”Cabaret in de Boeretangh” - Milleghem
"De Boeretang", (Dessel), historische hoeve waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1379. De hoeve is gelegen op luttele afstand van ... Millegem (Mol) !
Waarom “Cabaret in de Boeretangh?” In het Centrum van Milleghem, op de hoek van de Herentalsebaan en de Sint Antoniusstraat, stond eertijds een drankgelegenheid. In onze streken noemde men dergelijke lokaties een “kroeg” of een “herberg”. Volgens sommigen is de benaming “kroeg” afkomstig van het 17e eeuwse krug of kruik. Wij zullen hierna zien dat de voor de hand liggende woordverklaringen echter meestal fout zijn. Kroeg zou namelijk zijn oorsprong vinden in het Noord Hoog Duits: “krauch” namelijk “kraag” of “bocht” in de weg (in het Skandinaafs “Krog” of”Kro”). Op deze plaatsen, namelijk in de bocht van de weg, vindt men dan ook regelmatig eeuwenoude kroegen. Dit brengt ons meteen op het spoor dat oude plaatsnamen en lokatieaanduidingen alsook namen van herbergen dikwijls verband houden met visuele eigenschappen van het omgevende landschap honderden jaren geleden. Een andere benaming dan ”kroeg“ die men in onze streken aan drankgelegenheden gaf, was “herberg”. Deze benaming vindt zijn oorsprong in “her”, “heer”, “heir”, vandaar “here” en “heriberga”, met andere woorden een legerplaats of kamp (meestal een verhoogde kampplaats). Aangezien Milleghem langs een oude heirbaan ligt (de oude benaming van de Herentalsebaan was Groote Heerbaan) lijkt het aannemelijk dat het hoogste punt van de omgeving aangewezen was om er een kamp op te slaan en er later een herberg op te vestigen. De naam van deze herberg op Milleghem was: “Boeren-Tang”. De naam Boere Tangh vinden we terug op een kaart van 1686. Op de kadasterkaarten van Popp van na de Napoleontische periode vinden we ze terug met de benaming
“De Boeren-Tang”, Cabaret”.
Achter de Boeren-Tang bevondt zich de hoeve “Claessens” met uitzicht op Milleghemkerk en de “eeuwige Milleghemvelden”. (In 1844 vermeld als de hoeve genaamd “Hoeiloop”). In 1948 werd de achterliggende hoeve met aanpalende gronden verkocht en werd de hoeve afgebroken. Of de hoeve en de herberg veel vroeger één geheel uitmaakten, is niet geweten. De laatst gekende herbergier van de “Tang” was het gezin Struyf (+1899)-Govaerts(+1902), nadien werd er geen bier meer getapt. Nog tot 1946 echter werd de dorpel van de Boeretangh gebruikt als eikpunt door het Militair Cartografisch Instituut met als hoogte 13.51 m boven de zeespiegel .Vanaf 1946 werd dit merkteken verplaatst naar de kerk op 15.59 m hoogte. (1) De oorspronkelijke “Boerentang” bestaat nog steeds en is thans gelegen aan de Herentalsebaan nr 44 en 46. Oorsprong van de benaming Boerentang We kennen verschillende soorten van tangen maar een “Boerentang “ daar hadden we nog nooit van gehoord. Er zijn wel verschillende oude boerenspreekwoorden die verwijzen naar een tang. Zo bvb “een tang van een wijf”, “iets voor met geen tang aan te pakken”, “het past gelijk een tang op een varken“. Dit laatste is een contaminatie van het oorspronkelijke “het sluit (past) gelijk een tang op een varken.” Om ons te kunnen voorstellen hoe zo een “middeleeuwse tang” er dan wel uitzag, zijn we gaan kijken naar het schilderij “Spreekwoorden” van Pieter Brueghel bijgenaamd “Boerenbreughel” of “Peer den drol” van in de 16e eeuw. Na lang zoeken hebben wij dan toch een versie gevonden waarop het spreekwoord “het past als een tang op een varken” uitgebeeld wordt, met een varken dat in het midden omklemd wordt door een lange tang. Blijkbaar bestaan er verschillende bijna identieke kopieën van hetzelfde schilderij van Pieter Breughel de Oude, de meeste gemaakt door zijn zoon Pieter Brueghel de Jongere. Op de meeste schilderijen wordt het varken echter afgebeeld zonder tang en is dus het spreekwoord niet uitgebeeld. Ofwel heeft men de tang vergeten te schilderen, ofwel kende de schilderkopiist het spreekwoord niet en heeft hij daarom de tang weggelaten.
