Studiehandleiding Bachelor of Cabaret Koningstheateracademie 2014-2015
Koningstheateracademie – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313 www.koningstheateracademie.nl
[email protected]
2
Inhoud 1. Onderwijsprogramma .................................................................................................................................................................................................... 3 2. Overzicht competentie -examinering .................................................................................................................................................................... 5 2.1. Competentie-examen Propedeuse leerjaar 1…………………………………………………………………………………………………………………… 6 2.2. Overgang van leerjaar 2 naar leerjaar 3.........................................................................................................................................................11 2.3. Overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4……………………………………………………………………………………………………………………14 2.4. Competentie-examen Profilering 2 leerjaar 4 (afstuderen) ..................................................................................................................18 Inleveren van opdrachten .........................................................................................................................................................................................20 Taak docenten ................................................................................................................................................................................................................20 Sancties ..............................................................................................................................................................................................................................21 Regeling verplichte voorstellingen .......................................................................................................................................................................21 5. Competentie en beoordelingen .............................................................................................................................................................................25 6. Hertentamens ..................................................................................................................................................................................................................27 7. Studentenvoorzieningen ............................................................................................................................................................................................29 8. Opleidingsexamencommissie ..................................................................................................................................................................................38 9. Lesplannen ........................................................................................................................................................................................................................40 10. Projecten .........................................................................................................................................................................................................................87 11.Zakelijke training………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….91 12.Stage, Minor, Innovatieklas en scriptie……………………………………………………………………………………………………………………… 94 13.Studiekoppelingstabel…………………………………………………………………………………………………………………………………………………96 Bijlagen: Overzicht verplichte voorstellingen studiejaar 2014 - 2015 ................................................................................................... 102 Bijlagen: POP ...................................................................................................................................................................................................................... 107 Bijlagen: PAP ...................................................................................................................................................................................................................... 108 Bijlagen: Onderwijs Examenregeling………………………………………………………………………………………………………………………………109
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
3 1. Onderwijsprogramma De competentieontwikkeling in de Academie voor Cabaret verloopt in drie fasen: de propedeutische fase (1e jaar), de verdiepingsfase (2e
jaar en 3e jaar) en de profileringsfase (4e jaar). Iedere fase wordt afgesloten met een
competentie-examen. Voor iedere fase is tevens het vereiste niveau van de competenties beschreven in een competentiematrix. De onderdelen van het programma in iedere fase zijn gericht op de eisen die / het niveau dat het afrondende competentie-examen vraagt. Programma Academie voor Cabaret Het bachelorprogramma Cabaret is gespreid over zestien onderwijsperiodes (OP1 t/m OP16). Het programma is vormgegeven met behulp van vier leerlijnen: De integrale leerlijn omvat het theateratelier en de projecten. De conceptuele leerlijn bestaat uit de ondersteunende kennisvakken. De leerlijn vaardigheden bestaat uit de kernvakken en de praktijk ondersteunende vakken. In de leerlijn persoonlijke ontwikkeling (p.o.) staat de artistieke supervisie en de studieloopbaan van de student centraal. Competenties en competentieniveaus De opleiding werkt voor de meeste competenties met drie competentieniveaus. - Niveau 1 staat voor doorstroombekwaamheid en heeft betrekking op de mate van competentiebeheersing, waardoor de student affiniteit met het beroep, de beroepsomgeving en de opleiding heeft ontwikkeld. De opleiding stelt vast of de student over voldoende niveau beschikt om door te stromen naar de postpropedeutische fase. - Niveau 2 staat voor basisbekwaamheid en heeft betrekking op een dusdanige verdieping en beheersing van de competenties, dat de opleiding de student in staat acht om zelfstandig (maar wel onder supervisie) de activiteiten van de onderscheiden competenties op basaal niveau uit te voeren in realistische beroepssituaties (bijvoorbeeld tijdens voorstellingen in kleine theaters). - Niveau 3 staat voor startbekwaamheid en geeft aan dat de opleiding de student voldoende competent acht om in het werkveld als beginnend beroepsbeoefenaar professioneel te opereren. Voor iedere competentie is een competentiekaart gemaakt. Op deze kaart staat per niveau een beschrijving van de niveaukwalificatie en de daaraan gekoppelde prestatie-indicatoren. Scholing van cabarettalent De aspirant-student die zich aanmeldt voor auditie voor de Koningstheateracademie wil cabaretier worden. Zijn basistalent kan verschillend zijn (zanger, acteur of schrijver); zijn ambitie ligt in maken en uitvoeren binnen het genre cabaret. De basis van het vierjarige traject ligt in de ongedifferentieerde scholing van het cabarettalent. Constante in de opbouw van het curriculum is het theateratelier voor autonoom theaterwerk. In deze werkplaats zoekt de kunstenaar zijn weg. Daarbij krijgt hij individuele coaching gericht op de ontwikkeling van zijn persoonlijke talent. Daaromheen zijn in de propedeutische fase en in de verdiepingsfase (jaar 2 en jaar 3) de drie kernvakken en de verschillende ondersteunende vakken gerangschikt. Het majordeel van de Koningstheateracademie kent: • Drie kernvakken: - acteren; - schrijven; - zang. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
4 • Ondersteunende praktijkvakken: - Beweging: mime - Stem: logopedie; - Improvisatietechniek, verhalen vertellen; - Instrumentale training: compositie, liedtekstinterpretatie. Daarnaast: verplicht theaterbezoek, workshops en voor- en nabesprekingen met theatermakers. De ondersteunende praktijkvakken zijn uitwerkingen van de kernvakken, aangevuld met technische vaardigheden van stem en fysiek en aan
theater
maken
gerelateerde
kennisvakken.
De
projecten
beslaan
een
belangrijk
deel
van
het
onderwijsprogramma. In de loop van de studiejaren wordt de invulling daarvan in toenemende mate door de student bepaalt. De zakelijke training vormt een belangrijk onderdeel van het lesprogramma, en loopt van basiskennis van ondernemerschap tot het maken van een eigen ondernemingsplan • Ondersteunende kennisvakken: -Repertoirekennis, filosofie, cultuurgeschiedenis, literatuurgeschiedenis, dramaturgie en solfège De scholing in de eerste twee leerjaren is nog ongedifferentieerd. De propedeutische fase en verdiepingsfase 1 (jaar 2)zijn een brede kennismaking met vele facetten van het vak en de opleiding. In de verdiepingsfase 2 (jaar 3)worden een aantal vakken geclusterd in onderwijsprojecten, zodat theorie- en praktijkvakken elkaar kunnen inspireren en er meer diepgang ontstaat. In de profileringfase 2 gaat de student zijn opleiding meer persoonlijk inkleuren. En maakt de student de keuze voor een specialisatie (zang, schrijven of acteren) in een ‘aanvraag tot afstuderen’ (presentatie) voor een commissie van kerndocenten en extern gecommitteerden tijdens het tweede competentie-examen. In de profileringsfase (jaar 4, semester 3 en 4) worden de expertise keuzevakken aangevuld met een beperkt aantal verplichte ondersteunende vakken. Deze profilering komt tot stand door aanvullende scholing op maat in technische vaardigheden en gerelateerde kennisvakken. Vanuit de gekozen expertise werken studenten aan theaterprojecten. In het tweede en derde jaar wordt ook al bescheiden de overstap gemaakt naar het werkveld. Alles is er nu op gericht dat de projecten en het eigen theatermateriaal worden getoond in kleine theaters. In het vierde jaar ligt het accent voor de student op de overgang naar de beroepssituatie. Allereerst door de keuze van een minor. De supervisor adviseert de student over een passende minorkeuze in het licht van de totale opleiding en de persoonlijke ambities van de student. De student doorloopt een halve minor (15 studiepunten) en een stage (15 studiepunten). Daarna kiest de student zijn team aan specialisten (regisseur, vormgever, afstudeerbegeleider) en gaat in repetitie voor zijn voorstelling (solo, duo, trio of ensemble). De voorstelling speelt in een kleine try-out tour langs een twintigtal theaters. Daarnaast wordt er van de studenten verwacht dat het ondernemingsplan dat zij in het vierde jaar hebben voltooid in het vierde jaar weten in te zetten, zodat ze zich duidelijk weten te positioneren als theatermaker. Tevens wordt nu van hen verwacht dat ze in een scriptie op hbo-niveau kunnen reflecteren op het vak en daarbij zelfstandig onderzoek kunnen verrichten.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
5
2. Overzicht competentie -examinering Eind eerste jaar: competentie-examen 1 (propedeuse) Einde derde jaar: competentie examen 2 (verdiepingsfase) Eindexamen: competentie examen 3 (profilering)
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
6 2.1.Competentie-examen Propedeuse leerjaar 1 Omdat we een opleidingscurriculum hebben op Hbo-niveau, ronden we ook af volgens de officiële Hbo-procedure, namelijk met competentie-examens (3). Bij een competentie-examen wordt vastgesteld welke competenties de student heeft verworven en op welk niveau. Het Competentie-examen Propedeuse leerjaar 1 (overgang leerjaar 1 naar leerjaar 2) vindt plaats op het einde van studiejaar 1. Het propedeusejaar heeft een verwijzende en selecterende functie. In de zin dat er wordt gekeken of het beeld dat is ontstaan tijdens de audities ook strookt met de dagelijkse gang van zaken. Ook voor de studenten biedt dit jaar de mogelijkheid om vast te stellen of hij/zij de opleiding aan kan, of verder zou willen volgen. Tevens verschaft het propedeusejaar inzicht in het vak en kan de student voor zichzelf bepalen of hij dit vak verder ambieert. Na de eerste evaluatie kan een student worden aangezegd. Deze aanzegging vindt plaats wanneer de student (aantoonbaar) niet voldoet aan de prestatie-indicatoren conform prestatie-indicatoren voor de vakken in het eerste half jaar. In het propedeusejaar kan de academie besluiten of de student moet stoppen met de opleiding en hij/zij krijgt, al of niet na een waarschuwing in januari, een Bindend Studie Advies (BSA). Wanneer de propedeuse behaald is, wordt dit schriftelijk vastgelegd en als zodanig gecommuniceerd aan de student. Het behalen van de propedeuse geldt als een uitspraak van vertrouwen dat de student de opleiding met goed gevolg zal voltooien. De onderdelen van het competentie-examen bestaan uit: Een portfolio waarin bewijsstukken aanwezig zijn die aantonen dat: - Alle tentamens voldoende beoordeeld zijn; - Alle praktische vakken voldoende beoordeeld zijn ( mime, logopedie); - Alle verplichte voorstellingen zijn bezocht; - Voldaan is aan de aanwezigheidsplicht (80%); - De eindpresentatie met een voldoende is beoordeeld; - De evaluaties, en POP en PAP op tijd zijn ingeleverd en inhoudelijk voldoende zijn ingevuld. Eindevaluatie Het laatste onderdeel van het competentie examen bestaat uit een eindgesprek met Anna (als artistiek directeur) en Annalin (als dramaturg). In het eindgesprek wordt kort ingegaan op de bevindingen van de docentenvergadering (tentamenresultaten) en op de evaluatie/ POP/PAP van de student. De focus van het eindgesprek ligt op de reflectie van de student op het eigen functioneren en het positioneren in het vak. Voorafgaand aan het gesprek schrijft de student een reflectie (1000 woorden) aan de hand van de volgende indicatoren: Prestatie-indicator 1.1.1:.De student kan duidelijk verwoorden wat hem inspireert en uit dat in zijn gedrag; Prestatie-indicator 4.1.1: De student kan bij zijn persoonlijke producten onderzoeksvra(a)g(en), thema’s, werkwijze, vormkeuze overtuigend verantwoorden; Prestatie-indicator 4.1.2: Hij kan bij zijn producten verwoorden hoe zij zich verhouden tot zijn persoonlijke visie;
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
7 Het eindgesprek wordt beoordeeld aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren: Prestatie-indicator 1.1.1:.De student kan duidelijk verwoorden wat hem inspireert en uit dat in zijn gedrag; Prestatie-indicator 4.1.1: De student kan bij zijn persoonlijke producten onderzoeksvra(a)g(en), thema’s, werkwijze, vormkeuze overtuigend verantwoorden; Prestatie-indicator 4.1.2: Hij kan bij zijn producten verwoorden hoe zij zich verhouden tot zijn persoonlijke visie; Prestatie-indicator 8.1.1: De student verbetert de kwaliteit van de producties door gerichte verbetering van zijn eigen inbreng; Prestatie-indicator 9.1.1: De student weet het midden te vinden tussen zijn artistieke ambities en de kwaliteitseisen die het beroep stelt; Prestatie-indicator 9.1.2: Hij laat zich daarbij raden door anderen, maar neemt zelf beslissingen; Prestatie-indicator 10.1.1: De student verdiept zich in uiteenlopende kennisgebieden die dienstbaar zijn aan theater in het algemeen en cabaret in het bijzonder, zoals kunst en literatuur, sociologie, politiek en filosofie; Prestatie-indicator 10.1.2: De student kan een actuele ontwikkelingen en vernieuwingen in de wereld van het cabaret benoemen. Als het eindgesprek met een voldoende wordt afgesloten is het competentie- examen behaald.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
8 Het schrijven van een evaluatie en POP & PAP Het schrijven van een persoonlijk ontwikkelings plan (POP) en persoonlijk plan van aanpak (PAP) gebeurt aan de hand van de competentiemodellen die zijn opgesteld per studiejaar. De student levert twee maal per jaar een evaluatie en POP & PAP in, in januari en in mei, voorafgaand aan de evaluatiegesprekken. De speerpunten van het vak theatermaken zijn de volgende competenties: - Artistieke visie - Creërend vermogen - Ambachtelijk vermogen.
Evaluatie en POP & PAP januari: De evaluatie en POP & PAP van de studieloopbaan (tot dan toe) is het eenvoudigst te beschrijven aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren (staan in de verschillende competentieblokken vermeld), onder niveau 1:
Artistieke visie: - 1:
De student kan duidelijk verwoorden wat hem inspireert en uit dat in zijn gedrag
- 4:
Hij kan desgevraagd een gefundeerde mening geven over een voorstelling
Creërend vermogen: - 1:
De student kan vanuit zijn persoonlijk engagement (lied)teksten schrijven
- 2:
De student kan vanuit zijn persoonlijk engagement verhalen vertellen
- 3:
De student geeft vorm aan zijn humoristische talent in taal, verhaal en beeld
Ambachtelijk vermogen - 1:
De student beheerst basale theatrale communicatieprincipes en toont interactie met zijn publiek;
- 2:
De student beheerst basale acteervaardigheden
- 5:
De student toont muzikale vaardigheden
- 8:
De student toont het vermogen om zijn idee/fascinatie via verbeelding om te zetten naar een helder concept.
- 9:
De student toont inzicht in theatrale vormgeving
Voor de student: Als praktische tip wordt op voorhand al meegeven dat het verhelderend kan werken wanneer je eerst je evaluatie schrijft aan de hand van de prestatie-indicatoren van niveau 1(zoals hierboven beschreven), aangezien je dan vanzelf constateert waar je nog tegen aanloopt en waar verbetering nodig is. Deze aandachtspunten kun je vervolgens omzetten als doelen in je POP en nader gaan uitdenken en toelichten. Je selecteert daarvoor een aantal van bovenstaande prestatie-indicatoren en neemt ze als uitgangspunt bij het schrijven. In je Plan van Aanpak (PAP) zet je uiteen hoe je te werk zult gaan om de prestatie-indicatoren te behalen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
9 Kort samengevat: -
De student schrijft een evaluatie aan de hand van de prestatie-indicatoren van niveau 1 (zoals hierboven beschreven)
-
Aan de hand van de resultaten uit de evaluatie maakt de student een POP, waarin hij/zij uiteenzet waar hij/zij zich de komende tijd op gaat richten aan de hand van prestatie-indicatoren uit niveau 1 (doelstellingen, verbeterpunten etcetera).
-
Vervolgens schrijft de student een PAP (Persoonlijk Actie Plan), dus hoe hij/zij denkt dit te gaan realiseren, welke stappen hij/zij daarbij gaat ondernemen en in welk tijdsbestek.
Evaluatie en POP & PAP mei: De evaluatie en POP & PAP in mei zal waarschijnlijk in het verlengde liggen van je evaluatie en POP & PAP van januari, met als kenmerkend verschil dat je de geconstateerde aandachtspunten voortkomend uit je evaluatie omzet in punten waar je op in wil gaan zetten in het komende studiejaar. Het gaat hierbij om prestatie-indicatoren uit niveau 2, omdat je de prestatie-indicatoren uit niveau 1 inmiddels hebt kunnen aftikken en hebt gereflecteerd in je evaluatie van januari. De prestatie-indicatoren uit niveau 2 waar de student zich op in kan zetten in het komende twee jaar zijn als volgt:
Artistieke visie: - 1:
De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk;
- 4:
De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere cabaretiers of
stromingen binnen het cabaret.
Creërend vermogen: - 1:
De student perfectioneert zijn teksten door doelgericht (literaire) technieken in te zetten;
- 2:
Hij biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld.
Ambachtelijk vermogen - 1:
De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek;
- 2:
De student toont aanleg voor het door hem gekozen gebied van expertise;
- 5:
De student gebruikt stilistische middelen in zijn tekst.
Voor de student: De verdiepende fase van de studie bestaat uit twee jaren: leerjaar 2 en leerjaar 3. Dat betekent dat op het einde van je propedeuse je een aantal prestatie- indicatoren uit niveau 2 kiest voor de POP waarop je als eerste wilt inzetten. Op het einde van leerjaar 2 evalueer je deze prestatie-indicatoren en ga je verder met de andere, nog te behalen prestatie-indicatoren uit niveau 2. Op het eind van leerjaar drie moeten alle prestatieindicatoren behaald zijn.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
10 Kort samengevat: -
De student schrijft een evaluatie aan de hand van de prestatie-indicatoren van niveau 1.
-
Aan de hand van de resultaten uit de evaluatie maakt de student een POP, waarin hij/zij uiteenzet waar hij/zij zich de komende tijd op gaat richten aan de hand van prestatie-indicatoren uit niveau 2 (doelstellingen, verbeterpunten etcetera).
-
Vervolgens schrijft de student een PAP (Persoonlijk Actie Plan), dus hoe hij/zij denkt dit te gaan realiseren, welke stappen hij/zij daarbij gaat ondernemen en in welk tijdsbestek.
Het bovenstaande vul je in op het bijbehorende POP/PAP- formulier.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
11 2.2. Overgang van leerjaar 2 naar leerjaar 3 Voor de overgang van jaar 2 naar jaar 3 is het nodig dat alle tweede jaarstudenten: Een portfolio hebben waarin bewijsstukken aanwezig zijn die aan tonen dat: - Alle tentamens voor het tweede leerjaar voldoende beoordeeld zijn; - Alle praktische vakken voldoende beoordeeld zijn ( mime, logopedie); - Alle verplichte voorstellingen zijn bezocht; - Voldaan is aan de aanwezigheidsplicht (80%); - De eindpresentatie met een voldoende is beoordeeld; - Evaluatie en POP/PAP inhoudelijk voldoende is ingevuld en ingeleverd. Het schrijven van een evaluatie en POP & PAP Het schrijven van een evaluatie en een persoonlijk ontwikkelings plan (POP) en persoonlijk plan van aanpak (PAP) gebeurt aan de hand van de competentiemodellen die zijn opgesteld per studiejaar. De student levert twee maal per jaar een evaluatie en POP & PAP in, in januari en in mei, voorafgaand aan de evaluatiegesprekken. De speerpunten van het vak theatermaken zijn de volgende competenties: - Artistieke visie - Creërend vermogen - Ambachtelijk vermogen. De evaluatie van de studieloopbaan (tot dan toe) wordt geschreven aan de hand van de prestatie-indicatoren (staan in de verschillende competentieblokken vermeld), die door de studenten gekozen zijn in het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) van mei uit jaar 1 uit niveau 2:
Artistieke visie: - 1:
De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk;
- 4:
De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere cabaretiers of stromingen binnen het cabaret.
Creërend vermogen: - 1:
De student perfectioneert zijn teksten door doelgericht (literaire) technieken in te zetten;
- 2:
Hij biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld.
Ambachtelijk vermogen - 1:
De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek;
- 2:
De student toont aanleg voor het door hem gekozen gebied van expertise;
- 5:
De student gebruikt stilistische middelen in zijn tekst.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
12 Voor de student: Als praktische tip kan op voorhand al meegegeven worden dat het verhelderend kan werken wanneer je eerst je evaluatie schrijft aan de hand van de prestatie-indicatoren van niveau 2 uit het POP van mei van het eerste studiejaar, aangezien je dan vanzelf constateert waar je nog tegen aanloopt en waar verbetering nodig is. Deze aandachtspunten kun je vervolgens omzetten als doelen in je POP en nader gaan uitdenken en toelichten. Let wel: je POP zal waarschijnlijk in het verlengde liggen van je evaluatie, met als kenmerkend verschil dat je de geconstateerde aandachtspunten voortkomend uit je evaluatie omzet in punten waar je je op in wilt gaan zetten in het komende studiejaar. Het gaat hierbij om prestatie-indicatoren uit niveau 2. De verdiepende fase van de studie bestaat uit twee jaren: leerjaar 2 en leerjaar 3. Dat betekent dat op het einde van je propedeuse je een aantal prestatie-indicatoren hebt gekozen uit niveau 2 waarop je je als eerste wilde inzetten (POP). Gedurende leerjaar 2 evalueer je deze prestatie-indicatoren (evaluatieverslagen), en ga je verder met de andere, nog te behalen prestatie-indicatoren uit niveau 2 (POP). Op het eind van leerjaar drie moeten alle prestatie-indicatoren (-zoals geselecteerd in de handleiding) van niveau 2 behaald zijn.
Artistieke visie: - 1:
De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk;
- 4:
De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere cabaretiers of stromingen binnen het cabaret.
Creërend vermogen: - 1:
De student perfectioneert zijn teksten door doelgericht (literaire) technieken in te zetten;
- 2:
Hij biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld.
Ambachtelijk vermogen - 1:
De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek;
- 2:
De student toont aanleg voor het door hem gekozen gebied van expertise;
- 5:
De student gebruikt stilistische middelen in zijn tekst;
Kort samengevat: -
De student schrijft twee maal een evaluatie aan de hand van de gekozen prestatie-indicatoren uit niveau 2, in januari en in mei.
-
Aan de hand van de resultaten uit de evaluaties maakt de student een POP, waarin hij/zij uiteenzet waar hij/zij zich de komende tijd op gaat richten aan de hand van prestatie-indicatoren uit niveau 2 (doelstellingen, verbeterpunten etcetera).
-
Vervolgens schrijft de student een PAP, over hoe hij/zij denkt dit te gaan realiseren, welke stappen hij/zij daarbij gaat ondernemen en in welk tijdsbestek.
Het bovenstaande vul je in op het bijbehorende POP/PAP- formulier.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
13 Eindevaluatie Het laatste onderdeel van het tweede jaar bestaat uit een eindgesprek met Anna (als artistiek directeur) en Annalin (als dramaturg). In het eindgesprek wordt kort ingegaan op de bevindingen van de docentenvergadering (tentamenresultaten) en op de evaluatie/POP&PAP van de student. De focus van het eindgesprek ligt op de reflectie van de student op het eigen functioneren en het positioneren in het vak. Voorafgaand aan het gesprek schrijft de student een reflectie (600 woorden) aan de hand van de volgende indicatoren: Prestatie-indicator 1.2.1: De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk; Prestatie-indicator 1.2.4: De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere cabaretiers of stromingen binnen het cabaret; Prestatie-indicator 4.2.1: De student kan zichzelf met zijn persoonlijke talenten, technieken en visie een plaats geven in het actuele cabaretlandschap, en dit helder verwoorden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
14 2.3 Competentie- examen 2 (overgang van leerjaar 3 naar leerjaar 4) Het tweede competentie- examen wordt afgenomen op het einde van leerjaar 3. Het competentie- examen bestaat uit het portfolio met de bewijsstukken dat: -
Aan de overgangseisen van leerjaar 2 naar leerjaar 3 is voldaan (zie boven);
-
De tentamens van leerjaar 3 voldoende zijn beoordeeld;
-
De stage naar behoren is afgerond en het stageverslag voldoende bevonden is;
-
Een ‘aanvraag tot afstuderen’ (presentatie) die het talent, voor het expertise keuzevak voldoende aantoont, beoordeelt door extern gecommitteerden en kerndocenten;
-
Een verdiepende evaluatie/POP & PAP die tijdig is ingeleverd en inhoudelijk voldoende is ingevuld.
Aanvraag tot afstuderen In het derde jaar vindt voor elke HBO-student een ‘aanvraag tot afstuderen’ plaats. Deze aanvraag bestaat uit een voorstelling van circa 25 minuten waarin de student laat zien dat hij/zij genoeg talent heeft in zijn/haar veld van expertise om over een jaar te kunnen afstuderen. De procedure is als volgt: Op de avond van de aanvraag tot afstuderen heeft de commissie vooraf een gesprek met elkaar en met de artistiek directeur van de opleiding. In dit gesprek wordt de ontwikkeling van de student toegelicht door docenten en de artistiek directeur. Vastgesteld wordt waarop de student beoordeeld moet worden: -
Expertisekeuzevak
-
Vormkeuzes daarbinnen
De commissie bezoekt vervolgens de voorstelling. Na de voorstelling trekt de commissie van vakdocenten en extern gecommitteerden zich terug voor overleg. De afstudeervoorstelling wordt beoordeeld volgens onderstaande prestatie-indicatoren. De studenten kunnen bij het gesprek gehaald worden om hun plannen voor het vierde studiejaar toe te lichten. Na afloop van het overleg wordt aangegeven of de studenten toestemming krijgen om af te studeren. De toelichting wordt samengevat in een kort verslag dat ter controle wordt voorgelegd aan de extern gecommitteerden en vakdocenten. Bij goedkeuring wordt het in het elektronische dossier van de desbetreffende studenten opgeslagen. De prestatie-indicator waaraan voldoen moet worden is: Prestatie-indicator 5.2.2: De student toont aanleg voor het door hem gekozen gebied van expertise.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
15 Het schrijven van een evaluatie en POP & PAP Het schrijven van een persoonlijk ontwikkelings plan (POP) en persoonlijk plan van aanpak (PAP) gebeurt aan de hand van de competentiemodellen die zijn opgesteld per studiejaar. De student levert twee maal per jaar een evaluatie en POP & PAP in, in januari en in mei, voorafgaand aan de evaluatiegesprekken. De speerpunten van het vak theatermaken zijn de volgende competenties: - Artistieke visie - Creërend vermogen - Ambachtelijk vermogen. De evaluatie van de studieloopbaan (tot dan toe) wordt geschreven aan de hand van de prestatie-indicatoren die door de studenten gekozen zijn uit niveau 2:
Artistieke visie: - 1:
De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk;
- 4:
De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere
cabaretiers of
stromingen binnen het cabaret.
Creërend vermogen: - 1:
De student perfectioneert zijn teksten door doelgericht (literaire) technieken in te zetten;
- 2:
Hij biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld.
Ambachtelijk vermogen - 1:
De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek;
- 2:
De student toont aanleg voor het door hem gekozen gebied van expertise;
- 5:
De student gebruikt stilistische middelen in zijn tekst.
Voor de student: -In januari schrijft de student een evaluatie aan de hand van de prestatie-indicatoren van niveau 2. Aan de hand van de resultaten uit de evaluatie maakt de student een POP, waarin hij/zij uiteenzet waar hij/zij zich de komende tijd op gaat richten aan de hand van prestatie-indicatoren uit niveau 2 (doelstellingen, verbeterpunten etcetera).Daarnaast schrijft de student een PAP (Persoonlijk Actie Plan), dus hoe hij/zij denkt dit te gaan realiseren, welke stappen hij/zij daarbij gaat ondernemen en in welk tijdsbestek. -Uit de evaluatie in mei moet blijken dat alle prestatie-indicatoren uit niveau 2 behaald zijn. In de bijbehorende
POP
wordt
ingezet
op
prestatie-indicatoren
uit
niveau
3
(-zoals
vermeld
in
de
studiehandleiding). Vervolgens schrijft de student een PAP (Persoonlijk Actie Plan), dus hoe hij/zij denkt dit te gaan realiseren, welke stappen hij/zij daarbij gaat ondernemen en in welk tijdsbestek.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
16 De student kiest bij het schrijven van de POP in mei uit de volgende prestatie-indicatoren van niveau 3:
Artistieke visie: -1: De student maakt zijn artistieke visie zichtbaar op het toneel
Creërend vermogen -1. de student kiest bij het scheppen van zijn repertoire doelbewust en eigenzinnige technieken en middelen
Ambachtelijk vermogen -2. De student brengt tijdens de voorstelling een persoonlijke en interactieve relatie tot stand met zijn publiek Kort samengevat: De verdiepende fase van de studie bestaat uit twee jaren: leerjaar 2 en leerjaar 3. Dat betekent dat je op het einde van je tweede jaar een aantal prestatie- indicatoren uit niveau 2 kiest waar je je in het derde jaar op wil inzetten. Op het einde van leerjaar 3 evalueer je deze prestatie-indicatoren uit niveau 2 in je evaluatie (-zodat je kunt aantonen dat deze indicatoren behaald zijn), en ga je je in je POP richten op prestatie-indicatoren uit niveau 3. Het bovenstaande vul je in op het bijbehorende POP/PAP- formulier Eindevaluatie Het laatste onderdeel van het derde jaar bestaat uit een eindgesprek met Anna (als artistiek directeur) en Annalin (als dramaturg). In het eindgesprek wordt kort ingegaan op de bevindingen van de docentenvergadering (tentamenresultaten) en op de evaluatie/ POP/PAP van de student. De focus van het eindgesprek ligt op de reflectie van de student op het eigen functioneren en het positioneren in het vak. Voorafgaand aan het gesprek schrijft de student een reflectie (600 woorden) aan de hand van de volgende indicatoren: Prestatie-indicator 9.2.1: De student toont inzicht te hebben in kwaliteiten van het cabaret en van cabaretiers en kan zijn eigen kwaliteiten realistisch schatten; Prestatie-indicator 10.2.1: De student kan aangeven hoe hij vanuit zijn artistieke visie denkt over actuele trends en vernieuwingen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
17
Het eindgesprek wordt beoordeeld aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren: Prestatie-indicator 1.2.1:.De student kan zich vanuit zijn artistieke visie duidelijk plaatsen in de beroepspraktijk; Prestatie-indicator 1.2.4: De student kan benoemen welke invloeden hij ondervindt of ondervonden heeft van andere cabaretiers of stromingen binnen het cabaret; Prestatie-indicator 4.2.1: De student kan zichzelf met zijn persoonlijke talenten, technieken en visie een plaats geven in het actuele cabaretlandschap, en dit helder verwoorden; Prestatie-indicator 7.2.5: De student heeft persoonlijke opvattingen over plaats en functie van cabaret in de verschillende sectoren van de samenleving; Prestatie-indicator 8.2.1: De student besteedt aantoonbaar aandacht aan zijn zwakke vakken; Prestatie-indicator 8.2.2: De student vergroot zijn kwaliteiten in zijn expertise vakken; Prestatie-indicator 9.2.1: De student toont inzicht te hebben in kwaliteiten van het cabaret en van cabaretiers en kan zijn eigen kwaliteiten realistisch inschatten; Prestatie-indicator 9.2.2: Hij kiest op grond daarvan één of meer expertisevakken; Prestatie-indicator 10.2.1: De student kan aangeven hoe hij vanuit zijn artistieke visie denkt over actuele trends en vernieuwingen. Als het eindgesprek met een voldoende wordt afgesloten is het competentie-examen behaald.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
18 2.4. Competentie-examen Profilering 2 leerjaar 4 (afstuderen) Het competentie-examen met betrekking tot het afstuderen bestaat uit een portfolio met: -
Een minor die met een voldoende is afgerond;
-
Een accuraat uitgewerkt ondernemingsplan;
-
Een scriptie die met een voldoende beoordeeld moet zijn;
-
Een eindgesprek waarin het eigen functioneren als theatermaker voldoende kan worden beargumenteerd in positie en ambitie;
Het
Een afstudeervoorstelling die met een voldoende beoordeeld moet zijn. eindgesprek
vindt
plaats
met
de
opleidingsdirecteur,
Frank
Verhallen
als
stadsprogrammeur
en
cabarethistoricus en een extern gecommitteerde uit het vak. Het eindgesprek duurt ongeveer 25 minuten, en wordt beoordeeld aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren van niveau 3: Prestatie-indicator 1.3.2: De student kan verwoorden wat zijn unieke bijdrage aan het cabaret is; Prestatie-indicator 1.3.3: De student blijft aantoonbaar voorstellingen bezoeken; Prestatie-indicator 4.3.3: De student kan een inhoudelijke bijdrage leveren in een debat met collega’s over tendensen en ontwikkelingen in het hedendaagse cabaret; Prestatie-indicator 7.3.1: De student stelt zich vanuit zijn artistieke visie en doelen op de hoogte van het werk en de ideeën van beroepsgenoten en van schrijvers en kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen en kan zich daardoor laten inspireren; Prestatie-indicator 7.3.2: De student kan kritisch reflecteren op de huidige maatschappij, kan zijn standpunt argumentief onderbouwen en bedient zich daarbij door de kennis van politieke en sociale filosofie; Prestatie-indicator 8.3.1: De student verricht aantoonbaar activiteiten die sterk gericht zijn op profilering en stelt en realiseert daarbij zijn eigen leerdoelen; Prestatie-indicator 9.3.2: De student kan in iedere fase nog aangeven wat hij nog wil/moet leren. De afstudeervoorstelling wordt beoordeeld door de eindexamencommissie in aanwezigheid van de artistiek directeur van de opleiding, bestaande uit de vakdocent van het expertisegebied en twee extern gecommitteerden uit het desbetreffende vakgebied aan de hand van prestatie-indicatoren van niveau 3. Prestatie-indicator 1.3.1: De student maakt zijn artistieke visie zichtbaar op het toneel; Prestatie-indicator 2.3.1: De studient kiest bij het scheppen van zijn repertoire doelbewust en eigenzinnige technieken en middelen; Prestatie-indicator 2.3.2: Hij ontwikkelt zijn schrijftechnieken en compositietechnieken vanuit de noodzaak van zijn persoonlijke artistieke visie; Prestatie-indicator 2.3.3: Hij bereikt met taal, verhaal, lied, beweging en beeld bij het publiek het door hem gewenste effect; Prestatie-indicator 5.3.1: De student beheerst alle aspecten van theatrale communicatie; Prestatie-indicator 5.3.2: De student brengt tijdens zijn voorstelling een persoonlijke en interactieve relatie tot stand met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.3.3: De voorstelling van de student vertoont voldoende vaktechnische kwaliteiten; Prestatie-indicator 5.3.4: De student beheerst zijn techniek zodanig dat hij in zijn voorstelling het niveau van louter ambachtelijkheid overstijgt; Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
19 Prestatie-indicator 5.3.5: De student toont grote professionaliteit op zijn gebied van expertise; Prestatie-indicator 5.3.6: De student gebruikt zijn taalarsenaal oorspronkelijk, prikkelend en verrassend en volstrekt aansluitend bij zijn artistieke en communicatieve doelen; Prestatie-indicator 5.3.7: De student verfijnt zijn theatrale performance door waar van toepassing doelgericht gebruik te maken van licht, geluid, video, multimedia, scenografie en decor-en kostuumontwerp; Prestatie-indicator 5.3.8: De student perfectioneert zijn voorstelling aantoonbaar op basis van speelervaringen; Prestatie-indicator 7.3.2: De student kan kritisch reflecteren op de huisige maatschappij, kan zijn standpunt argumentief onderbouwen en bedient zich daarbij door de kennis van politieke en sociale filosofie. De procedure voor de afstudeervoorstelling: Op de avond van het afstuderen heeft de examencommissie vooraf een gesprek met de eindregisseur van de afstuderende student. In dit gesprek wordt de ontwikkeling van de student toegelicht door de artistiek directeur. De voortgang van de ontwikkeling van het repetitieproces wordt toegelicht door de regisseur. Vastgesteld wordt waarop de student beoordeeld moet worden: -
Expertisekeuzevak
-
Vormkeuzes daarbinnen
De commissie bezoekt de voorstelling. De afstudeervoorstelling wordt beoordeeld volgens bovenstaande prestatieindicatoren. Hiervan wordt verslag gemaakt. De afstuderende student krijgt een toelichting op de beoordeling. Ten overstaan van het aanwezige publiek krijgt de student in het openbaar dezelfde toelichting en wordt het diploma uitgereikt.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
20 3. Verplichte voorstellingen, aanwezigheidsplicht, deadlines en sancties Volgens de procedure van het competentie-examen geldt voor alle studenten dat ze voor 80% bij elk vak aanwezig moeten zijn geweest. Aanwezigheid wordt door de docenten bijgehouden aan de hand van een aanwezigheidslijst. Wanneer je als student (om een geldige reden) niet aanwezig kan zijn bij een les, dien je dit te melden bij de desbetreffende docent en aan de opleiding. Wanneer je bijvoorbeeld kampt met chronische fysieke klachten, waardoor de kans groot zal zijn dat je meerdere lessen gaat missen, communiceer dit dan aan je docenten of tijdens een SLB-gesprek met Annalin. Op deze manier kunnen de docenten en de opleiding hier rekening mee houden. Wanneer je als student niet voldoet aan de aanwezigheidsplicht zul je een vervangende opdracht moeten maken. Voor elk studiejaar is een lijst met verplichte voorstellingen opgesteld. Deze dienen in het kader van repertoirekennis allemaal bezocht te worden. Mocht je om welke reden dan ook voorstellingen niet kunnen bezoeken, of wil je voorstellingen op andere locaties gaan zien, overleg dit van tevoren met de artistiek directeur. Voor het bezoeken van verplichte voorstellingen en het inleveren van bijbehorende verslagen staan 2 studiepunten. Te weinig voorstellingen bezoeken en (-daarmee samenhangend) te weinig reflecties inleveren betekent simpelweg geen studiepunten. Inleveren van opdrachten Per in te leveren opdracht is een deadline vastgesteld. Iedereen krijgt daardoor evenveel tijd om een opdracht in te leveren en de docent kan alle stukken objectief in een korte periode beoordelen. Indien het voor een student door omstandigheden niet mogelijk is om de deadline te halen, kan hij/zij bij de directeur een schriftelijk verzoek tot uitstel aanvragen. De student geeft in het verzoek aan wat de reden voor uitstelaanvraag is. Iedere student heeft het recht om (bij rechtvaardige redenen) drie weken uitstel te gebruiken. Vanaf één dag vertraging telt dit als een week uitstel. Een student kan dus maximaal voor één opdracht drie weken uitstel gebruiken of maximaal voor drie opdrachten één week uitstel. Na drie weken uitstel is het maximaal te behalen cijfer voor de opdracht waarbij de totale termijn van drie weken wordt overschreden een zes. Indien een student de beoordeling betwist, kan hij schriftelijk aangeven dat hij niet akkoord gaat met het cijfer. De directeur beslist of de klacht terecht is en organiseert een tweede beoordeling via een andere docent. Het resultaat is dan het hoogste cijfer. Taak docenten De opgaven voor de schriftelijke tentamens, de wijze van beoordelen en de standaarduitwerkingen dienen ten minste twee weken voordat het examen plaatsvindt te worden aangeleverd bij de directieassistent. De resultaten van het examen dient zo snel mogelijk schriftelijk aan de studenten en de directieassistent te worden bekendgemaakt. De termijn mag nooit langer zijn dan twee weken nadat het examen heeft plaatsgevonden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
21
Sancties -
Te laat komen: betekent geen deelname aan de lessen!;
-
Niet voorbereid: betekent eveneens geen deelname aan de lessen;
-
Wanneer de student te veel lessen heeft gemist of te weinig inzet heeft getoond volgt een tijdelijke schorsing, met daarna een gesprek met opleidingsdirecteur waarin de student zich moet verklaren en/of verantwoorden;
-
Deadline is deadline: te laat ingeleverd is onvoldoende! Wanneer niet alles op tijd is ingeleverd of voldoende is beoordeeld, kan een student niet overgaan of wordt hem/haar verdere toegang tot het Hbotraject ontzegd.
Regeling verplichte voorstellingen
In jaar 1,2 en 3 leveren de studenten binnen een week na elke verplichte voorstelling een reflectiemodel in. De reflectie dient een omvang te hebben van minimaal 500 woorden. Je maakt in je motivatie gebruik van de dramaturgische handvaten (-zoals de 5 D-vragen). Reflectiemodel: NAAM STUDENT:
_____________________________________
LEERJAAR:
_____________________________________
DATUM RAPPORTAGE:
_____________________________________
Titel voorstelling:
_______________________________________________________________
Bespeler(s):
_______________________________________________________________
Genre:
_______________________________________________________________
Datum voorstelling:
_______________________________________________________________
Locatie:
_______________________________________________________________
Waardering:
1
Motivatie:
_______________________________________________________________
2
3
4
5
6
7
8
_______________________________________________________________ _______________________________________________________________ Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
9
10
22 4. Schrijfregels en essayvoorwaarden Voor de opleiding zul je regelmatig een tekst moeten schrijven: portfolioteksten, essays voor literatuurgeschiedenis, repertoirekennis of cultuurgeschiedenis, en een scriptie. Voor al die schrijfproducten hanteren we op de KTA vaste regels. 1. Opmaak, spelling & verzorging
Lever teksten getypt en leesbaar geprint aan wanneer daar om gevraagd wordt.
