Beslultenhijst college van burgemeester en wethouders 5 april 2016 Aanwezig:
C. Schokker-Strampel. burgemeester R. Hoekstra, wethouder H. Visser, weLhouder Mr. R.A. Lanting, secretaris
1.
Besluitenlijst van de vergadering van burgemeester en wethouders van 22 maart 2016: ongewijzigd vastgesteld.
2.
BV, 22mrt16, vaststellen wijzigingsplan 3 tennisbaan (aanvulling): conceptbesluit: 1. het wijzigingsplan gewijzigd vaststellen ten behoeve van de 2’ tennisbaan door het opnemen van een verplichting tot het planten van 142 boompjes in de strook rond de lennisbaan. Besluit: conform.
3.
HdW, l7mrtl6, investeringen 2015; conceptbesluit: 1. van de aangegeven projecten het (restanl-)budget over te brengen naar de begroting 2016; 2. van de volgende projecten adviezen op te laten stelten waarmee die projecten kunnen worden argesloten. 1. renovatie ambtswoning, bouwkundig en installaties 2. riolering Burg.Rablaan en Vlaminghweg 3. project Strandovergang; Besluit: conform.
4.
LB, 3Omrtl 6, besluit op bezwaar bestuursdwangschlkking L.M. Westers; conceptbesluit: conform bijgevoegde conceptbriet 1. het bezwaarschrift deels gegrond verklaren; 2. het bestreden besluit te wijzigen door de tenaamstehhing van het besluit te wijzigen: 3. een proceskoslenvergoeding van €492,- aan bezwaarmaker toe te kennen. Besluit: • conform.
5.
JL, 23mr116, opname 1666 in Canon van Friesland; concepibesluit: 1. akkoord gaan met het versturen van bijgaande brief (bijlage) om te bewerkstelligen bij de gedeputeerde Cultuur van de provincie Friesland dat de gebeurtenissen van 19 en 20 augustus 1666 op en bij de eilanden Vlieland en Terschelling een plaats krijgen in de zogenaamde “Canon van Friesland “en opname in de site vw 1 len3O nu. Besluit: • conform.
6.
BV, 10feb16, handhaving Duinkersoord 4 fietsenberging; conceptbesluit: 1. voor Duinkersoord 4 een last onder bestuursdwang op te leggen voor het verwijderen van de fietsenberging. Besluit: • conform.
7.
RL, 29mrt16, dienstvedeningsovereenkomsten P&O advies en salarisadministraüe met gemeente Leeuwarden; conceptbesluit: 1. instemmen met verlenging dienstverleningsovereenkomst P&O advies en saladsadministratie met gemeente Leeuwarden conform worstel gemeente Leeuwarden met kenmerk BRR/20716 2. gemeentesecretaris mandaleren de beide overeenkomsten te ondertekenen. Besluit: • conform.
8.
JL, Smrtl6, Eilanddichter; conceptbesluit:
r -dit
V&cC3 1. Akkoord te gaan met de ere-titel “eiland -
voor nog 3 perioden van 3 jaar 2. Akkoord Ie gaan meteen jaarlijks subsidie bedrag van 500 euro en een bedrag van 1500 euro (lx In de 3 jaren) voor het maken van een boekje. 3. Akkoord te gaan met het uitbesteden van de verkiezing naar Het Trompshuys. Besluit: conform. “
1’. 9.
JL, 8mrtlG, extra budget voor Toeristisch Platform Vlieland; conceptbesluit: 1. In te stemmen met een bijdrage voor de uitvoering van projecten voor 2016 van € 10.000,-. Besluit: • conform.
10. EB, 30mr116, grafdelven; concepibesluit: 1. Het college wordt geadviseerd om de huidige grafdelfmiddelen te vervangen voor nieuwe middelen. Besluit: • conform. 11. JL, 23mrt16, vragenlijst inzake investehngskader Waddengebied; concepibestuit: 1. De vragenlijst Consultatieronde IK waddengebied maart 2016” goed te keuren voor indiening. Besluit: • conform + toevoeging. 12. LB, 23mrt16, klacht mevrouw A. de Groot over de werkhaven; conceptbestuit: 1. De klacht van mevrouw A. de Groot over de werkhaven afhandelen volgens voorgestelde brief en het verzoek om compensatie afwijzen. Besluit; • conform. 13. JW, 2mrtl6, mandaat verlenen aan FUMD uitvoering DVO; conceptbesluit: 1. Als aanvulling op de gesloten DVO (28 april 2015) de in pakket 2 genoemde werkzaamheden aan de FUMO mandateren. Besluit: • conform. 14. .1W, 22md16, ontwerpbegroting FUMO 2017; conceptbesluit: 1. Instemmen met de Ontwerpbegroting 2017 FUMO 2. De raad voor te stellen als gevoelen kenbaar le maken instemming met de Ontwerpbegroting 2017 FUMO. Besluit: • conform. 15. .1W, 2mrtl6, advertentie UHK; conceptbesluil: 1. Het op 17mei2001 genomen besluit: Advertenties in Uit het Kastje aanpassen en vervangen. Besluit: conform. 16. AZ, 5apr16, tijdelijke capaciteitsultbreiding tb.v. opstellen beheerspiannen; conceptbesluit: 1. de gemeentesecretaris/algemeen directeur machtigen voor een periode van een halfjaar extra personele capaciteit aan te trekken, vooral voor het opstellen van beheersplannen en het veriichten van ondersteunende werkzaamheden; 2. de kosten ten bedrage van € 33.000,- dekken ten laste van de past Onvoorzien. Besluit: conform. 17. BV, 8md16, aanpassen welstandsnota Lb.v. zonnepanelen; conceptbesluit: 1. De raad voor te stellen de welstandsnota aan te passen ten behoeve van een verruiming voor de mogelijkheid van zonnepanelen overeenkomstig het welstandsadvies van 2 maart 2016.
Besluit: conform
+
toevoeging in raadsvoorstel.
18. BV, 29mrt16, wrakje op het wad; conceptbesluit: 1. De offerte gunnen aan Raap voor een Programma van Eisen, het opgraven en documenleren van het wrakje voor een bedrag van maximaal € 20.000—. Besluit: conform. 19. BV, l4mrIlG, bestemmingsplan Vlieland ‘t Badhuys; conceptbesluit: 1. de raad voor te stellen het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen. Besluit: • conform.
Vastgesteld op 12april2016
C. Schokker-Strampel burgemeester
Mr. R.A. Lanting secretaris
Beslultenlijst college van burgemeester en wethouders 12april2016 Aanwezig:
C. Schokker-Strampel, burgemeester R. Hoekstra, wethouder R.A. Lanting, secretaris
Met kennisgeving afwezig:
F1. Visser, wethouder
1.
Besluitenljst van de vergadering van burgemeester en wethouders van 5 april 2016: ongewijzigd vastgesteld.
2.
JdJ, 23mrt16, verrekening neveninkomsten politieke ambtsdragers 2014; conceptbesluit: 1. Op basis van de individuele opgaven en de adviezen van het Ministerie van BZK vast te stellen dat voor geen lid van het college van 68W sprake is van verrekening van neveninkomsten over het jaar 2015; 2. De individuele politieke ambtsdragers die het betreft hiervan in kennis te stellen aan de hand van de bijgevoegde (concept-)brieven. Besluit: conform.
3.
BV, 5apr16, bestemmingsplan Herziening zomerhuizenlerrein (zwembadverbod); conceptbesluit: 1. De raad voor te stellen: 1. de zienswijze van de heer J.D. Tammes ontvankelijk maar ongegrond te verklaren; 2. het bestemmingsplan ongewijzigd vast te stellen. Besluit: • conform.
4.
HdW, 6apr16, verslag evaluatiegesprek 2014 en 2015 WoonFriesland; conceptbesluit: 1. Verslag en actiepunten vast te stellen. Besluit: • conform.
5.
HdW, 8apr16, langlopende geldlening financiering bouw De Jutter, conceptbesluit: 1. Te bekrachtigen het afsluiten van een onderhandse annuïtaire lening met de BNG ter grootte van € 5.000.000, met een looptijd van 40 jaren en een rentepercentage van 1,61 en storting op 29 april, ter financiering van de bouw van De Jutter. Besluit: • conform.
Vastgesteld op 19april2016
C. Schokker-Strampel burgemeester
RA. Lanüng secretaris
Besluitenlijst college van burgemeester en wethouders 19 april 2016 Aanwezig:
Met kennisgeving aezig:
C. Schokker-Strampel, burgemeester R. Hoekstra, wethouder Mr. R.A. Lanting, secretaris H. Visser, wethouder
1.
Besluitenlijst van de vergadering van burgemeester en wethouders van 12 april 2016: • conform.
2.
EB, 14apr16. aanschaf elektrisch voertuig: concepibesluit: 1. Het college wordt geadviseerd om de elektrische Piaggio door middel van huurkoop aan te schaffen Besluit: • conform.
3.
RL, 14apr16, formaliseren doorontwikkeling Slim telefoonboek; conceptbesluit 1. In te stemmen met de overeenkomst doorontwikkeling Slim TelefoonboelC; 2. De burgemeester van de gemeente Leeuwarden, de heer drs. F.J. Crone, te mandateren om namens gemeente Vlieland de overeenkomst te ondertekenen:. Besluit: • conform.
4.
RL, 14apr16, definiet voorstel regionale woningmarktindeling Fryslân; conceplbeslult: 1. Kennis te nemen van de zienswijzen op het Regionaal werkgebied Woningcorporaties en de voorgestelde reacties daarop zoals opgenomen In bijgevoegde zienswijzennota (d.d. 11 april 2015). 2. In te stemmen met het voorstel aan de minister om: De vierentwintig Friese gemeenten op grond van artikel 41. lid d van de Woningwet aan te wijzen als kemwerkgebled voor de woningcorporaties: Stichting Woningbouw Achtkarspelen, WoonFrjesland, Wonen Noordwest Friesland, Accolade, ThCis Wonen, Wonen Zuidwest Friesland, Lyaemer Wonen, Elkien, De Bouwvereniging en Woningstichting Weststellingwed. 3. In te stemmen met het adviseren van de minister dat: De vierentwintig Friese gemeenten het noodzakelijk achten dat op grond van artikel 41 c, tweede lid woningcorporatie ontheffing wordt verleend aan: De Veste uit Ommen van het verbod genoemd in het eerste lid van dat artikel voor het grondgebied van de gemeente Terschelling: Actium uit Assen van het verbod genoemd in het eerste lid van dat artikel voor het grondgebied van de gemeente OoststellingweM. 4. Het college van B&W van de gemeente Heerenveen te mandateren om namens deze gemeente de brief aan de minister te ondertekenen die deel uitmaakt van het voorstel. Besluit: • conform -
-
5.
HN, 11apr16, onderhoud voetpad Badweg; conceptbesluit: 1. Het schelpenpad langs de Badweg te voorzien van een nieuwe schelpenlaag. De kosten van € 15.5a0 te dekken uit de wegenreserve Besluit: • conform.
Vastgesteld op 26april2016
%Z C. Schokker-Strampel burgemeester
Mr. R.A. Lanting secretaris
Besîultenlljst college van burgemeester en wethouders 26april 2D16 Aanwezig:
C. Schokker-Strampel, burgemeester R. Hoekstra, wethouder H. Visser, wethouder Mr. R.A. Lanting, secretaris
1.
Besluitenlijst van de vergadering van burgemeester en wethouders van 19 april 2016: conform.
2.
JS, 23mrt16, uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen 2016; concepibesluit: 1. ‘Uitvoeringsbesluit voor de grafbedekkingen 2016’ vast le stellen; Besluit: • conform.
3.
JL, 19apr16, projectvoorstel Kwaliteitsimpuls Vuurboetsduin; conceptbesluit: 1. instemmen mei het voorgenomen project conform de inhoud van bijlage 4 en daarmee de financiële verplichting van 5000,- aan le gaan voor het opstellen van het projectplan en de inlentie uit te spreken om op basis van een kostenverdeling als gemeente in principe te willen bijdragen aan dit project 2. een 2e beslismoment in te lassen op basis van het prajectplan alvorens de subsidie aanvraag te starten, omdat dan beter is te overzien wat de le verwachten kosten zullen zijn; Besluit: • conform.
4.
RL, 18apr16, Platform digitaal werken De Waddeneilanden; conceptbesluit: 1. kiezen voor het product SinglePoint for All-in het kader van het Platform Digitaal Werken onder leiding van de gemeente Leeuwarden; Besluit: • conform.
5.
JL, 19apr16, Analyse financiële situatie Flidunen; conceptbesluit: 1. kennis nemen van de analyse die als blage is meegeleverd. 2. onderschrijven van de bevindingen. 3. onderschrijven van de maatregelen; Besluit: • conform.
Vastgesteld op 3 mei 2016
C. Schokker-Strampel burgemeester
t
F1. de Wit loco-secretaris
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:
Info Vlieland maandag 11 april 2016 10:33 Lanting, Robert; Dosterhaven, Thomas FW: Geen vuiltje aan de lucht?
Van: T. Ritskes [mailto:bedrjjfsmajlingen(dqmail.comj Verzonden: vrijdag 8 april 2016 11:53 Onderwerp: Geen vuiltje aan de lucht? Geachte griffier.
Zou u de uitzending van Zembla onder de aandacht willen brengen aan de raadsleden en het college van B&W? In de uitzending ziet ii dat aanbevelingen van liet RIVM niet uitgevoerd wordt door de Nederlandse overheid. Hoewel er in Amerika gedegen onderzoeken zijn gedaan naar ultra fijnstof, dient Nederland ook zon onderzoek te doen? De uitzending kunt u bekijken op onderstaande link: http:///iiihla.\zIra.nl/sei/oenen/20l6/al1everinuen’O6—O4—2Ol 6 Vraag is: Wat is belangrijker: De gezondheid van de mens of geld (mammon)? Met vriendelijke groet. Ritskes
1
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Info Vlieland
maandag 11 april 2016 10:32 Lanting, Robert; Oosterhaven, Thomas FW: Gezondheid en geluid scan_verslag_KU_Leuven_finaLreport (1).pdf
Oorspronkelijk bericht Van: B. Dijk [mailto:mailuitingen@gmaiLcamj Verzonden: vrijdag 8 april 2016 11:48 Onderwerp: Gezondheid en geluid Geachte heer/mevrouw, Wilt u dit onderzoek doorsturen naar de raadsleden? En naar het college van B&W? Zie bijlage van deze e-mail. Met vriendelijke groet, Dijk
1
KU LEUVEN
‘ In,,.
