | september 2014
Cabaretier youp van ‘t hek:
“De tijd nadert dat ik er een keer mee ophoud” > 10 Wordt dj’en onze nationale hobby? > 9
Singer-songwriter Eefje de Visser over muziek en de liefde. > 20
2
EDITORIAL
INHOUD
IN ‘T KORT
Er zijn Geestdriftedities waarbij het regelen van een kandidaat voor het hoofdinterview lastiger lijkt dan het oplossen van een Rubik’s Cube. En soms lopen de interviewkandidaten juist regelrecht het magazine in. Dat gebeurde nadat redacteur Leoni cabaretier Youp van ’t Hek tegen het lijf liep in een Utrechts café. In het daarna geregelde interview met hem vertelt hij over ouder (en dikker) worden, omgaan met kritiek en hoe hij voor een voorstelling graag door de gordijnen gluurt naar zijn publiek. Een gesprek plannen met The Backpacker Intern, Mark van der Heijden, liep wat dat betreft minder soepel. Maar dat krijg je dan ook al gauw, met een interviewkandidaat die zich elke week in een andere tijdszone bevindt... Verder staat deze Geestdrift in het teken van een nieuwe start. Helemaal nieuw is ‘ie natuurlijk niet meer, maar we nemen een kijkje in de eerste honderd dagen van het burgemeesterschap van Jan van Zanen. Daarbij is er een wisseling van de wacht op de bestuursvloer van de faculteit Geesteswetenschappen, die wij inluiden met een interview met de voormalige en nieuwe faculteitsdecaan. En ook bij Geestdrift zelf waait een frisse wind. Waar we deze editie nog met negen redactieleden hebben gemaakt, zullen we vanaf het decembernummer verder gaan met zeven talentvolle schrijvers. Voor mij is deze editie ook een primeur, want ik mag vanaf nu als hoofdredacteur aan de slag! Mocht je zelf ideeën hebben voor Geestdrift, laat dan vooral van je horen! En neem ook eens een kijkje op Geestdriftmagazine.nl voor nog meer interviews, poëzie, reisverslagen en andere aanvullingen op het blad. Anouk van der Graaf Hoofdredacteur Geestdrift Ps: Ook spiksplinternieuw is onze rubriek ‘In ‘t kort’, met aanvullingen op en verwijzingen naar artikelen in het blad.
2,5
8
Nieuw
in dit nummer No waste is een feest: voedselverspilling onder de loep
4
Fotoreportage: 100 dagen met de burgemeester
6
Dj’en: een nationale hobby?
9
Interview met cabaretier Youp van ’t Hek
10
The Backpacker Intern: de wereld rond met een simpel idee 14 Dubbelinterview met de voormalige en nieuwe faculteitsdecaan
16
Utrechtse boekwinkeltjes in barre tijden
19
Interview met singer-songwriter Eefje de Visser
20
Jong en online op zoek: de ins en outs van digitaal daten
22
GEESTDRIFT september 2014
miljard euro aan voedsel wordt er jaarlijks door Nederlandse consumenten weggegooid. > 4
The Backpacker Intern had een simpel idee waarmee hij
Je hoeft er niet een paar uur voor naar de kroeg, je hoeft geen geld uit te geven en je op te doffen – het kan gewoon in een verloren uurtje thuis.
8
De Klassieker Het boek versus de film
13
Docent als onderzoeker: Filmwetenschapper Clara Pafort-Overduin
18
Achterkantinterview: De islamitische Soumia over haar studie en geloof
24
16
gratis app Inkflow zet je jouw gouden ideeën op een rij. > 14
LUCKY SHOT Wil jij een gesigneerde tas van Eefje de Visser winnen? Stuur dan een mail naar info@ geestdriftmagazine.nl met je naam en adres. > 20
Ervaringsdeskundige Anne (24) over
achter de schermen
Utereg m’n stadsie Het reilen en zeilen in Zuilen
nu de wereld rondreist. Met de
rubrieken 5
tip
Bron: Factsheet Voedselverspilling 2013
internetdaten > 22
Wat komt er van alfa’s terecht? Elja Looijestijn geeft haar eigen tijdschrift uit
3
Alden ziet > 6
Redacteur Lea stond ook zelf even achter de draaitafel voor haar artikel over de Nederlandse DJ-cultuur. > 9 © Youri Alden
wat komt er van alfa’s terecht?
No waste is een feest er YFM fot o’s : eig en be he
Studenten staan er niet om bekend een dikgevulde portemonnee te hebben; hun koelkast is daarom meestal ook schrikbarend leeg. Toch gooien studenten, net als andere Nederlanders, veel meer eten weg dan ze denken. Redacteur Marcella sprak hierover de Utrechtse Youth Food Movement en nam zelf de proef op de som.
GEESTDRIFT september 2014
“De universiteit heeft van mij een goede journalist gemaakt” Geestdrift zoekt afgestudeerden op om te laten zien waar je zoal terecht kunt komen. Dit keer is het woord aan Elja Looijestijn (1981). Ze studeerde Journalistiek aan de Hogeschool Utrecht en deed
foto: Ilona Hoeve
4
daarna een bachelor Taal- en Cultuurstudies en een master Taal
Door MARCELLA KLINKER Nederlanders denken op jaarbasis vijftien kilo voedsel weg te gooien per persoon. In werkelijkheid is dit gemiddeld 47 kilo, blijkt uit een onderzoek van Milieu Centraal. Het onderzoeksbureau verklaart dit inschattingsverschil door het feit dat de verspilling geleidelijk gebeurt. Over het algemeen gooien mensen steeds kleine beetjes overgebleven eten weg. Om te onderzoeken hoe dit in z’n werk gaat, besloot ik zelf een weekje op mijn weggooigedrag te letten. Over het algemeen schaar ik mezelf bij de meer milieubewuste studenten: ik ben vegetariër en probeer zoveel mogelijk lokaal voedsel te kopen. Ik verwachtte dan ook dat mijn verspilling van voedsel ruim onder het gemiddelde zou blijven. Als ik echter moet afgaan op deze ene week, valt dat vies tegen. Een restje van een inmiddels bruine komkommer, die ik had gekocht voor een salade, kon de prullenbak in. Een paar sneetjes brood waarvan ik was vergeten dat ik ze in huis had, wachtte hetzelfde lot. Om nog maar te zwijgen van de sinaasappels die ik telkens braaf koop met het goede voornemen er elke dag een te eten (vitamine C!) maar die, langzaam schimmelend, vergeten in de fruitmand blijven liggen. Het moge duidelijk zijn: voedselverspilling is een probleem dat er gemakkelijk in sluipt. Het Ministerie van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer stelde op basis van eigen onderzoek vast dat voedselverspilling onder andere wordt veroorzaakt doordat consumenten te veel eten inkopen en bang zijn voor bederf door het verstrijken van de houdbaarheidsdatum van een product. Herkenbaar voor studenten is ook de verspilling door onregelmatige planning: je gaat spontaan een dagje uit eten, waardoor het voedsel dat je die dag eigenlijk zou verorberen blijft liggen en de volgende dag niet meer lekker is. Wie denkt niets te verspillen, gooit alsnog maar een paar kilo minder weg dan de gemiddelde Nederlander. Veel mensen zijn zich dus niet bewust van hun gedrag.
“Geen opgeheven vingertje, maar de positieve alternatieven laten zien” Bewustwording lijkt typisch een stokpaardje van veel milieuorganisaties te zijn. De informatie en adviezen over voedselverspilling die we uit die hoek krijgen, bezorgen ons vooral een groot schuldgevoel. Dat het ook anders kan, bewijst de Youth Food Movement (YFM), die ook een afdeling in Utrecht heeft. Deze organisatie komt voort uit de internationale slowfoodbeweging, die in de jaren tachtig in Italië werd gestart. De groepering zet zich af tegen fastfood en propageert daarbij een andere, gezondere manier van omgaan met voedsel. “YFM is de jonge en acti-
vistische tak van de beweging. We willen echt een statement maken”, aldus Julia Visser (28, onderzoeksmaster Gender and Ethnicity), die in mei 2013 samen met een vriendin de Utrechtse tak oprichtte. Zeker in de periode vlak na de oprichting besteedde de organisatie veel aandacht aan voedselverspilling. Zo werd er vorig jaar oktober op de binnenplaats van de UBB door YFM pompoensoep uitgedeeld, gemaakt van pompoe-
“Gemiddeld gooien Nederlanders jaarlijks per persoon 47 kilo voedsel weg” nen die anders weggegooid zouden worden omdat ze lelijk of simpelweg over waren. Het evenement kreeg de naam Pumpkin Paradise, waarmee vooral het positieve karakter van de activiteit werd onderstreept. “We willen natuurlijk zoveel mogelijk mensen bereiken, maar wel op een positieve manier: geen opgeheven vingertje, geen klagerig toontje, maar laten zien wat de alternatieven zijn voor de manier waarop het merendeel van de mensen op dit moment omgaat met wat er op zijn bord komt.” Die boodschap is bij mij in elk geval aangekomen: voortaan werp ik eerst een blik in de koelkast voor ik naar de supermarkt ga en van wat overblijft probeer ik soep te maken. Een betere wereld begint tenslotte bij je p rullebak.
YFM houdt zich niet alleen met voedselverspilling bezig, maar organiseert ook debatten en proeverijen. Kijk voor alle activiteiten op hun Facebookpagina. Vrijwilliger worden? Mail dan naar
[email protected].
en Ontwikkeling aan de Universiteit Utrecht. Looijestijn werkt bij de VPRO Gids en geeft sinds vorig jaar haar eigen onafhankelijke tijdschrift over Utrecht uit: De Dakhaas. door LEONI NIJLAND Waarom heb je dit studiepad gekozen? “Toen ik net mijn vwo-diploma had gehaald, wist ik nog niet zo goed wat ik wilde doen. Ik koos voor Journalistiek, omdat het een brede studie is. Dit bleek me wel te liggen, maar na het afronden ervan wilde ik niet meteen gaan werken. Journalistiek is erg praktisch, maar niet zo inhoudelijk. Ik wist al wel dat ik journalist wilde worden, maar ik had behoefte aan verdieping dus ging ik nog de universitaire opleiding TCS doen. Ik vond taalwetenschap erg leuk en volgde bijna al mijn vakken in die richting. De master Taal en Ontwikkeling was dan ook een logisch vervolg. Ik ben erg blij met mijn keuze voor dit studiepad, want ik was een veel minder goede journalist geweest als ik na Journalistiek niet nog voor een universitaire studie had gekozen.” Hoe ben je bij de VPRO Gids terecht gekomen? “Tijdens mijn laatste jaar van Journalistiek moest ik bij een tijdschrift stage lopen. Per toeval kwam ik bij de VPRO Gids terecht, omdat ze een vacature hadden die me wel aansprak. Geen heel weloverwogen keuze, maar het beviel erg goed. Het is een fijne plek om te werken en er was van beide kanten meteen een klik. Na mijn stage mocht ik daarom vanuit huis blijven schrijven als freelancer. Dat kostte me ongeveer twee dagen in de week naast mijn studie. Na het afronden van mijn master mocht ik ook de Achterwerkrubriek van de Gids gaan verzorgen, wat me nog eens twee dagen werk
pleverde. Toen er iemand met pensioen o ging, werd er besloten dat ik vast in dienst mocht komen voor vier dagen in de week. Dit klinkt nu alsof het allemaal heel gemakkelijk ging, maar ik heb er ook keihard voor gewerkt. Ik heb altijd goed mijn best gedaan en haalde alle deadlines.” Wat is het leukste aan je functie? “Als redacteur bij de VPRO Gids heb je heel veelzijdig en creatief werk. Ik doe de Achterwerkrubriek en ik schrijf veel artikelen over culturele zaken en dingen die ik op televisie heb gezien. Daarnaast verricht ik soms eindredactiewerk en vul ik een deel van de VPRO-website met stukken uit de Gids. Het leukste aan dit werk zijn de momenten waarop ik zelf een onderwerp heb bedacht en ga uitvogelen hoe het zit. Ik krijg de vrijheid ook om zelf onderwerpen te verzinnen, sterker nog: ze verwachten van me dat ik met ideeën kom. Wanneer mijn idee goedkeuring heeft gekregen, ga ik ergens heen om mensen te interviewen. Als ik genoeg weet over een onderwerp schrijf ik het mooi op. Het uiteindelijke resultaat is natuurlijk het allerleukste.” Waarom besloot je om naast je baan ook nog een eigen tijdschrift op te richten? “Ik werkte natuurlijk al ongeveer tien jaar bij de VPRO Gids en had het gevoel dat ik toe was aan iets nieuws. Moest ik weer gaan studeren? Of misschien een boek schrijven? Toen hoorde ik het een en ander over het oprichten van eigen tijdschriften en wilde ik graag een eigen blad maken over de stad Utrecht. Ik ben vormgevers,
journalisten, fotografen en illustratoren gaan zoeken die het leuk zouden vinden om op vrijwillige basis mee te werken. Er bleek veel animo voor, dus al snel was De Dakhaas een feit. Inmiddels zijn er drie nummers verschenen in oplages van vijfhonderd exemplaren en begint het steeds bekender te worden. Het is niet zo dat ik er ook maar een cent rijker van word, maar dat geeft ook niet. Ik wilde iets maken waar ik zelf volledig achter zou staan en dat is gelukt. Dat het daarom waarschijnlijk altijd voor een wat kleiner publiek blijft, maakt dan ook niet uit.”