Let op je spelling en voorkom (werkwoord)spelfouten. Zoek lastige woorden op, bijvoorbeeld op woordenlijst.org. Daar staan ook grammaticale regels uitgelegd. Als je tekst meer dan twee spelfouten bevat, kun je de tekst ongelezen terugkrijgen en wordt je gevraagd de tekst binnen enkele dagen gecorrigeerd in te leveren. Let vooral op d/t-fouten bij werkwoorden.
Let op je interpunctie: elke zin moet eindigen met een punt, elke zin beginnen met een punt. Zet komma’s, dubbele punten etc. alleen op de plaatsen waar ze horen.
Schrijf in complete alinea’s. Zet een ‘enter’ wanneer je een nieuw onderwerp aansnijdt of een ander argument gaat behandelen. Laat het begin van de nieuwe regel één tab inspringen.
Gebruik eventueel vetgedrukte tussenkopjes, vooral bij een langer stuk.
Gebruik liefst lettertype Times New Roman, lettergrootte 12, regelafstand 1,5.
Zet je naam boven of onder de opdracht.
2. Zinsbouw en alinea’s
Schakel niet alles aan elkaar met komma’s, vooral niet meerdere hoofdzinnen. Een hoofdzin is een ‘complete’ zin die voor zijn betekenis niet afhankelijk is van een andere zin: ‘Dit heb ik bij Biesheuvel gelezen.’ Twee hoofdzinnen schakel je over het algemeen niet aan elkaar met komma’s. Dus niet: ‘Dit heb ik bij Biesheuvel gelezen, ik vind hem een goede schrijver, het was de eerste keer dat ik iets van hem las’, maar ‘Dit heb ik bij Biesheuvel gelezen. Ik vind hem een goede schrijver. Het was de eerste keer dat ik iets van hem las.’ Ook puntkomma’s zijn handig bij het schakelen van hoofdzinnen. Een voorbeeld: ‘Het verhaal komt realistisch over; dit komt door verschillende stijlmiddelen die hij heeft gebruikt.’
Bijzinnen zet je juist wel met een komma vast aan de bijbehorende hoofdzin. Voorbeeld: ‘Biesheuvels verhaal heeft me gegrepen, omdat het veel realistische aspecten bevatte.’ En dus niet: ‘Biesheuvels verhaal heeft me gegrepen. Omdat het veel realistische aspecten bevatte.’ Wanneer je voegwoorden als omdat, want etc. gebruikt worden, zet je dus juist wel een komma neer.
Een alinea is een informatie-eenheid die liefst niet te lang mag zijn, maar ook niet te kort. Begin dus niet elke zin op een nieuwe regel, maar plak ook niet al je zinnen aan elkaar.
3. Citaten en literatuurlijst
Verwijzen naar een citaat uit een tekst doe je met aanhalingstekens om het citaat heen en door het paginanummer te geven. Het citaat hoeft niet schuin of dikgedrukt. Voorbeeld: ‘Ik voer u eerst mee naar een grote foto achter glas in een zwarte lijst die boven mijn bed hangt.’ (p. 31) Als je een citaat in een zin verwerkt, kun je het citaat ook tussen haakjes zetten én natuurlijk tussen aanhalingstekens. Een voorbeeld:
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
23 Biesheuvel neemt de lezer als het ware bij de hand (‘Ik voer u eerst mee naar een grote foto achter glas in een zwarte lijst die boven mijn bed hangt’, p. 31) en wijst de lezer aan waarnaar hij moet kijken.
Citaten hoef je bij het woordenaantal van een essay niet mee te tellen.
Als je een bron gebruikt, zet die dan onderaan onder het kopje ‘Literatuurlijst’. De juiste volgorde is: naam en voorletter van de auteur, titel boek in cursief, uitgeverij en jaar. Bij een artikel zet je de naam van het artikel tussen aanhalingstekens en de boektitel of tijdschrifttitel in cursief. Als je naar een website verwijst, zet de url er dan duidelijk bij. Vier voorbeelden: [Boek:] Kuipers, G. Goede humor, slechte smaak. Nederlanders over moppen. Boom 2001. [Artikel in tijdschrift:] Kuipers, G. ‘Een grap om een ander is soms ook best fijn’. In: Opzij, jaargang 35 (2007), nummer 3, p. 28-30. [Artikel in boek:] Kuipers, G. ‘De rol van gekleurde acteurs in Nederlandse televisiehumor’. In: Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (redactie), Kunsten in beweging 1900-1980. SDU Uitgevers, 2003. [online stuk] [zonder auteur], ‘De Ali Cyaankali van de Nederlandse kleinkunst’. In: de Volkskrant, 3 januari 2011. Link: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/1787700/2011/01/03/De-AliCyaankali-van-de-Nederlandse-kleinkunst.dhtml
Eisen essayopdrachten 1. Het schrijven van een essay * Een ‘essay’ is een beschouwend of soms betogend stuk van enige omvang, waarin een auteur zijn/haar persoonlijke visie op een bepaalde zaak geeft en in verband brengt met informatie die hij/zij gevonden heeft. * Zorg er dus voor dat je essay een verhaal is, geen puntsgewijze opsomming van impressies. Schrijf complete Nederlandse zinnen. * Denk aan het persoonlijke element: geef een eigen visie op de voorstelling, de tekst, het boek waarover je iets moet schrijven. * Maar vergeet het informatieve/beschouwde aspect ook niet. Een essay is nooit alleen maar persoonlijk van toon; je wilt ook iets overbrengen op de lezer en moet daarvoor helder en met kennis van zaken putten uit informatie. * Je doelpubliek is niet de docent van de cursus, maar een ‘geïnteresseerde leek’: iemand die je niet álles hoeft uit te leggen, maar die de cursus niet heeft gevolgd. Je kunt dus niet uitgaan van veel voorkennis over de cabaretier/de auteur/de tekst waarover je gaat schrijven. * Meer informatie over hoe je een essay schrijft vind je hier: http://educatie-enschool.infonu.nl/studievaardigheden/49188-een-overtuigend-essay-betoog-schrijven.html. 2. Aanpak * Wees concreet. Gebruik altijd voorbeelden of citaten om je beweringen te ondersteunen. Voeg voetnoten toe om verwijzingen (ook naar andere informatiebronnen) in je tekst op te nemen. * Wees precies. Doe niet al te algemene of onnauwkeurige uitspraken wanneer je ze niet kunt onderbouwen of beargumenteren. * Wees genuanceerd. Probeer de dingen die je beschrijft niet eenzijdig of plat op te schrijven, maar heb oog voor tegenargumenten en de zwakke plekken in je eigen betoog. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
24 3. Woordenaantal * Houd je aan het woordenaantal dat je voor een essay wordt opgegeven. Je mag er iets boven of onder zitten, maar niet meer dan 20 procent (dus bij een opdracht van 1000 woorden: minimaal 800, maximaal 1200). * Citaten hoef je niet bij het woordenaantal van je essay op te tellen. Schrijf ze dan ook uit en geef niet alleen maar de begin- en eindwoorden van een citaat. * Als je stuk te lang of te kort is, heeft dat consequenties voor je beoordeling
4. Afwerking * Houd je aan de regels voor opmaak, spelling & verzorging, zinsbouw & alineaopbouw en citaten & literatuurlijst zoals die te vinden zijn in de schrijfregels van de opleiding. * Als je tekst meer dan twee spelfouten bevat, kun je de tekst ongelezen terugkrijgen en vragen we je de tekst binnen enkele dagen gecorrigeerd in te leveren. * Zet je naam en het vak boven iedere opdracht, en vermeld duidelijk om welke opdracht het gaat 5. Voldoende/onvoldoende * Als een tekst inhoudelijk, stilistisch of qua algemene afwerking onder de maat is, krijg je hem terug met eventuele relevante kritiekpunten erbij. Je krijgt dan de kans om de opdracht over te doen. * Deze herkansingsmogelijkheid geldt voor alle onderdelen waarvoor je een beoordeling krijgt, dus ook voor tussenopdrachten (maar niet voor schrijfoefeningen waarvoor je geen cijfer krijgt).
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
25
5. Competentie en beoordelingen Voor elk vak zijn er per competentie, prestatie- indicatoren gemaakt op drie niveaus. Aan de hand van de prestatieindicatoren kan worden beoordeeld of de competentie is behaald. De docent dient bij iedere prestatie-indicator de beoordeling te vermelden en de algehele beoordeling toe te lichten middels een korte evaluatie. Tot aan het competentie-examen kunnen de volgende beoordelingen gehanteerd worden: -
Onvoldoende
-
Matig
-
Voldoende
-
Goed
Voor het competentie-examen (eindevaluaties) dienen de volgende beoordelingen gehanteerd te worden: -
Onvoldoende
-
Voldoende
-
Goed
Graag onder elke beoordeling het gemiddelde van de algehele beoordeling vermelden. Naast de verschillende prestatie-indicatoren dient ook het volgende getentamineerd te worden, aan de hand van de beoordelingen onvoldoende, voldoende, goed:
-
Discipline
-
Inzet / aanwezigheid
-
Voorbereiding
De student dient voor elk vak een voldoende behaald te hebben voor de overgang naar het volgende studiejaar, in zowel de eerste als de tweede tentamenperiode Dit geldt met uitzondering van het vak Theateratelier: voor dit vak dient gemiddeld een voldoende te worden gehaald.
Beoordelingen
Beoordelingen in november: Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met ‘Goed’ worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Goed, tenzij de overige gedragsindicatoren allemaal met onvoldoende/ matig beoordeeld zijn. Dan is het eindoordeel: Voldoende; Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met ‘Voldoende’ worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Voldoende; Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met ‘Onvoldoende’ worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Onvoldoende, tenzij de overige gedragsindicatoren met Goed worden beoordeeld. Dan wordt de eindbeoordeling: Voldoende. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
26 In de beoordelingen van november mag nog Matig gegeven worden. Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met een Matig worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Matig, tenzij de overige gedragsindicatoren met Goed worden beoordeeld. Dan is de eindbeoordeling: Voldoende; In het geval dat de beoordeling van de prestatie indicatoren voor een evenredig gedeelte met goed/ voldoende, voldoende/ matig, matig/ onvoldoende worden beoordeeld, zijn de categorieën discipline, inzet en voorbereiding doorslaggevend voor het eindoordeel. In de toelichting van de beoordeling wordt dit dan beargumenteerd.
Beoordelingen in mei: Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met Goed worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Goed, tenzij de overige gedragsindicatoren allemaal met onvoldoende beoordeeld zijn. Dan is het eindoordeel: Voldoende; Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met Voldoende worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Voldoende; Als de gedragsindicatoren voor meer dan de helft met Onvoldoende worden beoordeeld is de eindbeoordeling: Onvoldoende, tenzij de overige gedragsindicatoren met Goed worden beoordeeld. Dan wordt de eindbeoordeling: Voldoende. In het geval dat de beoordeling van de prestatie indicatoren voor een evenredig gedeelte met goed/voldoende, voldoende/onvoldoende worden beoordeeld, zijn de categorieën discipline, inzet en voorbereiding doorslaggevend voor het eindoordeel. In de toelichting van de beoordeling wordt dit dan beargumenteerd.
Aanwezigheidsplicht De categorie Aanwezigheid wordt losgekoppeld van Inzet. Bij aanwezigheid wordt vermeld of de student voldoende aanwezig was. (80%) De Toelichting De toelichting van de beoordeling bestaat uit twee gedeeltes. Deel 1. De argumentatie van de beoordeling van de diverse gedragsindicatoren. Deel 2: een algemene evaluaties met daarin aandacht voor ontwikkeling en perspectief van de student binnen dit vak. Beide gedeeltes kunnen kort en krachtig zijn.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
27
6. Hertentamens Op jaarbasis vinden er twee hertentamenperiodes plaats. De hertentamenperiodes vinden plaats in de laatste week van januari en de eerste week van september. Wanneer een student het tentamen van een kennisvak of praktisch ondersteunend vak na twee keer niet gehaald heeft, dient hij/zij het vak opnieuw te volgen. Voor het afstuderen dienen alle vakken behaald te zijn. Voor de kernvakken kan eveneens twee keer per jaar een hertentamen gedaan worden. De kernvakken dienen aan het eind van het jaar met een voldoende te zijn afgesloten, anders kan de student niet overgaan naar het volgende studiejaar. Een hertentamen voor theateratelier is mogelijk, wanneer er duidelijke omstandigheden zijn geweest waarom een student niet optimaal heeft kunnen presteren. Deze omstandigheden worden allereerst besproken in de docentenvergadering. Daar wordt ook besloten of er een mogelijkheid tot hertentamen wordt geboden. Hertentamenvormen Kernvakken Zang: Wanneer is gebleken dat de student onvoldoende heeft gepresteerd op het tentamen of niet is staat is gebleken om, door ziekte of andere geldige reden, deel te nemen aan het tentamen, mag deze tijdens de hertentamenweek een hertentamen doen. De student krijgt, wanneer hieraan deelgenomen, commentaar over zijn voorgaande tentamen en zal proberen de kritieken positief om te zetten tijdens het hertentamen. Ook bestaat er de mogelijkheid om van de docenten een opdracht te krijgen welke de student zal moeten uitvoeren op het hertentamen. Acteurstraining: Wanneer is gebleken dat de student onvoldoende heeft gepresteerd op het tentamen of niet is staat is gebleken om, door ziekte of andere geldige reden, deel te nemen aan het tentamen, mag deze tijdens een hertentamenweek een hertentamen doen. De student krijgt, wanneer hieraan deelgenomen, commentaar over zijn voorgaande tentamen en zal proberen de kritieken positief om te zetten tijdens het hertentamen. Schrijven: het hertentamen voor het vak schrijven heeft de vorm van een creatieve schrijfopdracht, aangereikt door de docent. Kennisvakken Literatuurgeschiedenis: Een hertentamen is mogelijk voor de tweede opdracht. Het bestaat uit een nieuwe tentamenvraag over hetzelfde boek dat ze al besproken hebben, waarbij een nieuw aspect van het boek moet worden uitgelicht. De docent geeft feedback op de eerste versie, zodat hij kan laten zien wat er niet goed ging en hoe de student het voor de tweede keer kan verbeteren. Voor het vak dramaturgie kunnen verschillende onderdelen herkanst worden. Hertentamenmogelijkheden eerste jaar: -
Onderzoeksconcept: wanneer onvoldoende bevonden, kan daarvoor eenmalig een nieuwe reflectie
-
Onderzoek en presentatie onderzoeksresultaten. Wanneer één of meerdere onderdelen onvoldoende zijn
ingeleverd worden in de eerste hertentamenperiode bevonden kan daar eenmalig een hertentamen voor plaatsvinden in de tweede hertentamenperiode Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
28 -
Het vak dramaturgie staat, in het tweede en derde jaar, in het teken van vormonderzoek en zelfonderzoek. Dat proces wordt gedurende het hele jaar getoetst. Daarnaast schrijft de student een verdiepend procesevaluatie. Repertoirekennis: Er is één schriftelijk theorietentamen mogelijk als hertentamen. Het hertentamen vindt plaats in de tweede hertentamenperiode.
Ondersteunende praktische vakken Mime: Voor het vak mime is er alleen een hertentamen mogelijk
in het tweede jaar, gezien de
compositieopdrachten. Daarbij dienen twee eigen compositieopdrachten uitgevoerd te worden, waarvan tenminste één solo-uitvoering (een zogeheten mimografie). Compositie: Wanneer een student aan het eind van het eerste semester te weinig liedjes/opdrachten heeft voltooid, dient er een hertentamen gedaan te worden in de vorm van een vervangende opdracht. Liedtekstinterpretatie: Voor het vak liedinterpretatie kan eenmalig een hertentamen worden afgenomen. Dit alleen als de student inzet en groei heeft getoond in de lessen maar dat dit niet tot uiting komt tijdens het tentamen of als de student wegens gezondheidsklachten niet in staat is het tentamen te zingen. Het hertentamen zal in de tweede hertentamenperiode plaatsvinden en wordt afgenomen met een pianist en de liedinterpretatie docent. Solfège:
Voor
het
vak
solfège
kan
eenmalig
een
hertentamen
worden
afgenomen
in
de
tweede
hertentamenperiode, in eenzelfde vorm als het reguliere tentamen. Bezwaar en beroep De student kan binnen 10 werkdagen, na het bekendmaken van de uitslag, bezwaar aantekenen tegen de beoordeling van de tentamens/examens en stage werkstukken bij de directieassistent. Wanneer er sprake is van een gegronde klacht, wordt deze voorgelegd aan de artistiek directeur.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
29 7. Studentenvoorzieningen Studieloopbaanbegeleider/vertrouwenspersoon De studieloopbaanbegeleider behartigt de belangen van studenten en heeft taken in het kader van de studentenbegeleiding. Studenten die problemen ondervinden tijdens de studie – ook als deze voortkomen uit bepaalde
persoonlijke
omstandigheden-
kunnen
zich
voor
advies
en
begeleiding
wenden
tot
de
studieloopbaanbegeleider/vertrouwenspersoon van de opleiding. Onderwerpen waar de studieloopbaanbegeleider zich mee bezighoudt zijn onder andere: studievoortgang, studieonderbreking, problemen in de persoonlijke sfeer, bezwaar- en beroepsprocedures. De studieloopbaanbegeleider fungeert tevens als vertrouwenspersoon. Soms wil je dingen bespreken die vertrouwelijk zijn. Bijvoorbeeld als je te maken krijgt met ongewenst gedrag of wanneer je persoonlijke problemen hebt. Afhankelijk van je probleem kun je terecht bij de studieloopbaanbegeleider/vertrouwenspersoon. Wanneer is er sprake van ongewenst gedrag? Als je te maken hebt met ongewenst gedrag door een medestudent, een docent of andere medewerkers van onze opleiding. Dat ongewenste gedrag kan zijn; lichamelijke aanrakingen, discriminerende opmerkingen, flauwe of grove opmerkingen of zelfs agressieve en seksuele intimidatie. Maar ook als je te maken krijgt met ongewenst gedrag op de stageplaats of bij projecten. Wanneer ga je naar de studieloopbaanbegeleider/vertrouwenspersoon? Als je te maken krijgt met bijvoorbeeld: -
studieonderbreking
-
studievertraging; o.a. door overmacht en/of bijzondere omstandigheden
-
studiekeuze problematiek
-
financiële problemen
-
problemen in de persoonlijke sfeer
-
functiebeperking of chronische ziekte
-
vragen over studiefinanciering
-
bezwaar- en beroepsprocedures
Vertrouwelijkheid In beide situaties is jouw privacy gewaarborgd en zijn gesprekken strikt vertrouwelijk. De Studenten Informatie Balie van Avans Avans Hogeschool heeft op iedere locatie een Studenten Informatie Balie. Hier kan men terecht met alle vragen omtrent studies en stages in het buitenland.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
30
Artistieke supervisie, studieloopbaanbegeleiding en studievoortgang Het onderwijsproces en het leerproces van de student worden zo optimaal mogelijk op elkaar afgestemd. In de opleiding gebeurt dat in de vorm van studieloopbaanbegeleiding en artistieke supervisie. Studieloopbaanbegeleiding onderscheidt zich door een kleinschalige aanpak met aandacht voor de individuele student en een sterk accent op de ontwikkeling van de studieloopbaan waarbinnen de student zijn eigen weg uitstippelt door bewust gebruik te maken van de geboden keuzemogelijkheden en die aanwendt voor de eigen profilering. Binnen studieloopbaanbegeleiding onderscheiden we: tudie als geheel en algemene studieverloop en studievoortgang.
baanbegeleiding waarin het toekomstige beroep centraal staat. Binnen studieloopbaanbegeleiding wordt individueel en klassikaal gewerkt. Er wordt een portfoliosysteem gebruikt, een persoonlijk dossier dat zicht geeft op de groei van de ontwikkeling van de competenties die nodig zijn voor het beroep. De begeleiding is zowel gericht op de inhoud (het verwerven van de competenties) als op het proces (het vergroten van de zelfstandigheid). Persoonlijke ontwikkelplannen worden uitgewerkt in concrete acties en er is veel aandacht voor feedback. Het doel van de studieloopbaanbegeleiding in de opleiding is dat de student door regelmatige en systematische reflectie in toenemende mate greep krijgt op de ontwikkeling van zijn studievoortgang en de ontwikkeling van de competenties die nodig zijn voor het beroep van cabaretier. In het begin van de opleiding is de studieloopbaanbegeleiding intensief en naarmate de studie vordert wordt de intensiteit van de begeleiding teruggebracht. In de propedeuse heeft de student tweemaal per onderwijsperiode een groepsbijeenkomst van een tot twee uur (acht keer op jaarbasis) en daarnaast heeft hij twee keer per periode een individueel gesprek van dertig minuten (acht keer op jaarbasis). Naast de vaste afspraken is het mogelijk om gedurende het schooljaar SLB-gesprekken aan te vragen. Afspraken voor SLB–gesprekken kunnen gemaakt worden met de studieloopbaanbegeleider/ vertrouwenspersoon Annalin. In de SLB-gesprekken is ook ruimte voor de student om persoonlijke problemen te bespreken. De vertrouwelijke informatie wordt door de studieloopbaanbegeleider gedocumenteerd en zal vanzelfsprekend tussen haar en de student blijven. De opleiding hecht belang aan het goed in kaart brengen van de studievoortgang. Overzichten hiervan zijn voor docent en student direct digitaal toegankelijk. Er moet sprake zijn van optimale registratie van studievoortgang en een daarbij horend systeem van informatievoorziening. Artistieke supervisie De artistieke supervisie richt zich op de persoonlijke artistieke stellingname van de student ten aanzien van actuele thema’s, maatschappelijke ontwikkelingen etc. en de daaruit voortkomende vormonderzoeken. Ook de reflectie daarop is van belang. De artistieke begeleiding vindt in de eerste twee jaar wekelijks, klassikaal plaats. In latere jaren wordt deze artistieke supervisie steeds directer toegespitst op de persoonlijke artistieke ontwikkeling van de student naar het vak van cabaretier. De artistieke supervisie gebeurt o.l.v. de directeur van de opleiding of door de dramaturg van de opleiding.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
31 Opzet studieloopbaanbegeleiding Vormgeven aan je studieloopbaan, je ontwikkelen en competent worden doe je in alles wat je tijdens de opleiding (en eventueel daarbuiten) onderneemt. De leerlijn SLB is een overkoepelende leerlijn en loopt parallel aan jouw competentieontwikkeling en ondersteunt deze ontwikkeling. Het is de leerlijn waarin je expliciet stilstaat bij wie je bent, wat je kan en wat je wilt. Waarin je leert reflecteren op je studieloopbaan (beeldvorming en betekenisgeving) en waarbij je leert deze studieloopbaan zelf vorm te geven (koersbepaling). SLB beweegt mee met de toenemende zelfsturing in de opleiding. SLB is in leerjaar 1 en 2 sterk vertegenwoordigd in het studieprogramma. In leerjaar 3 krijgen de studenten binnen het lesprogramma meer keuzemogelijkheden en meer zelfstandigheid. Dit zie je ook terug aan de SLB-gesprekken, die in mindere mate een ondersteunende functie bekleden, maar zich meer beroept op de mate van zelfstandigheid en initiatiefneming van de studenten. Individuele SLB-gesprekken Vooraf aan het tweede individuele SLB-gesprek (na de eerste evaluatieronde), schrijft de student een uitgebreid POP, waarin hij / zij de afgelopen periode evalueert en ontwikkeldoelen en acties formuleert voor de volgende periode. De SLB-er kan in ieders ontwikkelingsportfolio kijken en zal dit steekproefsgewijs doen ter ondersteuning van een ieders POP. Het SLB-gesprek is een gesprek over de voortgang van de studieloopbaan. Samen met de SLBer wordt gekeken naar de afgelopen periode, worden knelpunten en leerwensen besproken, en wordt er vooruit gekeken naar de komende periode. Na afloop van het gesprek stelt de student de POP eventueel bij.
Doel Het individuele SLB-gesprek is een gesprek over de voortgang van de studieloopbaan. Samen met de SLB-er kijkt de student terug naar de afgelopen periode, worden knelpunten en leerwensen besproken, en wordt er vooruit gekeken naar de komende periode. Het gesprek is zowel een beoordelingsmoment als een coaching moment. Naast het beoordelen of de student voldoende ‘studieloopbaancompetent’ is, gaat de SLB-er namelijk ook met de student op zoek naar zijn / haar persoonlijke kwaliteiten en waarden die van belang zijn voor het werkveld. En hoe je kansen voor jezelf kunt creëren om je verder te ontwikkelen.
Afspraak maken De studieloopbaanbegeleider neemt het initiatief om met de student een afspraak te maken voor dit gesprek. Daarnaast is er de mogelijkheid om zelf afspraken met de studieloopbaanbegeleider in te plannen.
Input gesprek Input voor de gesprekken zijn de POP en portfolio. De student autoriseert de studieloopbaanbegeleider om in de portfolio te kijken.
Opbouw gesprek 1.
Vaststellen agendapunten. Zowel de student als de studieloopbaanbegeleider brengen agendapunten in;
2.
Bespreking agendapunten;
3.
POP;
4.
Beoordeling, afspraken en afsluiting.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
32 POP en portfolio In de SLB-leerlijn heeft de student twee belangrijke instrumenten tot zijn / haar beschikking om de studieloopbaan inzichtelijk te maken en richting te geven, namelijk het ontwikkelingsportfolio en de POP. Beide zullen in de SLBgroep bijeenkomsten regelmatig onderwerp van gesprek zijn. In het uitgebreide POP staan een groot aantal competenties en vaardigheden genoemd, waaraan actief gewerkt zal worden. Indicatoren studieloopbaan
Kwaliteitenreflectie Bewustwording van vaardigheden, eigenschappen en competenties en de vertaling naar mogelijkheden dit te gebruiken voor de eigen ontwikkeling. Voor de student: Ik laat zien dat ik mijn ervaringen in mijn opleiding en feedback van anderen gebruik om te
ontdekken waar ik goed in ben. Ik laat zien dat ik op basis van de beroepscompetenties mijn persoonlijke kwaliteiten achterhaal door te reflecteren op ervaringen binnen en buiten de school en door feedback te vragen aan beroepsfunctionarissen. Motievenreflectie Onderzoeken en bewust worden van wensen en waarden die van belang zijn voor de loopbaan. Wat is nodig om prettig te kunnen functioneren. Voor de student: Ik laat zien dat ik mijn ervaringen in de opleiding gebruik om te ontdekken wat ik leuk en
interessant vind op school, door er zelf bij stil te staan en er over te praten met anderen. Werkexploratie Onderzoeken van eisen en waarden binnen het werk, zoektocht naar werkzaamheden die aansluiten bij persoonlijke waarden en kwaliteiten. Voor de student: Ik laat zien dat ik mij een beeld vorm van het werk waarvoor ik leer, door me te oriënteren op de
inhoud van het werk, de eisen die het aan mij stelt, en de mogelijke leeractiviteiten. Loopbaansturing Planning en beïnvloeding van leren en werken. Het maken van weloverwogen keuzes en acties om werk en leren beter te laten aansluiten bij kwaliteiten en motieven. Voor de student: Ik laat zien dat ik mijn leerproces kan sturen door op basis van mijn kwaliteiten en interesses en
beelden van werk, doelen te stellen. Ik laat zien dat ik plannen en keuzes in mijn leerproces baseer op mijn toekomstwensen, mijn kwaliteiten en mijn waarden en dat ik de begeleiding die ik hiervoor nodig heb, zelf organiseer. Netwerken Contacten opbouwen en onderhouden gericht op de loopbaanontwikkeling. Voor de student: Ik laat zien hoe mijn netwerk er nu uitziet (kwantitatief en kwalitatief), en hoe ik mijn netwerk
uitbreid door en voor mijn werk. Ik laat zien dat ik mijn netwerk uitbreid met mensen uit mijn werkveld en dat ik met hen een regelmatig en betekenisvol contact onderhoud. Ik laat zien dat ik mijn
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
33 netwerk uitbreid met mensen die van belang zijn voor mijn huidige en toekomstige loopbaan en dat ik ook iets voor hen kan betekenen1 Bijzondere voorzieningen voor studenten met een functiebeperking Voor studenten die een lichamelijke/psychische functiebeperking, een chronische ziekte/aandoening of dyslexie hebben en hiermee tijdens de studie geconfronteerd worden waardoor studievertraging kan ontstaan. In de Wet Gelijke Behandeling (WGB) zijn op grond van handicap of chronische ziekte je rechten geregeld. Deze wet is van toepassing op de gehele studie, dus ook op stages en buitenschoolse activiteiten die onderdeel van het curriculum zijn. De kern van de wet (art. 2 en 6) is: 1.
het verbod op het maken van direct en indirect onderscheid op grond van een werkelijke of vermeende handicap of chronische ziekte;
2.
de inspanningsverplichting van de opleiding tot het verrichten van doeltreffende aanpassingen naar behoefte.
De Wet Gelijke Behandeling verplicht de opleiding maatwerk te leveren aan studenten met een functiebeperking. Wanneer een student denkt dat zijn/haar functiestoornis of ziekte gevolgen zal hebben voor de studievoortgang of wanneer er vragen zijn op genoemde terreinen, kan contact worden opgenomen met de studieloopbaanbegeleider/ vertrouwenspersoon. Dit dient ruim voor aanvang van de opleiding te gebeuren. De studieloopbaanbegeleider/ vertrouwenspersoon kan in een gesprek -eventueel samen met de opleiding- bekijken welke mogelijkheden en beperkingen er voor de student kunnen zijn. Waarom is zo’n gesprek noodzakelijk? Dit zogenaamde ‘intake’-gesprek begint met de inventarisatie van de aard en de ernst van de functiebeperking of ziekte (een medische of dyslexieverklaring is vereist). Daarna inventariseert de studieloopbaanbegeleider/ vertrouwenspersoon samen met de student welke belemmeringen worden verwacht
en
wat
de
ervaringen
waren
tijdens
voorgaande
opleidingen.
Tot
slot
bespreekt
de
studieloopbaanbegeleider/vertrouwenspersoon welke speciale regelingen van belang kunnen zijn en welke aanpassingen, hulpmiddelen en begeleidingsmogelijkheden kunnen helpen. Deze inventarisatie wordt voorgelegd aan de academiedirectie van de opleiding. De academiedirectie besluit of, en zo ja, hoe de gewenste voorzieningen en aanpassingen van het studieprogramma gehonoreerd worden. Eventueel wordt een advies gegeven over de haalbaarheid van de opleiding. Dat advies is niet bindend en als de student voldoet aan de toelatingseisen van de opleiding kan inschrijving niet geweigerd worden op grond van de functiebeperking.
1
Onderzoek door Erica Diks, juli 2007 Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
34
Studievoortgang De resultaten van toetsen worden geregistreerd onder verantwoordelijkheid van de opleiding in een registratiesysteem. In het eerste jaar van de propedeuse ontvangt de student twee keer per jaar een bericht over zijn studievoortgang (heeft onder meer betrekking op ontwikkeling als theatermaker) op dat moment. In de propedeuse is de indicatie van het eerste voortgangsbericht gekoppeld aan de criteria van het voorlopige studieadvies dat aan het eind van het eerste jaar wordt uitgebracht. Na een competentie-examen worden studiepunten toegekend voor die competenties die de student heeft aangetoond. De registratie van studiepunten geschiedt onder verantwoordelijkheid van de opleiding. Na deelname aan een competentie-examen ontvangt de student een overzicht met de behaalde studiepunten.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
35 Klachtenregeling HBO-variant Waarover kan een student een klacht, beroep of bezwaar indienen? Opleidingsspecifieke klachten Als de student van mening is dat wij tekort zijn geschoten in onze dienstverlening en Avans+ of de opleiding niet aan de verwachting van de student heeft voldaan, willen we ons uiteraard inspannen om het op te lossen. De student kan een klacht, beroep of bezwaar melden bij het opleidingsmanagement van zijn/haar opleiding. Wij vernemen graag de mening van de student en kijken hoe we hem/haar zo snel mogelijk een passende oplossing kunnen bieden. Na ontvangst van de klacht, beroep of bezwaar ontvangt de student binnen zeven werkdagen een bevestiging van het opleidingsmanagement waarin ook het vervolg van de procedure wordt geschetst. Examenklachten Op een klacht, beroep of bezwaar m.b.t. examens, papers, toetsen en eindopdrachten is het Onderwijs- en Examenreglement van de opleiding van toepassing. Dit reglement heeft de student bij aanvang van de opleiding ontvangen en kan te allen tijde opgevraagd worden bij het opleidingsmanagement van de opleiding. Mocht de route via het Onderwijs- en Examenreglement geen passende oplossing bieden, dan kan de student schriftelijk een bezwaar indienen bij de voorzitter van de Centrale Examencommissie, de heer L.M.W. de Bie. Na ontvangst van het bezwaar ontvangt de student binnen zeven werkdagen een bevestiging. Overige klachten Indien de student een klacht heeft van andere aard dan hierboven genoemd wil indienen of wanneer de eerder ingediende klacht niet naar tevredenheid is opgelost, dan kan de student gebruik maken van onderstaande klachtenregeling. Hoe wordt een klacht ingediend? Een klacht kan schriftelijk ingediend worden bij Avans+, t.a.v.de heer C.P.A.C. Toebosch, algemeen directeur. Adresgegevens: Avans+ T.a.v. Dhr. C.P.A.C. Toebosch Antwoordnummer 13000 4800 VE BREDA Voor een adequate behandeling dient de student in ieder geval het volgende op te nemen: een omschrijving van de klacht; de naam van de persoon en de afdeling op wie de klacht betrekking heeft; de datum waarop de gedraging waar de klacht over gaat heeft plaatsgevonden; kopieën van stukken die van belang zijn voor uw klacht; naam en adres van de student; handtekening van de student en de datum van ondertekening.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
36 Probeer zo volledig en helder mogelijk te zijn bij het omschrijven en motiveren van de klacht om een correcte afhandeling te bespoedigen. Afhandeling van de klacht De klacht van de student wordt door de algemeen directeur van Avans+ in behandeling genomen en altijd vertrouwelijk behandeld. Na ontvangst van uw brief ontvangt de student binnen zeven werkdagen een bevestiging. De medewerker op wie de klacht betrekking heeft, ontvangt een afschrift van uw klachtenbrief. Ook heeft hij/zij het recht mondeling en/of schriftelijk zijn/haar oordeel over de klacht te geven. De algemeen directeur legt zijn oordeel aan de student voor. Dit oordeel bevat een verslag van het eventuele horen van de student en de betrokken medewerker, de bevindingen en het advies. De student heeft vervolgens twee weken de tijd om hierop te reageren. Nadat we de reactie van de student hebben ontvangen, wordt de student door de algemeen directeur schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek, de definitieve beslissing op de klacht en de eventuele conclusies die eraan zijn verbonden. Dit gebeurt binnen zes weken na ontvangst van de klachtenbrief. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. In dat geval ontvangt de student daarvan bericht. Niet in behandeling nemen van de klacht. In sommige gevallen wordt de klacht niet behandeld. Dat is het geval als: de algemeen directeur de klacht al eerder heeft behandeld en een uitspraak heeft gedaan; de klacht later dan drie maanden na de gedraging of het voorval wordt ingediend; het belang of de ernst van de gedraging waarover de klacht gaat kennelijk onvoldoende is. Als de klacht van de student niet in behandeling wordt genomen, ontvangt de student daarvan binnen zeven werkdagen na ontvangst van de klachtenbrief schriftelijk en gemotiveerd bericht. Registratie van de klacht Alle klachten worden geregistreerd, waarbij de persoonlijke gegevens van de student vertrouwelijk worden behandeld.
Klachtenregeling overige opleidingen Waarover kan een student een klacht, beroep of bezwaar indienen? Opleidingsspecifieke klachten Als de student van mening is dat wij tekort zijn geschoten in onze dienstverlening of de opleiding niet aan de verwachting van de student heeft voldaan, willen we ons uiteraard inspannen om het op te lossen. De student kan een klacht, beroep of bezwaar melden bij het opleidingsmanagement van zijn/haar opleiding. Wij vernemen graag de mening van de student en kijken hoe we hem/haar zo snel mogelijk een passende oplossing kunnen bieden. Na ontvangst van de klacht, beroep of bezwaar ontvangt de student binnen zeven werkdagen een bevestiging van het opleidingsmanagement
waarin
ook
het
vervolg
van
de
procedure
wordt
geschetst.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
Als
student
en
37 opleidingsmanagement er samen niet uitkomen, kan de student zich wenden tot Mr. Jean van Zinnicq Bergmann, onafhankelijk lid. Hoe wordt een klacht ingediend? Voor een adequate behandeling dient de student in ieder geval het volgende op te nemen: een omschrijving van de klacht; de naam van de persoon en de afdeling op wie de klacht betrekking heeft; de datum waarop de gedraging waar de klacht over gaat heeft plaatsgevonden; kopieën van stukken die van belang zijn voor uw klacht; naam en adres van de student; handtekening van de student en de datum van ondertekening.