REPORT UNDFSIRABLE EFFECTS AS A RESULT OF SHORT-TERM EXPOSURE TO AN ULTRASONIC REPELLENT DEVICE Assignment no. DG5/PB_PP/IVC/13026 By Prof, Dr. Christ Glorieux (part 1) and Prof. Dr. Astrid van Wïeringen (part II) Date: 28 July 2024
By order of
c
I2dcraI public scivico HEALTII, FOOD (HAIN SAFEtY AND ENVIRONMENT
Introduction Since several years, the Directorate-General (DG) Environment of the Federal Public Service (FPS) of Health, Food chain safety and Environment receives complaints about the noise coming from ultrasonic animal repellents. These devices emit high-frequency sound and low-frequency ultrasound, in most cases in a frequency range from S kHz to 40 kHz, depending on which animal species should be driven away. There exist no standards for the restriction of the emissions of thi5 type of devices. There are, however, two authorities who have recommendations on the subject: the International Non-lonizing Radiation Committee (INIRC/IRPA, 1984) and the Canadian government (1991). For the frequency range from 16 to 20 kHz, both authorities impose a limit value of 75dB for the SPL for professional exposure. The INIRC/IRPA also gives a value for the exposure of the general public, namely 70dB at 20 kHz. Respecting these limit values should give protection against symptoms such as nausea, headache, vomiting, pain, disturbance of coordination, dizziness, fatigue, and against possible hearing loss due to prolonged exposure. For ultrasound between 25 kHz and 100 kHz, (NIRC/IRPA advises a limit value of 100 dB. In a preliminary study, the sound pressure level (SPL) of 7 ultrasonic animal repellents was measured (AIB Vinçotte, 2011). In this study, some of the devices produced a sound pressure of more than 70 dB at frequencies between 16 and 20 kHz, and some can produce more than 100 dB at frequencies above 20 kHz at a distance of one meter. This preliminary study only gives the SPL, and these numbers do not give sufficient information on the undesirable effects that people can experience due to the sound these devices produce. In literature, effects are only reported at high SPLs (more than 100 dB). In view of the development of a proper policy, DG environment has ordered this study, in which subjects were exposed to SPLs as expected with normal use of an animal repellent device. For this study, we have chosen a device that has been measured in the preliminary study and which gives high SPLs at a broad range of frequencies (settings), and with which an extra loudspeaker can be used. This report consists af two parts: -
Part 1: acoustic measurements In view of accurately knowing the sound pressure during the exposure tests, the tests that were performed earlier by Vinçotte, were repeated for the same settings used in the exposure tests. In addition, the effect of possible reflections of objects in the surroundings and the relative position of the person’s head with respect to the position of the ultrasonic device was examined.
-
Part II: exoosure ofvolunteers In this part of the study, two groups of volunteers were exposed to the emissions of the device: one group of young subjects aged between 18 and 25 years, and the other group of middle-aged subjects ages between 46 and 58 years.
KU LEUVEN
REPORT UNDESIRABLE EFFECTS AS A RESULT OF SHORT-TERM EXPOS URE TO AN ULTRASO NIC REPELLENT DEVICE Assignment no. DGS/PB_PP/IVC/1 3026 PART 1
—
-
ACOUSTIC MEASUREMENTS
By Prof. Dr. Christ Glorieux, Geert Dierckx (part 1) Laboratorium voor Akoestiek en Thermische Fysica Departement Natuurkunde en Sterrenkunde Katholieke Universiteit Leuven Celestijnenlaan 200D 3001 Heverlee, Belgium Date: 28 July 2014
By order of
lecicral public service IIEALTII, rOOD CtIAIN SAELIY AND ENVIRONMENT
Contents 1.
Motivation and methodology
2. Sound pressure level of the loudspeaker
.3 device type
without and with additional 4
3. Experimental evaluation of the parameters influencing the sound pressure levels at the listening position S 4.
Summary
12
-
2-
1. Motivation and methodology The impact of the exposure to ultrasonic animal repellent devices is determined by the sound pressure spectrum at the person’s position, in addition to his or her audiometric profile. The sound field is determined both by the sound emissions (electroacoustic features) of the device and by the transfer of the acoustic waves from the device to the person, which in turn depends on the positioning of the device with respect to the person (distance and direction), possible reflections of objects in the surroundings and the relative position of the person’s head with respect to the position of the ultrasonic device. In order to determine the impact of the high frequency sound emission by a device, it is of great importance to have accurate information on the sound pressure level and spectral characteristics of the (ultra)sound at the position of the ears of the persons during exposure tests, and adequate understanding on how the factors above affect the (ultra)sound the person is receiving during the exposure tests, and in real life situations. In order to achieve this, preliminary measurements were organized to characterize the influence of all possible factors on the sound field generated by the device of interest, for different device settings: the positioning of the measurement device, the position of the test person and the presence and nature of sound reflecting surfaces in the surroundings. The tests were performed ina semi-anechoic measurement room (residual noise level
-
3-
2. Sound pressure level of the •device type with additional loudspeaker
without and
Extra hogetonen luidspreker voor
l.Udsprcki’r (opUn) voor Kemo 1, wua..jofl hogeto nen dierenverjaqer, It ermee 3 u liet etwstoiche 0,Ned vcr,dcn. ri:cr noo çeievcrd is con 2—dorq aJuluIt,rocr vi., nnv. 0 rnlç > 2 x 0.i s-nl0. Di hldsrArh:r mooi ro jerr.ozitverd tio:den, dit tiler riet to oawekir:9 Ijiro Viii tO Iddsprckcr bijvoorboeld cr.&r de dakçoot Een lid IS als Ird.ea:Ir. Dc knbd wordt via con Z-poro kfrrn nanqe’4utcn old., c xliii Pij.:3. Vuil di, ç’otn, kvd,:;,çI.:it [Je ezIro Iti&preker oroet so enionteerd vorde, dit er geiii obtalieis voor etian do tcp&tt liet qdijCsqcbicd.
Tørhnlwhp p.nv.nç: Geluid, druk: na 135 CL. t JOu 1 AcousUsche reikwijdte: nat. ICO rntr Luldopreke.: H iiiaçitn-nx,t ktnS’cm,niai 1 ACnicIln9: ci. 140 t 65 t
OJ
lj
‘lui,
Figure 1. Top: Photo of the slightly modified -ultrasonic device, the suppiementary speaker and the control-box used for inaudibly switching between differont devlce settings. Bottom; extract from the technical specifications of the •device type and loudspeaker -
-
The device is constructed in such a way that the emitted frequency range is set by a turning button connected with a potentiometer. The button is provided with an indicator that points to a scale graded from 0 to 10, The product specifications give a rough numerical indication of the corresponding {ultra)sound frequency ranges. Since the button rotation is continuous, its position can be subject to deviations, feading to frequency variations of the order of 1 IcHz. In order to ensure reproducibility of the frequency range during all tests, and to allow switching the device settings by the operator inaudibly and invisibly for the test person, the original potentiometer was replaced by a circuit containing 3 analogous potentiometer,
-
4-
which could be swiftly selected by making use of a switch with 3 positions. The potentiometers were set in order to reproduce button positions 5 (frequency range 12 kHz 15 kHz), 8 (frequency range 24 kHz —29 kHz) and 9 (frequency range 36 kHz —42 kHz). The sound pressure level of the device was determined for these 3 positions, without and with activation of the additional 1020 loudspeaker, resulting in 6 scenarios.
—
The background noise level in the semi-anechoic room in which the device characterization tests were performed was less than Lp = 0 dB. In the semi-anechoic room where the exposure tests were performed, the overall background sound presure level was 21.5 dRA. In all cases, except for the test episodes with the device switched off, the total sound pressure level in the frequency range covering the (ultra)sound emission band was dominated by the sound field of the device, -device and the The loudspeaker were placed at 6.5 m from the measurement-device and about 3.8 m apart. In order to determine absolute sound pressure levels and signal spectra (linear and in 1/3 octave-bands between 20Hz and 46000 Hij, the following equipment was used • Calibrated condenser microphone B&K type 4138 (flatness of 1dB between 20Hz and 50000 Hz) • B&K measurement amplifier type 2606 (bandwidth 200 kHz) • Roland Studio Capture audio interface (sampling frequency 96 kHz, 24 bits, -90 dau noise level) • B&K dual channel real-time frequency analyzer type 2144 for calibration and noise level performance of the measurement chain up to 20 kHz) • DANKA Calibrated B&K pistophone-calibrator as level-reference at 250 Hz. • B&K 4231 1 lcHz, Lp=94 dB calibrator for reference calibration. For each scenario of interest, a wave file was recorded and the spectrum was calculated by a Fourier transform routine. In order to scale the amplitude of the signals and spectra, a reference wave file was recorded while placing the microphone in 1 kHz, Lp = 94dB calibrator, using the same settings for the hardware and the data processing. in cases where the (ultra)sound emission was of the same order of magnitude as the broadband electronic background noise, the corresponding (ultra)sound level was determined in the frequency window of the (ultra)sound emission band, thus discarding possible contributions of the background noise to the determined sound pressure level. It should be noted that this electronic background contribution was generated in the measurement chain and therefore of purely electronic reason, and hence not an indication of audible noise. Two approaches were taken to determine the sound pressure level experienced by the test persons during exposure sessions. In the first approach, the signals were acquired for the microphone at 6.5 m from the loudspeaker(s), in order to directly result in the quantity of interest. In the second approach, the sound pressure level was determined at one meter from the source(s). In this scenario, the signal to noise ratio of the data was better than at 6.5 m. Since at 1 meter from the source(s) far-field conditions could be assumed, the sound pressure level at 6.5 m could be calculated from the one at 1 m by applying a geometrical reduction factor
-
5-
R=2OlOlog(6.5/1)= 16.3dB, and a frequency dependent atmospheric absorption factor, which was taken to be A=O.002(f/l000Hz)2 dB/m x (6.Sm-lm), with [the frequency. Since in reality ultrasound attenuation is strongly temperature and humidity dependent, with a temperature and humidity dependent frequency dependence (ISO 9613-1), the latter equation gives only a very rough approximation of the real value, but can be considered as indicative. All values are listed in Table 1. Overall, the measured values are between 9±4dB and 17±4dB higher than the theoretically calculated ones. The discrepancy is partly due to inaccuracies of the geometrical attenuation model (ideal point source), of the atmospheric absorption model (simplified frequency dependence, and neglecting humidity and temperature effects), spurious contributions of electronic noise, and contributions of soil reflections. However, the main reason lies in the substantial directivity of the devices, which resuits in increasing concentration of acoustic energy in the frontal direction, towards the evaluation po5ition, with increasing frequency (see further Section 3). Table 1 Extrapolatcd
SPL L (dB)
attenuatlon
SPL L, (dB) at
measured at
1—*63m
correction
6.5 m Inciuding
6.5 m from
da
da
geometrlcal
the source(s)
Device
Ip in dB at
Geometrical
setting
1 meter
correction
calibrated wlth 94 dB 1 kHz
-
Air
reference
—
—
and attenuation correction
5
Source 1
80±2
-16.3
-1.7
62 ± 3
71 ± 2
(12-15 kHz)
Sources 1+2
30±2
-16.3
-1.7
62 ± 3
74 ± 2
8
Source 1
76±2
-16.3
-6.9
53 ± 2
70 ± 2
(24-29 kHz)
Sources 1+2
81±2
-16.3
-6.9
58 ± 2
75 ± 2
9
Source 1
75±2
-16.3
-13.5
46 ± 2
63 ± 1
(36-42 kHz)
Sources 1+2
78±2
-16.3
-13.5
49 ± 2
66 ± 1
As a consequence of the dissipative attenuation increasing with increasing frequency, the sound pressure levels decline with increasing frequency. For an interpretation on the subjective loudness perception, we referto part 2 of this report. The sound pressure levels for 2 sources in Table 1 are systematically higher (0dB to S dB) than using only 1 source, For non-coherent sound we expect, for 2 equal 5ources at the same distance to the receiver, an increase of 3 dB. In our case, the sounds had a narrowband character with a relative slow frequency modulation (see further). Such a situation, with
-
6-
fairly coherent sources, can lead to very strong location-dependent interferences between the 2 sound waves from the respective sources. The di5tances at which the interference switches between constructive and destructive are of the order of half the wavelength, and range, for settings 5, 8, 9 respectively, around 1.2 cm, 0.7 cm and 0.5 cm. In case of totally constructive interference between 2 equally strong sound waves, an increase of 6 dB is expected compared to the level of a single source. In the case of perfect destructive interference, a theoretical extinction (up to the level of background noise) could occur. In these measurements, with amplifications between 0dB and S dB (Table 1), there was moderate destructive tili substantial constructive interference.
0
3SkHz.42k11z
..
x r
12kHz 15kHz .— --
FM-rno,J,sIaIioii peilod O.44soc
rM madulalion penod 0 44sec
—
0
0
Umo (ccc)
Jme (sec)
t Ej1iÏLa1IILUEUj 1
T !îÎtFJ1nEffirH: 02
0
Hij
,.quMcy
S
HIJ
10
la
,.qu,nc,
Hij
25kHz-lOcm (extra-20dbtov94)2LSwav Is,
en
N
t 0
c 0 0
0 time (sec)
Figure 2. Spectrograms and overalf spectra of -generated (ultra)sound. Top: from left to right: 13.5 kHz, 26.5 kHz, 39kHz. Bottom: detailed view of the 26.5 kit spectrogram and spectrum. Careful inspection of the low frequency range of the spectrogram reveals a ramt peak In the audible frequency range between 4.2 kHz and 5.8 kHz.
Due to the strong frequency dependence of the sensitivity of the human ear, It is of high importance to have information on spectral content of the measured sound, besides the global absolute sound pressure level. By inspecting the spectra and spectrograms (Figure 2), 7-
and by listening to recordings played at a lower sample frequency, we could evaluate a strong tonal character with peaks around 13.5 kHz (setting 5), 26.5 kHz (setting 8) and 39 kHz (setting 9), with smaller peaks around the harmonics (harmonic multiples of the fundamental frequency). Further investigation reveals some faint spectral content at frequencies far below the nominal (ultra)sound frequency (in Figure 2, there is audible spectral content between 4 kHz and 5 kHz). We have verified that this electronically generated sound component was always present, albeit with a fluctuating character and magnitude. For settings 5, 8, 9. the frequency of the main peak is modulated with positive and negative variations between respectively 12 kHz-15 kHz, 24 kHz-29 kHz and 36 kHz 42 kHz with a modulation rate of about 3 Hz. Given the slowness of modulation, the character of the sounds is tonal on a short time scale, with a weil-defined spectral peak. The long term averaged spectra contain bands with the ranges listed above. The slow FM (siren like) effect could easily be heard, when playing back the sounds at the recording sample rate (12-15 kIt signal setïng 5) or at a sampling rate that was slowed down to transfer the spectrum to the audible range. —
3.
Experimental evaluation of the parameters influencing the sound pressure levels at the listening
position
The exposure tests were performed in the standard scenario, for which the sound levels, determined by the measurements described above and listed in Table 1, were applicable. However, It is also important to know the sound levels for different conditions that can occur in real life circumstances: • Distance between source(s) and measurement/listening-position. As an effect of the geometrical expansion of the wave front as a function of distance to the source, the sound pressure level decreases as a function of this distance. In the approximation of a point source, the wave fronts are spherical and the sound pressure amplitude decreases inversely proportional with distance, implying a decrease of 6dB per double distance or 20 dO per tenfold distance. The validity of this approximation is demonstrated by the measurements of Figure 3. Because of additional attenuation of sound waves by air-dissipation, an effect that increases by higher frequencies and thus becomes of substantial relevance for high frequency sound, there is an additional decrease of the sound pressure level with increase of distance, of about 0.002 x (f/l000Hz)2 dB/m. For the frequency ranges 12-15 kHz, 24-29 kHz and 3642 kIt this means respectively 0.3 dO per meter, 1.3dB per meter en 2.5 dO per meter, or for the standard-scenario source-measurement position of 6.5 m this leads to 2.0 do, 8.5 dO and 16.3 dO respectively. The high increase of attenuation with increasing frequency explains the sound level values of Table lat 6.5 m distance at the higher frequencies.