“Ik raad studenten aan om stage te lopen” Heb je tips voor studenten die in jouw werkveld terecht willen komen? “Het is tegenwoordig lastig om in de journalistieke wereld aan het werk te komen. Ik zou studenten daarom zeker aanraden om stage te lopen, ook al is het geen onderdeel van de studie. Bij VPRO is het dé manier om binnen te komen. In drie maanden kun je goed laten zien wat je kan en dat zegt zoveel meer dan een mooi cv. Als ze weten wie je bent, heb je absoluut een streepje voor op de rest. Bovendien is het tegenwoordig erg handig als je verschillende journalistieke vaardigheden bezit. Dus niet alleen goed kunnen schrijven, maar bijvoorbeeld ook kunnen fotograferen, monteren en vormgeven. Maar als je een heel goede schrijver en onderzoeker bent, kom je volgens mij verder dan als je van alles maar een beetje kunt.”
Wil je meer weten over De Dakhaas? Neem dan een kijkje op www.dedakhaas.nl.
5
GEESTDRIFT september 2014
foto’s: Han Ernest
6
100 dagen met de burgemeester
Van het overhandigen van de stadssleutel aan prins carnaval tot het openen van een opvangtehuis voor illegalen: gedurende de eerste honderd dagen van zijn ambt werd de Utrechtse burgemeester Jan van Zanen op de voet gevolgd door fotograaf Han Ernest. Voor zijn afstudeerproject aan de Fotoacademie schoot hij ruim 16.000 beelden van de kersverse burgemeester.
Door YKWINNO HENSEN Wat was het idee achter dit project? “Ik ben nu mijn opleiding tot documentairefotograaf aan het afronden. Door mijn eigen grafische vormgevingsbedrijf en de rol die ik daarin vervulde, raakte ik gefascineerd door leiderschap en de verantwoordelijkheid die daarbij kwam kijken. Nu was mijn eerste idee om de CEO van een groot bedrijf te volgen, maar toen realiseerde ik me dat we – toentertijd – binnenkort een nieuwe burgemeester zouden krijgen. Ik begon me af te vragen: hoe zou het zijn als je daar begint, wat doet dat met je? Na twee maanden lobbyen was het geregeld. Ik beschouw het nog steeds als enorme mazzel, dat me dat gegund werd. En dat ik vanaf het begin gelijk zoveel vrijheid kreeg.”
Werd je ook wel eens de deur gewezen? “Nee, eigenlijk niet. Om de zoveel tijd legden we de agenda’s naast elkaar. Ik heb het als heel bijzonder ervaren dat ik mee mocht naar alle afspraken en bijeenkomsten. Wat doet een burgemeester zoal in de eerste 100 dagen van zijn ambt? “Ik omschrijf het zelf graag als een ‘chronologische roadmovie’ door de stad: we sjeesden van wijk naar wijk. Daar ontmoette Jan veel buurtbewoners, mensen die iets voor de wijk betekenden en hij sprak met instellingen die op de een of andere manier iets met de gemeente te maken hadden. Hij had vaak meerdere van zulke afspraken per dag.”
“Ik heb de openheid van de burgemeester als heel bijzonder ervaren” Wat voor een beeld heb je van de burge meester als persoon gekregen? “Ik had verwacht dat het een hele serieuze periode zou worden, maar eigenlijk was het vooral de energie die er vanaf de eerste dag vanaf spatte. Jan zei zelf altijd dat hij de stad ‘tot in de haarvaten’ wilde leren kennen. Ik heb mijn documentaire ‘Hallo, ik ben Jan’ genoemd, want dat was zijn binnenkomer; daar brak hij altijd meteen het ijs mee. Wat dat betreft is hij een geboren burgemeester: hij is sociaal ontzettend handig. Hij weet mensen in een gesprek allemaal de tijd te geven om iets te vertellen, maar tegelijkertijd kan hij ze een boodschap meegeven. Ik zag hem vaak als de regisseur van het gesprek.” Op veel van je foto’s oogt hij juist vrij ingetogen. “Ik heb gezocht naar die momenten die voor mij fotografisch interessant waren.
Als hij een groep mensen de hand schudt, dan is dat voor mij als fotograaf niet heel interessant, dat geeft geen boeiend beeld. De momenten die ik interessant vindt, zijn die waarop hij juist even bij zichzelf is. Even weg van de hectiek, in een moment van overpeinzing. Daar heb ik naar gezocht.” Zijn er ook momenten geweest waarop je bewust geen foto hebt gemaakt? “Ja, zeker. Ik heb hem eigenlijk altijd alleen gefotografeerd als hij in zijn rol als burgemeester was. Maar soms vind je ook binnen werktijden veel momenten dat hij uit zijn rol stapt, bijvoorbeeld de zichtbare ontlading na een lange vergadering, als hij ontspannen staat te praten met een paar collega’s. Als je daar een foto van gaat maken doe je alleen maar af aan de verzameling foto’s als geheel.” In hoeverre heeft het jou als persoon veranderd? “Ik ben niet direct politiek meer betrokken geworden, maar ik ben er wel door gegroeid: ik kwam soms in wijken waar ik van mijn levensdagen niet zou willen wonen, maar vervolgens, als ik daar dan rondliep met mijn camera, dan kwam ik
mensen tegen die er gewoon het beste van probeerden te maken. Dat heeft me wel geraakt.”
“Jan wilde de stad ‘tot in de haarvaten’ leren kennen” Zijn er foto’s in scene gezet? “De burgemeester vroeg vaak ‘moet ik even zo gaan staan’ of ‘zal ik me even omdraaien’, maar dan zei ik dat hij gewoon door moest gaan; anders is het geen documentaire. Uiteindelijk wil ik mensen fotograferen, geen modellen.” Vind je het jammer dat het nu is afge lopen? “Nou, ik zou best af en toe nog mee willen om hem te fotograferen. Maar fulltime, zoals Pete Souza, de huisfotograaf van Obama dat doet – dat zou ik dan weer niet willen. En ergens vind ik het ook wel mooi hoe het project nu is geweest: nu heeft het echt een kop en een staart.” Met dank aan Liesje Wanders.
Obama’s schaduw
Het idee om de eerste periode van een politicus dagelijks op beeld vast te leggen is niet nieuw. De Amerikaanse fotograaf Pete Souza begon in 2005 met het fotograferen van Obama’s eerste jaar als senator, en bleef hem daarna volgen tot in zijn presidentschap. In 2009 werd Souza officieel de huisfotograaf van de Obama’s. Samen met zijn staf maakt hij per week 20.000 foto’s met de familie in de hoofdrol. Hij gaat hiervoor mee naar elke bijeenkomst, reis en ontmoeting. De president zei zelf over zijn schaduwvriend: “Pete en ik zijn als een oud stel. Hij is echt onderdeel van de familie.” Ykwinno Hensen
Ykwinno Hensen (1992) studeert Nederlandse Taal en Cultuur en Liberal Arts and Sciences aan de Universiteit Utrecht. Hij liep stage bij Uitgeverij Lev, deed een bestuursjaar bij studievereniging Awater en was daar hoofdredacteur van de Spraakwater.
7
utereg m’n stadsie
8
GEESTDRIFT september 2014
DE WIJK ZUILEN Als ik boven op de Dom sta, kijk ik even naar benee. Dan zie ik het oude gragie, het Vreeburg en Wijk C. Ja, dan springt
Iedereen dj
m’n hartsie open, ik ben trots wat dag ‘ie wat. D’r is geen
De Nederlandse dj-industrie is booming: dance van Nederlandse
mooier plekkie, als Utereg m’n stad, als Utereg m’n stad.
bodem is een belangrijk exportproduct, technofeesten worden druk bezocht en dj’s zijn niet aan te slepen. Dat succes zorgt
Herman Berkien bezong er al een aantal in dit lied dat menig
ervoor dat dj’en een nationale hobby lijkt te worden.
biercantus siert en dat iedere Utrechter min of meer verplicht bespreekt elke editie een andere wijk, met zijn karakteristieken
door LEA TER MEULEN
en bijzondere plekjes. Deze editie gaat over Zuilen, een echte
In de kamer staan een bankstel, een tafel met twee state-of-the-art cd-spelers en een mengpaneel erop, twee boxen en een subwoofer. De achterwand wordt gevuld door een levensgrote foto van juichend festivalpubliek – misschien een extra stimulans voor de ambitieuze aspirant-dj’s die er tijdens het mixen op uitkijken. Hier, in de oefenruimte van DJ-school Utrecht, heeft Erik (47) vandaag zijn vierde les. “De vorige keer hadden we geoefend met de koptelefoon”, zegt docent Boris Bals. “En dat ging goed, hè?” Hij selecteert een track op de linker cd-speler. Erik luistert met één oor naar de muziek die uit de speakers pompt, en met het andere, door de koptelefoon, naar de track op de rechter cd-speler. In opperste concentratie draait hij aan het jogwheel om de nummers gelijk te laten lopen: vooruit, verder vooruit, een beetje terug. Als hij tevreden is, schuift hij het volume van het tweede kanaal open en schallen de twee nummers synchroon door de ruimte. Bals complimenteert Erik en maakt met een paar flukse bewegingen nog een kleine, nauwelijks te horen aanpassing. “Zullen we nog een keer oefenen met een cue point instellen?”
Utrechtse volksbuurt waar ook veel studenten wonen.