Probeer zo volledig en helder mogelijk te zijn bij het omschrijven en motiveren van de klacht om een correcte afhandeling te bespoedigen. Afhandeling van de klacht De klacht van de student wordt door Mr. J. van Zinnicq Bergmann in behandeling genomen en altijd vertrouwelijk behandeld. Na ontvangst van uw brief ontvangt de student binnen zeven werkdagen een bevestiging. De medewerker op wie de klacht betrekking heeft, ontvangt een afschrift van uw klachtenbrief. Ook heeft hij/zij het recht mondeling en/of schriftelijk zijn/haar oordeel over de klacht te geven. Mr. J. van Zinnicq Bergmann legt zijn oordeel aan de student voor. Dit oordeel bevat een verslag van het eventuele horen van de student en de betrokken medewerker, de bevindingen en het advies. De student heeft vervolgens twee weken de tijd om hierop te reageren. Nadat we de reactie van de student hebben ontvangen, wordt de student door Mr. J. Van Zinnicq Bergmann schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek, de definitieve beslissing op de klacht en de eventuele conclusies die eraan zijn verbonden. Dit gebeurt binnen zes weken na ontvangst van de klachtenbrief. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. In dat geval ontvangt de student daarvan bericht. Niet in behandeling nemen van de klacht. In sommige gevallen wordt de klacht niet behandeld. Dat is het geval als: Mr. J. van Zinnicq Bergmann de klacht al eerder heeft behandeld en een uitspraak heeft gedaan; de klacht later dan drie maanden na de gedraging of het voorval wordt ingediend; het belang of de ernst van de gedraging waarover de klacht gaat kennelijk onvoldoende is. Als de klacht van de student niet in behandeling wordt genomen, ontvangt de student daarvan binnen zeven werkdagen na ontvangst van de klachtenbrief schriftelijk en gemotiveerd bericht. Registratie van de klacht Alle klachten worden geregistreerd, waarbij de persoonlijke gegevens van de student vertrouwelijk worden behandeld. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
38
8. Opleidingsexamencommissie De opleidingsexamencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs-en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad (artikel 7.12). Het instellingsbestuur stelt de opleidingsexamencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de opleidingsexamencommissie voldoende wordt gewaarborgd (artikel 7.12a). Vaststellen gewenst eindniveau De opleidingsexamencommissie draagt de verantwoordelijkheid voor de vaststelling of een student het gewenste eindniveau heeft bereikt: De opleidingsexamencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs-en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Uitreiken getuigschrift (diploma) Daarnaast heeft de opleidingsexamencommissie tot taak het getuigschrift (diploma) uit te reiken. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de opleidingsexamencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat het instellingsbestuur heeft verklaard dat aan de procedurele eisen voor de afgifte is voldaan. Verlenen van de graad Het instellingsbestuur is verantwoordelijk voor de verlening van de graad: Het instellingsbestuur verleent de graad Bachelor aan degene die met goed gevolg het afsluitend examen van een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs heeft afgelegd. De opleidingsexamencommissie stelt vast of het eindniveau voldoende is om een graad te verlenen en heeft bovendien tot taak het getuigschrift uit te reiken (“de graadverlening door het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 7.10a WHW, wordt hierbij gemandateerd aan de voorzitter van de examencommissie”). Profielschets opleidingsexamencommissie De opleidingsexamencommissie als geheel heeft kennis van: *De WHW (De Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschap) *De volledige OER (onderwijs Examen Regeling) *Toetsing *Het werkveld *Het vakgebied van de opleiding cabaret *Het opleiden in het vakgebied van de opleiding cabaret *Het competentieprofiel van de opleiding cabaret *De Dublindescriptoren en hoe deze geoperationaliseerd zijn in de opleiding
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
39 Leden van de opleidingsexamencommissie handelen volgens de volgende principes: *Ze zijn fair *Ze leggen verantwoording af *Ze beogen maximale transparantie te geven Leden van de opleidingsexamencommissie: *Houden toezicht op de kwaliteit van de examens en op het eindniveau *Denken en handelen binnen juridische kaders *Houden rekening met accreditatiekaders *Houden rekening met de belangen van de student *Wegen het belang van de student af tegen het belang van de organisatie Examencommissieleden: Ludo de Bie, voorzitter Rogier Kappen, docent Annelies Herfst, docent Anna Uitde Haag, secretaris
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
40
9. Lesplannen
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
41 Lesplan Theateratelier Docent 1e jaar: Annelies Herfst (regisseur) Docenten 2e/3e jaar: Anemoon Langenhoff (regisseur), Minou Bosua (regisseur), Annalin van Putten (dramaturg) Het vak Theateratelier vormt de spil van de opleiding. In deze cabaretwerkplaats voor autonoom theaterwerk wordt vraaggericht onderwijs aangeboden. Studenten worden ondersteund in hun onderzoek, kritisch bevraagd op hun keuzes en gestimuleerd en geïnspireerd door ervaren regisseurs en theatermakers. Aanvankelijk worden studenten begeleid door regisseurs die vakmatig de bodem leggen qua conceptueel denken en het bijbrengen van de technische vaardigheden om persoonlijk en maatschappelijk engagement om te zetten in cabaretmateriaal. Lesplan 1e jaar Introductie in het vak theatermaken. In de eerste lessen beginnen we met improvisatie en spel opdrachten en een introductie van het vak theateratelier. De docent maakt van alle studenten en een inventarisatie van de intenties en artistieke achtergronden naar aanleiding van een aantal vragen. Er volgen in les 2 en 3 opdrachten om 5 minuten materiaal maken voor de volgende theateratelier les. Dit materiaal heeft een gemeenschappelijk thema per week. Deze maakopdracht zijn samenwerkopdrachten met minimaal 2 personen. In het theateratelier 1e jaar behandelen we de volgende vragen, opdrachten en methodes -Wat is een theaterconcept en hoe kan deze ontwikkeld worden?. -De 5 W’s: wie, wat, waar, waarom en wanneer? -De 5 minuten methode - snel keuzes maken in duo’s en trio’s. Naar aanleiding van het interviewen van elkaar kom je tot materiaal. Vervolgens maak je samen een presentatie. -Dobbelsteen methode - theaterelementen samenvoegen. Van vorm naar inhoud. Een solo maken in een half uur. -Speedwriting. -Spelopdrachten binnen de les. Direct maken en presenteren van korte maak opdrachten. Zowel solo, duo als groepjes. -Presenteren van je eigen verhalen. In week 5 beginnen we met de voorbereiding voor presentatie in de tentamenweek. Deze presentatie is samenwerkingsopdracht met een gezamenlijk gekozen onderwerp of idee. Presentatie voorbereiden vanuit vrije keuze In jaar 2 zal de student zijn theatraal onderzoek naar vorm en inhoud bij aanvang vastleggen in een persoonlijk ontwikkelplan en een plan van aanpak. Daarbij wordt uitgegaan van de vaardigheid om binnen een helder concept van thema en vraagstelling doelgericht te kiezen voor stijlmiddelen en expertise onderzoek. Het hele tweede leerjaar staat in het teken van vormonderzoek naar te kiezen expertise, voortgaand onderzoek naar fascinatie en de te ontwikkelen stijlmiddelen. Reflectie achteraf en doelgerichte aanpak vooraf wordt begeleidt door de vaste regisseurs en dramaturg. De student heeft de keuze uit 3 vakdocenten die hem/haar, in het artistieke maakproces ondersteunen. De keuze om te werken vanuit een dramaturgisch concept, vanuit improvisatie op de vloer of vanuit maak opdrachten wordt bepaald door de student zelf. Ook een combinatie van docenten is mogelijk. De eerste Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
42 theateratelier-presentatie van het derde leerjaar wordt ingezet om het talent aan te tonen in het expertise keuzevak. In het vervolg van het derde leerjaar wordt actief ingezet op vormonderzoek binnen het expertisekeuzevak (acteur, zanger, tekstschrijver). De beperking van de keuze dwingt de maker tot vormonderzoek binnen zijn keuze. In jaar vier ontwikkelt de cabaretier langzaam zijn eigen handtekening. Binnen het expertisekeuzevak tekent zich de ambachtelijkheid en eigenheid af gevormd door vaktraining, smaakontwikkeling, vormonderzoek en artistieke visie op het vak. In het vierde jaar werkt de student met een eindregisseur uit het werkveld. Binnen een theatertour (Lammerentoer) ontwikkelt de cabaretier zijn theatrale communicatie met het publiek.
Beoordeling Presentaties Theateratelier De theateratelier- presentaties worden driemaal per jaar getoond. De eerstejaars studenten presenteren 10 minuten, de tweedejaars 12 minuten, de derdejaars 15 minuten en vierdejaars 20 minuten aan eigen materiaal. Elke maakperiode duurt ongeveer 9 weken. In de eerste twee periodes ontwikkelt de student nieuw materiaal. De laatste periode staat voor de combinatie van verdieping en aanscherping van uitgeprobeerd theatermateriaal. De beoordeling door de begeleidende vakdocent wordt aangevuld met de op–en/of aanmerkingen van de collega– docenten theateratelier. Het tonen van het theatermateriaal gebeurt eerst in de beschermde omgeving van het eigen theater van de Academie voor Cabaret, en vervolgens ook voor andere organisaties en kleine theaters. De vierdejaars spelen hun voorstelling in De Lammerentoer: een kleine try-outtour met meerdere (roulerende) vierdejaars op één avond langs een twintigtal kleine theaters. Jaar 1 Prestatie-indicator 2.1.2: De student kan vanuit zijn persoonlijk engagement verhalen vertellen; Prestatie-indicator 2.1.3: De student geeft vorm aan zijn humoristisch talent in taal, verhaal en beeld; Prestatie-indicator 5.1.1: De student beheerst basale theatrale communicatieprincipes en toont interactie met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.1.2: De student beheerst basale acteer- en bewegingsvaardigheden; Prestatie-indicator 5.1.8: De student toont het vermogen om zijn idee/fascinatie via verbeelding om te zetten naar een helder concept; Prestatie-indicator 5.1.9: De student toont inzicht in theatrale vormgeving. Jaar 2 Prestatie- indicator 2.2.2: De student biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld; Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.6: De student gebruikt een doordacht gecomponeerde mix van theatrale (tekst)vormen; Prestatie-indicator 5.2.7: De student toont een niet- talige theatrale vormgeving die de inhoud versterkt; Prestatie-indicator 5.2.9: De student toont inzicht en vaardigheid in de verschillende vormen van humor, ironie en satire; Prestatie-indicator 7.2.1: De student kan in zijn product een breed publiek aan zich binden door het creëren van herkenbare algemeen menselijke en maatschappelijke referentiekaders.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
43 Jaar 3 Prestatie- indicator 2.2.2: De student biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld; Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.6: De student gebruikt een doordacht gecomponeerde mix van theatrale (tekst)vormen; Prestatie-indicator 5.2.7: De student toont een niet- talige theatrale vormgeving die de inhoud versterkt; Prestatie-indicator 5.2.9: De student toont inzicht en vaardigheid in de verschillende vormen van humor, ironie en satire; Prestatie-indicator 7.2.1: De student kan in zijn product een breed publiek aan zich binden door het creëren van herkenbare algemeen menselijke en maatschappelijke referentiekaders; Prestatie-indicator 8.2.2: De student vergroot zijn kwaliteiten in zijn expertise vakken. Jaar 4 Prestatie-indicator 2.3.1: De student kiest bij het scheppen van zijn repertoire doelbewust en eigenzinnige technieken en middelen; Prestatie-indicator 2.3.2: Hij ontwikkelt zijn schrijftechnieken en compositietechnieken vanuit de noodzaak van zijn persoonlijke artistieke visie; Prestatie-indicator 5.3.1: De student beheerst alle aspecten van theatrale communicatie; Prestatie-indicator 5.3.2: De student brengt tijdens de voorstelling een persoonlijke en interactieve relatie tot stand met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.3.3: De voorstelling van de student vertoont voldoende vaktechnische kwaliteiten; Prestatie-indicator 5.3.6: De student gebruikt zijn taalarsenaal oorspronkelijk, prikkelend en verrassend en volstrekt aansluitend bij zijn artistieke en communicatieve doelen; Prestatie-indicator 5.3.7: de student verfijnt zijn theatrale performance door waar van toepassing doelgericht gebruik te maken van licht, geluid, video, multimedia, scenografie en decor-en kostuumontwerp; Prestatie-indicator 5.3.8: De student perfectioneert zijn voorstelling aantoonbaar op basis van speelervaringen; Prestatie-indicator 9.3.1: De student weet zijn artistiek handelen te evalueren en zonder afbreuk te doen aan zijn authenticiteit zo nodig beter af te stemmen op de eisen van beroepsgenoten, opdrachtgevers en publiek.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
44 Lesplan Acteurstraining Jaar 1 In dit blok acteurstraining wordt specifiek gewerkt vanuit impulstraining. Het trainen van het temperament van de acteur. Zowel vanuit beweging als tekst. Waarachtig handelen en te zijn met wat er is in iedere situatie. Uitgesplitst in 3 onderdelen.
1.Een fysieke opwarming van lijf en stem waarin reageren op elkaar en het volgen van iedere impuls centraal staat. Het vol emotioneel leven van ieder moment.
2.De staan oefening en blinddoek oefening waarin de acteur niet tot nauwelijks tekst heeft maar zich verhoudt tot tegenspeler/ of publiek en nauwkeurig iedere reactie kan volgen en kan emotioneel aanwezig kan blijven en reageren.
3.Het werken met tekst. Monoloog/ dialoog. Naast beweging en stem bestaande tekst gebruiken om op speelse manier tot samenspel te komen. Jaar 1: Prestatie-indicator 5.1.1: De student beheerst basale theatrale communicatieprincipes en toont interactie met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.1.2: De student beheerst basale acteer en bewegingsvaardigheden; Prestatie-indicator 5.1.13: De student kan technische schakelen tussen vertellen en spelen binnen het episch repertoiretoneel. Jaar 2 In het tweede jaar wordt doorgewerkt aan het verder ontwikkelen van impulstraining. De acteur wordt gevoeliger en genuanceerder in zijn/ haar tegenspel. De verworvenheden vanuit de impulstrainingen worden omgezet in acteurstechnieken die worden ingezet in bestaand toneelrepertoire. In het tweede leerjaar wordt verder gewerkt aan acteurstechnieken aan de hand van scene materiaal uit Augustus Oklahoma. We zullen voornamelijk werken in koppels. Centraal staat: -Kennis van script en achtergrond. -Scene analyse: waar speelt de scene zich af, wat is de ontwikkeling in de scene, wat is de betekenis van de scene voor het stuk. Personage analyse: wie ben ik, waar kom ik vandaan wat is mijn doel en wat / wie zijn mijn obstakels? Daarnaast ligt de nadruk op tekstanalyse en de technische vertaling hiervan voor de acteur. Tekstbehandeling, tekstkleuring, tempo en natuurlijk ritme en opbouw van de scene.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
45 Tentamen: openbare presentatie van de scenes Huiswerk: stuk lezen, zelf repeteren en uit het hoofd leren van scene. Jaar 2/3: Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.13: De student kan via tekstinterpretatie en verbeelding op een adequate manier transformeren naar een toneelpersonage. Jaar 3 De studenten werken in het derde jaar vanuit de toneeltekst. In het eerste blok wordt gewerkt met een komedie, in het tweede blok staat de hedendaagse tragedie centraal. Gewerkt wordt aan rolopbouw, scene-exploratie vanuit de tekst en al improviserend. De vormgeving van beide toneelteksten ontstaat al improviserend. Reproductievermogen en discipline van werken staan in deze blokken centraal. Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.13: De student kan via tekstinterpretatie en verbeelding op een adequate manier transformeren naar een toneelpersonage;
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
46
Schrijven Docent: Michiel Lieuwma Jaar 1/2 Inhoud De student leert aan de hand van oefeningen en de bespreking ervan de basisprincipes van het schrijven van dialogen voor theater. De student schrijft, herschrijft en bespreekt werk van zichzelf en anderen en vergroot, verdiept en ontwikkelt zijn dramatisch besef. Werkwijze Tijdens de les en als huiswerk worden aan de hand van opdrachten korte theatrale, dramatische en/of humoristische scènes geschreven. De verschillende versies worden in de werkgroep onder leiding van de docent besproken. Naar aanleiding van de bespreking worden de teksten van week tot week herschreven. Toegewerkt wordt naar een optimaal effect van de scene, als ook uiteindelijk de scènes onderling. Leerdoelen -
De student kan zelfstandig komen tot materiaal;
-
De student is in staat scènes een groot dramatisch en/of theatraal effect te geven;
-
De student is in staat kritisch te kijken naar zijn eigen werk en m.b.v. aanwijzingen de tekst te herschrijven en verder te ontwikkelen;
-
De student heeft begrip van de elementen waaruit dialogen zijn opgebouwd (personages, thematiek, taal, ruimte, tijd, handeling) en is in staat deze bewust in te zetten;
-
De student leert elementen als contrast, ritme en spanningsboog in teksten te herkennen en toe te passen.
Huiswerk Wekelijks schrijven en/of herschrijven van eigen materiaal. Toetsing -
Aanwezigheid.
-
Participatie in de les.
-
Kwaliteit en kwantiteit van huiswerkopdrachten.
-
Eindopdracht.
De vaardigheden worden getoetst in wekelijkse opdrachten. Deze opdrachten kunnen eventueel onderdeel zijn van een omvangrijker project of programma waar de student aan werkt. Als tentamen leveren de leerlingen hun opdrachten van de voorafgaande lesperiode in bij de docent. Het materiaal wordt beoordeeld aan de hand van de competenties/ gedragsindicatoren voor het vak schrijven. De docent omschrijft in een korte evaluatie welke inhoudelijke en technische aspecten de student nog laat liggen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
47 Jaar 3 In de eerste les formuleert de student een werkbaar plan met betrekking tot het schrijven van teksten voor zijn eigen praktijk. Het plan mag klein of groot zijn, vaag of concreet, breed of juist heel specifiek, toegepast op datgene waar hij in zijn ontwikkeling mee bezig is en waar zijn interesses liggen, of juist iets heel anders, ter verbreding, iets waar een bijzondere nieuwsgierigheid naar uitgaat. De enige voorwaarde is dat het op enigerlei wijze te maken heeft met (het creërende/creatieve aspect van) schrijven. In negen weken werken we, klassikaal en individueel, aan de concretisering van dit zelf opgelegde plan. JAAR 4 (optioneel) In de eerste les formuleert de student een werkbaar plan met betrekking tot het schrijven van teksten voor zijn eigen praktijk. Dat mag geheel zijn toegepast op het plan van afstuderen, of er helemaal van afwijken. Het plan mag klein of groot zijn, vaag of concreet, breed of juist heel specifiek, toegepast op datgene waar hij in zijn ontwikkeling mee bezig is en waar zijn interesses liggen, of juist iets heel anders, ter verbreding, iets waar een bijzondere nieuwsgierigheid naar uitgaat. De enige voorwaarde is dat het op enigerlei wijze te maken heeft met (het creërende/creatieve aspect van) schrijven. In negen weken werken we, klassikaal en individueel, aan de concretisering van dit zelf opgelegde plan. Jaar 1 Prestatie-indicator 2.1.1: De student kan vanuit zijn persoonlijk engagement (lied) teksten schrijven; Prestatie-indicator 2.1.3: De student geeft vorm aan zijn humoristisch talent in taal, verhaal en beeld; Prestatie-indicator 5.1.11: De student kent en herkent een basaal arsenaal van literaire schrijftechnieken en talige compositietechnieken. Jaar 2/3 Prestatie-indicator 2.2.1: De student perfectioneert zijn teksten door doelgericht (literaire) technieken in te zetten; Prestatie-indicator 2.2.2: De student biedt in zijn materiaal anderen toegang om door te dringen in zijn persoonlijke verbeeldingswereld; Prestatie-indicator 5.2.5: De student gebruikt stilistische middelen in zijn teksten; Prestatie-indicator 5.2.6: De student gebruikt een doordacht gecomponeerde mix van theatrale (tekst) vormen; Prestatie-indicator 5.2.9: De student toont inzicht en vaardigheden in de verschillende vormen van humor, ironie en satire; Prestatie-indicator 5.2.10: De student kent en herkent een breed arsenaal van literaire schrijftechnieken en talige compositietechnieken.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
48
Lesplan Zang Docenten: Eliane Feijen en Bertram van Alphen Jaar 1 Lesprogramma De zangles zal elke week eenzelfde opbouw hebben. Beginnend met het gezamenlijk opwarmen van de stem en lijf middels techniek oefeningen. Daarna krijgt elke student individuele begeleiding. Voor dit laatste deel wordt er gebruik gemaakt van een door de docent gekozen lied waarbij de stem tot optimale ontwikkeling kan komen. Hierbij zal elke student persoonlijke aandacht krijgen en wordt er gewerkt naar het niveau van de student. Elke student krijgt wekelijks anderhalf uur groepsles zoals hierboven beschreven. De student die de HBO-variant doet, krijgt wekelijks twee maal anderhalf uur groepsles. Toetsing Tijdens het eerste tentamen zal er worden gekeken of en in welke mate de student de techniek kan toepassen die in de les is behandeld. De student zal zeer persoonlijk worden beoordeeld aangezien het instapniveau en talent van elke student verschillend is, in aanwezigheid van de opleidingsdirecteur. De docenten zullen in januari van elk jaar de liederen bepalen die de studenten gaan zingen op het eindtentamen. Dit zal in overleg zijn met de student. Het tentamen zang zal niet gecombineerd worden met liedtekstinterpretatie in het gehele eerste jaar. Ook kan de student zelf liederen aandragen, maar zal dat moeten overleggen met de docenten. Het uiteindelijke besluit zal worden genomen door de docenten. Tentamenstof: op een tentamen zingt de student in overleg met de docent een lied waaraan is gewerkt in de les. Huiswerkmateriaal Van de student wordt verwacht dat hij/zij: -
minimaal 3 keer 45 minuten zal studeren thuis of op de academie. Hij/zij repeteert hierin de techniekoefeningen welke zijn aangereikt in de les. Ook werkt de student zelfstandig aan zijn of haar lied en probeert hierbij de techniek te integreren welke is behandeld in de les;
-
de les opneemt op een voicerecorder/dictafoon zodat de student zichzelf terug kan luisteren;
-
een zangdagboek bijhoudt waarin de student opschrijft waar hij/zij moeite mee heeft, maar ook om de progressie te kunnen waarnemen. Dit door middel van de opgenomen zangles.
Jaar 2 Lesprogramma De zangles zal elke week eenzelfde opbouw hebben. Beginnend met het gezamenlijk opwarmen van de stem en lijf middels techniek oefeningen. Daarna krijgt elke student individuele begeleiding. Voor dit laatste deel wordt er gebruik gemaakt van een door de docent gekozen lied waarbij de stem tot optimale ontwikkeling kan komen. Hierbij zal elke student persoonlijke aandacht krijgen en wordt er gewerkt naar het niveau van de student. Elke student krijgt wekelijks anderhalf uur groepsles zoals hierboven beschreven. De student die de HBO-variant doet, krijgt wekelijks twee maal anderhalf uur groepsles.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
49 Toetsing Tijdens het eerste tentamen zal er worden gekeken of en in welke mate de student de techniek kan toepassen die in de les is behandeld. De student zal zeer persoonlijk worden beoordeeld gezien de verschillende zangniveau’s van de studenten, in aanwezigheid van de opleidingsdirecteur. De docenten liedtekstinterpretatie en zang zullen in januari van elk jaar de liederen bepalen, die de studenten gaan zingen op het gecombineerde eindtentamen. Dit zal in overleg zijn met de student. Ook kan de student zelf liederen aandragen, maar deze zal dat moeten overleggen met de docenten. Het uiteindelijke besluit zal worden genomen door de docenten. Het afsluitende tentamen wordt gepresenteerd in een theatrale vorm waarbij alle hierboven genoemde disciplines samenkomen. Tentamenstof Op een tentamen zingt de student in overleg met de docent een lied waaraan is gewerkt in de les. Huiswerkmateriaal Van de student wordt verwacht dat hij/zij: -
deze minimaal 3 keer 45 minuten zal studeren thuis of op de academie. Hij/zij repeteert hierin de techniekoefeningen welke zijn aangereikt in de les. Ook werkt de student zelfstandig aan zijn of haar lied en probeert hierbij de techniek te integreren welke is behandeld in de les;
-
de les opneemt op een voicerecorder/dictafoon zodat de student zichzelf terug kan luisteren;
-
een zangdagboek bijhoudt waarin de student opschrijft waar hij/zij moeite mee heeft, maar ook om de progressie te kunnen waarnemen. Dit door middel van de opgenomen zangles.
Jaar 3 en 4 (optioneel) Lesprogramma De zangles zal elke week eenzelfde opbouw hebben. Beginnend met het gezamenlijk opwarmen van de stem en lijf middels techniek oefeningen gevolgd door individuele begeleiding. Voor dit laatste deel wordt er gebruik gemaakt van een door de leerling gekozen lied waarbij de student een duidelijke keuze heeft gemaakt met betrekking tot het genre waarin hij/zij zich verder in wil ontwikkelen. De nadruk van de individuele begeleiding zal in deze leerjaren steeds meer gericht zijn op het vermogen tot zelfreflectie en de vaardigheid om stemproblemen zelf op te lossen. Elke student krijgt wekelijks anderhalf uur groepsles zoals hierboven beschreven. De student die de HBO-variant doet, krijgt wekelijks twee maal anderhalf uur groepsles. Toetsing Tijdens het tentamen zal er worden gekeken of en in welke mate de student de techniek kan toepassen die in de les is behandeld. De student zal zeer persoonlijk worden beoordeeld gezien de verschillende zangniveau’s van de studenten, in aanwezigheid van de opleidingsdirecteur. Ook wordt er verwacht van de student dat deze de zangtechniek en de tekstinterpretatie in dit tentamen kan combineren. Toetsing vindt plaats in de eerste en tweede tentamenperiode. Tentamenstof Op een tentamen zingt de student in overleg met de docent twee liederen waaraan is gewerkt in de les.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
50 Huiswerkmateriaal Van de student wordt verwacht dat hij/zij: -
deze minimaal 3 keer 45 minuten zal studeren thuis of op de academie. Hij/zij repeteert hierin de techniekoefeningen welke zijn aangereikt in de les. Ook werkt de student nu meer praktijk gericht wat inhoud dat er tijdens de zelfstudie ook tekstinterpretatie in het lied wordt meegenomen;
-
de les opneemt op een videorecorder/dictafoon zodat de student zichzelf terug kan luisteren.
Jaar 1: Prestatie-indicator 5.1.3: De student toont muzikale vaardigheden; Prestatie-indicator 5.1.6: De student kan zijn stem- en zangtechniek basaal toepassen en kan in basale muzikale termen communiceren. Jaar 2/3: Prestatie-indicator 5.2.8: De student is in staat (lied) teksten persoonlijk en op muzikale wijze te interpreteren; Prestatie indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn muzikale vaardigheden (stem- en zangtechniek, compositie en kennis van solfège).
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
51 Lesprogramma Literatuurgeschiedenis Docent: Laurens Ham Jaar 1 De weekthema’s zijn als volgt: Week 1: humor Week 2: satire Week 3: kritiek Week 4: levensverhaal: fictie of realiteit? Week 5: actualiteit Week 6: utopie Week 7: geloof Week 8: politiek Week 9: slotdiscussie De man zonder ziekte Oriëntatieopdrachten voor cursus Literatuurgeschiedenis
Oriëntatieopdracht 1 (week 1) Zoek een tekst die je grappig vindt (van een lied, een gedicht, een roman, een verhaal…). Waarom ‘werkt’ juist deze tekst voor jou?
Oriëntatieopdracht 2 (week 2) Bekijk de Vrij Nederland-columns van Micha Wertheim van 5 juni 2012 (http://www.michawertheim.nl/2012/06/wkpruik/) en 27 december 2011 (http://www.michawertheim.nl/2011/12/oudejaarsbingo/). Hoe werken de grappen van Wertheim; wat is er leuk en vooral: waarom?
Oriëntatieopdracht 3 (week 3) Zoek een maatschappijkritische column in een krant of weekblad. Neem mee in kopie (of origineel) en zoek zo nodig iets uit over de zaken waarover geschreven wordt.
Oriëntatieopdracht 4 (week 4) Lees het verhaal ‘Reis door mijn kamer’ van de Nederlandse schrijver J.M.A. Biesheuvel (zie achteraan de stof van deze week; ook online te lezen op http://www.dbnl.org/tekst/bies004reis02_01/bies004reis02_01_0001.php). Schrijf een stuk van ongeveer 500 woorden over dit verhaal en beantwoord daarbij de volgende vraag: Met welke middelen heeft de schrijver geprobeerd om dit levensverhaal realistisch te maken? Lever dat stuk aan het begin van de les in.
Oriëntatieopdracht 5 (week 5) Zoek in een kwaliteitskrant of –tijdschrift (NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw, Vrij Nederland, HP/De Tijd, De
Groene Amsterdammer…) een column die ingaat op de actualiteit. Probeer kort te analyseren hoe dit stuk ingaat op het actuele nieuws: satirisch? Humoristisch? Realistisch of juist niet?
Oriëntatieopdracht 6 (week 6) Zoek een liedje of cabarettekst waarin over een utopie wordt geschreven: over een perfecte samenleving, een ideale stad of wijk, een politiek ideaal etc. Belicht de tekst die je hebt gekozen alleen de rooskleurige kanten van een utopie of komen ook de zwarte, dystopische kanten aan bod?
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
52 Oriëntatieopdracht 7 (week 7) Lees het verhaal ‘Het onbegrepene’ van Carry van Bruggen (als bijlage meegeleverd). Vraag je af welk geloofsconflict er in dit verhaal wordt uitgespeeld, en waardoor de dramatische spanning in dit verhaal veroorzaakt wordt.
Oriëntatieopdracht 8 (week 8) Schrijf een mini-analyse (maximaal 150 woorden) van ‘Krachtlied’ van Rene de Clercq, dat je op pagina 66 en 67 vindt. Geef aan waar je denkt dat deze tekst over gaat.
Oriëntatieopdracht 9 (week 9) Deze week moet je De man zonder ziekte van Arnon Grunberg van kaft tot kaft uitgelezen hebben. Graag wil ik ook een kleine opdracht geven die bij het lezen en onthouden van het boek kan helpen. Schrijf in kernwoorden op waar het boek volgens jou om draait. Het gaat dan dus niet alleen om het verhaal en wat daar precies in gebeurt, maar eerder om de thema’s die in het boek een rol spelen. Die zijn misschien abstract en worden nauwelijks expliciet genoemd. Zorg dat je weet wat dit boek wil zeggen, welke statements het over de maatschappij van nu doet. Toetsing Opbouw van je eindbeoordeling: Je wordt getoetst op twee opdrachten: 1.
Een kleine schrijfopdracht (500 woorden) over het verhaal ‘Reis door mijn kamer’ van J.M.A. Biesheuvel (week 4)
2.
Een grotere schrijfopdracht (800-1000 woorden) over een aspect van De man zonder ziekte van Arnon Grunberg (tentamenperiode 26-28 november)
Verder houd ik van iedereen de deelname bij. Ik kijk vooral of je er blijk van geeft de les voorbereid te hebben. Ik ga ervan uit dat iedereen probeert over de teksten mee te praten, al houd ik er rekening mee dat sommigen van jullie nu eenmaal gemakkelijker opmerkingen maken over teksten dan anderen. Literatuurlijst: Syllabus voor het vak Literatuurgeschiedenis, geschreven en samengesteld door docent Laurens Ham Overige literatuur: - Arnon Grunberg, De man zonder ziekte - Daniil Charms. 'Een ridder' en 'Vallen (van dichtbij en in de verte)' - J.M.A. Biesheuvel, 'Reis door mijn kamer' en 'Koran' - Simon Carmiggelt, 'Weerloos' - Willem van Iependaal, enkele liedjes - Carry van Bruggen, 'Het onbegrepene' En verder kleine fragmenten van teksten van Herman Heijermans, Hildebrand, Piet Paaltjens, Pieter Boddaert Jr., Hans Teeuwen, Jan de Vries, Hiëronymus van Alphen, Annie M.G. Schmidt, J.J. Cremer, Multatuli, Henri ter Hall, Willy Chanson, Alexander Polak, de auteur van Karel ende Elegast, Charles Baudelaire, Theo van Gogh, de auteur van een straatlied uit 1841, Jacob Revius, Franca Treur, Gerard Reve, René de Clercq, Dimitri Verhulst en Jules de Corte.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
53 Jaar 2 De weekthema’s zijn als volgt: Week 1: Catullus (Latijn, klassieke tijd): grondlegger liefdes- en spotpoëzie Week 2: Willem (die Madocke maecte) (Vlaams, 13e eeuw): auteur van Van den vos Reynaerde en vroeg satiricus Week 3: Erasmus (Latijn, 16e eeuw): wereldberoemd filosoof Week 4: Shelley (Brits, vroege 19e eeuw): schepper gothic/science-fiction Week 5: Wilde (Iers/Engels, late 19e eeuw): sterauteur en schandaalschrijver Week 6: Kafka (Tsjechisch/Duits, vroege 20e eeuw): belangrijke ‘experimenteel’ Week 7: Hermans (Nederlands, midden 20e eeuw): een van de ‘grote drie’ Week 8: Dostojevski I (Russisch, midden 19e eeuw): voorloper 20e-eeuwse literatuur Week 9: Dostojevski II Toetsing Opbouw van je eindbeoordeling: Je wordt getoetst op twee opdrachten: 1.
Een kleine schrijfopdracht (500 woorden) over (fragmenten) van Frankenstein van Mary Shelley (week 4)
2.
Een grotere schrijfopdracht (800-1000 woorden) over een aspect van Aantekeningen uit het ondergrondse van F.M. Dostojevski (tentamenperiode 26-28 november)
Verder houd ik van iedereen de deelname bij. Ik kijk vooral of je er blijk van geeft de les voorbereid te hebben. Ik ga ervan uit dat iedereen probeert over de teksten mee te praten, al houd ik er rekening mee dat sommigen van jullie nu eenmaal gemakkelijker opmerkingen maken over teksten dan anderen. Jaar 1 Prestatie-indicator 5.1.11: De student kent en herkent een basaal arsenaal van literaire schrijftechnieken en talige compositietechnieken; Prestatie-indicator 5.1.12: De student is in staat om literaire teksten en kleinkunstteksten te interpreteren. De student heeft basale kennis van de historische en maatschappelijke context waarin literaire teksten en kleinkunst teksten begrepen kunnen worden; Prestatie-indicator 7.1.2: De student heeft basale literair historische en cultuurhistorische kennis. Jaar 2 Prestatie-indicator 5.2.5: De student gebruikt stilistische middelen in zijn teksten; Prestatie-indicator 5.2.10: De student kent en herkent een breed arsenaal van literaire schrijftechnieken en talige compositietechnieken en kan deze kennis toepassen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
54 Lesplan Filosofie Docent: Ivana Ivkovic & Maarten van den Berg Leerjaar 1 Leerdoelen
Kennis van de belangrijkste stromingen en denkers binnen de politieke en sociale filosofie;
Kennis van de belangrijkste tekstfragmenten op het terrein van politieke en sociale filosofie;
Begrip van de gehanteerde filosofische concepten voor zinvolle reflectie op politiek en samenleving;
Begrip van de relatie tussen filosofische grondslagen en politieke actualiteit;
Vermogen maatschappelijke ontwikkelingen te duiden en kritisch ta analyseren aan de hand van filosofische theorie. (niveau 2);
Vermogen een eigen standpunt in te nemen ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen, en deze te onderbouwen vanuit filosofische theorie. (niveau 3).
Beschrijving De cursus bestaat uit twee modules. De eerste module geeft een inleiding in politieke en sociale filosofie en plaatst deze in relatie tot hedendaagse maatschappelijke ontwikkelingen. In de tweede module komen een aantal moderne en hedendaagse denkers aan bod. De cursus is thematisch, en niet historisch opgezet, en verkent spanningsvelden tussen verschillende benaderingen van politiek-filosofische problemen, bijvoorbeeld de spanning tussen de immanente dynamiek van de samenleving en de (hogere) ordeningsprincipes, of tussen de eenheid van de gemeenschap en de onenigheid de tussen zijn leden speelt, of tussen de openheid die een democratische samenleving nastreeft en de openheid die als een bedreiging voor diezelfde maatschappij wordt ervaren. Literatuur Volgt. Programma per les: 1.
De rechtvaardige samenleving…
2.
…of machtsgeilheid?
3.
Liberalisme, communitarisme, republicanisme
4.
Het sociaal contract
5.
Consensus en conflict
6.
Het democratisch tekort
Het programma van de tweede module wordt in december bekend gemaakt.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
55 Opzet modules politieke en sociale filosofie 2e en 3e –jaars KTA Module 1: 6 weken, 1,5 uur per les Studenten bereiden een presentatie voor in groepen van 2 of 3 (in totaal 6 presentaties, elke week één), waarin ze een actueel gegeven naar eigen keuze (een nieuwsfeit, een maatschappelijke kwestie, een trend…) op een filosofische manier bevragen en analyseren. In de analyse moet minstens één filosoof worden betrokken. Dat kan een filosoof zijn die vorig jaar werd behandeld; maar ook een nieuwe denker. In het laatste geval moet zijn/haar positie helder worden uitgelegd. De presentatie duurt maximaal 10 minuten. Daarna is er een groepsgesprek onder leiding van Ivana. Van alle studenten wordt verwacht om hier actief aan deel te nemen en mee te denken en te praten. Ivana bereidt op basis van het door studenten gekozen thema wat materiaal voor dat in het tweede deel van de les wordt behandeld. Zo krijgen studenten meer inzicht in verschillende filosofen die op de gekozen problematiek aansluiten, en werken we er gezamenlijk aan hoe deze filosofen op de actualiteit kunnen worden toegepast. Voorbereiding: voorafgaand aan deze module worden de groepen gemaakt en afgesproken wie in welke week een presentatie houdt. Elke groep moet minimaal één week voor de eigen presentatie een A4 inleveren (mailen aan Annalin) waarop staat wat ze willen bespreken, aan de hand van welke filosofen, en hoe ze die filosofen willen gebruiken. De presentatie hoeft dus niet letterlijk te worden uitgeschreven, maar er moet wel duidelijk staan wat de groep van plan is. Aan de hand van deze informatie bereidt Ivana haar aanvullende materiaal voor. Iedereen wordt geacht deze ‘synopsis’ van de presentatie op voorhand te lezen en na te denken over relevante filosofische vragen en evt. andere filosofische invalshoeken. NB: Geen sketch maken, het gaat om de inhoud. Het doel van deze module is om te leren filosofische vragen te stellen en de vragen te verdiepen en te verhelderen aan de hand van verschillende filosofen. Module 2:
atelier. 6 weken 2,0 uur per les Ivana en 6 weken 2,0 uur per les Maarten (lecture and
performance) Studenten bereiden 5 minuten eigen materiaal voor. Individueel of in koppels, maar wel zo dat er in totaal 12 minioptredens zijn. Bij aanvang hoeft dit materiaal niet specifiek filosofisch te zijn. Het kan bij wijze van spreken gaan over het gebroken been van de buurvrouw, of om het even wat. Tijdens deze module wordt de gemaakte sketch verdiept aan de hand van filosofie. Na het minioptreden van 5 minuten is er een groepsgesprek onder de leiding van Ivana waarin we met zijn allen nadenken hoe filosofie bij de sketch te betrekken. Per les zijn er vier minioptredens en vier groepsgesprekken. Het tijdschema is heel strak en precies. In de week erop passen de studenten materiaal aan en werkt Maarten met dezelfde vier aan de dramatisering van de filosofische inhoud. We gaan dan kijken hoe we het materiaal van zoveel mogelijk verschillende kanten kunnen bekijken, verbanden kunnen leggen met maatschappelijke thema’s en wat voor theatrale vormen er mogelijk zijn om datgene wat je met het materiaal wil zeggen over te brengen. Door materiaal van heel veel verschillende kanten te bekijken en jezelf en het materiaal te bevragen komen er ook weer nieuwe mogelijkheden voor grappen of verbanden tussen verschillende onderdelen van het materiaal. Twee weken later presenteren diezelfde vier studenten in de les van Ivana hun nog verder bewerkte materiaal, en gaan we het met zijn allen nog verder uitdiepen, waarna het materiaal nog een keer bewerkt wordt en nog een keer in de les van Maarten wordt gepresenteerd. Iedereen komt dus twee keer aan de beurt bij de les van Ivana en twee keer bij de les van Maarten. Tijdens de les van Ivana wordt gewerkt aan de filosofische verdieping, tijdens de les van Maarten aan filosofische dramatisering.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
56 Het doel van deze module is om te leren eigen materiaal te verdiepen aan de hand van filosofie maar ook om de filosofische, vragende houding te leren dramatiseren, geschikt te maken voor gebruik in eigen optredens. Voorbereiding Alle studenten bereiden 5 minuten materiaal voor wat af is en waarmee gewerkt kan worden gedurende de lessenreeks. Er zijn drie keer vier studenten waarmee gewerkt kan worden, dus er dienen twee duo’s te worden gevormd of een drietal. Het materiaal dient uiterlijk een week van tevoren af te zijn en er dient beeldmateriaal van te zijn zodat Maarten en Ivana het kunnen bekijken en zich er al op kunnen voorbereiden. Dit dient ook ter voorbereiding voor de andere studenten zodat zij ook al kunnen nadenken over hoe het materiaal het best verder uitgediept kan worden. Toetsing: Aan het eind van de tweede module wordt de bewerkte en uitontwikkelde materiaal gepresenteerd, 12 minioptredens achter elkaar. De studenten worden door beide docenten en evt. externe jury beoordeeld op: -kennis van de gebruikte filosofische bronnen -het vermogen om deze filosofen op actualiteit toe te passen -de capaciteit om de filosofische inhoud te dramatiseren (het gaat er niet om letterlijk filosofische bronnen te gebruiken, maar bij de lessen van Maarten gaat het om de vertaalslag naar materiaal en hoe je materiaal, ook eigen persoonlijk materiaal kan verdiepen door er meer vragen over te stellen. Dit kunnen vragen zijn over jezelf, je achtergrond, maar ook hoe de maatschappij op jou van invloed is en op de keuzes die je maakt. De uitdaging zal zijn om theatrale vormen te vinden om wat er geleerd is qua filosofie en qua filosofische vragen om te zetten in materiaal.) Jaar 1: De student heeft kennis van basisbegrippen van politieke en sociale filosofie en basiskennis over hun relevantie voor de huidige maatschappij. Prestatie-indicator 7.1.4: De student heeft basale kennis van stromingen en de belangrijkste auteurs op gebied van politieke en sociale filosofie; Prestatie-indicator 7.1.5: De student kent de filosofische achtergronden van een aantal belangrijke ontwikkelingen in de maatschappij. (voor de tentaminering betekent dit: ik reik een casus aan, de student moet die kunnen analyseren). Jaar 2/3: De student is in staat om de ontwikkelingen in de maatschappij te analyseren met behulp van de kennis van politieke en sociale filosofie; Prestatie-indicator 7.2.8: De student heeft kennis van stromingen en de belangrijkste auteurs op gebied van politieke en sociale filosofie. Prestatie-indicator 7.2.9: De student kan zelf verbanden leggen tussen maatschappelijke ontwikkelingen en hun politiek/sociaal-filosofische achtergrond. Prestatie-indicator 7.2.10: De student kan eigen theatermateriaal filosofisch bevragen en deze filosofische bevraging te dramatiseren tot nieuw spelmateriaal.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
57
Lesplan Dramaturgie & Dramaturgische werkplaats Docent Annalin van Putten Vak Dramaturgie: het doen van theoretisch onderzoek, door middel van kader – en stijlmiddelenonderzoek (en dramaturgische oefeningen), dat leren toe te passen op eigen materiaal / maakproces. Overzicht dramaturgisch traject
1e jaar: Theoretische (theater)kennis opbouwen, leren analyseren van voorstellingen vanuit de theorie. Het doen van theoretisch onderzoek, door middel van vorm – en stijlmiddelenonderzoek (en dramaturgische oefeningen) en dat leren toe te passen op eigen materiaal / maakproces. Het leren analyseren van materiaal van andere makers en van jezelf, door middel van het schrijven van dramaturgische reflecties en discussies. Reflectieve vaardigheden ontwikkelen ten opzichte van je eigen ontwikkeling / materiaal / positiebepaling en werkwijze ten opzichte van andere makers.