Wanneer we verder zoeken naar het gebruik van een tang bij de boeren dan zien we dat dit wel eens als wapen gebruikt wordt. In Bredero’s gedicht “Boerengezelschap” lezen wij dat in een herberg waar enkele boeren om een vrouw aan het vechten zijn iemand een klaarstaande tang neemt en ermee naar zijn tegenstanders gooit. Symen(Simon) nam de rooster, de beusem, en de tangh En wurrepse Ebbert(Eberhart), en Krelis(Kornelis) vuer de wangh Het gedicht eindigt trouwens zeer moraliserend als volgt:
“Ghy Heeren, ghy Burgers, vroom en wel gemoet, Mydt der Boeren Feesten, sy zijn selden soo soet Of 't kost yemant zijn bloet, En drinckt met mijn, een roemer Wijn, Dat is jou wel soo goet.” Maar is een Boerentang wel een ambachtelijk gebruiksvoorwerp of kan het nog iets anders zijn; Als we verder gaan zoeken in oude gedichten dan blijkt een tang dikwijls in verband te staan met een muziekinstrument. In Samuel Coster’s (1570-1655) “Boereklucht” lezen we dat met vastelavond een groepje gemaskerde en verklede mannen rondlopen en musiceren op een verroeste tang:
“Aensiet eens dese Kales bendt de vuyle druyt stofferen, Sy loopen mommen(gemaskerd) onbekendt in omgekeerde kleren, Sy spelen op een roeste tangh, En drillen opt ghebom van 't schot of rommel pot, Met berrevoetsche sangh.” De rederijker Herckman Elias (1596-1644) maakt het ons nog moeilijker waar hij schrijft:
“Dan gaetse tot vermaeck van jou, een deuntje speulen? Ja, met de tangh opt hoofd, dattet draeyt as ien meulen.” Blijkbaar raken ze er in de middeleeuwen zelf ook niet uit wijs, want Constantijn Huygens (1596-1687) spreekt in een ander gedicht over iemand die het verschil niet kent tussen een tangh en een luit.
“Ick wensch haer daer geen tangh gekent werdt uyt een Luyt” Aangezien we op deze manier niet verder geraken, zullen we de piste Boer, Tang en Varken verlaten en afsluiten met het Nederlandse nationaal drinklied dat wij bij deze opzoekingen toevallig gevonden hebben in de dichtbundel “De tang en het varken” (1917) van de Nederlandse dichter Erich Wichman (1890-1929) Ons Nederlands nationaal drinklied Wij drinken hier niet van verdriet, Nog minder van plezier; Toch drinken wij, zoals gij ziet: Er is niets anders hier! Welaan: Vervloekt! Er weent hier geen, Er heeft hier niemand vreugd: Gij hebt de oude Bols alleen Als nationale deugd. Dan raken hart of lever Genadiglijk defekt, Zo stikt in de jenever Het Hollands intellect.