Door RIK VANGANGELT Zuilen is een echte naoorlogse arbeiderswijk: veel huisjes zijn slecht onderhouden en staan dicht op elkaar, waardoor studenten en jonge gezinnen de nodige overlast van elkaar hebben. Maar de wijk heeft ook zo haar charmes. Er is namelijk wel veel groen te vinden: overal waar maar een paardenbloem past, is een struikje geplant. Er zijn erg veel buurtverenigingen, die jaarlijkse buurtfeesten organiseren. Het lokale speeltuintje wordt dan omgetoverd tot barbecueplek en er worden springkussens neergezet. De hechtheid van de buurt blijkt al uit de legendarische woorden die prijken op het wijkmonument, aangeboden bij het opheffen van de gemeente Zuilen: “De gemeente opgeheven, de gemeenschap toch gebleven.” De gemoedelijke cultuur blijkt ook uit de weetjes op de Facebookpagina van één van de straatgenootschappen (met zinnen als “Wist je dat de drempel in het midden van de straat ‘de bobbel’ genoemd wordt?”) en uit de opmerking van een overbuurvrouw als je toevallig je band staat te plakken: “Luk’et menneke?” De wijk ligt ingesloten tussen het spoor naar Amsterdam en de rivier de Vecht. Langs de rivier liggen bossen en weilanden en als je verder langs de Vecht fietst of loopt kun je genieten van het Nederlandse vlaklandschap, inclusief slootjes en molens. Daar kom je ook bij het oude ophaalbruggetje van Oud-Zuilen en kun je een bezoekje brengen aan het Slot Zuylen, waarvan we vorig jaar de directrice spraken voor de rubriek ‘Wat komt er van
alfa’s’ terecht’ (de Geestdrift van december 2013 vind je op onze site). Dwars door Zuilen loopt de altijd drukke Amsterdamsestraatweg, die wordt gekenmerkt door de watertoren. De bedrijvigheid vormt een groot contrast met het rustige natuurlandschap. Je vindt er genoeg goedkope supermarktjes, toko’s en kebabzaken en ter hoogte van het Julianapark een wel heel bijzondere zaak voor een vrijdagmiddaguitje: het ‘grote erotische warenhuis’ Miranda XXL.
Bijzondere zaak voor een vrijdagmiddaguitje: het erotische warenhuis De multiculturele tint van de wijk is af te lezen aan het aanbod van religieuze groeperingen. Zo kent de wijk onder andere al een protestantse, katholieke, islamitische en een mormoonse kerk. Zo’n melting pot van verschillende culturen en religies kan leiden tot problemen, maar in Zuilen zijn er verschillende initiatieven om de bevolkingsgroepen met elkaar te verbinden. Een voorbeeld hiervan vind je in het ‘Vorstelijk Complex’; een gebouw waar verschillende projecten ruimte krijgen. Naast de functie van theater en buurthuis huizen hier de sociale organisatie Me’kaar en een restaurant dat zich richt op kansarme wijkbewoners die hier aan het werk kunnen in de horeca. Wat dichter naar het centrum vind je het meest toegankelijke stukje groen van
Zuilen: het Julianapark is namelijk goed bereikbaar vanuit de hele wijk. Hoewel het hardlooprondje slecht één kilometer is, is de ligweide enorm. In de zomer is het er afgeladen met studenten en jonge gezinnen, maar er scharrelen ook kippen vrolijk rond. Het park biedt ook nog een klein paviljoen, dat niet altijd open is, maar als het dat wel is word je door de vrijwilliger die er dienst heeft vrolijk begroet. In de buurt van het park, in één van de zijstraten van de Amsterdamsestraatweg, vind je De Kleine Baron. Naast alle pizzatenten en Chinese restaurants is dit een van de weinige plekken die echt de term ‘restaurant’ verdient. Het personeel van De Kleine Baron is erg behulpzaam, maar door het concept van verantwoord eten is het net wat duurder dan een studentenhap in de binnenstad. Gelukkig doet het restaurant vaak mee aan lokale acties, waardoor dit ook voor de gebudgetteerde student echt een aanrader is.
Je vindt er genoeg goedkope supermarktjes, toko’s en kebabzaken Al met al is Zuilen een vrolijke meltingpot, met een goede sfeer. Voor studenten is het vaak een opstapje naar een kamer in de binnenstad, maar het is ook absoluut een sfeervolle en kenmerkende Utrechtse wijk, waar je altijd iemand vindt om een praatje mee te maken.
ill us tratie : Lea ter Me ule n
foto: ilona hoeve
is om mee te kunnen zingen: de Utrechtse wijken. Geestdrift
Bals, die draait onder de naam Bo Risky, richtte de dj-school vijf jaar geleden op omdat hij een groeiende interesse voor dj’en opmerkte – een trend die zich de afgelopen jaren heeft doorgezet. “Veel mensen kopen in een opwelling apparatuur, maar komen er al experimenterend achter dat draaien toch lastiger is dan ze dachten”, vertelt Bals. “Niet dat je het niet op eigen houtje kunt leren, hoor!” voegt hij er haastig aan toe. “Zo heb ik het zelf ook gedaan.” Ook Floris Koster (22) en Orion Daalhuizen (20), studenten Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de UU, zijn van het autodidactische type dj. Floris begon elf jaar geleden met oefenen op “goedkoop spul”, maar breidde zijn inventaris geleidelijk uit en ging op steeds grotere feesten draaien. Inmiddels heeft hij zijn eigen bedrijf dat dj’s en apparatuur voor feesten verzorgt. Orion is, naast een vriend, ook een van zijn werknemers. Beide jongens zien dat steeds meer mensen in hun omgeving beginnen met dj’en, maar van toegenomen concurrentie merken ze vooralsnog weinig. “De komende maanden hebben we een stuk of vijfentwintig boekingen. We komen eigenlijk nog vijf dj’s tekort.”
Ondanks dat succes hangen Floris en Orion hun studie nog niet meteen aan de wilgen. Draaien op feesten en in clubs is namelijk één ding; groot worden als dj is weer een heel ander verhaal. “In het wereldje speelt persoonlijkheid een grote rol. Als ze je niet mogen, lukt het niet om verder te komen”, vertelt Orion. En zelfs met goede connecties ben je er nog niet. “Voor een toekomst als dj moet je veel bezig zijn met produceren, het maken van eigen nummers.” Die focus op productie heeft wel een keerzijde: er zijn genoeg dj’s die een paar leuke hitjes hebben, maar er live “helemaal niks van bakken”, zegt Floris. Ook Bals benadrukt het verschil tussen goed produceren en goed dj’en. “Het gemiddelde niveau van dj’s is de afgelopen jaren gedaald. Sommige dj’s vertrouwen volledig op dj-software, die je een groot deel van het werk uit handen neemt. Maar dat werkt niet altijd perfect, en het maakt je niet meteen een goede dj.” Erik is het met hem eens. “Je mist het ambacht een beetje.”
“Met plaatjes draaien alleen kom je er niet meer” Roland, dj-specialist bij de grote muziekwinkel Bax-shop, denkt dat de toenemende populariteit van het dj-vak juist ook voor meer kwaliteit kan zorgen. “Als iedereen dj is, kent iedereen ook dezelfde trucjes, dus om je écht te onderscheiden moet je creatief zijn. In de jaren tachtig had je genoeg aan twee platenspelers en een mengpaneel, maar met plaatjes draaien alleen kom je er tegenwoordig niet meer. Je ziet nu steeds meer een crossover ontstaan tussen draaien en produceren; dj’s bouwen bijvoorbeeld live tracks op met voorgeprogrammeerde geluiden.” Hoe lang de djcultus nog blijft bestaan, vindt hij moeilijk te voorspellen. “Tja, je weet natuurlijk nooit hoe snel dat gaat – maar voorlopig is het einde in elk geval nog niet in zicht.”
Zelf ontdekken hoe het is om achter de decks te staan? Kijk op www.djschoolutrecht.nl.
9
10 Interview
GEESTDRIFT september 2014 11
Youp van ’t hek:
“Ik heb een veel minder uitbundig leven dan mensen denken”
Door LEONI NIJLAND
Per toeval komen Youp en ik elkaar tegen in café Luden op het Janskerkhof. Hij vraagt me naar een goede bloemenzaak in deze buurt en ik adviseer hem om naar Funky Flowers in de Voorstraat te gaan. Hij volgt mijn advies op en niet veel later kom ik hem, terwijl ik naar huis fiets, tegen in de buurt van het station met, jawel, een enorme bos bloemen. Ik roep naar Youp dat hij een prachtige bos heeft uitgekozen en hij gebaart me te stoppen: “Hé, het meisje van café Luden!” We raken weer aan de praat en na een half uur flinke lachspiertraining besluit ik: deze man hoort thuis in de Geestdrift. En zo zien Youp en ik elkaar zo’n drie maanden later voor de tweede keer, ditmaal in café Ter Brugge in Amsterdam. Ha Youp! “Hallo, herken je me nog?”
Foto’s: ilona ter mors
En of ik je nog herken. Herken jij mij nog? Lachend: “Jazeker. In Utrecht was het toch? Prachtige stad, ik sta er graag op de planken.”
Thuis is Youp van ‘t Hek niet echt een grappen maker, maar wanneer hij het podium op stapt, gaat er meteen een knop om. Dan ziet hij een dampend en uitverkocht Carré en beseft hij dat er niets in het leven mooier is dan dit gevoel.
Leuk om te horen. Waar ben je op het moment mee bezig? “Ik ben bezig met de voorbereidingen voor de oudejaarsconference. Dat is een show van een uur en een kwartier en het moet geramd zitten. Het is meer werk dan je denkt, omdat er van tevoren veel wordt geschrapt en er steeds opnieuw van alles aan moet worden toegevoegd. Het moet perfect zijn. Een gewone show is als de 10.000 meter schaatsen en de oudejaarsconference is als de 1.500 meter: een koningsafstand. Er ligt veel druk op, want het is een samenvatting van het hele jaar en veel mensen zullen ernaar kijken. Als dat achter de rug is, ga ik nadenken over mijn show van 2015.” Hoe ziet het schrijfproces van zo’n show eruit? “Het begint met ideeën, die allemaal uit het leven zijn gegrepen. Die ideeën zijn geïnspireerd door dingen die ik lees of op de televisie zie, of door gesprekken met familie, vrienden en kennissen. Ik zoek de sensatie niet op, want er gebeurt al genoeg in het dagelijks leven. Er zijn wel eens mensen die mij aanspreken en zeggen dat ze
een leuk verhaal hebben: bah, flikker toch op man. Dat zijn zulke zoutloze verhalen! Juist de spontane gesprekken leveren goed materiaal voor een show op. Zo sprak ik laatst een vrouw die al een tijdje van haar man af wilde. Ze vertelde dat als ze op het dekbed in de slaapkamer ging zitten haar man tegen haar zei dat ze dat niet moest doen omdat ze dan de veertjes plette. Dat heb ik haar toen drie keer laten herhalen, zo geestig vond ik dat. Ik ga het zeker in mijn volgende show gebruiken. Ook sprak ik eens een kakker die tegen mij zei: zo, een bak water in de tuin? Waarmee hij een zwembad bedoelde, ook enorm geestig. Ik krijg die verhalen dus eigenlijk vanzelf en dan is het een kwestie van de juiste linken leggen. En het speelt natuurlijk mee dat ik een nieuwsgierig mannetje ben.”