2e jaar: Het doen van dramaturgisch onderzoek naar vorm en stijlmiddelen, om tot een geschikt kader voor eigen materiaal te komen. Daarnaast bepaalt de student aan de hand van deze onderzoeken een persoonlijke koers voor nadere exploratie; dit kan zijn op het gebied van stijlmiddelen, het exploreren van (verschillende)
emoties,
communicatievormen
en
naar
de
verschillende
kanten
van
de
theaterpersoonlijkheid.
3e jaar: Het doen van dramaturgisch onderzoek, aan de hand van eigen materiaal en dramaturgische oefeningen. De student bepaalt aan de hand van deze onderzoeken een persoonlijke koers voor nadere exploratie.
Cursusinhoud
Algemene theatergeschiedenis/dramaturgie toegepast op de kleinkunst
Aan de hand van dramaturgische principes en technieken onderzoek doen naar vorm, stijl en theaterpersoonlijkheid
Schrijven van dramaturgische reflecties
De 5 –D(ramaturgische) vragen
Wat voor een voorstelling is het?
Hoe is de voorstelling opgebouwd?
Welke (stijl)middelen worden ingezet binnen de voorstelling?
Wie speelt de voorstelling?
Waarom wordt de voorstelling gemaakt (in deze tijd)?
Opzet en doelstellingen van het vak dramaturgie (1e jaar) Als voorbereiding voor elke les leest de student het desbetreffende hoofdstuk, waarin een theaterstroming, theatraal kader of theatraal stijlmiddel centraal staat. Aan de hand van de stroming, het kader of stijlmiddel wat die week aan de orde is, zal door de student in groepjes kleine conceptuele onderzoeken worden gedaan. Deze onderzoeken worden aangereikt door de docent of worden geïnitieerd door de student, door middel van associatie aan de hand van de literatuur. Op deze manier leert de student om te anticiperen op hetgeen theater (- in al haar verschijningsvormen en achterliggende filosofieën en intenties) te bieden heeft. De student leert de vele mogelijkheden kennen waarbinnen hij zich als theaterpersoonlijkheid kan ontwikkelen, profileren of manifesteren.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
58 Lesplan Dramaturgie jaar 1 -Les 1: Poetica van Aristoteles en de tragedie– het nabootsen van de werkelijkheid
Dramaturgische oefening: Dramatisch, episch, lyrisch theater -Les 2: De betekenis van theater, humor en sporen van de komedie -Les 3: Absurdisme -Les 4: Het grotesk realisme -Les 5: Het systeem van Stanislawski & Stand-up Comedy -Les 6: De notie van zelfpresentatie
Dramaturgische oefening: zelfpresentatie ‘de abstrahering van een theaterpersoonlijkheid’ -Les 7: Therapietheater (& stand-up comedy)
Dramaturgische oefening: Zelfbevraging en theatrale vraaggesprekken -Les 8: In-Yer-Face Theatre & Theater van de Wreedheid -Les 9: Abjectie -Les 10: Theater en waanzin: Grand-Guignol - PROJECT -Les 11: Theater en waanzin: Grand-Guignol - PROJECT -Les 12: Theater en waanzin: Grand-Guignol - PROJECT -Les 13: Theater en waanzin: Grand-Guignol - PROJECT -Les 14: Engagement/Satire (maatschappijleed versus persoonlijk leed) & collectief geheugen -Les 15: Het Verschil – tussen dramatisch en postdramatisch theater -Les 16: Locatietheater
Dramaturgische oefening: lehrstücke van Brecht – maatschappelijk - sociaal vraagstuk onderzoeken in de publieke ruimte -Les 17: Ervaringstheater & Abstract theater -Les 18: werken aan theatertrailer Tentamen: *Inleveren concept & presentatie in ‘theater en waanzin’-project *Presentatie onderzoeksresultaten Dramaturgie tentamenproject: ‘theater en waanzin: Grand-Guignol’ In de eerste 4 lesweken na de kerstvakantie gaan we werken aan het Grand-Guignol-project. Tentamenopdracht Als tentamen dien je in de eerste tentamenweek een concept in te leveren, waarin je minimaal 2 (onderzoeks)scenes hebt uitgewerkt aan de hand van de volgende 5 D-vragen:
-Wat voor een scene/performance is het? Je dient daarvoor een beroep te doen op de tot nu toe behandelde theaterstromingen en/of stijlmiddelen: van de tragedie tot aan theater van de wreedheid & abjectie. Je kunt natuurlijk ook verschillende stromingen en/of stijlmiddelen combineren.
-Hoe is de scene/performance opgebouwd? En met welke reden? Denk
aan
mise-en-scene
(decor,
licht,
geluid),
wel/geen
gebruik
van
tekst,
muziek/soundscapes, structuur van de scene/performance etc.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
wel/geen
gebruik
van
59 -Welke stijlmiddelen worden ingezet binnen de voorstelling? Denk aan: *wel/geen cathartische werking? (tragedie) *spreken via duistere typetjes van de lage klassen (absurdisme) *Werltschmerz (absurdisme) *spel met de tijd (absurdisme) *onbegrijpelijke, ondoorgrondelijke personages, waardoor identificatie niet mogelijk is (absurdisme) *vervreemding of uitvergroting (absurdisme) *incongruiteitstheorie, superioriteitstheorie, ventieltheorie *provocatie, shockeffect (theater van de wreedheid/absurdisme) *reactie ontlokkend (theater van de wreedheid) *grof taalgebruik (theater van de wreedheid/grotesk realisme) * wel/niet hanteren van taal/betekenissen (absurdisme /theater van de wreedheid) *spel met hoge en lage cultuur (grotesk realisme) *simple-acting of not-acting (zelfpresentatie) *ideal self, actual self en self-concept (zelfpresentatie)
-Wie speelt de voorstelling? Maak je gebruik van typetjes of speel je jezelf? Speel je jezelf of ‘ben’ je jezelf in de scene/performance? Waaraan is dat voor de toeschouwer te merken? Het concept laat in grote lijnen zien waar je naartoe wilt werken. Je mag meerdere scenes schrijven, maar er moet conform de structuur van een Grand-Guignol minimaal één komische en één ‘horror’-scene tussen zitten. De scenes mogen uiteraard ook muziek en/of liedjes bevatten. Het concept dien je zelf te schrijven en vanuit je eigen persoonlijke punt van onderzoek. De omvang van het concept dient minimaal 2 kantjes te zijn en beschrijft sowieso (in grote lijnen!) 2 verschillende scenes aan de hand van de bovenstaande dramaturgische vragen. In de eerste 4 weken na de vakantie gaan we met ieders persoonlijk onderzoek aan de slag. In eerste instantie inidividueel, maar soms ook in kleine groepjes. Het persoonlijk onderzoek wordt aan het eind van het semester geanalyseerd in een procesevaluatie. Tentamendeadlines Deadline voor het inleveren van het onderzoeksconcept is in de eerste tentamenweek. In de tweede tentamenweek lever je een evaluatie van het proces in. Het proces dient beschreven te worden aan de hand van:
-Onderzoeksvraag/vragen -Onderzoeksproces -Ontwikkeling onderzoeksproces
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
60 Jaar 1: Prestatie- indicator 1.1.4: De student kan desgevraagd een gefundeerde mening geven over een voorstelling; Prestatie- indicator 5.1.8: De student toont het vermogen om zijn idee/fascinatie via verbeelding om te zetten naar een helder concept; Prestatie- indicator 5.1.10: De student heeft basale kennis van aan cabaretverwante theatergenres; Prestatie- indicator 7.1.1: De student onderzoekt de thema’s en onderwerpen inhoudelijk alvorens hij die gebruikt in teksten of in voorstellingen en beschikt over basale doelgerichte research methoden; Prestatie- indicator 7.1.3: de student heeft basale kennis van dramaturgie en de theatergeschiedenis.
Lesplan Dramaturgische werkplaats jaar 2 (Persoonlijk) onderzoek op de vloer In de dramaturgische werkplaats wordt er door de student wekelijks onderzoek op de vloer gedaan, met als doel tot een geschikt kader voor eigen materiaal te komen. Hierbij kun je denken aan zoeken naar de juiste vorm, maar ook om emotionele insteken, stijlmiddelen en communicatievormen te bepalen. Welke techniek of insteek is het meest effectief als het gaat om de overdracht van jouw materiaal? Ook is er ruimte om jouw theaterpersoonlijkheid te onderzoeken. Hoe is jouw theaterpersoonlijkheid opgebouwd? Wat karakteriseert hem/haar? Welke kanten zouden nog meer belicht kunnen worden? De psychologie van de theaterpersoonlijkheid en zijn/haar psychologische belangen en/of motieven kunnen insteek van dramaturgisch onderzoek zijn. Deze bevindingen kunnen helpen bij het begrijpen van je materiaal. Structuur van de lessen In de lessen is er ruimte om te experimenteren met materiaal. Formuleer voor elke les een onderzoeksvraag, zodat je de tijd in de werkplaats goed kunt benutten. Afhankelijk van wat de student (-in relatie met zijn materiaal) ‘nodig’ heeft, wordt er door de docent gekeken of er individueel of samen met medestudenten onderzoek zal worden gedaan. De docent creëert wekelijks aan de hand van de (persoonlijke) onderzoeksvragen en de verschillende uitkomsten dramaturgische onderzoeksopdrachten – of situaties. Sommige uitkomsten zullen om nader onderzoek vragen. Daarom zal op sommige onderzoeken doorgewerkt worden. Dit gaat altijd in samenspraak met de student. De docent maakt wekelijks een indeling voor de individuele sessies. De sessie wordt door de docent beëindigd. In het verloop van de cursus wil ik zien dat er aanpassingen zijn gedaan in het materiaal, aan de hand van wat we in sessies hebben onderzocht en besproken. Onderzoekstips Dit vak staat in het teken van experimenteel onderzoek. Dat betekent dat je voor jezelf als maker onderzoeksvragen (-in combinatie met mogelijke onderzoeksdoeleinden) formuleert. Bij theatermakers die eclectische voorstellingen maken, gaat veel onderzoek aan vooraf. Vaak is zo’n voorstelling een tentoonspreiding van meerdere fascinaties (in positieve of negatieve zin), gerelateerd aan een persoonlijke visie, probleem en/of worsteling, nadrukkelijk uitgesproken gevoel of verlangen (een actueel verschijnsel binnen het utopisch theater) etc. Het (persoonlijke) onderzoek wordt altijd geplaatst binnen een kader, om zo jouw (persoonlijke) bevindingen te positioneren binnen een breder perspectief. Je biedt daardoor ook de ruimte aan het publiek om zich te kunnen verbinden aan jouw persoonlijke fascinaties en/of emoties. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
61 Vragen die je jezelf van tevoren kunt stellen zijn: -
Hoe kan ik voor verdieping in mijn materiaal zorgen, door gebruik te maken van de volgende bron? Dit kan je doen door subtekst in je materiaal/voorstelling te hanteren
-
Hoe kan ik mijn materiaal op een hoger (filosofisch, sociaal-maatschappelijk, psychologisch) niveau tillen? (waardoor ik de verschillende belevingswerelden in de zaal mogelijk aan elkaar kan verbinden, of mijn materiaal een zekere universele lading mee kan geven, zodat het wat tijdlozer wordt?)
-
Er is een persoonlijke kant van mij die mogelijkerwijs interessant genoeg is om zich te manifesteren tijdens de voorstelling of tijdens een zekere conference. Welke vertaalslag moet ik daarvoor maken? En hoe kan ik van tevoren ondervinden of bepaalde karakteristieken theatraal interessant genoeg zijn?
-
Hoe maak ik de vertaalslag van rauwe emoties, pijnlijke of (te) emotionele anekdotes die vers in het geheugen liggen naar een acceptabele theatrale vorm? Met andere woorden: hoe – en waar breng ik nuances aan? Hoe breng ik de juiste hoeveelheid distantie aan tussen mij en het materiaal?
-
Hoe kan ik mij als theaterpersoonlijkheid op een aanneembare manier verhouden tot een zeker kader/fascinatie/onderwerp, zodat theaterpersoonlijkheid en materiaal elkaar niet in de weg komen te zitten?
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van vragen die je je van tevoren kunst stellen, voordat je met een onderzoek begint. Deze vragen formuleer je natuurlijk meestal op basis van eerder gemaakte voorstellingen en/of materiaal. Vaak mis je iets in het materiaal en/of performance, wil je meer nuance of scherpte aanbrengen in het materiaal of performance, of wil je simpelweg de focus wat gaan verleggen of meer perspectieven inbouwen. Neem dit dan ook meer in je achterhoofd bij het formuleren van onderzoeksvragen. Het is natuurlijk prima om jezelf een willekeurige onderzoeksvraag op te leggen, maar het is natuurlijk effectiever om het in het licht van je eerdere uitkomsten of maakprocessen te doen.
Enkele praktische tips -
Ga voortdurend uitdagingen aan! Ga een aantal onderzoeken aan waar je ambivalente gevoelens of twijfels bij hebt. Kort gezegd: onderzoek kaders of stijlmiddelen die je niet wilt onderzoeken en onderzoek kanten van jezelf die je eigenlijk niet wilt onderzoeken. Hoe paradoxaal ook: onderwerpen en/of kanten van jezelf die bij jou de meeste weerzin oproepen leveren het beste materiaal op! Deze persoonlijke kanten worden niets voor niets hardnekkig onderdrukt -vaak valt daar nu eenmaal weinig intelligents of genuanceerds over te zeggen, omdat het om kanten gaat die gevoed worden door primaire gevoelens, of zijn het kanten die simpelweg te kwetsbaar zijn.
-
In dit vak dien je het stadium van de schaamte namelijk enigszins voorbij te zijn. Voel je dus niet gegeneerd of beschaamd om onderwerpen en of karaktereigenschappen te onderzoeken die niet fraai zijn, niet te relativeren zijn, niet te theoretiseren of te objectiveren zijn. Onderzoeken hoeven nu eenmaal niet correct, beschaafd of intelligent te zijn. Dat is allemaal van later zorg, wanneer je al je onderzoeksresultaten en materiaal gaat conceptualiseren.
-
Waarom moet ik die facetten als maker dan allemaal onderzoeken, als ik ze te wanstaltig vind om op het podium te hanteren? Omdat het altijd zichtbaar zal blijven in je spel dat je door die emotionele lagen heen bent gegaan (al is het maar één of twee keer). Kijk naar een Hans Teeuwen of Wim Helsen, die hoeven in principe niet expliciet te benoemen dat ze angstige, verwarde geesten zijn die de nodige pijn in hun leven hebben gekend, omdat deze facetten zich nadrukkelijk in hun spel, expressie en lichaamstaal manifesteren en ze zich daar bewust van zijn.
-
Sommige onderzoeken kunnen ook helpen om dingen uit je systeem te krijgen. Twijfel over materiaal of manier van performen kan door middel van onderzoek weggenomen worden. Doe daar dus ook je voordeel mee. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
62 Beoordeling/toetsing Aangezien het een onderzoeksvak betreft staat de ontwikkeling, discipline en initiatiefneming van de student centraal bij de beoordeling. De student wordt beoordeeld aan de hand van de volgende prestatie-indicator: Prestatie-indicator 7.2.6: De student doet onderzoek naar verschillende stijlvormen binnen het cabaret en kan daarbinnen persoonlijke thema’s diepgaand exploreren. Daarnaast schrijft de student een verdiepend procesevaluatie aan de hand van het volgende format: Dramaturgische werkplaats verdiepend procesevaluatie. Naam student: Jaar: 2 Onderzoeksvraag/vragen Geef een omschrijving van je onderzoeksvraag /onderzoeksvragen en de bijbehorende motivatie. (…) Ontwikkeling onderzoeksvragen Zijn deze onderzoeksvragen (enigszins) te koppelen aan onderzoeksvragen uit het eerste jaar? Licht je antwoord toe. (…) Onderzoeksproces Omschrijf je proces aan de hand van de onderzoeksvragen tot nu toe. VB: Wat zijn de resultaten en/of struikelblokken? VB: Welke stijlvormen en/of persoonlijke thema’s heb je onderzocht? (…) Ontwikkeling onderzoeksproces Omschrijf je onderzoeksplannen voor het tweede semester. VB: Volstaat de onderzoeksvraag zoals je deze geformuleerd had voor jezelf, of dient deze aangepast of verscherpt te worden? VB: Welke stijlvormen en/of persoonlijke thema’s wil je (nader) onderzoeken? (…)
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
63 Dramaturgische werkplaats leerjaar 3 In het 3e jaar wordt er een beroep gedaan op de zelfstandige werkhouding van de student. Er wordt van de student verwacht dat hij zelf dramaturgische principes en technieken aandraagt voor persoonlijk onderzoek. In samenspraak met de docent wordt dan een onderzoekskoers bepaalt. De student neemt materiaal mee naar de les en maakt aan de docent kenbaar wat hij nader zou willen onderzoeken. Dit kan een theatrale vorm, speelstijl, genre, (personage)karakteristiek, communicatievorm etc. betreffen. Ook kan de werkplaats dienen om door te associëren op (onderzoeks)vragen die gesteld zijn door de regisseur tijdens theateratelier. In samenspraak met de docent wordt een onderzoeksfocus bepaald en/of onderzoeksvragen (nader) geformuleerd. De (werkbare en effectief gebleken) resultaten uit de werksessies kunnen vervolgens meegenomen worden naar theateratelier. Technische -theatrale - of dramaturgische vragen, moeilijkheden of blokkades die zich voordoen tijdens theateratelier, kunnen in de werkplaats onderzocht en besproken worden. Ook is de werkplaats de uitgelezen plek om te experimenteren. Er zal zich dus een voortdurende wisselwerking voordoen tussen de dramaturgische werkplaats en theateratelier. Voor deze werkplaats gelden dezelfde onderzoekstips, zoals uitgeschreven bij dramaturgische werkplaats voor leerjaar 2. Structuur van de lessen De student neemt elke week een (onderzoeks)vraag mee naar de les. Deze onderzoeksvragen zullen waarschijnlijk gedurende het jaar steeds meer aangescherpt en/of gespecificeerd worden, afhankelijk van de onderzoeksresultaten en/of de ontwikkeling van de theateratelierpresentatie. Het kan natuurlijk zo zijn dat er een verscheidenheid aan onderwerpen en/of materiaal is dat je nader zou willen onderzoeken. Het is dan raadzaam een portfolio voor jezelf aan te maken. In samenspraak met de docent kan dan bepaald worden welke onderzoeken op dit moment (-in je artistieke ontwikkeling) het meest geschikt of effectief zou kunnen zijn. Naast de onderzoeksvraag neemt de student voor elke les materiaal mee waar de onderzoeksvraag op van toepassing is en wordt er naar aanleiding van dit materiaal onderzoek op de vloer gedaan. De docent creëert dramaturgische onderzoeksopdrachten – of situaties, waarbinnen de studenten afzonderlijk of in samenspel met anderen kunnen onderzoeken en experimenteren. De werksessies zijn in principe één op één, om onnodige druk of spanning te voorkomen, of eventueel met andere medestudenten (-mocht de situatie of de ontwikkeling daarom vragen). De docent maakt wekelijks een indeling voor de individuele sessies. De sessie wordt door de docent beëindigd. In het verloop van de cursus wil ik zien dat er aanpassingen zijn gedaan in het materiaal, aan de hand van wat we in sessies hebben onderzocht en besproken.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
64 Beoordeling/toetsing Aangezien het een onderzoeksvak betreft staat de ontwikkeling, discipline en initiatiefneming van de student centraal bij de beoordeling. De student wordt beoordeeld aan de hand van de volgende prestatie-indicator: Prestatie-indicator 7.2.7: De student kan dramaturgische technieken toepassen op zijn eigen theatermateriaal. En kan daarbij persoonlijke thema’s aandragen voor dramaturgisch onderzoek. Daarnaast schrijft de student een verdiepend procesevaluatie aan de hand van het volgende format: Dramaturgische werkplaats verdiepend procesevaluatie. Naam student: Jaar: 3 Concept Geef een omschrijving van je concept en de daarbij behorende /onderzoeksvragen. (…) Conceptontwikkeling a)Hoe heeft het concept zich het afgelopen semester ontwikkeld? b) Heb je (verschillende) dramaturgische technieken toegepast in het onderzoek ten behoeve van de conceptontwikkeling? c) Heb je zelf ideeën voor onderzoek aangedragen ten behoeve van de conceptontwikkeling? Onderzoeksproces a)Welke (persoonlijke) onderzoeksvragen heb je jezelf gesteld ten behoeve van de conceptontwikkeling of in het licht van je proces? b)Wat zijn de resultaten en/of struikelblokken? c)Welke stijlvormen en/of persoonlijke thema’s heb je onderzocht? Onderzoeksplannen Omschrijf je onderzoeksplannen voor het tweede semester. VB: Volstaat de onderzoeksvraag zoals je deze geformuleerd had voor jezelf, of dient deze aangepast of verscherpt te worden? VB: Welke stijlvormen en/of persoonlijke thema’s wil je (nader) onderzoeken? Literatuur Syllabus voor het vak dramaturgie, samengesteld voor de Koningstheateracademie
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
65 Lesplan Cabaretrepertoirekennis Docent: Frank Verhallen Algemeen: Dit vak confronteert je met de ruim honderdjarige geschiedenis van het Nederlandse cabaret. Wie zich in dit genre wil manifesteren, moet zich verdiepen in de geschiedenis. En kan op grond van die ontwikkelingen binnen een cabaret een gefundeerde mening geven over bezochte voorstellingen. Niet alleen kom je te weten wat er al bestaat en hoe bepalend de tijdgeest daarbij is, maar ook leer je een oordeel vormen over wat anderen doen en deden. Zo wordt duidelijk wat je smaak is en wat zeker niet. En dat is het beste uitgangspunt voor alles wat je zelf onderneemt. Bovendien helpt dit vak je aan een rijke verzameling teksten en opnamen. Het vak behandelt het Nederlandse cabaretrepertoire, maar natuurlijk geplaatst in breder cultuurhistorisch perspectief. Dat gebeurt niet alleen van een afstand, door te kijken en te luisteren (naar hoorcolleges en getoond audiovisueel lesmateriaal), maar ook zeer direct door er uitvoerig over te spreken en er professioneel over te oordelen. Toelichting: Repertoirekennis confronteert je met ruim honderdtien jaar cabarethistorie en de belangrijkste tijdvakken daarvan: 1895... 1936... 1957... 1980... De vraag is natuurlijk of zich inmiddels een vijfde periode aandient. Het vak staat dus ook stil bij contemporaine ontwikkelingen. Als bezoeker van theatervoorstellingen oordeel je meestal zeer primair: je vond het geweldig wat je zag, zeer de moeite waard, wel aardig of helemaal niks. Wie zelf theater maakt, moet veel zien. Zo leer je uitvoeriger, professioneler stil te staan bij je opvatting over wat zich aan je openbaart. Om die reden vormt het bijwonen en nabespreken van het hedendaagse cabaretaanbod een belangrijk onderdeel van deze opleiding en van dit vak. Jaar 2 In latere studiejaren zal Cabaretrepertoirekennis je nader kennis laten maken met de namen van nu. Het vak (Cabaretrepertoirekennis 2) laat je hun theatervoorstellingen beschouwen. Allereerst om inzicht te krijgen in jouw persoonlijke smaak als theatermaker, maar vervolgens vooral om die smaak verder te ontwikkelen. Maar het vak maakt je ook ‘een cabaretkenner’ en helpt je aan een rijke verzameling teksten en geluidsopnamen. Door dit vak word je een rijk en deskundig bezoeker van theatervoorstellingen binnen het cabaretgenre. Jaar 1 Prestatie- indicator 1.1.2: De student heeft basale repertoirekennis; Prestatie- indicator 1.1.4: De student kan desgevraagd een gefundeerde mening geven over een voorstelling. Jaar 2 Prestatie- indicator 1.2.2: De student heeft diepgaande en ook historische repertoirekennis; Verplichte literatuur Cabaretrepertoirekennis 1 en 2: Patrick van den Hanenberg & Frank Verhallen: Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat.
Nederlands cabaret 1970-1995. Uitgave Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 1995. Dit boek is in de les te koop. Andere lesstof – boekjes, cd'jes – kun je kopen, maar het hoeft niet. Stencils zijn altijd gratis. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
66 Toetsing - Theorietoets: waarbij de kennis met betrekking tot de cabaretgeschiedenis getoetst wordt. - Essay: studenten dienen een essay te schrijven over een bepaald onderwerp. Dit onderwerp wordt te zijner tijd bepaald. Door middel van het essay wordt het inzicht van de studenten getoetst Literatuurlijst (van de onderstaande boeken dient alleen het eerste boek te worden aangeschaft. De andere boeken worden besproken) Repertoirekennis, 1e jaar: -
Patrick van den Hanenberg & Frank Verhallen: Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat.
Nederlands cabaret 1970-1995. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 1995; -
Wim Ibo: Cabaret... Wat is dat eigenlijk? Uitgeverij Meulenhoff Educatief. Amsterdam, 1974;
-
Wim Ibo: En nu de moraal... Geschiedenis van het Nederlands cabaret 1895-1936. Uitgeverij Sijthoff. Alphen aan den Rijn, 1982;
-
Wim Ibo: En nu de moraal... Geschiedenis van het Nederlands cabaret 1936-1981 Uitgeverij Sijthoff. Alphen aan den Rijn, 1982;
-
Jacques Klöters: Omdat ik zoveel van je hou. Nederlandse chansons en cabaretliederen 1895-1958. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 1991;
-
Frank Verhallen: Koningstheatermuseumcollectie. Kleinkunstpioniers in vier teksten en zes schilderijen. Eerste deel in de reeks Koningstheatercahier. Uitgave Koningstheater. 's-Hertogenbosch, 2007.
-
Frank Verhallen. Wie wat vindt, heeft slecht gezocht. Theo Maassen, KleinKUNSTenaar. Tweede deel in de reeks Koningstheatercahier. Uitgave Koningstheater. ’s-Hertogenbosch, 2008;
-
Frank Verhallen: Kijk! Dat is Freek. Oeuvreboek Freek de Jonge Uitgeverij De Buitenspelers. Rotterdam, 2011.
Repertoirekennis, 2e jaar:
Patrick van den Hanenberg & Frank Verhallen: Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat.
Nederlands cabaret 1970-1995. Uitgave Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 1995;
Wim Ibo: En nu de moraal van dit lied. 75 jaar Nederlands cabaret Uitgeverij Nederlandse Rotogravure. Amsterdam, 1975;
Jacques Klöters: Honderd jaar amusement in Nederland Staatsuitgeverij. Den Haag, 1987;
Jacques Klöters: Ik zou je het liefste in een doosje willen doen. Nederlandse chansons en cabaretliederen 1958-
1988. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Amsterdam, 1989;
Coen Verbraak: Over het vak. Uitgave Theaterinstituut Nederland. Amsterdam, 1995;
Frank Verhallen: Wie wat vindt, heeft slecht gezocht. Theo Maassen, kleinKUNSTenaar Tweede deel in de reeks Koningstheatercahier. Uitgave Koningstheater. 's-Hertogenbosch, 2007.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
67 Voorstellingenbezoek en verplichte reflecties In jaar 1,2 en 3 leveren de studenten
in de week na elke verplichte voorstelling een reflectiemodel in
van minimaal 500 woorden. Reflectiemodel: NAAM STUDENT:
_____________________________________
LEERJAAR:
_____________________________________
DATUM RAPPORTAGE:
_____________________________________
Titel voorstelling: _______________________________________________________________ Bespeler(s):
_______________________________________________________________
Genre:
_______________________________________________________________
Datum voorstelling:
_______________________________________________________________
Locatie:
_______________________________________________________________
Waardering:
1
Motivatie:
_______________________________________________________________
2
3
4
5
6
7
8
9
10
_______________________________________________________________ _______________________________________________________________
Jaar 1 Prestatie-indicator 1.1.3: De student bezoekt tenminste 15 keer een cabaretvoorstelling Prestatie-indicator 1.1.5: Hij legt zijn bevindingen vast in 15 reflecties aan de hand van de 5 dramaturgische vragen. Deze reflecties worden tenminste met een voldoende beoordeeld. Jaar 2/3 Prestatie-indicator 1.2.3: De student bezoekt tenminste 15 keer een cabaretvoorstelling Prestatie-indicator 1.2.5: Hij blijft zijn bevindingen vastleggen in 15 reflecties aan de hand van de vijf dramaturgische vragen. Deze reflecties worden tenminste met een voldoende beoordeeld.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
68 Lesplan Cultuurgeschiedenis Docent: Frank Verhallen Algemeen
Literair-muzikale theaterkleinkunst in een intieme omgeving voor een intelligent publiek. Zo definieerde Wim Ibo in 1970 het Nederlandse cabaret, waarmee hij aangaf het cabaret, als onderdeel van de kleinkunst, te beschouwen als een serieuze kunstvorm. Dat spreekt ons, als cabaretopleiding, aan. Wie jonge cabaretmakers en –bezoekers observeert, krijgt soms echter de indruk dat er een onderscheid bestaat tussen ‘hoge en lage kunsten’, waarbij cabaret duidelijk tot de laagste behoort. Dit vak neemt Ibo’s definitie serieus. Het ‘literaire’ en het ‘muzikale’ zijn en blijven immers de noodzakelijke ingrediënten van de kleinkunst. Daarnaast is er een aanvullende rol weggelegd voor moderne invloeden van onder meer stand up comedy en multimediale kunst. Gezien het literair-muzikale karakter geldt dat cabaret en aanverwante (kleinkunst)genres worden gemaakt voor een intelligent publiek en dus ook door intelligente makers. Om materiaal van anderen te doorgronden en om zelf goed materiaal te maken, is cultuur-historische kennis wenselijk – nee, zelfs onontbeerlijk. Kennis van filosofie tot godsdienst, van literatuur tot mythologie en van podiumkunsten tot politiek. Of zoals het Cultureel woordenboek – Encyclopedie van de algemene ontwikkeling het omschrijft: “Begrippen, namen, feiten, gebeurtenissen en gezegden die tot onze culturele bagage zouden moeten behoren.” Deze lessen brengen je basiskennis bij of frissen die op. Meer dan aanstippen, kan het niet zijn. Laat je meevoeren door het culturele landschap. Het hangt van je inzet en natuurlijk ook van je interesse af of we eraan toekomen je verder te helpen je in de stof te verdiepen. Aan filosofie, godsdienst, mythologie en politiek zullen we (in Cultuurgeschiedenis) slechts zijdelings toekomen. Daarvoor is de tijd te kort; bovendien zijn het culturele kennisgebieden die ook in andere vakken aan de orde komen. In de lessen Cultuurgeschiedenis zal er met name aandacht zijn voor taal, beeldende kunst, fotografie, film, vormgeving, muziek en media. Die onderdelen zijn immers het nauwst verbonden met het theatervak. Dat geldt ook voor Literatuur en bovenal Theater, maar ook die kennisgebieden komen al uitvoerig aan bod binnen andere theorievakken. Prestatie - indicator 7.2.3: De student kan inspiratie putten uit literatuur, kunst en andere vormen van cultuur.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
69 Literatuurlijst:
-Het Culturele Woordenboek. Encyclopedie van de algemene ontwikkeling. Onder redactie van Dolph Kohnstamm en Elly Cassee. Uitgeverij Anthos, Amsterdam. -Flip Bool, Mattie Boom e.a. (red.): Dutch Eyes. Nieuwe geschiedenis van de fotografie in Nederland. Waanders Uitgevers. Zwolle, 2007; -H.W. Janson: Wereldgeschiedenis van de kunst Uitgeverij De Haan. Houten, 1986 (= vijfde, geheel herziene en uitgebreide druk); -Stine Jensen, Rob Wijnberg: Dus ik ben. Een zoektocht naar identiteit Uitgeverij De Bezige Bij. Amsterdam, 2010; -Dolph Kohnstamm e.a. (red.): Het Culturele Woordenboek. Encyclopedie van de algemene ontwikkeling. Uitgeverij Anthos, Amsterdam; -Roger Scruton: Waarom cultuur belangrijk is Uitgeverij Nieuw Amsterdam. Amsterdam, 2010. Toetsing Theorietoets: waarbij de kennis met betrekking tot de behandelde literatuur / lesstof getoetst wordt. De studenten dienen een essay te schrijven over een bepaald onderwerp. Dit onderwerp wordt te zijner tijd bepaald. Door middel van het essay wordt het inzicht van de studenten getoetst.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
70
Lesplan Improvisatietechniek Docent: Anna Uitde Haag Jaar 1 In de eerste 9 lessen improvisatietechniek wordt systematisch gewerkt aan de technische vaardigheden van improvisatie: Inzicht in en opbouw van een klassieke scene: introductie (platform), motorisch moment, verheviging van conflict, catastrofe, en catharsis. Geven, accepteren en uitbouwen van spelaanbod zowel anekdotisch, emotioneel, fysiek en in statusverhouding, en in de combinatie van deze elementen Statuselement: aanpassen, statuswissel. De spelopdrachten bouwen elke week voort op het fundament wat de week daarvoor is gelegd: Vanuit het inzicht in de elementen van de spelscene wordt geleerd spelmateriaal aan te bieden, te accepteren van de tegenspeler en uit te bouwen (‘ja’ te zeggen tegen het aanbod in plaats van te blokkeren) De focus ligt daarbij op de ander, de spelers werken vanuit straight acting (zonder personages). De
statusoefening
wordt
toegevoegd.
Elk
onderdeel
wordt
afzonderlijk
ingeoefend
en
pas
daarna
ingevoegd/gecombineerd. In de vervolgende 9 weken worden de afzonderlijke elementen kort terug gehaald (aanbieden, accepteren, uitbouwen, statuselement). Daarna ligt de focus op de verschillende manieren om een scene op te starten (vanuit het niets, late-in, als verteller, vanuit emotioneel aanbod, vanuit beweging etc.), en de opbouw van personages (vanuit dieren, emoties, bekenden, kostuums etc.) Opnieuw worden de onderdelen afzonderlijk ingeoefend en pas daarna gecombineerd. De lessen improvisatietechniek bestaan uit een vaste opbouw: Vanuit opwarming (fysiek, focus verleggen, associëren en fantaseren), worden de voorgaande elementen kort teruggehaald, het nieuwe spelelement geïntroduceerd en ingeoefend via verschillende speloefeningen, om daarna de combinatie te maken in diverse spelopdrachten. In improvisatietechniek ligt naast het op de vloer eigen maken van de speltechnieken ook sterk de nadruk op de analyse als toeschouwer van de getoonde spelimprovisatie. Jaar 2 De lessen improvisatietechniek focussen in het tweede jaar op thematisch improviseren en improviseren in vaste en langere improvisatievormen. Vanuit de gekende manieren om een scene op te bouwen
wordt geleerd spelmateriaal toe te voegen om een
dramatisch situatie te verhevigen. Ook worden er spelvormen aangeleerd om de thema’s in een scene te herkennen en verder uit te bouwen tot een nieuwe scene. Deze reeksen van scenes vormen de basis van voor improvisatievormen met een vaste setting (de ‘loveboat’, soaps) en improvisatievormen met een vastgelegde scene volgorde (de Triade, de Harold). Met name de laatste vorm ‘de Harold’ wordt ingeoefend en uitgebouwd tot de studenten de structuur, het ‘spel’ in de scenes kunnen herkennen en kunnen uitbouwen tot langere comedy- vormen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
71 Toetsing: Open les voor alle studenten en in aanwezigheid van acteurstrainer en dramaturg Toetsing vindt plaats in de 1e en 2e tentamenperiode. Jaar 3 Impro-Komedie In het derde jaar worden de lessen improvisatietechniek uitgesplitst in twee richtingen: improvisatietechniek (3) en impro-komedie. In de impovisatietechnieklessen worden de lange en korte improvormen ingeoefend en worden verdere spelelementen toegevoegd. Bij impro-komedie ligt de focus op bestaande en befaamde tv komedies (Fawlty Towers, Absolutely Fabulous, ‘Allo ‘Allo, Dad’s Army, the Office etc) en op sitcoms. Afleveringen van deze komedies en sitcoms worden geanalyseerd op vorm (plaats, personages) en inhoud (spelvormen en structuren). De acteurs onderzoeken binnen vorm en inhoud van de tv komedie en de sitcom naar hun eigen spelmogelijkheden qua personages en situaties. Studenten leren ‘problemen’ te herkennen die spelstructuren kunnen opleveren, en deze uit te bouwen vanuit de waarachtigheid van hun personage. De nadruk ligt in alle lessen op de waarachtigheid en de ernst van het komedie spelen. De studenten leren vanuit deze voorbeelden nieuwe langere komedies op te zetten. De lessen worden per semester getoetst door het tonen van een sitcom of een comedy- aflevering van 20 minuten. Format analyse sitcom Vak: Scenestudie: van impro naar sitcom 1.Omschrijf de situatie waarbinnen de comedy zich afspeelt zo adequaat mogelijk. Gebruik daarbij de volgende onderdelen: - Plaats: land, stad - Gebouwelijke omgeving: hotel, huis, appartement, ziekenhuis - Milieu: welgesteld, hip etc. - Economische situatie: op rand van afgrond, struggle for life etc. - Tijd waarin de comedy zich afspeelt: nu, middeleeuwen, jaren 60 etc. - Algemene thema’s: overleven als mens of organisatie, medisch correct handelen, thema’s in de relationele of persoonlijke sfeer etc. - Andere zaken die van belang zijn voor de situatie 2. Vat de situatie samen in twee zinnen. 3. Beschrijf de belangrijkste personages aan de hand van: -
Doel
-
Gekozen statuspositie
-
Interne en externe factoren die de status ondermijnen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
72 4. Beschrijf de belangrijkste relationele verhoudingen tussen de personages van de sitcom Jaar 1 Prestatie- indicator 5.1.3: De student beheerst basale improvisatietechnieken; Prestatie- indicator 5.1.4: De student kan met basale improvisatietechnieken scenes opzetten en opbouwen. Jaar 2: Prestatie- indicator 5.2.3: De student kan de basale improvisatietechnieken inzetten in voorstellingen met vastgelegde scene volgorde; Prestatie- indicator 5.2.4: De student kan de basale improvisatietechnieken toepassen in voorstellingsvormen met een vaste setting.
Jaar 3: Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.13: De student kan via tekstinterpretatie en verbeelding op een adequate manier transformeren naar een toneelpersonage; Prestatie-indicator 5.2.14: De student kan een sitcom analyseren volgens het format en presenteren aan derden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
73 Lesplan Verhalen vertellen Docent: Anna Uitde Haag De cursus verhalen vertellen concentreert zich op twee onderdelen: 1.
De student als performer/ verhalen verteller
2.
De cabaretier als performer.
In de eerste paar bijeenkomsten wordt de manier van vertellen van de individuele student geanalyseerd op vorm en inhoud. Beginnend vanuit de analyse van de vormkeuze (de conference, sketch, scene, verhaal etc.), worden ook de stijlmiddelen geanalyseerd (overdrijving, omkering, ironie, satire etc.). Inhoudelijk wordt de vormkeuze geanalyseerd op de effectiviteit van de opbouw, de publiekscommunicatie binnen de vormkeuze en de waarachtigheid van de performer; past de vormkeuze bij de persoonlijkheid en de inhoudelijke boodschap van de performende student. Dezelfde analyse wordt toegepast op twee cabaretiers naar keuze per student; een cabaretier die wordt bewonderd en een waarmee de student zich moeilijk kan vereenzelvigen. Toetsing: De analyse van deze twee cabaretiers en de presentatie van 3 minuten bestaand materiaal is het tentamen dat over deze cursus wordt afgenomen. In de analyse en de imitatie van de twee cabaretiers wordt de cursus met voldoende afgesloten als de student de twee cabaretiers in vorm, inhoud en noodzakelijkheid van performen kan presenteren en waar nodig kan toelichten. Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijke en waar nodig improviserende wijze met zijn publiek; Prestatie-indicator 5.2.13: De student kan via tekstinterpretatie en verbeelding op een adequate manier transformeren naar een toneelpersonage.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
74
Lesplan Componeren Docent: Erik Vlasblom Bij het schrijven van liedjes gaat het om een combinatie van: - Fantasie (verbeelding) en - Kennis De lessen zijn gericht op het prikkelen van de verbeelding en het vergroten van de (muzikale) kennis. Een student moet uiteindelijk in staat zijn om zelf een melodie te componeren, liefst voorzien van eenvoudige harmonieën en deze melodie voor te leggen aan een muzikaal begeleider. Het gaat hierbij niet alleen om het bedenken van de melodie maar ook om het noteren daarvan. Uiteraard hangt dit nauw samen met het vak Solfège. De student moet bewust leren luisteren naar het gebruik van muziek in het theater: Hoe wordt muziek ingezet om het verhaal te vertellen? Jaar 1 Bestaande theatercomposities worden beluisterd en besproken. Hieruit volgen opdrachten om analyses te maken van bestaande composities en vooral te letten op de koppeling tussen tekst en muziek. De student moet muziek zoeken om een scène, tekst mee te kleuren of juist een tegen kleur te geven. Metrum van tekst/muziek Een metrum vinden in een bestaande tekst Eenvoudige akkoordprogressies Deze moeten worden toegepast in een gecomponeerd kinderliedje. Het gebruiken van clichés Toepassen in een gecomponeerd kerstlied. Een melodie componeren op een bestaande of zelfgeschreven tekst. Tentamen 1e periode:
Noten lezen/ritmes lezen Dit wordt getoetst met behulp van een computerprogramma.