-
8-
10
1c
1 cx
lx-)
-10
—
c 0
-30 0
-40 0
-70
-EO 0tST’l( E f7.I)
Figure 3. Relative decrease in dB of the sound pressure level produced by the -device as a function of the distance to the device, for 3 dlscrete frequency settings (top to bottom: device setting 5, 8, 9).
• Since the dimensions of the -device for the used frequencies are higher than the waveiengths for the 3 frequency settings, the radiation pattern is not isotropic. The sound is emitted most efficiently (up to 25 dB stronger) in the direction along the speaker membrane axis. The directivityof the source for the 3 discrete frequency settings are shown in Figure 4. The highest part of sound is radiated in an opening angle of 600800. During the exposure tests, the device membrane pointed towards the test person (00 in Figure 4). 0 10 20 3)0
AD
-5 CD
la 10W
110
0 0 70
210
1/0
90
‘VI
110
240
120 20 fl1,
t:)
2W
I4J uh
II’,
111 t In
Figure 4. Dependence of the relative sound pressure level in dB on the orientation of the device witli respect to the connecting line between the source and the measurement locatlon (0: front of the source pointed to the measurement location, 180: backslde of the source pointed to the measurement locatlon), for setting 5 (blue), 8 (red) and 9 (green).
-
9-
• Also the acoustical shadow effect of the human head and the pinna of a person, which is determined by the orientation of the head with respect to the connecting line between the head and the source has an influence on the effective sound level at the level of the inner ear. This is shown in figure 5. The sound pressure level was measured with a sensitive microphone that was connected near one of the inner ears of an artificial head. The orientation of the artificial head was rotated in the horizontal equator plane of the source. There is a dear increase of the level when the microphone at the inner ear is positioned in the direction of the source, compared to the level for the diametrical position, on the other side of the artificial head. As expected there is less diffraction around the head as the frequency increases, and thus more acoustical shadow effect with increasing frequency: the front-back ratio is about 10dB at setting 5 and 20dB at setting 8. During the Iistening-tests, the front head of the test persons was pointed towards the source, corresponding with angles of and 2700 for the left- en right ear respectively. lnterestingly, although the artificial head is left-right symmetrical, the measured values are not. This is a consequence of the measurement scenario, in which the microphone was placed very close to the artificial head. Due to the coherent, tonal character of the sound, such a situation leads to interference effects, where subtle details in the head orientation and distance between the microphone and the head, determine whether the combination between incoming waves and sound waves reflected off the head-surface leads to full or partially destructive or constructive interference. The interference induced variations amount up to 10 dB. 9Q0
1) om
310
In
20 10
lUI
310
310 ja,
(Jij
70
1(0
1/0
Il
200
1W
III
140
hij 21
(10
140
220
210 lUI
7(11
390
370
flgure 5. Dependence of the relative sound pressure level In dB for the orientation of the artificlal head with the microphone posltloned at the right ear, with respect to the connecting line between the source and the measurement location (00: right car and microphone point to the source, 1800: left ear polnts to the source), for 3 frequency settings: 5 (blue), 8 (red) and 9 (groen).
-
10-
• In a real life situation, besides reaching a person via the shortest possible, direct way, the sound of a source can also reach the person through reflections by objects in the surroundings. In a closed space with strongly reflecting surfaces, this can lead to many echoes with strong reverberant level enhancement as a consequence. In case the device is placed outdoors, also the reflection of the ground is of importance. In case of a concrete soil, the reflection approaches 100%. In order to assess the effect of reflections in a garden, we have also determined the high frequency sound reflection coefficient of a grass soil. A setup was built in which broadband sound (5-50kHz) was generated by a spark source, reaching the microphone directly and via reflection off a slab of grass soil (Figure 6). The measurement (Figure 7) shows the arrival of the direct (via the air) sound wave excited by a spark, and, somewhat later due to the longer pathway, the arrival of the wave reaching the microphone after reflection by the grass surface. The second wave packet has a much smaller amplitude, which can be attributed to a small reflection coefficient of grass. By taking the spectrum of the reflected and direct wave packet and by taking into account the travelled distance, the reflection coefficient of the grass-soil was determined. Although, as a consequence of the small amplitude of the reflected wave and of not flat source spectrum, the calculated reflection coefficient (Figure 8) shows quite some irregularity, the reflection coefficient can be roughly estimated at 0.25, or -6 dB. The possible increase in sound pressure level due to reflectian of a grass surface therefore will always be limited to maximum (constructive interference, neglecting the path length difference between the direct wave and the reflected wave) 2OlOlog(1+0.25) = 2 dB. In the case of a hard concrete soil, the ultimate increase would be 2OlOIog(1+1) = 6 dB.
S
S
-c
f
NV
Figure 6. Experimontal setup to determine the acoustical reflection coefficlent of a siab of grass soli tOl high frequencies by means of a spark source (near to the red dot) and a high frequency microphone.
—
11—
(0 (0
c
0, 0
0
eflt’tttø -:a’e
0
0
c
0
a 2 ci
E
100
microseconds per division
time Figure 7. Arrival of the direct wave packot, excited by the spark, and the wave packet that reachos the microphono after reflection from a slab of grass soil.
1 0.
0.25 0
-S
frequency (kHz)
40
Figure 8. Spectrum of the acoustic rofloction coefficient (for pressure)
4.
Summary
The sound levels at the test person reception point, at 6.5 meter from the device, for the 3 investigated device settings (5, 8, 9), listed in Table 1, ranged from p = 45 to Lp = 67dB. Addition of a second loudspeaker Ted to an increase between 0dB and S dB. The level differences between the different device settings can be explained by the increasing attenuation at higher frequencies, which is substantial at 6.5 meter distance. ATso the influence of determining factors in real life situations were tackied and quantified: the distance between the source and the person, the directivity of the source, the shadowing effect of the human head, the contribution of the reflection by a concrete or grass soil to the total sound pressure level. The measurement and test protocols were set to assess with maximum reliability the conditions during the exposure tests.
-
12-
CL)
KU LEUVEN
•
tp.
REPORT UNDESIRABLE EFFECTS AS A RESULT OF SHORT-TERM EXPOSURE TO AN ULTRASONIC REPELLENT DEVICE Assignment no. DG5/PB_PP/IVC/13026 Part II
—
EXPOSURE OF VOLUNTEERS
By Prof. Dr. Astrid van Wieringen (part II) KU Leuven-University of Leuven Oept Neurosciences, Experimental Oto-rhino-Iaryngologie Herestraat49 (box 721) 3000 Leuven Belgium
28 July 2014
By order of
federal public service IIEALTIT, FOOD CIIAIN SAFEIY AND ENVIf0NMENT
Contents Abstract
.3
1.
Introduction and aim of study
4
2.
Characteristics of the ultrasonic repellent
4
3.
Montage
5
4.
Quantifying undesirable effects
6
5.
Subjects
7
6.
Protocol
7
6.1.
Pre expoure
6.1.1.
High frequency audiometry
7
6.1.2.
Distortion product otoacoustic emissions (DPOAE)
8
6.2.
Exposure
6.3 Post exposure 7.
7
Resuits 7.1 Audibility of high frequency sounds 7.1.1 Discrcpancy between threshold values and self-report
9 9 9 9 10
7.2 Distortion product otoacoustic emissions (DPOAE)
11
7.3 Undesirable effects
12
7.4 Individual complaints
14
8. Conciusion and discussion
15
References
16
Abstract Aim: The objective of the present study is to investigate undesirable effects after exposure to an ultrasonic repellent. This is done for 25 young and 25 middie-aged persons, all with normal hearing thresholds ina quiet room. Methodology: the subject was exposed to S experimental conditions at random order: 3 frequencies/settings x 2 loudspeaker settings ÷ 2 dummy conditions (= no signal). Each condition lasted 20 minutes. In addition to objective measurements (high frequency audiometry and oto acoustic emissions) possible undesirable effects were investigated by means of a 15-item survey presented before and immediately after each condition. Result: The main conclusions are that relatively short exposure (20 min) to the 3 frequencies and 2 sources under test does not lead to significant undesirable effects (eg. headache, tinnitus, nausea). However, the frequencies and levels are considered disturbing by those who can perceive them. Remaric: Some settings of the ultrasonic repellent were not investigated in this study. One of the reasons was that their respective emissions were considered so oud and annoying that t was agreed that prolonged continuous exposure would not be possible.
1. Introduction and aim of study The aim of the present study is to investigate possible undesirable effects caused by short-term exposure to an ultrasonic repellent. These devices are designed to repel birds, rodents and insects by emitting high-pitched sounds (almost) inaudible to the human ear. Although the airborne ultrasounds are often above the upper level of human hearing they can still cause undesirable effects (fatigue, headache, tinnitus, nausea,...). These effects have mainly been reported for high exposure levels, ie. higher than 100dB SPL (eg. Acton and Carson, 1967; Ahmadi et al., 2012). As a result of industrial applications using airborne ultrasound several recornmendations on exposure limits and guidelines for safe use are reported in the literature (Guidelines for safe use, 1991; Howard et al., 2005; Leighton, 2007). In the current study exposure to airborne ultrasound will be investigated for levels of exposure lower than 100 dB. The human ear is very sensitive: a healthy young person hears all sound frequencies from approximately 20 to 20 khz. The upper level of hearing becomes lower with age, but can still be relatively high, as is recently reported by Rodriguez et al. (2014). Voung persons (19-29 yrs) can perceive a 20-kHz tone 1f It is presented at ica da SPL, while middie-aged persons (50-60 yrs) perceive a 16 or 18 kHz-tone at the same sound pressure level. For more ‘normal’ sound pressure levels, i.e. between 60-70 da SPL, healthy middle-aged persons perceive up to about 14 kHz. The objective of the present study is to investigate undesirable effects after exposure to an ultrasonic repellent. This is done for young and middle-aged persons, all with normal hearing thresholds between 125 Hz and 8 kHz. Testing is done in a quiet (semi-anechoic) room. It is expected that any undesirable effects would appear more prominently for persons with normal hearing than for those with (high frequency) hearing impairment, and also more pronounced ina quiet environment than in an environment where the ultrasonictone is masked by noise. Moreover, It is expected that younger persons would experience more undesirable effects than middle-aged persons as a result of the decreasing range of hearing with increasing age.
2. Characteristics of the ultrasonic repellent In this study the ultrasonic repellent from type is tested. It produces a (frequency modulated) high-frequency sound and ultrasound (>20 kHz) in 10 different settings between 8 kHz and 43 kHz. See part 1 for more details on the signals. In order to achieve the best results the frequency range should be between 10-12 kHz for birds, between 20-30 kHz for rodents, and between 30-40 kHz for insects. Based on this information the following 3 frequencies were chosen for evaluation, one for each species, nI. 12.5 kHz, 25 kwz and 35kHz. These frequencies correspond to settings 5,8,9 of the device, respectively. Lower settings, from 1 to 4, were not investigated for two reasons: 1) they emit lower frequencies than advised for repelling birds, and 2) in a pilot test, exposure to their respective frequencies was considered so loud and annoying that it was agreed that prolonged continuous exposure would not be possible. The device is tested for two different Ioudspeaker settings, 1) using the internal loudspeaker (source 1), and 2) also together with an external loudspeaker (source 1+2). The ranges of effective sound pressure levels, measured at the position of the subject seated behind the table, are listed in table 1. On average, adding the 2nd source results in an increase of 3 da.
Table 1. Effective sound level pressure values for the 3 tested frequencie5 and for land 2 sources. The range indicates the lowest and highest of 4 values, measured at 4 locations (= chairs) behind the table. Measurements were done by 6. Dlerckx at Acoustics and Thermal Physics, Campus Heverlee. Frequency, (setting) 12.5 icHz, (5)
25 kHz, (8)
35 kHz, (9)
Source
SPL
Source 1
65- 68.2 dB
Source 1+2
69.3 71 dB
Source 1
55.6 58.4dB
Source 1+2
60.3 64.6 dB
Source 1
44.6 46.2 dB
Source 1+2
47.4 50.0dB
-
-
-
-
-
3. Montage Testing took place in a semi-anechoic room on the 4th floor of the research team Acoustics and Thermal Physics on the Science Campus in Heverlee (Leuven). The room size is 6.8 x 2.1 x 13.1 m. Because of the directive radiation emitted by the repellent the two sources were mounted at a height of 2.40m on two pillars in the corners of the room (cf circies in figure 1). The distance between the two pillars was 4.6m. The two sources were positioned at 6.5m from the subject, according to the specifications of the manual, The subjects were seated behind the table (front of figure 1). Eight different conditions (see further) were controlled at random order by a custom-made cable linked to a computer placed outside of the testing room. The room itself was shielded (see figure 1) and very quiet. However, a soft high-pitched sound, presumably originating from the floor above, was sometimes audible. Priorto testing subjects were informed that this tone had nothing to do with the experimental conditions and had to be ignored as much as possible. After exposure to an experimental condition and before filling out the survey the subject was reminded of the ‘extra tone’ as not being part of the survey. The test room itself was occupied for 214 hours (8 x 20 minutes) by at east two persons at a time for safety reasons (test leader cannot hear from the outside if something is wrong inside the room).
6
TRbLt
-a
Figure 1. Montage of ultrasonic device and positlon of the subjects re exposure. Location: ‘Uh floor Acoustics and Thermal Physics on the Science Campu5 in Heverlee.
4. Quantifying undesirable effects In addition to the objective measurements (high frequency audiometry and otoacoustic emissions) possible undesirable effects were investigated by means of a 15-Item survey presented immediately after each condition. The survey was custom-made, and designed on the basis of the most likely complaints reported by persons and/or in the literature. Subjects were required to respond to yes/no or open questions and rate their level of agreement or disagreement on a symmetric 5-point agree/disagree scale for a series of statements (1=absolutely not to 5= very severe). This Likert-type rating method is one of the most widely used approaches to scale responses (Burn and Burns, 2008). The survey contained two parts. Part 1, which was filled out before the experiment, consisted of a few general questions (gender, date of birth, medical history wîth regard to hearing and vestibular function). Do you have experience with ultrasonic repellents (yes/no)?, and do you wear ear plugs (yes/no)? This was followed by the 15 item survey in order to have a baseline. 15 items of the survey, scored on a Ukert scale between 1 (absolutely not) to S (very severe) 1)1 am sensitive to loud sounds 2)1 am sensitive to high sounds 3) 1 am sensitive to low sounds 4) t feel nausecus 5)1 have a headache 6) 1 am dizzy 7)1 have a pressing feeling in my ears 8) 1 have pain in my ears 9)1 have tinnitus 10) 1 feel tense
11)1 feel tired 12)1 feel warm 13)1 feel uneasy 14) 1 feel frightened 15)1 feel... (open comment) After exposure to each of the 8 conditions (see 6.2), part II of the survey was filled out. It consisted of a few general questions: Did you hear a sound in addition to the sound that is always present in the room 7 (yes/no) 1f so, ‘how did you experience the sound?’ (nice, neutral, unpleasant, very unpleasant), and ‘did you get used to the sound?’ (yes -‘ don’t know- no), and ‘Please describe the sound’. Subsequently, the subject had to respond to 12 items, the 11 ones indicated in bold above and also included in part 1 (questions 4-14), as well as one additional question “During the test! could not concentrate on what 1 was doing”. This was done on a visual-analogue scale (1-5) on paper.