“Zeiken is zonde van je tijd” Wat wil je uitdragen met je shows? “Mensen moeten meer genieten van het leven. Ik wil de boodschap er niet te dik bovenop leggen, maar ik wil wel graag dat mensen naar buiten lopen na afloop van de show en nog eens goed nadenken. Ik hoop dat ze terugdenken aan de zeikende man of vrouw die ik nadeed in mijn show als ze de volgende dag zelf weer tegen iemand staan te zeiken. Echt hoor, mensen zijn zeikers. Pas op de dag dat ze te horen krijgen dat het leven is afgelopen, dan gaan alle knoppen om. Als ze dat toch eens hadden geweten… Dat snap ik echt niet. Je leeft toch zeker ook vandaag? Misschien ben je inderdaad morgen wel dood, dus ga niet wachten op dat moment. Zelf probeer ik daarom van elke dag te genieten en ik realiseer me maar al te goed dat het elk moment afgelopen kan zijn. Ik geniet van mijn werk, mijn vrouw en mijn kinderen en dat zou iedereen moeten doen. Eigenlijk probeer ik al zo’n veertig jaar te zeggen dat al dat zeiken zo zonde is van je tijd en energie.” Vind je het vervelend als mensen over jou zeiken? “Niet per se, ik weet ook wel dat mensen me haten of van me houden. En dat is ook wat ik hoopte toen ik aan dit beroep begon. Ik wil absoluut geen middelmatige
cabaretier zijn. Ergens vind ik het wel leuk als mensen me onaardig vinden. Het zijn vaak ook de mensen waar ik zelfs blij om ben dat ze me niet mogen. Er is in de kroeg weleens iemand naar me toegekomen die zei dat hij mij een heel vervelende cabaretier vond. Toen zei ik dat ik daar heel erg blij om was en er niet aan moest denken dat hij zou zeggen dat hij al mijn cd’s in de kast heeft liggen. Ik zou dat ver-schrik-kelijk vinden en dan waarschijnlijk alsnog accountant worden. Het is juist leuk om mensen een beetje te prikkelen. Als ik later dood ben, mogen mensen best een mening over me hebben – als ze me maar onthouden. Daar doe je het toch voor in dit beroep. Ik hoop natuurlijk dat mensen mijn shows, oudejaarsconferences en vaste column op de zaterdag in NRC Handelsblad gaan missen. En dat ze zeggen: die Youp, dat was wel een geestig mannetje.” Wat weten maar weinig mensen over jou? “Goede vraag. Ik denk dat maar weinig mensen zich realiseren dat ik veel alleen ben – wat ik overigens helemaal niet zielig bedoel hoor! Ik zit veel op mijn kamertje in Amsterdam te schrijven en ik heb een huis aan de kust waar ik vaak helemaal alleen of samen met mijn vrouw ben. Ik heb een veel minder uitbundig leven dan sommige mensen denken. Dat mensen dat denken komt natuurlijk omdat ik in het theater altijd de grappenmaker ben. Veel mensen verwachten dan ook dat ik bij mijn familie en vrienden diezelfde persoon ben, maar gelukkig niet zeg. Natuurlijk maak ik thuis wel eens mijn vrouw en kinderen aan het lachen, maar ik zit ook vaak genoeg rustig een krant te lezen of televisie te kijken. De knop gaat pas echt om op het moment dat ik het podium op stap.”
“De eerste tien jaar van mijn carrière was ik doodongelukkig” Vind je nog wel eens eng om op te treden? “Nou, leuk-eng. Je weet inmiddels dat mensen die ervan houden naar je show komen en dat de mensen die er niet van
12 Interview
DE klassieker
vervolg
GEESTDRIFT september 2014 13
Of het nu over beeldende kunst, film, theater, muziek of literatuur gaat: elk vakgebied heeft zijn eigen klassiekers waar je als student niet aan kunt ontkomen. Wat zijn de favorieten van de studenten bij Geesteswetenschappen? Geestdrift vroeg twee studenten naar hun Klassieker.
foto’s: Lea ter Meulen
Door TESS KAMPHORST
houden een dikke middelvinger naar je opsteken. Voor die eerste groep mensen sta ik op het podium, dus het is eigenlijk meer iets waar ik me op verheug dan dat ik er echt zenuwachtig voor ben. Vaak ben ik al om 18:00 uur in Carré als ik om 20:00 uur moet beginnen en dan hoor ik de zaal door een microfoontje in de kleedkamer volstromen en gonzen. Ik loop op die momenten naar het podium om stiekem even door het gaatje van het gordijn te kijken naar een afgeladen Carré. Niet veel later gaat dan het licht aan en het gordijn open en mag ik beginnen: een uur en een kwartier een volle zaal met mensen aan het lachen maken. Ja, dat is toch wel het mooiste wat er is.”
“Als ik later dood ben, mogen mensen best een mening over me hebben – als ze me maar onthouden” Waarom besloot je als beroep mensen aan het lachen te maken? “Toen ik jong was, ging ik eens met mijn ouders naar Carré, waar Toon Hermans optrad. Hoewel ik niet alle grapjes snapte, vond ik het zo mooi dat iedereen hard aan het lachen was om dat ene mannetje op
het podium. Ik dacht bij mezelf: als dat je lukt, dan heb je toch godverdomme leuk werk! Vanaf dat moment wilde ik niets anders dan cabaretier worden, hoewel dat niet altijd even makkelijk was. De eerste tien jaar van mijn carrière was ik zelfs doodongelukkig, omdat ik soms maar voor zes mensen stond op te treden. In die jaren stond ik vaak genoeg op het punt om ermee te stoppen. Maar omdat dit echt was wat ik wilde, ging ik toch door. En gelukkig lukte het uiteindelijk wel en kwam ik in het theater terecht. Dat was altijd keihard werken, maar na veertig jaar kan ik inmiddels wel zeggen dat ik heb bereikt wat ik in het leven wilde bereiken.” Beginnen je grappen ook al op te raken? Lachend: “Volgens bepaalde vrienden zijn mijn grappen al twintig jaar op. Sommige grappen zijn inderdaad al vaker gemaakt en daar maak ik dan variaties op. Maar op zijn ze nog lang niet, want voor de oudejaarsconference en mijn show van 2015 heb ik ideeën genoeg. De tijd nadert wel dat ik er een keer mee ophoud. Ik word ouder en dikker, dus op een gegeven moment is het gewoon klaar. Dan wordt het tijd om het geld op te maken en de dingen te doen die ik altijd al wilde doen, zoals een paar maanden in Parijs wonen. Dat staat na de oudejaarsconference op de planning. Toch ben ik bang om te zeggen wanneer ik pre-
“Volgens vrienden zijn mijn grappen al twintig jaar op” cies stop, omdat ik niet het risico wil lopen zo’n tragisch figuur te worden als ik mij er niet aan houd. Dus als ik ga stoppen doe ik het net als Éric Cantona, een ex-voetballer bij Manchester United. Die kwam op een avond trainen, maar had er duidelijk geen zin meer in. Dus liep hij naar het kantoor en leverde daar nog diezelfde training zijn contract in. Een prachtig, onverwachts afscheid.”
Youp van ‘t Hek Youp van ’t Hek (Naarden, 1954) is cabaretier en columnist voor NRC Handelsblad. Hij heeft twintig theaterprogramma’s – dertien solovoorstellingen en zeven oudejaarsconferences – gemaakt met als terugkerend thema de discrepantie tussen wat het maatschappelijk leven van je verwacht en wat je diep in je hart zou willen. Youp woont samen met zijn vrouw Debby Petter (voormalig cabaretière en Nederlands nieuwslezeres, nu actrice) in Amsterdam. Samen hebben ze twee kinderen, Anna en Julius, en een kleinzoon, Sam.
Jorien Stolwijk (21)
Rein Schiphorst (24)
Master Gender Studies Klassieker: Een Keukenmeidenroman (roman), Kathryn Stockett, 2009
Tweedejaars Nederlandse Taal en Cultuur Klassieker: De kleine blonde dood (film), Jean van de Velde, 1993
Deze roman is verfilmd als The Help. Waarom het boek en niet de film? “Ik denk dat het komt omdat ik eerst het boek heb gelezen en toen de film heb gekeken. Ik kon me heel erg verliezen in het boek, voor mijn gevoel meer dan in de film. De film vond ik overigens ook heel interessant en leuk om te zien, maar het was toch het boek dat mij het meeste aansprak. Hier zat naar mijn idee een diepere laag in het verhaal.” Kun je kort vertellen waar het verhaal over gaat? “Het verhaal speelt zich af in het zuiden van de VS in de jaren zestig en draait voornamelijk om het personage Skeeter. Zij is een vrouw die behoort tot een groep rijke, blanke vriendinnen die allemaal een man en kinderen hebben. Skeeter is een beetje een buitenbeentje; zij heeft als enige geen man, wil graag journalist worden en een boek schrijven. Al haar vriendinnen hebben een help in huis. Dit zijn in de film alleen maar zwarte vrouwen die voor de kinderen van rijke blanken zorgen en het huishouden doen. Skeeter besluit om het verhaal van deze vrouwen te vertellen, om ze in the picture te zetten in een wereld van blanken.” Zou je iedereen dit boek aanraden? “Ja, absoluut. Het boek brengt zowel feminisme als het rassenvraagstuk samen. Het verhaal van de help dat hier verteld wordt, is door de geschiedenis heen erg onderbelicht geweest, terwijl dat van de Amerikaanse huisvrouwen juist al vaak verteld is – ook op een mooie en een romantische manier. Dit boek laat heel goed zien hoe het leven van de zwarte vrouwen in de VS van de jaren zestig was en helpt om ook nu nog het debat over rassensegregatie levendig te houden.”
Een boek, een musical én een film. “Klopt, haha. Maar ik ga voor de film, de musical heb ik niet gezien. Van het boek weet ik globaal hoe het verhaal in elkaar zit. De structuur is anders dan in de film. In de film wordt de relatie tussen vader en zoon heel erg uitgelicht. Ik vond Antonie Kamerling, die de rol van het hoofdpersonage Valentijn speelt, een heel goede acteur. Hij was zelf ook een beetje een tragisch figuur, wat de film extra krachtig maakt. De film is gewoon erg goed. Hij heeft ook in het jaar van verschijnen een Gouden Kalf gekregen voor de beste lange speelfilm.” Waar gaat de film over? “De kleine blonde dood gaat over het hoofdpersonage Valentijn. Hij is een dichter en leidt een losbandig leven met snuiven, feesten en naar bed gaan met veel vrouwen. Hij leeft het goede leven tot hij een kind verwekt bij zijn oude kleuterjuf Mieke. In eerste instantie wil Valentijn niets weten van zijn zoon Mickey en Mieke voedt het kind dan ook alleen op. Valentijn komt alleen langs met verjaardagen. Er komt een omschakeling wanneer hij ziet dat Mieke het kind slaat. Hij wilde nooit vader worden vanwege een trauma met zijn eigen vader, maar na dit incident komen zijn vadergevoelens naar boven. Na een juridische strijd komt Mickey uiteindelijk bij hem wonen. De film eindigt op een tragische manier, als er iets gebeurt waardoor Valentijn een onmogelijke beslissing moet nemen.” Waarom is De kleine blonde dood volgens jou een Klassieker? “Het is mijn favoriete Nederlandse film. Ik houd erg van filosofie, psychologie en sociologie en veel facetten hiervan komen terug in De kleine blonde dood. Daarnaast is het gewoon echt een heel mooie film, tumultueus en met veel emotie.”
GEESTDRIFT september 2014 15
14
Je moet het maar durven op je 27ste: ontslag nemen bij een goedbetaalde baan, je mooie appartement in hartje Amsterdam opzeggen en je gevoel achterna reizen. Copywriter Mark van der Heijden deed het. In januari van dit jaar vertrok hij, met een simpel maar ijzersterk idee. Door anouk van der graaf
foto’s: Eigen beheer
Na een paar jaar fulltime werken kreeg Mark van der Heijden reiskriebels. Hij wilde het liefst de wereld rond, maar na een bezoekje aan een reisbureau begreep hij dat zijn plannen hem een kapitaal zouden kosten. Iets wat zelfs hij, als goedbetaalde copywriter bij een gerespecteerd reclamebureau in Amsterdam, niet had. Hoe kon hij de reis maken die hij voor ogen had? “Bananen plukken zag ik niet zitten. Ik wilde zowel reizen als aan mijn carrière werken en ervaring opdoen. Toen bedacht ik me: wat heb ik nu echt nodig? Ik besloot mijn kennis te gaan ruilen voor mijn basisbehoeften.” Als The Backpacker Intern reist hij nu de wereld rond en loopt hij stage bij reclamebureaus, grote merken en goede doelen. Niet voor geld, maar in ruil voor eten en een slaapplaats. “Het voelt als de ultieme vrijheid.”