Analyse van een bestaande theatercompositie Koppeling tekst/muziek Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
75
Eindpresentatie/concert: De student zingt 1 lied dat in het afgelopen jaar door hem/haar gecomponeerd is.
De lessen zijn tot de herfstvakantie klassikaal en daarna wordt de beschikbare tijd opgedeeld in individuele lessen om één op één aan de liedjes te kunnen werken. Jaar 2 In het tweede jaar komt er meer accent op het vakmatige aspect van het componeren. In dit jaar moeten 2 liedjes worden geschreven. Bestaande theatercomposities worden beluisterd en besproken. Hieruit volgen opdrachten om analyses te maken van bestaande composities en vooral te letten op de koppeling tussen tekst en muziek. Metrum van tekst/muziek Een metrum vinden en noteren Eenvoudige akkoordprogressies toepassen. Het gebruiken van clichés Toepassen in een gecomponeerd Sinterklaas/kerstlied Dit lied wordt tijdens de Sinterklaas/Kerstpresentatie uitgevoerd. De student moet een gecomponeerde melodie kunnen noteren (toonhoogte) en kunnen voorleggen aan een zelfgekozen begeleider. Tentamens: 1e periode:
Noten lezen/ritmes lezen Dit wordt getoetst met behulp van een computerprogramma.
Eindpresentatie/concert: De student zingt 1 lied dat in het afgelopen semester door hem/haar gecomponeerd is liefst met een eigen begeleider. Er moet een keuze gemaakt kunnen worden uit minimaal 4 liedjes!
De lessen over de vakmatige aspecten worden klassikaal gegeven maar de docent probeert zo snel mogelijk de lessen op te delen om één op één te kunnen werken. De lessen worden meteen na de eerste les opgedeeld in individuele lessen om heel gericht aan muziek voor presentaties/voorstellingen te kunnen werken.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
76 Jaar 3 Studenten van de Koningstheateracademie brengen elk jaar verschillende hommages aan grote namen uit de Nederlandse kleinkunst. De generatie van nu eert daarmee het oeuvre van cabaretiers, zangers, liedauteurs en componisten die niet vergeten mogen worden. Onder hen de afgelopen jaren: Jan Boerstoel, Georges Brassens, Hans Dorrestijn, Frans Halsema, Ed Leeflang, Wim Sonneveld, Bram Vermeulen, Ivo de Wijs en Willem Wilmink. In de lessen compositie worden de liederen van de gekozen cabaretiers, zangers, liedauteurs en componisten ingestudeerd. Jaar 1 Prestatie- indicator 2.1.1: De student kan vanuit zijn persoonlijk engagement (lied) teksten schrijven; Prestatie- indicator 5.1.5: De student toont muzikale vaardigheden. Jaar 2 Prestatie- indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn/haar muzikale vaardigheden (stem- en zangtechniek, compositie en kennis van solfège). Jaar 3 De beoordeling van de hommage valt onder projecten.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
77
Lesplan Liedtekstinterpretatie Docent: Bertram van Alphen Lesprogramma leerjaar 1 Het eerste half jaar wordt er In de lessen gewerkt aan de basistechnieken van liedtekstinterpretatie: Focus, inleving, kleur en tegenkleur, tekstanalyse, dictie en lichaamstaal. Studenten krijgen de kans om verschillende genres te verkennen. Ze mogen zelf materiaal aandragen maar waar nodig zal er ook materiaal door de docent gekozen worden. In het tweede half jaar wordt hierop verder geborduurd maar zullen de liederen ook in een theatraal kader geplaatst worden. Er wordt gewerkt aan een “minivoorstelling” waarin iedere student een lied ten gehore brengt. Dit vormt tevens het tentamen. Lesdoel: de student is zich bewust van zijn/haar muzikale vaardigheden en kan hier mee werken: Prestatie-indicator 5.1.5: De student toont muzikale vaardigheden; Lesdoel: de student is in staat basaal een liedtekst over te brengen op een publiek door middel van zijn/haar lichaamstaal en acteervaardigheden: Prestatie-indicator 5.1.1: De student beheerst basale theatrale communicatieprincipes en toont interactie met zijn publiek; De student kan in basale muzikale termen uitleggen wat zijn/haar muzikale doelen zijn van een lied: Prestatie-indicator 5.1.6: De student kan zijn stem-, zang- en bewegingstechniek basaal toepassen en kan in basale muzikale termen communiceren. Toetsing Tijdens het tentamen zingt de student een zelfgekozen lied in het kader van een minivoorstelling. Hij/zij weet het lied te vertolken met de opgedane interpretatietechnieken en toont persoonlijk engagement Huiswerk Van de student wordt verwacht dat: - Deze voorbereid in de les komt. Hij/zij kent de tekst en de melodie, heeft een analyse van de tekst gemaakt en kan deze onderbouwen; - Hij/zij duidelijk leesbare bladmuziek of een akkoordenschema voor de pianist meeneemt. Jaar 2 Er wordt in dit jaar verder gewerkt aan de technieken die in het eerste jaar zijn aangeleerd. Er vindt verdieping plaats en er wordt meer aandacht besteed aan de individuele podiumpersoonlijkheid van de student. Lesdoel: de student heeft een eigen visie/smaak ontwikkeld en weet hoe hij/zij zijn/haar liedrepertoire op het publiek wil overbrengen en kan dit op een persoonlijke en ambachtelijke manier doen: Prestatie-indicator 5.2.1: De student communiceert op persoonlijk en waar nodig improviserende wijze met het publiek; Prestatie-indicator 5.2.8: De student is in staat (lied)teksten persoonlijk en op muzikale wijze te interpreteren. Lesdoel: De student weet zijn zang en interpretatietechniek te integreren: Prestatie-indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn muzikale vaardigheden (stem- en zangtechniek, compositie en kennis van solfège); Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
78 Lesdoel: De student heeft zijn muzikaal vermogen verder ontwikkeld en kan in heldere muzikale termen communiceren met de pianist: Prestatie- indicator 5.2.12: De student heeft kennis van solfège en past die kennis toe in muzikale communicatie en presentatie. Tentamen: theatraal concert Tijdens het tentamen presenteert de student één a twee liederen naar keuze. Daarbij zal er worden gekeken of en in welke mate de student de technieken heeft kunnen verdiepen die in de lessen zijn behandeld. Ook wordt er verwacht dat de student een eigen visie aan het ontwikkelen is over het vak en het liedrepertoire. Dit kan hij/zij onderbouwen. Huiswerk Van de student wordt verwacht dat: - Deze voorbereid in de les komt. Hij/zij kent de tekst en de melodie, heeft een analyse van de tekst gemaakt en kan deze onderbouwen; - Hij/zij duidelijk leesbare bladmuziek of een akkoordenschema voor de pianist meeneemt.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
79 Lesplan Solfège Docent: Tom Dicke Jaar 1 Inhoud lessen solfège niveaugroep 1: * noten lezen en kunnen reproduceren aan de piano of op gitaar (gewenst eindniveau: gevorderde beginner); * akkoordsymbolen kunnen lezen en reproduceren op piano of gitaar; (gewenst eindniveau: gevorderde beginner, i.e. mineur/majeur akkoorden, en dom7) * het in noten of getalsverhoudingen reproduceren van melodieën, ritmes en intervallen (gewenst eindniveau: beginner) * auditief achterhalen in welke maatsoort een lied of melodie staat, de grondtoon kunnen bepalen (nazingen) en het tempo kunnen aangeven (gewenst eindniveau: gevorderd) * het vocaal reproduceren van een eenvoudige melodie of ritme; (gewenst eindniveau: gevorderde beginner) * kennis hebben van toonsoorten en toonladders, en kunnen bepalen in welke toonsoort een melodie staat (majeur en 3 varianten mineur); (gewenst eindniveau: gevorderde beginner) Lesdoel: de student is in staat om zelfstandig de melodie van een (eenvoudig) lied in te studeren Prestatie-indicator 5.1.5: De student toont muzikale vaardigheden; Prestatie-indicator 5.1.7: De student heeft kennis van solfège en past die kennis toe en beheerst het notenschrift. Jaar 2 Inhoud lessen solfège niveaugroep 2: * noten lezen en kunnen reproduceren aan de piano of op gitaar; (gewenst eindniveau: gevorderd) * akkoordsymbolen kunnen interpreteren en reproduceren op piano of gitaar; (gewenst eindniveau: gevorderd: minimaal mineur, majeur, dom7, m7, maj7, sus4 en sus2, in alle gevallen ook met veranderde bastoon) * het in noten of getalsverhoudingen reproduceren van melodieën, ritmes en intervallen (gewenst eindniveau: gevorderd) * auditief achterhalen in welke maatsoort een lied of melodie staat, de grondtoon kunnen bepalen (nazingen) en het tempo kunnen aangeven (gewenst eindniveau: gevorderd) * het vocaal reproduceren van een melodie of ritme (gewenst eindniveau: gevorderd) * kennis hebben van toonsoorten en toonladders, en kunnen bepalen in welke toonsoort een melodie staat (majeur en 3 varianten mineur) (gewenst eindniveau: gevorderd) * kennis hebben van tonale functies (grondtoon, dominant, subdominant etc.), deze kennis in kunnen zetten bij het analyseren van een akkoordenschema of lied (gewenst eindniveau: gevorderde beginner) Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
80 * alles bij elkaar brengen: ritme + melodie, ritme + akkoorden, melodie + akkoorden kunnen spelen/zingen. Lesdoel: de student is in staat om zelfstandig de melodie van een lied in te studeren (gevorderd) en kan zichzelf daarbij (basaal) begeleiden op piano of een ander instrument; de student kan een idee muzikaal vormgeven en onderbouwen, door: -
een akkoordenschema aan te leveren, minimaal bestaande uit majeur- en mineurakkoorden
-
een idee voor tempo en ritme aan te geven, met een genoteerde suggestie alsook mondeling
-
te communiceren met een pianist of andere (begeleidende) muzikant(en) om zijn/haar bedoelingen duidelijk te maken. Hij/zij beheerst hiervoor de hiervoor gangbare basale
-
muzikale terminologie. de student beheerst muzikale vaardigheden en kan op muzikale wijze communiceren met zijn/ haar begeleider,
Prestatie-indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn muzikale vaardigheden (stem- en zangtechniek, compositie en kennis van solfège); Prestatie-indicator 5.2.12: De student heeft kennis van solfège en past die kennis toe in muzikale communicatie en presentatie. Tijdsduur: * Duur les: 1 uur * Indeling les: klassikaal gedeelte: 45 minuten, daarna indien nodig twee of drie studenten individueel 15 minuten, anders klassikaal tot het einde Onderwerpen die gedurende het jaar aan bod komen, min of meer op volgorde:
Niveaugroep 1: * Maatsoort en ritme (+ notatie) * Toonhoogte + notatie (+ sleutels) * Toonladder: 7 tonen, 12 stapjes in totaal * Toonsoorten: majeur * Melodieën in getalsverhoudingen, van blad zingen (1 2 3 2 3 2 1 7 1 etc.) * Melodieën herkennen, zonder ritme (auditief) * Intervallen (schriftelijk: herkennen en construeren) * Intervallen (auditief: herkennen en construeren) * Transponeren van een eenvoudige melodie * Melodieën in noten, van blad zingen * Ritmische patronen oefenen * Drieklanken: majeur en mineur (schriftelijk: herkennen en construeren) * Toonsoorten: mineur, in drie soorten * Boventoonreeks > reine intervallen vs. klein/groot vs. overmatig/verminderd * Drieklanken: verminderd, sus2 en sus4 * Drieklanken in omkeringen spelen en noteren (majeur en mineur) * Oefenen met spelen van akkoordenschema’s aan de piano of op gitaar * Eenvoudige akkoordenschema’s gecombineerd met eenvoudige ritmische patronen Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
81 Niveaugroep 2: * Al het bovenstaande tot het voldoende op peil is (waar nodig) * Drieklanken herkennen (schriftelijk en auditief, inclusief overmatig) * Melodieën van blad zingen inclusief ritme * Trappen, tonale functies * Akkoorden plaatsen onder een gegeven melodie of een eigen melodie * Septiemakkoorden: dom7, m7, maj7, verm7, halfverm7 * Septiemakkoorden in trappen van de toonladder * Septiemakkoorden in akkoordenschema’s, aan de piano * Compositie-analyses: luisterend een (niet al te moeilijk) lied ontleden en het akkoordenschema noteren.
* Facultatief: andere toonladders, modaliteit, andere sleutels en andere maatsoorten Hoeveel tijd en aandacht er aan verschillende onderwerpen wordt besteed is enigszins afhankelijk van het instapniveau van de groepen. Huiswerk: De in de les geoefende vaardigheden kunnen in de meeste gevallen thuis worden geoefend. Hierbij gebruikte middelen: * Oefenbladen (worden in de les verstrekt) * Readers van het HKU conservatorium (worden in de les bij mij aangeschaft, alleen voor niveau 2) * Reader solfège en muziektheorie (eigen schrijfsels). Deze deel ik gedurende het jaar uit. * Oefen-CD: hierop staan dictees met intervallen en drieklanken, en melodieën (met en zonder ritme). Deze CD kan
iedere student bij mij krijgen als hij een lege brandbare cd meeneemt in de eerste les (!) * Oefenfiles melodieën luisteren. Deze zijn te zijner tijd te downloaden via YouSendIt, per e-mail dus. Toetsing: Er is één officieel tentamen, aan het eind van het jaar, in de laatste tentamenweek. De uitslag van dit tentamen is maatgevend voor de beoordeling van de student. Beoordeling geschiedt aan de hand van de competentiekaarten. In de competenties en de vertaling daarvan in de prestatie-indicatoren zijn gespecificeerd in bovengenoemd lesplan. Bij de beoordeling wordt het instapniveau van de student ook licht meegewogen. Inzet, aanwezigheid en het maken van huiswerk tellen eveneens licht mee. Mocht de student de toets niet halen dan is er gelegenheid tot een hertentamen. In speciale gevallen kan ook worden besloten tot een individuele opdracht.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
82 Lesplan Mime Docent: Annelies Herfst Deel 1. Fysieke bewustwording Lesinhoud Studenten werken in de lessen mime via groepsoefeningen en solo opdrachten met de volgende kernbegrippen: Zero (neutrale aanwezigheid) Neutraal lopen, neutraal staan Gronden -Loodlijn - Houding Isolatie principe Dynamoritme Kracht Souplesse Balans Principe van de assen Vallen Kernbegrippen Mimespel: Groepsenergie - Fysiek vertrouwen. Improvisatie en groepsimprovisatie Samenwerken Ruimtelijk bewustzijn Spel vanuit vorm en abstractie Plezier Deel 2: Vergroten van fysiek en theatraal bewustzijn De studenten werken de principes uit die in het 1e deel van de cursus zijn aangeleerd, in combinatie met de onderstaande kernbegrippen: Focus Adem Spanning Ritme en Dynamiek (Dynamoritme) Het tegenkrachtprincipe (Contre poids) Onzichtbare tegenkracht (Point fixee) Rotaties (Rotation) Transformatie
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
83 Kernbegrippen mimespel: Groepsenergie Contactimprovisatie. Groepsimprovisatie in theatraliteit Samenwerking Creativiteit Deel 3: Bewegingscomposities maken vanuit mime-principes Studenten leren de behandelde kernbegrippen en principes toe te passen via maakopdrachten in groeps- verband en solo opdrachten. Jaar 2 Kernbegrippen Mimetechniek: Studenten leren via groepsopdrachten en solo werk de volgende principes toe te passen: Gronden -Loodlijn - Houding Isolatie principe (articulatie) Kracht Souplesse Balans Spanning Principe van de assen Kernbegrippen Mimespel: Ruimtelijk bewustzijn Zintuiglijk bewustzijn Aanwezigheid vergroten Spel vanuit vorm en abstractie Theatrale spanning Leiden en volgen Manipulatie Reproductie Richten van de aandacht - Focus Geloofwaardigheid Analytisch vermogen
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
84 Mimografie-fysieke beeldende composities De studenten leren om fysieke composities te maken via: Componeren vanuit: Ritme (muziek) Componeren vanuit: Beeldmateriaal (foto’s en schilderijen) Componeren vanuit: Beeldmateriaal en betekenis (krantenfoto’s) Componeren vanuit: Gedichten, tekstmateriaal Componeren vanuit: Muziek en sfeer Componeren vanuit: Emotie en verbeelding Tentamen criteria Mime jaar 1 en 2 Het mime-tentamen betreft een open les – tentamen, in aanwezigheid van de opleidingsdirecteur. Het vak mime wordt beoordeeld aan de hand van de desbetreffende competenties en prestatie- indicatoren: Huiswerk eerste jaar Het voorbereiden van een duo compositie opdracht n.a.v. een lesopdracht. Huiswerk tweede jaar Eerste semester: voorbereiden van een duo bewegingsopdracht. Tweede semester: bewegingscomposities maken Jaar 1 Lesdoel: De student toont inzicht in fysiek spel, muzikaal- en samenspel. De student heeft inzicht in lichaamstaal en de impact ervan en is zich bewust van hoe het lichaam ingezet kan worden Prestatie- indicator 2.1.4: De student geeft vorm aan zijn beeldend vermogen en beeldend inzicht met betrekking tot het fysieke. Zowel in de ruimte als met het lichaam; Prestatie-indicator: 5.1.2: De student beheerst basale acteer- en bewegingsvaardigheden. Jaar 2 Lesdoel: De student heeft inzicht in lichaamstaal en kan fysieke composities maken en ontwikkelen. Prestatie-indicator 2.2.3: De student ontwikkelt een persoonlijk bewegingsidioom; Prestatie-indicator 2.2.4: De student kan zijn persoonlijk bewegingsidioom inzetten in zijn persoonlijke product.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
85 De leerdoelen van het eerste jaar worden onderverdeeld in: Creativiteit Muzikaliteit en Timing Houding Samenspel Energie - Stamina Concentratie Articulatie Kracht - Tegenkracht Flexibiliteit -Souplesse Samenspel Improvisatie Gevoel voor theatraliteit In het tweede jaar worden de leerdoelen verder toegespitst op: Transformatie Analytisch vermogen Compositie-mimografie Verantwoordelijkheid Balans tussen inhoud en vorm
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
86 Lesplan Logopedie Docent: Rogier Kappen Jaar 1 Basishouding, ademtechniek, articulatie en stemgebruik Goed leren staan en zitten Lage, middenrifademtechniek leren gebruiken (loslaten) Pittig articuleren (proef wat je zegt! Groot en klein mechanisme) Gezond stemgebruik aanleren Wat heb je aan extra’s nodig op de planken? De aangeleerde technieken kunnen worden toegepast bij het vak theateratelier Aan het einde van het jaar wordt de vooruitgang van de student beoordeeld aan de hand van de desbetreffende competenties. Prestatie-indicator 5.1.6: De student kan zijn stem-zang-en bewegingstechniek basaal toepassen en kan in basale muzikale termen communiceren. Jaar 2 Persoonlijke stem en spraakcoaching (ter voorbereiding op de presentaties van de studenten): Maatwerk, individuele begeleiding Werken aan specifieke onderdelen op stem en/of spraakgebied Verfijning van de techniek Aan het einde van het jaar een persoonlijke beoordeling Prestatie-indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn muzikale vaardigheden (stem -en zangtechniek, compositie en kennis van solfège). Jaar 3 U vraagt wij draaien....Student komt zelf met een coachingvraag Wat heb ik nog nodig op stem- en spraakgebied? Hier wordt vervolgens een op maat gesneden programma voor gemaakt De coaching is nu meer adviserend en volgend Prestatie-indicator 5.2.11: De student verfijnt zijn muzikale vaardigheden (stem -en zangtechniek, compositie en kennis van solfège).
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
87
Projecten De projecten nemen binnen het curriculum van de KTA een hele bijzondere plaats in. Zij vormen samen met de beroepspraktijk van het maken en spelen van voorstellingen de spil van hun professionele bestaan. Speciaal daartoe heeft de KTA een impresariaat ingericht waar per jaar ongeveer honderd voorstellingen worden verkocht. Afhankelijk van hun expertise en het niveau daarvan worden studenten, soms al vanaf hun eerste jaar ingezet om te participeren in projecten voor theaters, congressen, symposia, festivals etc. In latere leerjaren (derde- en vierde leerjaar) wordt hun eigen theaterprogramma aangeboden door het impresariaat. Per opdracht die bij het impresariaat binnen komt wordt een team aan schrijvers, componisten, zangers en spelers bijeengezocht uit alle jaren –afhankelijk van de opdracht. Ook alumni worden na hun studie nog actief betrokken bij opdrachten. Met de opdrachtgever(s), de opleidingsdirecteur en het artistieke team van studenten wordt verkend wat de opdracht inhoudt en wat er precies wordt verwacht (vorm, tijdskader, stijlfiguren). Daarna wordt er in het artistieke team samen met de opleidingsdirecteur een brainstormsessie gehouden waarin de artistieke mogelijkheden op vorm en inhoud worden onderzocht, de taken worden verdeeld en het werk wordt verdeeld. Een eerste opzet wordt voorgelegd aan de opdrachtgever en bij goedkeuring uitgewerkt in vorm, inhoud, tijdsplanning en technische gegevens. Daarnaast werkt het impresariaat ook daadwerkelijk als impresariaat in de Lammerentoer; een toer langs de kleine theaters van Nederland voor de derde- en vierdejaars waarin zij hun materiaal kunnen uitproberen en kunnen aanscherpen. En waarbij zij hun theatrale communicatie kunnen inoefenen. Misschien niet overbodig om toe te voegen dat studenten van de Academie als vanaf hun eerste jaar zakelijk georganiseerd moeten zijn om ook te kunnen werken (betaald) voor het impresariaat. De vorm waarin zij zijn georganiseerd is afhankelijk per student maar is altijd fiscaal correct. De zakelijke training die zij gedurende de vier leerjaren krijgen waarbij zij in het vierde jaar hun ondernemingsplan uitproberen is daarbij onontbeerlijk. In het vierde jaar zijn het vak theateratelier, de projecten en het ondernemingsplan uitgegroeid tot een (onderwijs)situatie die de beroepspraktijk dicht nadert.
Jaar 1: Kerstproductie De Koningstheateracademie kent een lange traditie van kerstproducties. In voorgaande jaren werden 'Scrooge' en 'David Copperfield' gespeeld, naar de werken van Charles Dickens. In 2009 maakten de studenten zelf een voorstelling, 'Bambi'. Daarna volgden de kerstvoorstellingen 'U zijt wellekome' in ons eigen (nieuwe) Academiegebouw, 'Hoe overleef ik de Kerst’ en 'Dat meisje met die zwavelstokjes', waarbij derdejaars studenten het script ontwikkelden en de eerstejaarsstudenten de voorstelling speelden. Ook de laatste kerstproductie ‘Scrooge’ (2012) werd geschreven en ontwikkeld door de derde –en vierdejaarsstudenten en gespeeld door de eerstejaarsstudenten. In 2013 werd de voorstelling ‘David Copperfield’ van Dickens gespeeld in de regie van Bruun Kuijt. Dit jaar wordt gewerkt aan de voorstelling ‘Scrooge’ van Charles Dickens die wordt omgezet in een Scroogeexperience: De Scrooge-experience is de eerste try-out van het totale Kunstmestconcept. In de aanloop naar december wordt er een productieteam geformeerd bestaande uit studenten en afgestudeerden van de HAS, Avans, Koning Willem-I College, Van Maerlant college en Koningstheateracademie i.s.m. lokale tv-zender Boschtion. Zij worden ondersteund Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
88 door zowel het artistiek/ zakelijke team van professionals als ook door jongerejaars studenten van de diverse opleidingen. Doel van de Scrooge-experience is om het kerstverhaal te gebruiken om i.s.m. verschillende maatschappelijke organisaties in de stad – o.a. Inloopschip en Sint Jans Centrum- tot een interactieve theaterwandeling te komen en zo een tijdelijke kerst community te vormen; priesterstudenten naast daklozen, daklozen naast toeschouwer en student, samen aan de kerstdis. Werkweek De jaarlijkse werkweek is een 4- daagse theatermaak-week. Op een locatie in Nederland wordt er een groepsaccommodatie afgehuurd. Van maandag t/m vrijdag verblijven studenten en docenten daar. Doel van de werkweek is om vijf dagen consequent en ongestoord te kunnen werken aan de eindpresentatie in mei. Voor sommige studenten betekent dat een onderzoek naar thematiek van de voorstelling en uitwerking in een helder concept, andere studenten zijn al in het stadium van uitwerking van het concept in keuze van stijlmiddelen en ontwikkelen van spelmateriaal Omdat alle studenten van alle jaren aanwezig zijn kan een beroep worden gedaan op ieders expertise. Tijdens deze week zijn er ook een aantal docenten mee die kunnen worden geraadpleegd. De werkdagen zijn van 11.00- 18.00 uur. ’s Avonds wordt, na een gezamenlijke maaltijd, het materiaal gepresenteerd dat die dag is gemaakt. Iedere student presenteert 1-3 minuten spelmateriaal. Dat kan zijn in de vorm van een lied, liedtekst, conceptidee, uitgewerkte scene etc. Na afloop wordt er geëvalueerd en worden er werkafspraken gemaakt voor de volgende dag. Ontwikkelde concepten worden verder uitgewerkt tijdens de regieweek in mei en gepresenteerd in de week daarna. Uitgewerkte concepten worden in de regieweek verder doorontwikkeld en verfijnd. Ook die worden getoond tijdens de theateratelierpresentaties in de week daarna. De Rietveldfabriek in Bergeijk, Kunstmest totaalconcept juni 2015 In juni 2015 gaan we met de studenten van jaar 1,2 en 3 naar Bergeijk naar de Rietveldfabriek, ooit centrum van bedrijvigheid, nu gigantische lege ruimte in het dorp. Met het productieteam van de Scrooge-experience maken we in juni 2015 de plek bekend als speelplek. Met radio Bergeijk, met bekende cabaretiers en de bekende sport- en spelactiviteiten van de Katholieke Plattelands Jongeren lokken we de inwoners van Bergeijk naar deze nieuwe speelplek. Alle middelen worden ingezet om ook de amateurverenigingen te verleiden om in de editie van 2015 mee te spelen in dit driedaags festival. Prestatie-indicator 3.1.1: De deelnemer levert in samenwerking met anderen een persoonlijke, praktische en artistieke bijdrage aan diverse projecten; Prestatie-indicator 3.1.2: De deelnemer werkt vanuit zijn artistieke, organisatorische en zakelijke expertise mee aan academie-brede projecten.
Jaar 2: Kerstvoorstelling: zie beschrijving jaar 1 Hommage Studenten van de Koningstheateracademie brengen elk jaar verschillende hommages aan grote namen uit de Nederlandse kleinkunst. De generatie van nu eert daarmee het oeuvre van cabaretiers, zangers, liedauteurs en componisten die niet vergeten mogen worden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
89 Onder hen de afgelopen jaren: Jan Boerstoel, Georges Brassens, Hans Dorrestijn, Frans Halsema, Ed Leeflang, Wim Sonneveld, Bram Vermeulen, Ivo de Wijs en Willem Wilmink. Werkweek Zie omschrijving onder leerjaar 1. Cabaretfestival Kunstmest Zie omschrijving onder leerjaar 1 Jaar 2 Prestatie-indicator 3.2.1: De deelnemer is in staat om te inspireren, als om zich door anderen te laten inspireren; Prestatie-indicator 3.2.2: De deelnemer komt in een productie met zijn collega’s tot overeenstemming bij het maken van keuzes.
Jaar 3 & 4: Lammerentoer & opdrachten Impresariaat Ieder seizoen presenteert de Koningstheateracademie de Lammerentoer! Een avond vol kleinkunsttalent dat op de rand van doorbreken staat of dat inmiddels met glans de eindstreep van de opleiding gehaald heeft. Lammeren die meedoen aan deze tour zijn onder anderen; Katinka Polderman, Pieter Derks, Louise Korthals, Kiki Schippers en Patrick Nederkoorn. In het derde en/of vierde jaar kunnen studenten middels deze tour en andere opdrachten buiten de academie ervaring opdoen. Hommage Studenten van de Koningstheateracademie brengen elk jaar verschillende hommages aan grote namen uit de Nederlandse kleinkunst. De generatie van nu eert daarmee het oeuvre van cabaretiers, zangers, liedauteurs en componisten die niet vergeten mogen worden. Onder hen de afgelopen jaren: Jan Boerstoel, Georges Brassens, Hans Dorrestijn, Frans Halsema, Ed Leeflang, Wim Sonneveld, Bram Vermeulen, Ivo de Wijs en Willem Wilmink. Werkweek Zie omschrijving onder leerjaar 1 Cabaretfestival Kunstmest Zie omschrijving onder leerjaar 1
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
90 Jaar 3 Prestatie-indicator 3.2.1: De deelnemer is in staat om te inspireren, als om zich door anderen te laten inspireren; Prestatie-indicator 3.2.2: De deelnemer komt in een productie met zijn collega’s tot overeenstemming bij het maken van keuzes; Prestatie-indicator 6.2.1: De student organiseert zijn stage/projecten en doet daar verslag van. Jaar 4 Prestatie-indicator 3.3.1: De deelnemer geeft leiding aan anderen bij de totstandkoming van een artistiek product en draagt daarvoor de eindverantwoordelijkheid; Prestatie-indicator 3.3.2: De deelnemer gebruikt aantoonbaar de kwaliteiten van anderen in zo’n proces en laat hen voldoende ruimte om invulling te geven aan hun eigen artistieke doelen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
91
Zakelijke training Jaar 1 De eerstejaars studenten onderzoeken in drie groepen de beroepspraktijk van de cabaretier o: de cabaretiers, de impresariaten, de theaters. Daarvan presenteren ze hun bevindingen aan de tweede-, derde- en vierdejaars studenten. Ze doen verslag in de vorm van een boekje dat als bijlage wordt bijgevoegd. De onderzoeks-vormen die worden gehanteerd zijn: bureauwerk (internet etc.), interviews en vraaggesprekken met cabaretiers, theaterdirecteuren en impresariaten. Prestatie-indicator 6.1.1: De student verkent de beroepspraktijk in het genre cabaret op zakelijke aspecten; Prestatie-indicator 6.1.2: De student verkent de zakelijke organisatievormen van de cabaretier; Prestatie-indicator 6.1.3: De student kent de ‘harde’ feiten van het ondernemerschap. Jaar 2 en 3 Alle studenten werken aan de hand van het canvas business model you. De tweedejaars vertalen hun missie in een heldere waarde propositie en doen daarvan schriftelijk verslag. De derdejaars werken vanuit hun waarde propositie aan diverse vertalingen in projecten maken en daarvan diverse canvassen. Hiervan wordt voor een externe jury verslag uitgebracht. Werkwijze en feedback: Er wordt met de studenten in de voorbereiding naar de presentatie ‘van binnen naar buiten’ gewerkt. Vragen die centraal staan zijn: Waar gaat het jou om? Wat is jouw waarde?
Waar ben je goed in en wat doe je graag?
Voorbeeld: “In mijn voorstelling draait het altijd om ontsnapping. In welke situatie je ook zit, je kunt er altijd uit. Alles is mogelijk. Ik treed graag buiten de gebaande paden.” Hier gaat het om thema creativiteit. Naast het geven van een voorstelling in een theater opent zich een markt van bijv. congressen en bedrijven die bezig zijn met dit thema. De propositie wordt hier scherp en de zakelijke mogelijkheden worden groter. Zo wordt de artistieke kant verbonden met de zakelijke kant. Studenten hebben als leidraad het ‘businessmodel you’ en geven in de presentatie weer: Wie ben ik? Wat is mijn waarde? Wat kan ik? Waar ben ik goed in en wat doe ik graag? Wat heb ik in mijn winkel? (een onderwerp wordt meer uitgewerkt) Wat ga ik doen om mijn brood te verdienen? En hoe ga ik dat aanpakken? Feedback De jury geeft op een waarderende manier feedback. Er wordt allereerst benoemd wat men goed vindt en waarom. Vragen die daarbij leidend zijn: Wat spreekt je aan in de presentatie. Wat raakt je? Is iets je nog niet helemaal duidelijk? Stel informatieve vragen: Wat zou je doen als…. Mis je iets in de presentatie? Bijv. schwung. Stel een inspiratievraag: Wat zou je kunnen doen om mij nog meer te boeien tijdens je verhaal? Heb je tips die iemand verder op weg kunnen helpen? Geef ze kort en met ruimte voor de ontvanger. In de portfolio’s van de derdejaars wordende diverse canvasmodellen opgenomen en de feedback die zij krijgen van de jury.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
92 Jaar 2 Prestatie-indicator 6.2.4: De student vertaald zijn missie in een waardepropositie die zowel voor autonoom als voor toegepast werk geldt. Jaar 3 Prestatie-indicator 6.2.2: De student kan met behulp van het Canvas-businessmodel zijn eigen businessplan opstellen en kan dat adequaat toelichten aan derden; Prestatie-indicator 6.2.3: De student heeft zicht op zijn ondernemerschap en kan dat adequaat toelichten aan derden. Jaar 4 De studenten kunnen in het vierde jaar kiezen om gedurende 20 weken te participeren in de innovatieklas van de HAS. Deze innovatieklas heeft als doel om studenten in het 4e jaar de ruimte te bieden om zich te ontwikkelen tot innovator, ook wel changemakers genoemd. Dit doet men door vanuit individuele passies, talenten en in openheid en verbondenheid waarde te creëren met betrekking tot een complex maatschappelijk vraagstuk waar meerdere belanghebbende bij betrokken zijn.
Persoonlijke ontwikkeling Bij persoonlijke ontwikkeling gaat het over ontwikkelen van zelfkennis, ontdekken wie je bent en het in actie zetten van je talenten. Hierbij ontwikkel jezelf door aandacht te hebben voor je denken, doen, voelen en passie/zijn. Kennis en vaardigheden zijn van belang en zeker zo belangrijk als intuïtie (innerlijk kompas) en gevoel. Een context met daarin aandacht voor elkaar - de ander en diens talent en passie - is essentieel. Het ontwikkelen van zelfkennis en een krachtig zelfbeeld is belangrijk bij het jezelf kunnen en durven neerzetten in de markt/wereld en heeft als resultaat dat je zo optimaal mogelijk kunt zijn wie je bent en doen waar je goed in bent: talent-in-actie (geluk en duurzaamheid) in de voor jou juiste context.
Inhoudelijke ontwikkeling Inhoudelijke ontwikkeling gaat over het concretiseren van een innovatie idee. In onze visie dient innovatie per definitie maatschappelijk betere producten op te leveren. Innovatie is daarbij altijd vernieuwing van “iets concreets”: van een product (product-innovatie), van een technologie (technologische innovatie), van een productieproces (proces-innovatie), van een organisatie (organisatie-innovatie), van een markt (markt-innovatie) en van de samenleving (sociale innovatie). Het innovatieproces verloopt volgens de principes van Design Thinking (DT). DT is een methode, een manier van denken en werken om op een praktische en creatieve manier problemen op te lossen of nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. DT bestaat uit meerdere essentiële vaardigheden in een combinatie van empathie, creativiteit en rationaliteit om in behoeftes van gebruikers te voorzien en nieuwe waarde te creëren. DT is in essentie een creatief proces, dat, anders dan analytisch denken, vooral zorgt voor het generen van goede ideeën. Niet oordelen is erg belangrijk. Dit voorkomt de angst voor het maken van fouten en zorgt ervoor dat iedereen meedoet in het creëren van ideeën en eerste prototypes. Out of the box denken wordt gestimuleerd. DT heeft veel aantrekkelijke kanten om nieuwe aansprekende waarde proposities te formuleren en zo de concurrentiepositie van bedrijven te verbeteren. DT biedt als methode een aansprekende manier om onze wereld op een andere manier te bekijken en andere aspecten te ontdekken. In plaats van de beste keuze te maken uit bestaande alternatieven, gaat het er om nieuwe, aansprekende alternatieven te ontwikkelen. Alles begint met het
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
93 stellen van juiste vragen in combinatie met actieve deelname van alle stakeholders in het proces. Dit proces leidt direct tot ervarend leren wat één van de meest krachtige manieren van leren is. Vierdejaars studenten die deelnemen aan de innovatieklas zijn 20 weken lang bezig met het ontwikkelen van producten met maatschappelijke waarden. Die producten kunnen eigen producten zijn maar er kunnen ook crossover producten ontwikkeld worden. De studenten die hieraan deelnemen krijgen een uitgebreide handleiding over de innovatieklas. Prestatie-indicator 4.3.1: De student kan zijn product doelgericht presenteren aan opdrachtgevers; Prestatie-indicator 4.3.2: De student kan een interview afgeven over zijn persoon en/of product aan media; Prestatie-indicator 6.3.1: De student beschikt over kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om als kleine zelfstandige te functioneren; Prestatie-indicator 6.3.2: Hij kan vanuit zijn artistieke autonomie doelgericht zaken doen met opdrachtgevers en impresariaten; Prestatie-indicator 6.3.3: Hij kan zijn product succesvol promoten bij theatermakers en relevante maatschappelijke geledingen; Prestatie-indicator 6.3.4: De student onderhoudt een netwerk van (mogelijke) werkgevers, subsidienten, of sponsors, bemiddelaars, beleidsmedewerkers, impresariaten, bedrijfsleven en overheid; Prestatie-indicator 6.3.5: De student zo nodig open voor aanverwante beroepsmogelijkheden in media, bedrijven en op andere plaatsen buiten de theaters. Prestatie-indicator 6.3.6: De student kan zijn ondernemingsplan omzetten in een strategisch plan en dat presenteren aan derden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
94 Stage, Minor, Scriptie, Innovatieklas Stage In je derde jaar ga je stage lopen. Een stage van ongeveer 10 weken staat gelijk aan 15 ECTS. Deze stage organiseer je zelf en wordt niet bekostigd vanuit de opleiding. Het doel van de stage is dat je een eigen beroepshouding ontwikkelt, je je eigen sterke punten benut, werkt aan competenties en nieuwe inzichten en beroepsvaardigheden aanleert. Je bekwaamt je in methodisch en creatief handelen. Aan het einde van de stage heb je laten zien dat je in staat bent om • De competenties, waarover je als beginnend beroepsbeoefenaar dient te beschikken, te demonstreren in een (artistieke) werkomgeving; • Relevante kennis en inzichten uit eerdere studiejaren op een effectieve manier toe te passen in de stage organisatie; • Een beschrijving te geven van relevante aspecten van de organisatie en de plaats van de beroepsbeoefenaar daarin; • Een aantal relevante werkzaamheden op operationeel en/of artistiek gebied zonder direct toezicht uit te voeren; je doet dit op vakbekwame wijze en toont de juiste communicatieve vaardigheden. Voor de stage is vanuit de opleiding een specifieke handleiding gemaakt. Neem deze handleiding vroegtijdig door. Prestatie-indicator 3.2.1: De student is zowel in staat om te inspireren, als om zich door anderen te laten inspireren; Prestatie-indicator 3.2.2: De student komt in een productie met zijn collega’s tot overeenstemming bij het maken van keuzes; Prestatie-indicator 6.2.1: De student organiseert zijn eigen stage/projecten en doet daar verslag van; Prestatie-indicator 7.2.2: De student kan in zijn voorstelling een incidenteel publiek bereiken door verwijzingen naar het specifieke referentiekader van dat publiek; Prestatie-indicator 7.2.4: De student kan binnen bepaalde grenzen een voorstelling inhoudelijk aanpassen aan de wensen van publiek en/of opdrachtgevers. Minor of innovatieklas Vanaf schooljaar 2014-2015 kan de vierdejaars student kiezen uit twee uitstroomvarianten: 1.
de verdiepende variant in de vorm van de minor (15 ECTS) en de afstudeerscriptie (15 ECTS)
2.