5. Subjects Two groups of 25 normal hearing subjects voluntarily took part in the listening experiments. The young aduits, between 18 and 25 yrs, and the middie-aged persons (between 46 and 58 yrs) were recruited through personal contacts, flyers, the FPS Health intranet and Facebook page). The distribution male/female was 12/13 in the young group and 11/14 in the middle-aged group. Prior to being included in the listening experiment their hearing thresholds were determined by means of pure tone audiometry to ensure audibility in the ‘normal range’ (octave frequencies between 125 Hz —8000 Hz, cf 6.1.1 for audiometric procedure). This screening was usually done at their homes. Approximately double of the screened middle-aged persons were not inciuded as subjects. After sLlbject selection the hearing thresholds in the high frequency region were determined of all subjects prior to commencing the experiment (see 6.1.1). The study is approved by the Medical ethical committee of the University Hospital Leuven (B322201318943). Subjects were infornied by means of a letter and signed an informed consent. They were paid 30€ for approximately 4 hours in total. Data were analyzed anonymously. The conditions were administered by four students as part of their Master thesis of Speech pathology and Audiology sciences 2015.
6. Protocol The protocol consisted of objective tests (high frequency audiometry and otoacoustic emissions) to measure hearing sensitivity to the high tones and a survey to quantify possible undesirable effects. The audiometric tests were carried in the room next door to the test room (with ultrasonic repellent).
6.1. Pre exposure 6.1.1. High frequency audiometry Before testing the hearing thresholds of the left and right ear were determined in the high. frequency region, between 1kHz and 16kHz, the frequency range of the high-frequency audiometer. Pure tone thresholds for these frequencies were determined using a portable audiometer (Orbiter
6
922 version 2, Madsen Electronics) with a KDA200 Sennheiser circumaural headphone. The equipment was calibrated according to the manufacturer’s recommendations and ISO 389-S (International Organization for Standardization 2006). Thresholds (=minimal audible tone) were determined using the Hughson-Westlake 1 down-1 up method. In this procedure the subject is presented with a tone of a certain frequency and level. 1f the tone is audible the level is decreased by S dB (example figure 2). This is done until the tone is inaudible. Subsequently, the level of the tone is increased (and decreased) until the clinician is convinced of the minimal audible tone. This is procedure Is done for several frequencies (see x-axis figures 3 and 4) and for the left and right ear separately.
1-
Figure?. Example of audlometrythrough headphones
6.1.2. Distortion product otoacoustic emissions (DPOAE) Otoacoustic emissions are sounds produced either spontaneously or evoked by the cochlea, specifically the outer hair celis, and measured in the outer ear canal. They are generated in the cochlea in response to two tones of a given frequency and a certain sound pressure level presented in the ear canal. The probe assembly in the ear canal contains a loudspeaker that generates the acoustic stimulus and a microphoie that measures the resulting OAEs that are produced within the cochlea and then transmitted back through the middie ear into the outer ear canal. DPOAEs are an objective indicator of normally functioning cochlea outer hair celis. The resulting emission is picked up by the microphone, analyzed, digitized and processed by the specially designed OAE hardware and software. The recorded OAEs, which are very low-level, are differentiated from the ambient background noise by the software provided within the equipment. 1f there is darnage to the outer hair cells, which produce hearing loss, then the OAEs will not be present. DPOAEs were determined Ina quiet room on location with a portable system (Otodynamics OAE IL 0v6).
9
6.2. Exposure Prior to exposure the subject was asked to fili out part 1 of the survey. Subsequently, the subject was exposed to 8 experimental conditions at random order: 3 frequencies x 2 loudspeaker settings + 2 dummy conditions (= no-signal). Each condition lasted 20 minutes. During exposure the subject was allowed to read, play with tablet, however not type on a keyboard, talk, or make specific noises. After each 20-minute exposure the subject was required to filI out a 15-item questionnaire.
6.3 Post exposure Pure tone thresholds were only determined before exposure, as it is quite a time consuming task, and because the step size/error is in the order of 5dB. Moreover, a pilot test with 3 subjects showed no significant pre-post difference. DPOAEs were rneasured before and at the end of the testing session. Although all subjects were normal hearing (a criterion to be Included) and therefore the OAEs are expected to be present, the comparison pre-post exposure may yield first signs of ‘damage’ as a result of exposure which do not show up in the pure tone audiometry.
7. Resuits We will first discuss the audibility of sounds for the normal and high frequency ranges, separately, and then the distortion product otoacoustic emissions and possible undesirable effects.
7.1 Audibility of high frequency sounds Threshold values in the normal frequency range, averaged across the two ears, are shown for young and middle-aged subjects separately in Figure 3. They are illustrated In terms of hearing loss: o da HL is the norm value for young subjects, and the higher the value the poorer the hearing. Although the threshold values are significantly lower for the middie-age subjects than for the younger ones (t-test, p 0.001), most values are lower than 20 da HL (0 da HL is the norm). All subjects are normal hearing, and the somewhat lower thresholds values at 8 kHz mark the onset of presbycusis in the middle-age range.
-20 20 40 t
60
Frequency 1KHZ
4kHZ
4KHZ
bKHZ
WKHZ
=-Young
—Middie-age
80 100 120
Figure 3. Average threshold values of the young and middie-age subjects In the normal/speech frequency range between land 8 kHz.
10
Threshold values in the high frequency region (>10 kHz) are plotted in figure 4h terms of da SPL (not da NL). This is done for the sake of comparison with the sound pressure levels listed in table 1 and in order to compare with the recently reported norm data of Rodriguez et al. (2014). Our high frequency threshold data are similar to the ones reported by Rodriguez and colleagues. At 16 kHz the younger subjects can perceive the tone clearly (60dB SPL). However, the middle-aged subjects require at least ioo da SPL to ‘just’ perceive this frequency. The standard deviation of this value is somewhat smaller than of the younger group as t only inciudes values of 15/25 persons. Ten subjects could not perceive this frequency at all. frequency 12,5 kHz
10kHz
16 kHz
0 20 40
:
r—%.
Young
t
—
Middle-age
100
120
Figure 4. Average hearing thresholds of the younger and middle-aged partlclpants for 10 kHz, 12.5 kHz, and 16kHz. Data are given In terms of dB SPI. Table 2. Percentage of subjects who reported that they had heard a signal after exposure for 20 minutes. Voungsters Youngsters Middle-aged Middle-aged Source 1 in %
Source 1
12.5 kHz (setting 5)
100
25 kHz (setting 8)
Source 1 in %
Source 1
100
100
92
24
100
36
63
35 kHz (setting 9)
8
48
12
48
No signal/dummy
4
4
0
20
+
2 in %
+
2 in %
7.1.1 Discrepancy between threshold values and self-report Given these threshold data (figure 4) it is rather surprising that all subjects reported in their survey that they could hear the 12.5 kHz signal (TahTe 2) while the sound pressure levels (Table 1) are lower than the just perceivable sound pressure levels of middie-aged persons at this frequency. Although it was not possible to measure hearing thresholds at even higher frequencies it is expected that even higher sound pressure levels are needed to just detect the (higher) frequency (if the subject can detect it at all). In view of this it is strange that the 25 kHz tone was perceived by all the young persons and 63% of the middle-aged subjects when 2 sources were administered (approximately 65 da SPL, Table 1). With only 1 source approximately 30% of the young and middle-aged subjects
ii
reported that they heard a signal. At the highest frequency nearly 50% of both age groups report that they perceive a signal when two sound sources are on. Analyses of the characteristics of the signal reveal, apart from the frequency which should be emitted according to the manufacturer, smaller peaks around the harmonics (see part T). Further investigation reveals some faint spectral content at frequencies far below the nominal (ultra)sound frequency (in Figure 1 in part, there is audible spectral content between 4kHz and S kHz). 1f the signal (or harmonic) is perceived it is often considered disturbing: in the lowest frequency region. Most persons described this signal as a high frequency varying chirp (‘cricket’), more faint with 1 source than with 2 sources, but still ‘distressing’ or ‘very distressing’. In the middie-frequency range the sound was described as a faint intermittent chirp sound, more neutral and only disturbing for four young subjects and five middie-aged subjects with two sources. With 1 source the sound was described as neutral. In the high frequency region those who reported hearing the signal (= mostly with 2 sources) described the sound as a neutral soft buzzing sound, only disturbing to 1 person in the middie-aged group. Irrespective of whether exposure causes undesirable effect or not It is dear that the lowest settings are audible to the young and middle-aged persons and that these audible signals are considered disturbing. These results Imply that even lower frequencies (settings) would be perceived as even more disturbing, especially with two sources (or with one source at a shorter distance from the s u bject).
7.2 Distortion product otoacoustic emissions (DPOAE) DPOAES were determined for the purpose of screening, not diagnostics. 1f exposure to an ultrasonic repellent produces damage to the cochlea the values post exposure should be lower than those determined pre exposure. An GAE response is present if it Is 6dB above the nolse floor of the recording. 1f it is absent this may indicate hearing loss, but some caution is warranted and additional testing is recommended. Recail that all subjects in the present study have (clinically) normal hearing thresholds and that therefore OAEs should be present in most subjects1. DPOAE values are somewhat lower for middie-aged subjects than for younger ones, as is shown in figure 5 and also reported by Konomi et al. (2014). However, more relevant for the present study is the comparison of pre- and post-exposure for average DPOAEs as a function of frequency (comparison of red and blue lines in figure 5) for the left and right ear separately. Although some values in the low and high frequencies are below 6dB most values are far higher, indicating that hearing is normal in all subjects in the range between 1-8 kHz. More importantly, the values pre and post exposure are not significantly different from each other, as was also corroborated by a paired t-test.
1
DPOAEs of approximately 20% of subjects could not be determined, either because the probe was occluded with ear wax or because they are absent in the pre- and post recordings.
12
30
00
3%
25
20
‘0
31
15
lb
0
0
.5
4
‘‘0.
•———..—
..
II,,
241H,
-—,——
01HZ
llIiIi
11H,
.20
-
(III,
PIM
114,
-t.
IlsIt
21’’,
00
————————
15Iz
51Hz
Fr• qU.ncy
--
—-— 10
Middie-aged ‘S
‘—
20
—,
_—_-——
—
—H’,.w.r,
.
—,
—.—.—.—
,
25
.——-.—-
‘
_‘‘__
—..-
-.
Middie—aged
—e— t.hnr
-‘aft
—
.
—
20
Is
IS
°
1
0
.1
—
-10
‘
[liii •15
215H.
25
Fr.qu.,c y
‘-—
145Hz
——
-5
—
—
—
311” ————
—
2.11H, .
—
Fr.qu.rIc 5
—
4%HI —
,——
—,-
OH’ ———
-50
—
1 ——
41 —
11Hz —
341HZ
214,
3,1111,
41Hz
114*
11H,
Is Fr.qu.n cy
Figure 5. Average DPOAEs (and standard deviations) pre- and post-exposure for the young and middie aged subjects and for left and right ear separately.
7.3 Undesirable effects The main aim of the study was to determine possible undesirable effects after exposure to high frequency (ultra) sound produced by the product under investigation. This was investigated by means of a short survey of 12 items. Tables 3 and 4 present the average Likert score for the 12 items for 25 young and middle-aged subjects, respectively. Values are listed separately for the pre exposure condition, the 3 frequencies x lor 2 sources and 2 dummy conditions. Standard deviations are given below the average values. Since most values are below 2 It can be concluded that, on average, very linIe to no undesirable effect is experienced in the different conditions, despite very good hearing. Paired t-tests were performed between the pre- and post scores for 11 out of 14 items for each of thea testing conditions separately, and for the young and middie-aged persons separately. With the young subjects 16 out of 88 items were significant (p< 0.05). These are marked by an asterisk in tables 3 and 4, and occur for item 5 (‘1 have a headache’), Item 7 (‘1 have pain in my ears’), and item 3 ‘1 have tinnitus’ for setting £ (12.5 kHz) with one and two sources. This is a trend. The young subjects reported also feeling significantly more tense before testing than after exposure in 7 out of 8 conditions (item 10). Note that all scores are low (< 2 on the Likert score); significances should be interpreted with some caution, also due to limited sample size. With the middle-aged subjects Zout of 88 items were significant (pc 0.05). They feit significantly more uneasy after exposure to setting S (12.5 kHz), with one and two loudspeakers. However, no other effeets were significant.
13
Note that younger subjects feit that they could not concentrate as well as the older ones during exposure of the lowest frequency, with land 2 sources. This may be related to the self-report data mentioned under 7.1.1. Table 3: Average Likert score of 25 voung subjects, per item in bold, with standard deviation below It. This is for the pre exposure condition (PRE), 3 frequencies, with either lor 2 sources (src(s)), and the two dummy (DUM) conditions. The Likert score varies between 1 (= absolutely not) and 5 (very severe). 12.5 25 khz 35 kHz 12.5 kHz 25 kHz 35 kHz DUM DUM PRE kHz
lsrc
lsrc
2srcs
Zsrcs
2srcs
1.1
1.0
1.1
1.0
1.0
1.1
1.1
0.3
0
0.3
0.2
0.2
0.3
0.3
1.3
1.2
1.3
1.4
0.5
0.7
0.8
1 src 1 (ed nauseous 1 have a headache 1 am dizzy 1 have a pressing feeling in my ears 1 have pain in my ears 1 have tinnitus
1.0
1.2
0.2
0.5
1.2
1.7
0.5
1.0
1 (ed tired 1 feel warm. 1 feel uneasy
1 feel frightened During the test 1 could not concentrate on what 1 was doing
*
1.3
1.3
1.5
0.7
0.7
0.8
0.7
1.0
1
1
1
1
0
0
0
1.0
1.1
1.0
1.0
0
0.3
0.2
0.2
0
0
1.2
1.4
1.2
1.1
1.4
1.2
1.2
1.1
t?