“Ik mocht overal mee naartoe en kreeg een enorme suite”
the backpacker intern De wereld over met een simpel idee
Sceptisch
In 2013 maakte Mark een flitsend filmpje met zijn idee en voor hij het wist ging het viral. “De reacties waren in het begin enthousiast, maar ook wat sceptisch. Zo ook de reactie van mijn moeder, die schrok wel even.” Zelf vroeg hij zich trouwens ook af waar hij mee bezig was, toen hij tijdens zijn eerste ‘The Backpacker Intern-reis’ begin dit jaar in Thailand aankwam, na lange omzwervingen zijn hostel vond en om vijf uur ‘s ochtends een kleine kamer bleek te delen met zeven anderen, inclusief een nogal exhibitionistisch stelletje: “Ik hoorde dus echt álles.” De volgende ochtend verdween zijn moedeloosheid al gauw toen Mark zijn
laptop opendeed. “Ik werd overspoeld door aanvragen van bedrijven over de hele wereld die vroegen of ik bij ze wilde komen werken. Ik wist niet wat me overkwam, de mogelijkheden waren ineens eindeloos.” Airmiles
Mark werkte in een tijdsbestek van vijf maanden al bij dertien bedrijven, in zes verschillende landen: hij is al in Thailand, Maleisië, Cambodja, Vietnam, de VS (Hawaii, Los Angeles, Las Vegas, San Francisco) en Bali geweest. Geestdrift interviewt hem via Skype terwijl hij in San Francisco zijn schrijftalent gebruikt om aandacht te krijgen voor een stichting die oude honden verzorgt (“Zo zie je maar, ik kan dus echt óveral terechtkomen”). Marks doel is om een jaar lang te reizen als The Backpacker Intern, maar dan moet zijn budget wel meewerken. “De vliegreizen betaal ik zelf van mijn spaargeld, maar dat begint al behoorlijk te slinken.” Daarom is hij nu voorzichtig aan het denken over het maken van gesponsorde content. “Ik moet iets gaan verzinnen om dit te kunnen blijven doen, maar eigenlijk past dat idee niet bij mijn filosofie. Ik geloof juist echt in de kracht van belangeloos geven.” Voorlopig staat zijn agenda nog wel even volgepland met projecten. En naast al dat werk maakt hij ook tijd voor sight seeing. “Ik plan zelf in hoe lang ik ergens wil blijven. Zo wilde ik in Cambodja de beroemde Angkor Wat-tempel zien. Daar maak ik dan tijd voor.” Zijn vorige opdracht was in Las Vegas, waar hij aan de slag ging bij een groot bedrijf dat onder meer de fotografie verzorgt op verjaardagen van beroemdheden. “Ze namen me overal mee naartoe en ik kreeg een enorme suite in het bekende hotel Rio. Dat was wel wat anders vergeleken bij de vieze, kleine hostelkamer in
Thailand.” Hij vertelt hoe hij om half tien ’s ochtends aankwam in ‘Sin City’ Las Vegas en mee mocht met een fotoklus op het hoogste gebouw in de stad: de Stratosphere. En o ja: of hij het leuk zou vinden om hier vanaf te skyjumpen? Om twaalf uur ‘s middags maakte hij de sprong – die overigens “episch” was.
“When I grow up I want to be a Backpacker Intern”, schrijven fans op twitter Extra’s
Dit is niet het enige wat Mark tot nu toe aangeboden kreeg door bedrijven tijdens zijn reis. Hij liep deze zomer stage in Boedapest en kreeg hierbij kaarten voor het bekende Hongaarse festival Sziget. Het is dan ook niet zo gek dat hij met zijn idee inmiddels een voorbeeld is geworden voor velen. “When I grow up I want to be a Backpacker Intern”, schrijven fans zelfs op twitter. “De pure insteek van het ruilen spreekt veel mensen aan”, zo verklaart hij zelf zijn succes. “Ik heb het concept daarnaast zo simpel mogelijk gemaakt, zodat iedereen het begrijpt.” The Backpacker Intern staat open voor elke culinaire traditie en avontuurlijke onderneming. Hij probeert gebakken vogelspin en gefrituurde kikker, zwemt met haaien en springt dus zonder moeite van de 108e verdieping van de Stratosphere. Daarbij durft hij bij elk groot bedrijf aan te kloppen onder het motto ‘niet geschoten is altijd mis.’ Zijn advies: “Als je niet gelukkig bent in je werk, zeg dan je baan op en ga wat anders doen. Er zijn mensen die alleen voor het weekend leven, terwijl er genoeg dingen zijn die je kunt doen waar je elke dag gelukkig van wordt. Stop thinking… And start doing.”
Wil je Marks avonturen volgen? Kijk dan op www.thebackpackerintern.com
GEESTDRIFT september 2014 17
16
“Je moet geen mooi weer spelen” Een dubbelinterview met de scheidende en de komende faculteitsdecaan
Hoogleraar filosofie Keimpe Algra volgt per september Wiljan van den Akker op als decaan van de faculteit Geesteswetenschappen. Geestdrift interviewde de afzwaaiende en de nieuwe decaan samen over de woelige jaren die de faculteit heeft doorgemaakt, en over de toekomst. “Hopelijk wordt het de komende jaren wat rustiger.”
foto’s: Ykwinno Hensen
Door LEA TER MEULEN “Je moet wel tegenover me gaan zitten, zodat je me onder de tafel kunt trappen als ik iets verkeerds zeg,” grapt Algra tegen Van den Akker als we onze stoelen aanschuiven. “We hebben gisteren toch al gerepeteerd,” antwoordt Van den Akker schertsend. De sfeer is ontspannen. Dat is misschien ook niet zo verwonderlijk: Keimpe Algra en Wiljan van den Akker kennen elkaar goed. Van de achteneenhalf jaar dat Van den Akker faculteitsdecaan was, is Algra zes jaar vicedecaan onderzoek geweest. Wiljan van den Akker: “Maar eigenlijk bestuurde ik vanaf het eerste moment met Keimpe samen. De week voor ik begon als decaan werd ik gebeld: of ik wist wat er op de agenda zou staan. Nee, zei ik; ik wist niet eens dat er überhaupt een agenda was. Ik kreeg te horen dat we van vijftien naar zeven faculteiten zouden gaan, en dat ik drie faculteiten tot één moest fuseren. Nou, fijn dat ik het weet, zei ik. Ik ben toen niet begonnen met vragen wat iedereen vond van die plannen, maar met de uitvoering ervan. In die tijd zat ik al meteen met Keimpe om de tafel, die toen decaan van Wijsbegeerte was. Met een klein bestuursteam hebben we toen in een heel rap tempo een nieuwe faculteit gemaakt.” Keimpe Algra: “En ik denk dat dat goed gelukt is. Het is wel zo dat er een aantal jaren nodig is geweest om van deze faculteit een eenheid, een gemeenschap te maken.” WA: “Achteraf gezien ben ik heel naïef aan die fusie begonnen, maar misschien maakte
dat het eigenlijk juist wel gemakkelijker. Als ik nu terugkijk, was de fusie een eitje vergeleken met de bachelorherziening.” KA: “Inderdaad. Daar komt natuurlijk bij dat die bachelorherziening deel uitmaakt van een groter plan, dat ook te maken heeft met de financiële problemen waar we als faculteit in terechtgekomen waren.” Schrappen en schrapen
Toen Van den Akker aantrad in 2006 liepen de schulden al in de miljoenen, maar de prognose was dat die schulden snel ingelopen zouden worden. Na de verandering van het universitair verdeelmodel, die ongunstig uitviel voor Geesteswetenschappen, bleek dat de tekorten structureel waren, en dat er flink bezuinigd zou moeten worden. Op de vraag hoe vervelend het is om die bezuinigingen door te voeren, reageren Algra en Van den Akker verrassend mild. KA: “Ik heb de bezuinigingen op onderzoek moeten doorvoeren namens het faculteitsbestuur. Daar is niemand blij mee, maar je kunt de situatie wel uitleggen; de
meeste van onze collega’s zijn best voor rede vatbaar. Als je laat zien wat het probleem is, en dat je het op een faire manier wil oplossen, dan wordt dat geaccepteerd. En tja, vervelende dingen horen nu eenmaal bij dit werk, zeker omdat we toch niet in een ruim financieel kader leven. Het zal schrapen blijven, op allerlei fronten.” WA: “Dat was een lastig dossier, het schrappen van onderzoekstijd. Maar wat mij is opgevallen is dat dat in totaal maar drie protesten heeft opgeleverd, die ook nog eens heel zakelijk van aard waren. Dat toont voor mij dat zo’n proces toch op de een of andere manier goed gaat, zolang je er als bestuur maar de tijd voor neemt, en goed communiceert.”