de ondernemende variant in de vorm van de innovatieklas (30 ECTS)
Ad 1 Minor In de verdiepende variant kiest de student minor bestaande uit een samenhangend onderwijsprogramma van 15 ECTS waarmee je je in de bachelorfase gaat verdiepen in een tweede vakgebied of in een interdisciplinair thema. De minor volg je in het vierde jaar van de opleiding. Minors bestaan veelal uit combinaties van verplichte -en keuzevakken. Zie voor de keuze en werkwijze van de Minor de studiehandleiding voor de minor. Prestatie-indicator 10.3.2: De student kiest een minor uit vakgebieden als literatuur, politiek, filosofie, sociologie, psychologie (etc.), en weet die met een voldoende af te sluiten. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
95 Scriptie De scriptie is onderdeel van de de afsluiting van de HBO Bacheloropleiding Cabaret in het vierde jaar. De afronding van het scriptieonderzoek bestaat uit het inleveren van de voltooide scriptie en het eindgesprek dat daarmee samenhangt. In het eindgesprek presenteer je je scriptie en voer je een gesprek met je beoordelaars op basis van en naar aanleiding van je scriptie. Het scriptieonderzoek levert 15 ECTS op. Met het scriptieonderzoek tonen studenten aan dat ze de opgedane kennis, inzichten en vaardigheden op bachelorniveau kunnen integreren en verder verdiepen en etaleren. Studenten die het scriptieonderzoek succesvol afronden, laten zien dat ze een reëel vraagstuk of probleem in een authentieke beroepssituatie (grotendeels) zelfstandig en adequaat kunnen oplossen en dat ze als beginnend beroepsbeoefenaar (-eventueel met de opgedane onderzoeksresultaten) aan de slag kunnen. Prestatie-indicator 10.3.1: Hij legt zijn bevindingen vast in een scriptie. Deze scriptie wordt tenminste met een voldoende beoordeeld. Ad 2 De Innovatieklas is een nieuwe uitstroomvariant. De studenten participeren gedurende 20 weken in de innovatieklas van de HAS. Deze innovatieklas heeft als doel om studenten in het 4e jaar de ruimte te bieden om zich te ontwikkelen tot innovator, ook wel changemakers genoemd. Dit doet men door vanuit individuele passies, talenten en in openheid en verbondenheid waarde te creëren met betrekking tot een complex maatschappelijk vraagstuk waar meerdere belanghebbende bij betrokken zijn. De innovatieklas is bedoeld voor studenten die zich verder willen ontwikkelen als ondernemer en daarbij hun expertises als cabaretier als uitgangspunt nemen. Prestatie-indicator 4.3.1: De student kan zijn product doelgericht presenteren aan opdrachtgevers; Prestatie-indicator 4.3.2: De student kan een interview afgeven over zijn persoon en/of product aan media; Prestatie-indicator 6.3.1: De student beschikt over kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om als kleine zelfstandige te functioneren; Prestatie-indicator 6.3.2: Hij kan vanuit zijn artistieke autonomie doelgericht zaken doen met opdrachtgevers en impresariaten; Prestatie-indicator 6.3.3: Hij kan zijn product succesvol promoten bij theatermakers en relevante maatschappelijke geledingen; Prestatie-indicator 6.3.4: De student onderhoudt een netwerk van (mogelijke) werkgevers, subsidienten, of sponsors, bemiddelaars, beleidsmedewerkers, impresariaten, bedrijfsleven en overheid; Prestatie-indicator 6.3.5: De student zo nodig open voor aanverwante beroepsmogelijkheden in media, bedrijven en op andere plaatsen buiten de theaters. Prestatie-indicator 6.3.6: De student kan zijn ondernemingsplan omzetten in een strategisch plan en dat presenteren aan derden.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
Studiekoppelingstabel schooljaar 2014- 2015 Jaar 1 Vak Zang Acteurstraining Schrijven Repertoirekennis
Tijd (per Totaal (… sbu/per TOTAAL Totaal SCU week) weken) scu totaal week weken Totaal SCU en SBU Jaar 1 1,5 18 27 2 20 40 67 1,5 18 27 2 20 40 67 1,5 18 27 2 20 40 67 1 18 18 1,5 9 13,5 31,5
Studiepunt 2,5 2,5 2,5 1,2
3 3 3 1
Dramaturgie Literatuurgeschiedenis Compositie Liedtekstinterpretatie Impro Filosofie Solfege Mime Logopedie Zakelijke training
1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1 1 1,5 1,5 1
18 9 9 18 18 18 18 18 18 16
27 13,5 13,5 27 27 18 18 27 27 16
1,5 2 1,5 1,5 1 1,5 1,5 1 0,5 1
18 9 9 18 18 18 18 18 18
27 18 13,5 27 18 27 27 18 9 0
54 31,5 27 54 45 45 45 45 36 16
2,0 1,2 1,0 2,0 1,7 1,7 1,7 1,7 1,3 0,6
2 1 1 2 2 2 2 2 1 1
Theateratelier Projecten
1,5 20
18 10
27 200
9 20
21 10
189 200
216 400
8,0 14,8
8 15
CE1 Verplichte voorstellingen/reflecties Totaal
20
5
100
20
5
100
200
7,4
8
2
18
36 676
2 71,5
18
36 843
72 1519
2,7 56,3
Koningstheateracademie – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313 www.koningstheateracademie.nl
[email protected]
prestatie- indicatoren 5.1.5- 5.1.6 5.1.1- 5.1.2- 5.1.13 2.1.1- 2.1.3- 5.1.11 1.1.2- 1.1.4 1.1.4- 5.1.8- 5.1.10-7.1.17.1.3 5.1.11- 5.1.12-7.1.2 2.1.1- 5.1.5 5.1.1- 5.1.5- 5.1.6 5.1.3- 5.1.4 7.1.4-7.1.5 5.1.5- 5.1.7 2.1.4- 5.1.2 5.1.6 6.1.1- 6.1.2-6.1.3 2.1.2- 2.1.3- 5.1.1- 5.1.25.1.8- 5.1.9 3.1.1- 3.1.2 1.1.1- 4.1.1- 4.1.2- 8.1.19.1.1- 9.1.2- 10.1.1- 10.1.2
3 1.1.3- 1.1.5 60
97 Jaar 2
Vak Zang Acteurstraining Schrijven Repertoirekennis Dramaturgische werkplaats Literatuurgeschiedenis Compositie Liedtekstinterpretatie Verhalen vertellen Impro Filosofie Solfege Mime Logopedie Theateratelier Zakelijke training Projecten Verplichte voorstellingen/reflecties Totaal
Tijd (per leerjaar, per Totaal (… SCU SBU/per TOTAAL Totaal SCU week) weken) totaal week weken Totaal SCU en SBU Jaar 2 Studiepunt prestatie- indicatoren 1,5 18 27 4 20 80 107 4,0 4 5.2.8- 5.2.11 1,5 18 27 4 20 80 107 4,0 4 5.2.1- 5.2.13 2.2.1- 2.2.2- 5.2.5- 5.2.61,5 18 27 4 20 80 107 4,0 4 5.2.9-5.2.10 1,5 9 13,5 2 9 18 31,5 1,2 1 1.2.2 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1 1 1,5 1,5
18 9 9 18 9 18 18 18 18 18
27 13,5 13,5 27 13,5 27 18 18 27 27
3 2 2 1,5 3 1 2 2 1 0,5
18 9 9 18 9 18 18 18 18 18
54 18 18 27 27 18 36 36 18 9
81 31,5 31,5 54 40,5 45 54 54 45 36
3,0 1,2 1,2 2,0 1,5 1,7 2,0 2,0 1,7 1,3
1,5 1 20
18 16 10
27 16 200
10 1 20
21 16 10
210 16 200
237 32 400
8,8 1,2 14,8
7.2.6 5.2.5- 5.2.10 5.2.11 5.2.1- 5.2.8- 5.2.11- 5.2.12 5.2.1- 5.2.13 5.2.3- 5.2.4 7.2.8-7.2.10 5.2.11- 5.2.12 2.2.3-2.2.4 5.2.11 2.2.2- 5.2.1- 5.2.6- 5.2.79 5.2.9-7.2.1 2 6.2.4 15 3.2.1- 3.2.2
2
18
36
2
18
36 981
72 1566
2,7 58,0
3 1.2.3- 1.2.5 60
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
3 1 1 2 2 2 2 2 2 1
98 Jaar 3
Vak Zang Acteurstraining Schrijven Dramaturgische werkplaats Cultuurgeschiedenis Theateratelier Lecture and performance Filosofie Zakelijke training Projecten Stage
CE2 Verplichte voorstellingen/reflecties
Tijd (per leerjaar, per Totaal (… sbu/per TOTAAL Totaal SCU week) weken) scu totaal week weken Totaal SCU en SBU Jaar 3 Studiepunt prestatie-indicatoren 1,5 18 27 2 18 36 63 2,3 2 5.2.8- 5.2.11 1,5 18 27 2 18 36 63 2,3 2 5.2.1- 5.2.13-5.2.14 2.2.1- 2.2.2- 5.2.5- 5.2.61,5 18 27 2 18 36 63 2,3 2 5.2.9-5.2.10 1,5 1,5
18 9
27 13,5
1 1,5
18 9
18 13,5
45 27
1,7 1,0
1,5
18
27
8
20
160
187
6,9
1,5 1 1 20 1
9 18 16 10 10
13,5 18 16 200 10
1,5 1 30 20 39
9 18 2 10 10
13,5 18 60 200 390
27 36 76 400 400
1,0 1,3 2,8 14,8 14,8
8
5
40
30
5
150
190
7,0
2
18
36
2
18
36
72
2,7
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
2 7.2.7 1 7.2.3 2.2.2- 5.2.1- 5.2.6- 5.2.77 5.2.9-7.2.1- 8.2.2 1 1 3 15 15
7.2.10 7.2.9 6.2.2- 6.2.3 3.2.1- 3.2.2-6.2.1 3.2.1- 3.2.2- 6.2.1-7.2.2- 7.2.4 1.2.1- 1.2.4- 4.2.1-5.2.2-7.2.58.2.1- 8.2.2-9.2.1- 9.2.27 10.2.1
2 1.2.3- 1.2.5 60
99 Jaar 4: uitstroom onderzoek
Vak Minor Expertise keuzevak: Zang, acteurstraining of schrijven Scriptie ondernemingsplan Projecten Theateratelier CE3
Tijd (per leerjaar, per Totaal (… sbu/per TOTAAL Totaal SCU week) weken) scu totaal week weken Totaal SCU en SBU Jaar 4 Studiepunt prestatie-indicatoren 20 10 200 20 10 200 400 14,8 15 10.3.2
5 1,5
9 20
45 30
5 18
9 20
45 360
90 390
3,3 14,4
1 2
16 27
16 54
3 3
20 20
60 60
76 114
2,8 4,2
2 10
18 6
36 60
16 30
18 6
288 180
324 240
12,0 8,9
1193
1634
60,5
Afstudeervoorstelling Eindgesprek Totaal
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
3 5.3.5 15 10.3.1 4.3.1-4.3.2-6.3.1- 6.3.2-6.3.33 6.3.4-6.3.5-6.3.6 4 3.3.1- 3.3.2- 9.3.1 2.3.1-2.3.2-5.3.1-5.3.2-5.3.612 5.3.7-5.3.8- 9.3.1 8 1.3.1-2.3.1-2.3.2-2.3.3-5.3.15.3.2-5.3.3-5.3.4-5.3.5-5.3.65.3.7-5.3.8-7.3.2 1.3.2-1.3.3-4.3.3-7.3.1-7.3.28.3.1-9.3.2 60
100 Jaar 4: uitstroom ondernemen
Vak Innovatieklas Expertise keuzevak: Zang, acteurstraining of schrijven Projecten ondernemingsplan Theateratelier CE3
Tijd (per leerjaar, per week)
Totaal (… sbu/per TOTAAL weken) scu totaal week weken
Totaal SCU Totaal SCU en SBU
Jaar 4
Studiepunt
20
20
400
20
22
440
840
31,1
5 2
9 27
45 54
5 3
9 20
45 60
90 114
3,3 4,2
1
16
16
3
20
60
76
2,8
2 10
18 6
36 60
16 30
18 6
288 180
324 240
12,0 8,9
1073
1684
62,4
Afstudeervoorstelling Eindgesprek Totaal
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
prestatie-indicatoren 6.3.1-6.3.2-6.3.3-6.3.430 6.3.5-6.3.6
3 5.3.5 4 3.3.1- 3.3.2- 9.3.1 4.3.1-4.3.2-6.3.1-6.3.23 6.3.3-6.3.4-6.3.5-6.3.6 2.3.1-2.3.2-5.3.1-5.3.212 5.3.6-5.3.7-5.3.8- 9.3.1 8 1.3.1-2.3.1-2.3.2-2.3.35.3.1-5.3.2-5.3.3-5.3.45.3.5-5.3.6-5.3.7-5.3.87.3.2 1.3.2-1.3.3-4.3.3-7.3.17.3.2-8.3.1-9.3.2 60
Bijlagen
- 101 -
Overzicht verplichte voorstellingen studiejaar 2014 - 2015 1e jaars Youp van ’t Hek Wat is de vraag? (try outs) di 7 okt 20.30 uur Jeroen van Merwijk (reprise) wo 8 okt 20.15 uur Sara Kroos Van Jewelste (reprise) za 11 okt 20.30 uur Raf Walschaerts Jongen toch do 16 okt 20.30 uur De Partizanen De Partizanen (try outs) za 18 okt 20.15 uur Freek de Jonge De Wedstrijd Di 21 okt 20.30 uur Eric van Sauers Ontroert (try outs) Wo 29 okt 20.15 uur € 20,00 De Bloeiende Maagden Toen neuken nog gewoon was Za 15 nov 20.30 uur Sander van Opzeeland Kunst met een Grote K vr 21 nov 20.15 uur Javier Guzman Absurd Verlicht wo 3 dec 20.30 uur Dames Voor Na Vieren Bruids- en Grafwerk (reprise) do 11 dec 20.30 uur Nathalie Baartman Louter (try out) za 20 dec 20.15
- 102 -
Cabaretfirma Mooi Lied 2 do 8 jan 20.30 Droog Brood Kissy Kissy (try outs) vr 9 jan 20.15 uur Kasper van Kooten Karakters (reprise) do 15 jan 20.30 uur Helmert Woudenberg, Merel Baldé, Sarah Marie Eweg Kuyper & Wilhelmina (try outs) do 15 jan 20 uur André Manuel Het Geval Apart vr 16 jan 20.15 Schudden Perrongeluk za 17 jan 20.30 uur Katinka Polderman Polderman baart zorgen (reprise) za 31 jan 20.30 Kirsten van Teijn Heilloos. Première za 21 febr 20.30 uur Daniël Arends Carte Blanche (try outs) do 26 feb 20.15 uur Diederik van Vleuten Daar Werd Wat Groots Verricht (try out) vr 13 maart 20.30 Comedytrain Club Comedy zo 19 april 20.00 uur Henry van Loon Sluimer vr 24 april 20.30 uur Micha Wertheim Micha Wertheim Voor Zichzelf do 30 april en vr 1 mei 20.30
- 103 -
Kamps & Kamps Kamps en Kamps 3 Do 14 mei 20.30 uur Sven Ratzke Bosch’ Berlijn vr 15 mei 21 uur Louise Korthals Zonder voorbehoud Do 21 mei 20.30 uur ----2e jaars Ton Kas Eerste Klootviool (reprise) za 13 sept 20.15 uur Patrick Nederkoorn Code Rood (try outs) wo 15 okt 20.15 uur De Partizanen De Partizanen (try outs) vr 17 okt 20.15 uur Freek de Jonge De Wedstrijd wo 22 okt 20.30 uur Eric van Sauers Ontroert (try outs) do 30 okt 20.15 uur Pieter Derks Zo goed als nieuw (try out) ma 10 nov 20.30 uur Remko Vrijdag & Martine Sandifort Löyly (try outs) vr 21 nov € 20.30 uur Javier Guzman Absurd Verlicht zo 7 dec 20.30 uur Cabaretfirma Mooi Lied 2. vr 9 jan 20.30
- 104 -
Helmert Woudenberg, Merel Baldé, Sarah Marie Eweg Kuyper & Wilhelmina (try outs) do 15 jan 20.00 uur Comedytrain Club Comedy zo 18 jan 20.00 uur Kirsten van Teijn Heilloos. za 21 febr 20.30 uur Daniël Arends Carte Blanche wo 25 feb 20.15 uur Martijn Koning Koning Chaos wo 11 maart 20.30 Harrie Jekkers & Jeroen van Merwijk Jekkers & Jeroen (try outs) Di 24 feb 20.30 uur Sven Ratzke Bosch’ Berlijn vr 3 april 21 uur ----3e jaar Comedytrain Club Comedy zo 5 okt 20.00 uur Hans Dorrestijn & Zazi Eindelijk licht (try out) vr 10 okt 20.30 uur Patrick Nederkoorn Code Rood (try outs) do 16 okt 20.15 uur Freek de Jonge De Wedstrijd do 23 okt 20.30 uur Eric van Sauers Ontroert (try outs) za 1 nov 20.15 uur
- 105 -
Mich Walschaerts Duizend man sterk wo 12 november 20.30 uur Remko Vrijdag & Martine Sandifort Löyly (try outs) za 22 nov € 20.30 uur Plien en Bianca Gaat het nog door? (try outs) ma 24 en di 25 nov 20.30 uur Cabaretfirma Mooi Lied Klein > Kiki Schippers vr 28 nov 20.15 uur Sven Ratzke Bosch’ Berlijn vr 9 jan 21 uur Helmert Woudenberg, Merel Baldé, Sarah Marie Eweg Kuyper & Wilhelmina (try outs) do 15 jan 20.00 uur Kirsten van Teijn Heilloos. za 21 febr 20.30 uur Harrie Jekkers & Jeroen van Merwijk Jekkers & Jeroen (try outs) Ma 23 feb 20.30 uur Peter Heerschop Van horen zeggen (try out) wo 1 april € 20.30 uur Joost Spijkers & band Spijkers Za 4 april 20.30 uur Viggo Waas Cruijff en Pipo za 25 april 20.30 uur € 17,50 Cabaretfirma Klein Mooi Lied > Elke Vierveijzer vr 8 mei 20.15 uur
- 106 -
POP Naam invuller: Datum: Gelegenheid: Eindevaluatie Prestatie-indicatoren
Reden van keuze
Leerdoelen
Welke ga je verder ontwikkelen?
Wat is de reden van jouw keuze
Wat zijn de leerdoelen binnen deze
voor deze prestatie-indicator(en)?
prestatie-indicatoren? Wat wil je aan het einde van een leerarrangement kennen, weten en kunnen?
1)
2)
3)
4)
- 107 -
PAP Naam invuller: Datum: Gelegenheid: Eindevaluatie Te verwachten
Evaluatie-wijze/
problemen?
Meet-punten
Gewenste Leerdoelen
Ontwikkel-activiteiten
Planning van de
Wat zijn de leerdoelen
Welke activiteiten ga je
activiteiten
Wat is het
die je hebt vastgesteld
binnen de komende
Hoe plan je de
bewijsmateriaal
binnen je POP?
periode ondernemen
activiteiten die je gaat
dat je op gaat
om de prestatie-
ondernemen? (Tijd,
leveren?
indicatoren verder te
inzet, middelen)
ontwikkelen? 1)
2)
3)
4)
- 108 -
Contactgegevens
Anna Uitde Haag – Directrice / regisseur / artistieke supervisie / Impresariaat KTA Tel: 06-30174698 Tel: 073-6144313 E:
[email protected] Annalin van Putten – Assistent directie / docent dramaturgie / studieloopbaanbegeleiding/vertrouwenspersoon Tel: 06-21 82 81 76 Tel: 073 614 43 13 E:
[email protected] E:
[email protected] Huibert Wilschut – Productie / Impresariaat KTA Tel: 06 – 27080929 Tel: 073 614 43 13 E:
[email protected]
- 109 -
Onderwijs- en Examenregeling Avans+
- 110 -
inhoud
Begripsbepalingen
4
1
6
Algemene bepalingen en toepasselijkheid
Artikel 1
Algemene bepalingen
6
Artikel 2
Toepasselijkheid
6
2
Missie en visie van Avans+
7
Artikel 3
Missie
Artikel 4
Visie op onderwijs
7
Artikel 5
Visie op toetsing
8
3
7
Kwaliteit en uitvoering van onderwijs en examens
9
Artikel 6 Verantwoordelijkheden ten aanzien van onderwijs en examinering 9
4
Toezicht op kwaliteit en uitvoering van onderwijs en examens
Artikel 7
Centrale Examencommissie
Artikel 8
Opleidingsexamen Commissie
Artikel 9
Onafhankelijkheid
12 12 12 13
Artikel 10 Interne ondersteuning
13
Artikel 11 Werkwijze centrale examencommissie
14
Artikel 12 Werkwijze opleidingsexamencommissie
14
Artikel 13 Eisen aan deskundigheid en samenstelling
16
- 111 -
5
Inschrijving en toelating
17
Artikel 14 Inschrijving
17
Artikel 15 Annulering
17
Artikel 16 Toelating
18
Artikel 17 Kosten en betaling
19
6
20
Deelname en aanwezigheid
Artikel 18 Aan- en afwezigheid
20
Artikel 19 Ziekte of overmacht
20
Artikel 20 Wangedrag
20
Artikel 21 Verlof
21
Artikel 22 Voortijdige beëindiging en/of uitsluiting
21
7
Toetsing en beoordeling
22
Artikel 23 Vrijstelling
22
Artikel 24
22
Maken en inleveren van toetsen
Artikel 25 Toetsen in bijzondere omstandigheden
23
Artikel 26 Gevallen van poging tot fraude en onregelmatigheid
23
Artikel 27 Inzien van toetswerk
23
Artikel 28 Herkansing
23
Artikel 29 Geldigheidsduur
24
Artikel 30 Bewaring
24
8
25
Beoordeling en diplomering
- 112 -
Artikel 31
Kwalificaties
25
Artikel 32
Bezwaar
25
Artikel 33
Studievoortgangregistratie
25
Artikel 34
Certificering en diplomering
26
Artikel 35
Cum Laude
27
Artikel 36
Bijzondere bepalingen
27
9
Kwaliteitszorg
29
Artikel 37
Kwaliteitszorg
29
Artikel 38
Evaluatie
31
10
Bijzondere bepalingen
Artikel 39
Regeling voor tussentijdse wijzigingen
Artikel 40
Klachten en regeling van bezwaar
32
32 32
Bijlage 1
Wet Hoger Onderwijs, artikel 7
Bijlage 2
Specificatie n.a.v. artikel 7.13 WHW
Bijlage 3
Samenstelling van de Centrale Examencommissie en de Opleidingsexamencommissie
Bijlage 4
Instroomvereisten
Bijlage 5
Contactgegevens opleidingsmanagement
- 113 -
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Competentie: De kennis, de vaardigheden en de attitude die noodzakelijk is om effectief te kunnen functioneren in een bepaalde rol.
Competentieprofiel: De beschrijving van de werkzaamheden die een beroepsbeoefenaar verricht, inclusief de competenties die hij/zij daarvoor nodig heeft.
Centrale Examencommissie (CEC): Het orgaan dat is ingesteld om beleid te formuleren ten aanzien van de kwaliteit en uitvoering van examens, zoals die door de opleidingsexamencommissies van de verschillende opleidingen wordt toegepast.
Onderwijs en Examenregeling: Het document waarin de bepalingen ten aanzien van onderwijs, toetsing en examinering binnen de opleidingen zijn vastgesteld.
Deelnemer: Hij of zij die aan de instelling is ingeschreven. Overal waar staat hij, kan ook zij worden gelezen.
Diploma: de verzamelnaam voor alle rechtsgeldige documenten die de instelling verleent als bewijslast voor het feit dat de deelnemer heeft aangetoond de beoogde eindkwalificaties te hebben gerealiseerd.
Docent: De persoon die namens Avans+ specifieke opleidingsactiviteiten voor deelnemers verzorgd.
Eindkwalificatie: Het resultaat dat door de deelnemer aan de opleiding gerealiseerd dient te zijn teneinde voor diplomering in aanmerking te kunnen komen.
Eindwerkstuk: Het werkstuk dat de deelnemer vervaardigt ter afronding van de volledige opleiding, als bewijs dat hij/zij de eindkwalificaties beheerst.
Hoger beroepsonderwijs: Onderwijs op bachelor en masterniveau (EQF 5, 6 en 7) dat gericht is op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk.
Hogeschool: Avans Hogeschool
Instelling: Avans+ Hogeschool B.V., ook genoemd Avans+
- 114 -
Kandidaat: De deelnemer wiens competenties getoetst worden.
Kritische (beroeps)situatie: Een situatie waarin de beroepsbeoefenaar zich gesteld ziet voor een professioneel probleem of dilemma. Beroepssituaties die een professioneel dilemma bevatten, zijn situaties die er echt toe doen en waarop studenten zich gericht moeten voorbereiden (Kessels & Smit).
Medewerker backoffice: De medewerker van Avans+ die onder verantwoordelijkheid van de projectleider zorg draagt voor de algehele praktische organisatie van de opleiding.
Nominale (studie-)duur: De totale doorlooptijd van de opleiding zonder vrijstellingen en zonder studievertraging.
Opleiden: Het systematisch ontwikkelen van de kennis, vaardigheden en attitudes die iemand nodig heeft om bepaalde taken adequaat uit te voeren
Opleidingsexamencommissie (OEC): Het orgaan dat is ingesteld om er op toe te zien dat de examinering en toetsing binnen de opleiding plaatsvindt overeenkomstig de wettelijke bepalingen en overeenkomstig de centrale onderwijs- en examenregeling.
Opleidingstraject: Een welomschreven, systematisch opgebouwd en samenhangend geheel van leeractiviteiten dat als zodanig aan deelnemers wordt aangeboden
Performance:
Het vermogen een vooraf door de organisatie, de samenleving en/of de deelnemer
zelf vastgesteld en beoogd resultaat te behalen.”
Performanceverbetering: Het beter (dan voorheen) in staat zijn een beoogd resultaat te behalen in termen van effectiviteit, snelheid en efficiency.
Programma onderdeel: Een samenhangend gedeelte van het opleidingsprogramma.
Projectleider: De medewerker van Avans+ die eind verantwoordelijk is voor de inhoud, de dagelijkse coördinatie en de organisatie van de opleiding.
Studielast: De studielast van de opleiding (en van de onderwijseenheden waaruit deze bestaat) die wordt uitgedrukt in studiebelastingsuren (SBU) en studiepunten (ECTS). Per EC wordt uitgegaan van een nominale (gemiddelde) studiebelasting van 28 uren.
Thesis: Het werkstuk dat de deelnemer vervaardigt ter afronding van een geaccrediteerde masteropleiding, als bewijs dat hij/zij de eindkwalificaties beheerst.
Toetsing: Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat, alsmede
- 115 -
de beoordeling van de uitslag van dat onderzoek.
Algemene bepalingen en toepasselijkheid
Artikel 1 Algemene bepalingen 1.
De onderwijs- en examenregeling wordt door het managementteam van Avans+ bij afzonderlijk besluit vastgesteld.
2.
Als dochter van Avans Hogescholen conformeert Avans + zich naar het toetsbeleid zoals dat is vastgesteld door de Academie voor Deeltijd van Avans Hogescholen. In het, hiervan afgeleide, toetsbeleid van Avans+ zijn specifieke zaken hieruit verbijzondert. Het bepaalde in deze regeling kan beschouwd worden als aanvulling c.q. verbijzondering bij en van het toetsbeleid van de Academie voor Deeltijd van Avans Hogescholen, specifiek bestemd voor deelnemers van opleidingen van Avans+ en iedereen die betrokken is bij het ontwerpen en uitvoeren van opleidingen van Avans+.
3.
In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist de projectleider op basis van de algemene voorwaarden van Avans+. De algemene voorwaarden zijn in te zien op www.avansplus.nl, en kunnen worden opgevraagd via de commerciële binnendienst (076-5258802). Deze voorwaarden zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel Breda onder nummer 17 14 66 58.
Artikel 2
Toepasselijkheid
Deze onderwijs- en examenregeling is van belang voor de deelnemer, de werkgever, de opleiding en het beroepenveld. Op de onderwijs- en examenregeling kunnen alle betrokkenen zich beroepen bij eventuele geschillen betreffende onderwijs en/of examinering. De regeling is van toepassing op zowel het onderwijs als de toetsing (examinering) binnen alle opleidingstrajecten die door Avans+ worden aangeboden. Avans+ draagt er zorg voor dat haar deelnemers adequaat worden geïnformeerd over de wijze waarop het onderwijsproces en de examinering is vormgegeven. Hiertoe wordt deze regeling voor aanvang van de opleiding aan de deelnemer ter beschikking gesteld. Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemer kennis te nemen van de inhoud van deze documenten, en melding te maken indien de ter beschikking gestelde informatie onvolledig is, onjuist is, of toelichting behoeft. Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemer de inhoud van dit document te delen c.q. te bespreken met eventuele betrokkenen op de eigen werkplek. Bij inconsistentie tussen hetgeen vermeld staat in deze onderwijs- en examenregeling en de keuzes die gemaakt worden binnen de opleiding prevaleert in alle gevallen deze regeling.
- 116 -
1
Missie en visie van Avans+
Artikel 3
Missie
Avans+ streeft naar de ontwikkeling en toepassing van een complete onderwijsvorm die beantwoord aan de wensen en behoeften van haar specifieke doelgroepen (zowel personen als organisaties), in lijn met haar missie;
‘Avans+ is toonaangevend in meetbare performanceverbetering van professionals en organisaties, door middel van innovatieve ontwikkeltrajecten gekenmerkt door persoonlijke benadering en praktisch direct toepasbare kennisverwerving’ Avans+ streeft naar meetbare performanceverbetering, wat impliceert dat het gericht vergroten van het vermogen van onze deelnemers specifieke prestaties te leveren haar primaire doelstelling is. De prestatiegerichte onderwijsvorm die Avans+ nastreeft stelt dat er resultaat wordt beoogd met het opleiden, zowel vanuit het perspectief van het individu als dat van de organisatie achter het individu. Artikel 4
Visie op onderwijs
Avans+ beoogt praktijkgericht te zijn, en praktische handvatten te bieden aan de hand waarvan deelnemers effectiever worden in de praktijk. Het is de ambitie van Avans+ meer te doen dan kennis aanreiken, het is ons doel deelnemers daadwerkelijk te helpen beter te worden in hun vak. Deze manier van werken sluit aan bij de onderwijsstroming die sociaal constructivisme wordt genoemd. De constructivistische theorie gaat er van uit dat het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het gevolg is van een directe overdracht van kennis door de docent, maar eerder het resultaat van denkactiviteiten van de deelnemer zelf. We leren door nieuwe informatie te verbinden aan wat we al weten. Het constructivisme benadrukt daarmee de actieve rol van de deelnemer bij het verwerken van informatie en het verwerven van kennis en vaardigheden. Sociale processen spelen hierbij een belangrijke rol. Avans+ ziet leren als een sociaal proces waarin interactie essentieel is. Met name in de principes van Kolb ziet Avans+ een kader dat bruikbaar is om haar opleidingen vorm te geven. Kolb ziet het leerproces als een cyclisch proces van vier fasen die idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt) worden doorlopen:
- 117 -
Fase 1:
Concreet ervaren (of ondervindend leren): Het opdoen van een ervaring in de praktijk.
Fase 2:
Reflectief
observeren
(of
reflecterend
leren):
Nadenken
over
de
waargenomen
werkelijkheid. Hiervoor moeten de ervaringen vanuit verschillende standpunten bekeken worden.
Fase 3:
Abstract conceptualiseren (of conceptualiserend leren): Nagaan in hoeverre de ervaringen in één situatie ook overeenkomen met die in een andere. Zit er een rode draad in het verhaal? Kan er tot een algemene stelling besloten worden?
Fase 4:
Actief experimenteren (of experimenterend leren):
Toetsen of de basisstelling in de
realiteit stand houdt. Dit gebeurt experimenteel door het geleerde toe te passen in nieuwe omstandigheden en situaties. Avans+ streeft ernaar, in lijn met het gedachtengoed van Kolb, opleidingstrajecten te bieden waarin deelnemers een evenwichtig leerproces doorlopen dat maximaal rendement oplevert. Artikel 5
Visie op toetsing
In de visie van Avans+ maakt toetsing een integraal onderdeel uit van het leerproces van de deelnemer. Elk opleidingstraject gaat gepaard met een vorm van toetsing om vast te kunnen stellen of de deelnemer de beoogde competentieontwikkeling doormaakt en/of voldoet aan de norm die gesteld wordt (en daarmee in aanmerking komt voor diplomering). Avans+ vindt het belangrijk dat de wijze van toetsen en beoordelen aansluit op de visie op onderwijs en leren en de daaruit afgeleide keuzen. Toetsing binnen een opleidingstraject van Avans+ heeft betrekking op het “vaststellen of een deelnemer in staat is een vooraf vastgesteld en beoogd resultaat te behalen.” Het beoogde resultaat wordt per opleiding inzichtelijk gemaakt in de vorm van eindkwalificaties. De eindkwalificaties vormen de toetssteen aan de hand waarvan wordt vastgesteld of de deelnemer voor diplomering in aanmerking komt. De eindkwalificaties zijn onlosmakelijk verbonden aan de opleiding en dus niet aan het individu dat daaraan deelneemt.
- 118 -
Toetsen zijn niet slechts een sluitstuk van een onderwijseenheid. Leren en toetsen wisselen elkaar continue af om zodoende te zorgen voor een optimale competentieontwikkeling. Het gaat daarbij niet alleen om toetsing van losse kennis en vaardigheden, maar juist om toetsing van het gedrag, de houding en het toepassingsvermogen van de deelnemer in relatie tot de competenties die centraal staan in de opleiding. Toetsing dient plaats te vinden aan de hand van een objectieve norm, die voor alle deelnemers gelijk is. Daarom worden bij toetsing op opleidingsniveau de kritische (beroeps)situaties als uitgangspunt genomen. Door middel van toetsing dient te worden vastgesteld of een deelnemer, wanneer deze zich in een specifieke kritische beroepssituatie bevindt, specifieke kenmerken laat zien aan de hand waarvan te concluderen valt dat hij/zij in staat is een bepaalde prestatie te leveren.
- 119 -
2
KWALITEIT EN UITVOERING VAN onderwijs en EXAMENS
Artikel 6 Verantwoordelijkheden ten aanzien van onderwijs en examinering Elke opleiding staat onder formele leiding van de directeur van Avans+. Deze verricht geen operationele werkzaamheden, maar zorgt wel voor (bestuurlijke) afstemming en alle andere zaken die betrekking hebben op de legitimering (en soms ook representatie) van de opleiding. De operationele werkzaamheden worden verricht door de projectleider, de medewerker backoffice en een team van docenten. De primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van onderwijs, toetsing en examinering ligt bij de projectleider van de opleiding. Daarnaast verwacht Avans + dat de deelnemer ook zelf verantwoordelijkheid neemt voor zijn/haar eigen leerproces. De deelnemer wordt door Avans+ actief ondersteund bij het dusdanig inrichten en vormgeven van zijn/haar eigen leeromgeving dat een optimaal leerrendement kan worden gerealiseerd. Voor namen en contactgegevens van het opleidingsmanagement wordt verwezen naar bijlage 5.
a.
Verantwoordelijkheden van de projectleider ten aanzien van onderwijs en examinering
De projectleider is verantwoordelijk voor de inhoud en kwaliteit van de opleiding. Hij/zij stelt, in samenwerking met vertegenwoordigers van het werkveld, vast welke eindkwalificaties gerealiseerd dienen te worden, en in het verlengde daarvan, welke leeractiviteiten dienen te worden aangeboden. Hij is verantwoordelijk voor een optimale aansluiting van de opleiding met de wensen en behoeften van het werkveld. De projectleider is tevens verantwoordelijk voor adequate informatievoorziening aan potentiële deelnemers en hun werkgevers. De projectleider voorziet geïnteresseerden tijdig en volledig van de informatie die nodig is om al dan niet te beslissen tot deelname aan de opleiding. Indien de deelnemer hiertoe beslist initieert de projectleider alle voorbereidende activiteiten en adviseert de deelnemer op basis van de resultaten hiervan over geschiktheid en eventuele vrijstellingen. De projectleider stelt, conform de richtlijnen zoals die gesteld worden door de NVAO (indien sprake is van een geaccrediteerde opleiding) en/of de CEC/OEC, in hoofdlijnen de kaders vast waarbinnen de opleidingsactiviteiten dienen plaats te vinden. Hij/zij selecteert potentiële docenten, informeert hen over hetgeen van hen verwacht wordt en beoordeelt of zij voldoen aan de
gestelde
(kwaliteits)eisen.
Hierbij
vraagt
hij/zij
voorafgaand,
tijdens
en
na
afloop
van
de
opleidingsactiviteiten input aan de diverse betrokkenen. De projectleider draagt zorg voor de algehele didactische kwaliteit en een correcte aansluiting van hetgeen geboden wordt met de verwachtingen van de deelnemers, de eisen van het werkveld en de richtlijnen van de NVAO.
- 120 -
Daarnaast
is
de
projectleider
eindverantwoordelijk
voor
de
operationele
organisatie
van
alle
opleidingsactiviteiten en stuurt in dit kader de medewerker backoffice aan. Indien nodig of gewenst initieert de projectleider afstemmingsbijeenkomsten met de overige betrokkenen en neemt hij/zij het initiatief tot inhoudelijke en/of organisatorische wijzigingen binnen de opleiding.
b.
Verantwoordelijkheden van de medewerker backoffice ten aanzien van onderwijs en examinering
De medewerker backoffice draagt zorg voor de algehele praktische organisatie van de opleiding. Zijn/haar werkzaamheden hebben onder meer betrekking op het vastleggen, bevestigen en archiveren van alle relevante documentatie waaronder gemaakte afspraken met alle betrokkenen en door deelnemers behaalde resultaten. Gedurende het opleidingstraject vormt de medewerker backoffice het aanspreekpunt voor zowel deelnemers als docenten voor wat betreft alle operationeel/organisatorische zaken. Hierbij valt te denken aan het registreren van aan- en afwezigheid, lokalenplanning, het maken van roosters en het ter beschikking stellen van leermaterialen. Tevens faciliteert de medewerker backoffice het gehele proces van toetsing en beoordeling, en draagt hij/zij er zorg voor dat alle opleidingsonderdelen correct en tijdig geëvalueerd worden. c.
Verantwoordelijkheden van de docent ten aanzien van onderwijs en examinering
De primaire taak van de docent is het zorg dragen voor de feitelijke opleidingsactiviteiten binnen zijn/haar vakgebied. Dit omvat in hoofdlijnen het binnen kaders vaststellen van de leerinhoud, het verzorgen van colleges (inclusief de het hiertoe benodigd leermateriaal), het gevraagd en ongevraagd geven van feedback en het ontwikkelen en uitvoeren van een toetsings- en beoordelingsmethodiek. Hiertoe beschikt de docent over de vereiste didactische kennis en vaardigheden. Van de docent wordt verlangd dat hij/zij bij de deelnemer interesse wekt voor het vakgebied en hen stimuleert hun competenties binnen dit vakgebied verder tot ontwikkeling te brengen. De docent creëert hierbij waar mogelijk raakvlakken met de eigen praktijk van de deelnemers en streeft ernaar optimaal aan te sluiten bij hun belevingswereld. De docent draagt ervoor zorg dat hij/zij het vakgebied op het vereiste niveau beheerst, en stelt zich voortdurend op de hoogte van actuele ontwikkelingen of vernieuwde inzichten. Daarnaast is de docent binnen het eigen vakgebied actief in de praktijk, in loondienst of als zelfstandige. d.
Verantwoordelijkheden van de deelnemer ten aanzien van onderwijs en examinering
De deelnemer verricht gevraagd en ongevraagd alle inspanningen die noodzakelijk zijn om vast te stellen of hij/zij voldoet aan de gestelde instroomvereisten en/of hij/zij in aanmerking komt voor eventuele vrijstellingen binnen het programma. Hij/zij levert bewijslast aan en legt de noodzakelijke testen af. De deelnemer neemt actief deel aan alle opleidingsactiviteiten en vervult een actieve, constructieve rol binnen het groepsproces. Dit doet de deelnemer onder meer door de bijeenkomsten actief voor te bereiden, actief
- 121 -
deel te nemen aan de bijeenkomsten en mee te werken aan de algehele beoordeling van de door hem/haar geleverde prestaties. Daarnaast fungeert hij/zij als schakel tussen het opleidingsmanagement en de werkplekbegeleider en is hiermee medeverantwoordelijk voor het maken van een goede vertaalslag van de behandelde theorie naar de eigen dagelijkse praktijk. Tenslotte levert de deelnemer gevraagd en ongevraagd een bijdrage aan het streven de kwaliteit van de opleiding voortdurend te verbeteren door evaluaties in te vullen en feedback te geven op de wijze waarop de dienstverlening door hem/haar ervaren wordt. De deelnemer die Avans + beoogt toe te laten tot de opleiding is resultaatgericht, zelfsturend, gericht op praktisch toepasbare kennisverwerving, gedreven en ambitieus. e.