De Militaire vesting te Bourtange (Nederland). Sommige benamingen gaan zeer ver terug in het verleden waardoor de voor de hand liggende woordverklaringen meestal totaal fout zijn. Dit is zeker het geval wanneer we de oorsprong van Boerentang zoeken. Misschien vinden we de oplossing bij de plaatsnaam van het Nederlandse dorp Bourtang op de grens met Duitsland. (2) Dit dorp is ontstaan in 1580 tijdens de 80-jarige oorlog (1568-1648) of de opstand van de Lage Landen tegen het Spaanse rijk onder Filips II. Groningen, dat in Spaanse (katholieke) handen was werd toen bevoorraad vanuit Westfalen via een weg op een zandrug die door het Bourtangemoeras voerde. Door het bouwen van een schans (fort) te Bourtange hoopte prins Maurits Van Oranje deze belangrijke route te blokkeren en zo ontstond het dorp Bourtange. In de loop van de eeuwen veranderde de schrijfwijze meerdere malen. Zo schrijft men: Boerentange (voor 1580), Buertangschen Heyde (1587) (benaming van het moeras rond de vesting), het Bourtang/Bourtaing (1619), Bourtang (1645), Bouretange (1650), Bourtange (1742), Boertange (1819), Bourtange (1853). (3) De tanghe waarvan sprake, was de hoge weg die door het drassige gebied liep en volgens sommigen vergelijkbaar is met de “tonge” waarvan “landtong” afkomstig is , namelijk een verheven gebied dat boven de zeespiegel uitsteekt. Ook de hoeve waarover we reeds spraken genaamd “Hoeiloop” wijst in dezelfde richting. ”Hoei“ zou namelijk afkomstig zijn van het oud-germaanse “hauha” wat “hoog” betekend en “loop” verwijst naar een waterweg of voetweg met andere woorden een “hoge weg”. Als we kijken naar de schrijfwijzen van Bourtang door de eeuwen heen dan zien we de stam “boer, bour of buer”. Bij het onstaan van de steden rond het jaar 1000 wordt voor het eerst het woord buer(boer) gebruikt als aanduiding van een plattelandsbewoner in tegenstelling tot een burger, inwoner van de “burcht”,(versterkte vesting), de latere steden. Het woord boer is afkomstig van het Duitse Bauer wat echter geen verband heeft met het bouwen of verbouwen van het land maar wel met het Westgermaanse “gabura” wat medebewoner van de dorpsgemeenschap betekende, waar “bur” staat voor een woonkern. We vinden dit ook nog terug in het Duitse Nachbar en het Engelse neighbour (zij die nabij wonen). In middeleeuwse rechtspraak vinden wij dit terug in buer, buerman, buerrecht, buerraad, zijnde de rechtspraak van de buren in tegenstelling tot het schepenenrecht, (de rechtspraak van beëdigde schepenen onder Karel V). Zo kennen wij ook buersprake, zijnde het bijeenroepen van de burgerij (door klokkengelui) om de nieuwe wetten en verordeningen te aanhoren. In de loop der tijden is gaandeweg de betekenis veranderd van “bur” oorspronkelijk als “bouwwerk”, later als “woonkern”, om dan over te gaan naar “huis” of “schuur”.
Het hoogduitse Bauer staat ook voor kooi. Interessant om weten is dat vanaf de bronstijd (2000 vC800 vC) en in de ijzertijd (800 vC – 57 vC) de oudste bewoners houten gevlochten omheiningen of kooien maakten (meestal cirkelvormig) ofwel om huisdieren binnen te houden ofwel om wilde dieren buiten te houden. Ook begraafplaatsen en heiligdommen werden op deze manier met een houten gevlochten wand omgeven en afgeschermd van de omgeving. De toponymie benaming “buer” kan er dus op wijzen dat er van in de voorchristelijke tijd te Milleghem op de plaats waar later het kerkje met zijn begraafplaats opgericht werd een omheining of een bouwwerk stond dat toen al dienst deed als een heiligdom. Het is niet geweten of er een verband is met de demon “Buer” die voorkomt in een 16e eeuwse grimoire (toverboek). Hij is één van de 72 demonen of gevallen engelen.die via toverspreuken werden opgeroepen, staande in een magische cirkel, en die ook voorkomt in het Tarot kaartspel. Buer in de betekenis van huis kennen wij vandaag nog steeds en wordt in Milleghem en omstreken nog altijd gebruikt in het woord ovenbuur of bakbuur. Dit is de oorspronkelijke benaming voor de bakovens of bakhuizen die we nog op veel plaatsen in Vlaanderen tegenkomen. Een interessante site hierover is “ Het Ovenbuur” http://users.telenet.be/jacqueline.gerniers/Het%20ovenbuur.html Tot zover de verklaring voor boeretang, namelijk: “een bouwwerk op een hoger gelegen vlakte”. Maar wat moeten wij ons inbeelden bij de aanduiding van “cabaret” voor onze landelijke Boeretang?