en je kunt als bestuur niet allerlei leuke dingen gaan doen. Maar je kunt wél proberen om maatregelen zo goed mogelijk te laten landen. Daarbij hoort ook dat je goed luistert. Uiteindelijk hebben de mensen in de faculteit het idee gehad dat ze input konden leveren. Zo creëer je op een gegeven moment toch draagvlak voor een vervelend proces.” WA: “De grootste valkuil voor een bestuurder is om zomaar iets van boven te laten landen, te zeggen: ‘Dit gaan we doen’. Al is het een heel goede beslissing – toch moet je dat niet doen. Van de andere kant moet je ook niet alles van onderen op laten borrelen, en daar dan een stuk uit brouwen. Je moet wel visie hebben.” Geen droog brood
“Het zal schrapen blijven, op allerlei fronten” KA: “En je moet, denk ik, geen mooi weer spelen.” WA: “Precies. We zijn altijd transparant geweest. We zijn altijd eerlijk geweest. We hebben niet altijd de hele waarheid verteld. Toen in de reorganisatie bijvoorbeeld bleek dat wij toch een aantal opleidingen zouden moeten sluiten, konden we dat op dat moment niet zomaar meedelen in de openbaarheid. Maar we hebben nooit onwaarheid verteld.” KA: “Dat is belangrijk: dat je mensen een eerlijk verhaal vertelt. Het zijn lastige tijden,
Die visie is uitgekristalliseerd in Horizon 2015-2020, een belangrijke nota waarin de toekomst van de faculteit wordt geschetst. Volgens het nieuwe onderwijsmodel wordt de onderwijscapaciteit, en daarmee het aantal cursussen, afgestemd op het budget, in plaats van andersom. Zoals Van den Akker het uitlegt: “Bij de Albert Heijn kun je je karretje volladen, maar zodra je bij de kassa niet kunt afrekenen, heb je een probleem.” WA: “Ik denk dat de faculteit met het nieuwe onderwijsmodel de komende jaren de mogelijkheden heeft om de discussie aan te gaan: wat zijn onze prioriteiten? Waar moeten we scherper in snoeien, waar kunnen we uitbreiden? Als er op bepaalde minoren geen studenten afkomen, moet je die dan wel aanbieden? De groenteboer kan elke dag wel kisten vol met een bepaald soort groente
“Het heeft een tijdje geduurd voor deze faculteit een eenheid werd”
uitzonderlijk goed in de tweede en derde geldstroom [geld dat niet direct van het Ministerie van OC&W komt, red.]. Het idee dat de geesteswetenschappen dat allemaal niet kunnen, is achterhaald.” ‘Schele broer’
neerleggen, maar als hij die elke avond moet weggooien...” Als het onderwerp verschuift naar het wegbezuinigen van opleidingen wordt de sfeer even iets gespannen. WA: “Je kunt niet aan de ene kant geld uitgeven aan iets waar geen droog brood mee te verdienen is, en aan de andere kant een verlanglijstje hebben – ‘We willen aio’s!’ Dan moet je keuzes gaan maken.” KA: “Maar het is helemaal niet zo dat wij alleen maar grote opleidingen willen. We hebben een flink aantal kleine opleidingen, en er is nu geen reden om te zeggen dat die niet blijven.” WA: “Bovendien is het niet zomaar zwart of wit. Als ik een cursus schrap waar twee studenten op af komen, dan zou je kunnen zeggen dat daarmee expertise verloren gaat. Maar het gaat om de context. Als dat een cursus is in een opleiding met 350 studenten, is dat een rare situatie. Maar als het een heel specialistisch vak is in een onderzoeksmaster, is het een ander verhaal. Als je dat als bestuur niet in de gaten hebt, kun je beter opstappen.” KA: “Er zijn opleidingen met weinig instroom, waar toch de colleges vol zitten, omdat studenten uit andere opleidingen de vakken volgen. Er is dus geen een-opeenrelatie tussen instroom en rendement.” WA: “Zodra je de kleinste weghaalt, is de volgende de kleinste. Dat is een heilloze weg. Maar het is wel een constante strijd om aan het College te verantwoorden hoe rendabel die kleine opleidingen eigenlijk zijn. Aan de andere kant: wij draaien beter dan een aantal andere faculteiten. We doen het bijvoorbeeld
KA: “Ik denk dat de geesteswetenschappen nu binnen de universiteit ook meer op de kaart staan dan vijftien jaar geleden. Dat is trouwens niet per se de verdienste geweest van het afgelopen bestuur, hoor...” WA: “Maar het nieuwe bestuur heeft wel meteen een andere toon richting het College aangenomen. Wij zijn niet ánders, wij hoeven niet anders behandeld te worden dan de rest. Meet ons maar naar de maten van de anderen. Dat heeft wel een verandering tot stand gebracht: men dacht niet langer over Geesteswetenschappen als ‘de schele broer aan tafel’. Wat betreft het imago van de geesteswetenschappen in de maatschappij is er nog wel wat winst te behalen. De burger denkt: ‘Liever een dokter dan een romanist aan m’n bed.’ Dat snap ik ook wel, maar als docenten moeten we studenten wel duidelijker maken wat ze nu eigenlijk leren; wat ze kunnen dat anderen niet kunnen.” KA: “Daar kunnen we, denk ik, nog meer aan doen in de toekomst.” De toekomst
KA: “Maar dat zijn kleine dingen, de ongoing business, om het zo maar te zeggen. Wat betreft de grote lijnen kun je de komende tijd rekenen op continuïteit. We hebben de afgelopen jaren een hele hoop dingen overhoop gehaald in deze faculteit – het onderwijs is op de schop gegaan, het onderzoek hebben we op een andere leest geschoeid, de onderzoekscapaciteit hebben we terug moeten brengen, we hebben de organisatie van de faculteit veranderd. Dat zijn heel ingrijpende veranderingen geweest, en ik hoop dat er nu een tijd aan komt waarin de faculteit een beetje in een steady state komt. Het zou goed zou zijn als we nu een periode van relatieve rust zouden kunnen krijgen – niet meer dat je constant in een bouwput leeft.” Van den Akker is het er roerend mee eens. “Al komt de mastervernieuwing er natuurlijk wel nog aan, en dat is geen geringe klus.” Opgelucht is hij niet dat hij het stokje nu door kan geven. “Maar ook niet treurig. Het wordt afkicken, en ik zal het werk ook missen, maar het is mooi geweest. Even niet zo verschrikkelijk veel e-mails – daar kan ik me best op verheugen.”
docent als onderzoeker
GEESTDRIFT september 2014 19
“SAMENWERKEN MET STUDENTEN LEVERT VEEL OP”
Toen de toekomst van boekhandel Polare (inmiddels weer Broese) begin dit jaar op losse schroeven stond, reageerde menig boekenliefhebber in Utrecht geschokt. Gelukkig is de stad ook tal van mooie andere boekwinkeltjes rijk. Liefhebbers kun-
onderzoek doen. Om je een kijkje te geven in het soort onderzoek
nen hier terecht voor persoonlijk advies over nieuw en klassiek
waar zij zich mee bezig houden en hoe zij dit combineren met lesgeven, laat Geestdrift elke editie een andere docent aan het woord. Dit keer Clara Pafort-Overduin (1964), universitair docent aan het departement Media- en Cultuur.
leesvoer. Deze winkels hebben het ook zwaar, maar vinden elk toch manieren om te blijven bestaan.
Door LOES AARTSMA Door JANNA VAN STRIEN “In 1986 maakte ik kennis met de Universiteit Utrecht, destijds nog als student Theater-, Film- en Televisiewetenschappen. In die periode was de Amerikaanse mediawetenschapper Douglas Gomery een van mijn docenten. Het onderzoek dat ik toen deed voor zijn cursus, aan de hand van het boek dat hij samen met collega Robert Allen schreef, Film History: Theory and Practice, heeft mijn hele loopbaan bepaald. Het was een studie naar de komst van de bioscoop in Hilversum, de plaats waar ik opgroeide. Na mijn afstuderen in 1993 begon ik direct met lesgeven op de Universiteit Utrecht. Bij het vak dat ik indertijd gaf liet ik studenten een vergelijkbaar onderzoek uitvoeren. Ik was erachter gekomen dat het ontzettend leuk was onderzoek te doen in de plaats waar je bent opgegroeid. Studenten bestudeerden in hun eigen plaats de komst van de bioscoop en dat was voor hen echt een soort historische sensatie. Op een gegeven moment ben ik – naast het lesgeven – in mijn vrije tijd met het doen van onderzoek begonnen, omdat ik dat heel graag wilde.
“Ik begon met het inzetten van studenten tijdens mijn proefschrift” Later ben ik onderzoek en docentschap gaan combineren door studenten mee te laten helpen in mijn onderzoeken. Ik begon met het inzetten van studenten tijdens mijn proefschrift. Het proefschrift ging over De Jantjes, een film die werd gezien als populair en typisch Hollands. Het begon met de vraag wat precies het Hollandse in deze film was en of ‘typisch Hollands’ hetzelfde in Limburg is als in Friesland. Dit leidde ook tot de vraag of de populariteit van deze film overal in Nederland gelijk was. Ik stuurde studenten eropuit om programma-informatie te verzamelen. Door te kijken naar de draaiperiode, de toegangsprijs, het aantal zitplaatsen en het aantal films waarmee De Jantjes op het programma stond, de POPSTAT-methode, kon ik uiteindelijk een conclusie trekken over de populariteit. De Jantjes bleek in bijna
heel Nederland een succes te zijn. Dit werd voor een deel veroorzaakt doordat het een van de eerste Nederlands gesproken films was. Zelfs in de provincies met een sterk dialect, als Friesland en Limburg, zorgde dit voor een nationaal gevoel.
“Is typisch Hollands hetzelfde in Limburg als in Friesland?” Geïnspireerd door de werkwijze van Gomery, kenmerken mijn studies zich doordat ik niet zozeer focus op de film zelf, maar juist de context hiervan analyseer. Het onderzoek waar ik mij nu mee bezighoud – in samenwerking met Gomery – betreft het conflict dat speelde na de Tweede Wereldoorlog tussen de Nederlandse Bioscoopbond (NBB) en de Amerikaanse Motion Piction Export Assocation (MPEA). De MPEA eiste meer ruimte op de Nederlandse filmmarkt en wilde daarom niet meer alleen met de NBB onderhandelen. Uiteindelijk leidde dit tot een boycot van de MPEA, waarbij deze partij de levering van films aan Nederland stopte. Studenten van de cursus De Geschiedenis van de Nederlandse Filmcultuur hebben zich onder andere beziggehouden met de vraag wat zo’n boycot betekende voor de dagelijkse bioscoopganger. Wat was er te zien in de bioscoop en werden er door de boycot inderdaad geen Amerikaanse films meer vertoond? Studenten hebben hiervoor plaatselijk archiefonderzoek uitgevoerd om zo in kranten de filmvoorstellingen te achterhalen. Het doel van het onderzoek is om uiteindelijk een lijn te vinden in het verloop van dit conflict. Douglas ontfermt zich over het Amerikaanse verhaal door de volledige geschiedenis van de MPEA in kaart te brengen. De gevolgen van het conflict voor Nederland functioneren als een case-study hierbij. Over de samenwerking met studenten ben ik heel enthousiast. Het is erg belangrijk dat studenten weten dat ze in feite ook zelf een klein beetje filmgeschiedenis kunnen schrijven. Dat is vaak een stimulans om dingen te willen weten. Bovendien kunnen studenten met ideeën komen waar je nog niet aan gedacht had, of ze hebben ineens een fantastische bron gevonden. Deze manier van werken levert iedereen veel op.”
In de Tegelstraat, een zijstraat van de Neude, is Savannah Bay gehuisvest. Het is een kleine winkel met nationale en internationale literatuur, kookboeken en een uitgebreide hoek met genderletteren. Marischka Verbeek is de eigenares van de winkel, die voornamelijk draait op vrijwilligers. Hoe overleeft deze verstopte winkel in het centrum van Utrecht in tijden van crisis? “We proberen mensen te binden aan de winkel door activiteiten te organiseren. We organiseren regelmatig salons. Dit zijn avonden in een ‘woonkamersetting’ waar schrijvers en bezoekers nader tot elkaar komen. Dit soort avonden organiseren we al meer dan twintig jaar en het concept werkt nog steeds. Ook werken we samen met Het Literatuurhuis. Savannah Bay staat daarnaast geregeld met een boekenkraam op evenementen, voor signeersessies.” Savannah Bay organiseert ook de boekverkoop voor studievereniging Euphorion (Literatuurwetenschap) en binnenkort alsmede die voor Awater (Nederlandse Taal en Cultuur). “Laatst hebben we vergaderd met docenten van deze studies. Daarnaast organiseren we samen met Euphorion ook activiteiten zoals een Literair Open Podium. De studenten weten onze winkel te vinden en kopen naast studieboeken ook regelmatig leesboeken. Het is erg belangrijk om mensen aan de winkel te binden.” Een winkel die op een andere manier binding zoekt met klanten is De Rooie Rat (Oudegracht 65), een links-politieke boekwinkel die voornamelijk draait op vrijwilligers. Deze winkel heeft gekozen voor een specifiek boekaanbod. “Er zijn weinig winkels die dezelfde boeken als wij verkopen en dat werkt. Hierdoor komen mensen speciaal naar de
winkel toe.” Toch heeft ook deze winkel het zwaar. “Als boekwinkel ontkom je daar niet aan. Het is duur om werknemers te betalen. Als winkel moet je daarnaast een expertise hebben. Het is gunstig om een bepaalde insteek aan de winkel te geven. Wij richten ons voornamelijk op de geschiedenis van anarchisme en socialisme. Naast specifieke boeken verkopen we ook Nederlandse en Engelse literatuur.”