Verantwoordelijkheden ten aanzien van het inrichten van de leeromgeving
De deelnemer is zelf primair verantwoordelijk voor het inrichten van zijn/haar leeromgeving. Dit betekent dat de deelnemer zorg draagt voor een (werk)plek waarin het geleerde kan worden toegepast en getoetst. Tevens zorgt de deelnemer ervoor dat hij/zij actief de actoren bij het leerproces betrekt die nodig zijn om het beoogde resultaat te realiseren. De opleiding ondersteunt de deelnemer hierbij actief, onder meer door hem/haar te informeren, te begeleiden en te activeren. De opleiding neemt de verantwoordelijkheid echter niet van de deelnemer over. Binnen een aantal opleidingen wordt een beroep gedaan op een zogenaamde werkplekbegeleider, dit is niet binnen alle opleidingen het geval. De werkplekbegeleider ondersteunt de deelnemer bij het maken van een vertaalslag van de theorie naar de eigen dagelijkse praktijk. Hij/zij doet dit door zich op de hoogte te stellen van de binnen de opleidingsonderdelen behandelde materie, en raakvlakken te zoeken met datgene wat in dit kader plaatsvindt binnen het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan. Hij/zij stimuleert de deelnemer in dit kader tot nadenken en gaat het gesprek aan over zijn/haar conclusies. In algemene zin heeft de werkplekbegeleider een coachende en begeleidende rol en stimuleert hij/zij de deelnemer tot ontwikkeling. Het is noodzakelijk dat de werkplekbegeleider, binnen het specifieke vakgebied waarin de deelnemer wordt opgeleid, tenminste op een gelijkwaardig niveau acteert.
- 122 -
3
Toezicht op kwaliteit en uitvoering van onderwijs en examens
Artikel 7
Centrale Examencommissie
In het kader van versterking en borgen van de kwaliteit en uitvoering van examens van de opleidingen van Avans+ is er een centrale examencommissie (CEC) ingesteld. De CEC heeft als taak het maken van centraal beleid over de kwaliteit en uitvoering van examens, zoals die door de opleidingsexamencommissies van de verschillende opleidingen wordt toegepast. De CEC bepaalt in haar beleid de norm waaraan de kwaliteit en uitvoering van examens moet voldoen. Op basis van dit beleid ziet de opleidingsexamencommissie toe op de borging van kwaliteit van de examens. Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie ingesteld die verantwoordelijk is voor de kwaliteit, inhoud en toetsing binnen de opleiding. De CEC heeft een sturende en controlerende functie naar de opleidingsexamencommissies. Artikel 8
a.
Opleidingsexamen Commissie
Wettelijke taken
Op opleidingsniveau is er een opleidingscommissie ingesteld die verantwoordelijk is voor de kwaliteit, inhoud en toetsing binnen de opleiding. De opleidingsexamencommissie heeft tot taak toe te zien op de borging van de kwaliteit van de examens, onder andere op de betrouwbaarheid en validiteit van het toetssysteem, het bewaken van consistentie, afwijkingen en jurisprudentie. De opleidingsexamencommissie ziet toe dat de examinering en toetsing plaatsvindt overeenkomstig wettelijke bepalingen en overeenkomstig de onderwijsen examenregeling van de opleiding. De opleidingsexamencommissie neemt besluiten, indien vanwege bijzondere situaties afwijking nodig is ten opzichte van de in de Onderwijs- en examenregeling opgenomen bepalingen. De opleidingsexamencommissie neemt besluiten omtrent vrijstellingen. Tevens wijst de opleidingsexamencommissie examinatoren aan (artikel 7.12 c WHW). De opleidingsexamencommissie reikt de getuigschriften uit. De opleidingsexamencommissie legt schriftelijk verantwoording af van haar activiteiten. De opleidingsexamencommissie
heeft
de
wettelijke
verplichting
jaarlijks
verslag
te
doen
van
haar
werkzaamheden aan de directie. In geval van fraude kan de opleidingsexamencommissie de deelnemer het recht ontnemen één of meer toetsen af te leggen. In geval van ernstige fraude kan het Managementteam van Avans+ op voorstel van de opleidingsexamencommissie de inschrijving voor de opleiding van de deelnemer definitief beëindigen.
b.
De opleidingsexamencommissie en kwaliteit van onderwijs en examens
De opleidingsexamencommissie heeft de bevoegdheid om vast te stellen of de deelnemer voldoet aan het vereiste eindniveau van de opleiding. Dit raakt direct de onderwijskwaliteit van de opleiding. Deze kwaliteit is binnen de opleiding breed bespreekbaar. Delen van kennis en ervaring, bijvoorbeeld in de vorm van peerreviews
en
benchmarks
is
daarbij
essentieel.
De
projectleider
van
de
opleiding
houdt
de
- 123 -
eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs. Ook is van belang dat de projectleider een visie heeft op kwaliteit van de examinering en op de verbetering daarvan.
c.
Taakafbakening en transparantie
De opleidingsexamencommissie heeft bij de uitoefening van haar taken te maken met CEC, deelnemers, docenten, examinatoren, administratieve ondersteuning, directie en College van Beroep voor de Examens. De borging van de kwaliteit van examens is niet alleen een zaak van opleidingsexamencommissies, maar komt ook in interactie met andere actoren tot stand. De opleidingsexamencommissie treedt in de uitoefening van haar taken in de relatie met andere partijen op professionele wijze op. Artikel 9
Onafhankelijkheid
In artikel 7.12a van de WHW is aan het College van Bestuur / Directie opgedragen de onafhankelijke positie van de opleidingsexamencommissie te waarborgen. Onafhankelijkheid wil zeggen dat de richtlijnen van de centrale examencommissie (CEC) en de uitspraken van de opleidingsexamencommissie (OEC) ten aanzien van de examinering van deelnemers bindend zijn. Ook de aanwijzingen die de CEC/OEC geven ten aanzien van de borging van de kwaliteit van de examens zijn bindend. De CEC/OEC heeft geen hiërarchische verhouding ten opzichte van de projectleider of de directie. De commissies handelen op basis van een gezagsrelatie, gestoeld op deskundigheid. De onafhankelijkheid van de CEC/OEC impliceert dat de projectleider op geen enkele invloed uitoefent op de beoordeling. Wel kan de projectleider worden aangesteld als secretaris. Deze regel is in de vorm van een bindingsbesluit van de HBORaad aan alle hogescholen voorgeschreven. De CEC/OEC oefent haar onafhankelijke taak uit binnen de kaders van Avans+. Artikel 10
Interne ondersteuning
De CEC/OEC en de projectleider worden bij hun taken ondersteund door de afdeling HRD (Human Resource Development) van Avans+. In deze afdeling zit een team van onderwijskundigen die voortdurend en systematisch werken aan de verbetering van alle producten van Avans+ . De afdeling Human Resource Development richt zich actief op het optimaliseren van het kwaliteitsniveau van onderwijs en examinering binnen de opleidingen die deel uitmaken van het portfolio van Avans +. Betrokkenen worden in dit kader gevraagd en ongevraagd geadviseerd over mogelijkheden om kwaliteitsverbetering te realiseren. De taakstelling van de afdeling Human Resource Development bestaat uit het:
vaststellen van kwaliteitsstandaarden voor opleidingen en de organisatie daarvan
- 124 -
verwerven, uitbouwen en toegankelijk maken van opleidingskundige expertise
collegae ertoe bewegen deze standaarden te hanteren en deze expertise te benutten
De afdeling Human Resource Development doet dit door periodiek audits uit te voeren, informatie op te vragen en te analyseren en vooral door te fungeren als vraagbaak en informatiekanaal voor alle betrokkenen. Het initiatief hiertoe kan zowel komen vanuit de afdeling Human Resource Development zelf, als vanuit de projectleider / OEC / CEC, maar ook door het Management Team van Avans+. Bevindingen worden in de eerste plaats teruggekoppeld naar de “interne opdrachtgever”, maar vervolgens ook breder gecommuniceerd zodat de leerervaring breder getrokken wordt. Artikel 11
Werkwijze centrale examencommissie
De leden van de CEC komen, met uitzondering van de zomermaanden, tenminste éénmaal per maand bijeen om sturing te geven aan het proces van toetsing en examinering. De leden bogen hierbij primair op hun deskundigheid en ervaring op het gebied van toetsing en examinering, en zijn in dit kader op de hoogte van alle relevante ontwikkelingen in dit vakgebied. Om hun taak vorm en uitvoering te geven zijn de leden van de CEC daarnaast individueel als voorzitter verbonden aan de opleidingsexamencommissies van de geaccrediteerde opleidingen van Avans+.
Naast de voorzitter zullen er bij de geaccrediteerde
masteropleidingen twee docenten van de opleiding, waarvan minimaal één gepromoveerd, zitting hebben in de opleidingsexamencommissie. Bij een geaccrediteerde bachelor vervalt de eis van een gepromoveerde docent. Bij
niet-
geaccrediteerde
opleidingsexamencommissie.
opleidingen
hebben
de
leden
van
de
CEC
geen
zitting
in
de
In dat geval bestaat de opleidingsexamencommissie uit ten minste twee
docenten van de opleiding. De leden van de CEC baseren hun beleid op datgene wat zij zelf hebben waargenomen als voorzitter binnen de OEC’s van de geaccrediteerde opleidingen, of datgene waarvan zij in kennis zijn gesteld via de reflectierapporten door de OEC’s van de niet-geaccrediteerde opleidingen . Artikel 12
a.
Werkwijze opleidingsexamencommissie
Samenstelling en organisatie
De leden van de OEC komen tenminste éénmaal fysiek bijeen gedurende de looptijd van een opleiding (of cluster daarvan), en tenminste éénmaal per kalenderjaar. De OEC bestaat uit:
De voorzitter:
Binnen een geaccrediteerde masteropleiding is dit een afgevaardigde van de Centrale Examencommissie. Binnen niet-geaccrediteerde opleidingen is dit één der leden, niet zijnde de projectleider.
De leden:
Binnen een geaccrediteerde masteropleiding zijn dit twee docenten van de opleiding, waarvan minimaal één is gepromoveerd binnen het betreffende vakgebied. Binnen niet-
- 125 -
geaccrediteerde opleidingen of binnen geaccrediteerde bachelors vervalt de eis van een gepromoveerde docent. De secretaris:
Binnen zowel geaccrediteerde als niet-geaccrediteerde opleidingen wordt deze rol in de regel vervuld door de projectleider van de opleiding. De projectleider heeft géén inhoudelijke functie binnen de OEC.
b.
Rol ten aanzien van de borging van examens en tentamens
De primaire verantwoordelijkheid voor kwaliteitsborging van de examinering ligt bij de projectleider van de opleiding en bij de examinatoren die met de uitvoering van de examinering zijn belast. De opleidingsexamencommissie heeft de taak toe te zien op de borging van de kwaliteit van de examens. De opleidingsexamencommissie dient met het oog op het uitoefenen van laatstgenoemde taak inzicht te hebben of te krijgen in hoe getoetst wordt en waarom op deze wijze wordt getoetst en hoe de normering wordt vastgesteld. Er geldt de verplichting om alle door de opleidingsexamencommissie gevraagde inlichtingen te verstrekken. Dat wil zeggen, dat opleidingsexamencommissies om bovenbedoelde taken uit te kunnen oefenen, informatie kunnen opvragen bij de projectleider, examinatoren, het backoffice of bij docenten over de onderwijskundige en didactische uitgangspunten voor het onderwijs en over het toetsbeleid. Ook kan de opleidingsexamencommissie informatie inwinnen over de kwaliteit van de tentaminering en examinering. Daarmee verantwoorden projectleiders en examinatoren hun handelen aan de opleidingsexamencommissie. Het
verstrekken
van
inlichtingen
aan
de
opleidingsexamencommissie
is
verplicht.
De
door
de
opleidingsexamencommissie gevraagde inlichtingen worden besproken met de projectleider en de examinatoren. Op grond van de inlichtingen en rapportages heeft de opleidingsexamencommissie de wettelijke bevoegdheid aanwijzingen te geven of richtlijnen op te stellen. Indien een deelnemer bij de opleidingsexamencommissie een verzoek of klacht indient, waarbij een examinator betrokken is die lid is van de opleidingsexamencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht. De opleidingsexamencommissie hanteert een onderzoeksmethodiek om de kwaliteit van de examinering te borgen. De methodiek wordt in de eerste zitting in een nieuw studiejaar vastgesteld en na afloop van het studiejaar verantwoord in het jaarverslag.
c.
Adviesrol ten aanzien van curriculumontwikkeling, toetsbeleid en OER
De opleidingsexamencommissie heeft een adviserende rol ten aanzien van de ontwikkeling van het curriculum, het toetsbeleid en bij de totstandkoming van de onderwijs- en examenregeling. De opleidingsexamencommissie heeft in deze geen beslissende rol. Hiermee wordt voorkomen dat de opleidingsexamencommissie op de stoel gaat zitten van de projectleider of van docenten die met het verzorgen en ontwikkelen van onderwijs of met toetsbeleid zijn belast. De taak van de opleidingsexamencommissie om de kwaliteit van de examinering te borgen wordt als toezichthoudende rol op de examens achteraf uitgevoerd.
- 126 -
d.
Opleidingsexamencommissie als eerste aanspreekpunt
De opleidingsexamencommissie is eerste aanspreekpunt als er vragen rijzen over de examinering. In dat licht draagt de opleidingsexamencommissie zorg voor:
een laagdrempelige loketfunctie als aanspreekpunt voor de examinering;
begrijpelijke en tijdige schriftelijke communicatie van haar besluiten;
een hoge mate van accuratesse en zorgvuldigheid ten aanzien van toepassing van wet- en re gelgeving;
transparantie in haar handelen naar professionals in de organisatie.
De uitspraken van de opleidingsexamencommissie zijn openbaar met in achtneming van privacy-aspecten. De opleidingsexamencommissie vergaart aan de hand van klachten inzicht in de wijze waarop de examinering plaats vindt en corrigeert zo nodig.
e.
Het geven van aanwijzingen
De opleidingsexamencommissie kan bindende uitspraken doen ten aanzien van de examinering van deelnemers. Ook kan de opleidingsexamencommissie bindende uitspraken doen over de borging van de kwaliteit van examens. Bij uitspraken ten aanzien van de examinering staat beroep open voor deelnemers. Indien een projectleider binnen redelijke termijn geen gevolg geeft aan een bindende uitspraak van een opleidingsexamencommissie, maakt de opleidingsexamencommissie hier melding van aan de Directie. De directie toetst (formeel juridisch) of de betreffende uitspraak binnen de wettelijke bevoegdheid van de opleidingsexamencommissie
valt.
Indien
dat
het
geval
is,
dient
de
aanwijzing
van
de
opleidingsexamencommissie onverwijld te worden opgevolgd. De opleidingsexamencommissie wijst examinatoren aan. Dit zijn docenten die overeenkomstig hun functie gekwalificeerd zijn om als examinator op te treden. Indien de opleidingsexamencommissie signaleert dat een examinator zijn taak niet adequaat uitvoert, spreekt zij de examinator daarop aan en treedt zij zo nodig corrigerend op. De opleidingsexamencommissie stelt de projectleider hiervan in kennis.
f.
Taken ten aanzien van de besluitvorming en archivering
De opleidingsexamencommissie draagt er zorg voor dat besluiten worden genomen en schriftelijk worden vastgelegd
overeenkomstig
de
daarvoor
geldende
wettelijke
procedures
en
voorschriften.
De
opleidingsexamencommissie archiveert haar besluiten en borgt de kwaliteit van de archivering, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijn voor de bewaring van gegevens en de toegankelijkheid daarvan.
- 127 -
g.
Functie en taken ten aanzien van het jaarverslag
De functies van het uitbrengen van een jaarverslag zijn: verantwoording afleggen en reflectie op het eigen functioneren.
h.
Verantwoording
De opleidingsexamencommissie legt verantwoording af in de vorm van een jaarverslag. De CEC stelt in elk geval kwaliteitseisen aan de rapportage van de opleidingsexamencommissie. De opleidingsexamencommissie is verplicht in het jaarverslag te rapporteren over de met examinering en toetsing
samenhangende
klachten.
In
het
jaarverslag
is
de
wijze
opgenomen
waarop
de
opleidingsexamencommissie met klachten is omgegaan. Het jaarverslag wordt uitgebracht aan de directie en de projectleiders. In het jaarverslag zijn uitspraken opgenomen over de aangetroffen kwaliteit van de toetsing en de bevindingen daarover van de opleidingsexamencommissie, mede op grond van de door de opleidingsexamencommissie gehanteerde methodiek ten aanzien van de borging van de kwaliteit van de examens. Daarnaast worden in het jaarverslag de
genomen
besluiten
ten
aanzien
van
casuïstiek
opgenomen.
De
rapportages
van
de
opleidingsexamencommissies en signalen van opleidingsexamencommissies komen in elk geval één maal per jaar aan de orde tijdens gesprekken van de projectleider met de directie.
i.
Reflectie op het eigen functioneren
De opleidingsexamencommissie reflecteert op haar eigen functioneren ten aanzien van de professionaliteit in oordeelsvorming en besluitvorming. Te hanteren criteria zijn onder meer:
begrijpelijke en tijdige communicatie;
makkelijk toegankelijk als aanspreekpunt voor de examinering;
periodieke evaluatie van de gehanteerde methodiek ten aanzien van de borging van de kwaliteit van de examens;
zorgvuldige verslaglegging en archivering;
pro-actief in het terugkoppelen van ervaring naar de opstellers van de onderwijs- en examenregeling.
Artikel 13
Eisen aan deskundigheid en samenstelling
Ten aanzien van de deskundigheid die verlangd wordt van leden van de CEC/OEC gelden de volgende richtlijnen; De voorzitter heeft als taak te zorgen voor consistentie en regie. De voorzitter geeft leiding aan de opleidingsexamencommissie. De voorzitter is in staat tot zorgvuldige en consistente uitvoering, zodat wordt geborgd dat alle beslissingen in gelijke gevallen ook gelijk uitvallen. De voorzitter heeft ervaring met en kennis van toepassing en uitvoering van de onderwijs- en examenregeling. Docenten die lid zijn van de
- 128 -
opleidingsexamencommissie hebben inzicht in de inhoud (de onderwijs- en examenregeling) en de organisatie van de opleiding, en de daarmee samenhangende werkprocessen. Het is van belang dat de deskundigheid ten aanzien van alle relevante aspecten wordt geborgd. De deskundigheid hoeft niet per se vakinhoudelijk te zijn. De wettelijke eisen ten aanzien van de deskundigheid zijn in vergelijking met de eerdere wettelijke regeling minder direct gekoppeld aan de deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding. Voor de samenstelling van de CEC/OEC wordt verwezen naar bijlage 3.
- 129 -
4
inschrijving en toelating
Artikel 14 Inschrijving De deelnemer meldt zich aan voor een opleiding door: 1.
een volledig ingevuld en ondertekend inschrijfformulier op te sturen naar: Avans+ T.a.v. de commerciële binnendienst Postbus 2087 4800 CB Breda
2.
De deelnemer kan zich tevens online inschrijven via onze website www.avansplus.nl.
Direct na het ontvangen van de inschrijving worden diploma’s, een pasfoto en een kopie van het paspoort gevraagd. Met de inschrijving geeft de deelnemer te kennen, mits de deelnemer wordt toegelaten tot de opleiding (zie verdere procedure), deel te willen nemen aan de opleiding. Na inschrijving ontvangt de deelnemer binnen 2 weken een (schriftelijke) bevestiging. Voor sommige opleidingen is een numerus fixus ingesteld. Slechts in incidentele gevallen kan hiervan worden afgeweken. Wanneer het aantal inschrijvingen het maximum overschrijdt wordt een wachtlijst aangelegd. Kandidaten op de wachtlijst en deelnemers die doorstromen vanuit andere opleidingen van Avans+ hebben voorrang bij toelating voor een eerstvolgend studiejaar.
Artikel 15 Annulering De inschrijving is niet vrijblijvend. Annulering dient schriftelijk te geschieden. Het is de verantwoordelijkheid van degene die annuleert te kunnen bewijzen dat de annulering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Bij voorkeur vindt annulering daarom plaats door middel van een aangetekend schrijven. Gedurende 7 werkdagen na het sluiten van een overeenkomst op afstand met betrekking tot educatieve diensten heeft de consument het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen te ontbinden. Indien niet alle gegevens zijn verstrekt (zie aanbod), dan bedraagt deze termijn zeven werkdagen na het alsnog verstrekken ervan tot een maximum van 3 maanden na het sluiten van de overeenkomst. Bij annulering door de deelnemer of diens werkgever na het verstrijken van deze 7 werkdagen worden kosten in rekening gebracht, respectievelijk: •
Bij annulering tot 8 weken voor aanvang wordt een bedrag ter waarde van 10% van de opleidingskosten in rekening gebracht, met een minimum van € 50.
•
Bij annulering tussen de 8 en 4 weken voor aanvang wordt een bedrag ter waarde van 25% van de opleidingskosten in rekening gebracht, met een minimum van € 50.
- 130 -
•
Bij annulering binnen 4 weken voor aanvang wordt een bedrag ter waarde van 50% van de opleidingskosten in rekening gebracht, met een minimum van € 50.
•
Bij annulering binnen 2 weken voor aanvang zijn de volledige opleidingskosten verschuldigd.
•
Avans+ behoudt zich het recht voor om de opleiding bij onvoldoende inschrijvingen niet te laten plaatsvinden. Het voor doorgang benodigde aantal wordt door de projectleider van Avans+ vastgesteld. De beslissing de opleiding al dan niet door te laten gaan, wordt uiterlijk twee weken voor aanvang aan de betrokkenen gecommuniceerd. Tegen deze beslissing kan geen beroep worden aangetekend.
Artikel 16 Toelating De deelnemer heeft voor aanvang een intakegesprek met de projectleider van de opleiding. Het intakegesprek dient om de deelnemer te informeren over relevante zaken betreffende de opleiding. Tevens wordt door de projectleider bepaald of de deelnemer voldoet aan de instroomvereisten voor de opleiding. De instroomvereisten worden vermeld op de website van Avans+ bij de beschrijving van de opleiding. De deelnemer is verplicht desgevraagd bewijsmateriaal te tonen aan de hand waarvan dit kan worden vastgesteld. Indien de deelnemer niet voldoet aan de gestelde eisen dan kan deze niet tot de opleiding worden toegelaten. Avans+ behoudt zich het recht individuele deelnemers de toegang tot de leergang te weigeren of te ontzeggen.
16.1
Assessment
Bij sommige opleidingen vormt een assessment onderdeel van de toelatingsprocedure. Indien dit het geval is dan wordt dit vermeld op de website. De projectleider beslist of een assessment noodzakelijk is, tegen deze beslissing kan niet in beroep worden gegaan. Een assessment is een toelatingstest die een indicatie geeft van de capaciteiten en de ontwikkelbaarheid van de deelnemer, en daarmee van diens kansen om de opleiding succesvol af te ronden. Een assessment kan bestaan uit respectievelijk:
test numeriek denken
test begripsrelaties (verbaal denken)
een persoonlijkheidsanalyse
Het assessment wordt uitgevoerd door een gekwalificeerd deskundige. De deskundige adviseert de projectleider naar aanleiding van de resultaten van het assessment over de toelaatbaarheid van de deelnemer. De kosten voor het assessment worden aan de deelnemer doorberekend. Wanneer de inschrijving definitief wordt, worden de kosten voor de assessment in mindering gebracht op de totale opleidingskosten.
16.2
Opleidingsadvies
Naar aanleiding van de toelatingsprocedure ontvangt de deelnemer van de projectleider een persoonlijk advies, er zijn hierbij drie opties:
De deelnemer krijgt het advies om niet deel te nemen aan de opleiding omdat kennis en ervaring niet toereikend zijn en / of de persoonlijke situatie en motivatie aanleiding vormen tot een negatief advies.
De deelnemer krijgt het advies (eerst) deel te nemen aan een andere opleiding
om de kennis en
- 131 -
vaardigheden op het vereiste instroomniveau te brengen.
De deelnemer krijgt de mogelijkheid rechtstreeks in te stromen in de opleiding.
Het advies van de projectleider is bindend, tegen dit advies kan niet in beroep worden gegaan. Voor de specifieke instroomvereisten betreffende de opleiding wordt verwezen naar bijlage 4.
Artikel 17
Kosten en betaling
De kosten voor deelname, examinering en diplomering worden bij instroom voor het gehele traject vastgesteld. De deelnemer of het bedrijf ontvangt na opstart van de opleiding een factuur voor de kosten. Betaling dient te gebeuren binnen 21 dagen na ontvangst van deze factuur. De deelnemer of het bedrijf kunnen er echter voor kiezen het verschuldigde bedrag in een keer of in termijnen te betalen. De kosten voor leermiddelen en arrangement dienen in zijn geheel voor aanvang van de opleiding te worden voldaan. 1
Wanneer een factuur na twee herinneringen nog niet is voldaan, heeft een deelnemer geen toegang meer tot bijeenkomsten, worden papers niet meer beoordeeld, mondelinge examens niet meer afgenomen en worden er geen diploma’s, certificaten of bewijzen van deelname verstrekt. De vordering blijft, vermeerderd met rente en eventuele incassokosten, wel bestaan.
2
Wanneer de factuur na de hierboven beschreven situatie alsnog wordt voldaan, kunnen extra kosten in rekening worden gebracht. Een betalingsregeling kan uitsluitend in overleg met de projectleider worden gemaakt.
- 132 -
5
Deelname en aanwezigheid
Artikel 18 Aan- en afwezigheid Voor de collectieve bijeenkomsten geldt een aanwezigheidsplicht, tenzij anders aangegeven door de projectleider. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemer aan de bijeenkomsten deel te nemen, tenzij hij over vrijstellingen beschikt. Afwezigheid wordt geregistreerd. Bij onvoldoende aanwezigheid en/of ongeoorloofde afwezigheid kan de projectleider de deelnemer uitsluiten van diplomering. Bij ongeoorloofd verzuim bij toets momenten, of het niet of niet tijdig inleveren van een opdracht, volgt de beoordeling niet voldaan aan de eis (NV). Dit betekent dat de deelnemer het desbetreffende studieonderdeel niet heeft afgerond en de eerst volgende gelegenheid als herkansing geldt. Indien géén herkansingen meer mogelijk zijn dan komt de deelnemer niet langer voor diplomering in aanmerking.
Artikel 19 Ziekte of overmacht Verzuim door ziekte of andere zwaarwegende redenen dient zo snel mogelijk, en ten minste voor aanvang van de betreffende bijeenkomst(en), te worden gemeld bij de medewerker backoffice.
In gevallen van overmacht, waardoor een deelnemer de opleiding niet kan voltooien of niet kan voldoen aan deadlines of aanwezigheid, beslist de projectleider op welke wijze de deelnemer alsnog de opleiding kan voltooien.
Indien een deelnemer de opleiding in zijn geheel of één of meer thema’s met een volgende groep moet volgen, worden hiervoor kosten in rekening gebracht. Er vindt geen restitutie plaats van eerder betaalde opleidingskosten of kwijtschelding indien er nog niet is betaald.
Wanneer een deelnemer in een overmacht situatie zoals hierboven terecht komt, dient de deelnemer binnen twee weken de projectleider schriftelijk hiervan op de hoogte te brengen.
Artikel 20 Wangedrag Een deelnemer die niet tijdig aanwezig is voor zijn les kan door een docent worden geweigerd. Bij wangedrag kan de docent de deelnemer verzoeken de les te verlaten. Dergelijke incidenten worden geregistreerd en gemeld aan de projectleider van de opleiding. Voortijdig verlaten van een les is in overige gevallen alleen toegestaan na overleg met de docent en/of de projectleider. De deelnemer plaatst elke bijeenkomst zijn handtekening op een presentielijst. Indien geen handtekening is geplaatst kan dit als verzuim worden gerekend, ongeacht of de deelnemer wel of niet aanwezig is geweest gedurende de bijeenkomst. Het plaatsen van een handtekening namens een mededeelnemer wordt beschouwd als valsheid in geschrifte, en kan leiden tot ontzegging van deelname van de betreffende deelnemer(s) aan de opleiding.
Artikel 21 Verlof
- 133 -
Bij het maken van het lesrooster wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de reguliere vakantieperiodes in de regio waarin de opleiding wordt aangeboden. In afwijking van het geplande lesrooster bestaat voor de deelnemers in het lopende schooljaar géén mogelijkheid om extra verlof of vakantie op te nemen. Indien de deelnemer besluit, toch verlof op te nemen gedurende het cursusjaar is dit volledig de verantwoording van de deelnemer. De deelnemer is dan zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van lesmateriaal dat tijdens de lessen is verstrekt. Geroosterde/gereserveerde weken kunnen in overleg met de projectleider worden gevuld met inhaallessen, dan wel tentamens.
Artikel 22 Voortijdige beëindiging en/of uitsluiting De projectleider kan in het belang van de opleiding en de studievoortgang van anderen een deelnemer de verdere toegang tot de bijeenkomsten ontzeggen als er sprake is van onregelmatigheden of bedrog in het niet juist aanleveren van gegevens op grond waarvan de deelnemer is toegelaten tot de opleiding. Bij, al dan niet vrijwillige, voortijdige beëindiging van de opleiding vindt geen restitutie plaats van deelnamekosten en kosten voor leermiddelen of arrangementskosten. Het gehele bedrag dient te worden voldaan. Wanneer de deelnamekosten door de werkgever worden voldaan en de voortijdige beëindiging niet verwijtbaar is aan de deelnemer, mag de werkgever in overleg met de projectleider een andere werknemer aan de opleiding laten deelnemen. Deze werknemer dient net als de te vervangen deelnemer te voldoen aan de voor de opleiding geldende toelatingseisen en te worden toegelaten door de projectleider van de opleiding. Eventuele extra kosten die voortkomen uit het tussentijds in- of uitstromen van deelnemers worden door Avans+ doorberekend aan de deelnemer of diens werkgever.
- 134 -
6
Toetsing en beoordeling
Artikel 23 Vrijstelling Het verlenen van vrijstelling geschiedt uitsluitend op verzoek van de deelnemer. Per opleiding is een studiegids beschikbaar waarin staat omschreven wanneer en onder welke voorwaarden een deelnemer in aanmerking kan komen voor een vrijstelling. Verzoek tot vrijstellingen dient schriftelijk te worden ingediend bij de projectleider bij de start van de opleiding. De projectleider vraagt advies aan de OEC van de opleiding. De deelnemer dient voor alle bewijslast te zorgen die aantoont dat hij het betreffende onderdeel voldoende beheerst. Indien de deelnemer onvoldoende bewijslast aanlevert kan de OEC het verzoek niet in behandeling nemen. In dit geval wordt het verzoek tot vrijstelling afgewezen. De OEC is gerechtigd advies van één of meerdere vakdocenten te vragen. Indien een gesprek ter aanvulling op de aangedragen bewijslast noodzakelijk is dient de deelnemer hieraan volledige medewerking te verlenen. De OEC beslist over het al dan niet toekennen van een vrijstelling. De deelnemer ontvangt via de projectleider schriftelijk bericht over het genomen besluit, de deelnemer kan tegen dit besluit niet in beroep gaan. Vrijstelling ontslaat de deelnemer van de verplichting deel te nemen aan de opleidingsactiviteiten en examinering behorende bij het onderdeel waarvoor hij/zij is vrijgesteld. Voor de onderdelen waarvoor vrijstelling is verleend, wordt op de cijferlijst de code VR (vrijstelling) vermeld. Vrijstelling ontslaat de deelnemer niet van de verplichting het desbetreffende onderdeel te verwerken in een (eventuele) integratieve eindtoets.
Artikel 24
Maken en inleveren van toetsen
Elk afzonderlijk programmaonderdeel waaruit een opleiding bestaat wordt (tenzij nadrukkelijk anders aangegeven) afgerond met een toets ter beoordeling van de leerresultaten. De toetsen hebben betrekking op de leerstof die is behandeld in het desbetreffende onderdeel. Vooraf wordt door de docent inzichtelijk gemaakt welke materie beheerst dient te worden en op welke wijze getoetst wordt of dit het geval is. Tevens geeft de docent inzicht in de weging van de specifieke onderdelen. De CEC kan, al dan niet naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek, besluiten de toetsen zelf bij te wonen en/of aan derden toestemming verlenen dit namens hen te doen. De deelnemer dient de toets zelfstandig af te leggen, tenzij uitdrukkelijk toestemming is verleend dit met mededeelnemers te doen. Hulp van derden buiten de opleiding is niet toegestaan en kan als fraude worden aangemerkt. Avans+ behoudt het recht ingeleverde stukken op plagiaat of andersoortige
fraude te controleren. Indien de toets op locatie van Avans+ plaatsvindt dient de
deelnemer desgevraagd een legitimatiebewijs te kunnen overhandigen. De toets blijft eigendom van Avans+ en mag niet zonder uitdrukkelijke toestemming worden gedeeld met derden.
- 135 -
Schriftelijke opdrachten dienen conform de in het rooster vastgestelde inleverdata digitaal te worden ingeleverd via Blackboard. Eindwerkstukken dienen eveneens in hard-copy (indien aangegeven in meervoud) te worden ingeleverd bij de medewerker backoffice. De projectleider stelt de einddatum vast waarop de opdracht ingeleverd moet zijn. Deze deadline wordt vastgesteld om alle deelnemers evenveel tijd te geven om de desbetreffende opdracht te maken en om de docent de gelegenheid te bieden alle stukken objectief in een korte periode te beoordelen. Indien het voor een deelnemer door omstandigheden niet mogelijk is om de deadline te halen, kan hij bij de projectleider een schriftelijk verzoek tot uitstel aanvragen. Dit dient uiterlijk twee weken voor de deadline te gebeuren. De deelnemer geeft in het verzoek aan wat de reden voor de uitstelaanvraag is. De projectleider beslist, in samenspraak met de OEC of en hoeveel uitstel er wordt verleend en wat hiervan de consequentie is.
Artikel 25 Toetsen in bijzondere omstandigheden Een gehandicapte deelnemer is gerechtigd een toets c.q. tentamen af te leggen op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke of zintuiglijke gesteldheid van de deelnemer biedt. De afwijkende toetsvorm moet voldoen aan de toets technische eisen zoals validiteit en betrouwbaarheid.
Artikel 26 Gevallen van poging tot fraude en onregelmatigheid De deelnemer die zich op enigerlei wijze vóór, tijdens of na de toets aan frauduleuze handelingen schuldig maakt (bijvoorbeeld plagiaat/kopieergedrag van werkverslagen, tentamens en opdrachten) of op andere wijze onregelmatigheden veroorzaakt, kan van deelname aan de opleiding worden uitgesloten. Artikel 27
Inzien van toetswerk
Indien de deelnemer behoefte heeft aan terugkoppeling op toetswerk dan wordt binnen twee weken na bekendmaking van de toetsresultaten inzage gegeven op de kantoorlocatie van Avans+ te Breda. Inzage vindt plaats zonder vakdocent en over de wijze van beoordelen wordt ter plekke niet gediscussieerd. Na inzage moet het tentamen of de kopie daarvan worden ingeleverd bij de backoffice medewerker. Eventuele vragen naar aanleiding van de inzage moeten door de deelnemer worden genoteerd en worden door het Backoffice doorgegeven aan de betreffende docent.
Artikel 28 Herkansing Elke deelnemer heeft het recht op één herkansing voor elk studieonderdeel, binnen een studiejaar zonder dat daar verder kosten aan verbonden zijn. De projectleider bepaalt het tijdstip / moment waarop de herkansing plaatsvindt. Indien de toetsing groepswerk betreft kan de projectleider besluiten de deelnemer de toets in een alternatieve vorm te laten herkansen. Indien van een herkansing gebruik wordt gemaakt, zal dat herkansingscijfer gelden en vervalt de eerder behaalde score. Ook indien de eerdere score hoger is dan het herkansingscijfer.
- 136 -
Verzuim zonder melding vooraf wordt aangemerkt als kans. Een gemiste toets door ziekte wordt niet als kans aangerekend. Om in aanmerking te komen voor een extra kans door ziekte, dient een doktersverklaring te worden overlegd aan de projectleider. Indien het resultaat van de toets bij de herkansing wederom onvoldoende is, volgt een persoonlijk onderhoud met de projectleider. De projectleider adviseert naar aanleiding daarvan de OEC. De OEC besluit naar aanleiding van dit gesprek of, en zo ja onder welke voorwaarden, een tweede herkansing mogelijk is. Aan een tweede herkansing zijn altijd kosten verbonden. De OEC heeft de mogelijkheid na de eerste herkansing, met opgaaf van redenen, te besluiten de deelnemer géén gelegenheid te geven tot nieuwe herkansingen. Dit doet de OEC indien er bij één of meerdere kerndocenten gerede twijfel bestaat of de competenties van de deelnemer in potentie voldoende ontwikkelbaar zijn om gediplomeerd te kunnen worden. De deelnemer kan tegen deze beslissing in beroep gaan bij de CEC. Indien géén extra gelegenheid wordt toegekend ontvangt de deelnemer per afgerond studieonderdeel een deelcertificaat. Het is dan niet langer mogelijk een diploma te behalen.
Artikel 29 Geldigheidsduur De geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegde toets bedraagt tenminste de doorlooptijd van de totale opleiding, vermeerderd met een factor 2. De OEC kan hiervan ten gunste van de deelnemer afwijken indien de inhoud van het programmaonderdeel na het verstrijken van deze periode niet meer dan marginaal is gewijzigd.
Artikel 30 Bewaring Toetsen en de beoordelingsresultaten worden ten minste gedurende een periode van vijf jaar bewaard, gerekend vanaf het moment dat de student de opleiding verlaat, of - indien bij het verlaten van de instelling een beroepsprocedure in dit kader aanhangig is - vijf jaar na beëindiging van deze procedure. Voor een overzicht van programmaonderdelen en bijbehorende toetswijzen wordt verwezen naar bijlage 2.
- 137 -
7
Beoordeling en diplomering
Artikel 31
Kwalificaties
Om in aanmerking te komen voor diplomering dient de deelnemer alle toetsen die binnen de opleiding worden afgenomen met voldoende resultaat te hebben afgelegd. De uitslag van de toets wordt door de medewerker backoffice schriftelijk aan de deelnemer bekend gemaakt. Hierbij kunnen de volgende kwalificaties worden gebruikt:
1. onvoldoende (O), voldoende (V), goed (G), niet voldaan aan de eis (NV) of 2. een score op een schaal van 1 t/m 10 De scores op een schaal van 1 t/m 10 worden als volgt gewaardeerd:
Cijfers < 5,5 is onvoldoende
Cijfers > 5,5 is voldoende
een 7,5 en hoger is goed
Een deelnemer heeft het opleidingsonderdeel met voldoende resultaat afgerond wanneer de bijbehorende toets minstens met het cijfer 5,5 is gewaardeerd.
3. een vrijstelling (VR) Zie voor de procedure m.b.t. het verkrijgen van vrijstellingen, artikel 23 van deze regeling.
Artikel 32
Bezwaar
Bezwaar tegen een beoordeling dient schriftelijk (en met onderbouwing) bij de projectleider plaats te vinden binnen vier weken na bekendmaking van de resultaten. Indien de aangedragen redenen gegrond bevonden worden dan wordt aan een onafhankelijke derde de opdracht te geven het toetswerk opnieuw te beoordelen en/of wordt de beoordeling aangepast. Het oordeel van de onafhankelijke derde is bindend, dit betekent dat het door hem/haar gegeven oordeel de nieuwe uitslag vormt, ook wanneer deze lager is dan het aanvankelijke oordeel.
Artikel 33
Studievoortgangregistratie
Het backoffice draagt zorg voor de registratie van de behaalde studieresultaten. Gedurende het opleidingsjaar wordt iedere deelnemer in staat gesteld om door middel van de digitale leeromgeving een overzicht van de door hem of haar behaalde resultaten in relatie tot het onderwijs- en examenprogramma van de opleiding te volgen.
- 138 -
Artikel 34
Certificering en diplomering
De deelnemer is geslaagd voor de opleiding wanneer alle opleidingsonderdelen zijn behaald. Hij/zij komt dan in aanmerking voor een diploma. Een diploma is een verzamelnaam voor alle officiële stukken die een persoon ontvangt als bewijs dat hij/zij heeft voldaan aan de eisen die een eindexamen aan hem gesteld heeft. Een diploma is een document waarmee is aangetoond en vastgelegd dat de bezitter een omschreven kwalificatie behaald heeft. Avans+ is als Rechtspersoon Hoger Onderwijs gerechtigd diploma’s uit te reiken aan deelnemers die daarvoor in aanmerking komen. Een diploma kan alleen worden uitgereikt als er ook daadwerkelijk toetsing heeft plaatsgevonden. De toetswijze binnen alle opleidingen staat onder toezicht van onze CEC/OEC. Een diploma kan worden beschouwd als een officieel bewijsstuk. De regel is dat altijd de naam uit het paspoort wordt gehanteerd. Avans+ bestaat uit meerdere BV’s. Een diploma is een verzamelnaam, er zijn dus meerdere soorten diploma’s.
a.
Bewijs van deelname
Een Bewijs van Deelname wordt uitgereikt aan deelnemers die niet aangetoond hebben dat zij de eindkwalificaties van de opleiding beheersen, maar die wel hebben deelgenomen aan die opleiding. Dus in alle gevallen waarin géén toetsing heeft plaatsgevonden. Wanneer ook niet duidelijk is of iemand actief heeft deelgenomen (dus als er geen presentielijsten e.d. zijn) wordt geen Bewijs van Deelname uitgereikt.
b.