0.4
0.6
0.4
0.3
0.8
0.4
0.5
0.3
0.6
1.0
1.4
1.2
1.1
1.5
1.1
1.1
1.2
1.2
0.2
1.0
0.5
0.4
0.8
0.6
0.4
0.5
0.6
1.0
1.0
1.0
1.1
0.2
0.2
0.2
0.3 1.1
1.0
1.5
*
*
*
*
1.0
1.1
1.4
0.8
0.2
0.3
0.8
1.1
1.0
1.0
1.3
1.0
1.0
1.0
0.6
0.3
0
0
0.7
0.2
0
0
1.8
1.8
1.7
1.7
1.7
1.9
0.8
0.7
0,8
0.7
0.8
0.7
0.7
0.6
0.7
1.6
1.4
l.4
1.3
1.4
1.4
1.5
l.4
1.4
0.8
0.8
0.6
0.6
0.8
0.7
0.8
0.7
0.7 1.0
0 1 feel tense
*
1.4
-
*
1.8
*
*
1.8
0.3 *
1.9
1.1
1.3
1.0
1.0
1.4
1.0
1.0
1.0
0.2
0.8
0
0
0.8
0
0
0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
0.2
0
0
0
0.2
0
0
0
0
2.3
1.2
1.1
2.5
1.4
1.4
1.2
1.4
1.1
0.4
0.3
1.3
0.8
0.7
0.5
0.8
0.2
4
14
Table 4: Average Likert score of 25 middie-aged subjects, per Item in bold, wlth standard deviation below It. This Is for the pro exposure condition (PRE), 3 frequencies, with either lor 2 sources (src(s)), and the two dummy (DUM) conditions. The tikert score varles between 1 ( absolutely not) and 5 (very severe). PRE 12.5 kHz 25 kHz 35 kHz 12.5 kHz 25 kHz 35 kHz DUM DUM lsrc
lsrc
lsrc
Zsrcs
2srcs
Zsrcs
1.0
1.2
1.0
1.1
1.1
1.0
1.0
1.0
1.0
0.2
0.4
0.2
0.4
0.4
0
0
0
0.2
1 have a
1.2
1.3
1.1
1.1
1.3
1.1
1.1
1.2
1.0
headache
0.5
0.6
0.5
0.4
0.7
0,3
0.3
0,51
0.2
1 am dizzy
1.0
1.0
1.0
1
1.1
1.0
1.0
1.0
1.0
0.2
0
0,20
0
0.3
0
0
0
0
1 have a pressing
1.2
1.3
1.1
1.2
1.4
1.3
1.2
1.2
1.0
feeling in my
0.5
0.6
0.3
0.6
0.6
0.6
0.5
0.4
0
1 feel nauseous.
ea rs 1 have pain in my ears
1.0
1.2
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
0.2
0.5
0.2
0.2
0
0.2
0.2
0.2
0
1 have tinnitus
1.2
1.5
1.2
1.2
1.4
1.2
1.2
1.1
1.1
0.4
0.8
0.4
0.5
0.6
0.5
0.4
0,3
0.3
1.2
1.2
1.0
1,1
1.2
1.1
1.1
1.0
1.0
0,53
0.2
0.4
0.4
0.4
0.3
0.2
0
1.2
1.2
1.3
1.4
1.4
1.2
1.3
1.3
0.7
0.5
0.4
0.5
0.6
0.7
0.4
0.4
0.5
1.1
1
1
1.1
1.0
1.0
1.0
1.1
1.0
0.3
0
0
0.3
0
0.2
0
0,28
0
1
1.2
1.4
1.1
1.0
1.0
1.0 0
—
1 feel tense
0.5 1 feel tired 1 feel warm 1 feel uneasy
1.3
-
*
—
1.1
1.4
0.4
0.6
0
0.6
0.6
0.4
0
0
1.0
1.0
1
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
1.0
0.2
0.2
0
0
0.2
0
0
0
0
During the test
1.5
1.1
1.2
1.6
1.2
1.2
1.0
1.1
could not
0.9
0.3
0.5
1.0
0.5
0.6
0.2
0.4
1 feel frightened
concentrate on
what 1 was doing
7.4 Individual complaints Three middle-aged subjects specifically volunteered to participate because of undesirable effects during exposure af an ultrasonic repellent in their home environment (neighbor). Individual analyses of objective and subjective responses did not difter from the average data. While their audibility was good and while they reported that they could perceive the signal in mast conditions they did not report any negative efteets trom exposure to the frequencies used and at the SPL in this study.
15
8. Conciusion and discussion The main conciusions are that relatively short exposure (20 min) to the investigated settings does not lead to signiflcant undesirable effects (eg. headache, tinnitus, nausea). However, the frequencies and levels under test are considered disturbing by those who can perceive them. Only three settings of the specific ultrasonic repellent were investigated: those producing a signal with a sound pressure level between 45 and 70dB at the frequency 12 kHz (setting 5), 25 kHz (setting 8) and 35 kHz (setting 9). At lower settings, from 1 to 4, the product produces significant audible emissions between 6.3 kHz to 12.5 kHz (AIB-Vinçotte, 2011). Possible undesirable effects of the sound emissions at these settings were not evaluated because of our focus on ultrasound emissions of the product, ie. those recommended for repelling birds, rodents and insects. While continuous high-frequency sounds (>12.5 kHz) are usually inaudible, the subjects in the present study clearly report hearing a signal at 12.5 kHz (setting 5). At the higher frequencies tested, there were fewer subjects who reported hearing a signal, but consistently more subjects could perceive it with two sources compared to one source (table 2). It could be that at the higher frequency settings some audible spectral content could be heard (part 1). When the signal is perceived and this occurs more frequently with the two lower frequencies and with 2 sources It is considered disturbing (cf 7.1.1.) and affects the ability to concentrate (tables 3 & 4). —
—
The survey does not reveal that short term exposure to the frequencies and sources undertest lead to disturbing effects such as headaches, tinnitus or nausea in our participants. However, it is known that less pleasant sonic environments may affect health on the long-term (Andringa and Lanser, 2013). Our study does suggest that the used settings of this specific ultrasonic repellent may be more audible to humans than suggested on the basis of hearing thresholds with sinusoidal tones and advertised by the manufacturer. It is also important to note that subjects participated voluntarily and those who dislike high pitched sounds probably will likely not volunteer to padicipate. It is dear that the lowest settings are audible to the young and middie-aged persons and that these audible signals are considered disturbing. These results imply that even ower frequencies (settings) would be perceived as even more disturbing, especially with two sources (or with one source at a shorter distance of the subject). These effects may explain the complaints put forward by some citizens. It is also important to remember that hearing varies from person to person. Undesirable effects are not easily predictable from the hearing thresholds. Some persons with excellent hearing (audibility) endure a large range af sounds, while others with excellent audibility are highly sensitive to minor changes in sound pressure. Hearing thresholds only reflect audibility to sounds, while several other more central auditory mechanisms are responsible for processing sound up to the auditory cortex in the bram. is also possible that differdnces between devices and differences in montage account for the undesirable effects reported by others. In our study the repellent was secured according to the guidelmnes described in the manual, this may not always be the case ina home situation. Some subjects claimed that the sound they perceive at the neighbor’s home to repel rodents is much clearer and much louder than the sound they perceive during the study. It is possible that other It
16
devices to which they are exposed at home emit lower frequencies and/or higher sound pressure levels to repel cats and stone martens than the device in the present study and/or that persons perceive (sub) harmonics of these frequencies, even at normal intensity levels (d part 1).
References Acton, W.I., Carson, M.B. (1967). Auditory and subjective effects of airborne noise from industrial ultrasonic sources. British Journal of Industrial Medicine, 24:297—304. Ahmadi, F., McLoughlin, IV., Chauhan, S., ter Haar, G. (2012). Bio-effects and safety of low-intensity, low frequency ultrasonic exposure. Progress in Biophysics and Molecular Biology 108, vol 3, 119-138. AIB-Vinçotte (2011). Karakterisatie van (ultra) geluidsemissies van ultrasone dierenverdrijvers. Meetverslag, in opdracht van F00 volksgezondheid, voedselketen en leefmilieu, DG5/RB/ML/11031. Andringa, T.C., Lanser, J.i. (2013). How pleasant sounds promote and annoying sounds impede health: a cognitive approach. Inti. Environ. Res. Public Health 10, 1439-1461. Burns, A, Burns, R (2008). Basic Marketing Research (Second ed). New Jersey: Pearson Education, p, 45. Guidelines for the Safe Use of Ultrasound: Part 11— Industrial and Commercial Applications (1991). Safety Code 24 Environmental Health Directorate Health Protection Branch Published by authority of the Minister of National Health and Welfare Minister of Supply and Services Canada. Howard, C.Q., Hansen, C.H., Zander. A.C. (2005). Review of current recommendations for airborne ultrasound exposure limits. Review of Acoustics, Australian Acoustical Society, 341-343. Konomi, U., l
Leighton, T.G. (2007). What is ultrasound? Progress in Biophysics and Molecular Biology 93, 3—83. Rodriguez, Valiente, A., Trinidad, A. Garcia Berrocal, iR., Gorriz,C, Ramirez Camacho, R. (2014). Extended high-frequency (9-20 kHz) audiometry reference thresho!ds in 654 healthy subjects. International Journal of Audiology, 1-15,
Commissaris van de Koning in de pro’.ïncie Fryslân Kabinet
Leeuwarden, 15april2016 Aan de gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in fryslân Ons kenmerk Onderwerp
KAB 01302431 : opvang en huisvesting vluchtelingen
Verzonden
:15 april 2016
Geachte dames en heren, Met onze brief van 7 maart 2016 hebben wij u geïnformeerd over de actuele stand van za ken met betrekking tot opvang en huisvesting van vluchtelingen in onze provincie. Daarbij hebben wij ook aangekondigd dat we in overleg zouden gaan met de 4 clusters om te ver kennen op welke manier dit vraagstuk regionaal wordt ervaren en aangepakt. Inmiddels hebben die gesprekken plaats gevonden. In deze brief delen we de resultaten van die ge sprekken met u en geven we aan wat naar onze mening de opdracht voor Fryslân is. Het COA heeft in de gesprekken de instroom belicht, en de aanhoudende noodzaak voor opvangplaatsen. Wanneer de Europees afgesproken constructie met Turkije werkt, zal de behoefte aan opvangplaatsen afnemen. Hoe dit exact zal verlopen is nog onduidelijk. Toch blijft helder dat er de komende tijd nog veel opvangplaatsen nodig zijn, doordat de instroom zeker niet opdroogt, en ook omdat er de komende periode veel tijdelijke opvangplaatsen komen te vervallen. Uit de gesprekken is ons gebleken dat binnen de clusters hard wordt gewerkt om meer op vangplaatsen te realiseren, en statushouders beter te laten doorstromen naar huisvesting in een gemeente. Daarbij wordt gekeken naar oplossingen binnen clusters die over de ge meentegrenzen heen gaan. Hierdoor ontstaan oplossingen die voor individuele gemeenten niet haalbaar zijn. Huisvesting statushouders De huisvesting van statushouders loopt in onze provincie over het algemeen vrij goed. Wanneer we echter kijken naar de gemiddelde taakstelling per maand voor dit eerste half jaar, dan constateren we dat de huisvesting begint achter te lopen. De toestroom van vluch telingen en de noodzaak tot versnelde huisvesting van statushouders die nu nog worden opgevangen in AZC’s zal de huisvestingstaakstelling verzwaren. Versnelde huisvesting van statushouders is noodzakelijk omdat statushouders recht hebben op woonruimte en om het aantal vrije opvangplaatsen binnen AZC’s te vergroten. Er bevinden zich 16.500 statushou ders in AZC’s die gekoppeld zijn aan gemeenten en wachten op huisvesting. Als hiervoor snel adequate huisvesting kan worden geregeld verminderd dat de behoefte aan opvangplaatsen. Ter illustratie: huisvesting van 16.500 personen vraag 33 AZC’s met 500 bedden.
De verwachting is dat met de huidige werkwijze geen invulling kan worden gegeven aan het tekort aan woonruimte. Eén van de oorzaken is dat vooral eengezinswoningen beschikbaar zijn, gericht op gezinnen dus, terwijl er vooral behoefte is aan huisvesting voor alleenstaan de mannen. Voor een deel gaat het hier om mannen die wachten op gezinshereniging waardoor hun huisvestingsvraag op termijn verandert. In veel gemeenten is echter niet di rect een oplossing voorhanden ten aanzien van de discrepantie tussen het type woning dat door gemeenten wordt aangeboden, en de vraag. Hierin moet worden voorzien, dit vraagt om creatief handelen en denken. Tijdens de gesprekken is ons gebleken dat de clusters zich voldoende bewust zijn van dit vraagstuk. Ook is duidelijk geworden dat binnen een deel van de clusters wordt nagedacht over het onderling uitwisselen van de verschillende taakstellingen. Waarde vestiging van een AZC niet eenvoudig is te realiseren, kan de taakstelling voor huisvesting van statushouders worden overgenomen van andere gemeenten. Over oplossingen voor het ontbre ken van een kwalitatieve match tussen gewenste en aanwezige woningtypes wordt volop nagedacht. Een algemeen toepasbare oplossing is er (nog) niet en per gemeente zal er maatwerk nodig zijn. Dit thema was onderwerp van gesprek in de algemene ledenvergade ring van de VFG op 5 april jI. en daar is veel nuttige informatie uitgewisseld c.q. beschik baar gekomen. We gaan er vanuit dat met behulp van de taskforce oplossingen worden uitgewerkt die het mogelijk maken binnen Fryslân te voldoen aan de taakstelling. Gemeen ten kunnen tevens een beroep doen op het Ondersteunings Team Asielzoekers en Vergun ninghouders (OTAV) van de VNG welke gemeenten vrijblijvend en zonder extra kosten ad viseert over concrete oplossingsrichtingen voor het huisvestingsvraagstuk in de gemeente. Opvang asielzoekers In de gesprekken met de clusters is ook ingegaan op de opvang van asielzoekers. Als âlle genoemde plannen voornemens en ideeën ten aanzien van AZC’s en opvang daadwerke lijk tot uitvoering komen, worden de gevraagde 7.500 plaatsen op termijn zo ongeveer gere aliseerd. Het is echter zeer onzeker of en wanneer die plaatsen worden gerealiseerd. Er zijn veel praktische problemen om hiervan een goede planning te krijgen. De oorzaken hiervan zijn bijvoorbeeld stagnatie in bestuurlijke en politieke processen en procedures, aanbeste dingsprocedures of het in voldoende mate beschikbaar zijn van de benodigde bouwmateria len. Veelal cumuleren deze zaken waardoor realisatie na de initiële besluitvorming wel 1 tot 1 % jaar op zich laat wachten. Als we er toch in slagen onze taakstelling te behalen1 dan dreigt alsnog een tijdelijk tekort aan opvangplaatsen; frictie in tijd tussen de toename van het aantal asielzoekers en de rea lisatie van voldoende opvangruimte in AZC’s. In welke omvang deze frictie vorm krijgt is moeilijk te voorspellen. Daarvoor zijn er te veel niet in te schatten variabelen zoals omvang van de instroom van vluchtelingen, de termijn waarbinnen AZC’s kunnen worden gereali seerd en de mate waarin we er in slagen statushouders op korte termijn de huisvesten. Wel is helder dat wanneer het niet lukt om tijdig de capaciteit uit te breiden, we automatisch terugvallen op crisisnoodopvang. Terwijl de kostbare crisisnoodopvang de minst gewenste vorm van opvang is. Hiervoor hebben we ook in onze vorige brief gewaarschuwd. Dok het CDA wil voorkomen dat we moeten terugvallen op de crisisnoodopvang. Een van de manie ren waarop het CQA dat probeert te doen, is het sluiten van contracten met potentiële op vangplaatsen die naar behoefte op korte termijn operationeel kunnen zijn. Naar analogie hiervan kan ook in Fryslân worden gezocht naar “sluimerende” opvangmoge lijkheden. Bij voorkeur zouden we daarvoor binnen Fryslân enkele bestaande gebouwen zien die als nodig op korte termijn ingericht kunnen worden als tijdelijke opvangruimte. De te treffen voorzieningen moeten worden afgestemd op de tijdelkheid en kennen dus een ze kere soberheid. Ze zullen wel voldoende schaal moeten hebben, en voor minimaal enkele maanden in gebruik kunnen worden genomen. We realiseren ons terdege dat zulke locaties
in onze provincie niet makkelijk te vinden zijn. Een alternatief is het aanwijzen van grond met zodanige infrastructuur dat daarop door het plaatsen van paviljoens ook binnen 1 â 2 weken semipermanente noodopvang kan worden gerealiseerd. We vragen u binnen uw gemeente te kijken welke optie haalbaar is. Deze vraag is ook aan uw gemeentesecretaris gesteld. Wellicht wijst de praktijk uit dat van deze voorzieningen geen gebruik hoeft te worden ge maakt. Het kan gezien worden als een noodscenario, een verzekering tegen de door nie mand gewenste crisisnoodopvang. Voor de volledigheid merken wij op dat deze semiper manente noodopvang wordt bekostigd en beheerd door het COA. Mochten er desondanks voor de betrokken gemeente ongedekte kosten ontstaan, dan stellen wij voor die collectief te dragen, bijvoorbeeld via de veiligheidsregio Fryslân. Zoals aangegeven is er nog veel behoefte aan nieuwe opvangplaatsen, en dreigt er al op korte termijn een tekort aan plaatsen te ontstaan. Het is urgent dat u doorgaat met het ont wikkelen van ideeën voor de vestiging van AZC’s en met de realisatie daarvan, onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om tijdig opvangplaatsen te realiseren, en of er geschikte loca ties of gebouwen in uw gemeenten zijn voor de noodscenario’s. We hopen concrete voor stellen te mogen verwachten voor 10mei aanstaande. Daarnaast vraagt de huisvesting van statushouders meer dan voorheen aandacht. Gelet op de grote aantallen en de te huisves ten doelgroep vraagt dit om creatief handelen en denken en nieuwe oplossingen. Hoogachtend, namens de regietafel,
JA. Jorritsma, Commissaris van de Koning in de provincie Fryslân
L —
Drs. F,J.M. Crone Voorzitter Veiligheidsregio Fryslân
/
T.J. van der Zwan Voorzitter Vereniging Friese Gemeenten
t,
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:
Heijs, Femke vrijdag 15 april 2016 13:40 Zwaag, Sieuwerd van der Brief van Regietafel aan raden en colleges B&W over opvang van huisvesting vluchtelingen 2016 04 15 Brief van Regietafel aan raden en colleges B&W over opvang van huisvesting vluchtelingen.pdf
Bijlagen:
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Gemarkeerd
Geachte burgemeesters. leden Colleges B&W en raadsleden van de Fdese gemeenten, Bijgaand ontvangt u, op verzoek van de heren Crone, Jorritsma en Van der Zwan, de brief namens de regietafel Fryslân over opvang en huisvesting vluchtelingen. Wij plaatsen de brief met een persbericht vanmiddag om 15.30 uur op onze website.