“Mensen komen speciaal voor het specifieke aanbod naar de winkel”
foto: Lea ter Meulen
Docenten geven college, maar houden zich daarnaast ook bezig met
Een andere bekende Utrechtse boekwinkel is Aleph (Vismarkt 9). Boekenkasten reiken er tot aan het plafond en alle hoeken en gaten zijn gevuld met boeken. Op de achtergrond klinken klassieke platen die ook verkocht worden in de winkel. De boek- en muziekliefhebber kan in alle rust rondkijken en ontsnappen aan de dagelijkse drukte op de Vismarkt. Tijdens de sluiting van Polare begin dit jaar ging het beduidend beter met Aleph. De kleine boekwinkel heeft profijt van het wankelen van de grote ketens. “Mensen zoeken naar alternatieven, zeker nu De Slegte gesloten is. Ook lijken ze tweedehandsboeken meer te waarderen”, vertelt een verkoper. In de winkel werken twee vaste medewerkers die elkaar afwisselen. Ongeveer een derde van de omzet haalt de winkel uit online verkoop. “We verkopen via vijf verschillende sites en bereiken zo een wereldwijd publiek. Maar ik ben blij dat we nog tweederde via de echte winkel verkopen. Anders zou je de hele dag maar achter een computer zitten, dan mis je de echte boeken, leuke klanten en mooie locatie.” De boekwinkels in Utrecht hebben verschillende manieren gevonden om te overleven. Hoewel ze het soms zwaar hebben, wordt de toekomst niet somber ingezien. De medewerkers van de drie winkels hebben een grote liefde voor boeken en laten die passie zien in hun winkels.
foto: Loes Aartsma
Boekwinkels in barre tijden
fot o: Lea ter Meu len
18
GEESTDRIFT september 2014 21
foto: Tudor Prisacariu
20
Van fluisterliedjes tot bravoure Singer-songwriter Eefje de Visser wil (en kan) het allemaal Ze noemt zichzelf het ‘lompe jongetje’ van haar band, zou best eens in een luchtballon op willen treden en heeft zowel cd’s van Rihanna als Bon Iver in haar auto liggen. Singer-songwriter Eefje de Visser (28) is niet makkelijk in een hokje te plaatsen. Een interview over muziek, de liefde, onderweg zijn en thuiskomen. Door ANOUK VAN DER GRAAF “School was voor mij altijd bijzaak”, vertelt Eefje de Visser, terwijl ze haar lepel op het schuim van haar café latte legt. Buiten regent het en we zitten in het knusse café Buurten, vlakbij haar huis in de Utrechtse wijk Wittevrouwen. “Ik begon met veel enthousiasme aan de opleiding Songwriting op de Rockacademie, maar daar ben ik mee gestopt. Ik heb altijd geleerd om vrij muziek te maken en ineens moest ik alles analyseren. Dat past niet bij mij, al was het goed voor mijn muzikale ontwikkeling. Ik stopte, met het idee: ik kan
het altijd nog afmaken. Dat zou ik nog wel willen doen, maar ik ben bang dat het nu ten koste gaat van mijn muziekcarrière.” Veel tijd heeft de populaire singersongwriter dan ook niet op dit moment; haar muzikale agenda zit flink volgepland. Dat was zo’n vier jaar geleden wel anders, voordat ze zich inschreef voor de Grote Prijs van Nederland en tot haar eigen verbazing eerste werd. “Ik was daarvoor maar wat aan het aankloten en voelde nog weinig richting en ambitie”, vertelt ze. Na het verschijnen van haar eerste plaat De Koek, in 2011, ging het hard. Ze mocht komen spelen op festivals
als Lowlands, Oerol en Into the Great Wide Open en kreeg veel lovende recensies. “Het was een gekke tijd, want juist toen alles in mijn leven even overhoop lag kreeg ik veel succes. Mijn relatie was namelijk net uit, met iemand waar ik heel nauw mee samenleefde. Hij zat ook in de muziek en is nog steeds mijn beste vriend, maar we hadden heel lang geen contact. Ik moest mezelf in die periode echt even opnieuw uitvinden.”
Break-up plaat
Het nieuwe geluid dat hieruit voortkwam, is terug te horen op haar meest recente plaat, Het is. Het album werd door 3voor12 een ‘break-upplaat’ genoemd, maar daar is Eefje het niet helemaal mee eens. “Ik heb het geschreven in die periode, maar de plaat gaat er niet echt over. Die tijd maakte wel veel in me los; de behoefte om te reizen en de hang naar vrijheid. Ze vertelt dat er eigenlijk maar één liedje op staat dat echt over het verbreken van een relatie gaat en dat is Nee Joh. ‘We verdwijnen uit het zicht’, zingt Eefje hierin. “Schrijven en zingen over liefde is een manier om los te laten. Zoals anderen dagboeken bijhouden en gedichten schrijven, zing ik over wat mij bezighoudt. De noodzaak om te
schrijven wordt ook groter op het moment dat er echt iets aan de hand is. Dan hoef ik minder te zoeken naar woorden en gaat het natuurlijker.”
“Mijn teksten zijn door iedereen te beluisteren, dat is soms wel eng” Waar de meeste dagboeken privé blijven, krijgen Eefjes luisteraars een behoorlijke kijk in haar leven. “Mijn teksten zijn door iedereen te beluisteren en dat is soms wel eng.” Het duurde dan ook even voordat ze de liedjes van haar tweede album liet horen aan haar band en aan het publiek. “Ik heb een half jaar gewacht en bleef roepen: ‘Ja, ik laat het binnenkort allemaal horen, echt waar!’ en dat duurde en duurde maar. Inmiddels is die break-up al weer zo ver achter de rug dat het me niet meer raakt om er over te praten en te zingen. Maar kort nadat het gebeurde hadden mensen me echt niet moeten interviewen, dat was te lastig geweest. Als ik nu optreed ben ik niet elke keer het verdriet aan het herbeleven, op een gegeven moment worden de woorden klanken.” Thuiskomen
Sinds vier jaar woont de zangeres in Utrecht. Ze is nu single en dat vindt ze prima. “Het is wel rustig om nu met niemand verbonden te zijn op die manier. Er is genoeg te doen
en te beleven, ik heb lieve vrienden en te gek werk; verliefd worden komt wel weer een keer.” Ze kwam in Utrecht wonen voor haar toenmalige vriend, verder kende ze hier weinig mensen. “Wat dat betreft ben ik niet zo moeilijk in verhuizen, ik ben eigenlijk altijd al een dwaler geweest.” Het duurde wel even voordat ze zich hier thuis voelde. “Toen mijn relatie uitging, realiseerde ik me dat ik in Utrecht eigenlijk niet zoveel had opgebouwd. Door het succes van De Koek was ik namelijk veel onderweg. Ik heb me hier lang een buitenstaander gevoeld. Ik had vrienden en een band waar ik mee opschoot, maar ook met veel mensen om je heen kun je je eenzaam voelen.” Inmiddels voelt Eefje zich thuis in Utrecht. “Ik kan nu zeggen dat Utrecht er bij mij is ingeslopen. Ik wil hier voorlopig echt niet weg. Ik hou van de relaxedheid van de stad en de vibe is hier jong en ontspannen.” Het thema ‘onderweg zijn’ is nog wel veel terug te horen op Het Is. Veel liedjes gaan over in ontwikkeling zijn. “Hiervoor dacht ik te veel na over wat ik wilde schrijven, nu is het meer een gevoelsplaat geworden. Ik ben gaan schrijven zonder eerst een concept te bedenken.” Op Het is staan meer ‘fluisterliedjes’ dan op haar debuut De Koek, maar als ze optreedt is Eefje veel uitbundiger. “Ik wilde voor Het Is een zachte, warme sound, bijna overdreven weeïg. Maar live, met de muzikanten, werd het veel energieker. Op de tweede plaat is mijn muziek subtiel onverwacht.” Ook in haar band is ze op haar plek. “In mijn eentje optreden doe ik zelden, dan mis ik de interactie met andere muzikanten. Er was een periode, tijdens de eerste tour, dat ik alleen met mannen speelde in de band en zelf ook een beetje een lomp jongetje werd. Zingen in een ‘mannenband’ voelde raar want ik had nog nooit met zoveel mannen opgetrokken. Sinds kort zit er nog een meisje in de groep, dat is fijn voor de groepsdynamiek. Maar mannen zijn wel lekker makkelijk.” Bedoelerig
Het zijn uiteenlopende artiesten die de singer-songwriter inspireren: Bon Iver en Joanna Newsom, maar ook Michael Jackson en Rihanna. Het enige waar ze mee bezig is tijdens het schrijven is of ze het zelf mooi vindt. “Ik probeer een heleboel uit, houd daarna wat ik het mooist vind en zo knoop ik een liedje aan elkaar. Ik ben nooit bezig met het schrijven van ‘een hit’.” Zo wordt ze geprezen om haar originele en poëtische teksten, maar woorden zijn voor haar verrassend genoeg minder belangrijk dan veel
luisteraars denken. “Een tekst kan een liedje maken of breken, maar ik benader het anders dan anderen. Het is nooit mijn vertrekpunt. Ik bedenk eerst een melodie en dan volgen de woorden vanzelf. Nederlands is zo’n harde taal, hij dringt zich bijna aan je op. Ik wil dat de woorden niet de overhand nemen.” Voor ze bekend werd, schreef en zong Eefje in het Engels. De stap naar het Nederlands was zowel een logische als een vreemde keuze voor haar. “Ik dacht eerst: dat genre past niet bij mij. Tekst is in het Nederlands vaak zo ‘bedoelerig’. Zo van: ‘Ik ga je nu wat vertellen’. Ik wil dat het meer klankgericht is.” Een paar van haar grote helden zijn Harry Bannink en Willem Wilmink, allebei bekend van het schrijven van kinderliedjes. “Dat wil ik ook, dacht ik tijdens mijn muziekopleiding. Maar mijn liedjes werden veel te persoonlijk voor kinderen. Toen pas viel het kwartje: ik snap de Nederlandse taal en kan het vormen zodat het wel bij mij past. Vanaf nu zing ik in het Nederlands, besloot ik.”
“Juist toen alles in mijn leven overhoop lag kreeg ik veel succes” Gekke locaties
De verbazing die ze voelde over haar eerste succesvolle album bleef aan Eefje kleven bij het verschijnen van haar tweede plaat. “Ik had me er op voorbereid dat het niks zou kunnen worden, maar toen ging het toch weer goed.” Nu wil ze nog meer haar grenzen opzoeken in haar optredens. Saai mag het absoluut niet worden. “Ik zou graag wat grotere visuals willen gebruiken. Een concert geven in een luchtballon, of op andere gekke locaties. Alles wat ik doe moet van hoge kwaliteit zijn. Het moet voor luisteraars een ‘trippende ervaring’ zijn, waarbij je uit je eigen wereld wordt gesleurd. Ik wil niet teveel trends volgen en juist eigenwijs doen wat mensen niet van mij verwachten. Mezelf weer muzikaal opnieuw uitvinden, daar heb ik heel veel zin in.”
Meer zien (en horen) van Eefje de Visser? Vanaf 19 september start haar theatertour en muzikale road trip Waterwereldsteden. Ga naar eefjedevisser.com voor meer informatie en de tourdata.
COLOFON
22
Jong en online op zoek: de ins en outs van digitaal daten Internetdaten is volgens deze sites dus juist ook bedoeld voor drukke, sociale studenten. Dat sneue imago mag dus de vuilnisbak in.
“Bij internetdaten kun je veel mensen in korte tijd spreken zonder geld uit te geven”
er genoeg mogelijkheden zijn om een date te scoren. Maar voor een groeiende groep studenten is de kroeg niet meer de uitgelezen plek om iemand tegen te komen. In de hoop de ware te vinden – of een leuke flirt – zoeken zij steeds vaker hun heil op datingsites. Wat drijft hen en heeft online dating de toekomst?