Certificaat
Een certificaat wordt uitgereikt wanneer een deelnemer een gedeelte van een opleiding met succes heeft afgerond. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
Een certificaat wordt alleen uitgereikt wanneer het afgeronde gedeelte ook daadwerkelijk getoetst is.
In principe kunnen meerdere certificaten leiden tot een diploma, ter afsluiting van een volledige opleiding.
Avans+ reikt in principe alléén certificaten uit bij uitstroom (wanneer de deelnemer stopt), en dus niet tussentijds terwijl de deelnemer nog bezig is.
In geval dat een open opleiding in-company wordt uitgevoerd, maar de klant bepaalde delen (modules of vakken) daarvan heeft geschrapt of ingekort, dan wordt een certificaat uitgereikt. Dus géén diploma, want de opleiding is niet volledig doorlopen. Op een certificaat wordt duidelijk vermeld:
welke onderdelen met succes zijn afgerond.
Van welk curriculum (welke opleiding) deze onderdelen deel uitmaken .
Indien een opleidingstraject deel uit maakt van een groter geheel, maar ook los wordt aangeboden als zelfstandige opleiding geldt de volgende regeling:
- 139 -
De delen die los worden aangeboden en verkocht, worden gezien als zelfstandige opleiding, en worden dus ook met een diploma afgesloten. Hierbij gelden de volgende belangrijke voorwaarden:
er moet sprake zijn van een eindtoets, en deze moet ook behaald worden (indien niet alle eindkwalificatie gerealiseerd zijn dan wordt een certificaat uitgereikt)
er moet voldaan worden aan de minimale studiebelastingsnorm van 132 uren.
Zodra de deelnemer in aanmerking komt voor een diploma of getuigschrift voor het geheel, dan dienen de eerder uitgereikte diploma's te worden ingeleverd en vernietigd. Het nieuwe diploma of getuigschrift (voor het geheel) komt dan in plaats van de eerder uitgereikte diploma's.
c.
Post bachelor diploma
Wanneer een deelnemer een volledige, niet-geaccrediteerde opleiding (open, in company of maatwerk) met succes heeft doorlopen, en dus getoetst is dat hij/zij de eindkwalificaties beheerst, dan ontvangt deze een
post-bachelor diploma. Hierbij gelden de volgende kanttekeningen:
De term post bachelor diploma betekent dat het diploma is afgegeven voor een niet reguliere opleiding op bachelorniveau (voorheen HBO-niveau genoemd). De term “post” slaat op “postinitieel” dus niet op het bachelorniveau.
Ook voor maatwerk kan een post-bachelor diploma worden uitgereikt op voorwaarde
dat
onafhankelijke toetsing heeft plaatsgevonden. Op het diploma wordt vermeld dat het hier een opleiding voor één specifieke opdrachtgever betreft. Dit om te voorkomen dat verwarring ontstaat met de “open opleidingen”.
Om een post-bachelor diploma’s uit te reiken stelt Avans+ niet alleen een minimaal niveau (het bachelorniveau) maar ook een minimale studiebelasting verplicht van circa 132 uur. Bij een lagere studiebelasting is de opleiding te weinig omvattend om een post bachelordiploma uit te reiken, in dat geval wordt een certificaat uitgereikt.
d.
Getuigschrift:
Een getuigschrift wordt uitgereikt aan een deelnemer die een geaccrediteerde (door de NVAO erkende) opleiding in zijn geheel met succes heeft afgerond.
Artikel 35
Cum Laude
De toevoeging cum laude wordt verleend indien voldaan is aan elk van onderstaande 6 criteria:
Tenminste 5 programmaonderdelen zijn onafhankelijk van elkaar getoetst en beoordeeld
Het gewogen gemiddelde van alle cijfers bedraagt tenminste 8,25
Géén enkel onderdeel is gewaardeerd met een (niet afgerond) cijfer lager dan 7,0
De opleiding is binnen de nominale opleidingsduur afgerond
Geen enkel onderdeel is herkanst.
De deelnemer is voor geen enkel programmaonderdeel vrijgesteld.
De afrondende opdracht (indien van toepassing) is tenminste beoordeeld met het cijfer 8,0.
- 140 -
Formatieve toetsen worden niet aangemerkt als kans. De resultaten van formatieve toetsen worden niet meegewogen in gemiddelden. De toevoeging cum laude wordt vermeld op het diploma.
Artikel 36
Bijzondere bepalingen
Alle diploma’s (in welke vorm dan ook) worden door Avans Hogeschool B.V. uitgereikt. Dat betekent dat de “dochters” Avans Hogeschool MB BV en Scire niet zelfstandig certificeren en zij vallen onder de CEC van Avans+ . Kopieën van diploma’s en de eindresultaatoverzichten worden bewaard gedurende een periode van 20 jaar. Een (ex-) deelnemer kan een kopie van een uitgereikt diploma schriftelijk opvragen via: Avans+ T.a.v. de commerciële binnendienst Postbus 2087
4800 CB Breda
Voor het uitgeven van duplicaten worden kosten in rekening gebracht, deze worden vooraf aan de opvrager kenbaar gemaakt.
- 141 -
8
Kwaliteitszorg
Artikel 37
Kwaliteitszorg
Kwaliteitszorg bij Avans+ heeft betrekking op het vaststellen van de technische, functionele kwaliteit en relationele kwaliteit van haar dienstverlening. Avans+ hanteert een systematische aanpak om de kwaliteit van haar opleidingen op al deze dimensies voortdurend te meten en te optimaliseren. Onder alle bij de opleiding betrokken groepen worden daartoe periodiek evaluatiegegevens verzameld, die worden geanalyseerd en op het niveau van het programma als geheel worden beoordeeld. Het is de verantwoordelijkheid van de projectleider alle vereiste gegevens te verzamelen en desgevraagd (door de CEC, OEC en/of HRD) ter beschikking te stellen. Indien nodig wordt het programma door de projectleider bijgesteld.
a.
Technische kwaliteit
De technische kwaliteit heeft betrekking op de kwaliteit van het onderwijskundig ontwerp van onze opleidingen. Hierbij valt te denken aan de werkvormen, opbouw, complexiteit en toetsing. De kwaliteit van het onderwijskundig ontwerp wordt gemonitord door HRD. Alle nieuwe opleidingen worden, alvorens zij worden opgenomen in het portfolio van Avans+, aan een kritische toets onderworpen teneinde na te gaan of de eindkwalificaties, het opleidingsniveau, de didactische werkvormen en programmaopbouw, en de toetsing met elkaar in lijn zijn. Bestaande opleidingen worden periodiek onderworpen aan audits teneinde verbeterpunten te kunnen vaststellen. Kwaliteit van toetsing valt onder toezicht van de CEC/ OEC. De, in dit kader gestelde, kwaliteitseisen hebben betrekking op:
Validiteit: Een toets is valide als deze daadwerkelijk meet wat hij beoogt te meten qua kennis, vaardigheden en houding/gedrag, de samenstelling representatief is en het resultaat een voorspellende waarde heeft. Om de validiteit van het toetsingsproces te kunnen garanderen hanteert Avans+ de kwaliteitseisen aan toetsing zoals die zijn opgesteld door Klarus:
Oordelende benadering (waarderen van competentiebewijzen)
Authentiek (beoordelen van reële beroepssituaties)
Congruent (qua volgordelijkheid overeenkomstig met beroepspraktijk)
Geïntegreerd (combinatie van theorie- en praktijkelementen)
Criterium gerelateerd (niet norm gerelateerd)
Leerweg onafhankelijk (indien formatief, gebaseerd op competentie-eisen van de beroepspraktijk)
Betrouwbaarheid: De betrouwbaarheid van een toets geeft aan in hoeverre er vertrouwen kan zijn in de toets als meting, ongeacht de inhoud van de toets.
Transparantie:
- 142 -
De transparantie van de toets houdt in dat de deelnemer voorafgaand aan de toets weet waarop hij wordt beoordeeld, hoe hij wordt getoetst, wat de toetstijd en de omvang van de toets is, wat de norm/cesuur is, welke hulpmiddelen hij mag gebruiken, etc. De waardering wordt altijd onderbouwd zodat de deelnemer deze kan benutten om aan zijn/haar verdere competentieontwikkeling gestalte te geven.
Efficiëntie: De middels toetsing verkregen informatie weegt op tegen de benodigde investering qua tijd en geld.
Inter-subjectiviteit: De uitspraken van twee of meer beoordelaars over een onderwerp stemmen met elkaar overeen en zijn transparant voor de deelnemer.
Normering: Vooraf
is
duidelijk
welk
referentiepunt
bij
de
boordeling
gebruikt
wordt
(relatief,
absoluut,
ontwikkelingsgericht) en welke beoordelingsschaal wordt toegepast (v/g, 1-10..) en waar de zak- of slaaggrens ligt.
Eerlijkheid: De toets biedt de deelnemer eerlijke kansen om de gewenste competentie of het gewenste gedrag te tonen.
Authenticiteit: De toets is ontleend aan reële beroepssituaties.
Actualiteit: De toets stelt het competentieniveau van de deelnemer op het moment van toetsing vast.
Objectiviteit: Het toetsresultaat wordt vastgesteld persoonsonafhankelijk- van beoordelaar én beoordeelde.
Het is de verantwoordelijkheid van de projectleider ervoor te zorgen dat de toetsing voldoet aan bovenstaande criteria. Hij/zij wordt hierbij gevraagd en ongevraagd geadviseerd door de CEC / OEC en HRD. b.
Functionele kwaliteit
De functionele kwaliteit heeft betrekking op de mate waarin de opleiding voldoet aan de wensen en behoeften van de samenleving in het algemeen en onze doelgroep(en) in het bijzonder. De projectleider is er primair verantwoordelijk voor te zorgen dat deze aansluiting optimaal is. Hij/zij laat zich gevraagd en ongevraagd adviseren door de Werkveld Adviesraad (WAR), die voor elke opleiding (of voor elk cluster van aanverwante opleidingen) afzonderlijk is ingesteld.
- 143 -
De functie van de WAR is het, in vroeg stadium, signaleren en bespreken van actuele ontwikkelingen in het vakgebied. De WAR adviseert Avans+ hoe haar opleidingen optimaal kunnen blijven aansluiten bij deze actuele ontwikkelingen, en dus bij de wensen en behoeften van onze opdrachtgevers. De WAR komt hiertoe tenminste 2x per jaar bijeen. Over het algemeen staat een specifiek thema centraal, en wordt aan de leden gevraagd hun visie op specifieke ontwikkelingen te geven die relevant zijn voor de inhoud en opbouw van de opleidingen. Avans+ streeft naar een evenwichtige samenstelling van de WAR, en een evenredige vertegenwoordiging van alle relevante bedrijfstakken waarop de opleiding (of het cluster van opleidingen) zich richt. Leden worden uitgenodigd zitting te nemen. Aan leden van de WAR worden specifieke eisen gesteld. Zij dienen te begrijpen wat er speelt in het werkveld en in het verlengde daarvan aan welke kennis en vaardigheden behoefte is. De leden:
Zijn personen die op strategisch niveau betrokken zijn bij besluitvormingsprocessen binnen organisaties in de profit en non-profit sector.
Onderschrijven het belang van competentieontwikkeling en beschikken over een visie waarop dit gestalte zou moeten krijgen.
Hebben de bereidheid deze visie te delen met anderen, en staan er op hun beurt voor open van anderen te leren.
Hebben een constructief kritische houding ten aanzien van competentieontwikkeling binnen het bedrijfsleven in het algemeen en volwasseneneducatie in het bijzonder.
c.
Relationele kwaliteit
De relationele kwaliteit heeft betrekking op de wijze waarop de deelnemer en anderen betrokkenen bij het opleidingsproces de interactie met (medewerkers van) Avans+ ervaart. De evaluaties hebben betrekking op de volgende onderdelen:
Kwaliteit van de gebruikte materialen en faciliteiten
Kwaliteit van de organisatorische processen
Kwaliteit van de docenten en medewerkers
Klanttevredenheid
De opleiding is logistiek ondergebracht binnen een Product Markt Combinatie (PMC). Expliciete afspraken zijn gemaakt en vastgelegd (voor alle bij de opleiding betrokkenen beschikbaar) over de volgende interne processen:
Interne communicatie en informatievoorziening
Kantoorartikelen en drukwerkverzorging
Post
Bemensing van het backoffice
Archief
Urenregistratie
Gebruik van de Blackboard binnen de opleiding
Logistiek rondom de opleiding
- 144 -
Financiële en administratieve gang van zaken rondom de opleiding
Evaluatie van de opleiding
Alle afspraken met externen worden vastgelegd in een afspraakoverzicht. Daarin verklaart de externe akkoord te gaan met de taakverdeling en organisatie van de opleiding zoals die in bovenstaande afspraken is vastgelegd.
Artikel 38
Evaluatie
De projectleider / CEC/ OEC/ HRD baseren zich in hun analyses in belangrijke mate op evaluatiegegevens die periodiek onder alle bij de opleidingen betrokken groepen worden verzameld. Evaluatie wordt binnen Avans+ vanuit de drie processtromen, onderwijs, organisatie en kwaliteit, benaderd. Evaluatie vindt in de regel plaats per studieonderdeel, door middel van een digitaal evaluatieformulier waarop door de projectleider desgewenst mondeling toelichting kan worden gevraagd. Resultaten worden, indien hier aanleiding toe is, anoniem besproken met de docent(en) en andere betrokkenen. Daarnaast kunnen de projectleider / CEC/ OEC initiatief nemen tot tussentijdse evaluatie, bijvoorbeeld in het geval dat een programmaonderdeel door een nieuwe docent wordt verzorgd, of er aanleiding is te veronderstellen dat een programmaonderdeel niet naar behoren verloopt. De resultaten van evaluaties zijn van essentieel belang voor het streven van Avans+ haar dienstverlening continue te verbeteren. Deelnemers worden daarom vriendelijk doch dringend verzocht deze evaluaties na elk studieonderdeel in te vullen.
- 145 -
9
Bijzondere bepalingen
Artikel 39
Regeling voor tussentijdse wijzigingen
Avans+ behoudt zich het recht voor, indien hier naar oordeel van de projectleider en/of de examencommissie aanleiding toe is, tussentijds wijzigingen door te voeren in het onderwijsprogramma. Hierbij is de projectleider er in alle gevallen verantwoordelijk voor dat de gestelde opleidingsdoelen gehandhaafd blijven en de wijziging niet ten koste gaat van de werkbaarheid voor de deelnemers en overige betrokkenen. Wijzigingen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier weken voor doorvoering, gecommuniceerd aan alle betrokkenen.
Artikel 40
Klachten en regeling van bezwaar
Avans+ hecht grote waarde aan een correcte benadering van haar relaties. Als Avans+ is tekortgeschoten in haar dienstverlening, wil zij zich graag inspannen om het op te lossen. de deelnemer kan zich hiervoor wenden tot de projectleider van de betreffende opleiding.
a.
Klachten ten aanzien van het onderwijsprogramma of toetsing
Indien de deelnemer klachten heeft ten aanzien van (de uitvoering van) het onderwijsprogramma of toetsing/beoordeling kan deze dit kenbaar maken aan de projectleider. De projectleider neemt de klacht in behandeling en koppelt zijn/haar bevindingen binnen twee weken schriftelijk aan de deelnemer terug. Indien noodzakelijk geacht kan de projectleider vragen de klacht mondeling toe te lichten.
b.
Aantekenen van bezwaar
Mocht de geboden oplossing voor de deelnemer onvoldoende zijn, dan kan de deelnemer bezwaar aantekenen. De deelnemer kan zijn/haar bezwaar schriftelijk indienen bij het directiesecretariaat. Voor een adequate behandeling dient de deelnemer in ieder geval het volgende op te nemen: 1.
een omschrijving van de klacht;
2.
de naam van de persoon en de afdeling op wie de klacht betrekking heeft;
3.
de datum waarop de gedraging waar de klacht over gaat heeft plaatsgevonden;
4.
kopieën van stukken die van belang zijn voor de klacht;
5.
de naam en het adres van de indiener;
6.
de handtekening van de indiener en de datum van ondertekening.
De deelnemer wordt verzocht zo volledig en helder mogelijk te zijn bij het omschrijven en motiveren van de klacht om zo een correcte afhandeling te bespoedigen. Het directiesecretariaat beslist, afhankelijk van de aard hiervan, door wie de klacht in behandeling wordt genomen. Hierbij zijn twee opties mogelijk:
Indien de klacht betrekking heeft op toetsing en examinering, dan wordt deze in behandeling genomen door de Centrale Examencommissie.
- 146 -
Indien de klacht betrekking heeft op uitvoering en organisatie van onderwijs, dan wordt deze in behandeling genomen door de Algemeen Directeur van Avans+
c.
Afhandeling van het bezwaarschrift
Het bezwaarschrift wordt vertrouwelijk behandeld. De ontvangst van het bezwaarschrift wordt binnen tien werkdagen bevestigd. De indiener kan verzocht worden zijn/haar klacht mondeling toe te lichten. Hier wordt een verslag van gemaakt. De medewerker op wie de klacht betrekking heeft, ontvangt een afschrift van het bezwaar. Ook krijgt hij/zij de gelegenheid mondeling en/of schriftelijk een oordeel over de klacht te geven. De behandelaar legt het oordeel aan de deelnemer voor. Dit oordeel bevat een verslag van het eventuele horen van de deelnemer en de betrokken medewerker, de bevindingen en het advies. De deelnemer krijgt twee weken de tijd om hierop te reageren. Nadat de deelnemer op dit conceptoordeel heeft gereageerd, wordt de deelnemer schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek, de definitieve beslissing op de klacht en de eventuele conclusies die eraan zijn verbonden. Dit gebeurt binnen tien weken na ontvangst van de klachtenbrief. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. In dat geval
ontvangt de deelnemer
daarvan bericht.
d.
Niet in behandeling nemen van het bezwaarschrift
In sommige gevallen wordt het bezwaarschrift niet behandeld. Dat is het geval als:
over de gedraging waarop de klacht betrekking heeft al eerder een klacht is behandeld;
het bezwaarschrift later dan een jaar na de gedraging of het voorval wordt ingediend;
het belang of de ernst van de gedraging waarover de klacht gaat kennelijk onvoldoende is.
Als de klacht niet in behandeling wordt genomen, ontvangt de deelnemer daarvan binnen vier weken na ontvangst van de klachtenbrief schriftelijk en gemotiveerd bericht.
e.
Registratie van de klacht
Alle bezwaarschriften worden geregistreerd, waarbij de persoonlijke gegevens vertrouwelijk worden behandeld. De Algemeen Directeur/Examencommissie brengt ieder kalenderjaar een verslag uit van het aantal bezwaarschriften, de aard van de klachten, de wijze van afhandeling en eventuele aanbevelingen aan de Directeur Operations van Avans+.
- 147 -
Bijlage 1 Wet Hoger Onderwijs, artikel 7
Artikel 7.12. Examencommissie 1. Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.
Artikel 7.12a. Benoeming en samenstelling examencommissie 1. Het instellingsbestuur stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het instellingsbestuur de leden van de desbetreffende examencommissie. Artikel 7.12b. Taken en bevoegdheden examencommissie 1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden: a. het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c, b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen, c. het door de meest daarvoor in aanmerking komende examencommissie verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in artikel 7.3d te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie tevens aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van deze wet, en d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens. 2. Indien een student of extraneus fraudeert, kan de examencommissie de betrokkene het recht ontnemen één of meer door de examencommissie aan te wijzen tentamens of examens af te leggen, gedurende een door de examencommissie te bepalen termijn van ten hoogste een jaar. Bij ernstige fraude kan het instellingsbestuur op voorstel van de examencommissie de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief beëindigen. 3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd.
- 148 -
4. Indien een student bij de examencommissie een verzoek of een klacht indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of de klacht. 5. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden. De examencommissie verstrekt het verslag aan het instellingsbestuur of de decaan.
Artikel 7.12c. Examinatoren 1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan. 2. De examinatoren verstrekken de examencommissie de gevraagde inlichtingen. Artikel 7.13. Onderwijs- en examenregeling 1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. De onderwijs- en examenregeling bevat adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen. 2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, per opleiding of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daaronder worden ten minste begrepen: a. de inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens, b. de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding, c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, d. waar nodig, de inrichting van praktische oefeningen, e. de studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden, f. de nadere regels, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid, g. ten aanzien van welke masteropleidingen toepassing is gegeven aan artikel 7.4a, achtste lid, h. het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden, i. de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de opleiding, j. waar nodig, de volgorde waarin, de tijdvakken waarbinnen en het aantal malen per studiejaar dat de gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van de tentamens en examens, k. waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur te verlengen, l. of de tentamens mondeling, schriftelijk of op een andere wijze worden afgelegd, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen, m. de wijze waarop lichamelijk of zintuiglijk gehandicapte studenten redelijkerwijs in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen, n. de openbaarheid van mondeling af te nemen tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen,
- 149 -
o. de termijn waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend wordt gemaakt alsmede of en op welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken, p. de wijze waarop en de termijn gedurende welke degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeelde werk, q. de wijze waarop en de termijn gedurende welke kennis genomen kan worden van vragen en opdrachten, gesteld of gegeven in het kader van een schriftelijk afgenomen tentamen en van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden, r. de gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afleggen van een of meer tentamens, s. waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor de toelating tot het afleggen van andere tentamens, t. waar nodig, de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen, u. de bewaking van studievoortgang en de individuele studiebegeleiding, v. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b, plaatsvindt, en w. de procedureregels die gelden bij de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 7.30a, eerste lid, derde volzin. 3. In de onderwijs- en examenregeling wordt met het oog op de doorstroming van personen aan wie een graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid, is verleend, voor elke bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of in een voorkomend geval voor een afstudeerrichting binnen een bacheloropleiding ten minste een masteropleiding aangewezen die aansluit op die bacheloropleiding of die afstudeerrichting. 4. De in het derde lid bedoelde masteropleiding wordt aan de desbetreffende universiteit aangeboden, tenzij er uitzonderlijke redenen zijn waardoor dit niet mogelijk is. In dat geval kan het instellingsbestuur van deze universiteit met een andere universiteit overeenkomen dat de betreffende masteropleiding aan die andere universiteit wordt aangeboden. De desbetreffende overeenkomst regelt de wijze waarop de doorstroming van personen, bedoeld in het derde lid, wordt gewaarborgd. De overeenkomst behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsorganen van de betrokken universiteiten.
- 150 -
Bijlage 2: Specificatie n.a.v. Artikel 7.13. Wet Hoger Onderwijs
Jaar 1
TOTAA SCU SBU/pe L Totaal totaal r week weken SCU
Totaal SCU en SBU
Vak
Tijd (per week)
Totaal (… weken)
Zang
1,5
18
27
2
20
40
67
2,5
3
Acteurstraining
1,5
18
27
2
20
40
67
2,5
Schrijven
1,5
18
27
2
20
40
67
1
18
18
1,5
9
13,5
Dramaturgie
1,5
18
27
1,5
18
Literatuurgeschiedenis
1,5
9
13,5
2
Compositie
1,5
9
13,5
Liedtekstinterpretatie
1,5
18
Impro
1,5
18
Filosofie
1
Solfege
type toets
schooljaar
5.1.3- 5.1.4
VT
2
3
5.1.1- 5.1.2- 5.1.11
VT
2
2,5
3
2.1.1- 2.1.3- 5.1.9
VT
2
31,5
1,2
1
1.1.2- 1.1.4
KT
1
27
54
2,0
2
1.1.4- 5.1.6- 5.1.8- 7.1.1- 7.1.3
KT
2
9
18
31,5
1,2
1
5.1.9- 5.1.10-7.1.2
KT
1
1,5
9
13,5
27
1,0
1
2.1.1- 5.1.3
KT
1
27
1,5
18
27
54
2,0
2
5.1.1- 5.1.3- 5.1.4
VT
2
27
1
18
18
45
1,7
2
5.1.1- 5.1.2
VT
2
18
18
1,5
18
27
45
1,7
2
7.1.4-7.1.5
KT
1
1
18
18
1,5
18
27
45
1,7
2
5.1.3- 5.1.5
KT
2
Mime
1,5
18
27
1
18
18
45
1,7
2
2.1.4- 5.1.2
VT
1
Logopedie
1,5
18
27
0,5
18
9
36
1,3
1
5.1.4
1
16
16
1
0
16
0,6
1
6.1.1- 6.1.2
Theateratelier
1,5
18
27
9
21
189
216
8,0
8
2.1.2- 2.1.3- 5.1.1- 5.1.2- 5.1.6- 5.1.7
P
3
Projecten
20
10
200
20
10
200
400
14,8
15
P
2
CE1 Verplichte voorstellingen/reflecties
20
5
100
20
5
100
200
7,4
8
3.1.1- 3.1.2 1.1.1- 4.1.1- 4.1.2- 8.1.1- 9.1.1- 9.1.210.1.1- 10.1.2
2
18
36
2
18
36
72
2,7
3
1.1.3- 1.1.5
KT
1
Repertoirekennis
Zakelijke training
Studie Jaar 1 -punt prestatie- indicatoren
151
676
Totaal
Jaar 2
71,5
843
56,3
Totaal SCU en SBU
Jaar 2
60
Vak
Tijd (per leerjaar, per week)
Totaal (… weken)
Zang
1,5
18
27
4
20
80
107
4,0
4
5.2.6- 5.2.9
VT
2
Acteurstraining
1,5
18
27
4
20
80
107
4,0
4
5.2.1- 5.2.11
VT
2
Schrijven
1,5
18
27
4
20
80
107
4,0
4
2.2.1- 2.2.2- 5.2.3- 5.2.4- 5.2.7- 5.2.8
VT
2
Repertoirekennis
1,5
9
13,5
2
9
18
31,5
1,2
1
1.2.2
KT
2
Dramaturgie
1,5
18
27
3
18
54
81
3,0
3
7.2.6
KT
1
Literatuurgeschiedenis
1,5
9
13,5
2
9
18
31,5
1,2
1
5.2.3- 5.2.8
KT
1
Compositie
1,5
9
13,5
2
9
18
31,5
1,2
1
5.2.9
KT
1
Liedtekstinterpretatie
1,5
18
27
1,5
18
27
54
2,0
2
5.2.1- 5.2.6- 5.2.9- 5.2.10
VT
2
Verhalen vertellen
1,5
9
13,5
3
9
27
40,5
1,5
2
5.2.1- 5.2.11
VT
1
Impro Filosofie/ lecture and performance
1,5
18
27
1
18
18
45
1,7
2
5.2.1- 5.2.11
VT
2
1
18
18
2
18
36
54
2,0
2
7.2.8- 7.2.9
KT
1
1
18
18
2
18
36
54
2,0
2
5.2.9- 5.2.10
KT
2
Mime
1,5
18
27
1
18
18
45
1,7
2
2.2.3-2.2.4
VT
1
Logopedie
1,5
18
27
0,5
18
9
36
1,3
1
5.2.9
Theateratelier
1,5
18
27
10
21
210
237
8,8
9
2.2.2- 5.2.1- 5.2.2- 5.2.4- 5.2.5- 5.2.7
P
3
Zakelijke training
1
16
16
1
16
16
32
1,2
2
6.2.5
Projecten Verplichte voorstellingen/reflecties
20
10
200
20
10
200
400
14,8
15
3.2.1- 3.2.2- 6.2.1
P
2
2
18
36
2
18
36
72
2,7
3
1.2.3- 1.2.5
KT
1
981
1566
58,0
60
Solfege
Totaal
TOTAA SCU SBU/pe L Totaal totaal r week weken SCU
1519
Studie punt prestatie- indicatoren
152
Totaal SCU en SBU
Jaar 3
36
63
2,3
2
5.2.6- 5.2.9
VT
2
18
36
63
2,3
2
5.2.1- 5.2.11
VT
2
2
18
36
63
2,3
2
2.2.1- 2.2.2- 5.2.3- 5.2.4- 5.2.7- 5.2.8
VT
2
27
1
18
18
45
1,7
2
7.2.7
9
13,5
1,5
9
13,5
27
1,0
1
KT
1
1,5
18
27
8
20
160
187
6,9
7
7.2.3 2.2.2- 5.2.1- 5.2.2- 5.2.4- 5.2.5- 5.2.77.2.1- 8.2.2
VT
3
1
18
18
1
18
18
36
1,3
1
7.2.8- 7.2.9
KT
1
Zakelijke training
1
16
16
30
2
60
76
2,8
3
6.2.2- 6.2.3-6.2.4
VT
1
Projecten
20
10
200
20
10
200
400
14,8
15
3.2.1- 3.2.2- 6.2.1
P
2
Stage
1
10
10
39
10
390
400
14,8
15
VT
1
CE2 Verplichte voorstellingen/reflecties
8
5
40
30
5
150
190
7,0
7
3.2.1- 3.2.2- 6.2.1-7.2.1- 7.2.2- 7.2.4 1.2.1- 1.2.4- 4.2.1-5.2.2-7.2.3-7.2.68.2.1- 9.2.1- 9.2.2- 10.2.1
2
18
36
2
18
36
72
2,7
3
1.2.3- 1.2.5
Jaar 3 Vak
Tijd (per leerjaar, per week)
Totaal (… weken)
TOTAA SCU SBU/pe L Totaal totaal r week weken SCU
Zang
1,5
18
27
2
18
Acteurstraining
1,5
18
27
2
Schrijven
1,5
18
27
Dramaturgische werkplaats
1,5
18
Cultuurgeschiedenis
1,5
Theateratelier Filosofie/ lecture and performance
Studie punt prestatie-indicatoren
60
Jaar 4
Totaal SCU en SBU
Jaar 4
200
400
14,8
15
9
45
90
3,3
3
18
20
360
390
14,4
15
10.3.1
KT
1
3
20
60
76
2,8
3
4.3.1-4.3.2-6.3.1- 6.3.2-6.3.3- 6.3.4-
VT
1
Tijd (per leerjaar, per week)
Totaal (… weken)
Minor Expertise keuzevak: Zang, acteurstraining of schrijven
20
10
200
20
10
5
9
45
5
Scriptie
1,5
20
30
1
16
16
Vak
ondernemingsplan
TOTAA SCU SBU/pe L Totaal totaal r week weken SCU
Studie punt prestatie-indicatoren 10.3.2
153
6.3.5 Projecten
2
27
54
3
20
60
114
4,2
4
Theateratelier
2
18
36
16
18
288
324
12,0
12
CE3
10
6
60
30
6
180
240
8,9
8
1193
1634
60,5
60
Totaal
3.3.1- 3.3.2- 9.3.1 P 2.3.1-2.3.2-5.3.1-5.3.2-5.3.6-5.3.75.3.8- 9.3.1 P 1.3.1- 1.3.2-1.3.3-2.3.3- 4.3.3-5.3.3-5.3.4-5.3.57.3.1- 8.3.1-9.3.2
2 2
Type toets: VT: Vaktoets KT: Kennistoets P: Product
154
Bijlage 3: Samenstelling van de Centrale Examencommissie en de Opleidingsexamencommissie
De centrale examencommissie bestaat uit:
Drs. L.M.W. de Bie (voorzitter) Na zijn loopbaan bij defensie is de heer de Bie in 2002 in dienst getreden bij Avans +, waar hij de functie van directeur operations vervult en ook deel uitmaakt van het MT. Hij heeft ruime ervaring als onderwijskundige op het gebied van management en finance opleidingen en treedt ook op als consultant, gastspreker en docent.
Drs. R. van Hattem De heer van Hattem (53) heeft 15 jaar gewerkt als opleidingskundige en projectmanager op grote en kleine projecten, in binnen- en buitenland, in vaste dienst en als zelfstandige voor tal van opdrachtgevers. Hij is de oprichter van een succesvol detacheringsbureau voor opleidingskundigen: Float en van the Human Network for Professionals, een netwerkorganisatie van een twintigtal zelfstandig opererende dienstverlenende bedrijven, gespecialiseerd in consultancy, detachering en interim- en projectmanagement in uiteenlopende disciplines. Sinds oktober 2007 werkt hij, via zijn eigen bedrijf (van Hattem Management Services), als zelfstandige en is hij als extern adviseur verbonden aan Avans+.
Dr. E. Landman PhD De heer Landman is als docent methoden & technieken verbonden aan de opleidingen van Avans +. Ed Landman heeft een achtergrond in onderzoek en jarenlange ervaring als docent op dit gebied. Daarnaast is hij sinds 8 jaar algemeen directeur van Digitaalbedrijf B.V., waar een betere taalbeheersing van de Nederlandse student centraal staat.
Dhr. B. Stegwee PT/Onderwijskundig adviseur. De heer Stegwee is van origine fysiotherapeut en is inmiddels ruim 25 jaar werkzaam in het postacademiaal onderwijs. Hij heeft de leergang onderwijsontwikkeling aan de Universiteit van Utrecht afgerond. In 2012 heeft hij de leergang corporate learning van de foundation for corporate education afgerond.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
De opleidingsexamencommissie bestaat uit:
Naam lid 1 Drs. L.M.W. de Bie (voorzitter) Na zijn loopbaan bij defensie is de heer de Bie in 2002 in dienst getreden bij Avans +, waar hij de functie van directeur operations vervult en ook deel uitmaakt van het MT. Hij heeft ruime ervaring als onderwijskundige op het gebied van management en finance opleidingen en treedt ook op als consultant, gastspreker en docent.
Rogier Kappen Na zijn opleiding als logopedist startte Rogier Kappen een eigen praktijk in Utrecht en ‘sHertogenbosch. Daar behandelde hij alle voorkomende logopedische stoornissen op het gebied van houding, adem, stem, spraak en taal. Daarnaast was hij jarenlang verbonden aan de Academie voor Journalistiek en Voorlichting in Tilburg als docent Presentatie. Rogier Kappen biedt naast trainingen persoonlijke presentatievaardigheden ook mediatrainingen aan. En treedt op als extern adviseur ten tijde van crisis(communicatie). Hij werkt hierbij nauw samen met een team van landelijk bekende journalisten en cameramensen.
Annelies Herfst Annelies Herfst (1965) is actrice, regisseur en theatermaker. Ze studeerde zowel aan de academie voor beeldende kunsten (HKU) en de mimeopleiding aan de AHK Amsterdam. Annelies speelde en maakte de afgelopen jaren verschillende producties en tournees. Vanaf haar afstuderen was zij 5 jaar als actrice verbonden aan theatergroep Els Inc onder regie van Arie de Mol.(http://www.elsinc.nl/) Met Roy Peters en schrijver Rob de Graaf en choreograaf Marc Vanrunxt maakte zij meerdere voorstellingen onder de noemer Stichting Watergat. Daanaast werkte zij o.a. met Carina Molier, Bambie, Eric de Vroedt, Carla Mulder, Barbara Duijfjes en Dickie van de Toorn. Naast haar theaterwerk is Annelies verbonden aan Stichting Buitenkunst, de Mimeopleiding AHK en is freelance trainer en coach voor bedrijven en instellingen.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
Bijlage 4: Instroomvereisten Bachelor of Cabaret De deelnemer is toelaatbaar tot de opleiding Bachelor of Cabaret als hij beschikt over een havo/vwo diploma of een mbo (niveau 4). De opleiding hanteert een ondergrens in leeftijd (vanaf 18 jaar) maar ook een bovengrens (maximaal 25 jaar) om de cohesie van de groep te bevorderen. Ook hier kan in uitzonderlijke gevallen van worden afgeweken. De opleiding wil haar onderwijs zo goed mogelijk laten aansluiten bij instapkenmerken en kwalificaties van de instromers. Zij hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten:
Door adequate voorlichting aan toekomstige deelnemers een realistisch beeld geven van het programma.
Door adequate voorlichting aan aspirant-deelnemers te geven over de intakeprocedure en selectiecriteria.
Inspelen op verschillen in instroom door rekening te houden met deficiënties en erkenning verworven competenties.
Opstapprogramma Voorafgaand aan ieder nieuw studiejaar verzorgt de opleiding een opstapprogramma, waaraan aspirantdeelnemers kunnen deelnemen. In dit programma kan de deelnemer tijdens workshops en trainingen een beter zicht krijgen op zijn (vermeende) persoonlijke talent en zijn reeds verworven competenties. Het programma wordt verzorgd door docenten van de opleiding. Doel van het opstapprogramma is in het bijzonder om deelnemers zicht te geven op de inrichting van het toelatingsonderzoek en op de criteria die in het toelatingsonderzoek gehanteerd worden. Tevens dragen zij ertoe bij aspiranten te ondersteunen bij het maken van een realistische zelfanalyse. Daarnaast is het opstapprogramma bedoeld om geïnteresseerden (met talent) te laten werken aan een basisniveau, om zodoende de kansen voor toelating te vergroten. Onderzoek naar aanvullende eisen Ieder voorjaar houdt de opleiding een onderzoek naar aanvullende eisen. Het onderzoek is erop gericht een kwalitatieve selectie te maken, vanuit het gegeven dat er jaarlijks maximaal vijftien deelnemers worden toegelaten. Nadat de wettelijke toelaatbaarheid is vastgesteld, volgt een auditie. Tijdens die auditie, die in twee rondes verloopt, ligt een accent op de aanwezigheid van persoonlijk talent en een in de kiem reeds herkenbare authentieke persoonlijkheid. Maar er wordt tijdens de audities tevens gekeken naar de basale aanleg voor de vier kernvakken en het lerend vermogen van de kandidaten. De toelatingscommissie, bestaande uit meerdere docenten van de opleiding, selecteert op basis van: 1.
De aanwezigheid van artistieke aanleg: creativiteit, authenticiteit, verbeelding, fantasie, sensibiliteit.
2.
De technische mogelijkheden van stem en lichaam: flexibiliteit, coördinatie, articulatie, gehoor. Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
3.
De motivatie, leerhouding en flexibiliteit, intelligentie, vermogen tot samenwerken, omgaan met kritiek, opdrachten begrijpen.
4.
De ontwikkeling van een eigen mens- en maatschappijbeeld.
Het onderzoek bevat indicatoren gericht op deze criteria. Het oordeel of een deelnemer aan de aanvullende eisen voldoet, geschiedt op basis van consensusvorming door minimaal drie ter zake deskundige beoordelaars, dit om eenzijdige en subjectieve beoordeling tegen te gaan. Als er sprake is van een negatief oordeel, onderbouwt de toelatingscommissie haar besluit op basis van bovengenoemde criteria. De kandidaat wordt vervolgens van deze argumentatie op de hoogte gesteld. De deelnemer schrijft zich in voor de opleiding onder voorbehoud van toelating. Aanmelding gebeurt via een standaard inschrijfformulier of via www.avansplus.nl. Na ontvangst van de aanmelding wordt de potentiele deelnemer via het backoffice van Avans+ gevraagd een uitgebreide schriftelijke motivatie aan te leveren evenals een actueel CV waarop onder andere vooropleidingen en eerdere theaterscholing zijn vermeld. De deelnemer wordt vervolgens uitgenodigd voor de eerste auditieronde. Voor deze eerste ronde wordt een bestaand Nederlandstalig lied voorbereid en wordt er een solovoorstelling (zeven minuten) getoond, bestaande uit eigen gezongen en/of gesproken repertoire. Tijdens deze dag wordt er tevens nader uitleg geven over de opleiding, de opbouw van het curriculum en de opleidingskwalificaties. Ook wordt er met de kandidaat gesproken over zijn motivatie. Op grond van deze eerste auditieronde wordt een selectie gemaakt voor een tweede auditieronde. Deze neemt twee dagen in beslag. Tijdens deze dagen wordt met verschillende docenten gewerkt aan spelimprovisatie, zang en stemtest en fysieke improvisaties. De deelnemers tonen op het einde van de laatste dag een bestaand Nederlandstalig cabaretlied en een bestaande cabarettekst. Bij dit laatste onderdeel zijn alle docenten aanwezig. Op basis van de tweede ronde wordt uiteindelijk vastgesteld wie tot de opleiding is toegelaten.
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014
Bijlage 5: Contactgegevens opleidingsmanagement Naam projectleider: Anna Uitde Haag Adres: Hinthamerstraat 156-B – 5211 MV – Den Bosch Telefoonnummer: 073-6144313 / 06-30174698 E-mail adres:
[email protected] Naam backofficemedewerker: Annalin van Putten Adres: Vechtplantsoen 244 – 3555 XE - Utrecht Telefoonnummer: 06-21828176 E-mail adres:
[email protected] Naam kerndocent 1: Michiel Lieuwma Adres: Jansveld 23bis – 3512 BD - Utrecht Telefoonnummer: 06-41393289 E-mail adres:
[email protected] Naam kerndocent 2: Bertram van Alphen Adres: Hinthamerstraat 49-B– 5211 ME– Den Bosch Telefoonnummer: 06-42723019 E-mail adres:
[email protected] Naam kerndocent 3: Minou Bosua Adres: Gasthuisstraat 28-5301 CC - Zaltbommel Telefoonnummer: 06-24760064 E-mail adres:
[email protected]
Bachelor of Cabaret – Havensingel 25 – 5211 TX ’s Hertogenbosch – 073-6144313www.koningstheateracademie.nl
[email protected] 2013-2014