Cabaret: betekenis etymologie
De oorsprong van het woord cabaret is onduidelijk. Volgens een aantal auteurs komt het woord cabaret van het middelnederlandse “camret”, “cabret” “caberet”, een term ter aanduiding van een goedkope kroeg. Al in 1190 vindt men de betekenis “kleine kamer” en het woord “kamer” terug in: “chambrette, camberete, cambret, cameret, camerret”. Men vindt het ook terug in Picardië en Wallonië. In 1275 in Doornik (Tournai) spreekt men van cabaret houden (tenir cabaret). De Franse grammaticus Gilles Ménage (1613-1692) duidt op een verband met “capare-tum” wat betekent “plaats waar men eet” en ook “eten aan het spit” (manger à gaulée): xamri, capa , caparis, capara, caparetum, cabaret
Cabaret voor 1700 Wat ook de oorspronkelijke betekenis is, de meeste gezaghebbende auteurs waren het er in het verleden over eens dat een cabaret een locatie is waar men wijn of andere dranken in detail kan verkrijgen, meestal een slechte plaats, een plaats waar dronkenschap heerst! Paus Gregorius, een voormalig Romeins prefect die in 509 paus werd nadat zijn voorganger aan de pest gestorven was, waarschuwde toen reeds tegen het bezoeken van “cabarets” (4). “Bezoek aan een cabaret brengt vuile ziekten met zich mee, men kan er wel eten, maar men kan er ook al zijn bezittingen verliezen, men ruïneert er zijn gezondheid, men is er overgeleverd aan alle soorten ongeoorloofde uitspattingen, zoals buitensporige geldspelen, bedrog, vloeken, ruziemaken, achterklap, vuile praat en zatlapperij, hetgeen maakt dat in dergelijke oorden een mens geen mens meer is”. De Franse grammaticus en schrijver Gilles Ménage (1613-1692) klaagt in de 17e eeuw het misbruik aan in de “cabarets” waar men “water, alcohol en zuren mengt tot een gevaarlijke drank” (le bleu) van onbestemde kleur, geur en smaak, waar men
zeer dronken, zeer driftig, zeer brutaal en zeer moorddadig van wordt en die ongekende ziekten meebrengen waarbij de ingewanden wegteren”. In 1812 in zijn Dictionnaire Encyclopédique schrijft M.Ph. Le Bas: ”dat een cabaret is wat het altijd geweest is volgens de Dictionnaire van Furetière (1619-1688), namelijk: ”een oord waar men vervalste drank (wijn) schenkt”. Verder schrijft hij: ”In het cabaret verbergt men zijn gestolen goed, men komt er zich wassen na de moord, men komt er drinken om zich te versterken en men vindt er meisjes van plezier waar men de buit mee deelt”. Terloops verwijst hij naar een Franse wet waarin hij stelt dat de diensters in een cabaret geen enkel verhaal hebben tegenover klanten die zich vrijpostig opstellen of er misbruik van maken omdat de wet de vrouwen van dergelijke gelegenheden voor mensen van laag allooi, uitdrukkelijk niet beschermt. Nochtans beschermde de wet rond 1560 wel de reizigers (inwoners) die in dergelijke gelegenheden overnachting of verblijf zochten door te stellen dat het de uitbaters van een cabaret verboden was eten of drinken te geven aan inwonenden in hun etablissement op straffe van gevangenis. In documenten van 1718 en latere jaren vinden we wetteksten terug die nog gedurende de Franse revolutie in 1789 van kracht waren en die stellen dat de kosten van eten of drinken aan inwonenden niet konden verhaald worden voor een rechtbank. In die tijd was het op sommige plaatsen ook verboden om op zondag alcohol te schenken. Zo vinden wij nog een proces verbaal terug van 1749 waar de Police des Cabarets na de vespers, samen met de lokale priestervicaris, een herberg doorzoekt en op zolder een gezelschap vindt dat juist drankflessen wegmoffelde onder de tafel. Cabaret vanaf 1700 tot aan de opkomst van de music hall Vanaf begin 1700 zien we in Frankrijk twee ontwikkelingen ontstaan. Langs de ene kant zien we het ontstaan van de café-concerts waar rondtrekkende zangers drinkliederen maar ook actualiteit en politiek brachten, anderzijds zien we het ontstaan van privé zangverenigingen. Deze zangverenigingen ontstonden uit groepen mannen (burgers en ambtenaren) die regelmatig samen gingen eten en waar bij