Mei freonlike groetnis, met vriendelijke groet, Sieuwerd van der Zwaag Kabinetschef Kabinet van de Commissaris van de Koning 058 292 5510 S varderzwaagfnjsIn n-
T.rk
Cc
Dr ii
:
,ej
‘Dar
la
provliuje frystin provancie [ryslari
b
Tweebaksmarkt 52 (besikersadres) Postbus 20120, 8900KM Ljouwert vaav.frys’an ,I
beajte d aze m3 cL,rten / Dcl> aan [e rn .eu v:cr u
Discijimer»
Aan dii bericht kunnen geen rechten worden ontleend. Provincie Fryslân Oan dii berjocht kinne gjin rjochten ûntliend wurde, Provinsje Fryslân
1
b;SIL
d:e
ma lapr n:e9
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Info Vlieland maandag 18 april 2016 8:05 Oosterhaven, Thomas; Lanting, Robert FW: brief en factsheet FrIP en CETA brief_]TP_huisstijl_gem_3.pdf; brief_mP_huisstijl_gem_4_cbnwpdf; factsheet_huisstijLCETA en TflP voor lokale overheden_6.pdf
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Gemarkeerd
-—--Oorspronkelijk bericht Van: Merije Bakker [mailto:meri [email protected]] Verzonden: donderdag 14 april 2016 12:17 Aan: Info Vlieland Onderwerp: brief en factsheet 1TIP en CETA Geachte medewerkers van de griffie, Bijgaand treft u een brief en een factsheet gericht aan de leden van de gemeenteraad. Wilt u zo vriendelijk zijn deze documenten naar de gemeenteraadsleden door te sturen? Daarnaast mailen we u een brief die is bestemd voor het college van B&W. Wij beseffen dat u werkt voor de raad en niet voor het College, maar we hebben helaas alleen een mailbestand van de griffies. Mogen we u daarom vragen de brief met de factsheet aan hen door te sturen? Dat zouden we enorm op prijs stellen! Bij voorbaat dank voor uw medewerking en met vriendelijke groet,
Merije Bakker Milieudefensie campagne 1TIP
1
f miLieudefensie andsrs kijken, anders kiezen
Aan de leden van het college van burgemeester en wethouders
Geacht college van burgemeester en wethouders,
Sinds een paarjaar is de Europese Unie bezig met onderhandelingen over handeisverdragen met Canada (CETA) en de Verenigde Staten (UIP). Naar mate er meer bekend wordt over deze veelomvaftende handelsverdragen, neemt de weerstand toe. Tal van gemeenten in binnen- en buitenland hebben hun zorgen geuit en/of zich inmiddels tegen UIP en CETA uitgesproken. Sinds de tekst van het CETA verdrag is gepubliceerd weten we beter waar we over praten. Veel van de bange vermoedens die we eerder al hadden, worden nu bevestigd. De Europese Commissie heeft altijd gesteld dat CETA een blauwdruk voor TrIP vormt. Het is dus essentieel beide handelsverdragen kritisch te blijven volgen. In de bijlage bij deze brief vindt u, mede als reactie op het position paper van de VNG1, een factsheet met daarin een uitgebreide toelichting voor gemeenten. De belangrijkste bezwaren van provincies en gemeenten tegen TrIP en CETA kort op een rij; 1.
Investeringsbescherming: binnen TrIP en CETA wordt een apart rechtssysteem opgetuigd dat mogelijk leidt tot omvangrijke schadeclaims zodra belangen van buitenlandse investeerders in het geding komen.
2.
Aantasting beleidsvrijheid lokale overheden: mede vanwege het gevaarvan schadeclaims zullen (lokale) overheden beperkt worden in het veranderen van beleid en regelgeving.
3. Verlies controle over publieke diensten: de markt voor (publieke) diensten wordt geopend voor aanbieders van over de oceaan. Als gevolg van de toenemende concurrentie kan de kwaliteit en de reikwijdte van de publieke diensten onder druk komen te staan. In dit factsheet gaan we uitgebreid in op bovengenoemde bezwaren. Wij hopen dat u de informatie met belangstelling zult lezen en dat u zich vervolgens aansluit bij de groeiende groep kritische gemeenten en provincies die zichzelf TFIP en CETA vrij verklaren. Tevens hopen wij dat deze informatie voor u aanleiding zal zijn uw zorgen in te brengen bij de VNG en de nationale overheid.
Met vriendelijke groet
Geert Ritsema Campagneleider TrIP Milieudefensie
1
hftps:llvng.nl/files/vnglpublicaties/2015/ffip-en-gemeenten2Ol5o7l5pdf
www. miLieu de fe ns s ni Milieudefensie is enderdccl v.in het Friends of the Earth netwerk
rfr, miLieudefensie andcrs kijkn, zndcr ki2zn
Aan alle gemeenteraadsleden van Nederland
Geachte gemeenteraadsleden,
Sinds een paarjaar is de Europese Unie bezig met onderhandelingen over handelsverdragen met Canada (CETA) en de Verenigde Staten (UIP). Naar mate er meer bekend wordt over deze veelomvattende handelsverdragen, neemt de weerstand toe. Tal van gemeenten in binnen- en buitenland hebben hun zorgen geuit en/of zich inmiddels tegen HIP en CETA uitgesproken. Sinds de tekst van het CETA verdrag is gepubliceerd weten we beter waar we over praten. Veel van de bange vermoedens die we eerder al hadden, worden nu bevestigd. De Europese Commissie heeft altijd gesteld dat CETA een blauwdruk voor UIP vormt. Het is dus essentieel beide handelsverdragen kritisch te blijven volgen. In de bijlage bij deze brief vindt u, mede als reactie op het posifion paper van de VNG 1, een factsheet met daarin een uitgebreide toelichting voor gemeenten. De belangrijkste bezwaren van gemeenten tegen TrIP en CETA kort op een rij; 1.
Investeringsbescherming: binnen TrIP en CETA wordt een apart rechtssysteem opgetuigd dat mogelijk leidt tot omvangrijke schadeclaims zodra belangen van buitenlandse investeerders in het geding komen.
2. Aantasting beleidsvrijheid lokale overheden: mede vanwege het gevaarvan schadeclaims zullen (lokale) overheden beperkt worden in het veranderen van beleid en regelgeving. 3. Verlies controle over publieke diensten: de markt voor (publieke) diensten wordt geopend voor aanbieders van over de oceaan. Als gevolg van de toenemende concurrentie kan de kwaliteit en de reikwijdte van de publieke diensten onder druk komen te staan. In dit factsheet gaan we uitgebreid in op bovengenoemde bezwaren. Wij hopen dat u de informatie met belangstelling zult lezen en dat u zich vervolgens aansluit bij de groeiende groep kritische gemeenten en provincies die zichzelf TrIP en CETA vrij verklaren. Op de website van Milieudefensie kunt u eventueel voorbeeldmoties vinden van gemeenten die de uwe voor zijn gegaan. Via https:llmilieudefensie.nl/ttin/gemeenten-tegen-ttir vindt u een overzicht van de aangenomen moties.
Met vriendelijke groet,
Geeft Ritsema Campagneleider TrIP Milieudefensie
1
https:Ijvng.nI/hleslvng/publicaties/2015/ffip-en-gemeenten_20150715pdt
wwwmLudefsnss.n. Mirieudefensie is e,,derdeel van het Friends ei the Larth netwerk
C nr
Fa cts heet
TTIP en CETA Effecten voor pubLieke diensten en beLeidsvrijheid voor LokaLe overheden Steeds meergemeenten en provincies, in Nederland en daarbuiten1, maken zich zorgen over de effecten die CETA en UIP hebben op publieke diensten en de lokale beleidsvrijheid.2 In dit factsheet leggen we heide veelomvaftende handelsverdragen onder het vergrootgias. Daarbij besteden we speciale aandacht aan de (mogelijke) gevolgen voor de beleidsvrijheid van decentrale overheden. Inhoud • YVIP en CETA, waar gaat het om? CETA: minder bekend, maar net zo riskant als TrIP lCS, ISDS ineen vrolijke verpakking • Zorgen om publieke diensten • Liberalisering; geen weg terug • ‘Negatieve lijst’: gevaarlijk jargon • Minimale economische groei • Arbeidsvoorwaarden • Duurzaamheid onder druk • Lokale beleidsvrijheid aan banden • Conclusie en vervolgvraag
TrIP en CETA, waar gaat het om? De Verenigde Staten en de Europese Unie onderhandelen sinds 2013 over TrIP (Transatlantic Trade and lnvestment Partnership). Dit handelsverdrag heeft tot doelde handel tussen de twee economische grootmachten te vergemakkelijken. Zo zullen import- en expofttarieven drastisch worden verlaagd of geheel verdwijnen. De zogenaamde ‘non-tarifaire handelsbelemmeringen zijn in het bijzonder onderwerp van de onderhandelingen. De EU en de Verenigde Staten spreken binnen TrIP af dat ze elkaars standaarden en regels voor producten en diensten zullen accepteren en zoveel mogelijk zullen harmoniseren. Daarnaast openen ze hun (diensten-)markten voor elkaar en wordt binnen het verdrag geregeld dat, door deregulering en vooraf overleg over nieuwe regels en standaarden, niets de onderlinge handel in de weg staat. De onderhandelingen vinden achter gesloten deuren plaats en de onderhandelingsteksten 2ijfl geheim. Binnen TlP wordt ook onderhandeld over bij2ondere bescherming van investeerders. De Amerikanen willen graag een ISDS (lnvestor to State Dispute Settlement) in het verdrag opnemen. Binnen de Europese Unie is hier echter fel tegen geprotesteerd. De Europese Commissie heeft daarom het een en ander veranderd en de Verenigde Staten een nieuw voorstel gedaan. Over dit nieuwe voorstel lCS komen we later nog uitgebreid te spreken. Het handeisverdrag met Canada, CETA (Comprehensive Economic and Trade Agreement), is inmiddels klaar en wacht nog op ratificafie door het Europees Parlement Het is onduidelijk of beide verdragen ter goedkeuring ook aan de nationale parlementen van de lid5taten worden voorgelegd. CETA: minder bekend maar net zo riskant aLs TTIP Het Europese Parlement is veel minder bij CETA betrokken geweest dan bij TrIP, het handelsverdrag waarover nu met de Verenigde Staten wordt onderhandeld. De gesprekken met Canada zijn namelijk van start gegaan (mei 2009) voordat het verdrag van Lissabon in werking trad (december 2009). Pas na ‘Lissabon kreeg het Europees Parlement meer mogelijkheden om zich met het handelsbeleid van de 1 2
hftps://www.Wp-rree-zones.eu/ bevat een overzicht van gemeenten, steden en provincies die zich fllPvrij hebben verklaard. Blijkens de actsheetsvan hetiPo (httpijvww pn.nljp,ih caLios/trjpenprcvincLes±actshet) en de VNG (https://vng.nl/hles/vng/publicaties/201 5/ttip-en-gemeenten_201 5071 5.pdF)
Europese Commissie te bemoeien. De definitieve tekst van CETA is intussen uitonderhandeld. Het verdrag zal naar verwachting begin 2017 bij het Europees Parlement in stemming worden gebracht. Duidelijk is dat CETA bepalingen bevat die het mogelijk maken dat Europese en Canadese bedrijven over en weer elkaars overheden kunnen aanklagen bij een internationaal tribunaal als landen regels doorvoeren die de winst aantasten.3 (Dreigen met) schadeclaims, met bedragen die oplopen tot vele honderden miljoenen of zelfs miljarden euro’s, kunnen in dat geval gebruikt worden als drukmiddel om te zorgen dat overheden afzien van beleid waarvan het internationale bedrijfsleven vindt dat het mogelijk de winst aantast. Hoewel het de nationale overheid, of zelfs de Europese Commissie is die zich zal moeten verweren in een geschil, kan overheidsbeleid op elk niveau onderwerp worden van een claim. Dus ook besluiten van gemeenten en provincies kunnen worden aangevochten. Met alle gevolgen van dien voor de beleidsvrijheid.4 CETA zet bovendien de achterdeur open voorAmerikaanse bedrijven om claims in te dienen tegen Europese overheden. Het enige wat die bedrijven daarvoor nodig hebben is een vestiging in een Canadese stad. De meeste Amerikaanse bedrijven beschikken al lang over een Canadese dochteronderneming.5 Amerikaanse bedrijven als Monsanto, Cargill, Dow, Chervon en ExxonMobil kunnen via hun Canadese vestigingen via CETA gemakkelijk Europese staten aanklagen als door democratisch tot stand gekomen besluiten de winst in gevaar dreigt te komen. Het Europees Parlement (EP) is nu erg kritisch over de TrIP onderhandelingen met de VS, die na ‘Lissabon’ zijn geopend. Het EP heeft in juli 2015 een resolutie aangenomen met ‘rode lijnen’ waarfllP niet overheen mag.6 Dr. Ferdi de Ville, docent Europese Studies aan de Universiteit van Cent heeft bekeken in hoeverre CETA aan de eisen van het Europees Parlement voldoet 78 Uit zijn analyse blijkt dat CETA geen rekening houdt met de meeste aanbevelingen van het ER Zo worden publieke diensten onvoldoende afgeschermd van de druk om te liberaliseren en meer marktwerking door te voeren. Overheidsaanbestedingen worden trans-Atlantisch opengesteld voor private aanbieders. En, zegt De Ville, de beleidsvrijheid op landelijk en lokaal gebied is onvoldoende veiliggesteld. Daarover later meer. De Europese Commissie heeft altijd gezegd dat CETA de blauwdruk is voor UIR En CETA schept een precedent: wat je in CETA aan de Canadezen weggeeft, kun je de Amerikanen in TrIP later moeilijk weigeren. lCS, ISDS in een andere verpakking Zoals genoemd is in zowel TrIP als CETA bijzondere investeringsbescherming opgenomen. Investeerders en bedrijven kunnen aankloppen bij een speciaal arbitragetribunaal als zij vinden dat door een democratisch genomen beslissing hun belangen in het geding komen. Deze lnvestor to State Dispute Seftlement (ISDS) is opgenomen in talloze bilaterale investeringsverdragen en zorgt al langere tijd voor opgetrokken wenkbrauwen bij rechters en rechtsgeleerden.9 De Europese Commissie hield in 2014 een publieke consultatieronde over ISDS in UIR Daaruit bleek dat rechters, rechtsgeleerden, NGO’s en het publiek zich grote zorgen maakten over de opzet en de mogelijke gevolgen van het instellen van een speciaal hof voor investeerders en bedrijven. De Europese Commissie beloofde het arbitragehof anders op te zetten en introduceerde vervolgens ICS, het lnvestment Court System. 3