Door MARCELLA KLINKER Laten we eerlijk zijn: op internetdaten rust nog een beetje een taboe. Het heeft een imago dat enkel verlegen mensen of mensen bij wie het in het gewone leven niet ‘lukt’ een partner te vinden, zich op datingsites begeven. Dat beeld klopt echter niet helemaal meer. Het wordt onder studenten steeds gebruikelijker om zich aan te melden bij een datingsite. Wat verklaart deze groeiende populariteit? Masterstudente Anne (24) is een gebruiker van datingsite Paiq. Ze had zelf vooral een praktische reden om online dating te proberen. “Ik had het op een gegeven moment zo druk en ging vooral om met mijn vaste vriendengroep, waardoor ik niet meer op plekken kwam waar ik nieuwe mensen kon tegenkomen. Ik ging en ga heus wel eens uit, maar niet heel vaak. Vriendinnen haalden me over om dit eens te proberen.” Tosca Sel, schrijfster van het boek Daten is meten, waarin zij samen met journalist Philip Droge onderzoekt wat wetenschappelijke inzichten over romantiek en daten ons daarover kunnen vertellen, herkent dit. “Internetdaten is vooral een andere en makkelijke manier om mensen te ontmoeten. Via internet kom je niet alleen mensen uit je eigen sociale cirkeltje en je omgeving tegen,
maar mensen uit de hele wereld.” Studenten hebben dit nu ook ontdekt en het taboe wordt steeds minder; niet gek dus dat de datingindustrie hier een slaatje uit probeert te slaan.
Dat neemt niet weg dat internetdaten nog steeds zo zijn eigenaardigheden heeft en af en toe wat vreemde snuiters aantrekt. Uit een onderzoek van de Tros Radar uit 2010 blijkt dat 24.5 procent van de respondenten wel eens vreemde of seksuele voorstellen heeft gehad. 17.5 procent kwam er pas later achter dat een contactpersoon al een relatie had. Anne kan zich wel vinden in dit beeld: ook zij krijgt regelmatig seksueel getinte verzoeken van vreemden. “Er zitten soms ook gewoon een beetje vreemde mensen tussen. Ik heb vijf dates gehad via Paiq en een daarvan was met een kerel die heel erg bezig was met spiritualiteit. Op een gegeven moment begon hij over monogamie: hij was er veel over aan het nadenken geslagen en vertelde dat hij dacht dat het niet werkte. Op een eerste date! Dat was dus ook de laatste.” Het belang van feromonen
De naam Anne is gefingeerd.
“Online daten heeft een hoog entertainmentgehalte” Vreemde snuiters
Internetdaten is dus niet altijd even ideaal. De inhoudelijke klik komt op internet op de eerste plaats, terwijl het wachten is op de eerste date om erachter te komen of er ook een fysieke aantrekkingskracht is. In een kroeg is het over het algemeen juist andersom. “Eigenlijk is internetdaten erg inefficiënt. Iemand aantrekkelijk vinden ligt niet aan zijn woonplaats of dat hij van Coldplay houdt, maar aan of je iemand lekker vindt ruiken: de feromonen spelen een erg belangrijke rol. Je besteedt dus heel veel tijd en energie in iemand die je in het echte leven helemaal niet aantrekkelijk hoeft te vinden”, aldus Tosca Sel. Anne vindt het juist wel efficiënt: “Je hoeft er niet een
Zelf het internet op voor een date? Tosca Sel geeft tips. “Selecteer streng op profielfoto.
Geestdrift is het onafhankelijke magazine voor de faculteit Geestes wetenschappen van de Universiteit Utrecht en verschijnt in een oplage van tweeduizend exemplaren. De redactie bestaat uit studenten en het blad wordt financieel ondersteund door de Faculteit. Geestdrift verschijnt vier keer per jaar en is gratis te verkrijgen in de verschillende gebouwen van de Faculteit. redactie Loes Aartsma (eindredacteur), Anouk van der Graaf (hoofdredacteur), Mathijs de Groot (pr-commissaris), Tess Kamphorst, Marcella Klinker (webredacteur), Lea ter Meulen (eindredacteur/penningmeester), Sander Mulder (secretaris), Leoni Nijland, Janna van Strien (beeldredacteur) verder werkten mee Rik Vangangelt, Ykwinno Hensen fotografen Loes Aartsma, Han Ernest, Ykwinno Hensen, Ilona Hoeve, Guy Kokken, Rein Kooyman, Lea ter Meulen, Ilona ter Mors (cover) illustratoren Youri Alden, Lea ter Meulen, Floor Rehbach vormgeving Gerda Lenstra druk Zalsman, Zwolle contact Postadres: Drift 10, 3512 bs Utrecht e
[email protected] w www.geestdriftmagazine.nl @GeestdriftM Facebook.com/geestdriftmagazine
redactie
Daar staat de beste versie van die persoon op; bekijk hem dus ook zo. Lees daarnaast de profielteksten heel goed door. Alles wat er staat, vond die persoon belangrijk genoeg om erop te zetten, dus neem aan dat het waar is. Bedenk ten slotte goed van tevoren wat je wilt: een serieuze relatie? Een leuke date? Een scharrel? Stel je ook daarop in.”
foto: ilona ter mors
Naast de bekende sites waarvan we de reclames allemaal kennen van tv en radio – ‘E-matching: alleen voor hoger opgeleiden’ en ‘Lexa: vind een date die echt bij je past’ – bestaat er sinds enkele jaren ook een aantal sites speciaal voor jongeren en studenten. Het bestaan van sites als Pepper daten,
rels, feestjes en avondjes hangen in cafés dat je zou zeggen dat
illustratie: Floor Rehbach
Een groeiende markt
StudentsFlirt en Studentdating toont aan dat hier een groeiende markt voor is. De websites lijken zich in eerste instantie te richten op de studenten die wat minder lef hebben in het aanspreken van onbekenden: “Ben je een nerd en kun je geen meisje vinden? Er zijn genoeg meisjes die ook van gamen houden en het liefst websites in elkaar zetten, je moet ze alleen wel even vinden”, aldus gratisdatingsite.eu. Je aanmelden bij een datingsite biedt volgens hen dan een helpende hand. Daarnaast erkennen veel sites ook het probleem van Anne: studenten zijn erg druk met van alles en ontspannen het liefst met hun vrienden. “Maar kom je wel in aanraking met leuke dames of heren als je met je vrienden bezig bent? Studentendating.nl geeft je de kans om leuke mensen te ontmoeten als je daar geen tijd voor hebt.”
Een studententijd staat over het algemeen zo bol van de bor-
paar uur voor naar de kroeg, je hoeft geen geld uit te geven en je op te doffen – het kan gewoon in een verloren uurtje thuis. Bovendien kun je in een korte tijd heel veel mensen spreken. In de kroeg is het al heel wat als je één persoon tegen het lijf loopt met wie je een gesprek hebt.” Internetdaten blijft aantrekkingskracht uitoefenen op studenten. Dat komt mede door het hoge entertainmentgehalte. Anne: “Vooral de foto’s van mannen zijn vaak hilarisch en in te delen in een aantal categorieën. Zo zijn er veel foto’s van het type ‘kijk mij stoer aan extreme sporten doen’ en ‘kijk mij stoer een tijger aaien’.” De vraag is natuurlijk of efficiëntie en gemak ervoor gaan zorgen dat datingsites al hun gebruikers aan een leuke partner gaan helpen. Er zijn succesverhalen, zeker; maar misschien is niet iedereen op dergelijke sites ook daadwerkelijk serieus op zoek naar een partner. Tosca Sel: “De naam StudentsFlirt geeft eigenlijk aan dat die site niet eens de pretentie heeft om mensen aan een serieuze relatie te helpen.” Iemand tegenkomen in een café is daarvoor toch nog altijd de beste optie: je hebt meteen het totaalplaatje. Misschien valt er dus toch ook wel iets te zeggen voor de ouderwetse manier van iemand ontmoeten: bij de bushalte, in de supermarkt, in de trein – zoals onze ouders dat ook deden, voordat er internet was.
23
De islamitische Soumia Kasmi (23) is bezig met de master Klinische en gezondheidspsychologie en Foto: Lea ter Meulen
doet daarnaast de bachelor Islam en Arabisch. Hoewel haar geloof het studeren op sommige punten misschien wat anders maakt, weet Soumia precies hoe ze deze twee wil combineren.
STUDEREN TIJDENS DE RAMADAN Door JANNA VAN STRIEN Voor Soumia betekent haar geloof dat ze zich constant bewust is van de aanwezigheid van God. “Je let op je eigen gedrag, gedachtes en eigenlijk alles wat je doet. Je bent altijd bezig met zelfreflectie. Ik geloof er heel sterk in dat ik mijzelf moet blijven ontwikkelen. Kennisvergaring is een verplichting voor iedere moslim.
“Mijn studentenleven staat in het teken van leren en mijzelf ontwikkelen” Mijn religie daagt me niet alleen uit kritisch naar mezelf en mijn overtuigingen te kijken, maar ook naar mijn studie. Zo neem ik absoluut niet zomaar alles aan wat we te lezen krijgen. Ik heb bijvoorbeeld een blok evolutiepsychologie gehad. Daar staat centraal dat mensen dingen doen om te overleven. De altruïstische kant wordt vaak niet erkend, terwijl ik vanuit mijn religie wel geloof dat mensen zichzelf echt opzij kunnen zetten voor anderen.” Door haar geloof ziet Soumia’s studietijd
er soms net wat anders uit dan die van de gemiddelde student. Alcohol drinken en uitgaan zijn dingen die ze niet doet. “Je zoekt mensen op die een beetje hetzelfde zijn als jij. Soms merk ik wel dat mensen bijna medelijden met me hebben en denken dat ik iets mis, maar zo voelt dat beslist niet voor mij. Mijn studentenleven staat in het teken van leren en mijzelf ontwikkelen.” Waar voor veel studenten lekker eten het leren een stukje aangenamer maakt, heeft Soumia al meerdere keren tijdens de ramadan moeten studeren. “Tijdens de ramadan wordt je ritme heel anders. Vorig jaar had ik tentamens tijdens de ramadan. Ik merkte dat ik dan vaker ‘s nachts leerde, omdat je dan mag eten. Ook doe je meer in de ochtend, dan ben je nog frisser dan wanneer je een langere tijd niet gegeten hebt.” Daarnaast probeert Soumia zich altijd aan de gebedsmomenten te houden. “Ik doe dat meestal in de pauze of net na of voor mijn les. Ik plan het dan wel. In de zomer is dat makkelijker, want dan heb je meer tijd om te bidden door de zonnestand.” Soumia loopt voor haar master stage bij i-psy, een centrum voor interculturele psychiatrie. Daar ziet ze dat de reguliere gezondheidszorg niet gericht is op cliënten met een andere afkomst. “Ik hoorde bijvoorbeeld het verhaal dat een medewerker
“Ik zou later graag islamitische jongeren helpen het beste uit zichzelf te halen” op het eerste gesprek zei tegen een moslima: ‘Je mag hier je hoofddoekje wel af doen, we leven in een vrij land.’ Als iemand zo begint met bijvoorbeeld het vooroordeel dat je onderdrukt wordt, zorgt dat niet voor een goede behandelrelatie. Juist de vertrouwensband is belangrijk. Later zou ik mensen met psychische stoornissen willen helpen die het stukje begrip van hun geloof in de reguliere zorg missen. In de samenleving zou ik graag islamitische jongeren helpen het beste uit zichzelf te halen. Religie kan daarbij helpen, want dat heeft voor hen autoriteit.” Haar beide studies kunnen hierbij goed van pas komen. “Bij Islam en Arabisch leer ik veel over de plek van religie in de samenleving. Psychologie laat me het gedrag van mensen verklaren en heeft me methodes geleerd om te achterhalen wat gedrag beïnvloedt: hoe je mensen kunt helpen om het beste uit zichzelf te halen.”