het einde van de avond liederen werden gezongen en korte krachtige literaire sneldichten (epigrammen) – meestal politiek - werden voorgedragen. Beide ontwikkelingen werden door de overheid nauwlettend in de gaten gehouden als zijnde onrustwekkend en potentieel politiek gevaarlijk. De rondtrekkende zangers die ongekontroleerde informatie van het ene dorp naar het andere konden overbrengen werden dan ook vanaf 1808 door Napoleon verboden. Vanaf de Franse revolutie rond 1789 zien we de opkomst van gelegenheden waar arbeiders en kunstenaars aan democratische prijzen konden eten en drinken en waar ook met zang en declamatie de politiek gehekeld werd. Bij deze laatste gelegenheden waren ook vrouwen toegelaten en ging het er soms nogal ruw aan toe. Aangezien de ambtenaren meer en meer moeilijkheden kregen met hun overheid omwille van hun politieke bedrijvigheid op de vrijdagavonden besloten een aantal groeperingen de politiek te bannen uit hun vergaderingen. Vanaf 1851 zien we de opkomst van het café-chantant met zangers acrobaten en jongleurs hetgeen later uitmondde in de music hall en het cabaret zoals we het nu kennen. Omwille van de soms vrijpostige liederen werd het café-chantant in katholieke kringen met een scheef oog bekeken. Ook bij ons ontstonden zang- en declamatiegroepen die hun bijeenkomsten hielden in de lokale herbergen en die regelmatig in opspraak kwamen zodat de lokale besturen moesten optreden tegen de zangherbergen. Zo luidt een besluit van de gemeenteraad van Emblem in 1898 als volgt:
“Overwegende dat het houden van zangherbergen (café-chantants) dikwijls onbetamelijke gezangen medebrengt die strekken tot het bederf der zeden van de jonkheid. Gezien de menigvuldige klachten over dit alles ontvangen en willende aan gemelde misbruiken een einde stellen of zoveel mogelijk voorkomen, Besluiten wij: Te rekenen vanaf Meert 1899 zullen volgende taxes geheven worden: -25 f per dag op zangherbergen (café’ chantants).” De belanghebbenden moesten 2 dagen op voorhand de gemeenteontvanger betalen en de kwitantie vertonen op het eerste verzoek van de “policie bediende”. (5) Of men ook in Ranst overgegaan is tot dergelijke maatregelen konden wij nog niet achterhalen, feit is dat in 1880 in Millegem een zangvereniging bestond met de illustere naam “Sociëteit der XXV” met als voorzitter Eg. Svoltmans dewelke vergaderde in café “Klein Milleghem” bij “Baas Keves (6).
Uit het voorgaande kunnen we opmaken dat een herberg met kwalificatie “cabaret“niet erg hoog aangeschreven werd. Welk soort van etablissement de Boeretang was op het einde van de jaren 1700 is nog moeilijk te achterhalen. Feit is dat gedurende de veldtochten van Napoleon de militairen over stafkaarten beschikten waarop de “cabaret” locaties aangeduid waren. Dat men de Milleghemse Boeretang met als vermelding ”cabaret” aanduidt, wijst toch op het belang van deze gelegenheid. We mogen niet vergeten dat Ranst een belangrijk centrum van verzet was gedurende de Boerenkrijg in 1798 tegen de Franse overheersing en dat herbergen of cabarets broeihaarden waren van verzet, reden waarom Napoleon deze gelegenheden aan banden wilde leggen. Of Napoleon ooit op Milleghem geweest is weten we niet, alleszins was hij slechts op een boogscheut van ons verwijderd toen hij in september 1811 het kasteel Ternesse te Wommelgem bezocht. Was de Boerentang een politiek gevaar waar tegenstanders van Napoleon vergaderden, was het een oord van verderf dat de soldaten moesten mijden of was het eenvoudigweg een plaats waar de soldaten eten, drinken, overnachting, en misschien ander vertier konden vinden? Wij blijven het antwoord schuldig.
Voetnoten 1. 2. 3. 4.
De Millegemvriend 9° JG 4, 22° JG 1 http://www.bourtange.nl/site/ http://www.troff.eu/Bourtange.htm Volgens Nicolas Thibaut (1737) in “De la frequentation du cabaret” uit “Prières et instructions chrétiennes.“ 5. Vereeuwigd Emblem II, René Schoonvliet blz 144 6. L. Pittoors: De Koninklijke zang- en fanfaremaatschappij “De Nachtegaal”; blz 2.