4 5 6 7 8 9
lJhIesjattachmenhs/zornbiç îsds€x sum-nI Qp1 https://mifleudeFensîe.nl/pubhcaties/rapporten/tokale-zaken-ttip-ceta TradingAway Demacracy, cEO, http://corporatceurone or siteslil aulf/fileJtradjngawaydomocryjdf, rapport november 2014 European Parliament (2015) European Parliament resoludon of 8 July 2015 containing the European Parliament’s recommendaUans far the European cammission on the negoUaUons for the Transatlanfic Trade and lnvestment Partnership Strasbourg, 8 July 2015, P8_TAM PROV(2015)0252 http://www.mariearenaeu/wp-content/uploads/2016/02/De-ViIIe-2016-CETA-report-bonne-version.pdf EuropeanParliament (2015) European Parliament resalufion of 8 July 2015 containing the European Parliament’s recommendafions for the European commission on the negohations far the Transatlantic Trade and Investment Partnership Strasbourg, 8 July 2015, P8_TAM PROV(2015)0252 In 2010 brachten meer dan 50 rechtsgeleerden in een statement hun bezwaren tegen SDS in handeisverdragen in het algemeen naar voren http:llwww.osgoode.yorku.ca/public-statement-internatianal-investment-regime-31-august-2010/ hrp://cÛfpnrareI irop..öiDjsires/defa
S
In ICS is inderdaad aan een aantal bezwaren tegemoet gekomen. Zo is het in ICS mogelijk tegen een besluit in beroep te gaan en zijn uitspraken openbaar. Ook mogen arbiters niet meer ‘dubbele petten’ dragen maar moeten zij voor langere tijd bij het arbitragetribunaal in dienst zijn. Ondanks de tegemoetkomingen blijft de oprichting van een speciaal investeringstribunaal volgens velen een slechte zaak. Zo hebbende European Association of Judges in 2015 en de Duitse rechters in februari van dit jaar, verenigd in de German Magistrates Associafion, een verklaring uitgegeven over ICS. Beide groepen deskundigen stellen dat ICS onverminderd een gevaar vormt voor de Europese democratie. 1011 Wat zijn de belangrijkste bezwaren tegen ICS? Allereerst is en blijft het een parallel rechtssysteem, dat evenwijdig loopt aan het grondweftelijk geregelde rechtssysteem. Door middel van ICS kunnen bedrijven en investeerders de nationale rechter nog altijd passeren. ICS blijft bovendien een systeem waarbij buitenlandse investeerders het exclusieve recht krijgen om overheidsbeslissingen aan te klagen, op basis van rechten die veel verder gaan dan de rechten van onze eigen ondernemers.’2 De Europese rechters maken zich ten aanzien van ICS ook zorgen over de onaffiankelijkheid van de arbiters. Zaken worden nog steeds beslecht door arbiters met een financieel belang bij het voeren van zaken en niet door onafhankelijke rechters. En ook het ICS biedt geen bescherming van regelgeving in het publiek belang. Overheden zijn weliswaar vrij om het beleid te maken wat ze willen en nodig achten, maar bedrijven zijn ook nog steeds vrij om tegen dat beleid ongelimiteerde claims tegen in te dienen. Die dreiging heeft mogelijk een verlammend effect op overheden die vernieuwend beleid willen invoeren, het zogenaamde ‘regulatory chili’ effect.13 Het systeem blijft bovendien gebaseerd op de gedachte dat ons rechtssysteem blijkbaar niet goed genoeg is voor buitenlandse investeerders. Niet voor niets wordt immers een speciaal, supranationaal arbitragetribunaal opgetuigd. En dat is vreemd aangezien de lidstaten van de Europese Unie democratische rechtstaten zijn en beschikken over een prima functionerend rechtssysteem. Bovendien heeft het ontbreken van een speciaal arbitragetribunaal tot nu toe niet geleid tot het uitblijven van Amerikaanse dan wel Canadese investeringen. ISDS is dan misschien hervormd, desondanks geeft ook ICS multinationals nog steeds een geducht wapen in handen om af te dwingen dat overheidsbeleid wordt afgezwakt of geparkeerd. Alle fundamentele bezwaren tegen lSDS blijven, ook met ICS, gewoon bestaan.14 Zorgen om publieke diensten In een brief die minister Ploumen op 18januari2016 naar de Tweede Kamer stuurde, suggereert zij dat er geen reden is te veronderstellen dat de publieke diensten onder druk komen te staan als gevolg van fllP.’ De bescherming van de publieke diensten is volgens haar voldoende geregeld door middel van een speciale clausule die in handelsverdragen standaard wordt opgenomen. Die clausule luidt als volgt (vertaling ministerie van Buitenlandse Zaken): “Economische activiteiten die op nationaal of lokaal niveau als openbare nutsbedrijven worden beschouwd, kunnen voorbehouden zijn aan overheidsmonopolies; ook kunnen hiervoor exclusieve rechten aan particuliere exploitanten zijn verleend. Openbare nutsbedrijven bestaan onder meer in de volgende sectoren: aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen, onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de maatschappij- en geesteswetenschappen, technische testen en toetsen; milieu; gezondheidszorg; vervoer en ondersteunende diensten bij alle vervoerswijzen. Exclusieve rechten betreffende deze diensten worden vaak verleend aan particuliere exploitanten, bijvoorbeeld exploitanten met een vergunning van openbare instanties, die aan 10 11 12 13 14 15
http:flwww.volkskrant.nl/economie/duitse-rechters-keren-zich-tegen-ttip—a4238680/ Europese rechters: p://www.iniuim.orF/iuw pgntgnt/i, IoacJs2Ol5fllfEAJrenorPTlPP-Court-cctoberpdf Duit5e rechters: bflaLtta2016,eu/files/content/docs/FuIl 2odocuments/english_version_deutschejichterbund_opinion_icsjeb2Olô.pdf hftps://milieudefensienl/publicaties/rapporten/Iokale-zaken-tfip-ceta hftps:ffwww.tniorg/en/article/isds-and-regulatory-chill Analyse van cs vergeleken met SDS: http:llttip2Ol6.eu/blog/ICS%2Ofirst%20analysis.html hftps:llwww.rijksoverheid.nl/ministerieslministerie-van-buitenlandse zaken/documentenfkamerstukken/2016/O1/18/kamerbrief-over-publieke-diensten-in-handelsakkoorden
specifieke verplichtingen aangaande dienstverlening moeten voldoen. Er kan geen gedetailleerde en volledige lijst per sector worden opgesteld omdat openbare nutsbedrijven vaak tevens op lagere niveaus dan het centrale niveau bestaan.’16 Die clausule biedt echter te weinig bescherming. De term openbare nutsbedrijven ofwel publieke diensten is in de clausule zo weinig specifiek omschreven, dat het erg onduidelijk is welke diensten hieronder vallen. Onder meer prof. Dr. Markus Krajewski, professor publiekrecht en volkenrecht van de Universiteit van Erlangen-Neurenberg, wijst op dit juridische mankement. ‘ In de verdragen worden in feite alleen publieke diensten die gelden als volledig publiek uitgezonderd van markttoegang door buitenlandse bedrijven. Dat betekent dat de dienstverlener in kwestie op geen enkele manier geld mag verdienen aan het verlenen van hun dienst, er geen sprake is van contracten met commerciële bedrijven en er geen onderlinge concurrentie is met andere dienstverleners. In de praktijk zijn in de gehanteerde definities alleen diensten die exclusief onder de bevoegdheid van de overheid vallen zoals politie en justitie en bijvoorbeeld de diensten van een centrale bank echt duidelijk uitgezonderd van de druk om te liberaliseren. In de Europese Unie, en Nederland loopt daarbij voorop, is bijna iedere publieke dienst inmiddels op enigerlei wijze verweven met het bedrijfsleven. Daarmee valt dus vrijwel geen enkele publieke dienst onder de juridische definitie die in CETA/ UIP wordt voorgesteld. Zo worden in Nederland veel diensten die je als publiek zou kunnen beschouwen, in nauwe samenwerking met commerciële partijen uitgevoerd. Te denken valt dan aan bijvoorbeeld afvalverwerking, openbaar vervoer, (volwassenen-) onderwijs, waterzuivering en riolering, thuiszorg, duurzame energie-initiatieven en postbezorging. Nederland heeft nauwelijks uitzonderingen bedongen of voorbehouden gemaakt bij de vergaande liberaliseringsverplichting die zijn afgesproken in CETA. Ook in TTIP doet Nederland dit niet of nauwelijks, zo blijkt uit gelekte documentenY In CETA zijnde partijen al overeengekomen dat in diverse sectoren overheidsaanbestedingen worden vrijgegeven voor private aanbieders vanuit de overkant van de Atlantische Oceaan. Dat zal leiden tot geleidelijke overheveling van publieke diensten naar de private sector, wat sluipende privatisering in de hand werkt. Het Amerikaanse bedrijfsleven lobbyt heel hard voor nog lagere drempels ten aanzien van publieke aanbesteding in UIP.” —
—
Onder druk van grote koeriersdiensten als UPS en FedEx, wordt in de voorstellen voor lTlP de mogelijkheid om op het gebied van postbezorging eisen te stellen ten aanzien van universele dienstverlening ernstig ingeperkt. Bijvoorbeeld de verplichting om elke dag post te bezorgen, of ook meer afgelegen, dunbevolkte gebieden te bedienen tegen een va5tgesteld tarief zijn in dat geval onderhandelbaari
Bovendien kunnen Canadese en Amerikaanse bedrijven, die onder CETA en UIP toegang krijgen tot onze (publieke-)dienstenmarkten, ook schadeclaims indienen bij internationale tribunalen als de overheid iets verandert aan het beleid. ‘Negatieve Lijst’: gevaarLijk jargon Tot voor kort was het in handelsverdragen gebruikelijk om te werken met een positieve lijst Onderhandelaars van beide partijen schoven elkaar dan een lijst toe met daarop de sectoren en! of diensten die voor buitenlandse concurrentie zouden worden geopend. Binnen CETA en UIR twee handelsverdragen ‘nieuwe stijl wordt gewerkt met een negatieve lijst Alleen de sectoren en/of diensten die op die lijst staan, zijn van buitenlandse concurrentie uitgesloten. Landen kunnen voorafgaand aan de onderhandelingen aangeven welke sectoren! diensten zij op die uitzonderingslijst willen. Ook alle regels die men wil handhaven moeten expliciet worden benoemd en overheden moeten ook nog eens vooraf aangeven in hoeverre en in welke mate ze het recht om te reguleren in te 16 17
18
hftps://www.rijksoverheid.nlfministeries/ministerie-van-buitenlandse zaken/dacumenten/kamerstukken/2016/01fl8/kamerbrief-over-publieke-diensten-in-handelsakkoorden vrpsu.nr!IG/jirIfi flm ieport_M.ir Luis I(rijrwsI’Ht 1$ NJuv2Oj 3 wit
UIP: Transatlanfic trade deal text leaked to BRC’, BBC Scotland, 26 februad 2015. http://www.bbc.co.uk/news/uk scotland-scotlandpolitics-31631461 19 hftp://thomas-fritz.org/default/public-services-under-aftack 20 hftp://thomas-friftorg/default/public-services-under-aftack
toekomst willen handhaven. Een gevaarlijke benadering, want niemand weet welke regulering erin de toekomst noodzakelijk of gewenst zal zijn. Duitsland heeft overigens, mede vanwege de ambigue omschrijving van publieke diensten, een uitgebreide lijst aangeleverd.” Lokale, coöperatieve energie-initiatieven kunnen de transitie noar duurzame energie helpen versnellen. In Nederland zijn al enkele honderden lokale energiecoöperaties actief, waarbij deelnemers zelf wind- en zonne-energie opwekken. Gemeenten en provincies kunnen dergelijke initiatieven stimuleren door (een deel van) hun energie lokaal en duurzaam in te kopen. Maar dat soort stimuleringsmogeljkheden worden doorkruist door handelsbeleid. ‘Moderne’ handeisverdragen als TrIP en CETA verbieden namelijk het stellen van zogenaamde ‘local content requirements’ voorschriften die bedrijven verplichten lokaal in te kopen. Daarmee verliezen lokale overheden een instrument om lokale productie van duurzaam opgewekte energie gericht te bevorderen. Slechts een paar Europese lïdstaten behouden zich in dit soort handelsverdragen nadrukkelijk het recht voor om sturend op te treden als het gaat am de productie van elektriciteit en lokale distributienetwerken. In CETA en gelekte voorstellen voor TrIP bedhigt Nederland de hiervoor benodigde beleidsruimte niet.” -
Minister Ploumen geeft in haar brief aan dat het ondoenlijk is alle sectoren apart te noemen.” Dat levert helaas wel juridische vaagheid en daarmee onvoldoende bescherming op. Want zelfs waarde EU en de lidstaten hebben bedongen dat ze meer ruimte behouden om bepaalde sectoren te reguleren, dan zijn ze vaak nog steeds verplicht om buitenlandse aanbieders daar, conform de bepalingen uit het investeringshoofdstuk, voor te compenseren op straffe van een schadeclaim.” In feite geeft Ploumen met haar opmerking precies weer waarom een negatieve lijst zo gevaarlijk is en waarom het veel verstandiger is te werken met een positieve lijst. Daarop staan alleen de sectoren die men voor buitenlandse aanbieders wil openen. —
Liberalisering, geen weg terug In CETA zijn een zogenaamde ‘ratchet clausule’ en een ‘standstill clausule’ opgenomen. Deze clausules regelen dat de huidige mate van liberalisering bindend wordt vastgelegd en dat toekomstige eenzijdige liberalisering automatisch onder de reikwijdte van het verdrag valt. Mocht een land besluiten publieke diensten weer in overheidsbeheer te brengen, dan hangt daar een bijzonder hoog prijskaartje aan omdat de overheid de bedrijven in kwestie financieel zal moeten compenseren. In haar TrIP-resolutie van 8juli 2015 vraagt het Europese Parlement de handelsdelegatie van de Europese Commissie nadrukkelijk om niet voor de negatieve lijst benadering te kiezen en de ratchet- en standstill- clausules uit de onderhandelingen overfllP te schrappen. Als het Europees Parlement CEA in haar huidige vorm zou goedkeuren, gaat het alsnog akkoord met een benadering die ze eerder voor TrIP heeft afgewezen en schept ze een negatief precedent voor de TrIP-onderhandelingen. Minimale economische groei Voorstanders van de handelsverdragen met Canada en de VS wijzen erop dat het opheffen van handelsbarriêres tussen deze gigantische markten Europa economische groei zal opleveren. Zij het marginaal: zelfs in de meest optimistische scenario’s wordt de extra groei als gevolg van TrIP bijvoorbeeld geraamd op niet meer dan een half procent in tien jaar En diverse deskundigen zetten er, aan de hand van onderzoek, vraagtekens bij of zelfs dat wel gehaald zal worden.25 Het is niet alleen volstrekt onduidelijk hoeveel economische groei TrIP en CETA opleveren, het is bovendien onwaarschijnlijk dat, âls er al sprake is van groei, alle sectoren op dezelfde manier zullen profiteren. Voor onze relatief kleinschalige landbouw en veeteelt kan TrIP bijvoorbeeld een bedreiging vormen. Bovendien zal vooral het midden- en kleinbedrijf (MKB) last krijgen van oneerlijke concurrentie door grote Amerikaanse en Canadese multinationals, die goedkoop kunnen produceren ook omdat zij aan veel minder strenge sociale en milieunormen hoeven te voldoen dan Europese bedrijven. -
Dr.Ferdi de Viiie, hftp:llwww.mariearena.eu/wp-content/upIoadsJ2Ol6/02/De-ViIIe-2016-CETA-report-bcnne-version.pdf Public SeMces Under Attac, http://corporateeurope.org/sites/default/files/attachments/public-seMces-under-attack.pdf hftps://www.rijksoverheid.nI/ministeries/ministerie-van-buitenlandse zakenldocumenten/kamerstukken/2016/O1/18/kamerbrief-over-publieke-diensten-in-handelsakkoorden 24 hftp://thomas-fritz.org/detauit/public-seMces-under-aftack 25 hftps:llen.wikipedia.org/wiki/TransatlanUc..Tradeandjnvestment_Partnership#Proposed..benefits 21 22 23
Ook is het nog maar zeer de vraag of alle Europese landen evenveel van de toegenomen handel met de Verenigde Staten en Canada zullen profiteren. Econoom Jeronim Capaldo van de Amerikaanse Tufts University berekende dat T[IP de gemiddelde Nederlander 4800 euro aan inkomen kost, een Fransman zelfs 5500 euro. En banen, die komen er niet bij, erverdwijnen er juist 600.000.26 In de onderzoeken die door de EU zijn uitgevoerd komt naar voren dat TUlP zelfs tot verlies van werkgelegenheid zal leiden. Alleen beweert de Europese Commissie stellig dat dit baanverlies ruimschoots gecompenseerd zal worden door nieuwe banengroei in andere sectoren. Maar zelfs dan kunnen de sociale kosten hoog zijn: vooral oudere en laagopgeleide werknemers komen niet zo gemakkelijk in een andere sector aan het werk. Arbeidsvoorwaarden Arbeidsvoorwaarden kunnen door de handelsverdragen gemakkelijk worden uitgehold. Waar CETA en TUlP lagere overheden dwingen tot het openstellen van hun aanbestedingen voor Canadese en Amerikaanse bedrijven, kan dit de mogelijkheden van overheden om lokale en not-for-profit aanbieders te ondersteunen ernstig inperken. Dit kan het uitbesteden van banen in de publieke sector aan particuliere bedrijven in de hand werken, waarbij het personeel hetzelfde werk moet doen tegen slechtere loon- en arbeidsvoorwaarden. De definitieve tekst van CETA laat zien dat lidstaten al diverse sectoren openstellen voor een verplichte trans-Atlantische aanbestedingsprocedure bij de inkoop van leveringen en diensten een effectieve methode voor privatisering. 0p deze manier vindt een geleidelijke overdracht van publieke diensten aan for-profit aanbieders plaats. Amerikaanse lobbygroepen zoals de Alliance for Health Care Compedfiveness (Alliande voor Concurrentievermogen in de Gezondheidszorg ARC) en de Amerikaanse regering willen de drempels voor trans-Atlantische aanbesteding in TUlP drastisch verlagen.27 -
Duurzaamheid ander druk De Europese onderhandelaars hebben overigens geen dwingende bepalingen opgenomen over het stimuleren van duurzame oplossingen en productiewijzen. Voor lokale overheden kan dat betekenen dat een keuze voor een duurzame (maar duurdere) oplossing lastiger wordt2a TTIP en CETA dreigen de vrijheid van openbare nutsbedrijven te beperken om energie te produceren en te distribueren in overeenstemming met maatschappelijke doelstellingen; zoals bijvoorbeeld het ondersteunen van duurzame energie om klimaaNerandering tegen te gaan. Slechts een paar Europese lidstaten hebben aangegeven deze beleidsvrijheid binnen de handelsverdragen dwingend te willen laten vastleggen.” Nederland is daar niet bij. Lokale beLeidsvrijheid Provincies en gemeenten vragen zich terecht af of na de ratificatie van TUlP en CETA nog sprake is van voldoende beleidsvrijheid. Volgens minister Ploumen wordt die beleidsvrijheid niet aangetast en houden lokale overheden de mogelijkheid om hun beleid op de vragen en noden van de bevolking aan te passen. Maar is dat wel zo? Lokale overheden kunnen in principe niet direct aangeklaagd worden via het speciale arbitragetribunaal (lnvestment Court System) dat als gevolg van de handelsverdragen zal worden opgetuigd. De Nederlandse Staat vangt die claims af.’° Maar, 5tel dat een gemeente naar aanleiding van (gezondheids-)klachten van omwonenden maatregelen neemt tegen een fabriek van een Amerikaanse firma en deze firma bestempelt de maatregelen als ‘onbehoorlijk bestuur’, dan kan zon zaak voor de speciale arbiter worden gebracht. De staat krijgt, mocht de gang naar de arbiter tot een toegewezen claim leiden, de rekening. Gaat er in zon geval niet toch een remmende werking van de mogelijke dreiging van een claim uit? 26 27 28 29 30
hftp://ase.tufts.edu/gdae/policy_research/ftipsimulafions.html hftp://thomas-fritz.org/default/public-services-under-aftack hftp://corporateeurope.org/sites/default/ffles/aftachments/nI-summary-public-servicespdt hftp:/Icorpcrateeurope.org/sites/default/files/aftachments/nl-summary-public-services.pdf ICS was eerst bekend onder de naam ISDS, na protest over de implicafies van dit arbitragehof werden aanpassingen doorgevoerd en het vervolgens omgedoopt tot 1C5 De Duitse Rechtersbond was niet onder de indruk van de aanpassingen en vindt een special investeringshof onnodig.
(Publieke) diensten kunnen binnen CETA en UIP het onderwerp worden van een investeringsclaim bij een internationaal tribunaal zoals het ICS. Elke buitenlandse aanbieder heeft conform het investeringshoofdstuk in deze verdragen namelijk het recht op een zogenaamde eerlijke en billijke behandeling.” Ook is in de teksten vastgelegd dat bedrijven beschermd zijn tegen indirecte onteigening. Die indirecte onteigening wordt breed geïnterpreteerd; elk overheidsingrijpen dat winstmogelijkheden aantast kan aangemerkt worden als een indirecte onteigening en kan daarmee leiden tot een claim. Dat geldt ook voor alle sectoren waarvoor een uitzondering om te liberaliseren is bedongen. De dreiging van hoge schadeclaims, die, als ze worden toegekend, moeten worden betaald uit publieke middelen, ondermijnt de vrijheid van lokale overheden om noodzakelijke en gewenste regels in te voeren. 32
ConcLusie Ondanks de geruststelling van de minister is het duidelijk dat UIP en CETA de lokale overheden behoorlijk in de weg kunnen gaan zitten. Vooral door de juridische mist die rond en in de verdragen is gecreëerd, lijkt het op het eerste gezicht met de publieke diensten wel goed te komen. Maar wie beter kijkt ziet dat de beschikbaarheid, de confinuïteit en de kwaliteit van de publieke diensten wel degelijk onder druk komen te staan als gevolg van deze handeisverdragen. Ook de beleidsvrijheid van lokale overheden is onvoldoende gegarandeerd als gevolg van de speciale arbitragetribunalen en de claimcultuur die daaruit volgt Rechten van grote bedrijven en investeerders worden in CETA en TrIP prima geregeld en geborgd. In de verdragen worden belangrijke waarden van de Europese Unie daarentegen juist niet dwingend vastgelegd; mensenrechten, milieubescherming en recht op goede arbeidsomstandigheden zijn binnen TrIP en CETA niet af te dwingen. Afbraak van ons democratische stelsel lijkt, zeker gezien de onzekere en hoe dan ook minimale economische opbrengsten een erg hoge prijs voor het aanhalen van de banden met de VS en Canada. Vervolgvraag Mede gezien de gevolgen die deze handelsverdragen hebben voor de lokale beleidsvrijheid en de kwaliteit en de beschikbaarheid van de publieke diensten, vragen wij u te overwegen uw gemeente? provincie CETA? fllPvrij te verklaren.
31
Fair en Lquitable treatment: een juridisch onderdeel van handelsverdragen dat sinds 1948 veelvuldig wordt opgenomen om een eerlijke en redelijke behandeling van bedrijven in landen van deelname te regelen. De clausule is niet scherp gedehnieerd om zo arbiters van een investeringshof de kans te geven per zaak te bepalen of iets eerlijk en redelijk is. Daar zit ook meteen het pijnpunt: het is dus erg afhankelijk van de arbiter in kwestie of hij of zij iets redelijk dan wel eerlijk vindt
32
onderzoeksrapport naar de invloed van TFIP en CETA op de publieke diensten, uitgevoerd door o.a. COE, TNI, War on Want
Oosterhaven, Thomas Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Info Vlieland donderdag 21 april 2016 8:19 Oosterhaven, Thomas FW: Meer dan 3000 klachten bij politie houtrook politiehoutrookoverlast2van2.jpg; politiemeldinghoutrooklvan2jpg
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Gemarkeerd
Van:
Van: C. Gol-Sieling [mailto: rookhinderdornail.com] Verzonden: dinsdag 19 april 2016 17:39 Onderwerp: Meer dan 30Q0 klachten bij politie houtrook
Geachte heer/mevrouw, Wilt u dit bericht delen met de raadsleden? Zie bijlage’s politiehoutrookoverlast*.*
Met vriendelijke groet, B. Dijk ,TtiI’ ii litip Ph}! c,rTil up /uu Iiut,iriukt,crP;u,i iii
1
Onderwerp
Ons kenmerk Uw kenmerk Datum Bijlage(n) Pagina
-
VERZONDEN 12 2016
Ik vertrouw ii met het vorenstaande volledig en duidelijk te hebben geïnformeerd.
Uit ons bedrijfsprocessensyteem BVH hebben wij de gevraagde gegevens opgevraagd. Deze treftuhrbij aan.
Hierbij bevestig ik u. n 2 april 2016. U verzoekt om informatie over alle meldingen die bij de politie binnen zijn gekomen die gerelateerd zijn aan rookoverlast gedurende de afgelopen 2 jaar. U geeft aan dat dit verzoek informeel kan worden afgedaan.
Geachte heer’
Besluit op informatieverzoek
12april 2016 1 1
nvt
N16005006
/
Behandeld door Functie Bezoekadres Rademarkt 12 9711 CV Groningen Telefoon 088— 167 10 91 E-mail N.v.t.
Vest-Brabant
erland
lederland IIand derland
dent / Activiteit 37 199 229 288 281 895 387 761 147 184 3408
Kolomlabels Incident
M21
37 199 229 288 281 895 387 761 147 184 3408
Eindtotaal
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp:
Info Vlieland vrijdag 22 april 2016 9:02 Dosterhaven, Thomas FW: Bespaar het milieu: Deja-ja sticker
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Gemarkeerd
Van: B. Dijk [mailto:rnailuitingen&amail.com] Verzonden: donderdag 21 april 2016 15:19 Onderwerp: Bespaar het milieu: De ja-ja sticker
Geachte griffier. Wilt u dit bericht doorsturen aan de raadsleden?
Zou u ook het milieu willen besparen? Wilt u net als in de gemeente Amsterdam ook een initiatiefvoorstel doen voor de ja-ja sticker? Hiermee wordt het milieu bespaard! Zo wordt er minder inkt, brandstof en plastic verspild alsmede papier. In plaats van te kiezen voor een nee/nee of een nee/ja sticker zou u ervoor kunnen kiezen voor een ja-ja sticker. Mensen die gesteld zijn op reclame kunnen dan een sticker afhalen bij de gemeente. Zie ook bericht uit het Parool: lttp:’/x\x\;\.arol.nl/uusterdaIu/initiaticl\oorstel—ja—ja—stickcr— aaiiucjlç,Iuç.I1 a42S62OX en https:uInskttLIm.pami\ We hebben één aarde en daarmee moeten we zuinig mee omspringen. De VVD. het CDA en de Partij voor de Ouderen waren tegen de ja-ja sticker. Met vriendelijke groet.
Dijk Mevrouw de Ron” eg 2 92(13 DN Drachien
1
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Info Vlieland donderdag 28 april 2016 9:11 Oosterhaven, Thomas FW: Motie over gratis ter beschikking stellen VOGs 160331 Motie 1_SGP_VVD_PvdA_gratis ter beschikking stellen VOGs_aangenomen.pdf
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Opvolgen Gemarkeerd
Van: Melanie Ham,van der Bartels [rnailto:melanievanderhambartels&krimpenaandenijssel.nl] Verzonden: dinsdag 26 april 2016 11:29 Aan: Christine Madern; Josanne Aalst, van; Lisette Grooweld, vanGrootveld, van de; Melanie Ham,van der Nol Braams Onderwerp: Motie over gratis ter beschikking stellen VOG’s -
-
Bartels;
Geachte gemeente, In de gemeente Krimpen aan den Dssel is op 31 maart 2016 een motie aan genomen. De gemeenteraad spreekt hier onder meer in uit dat het wenselijk en tevens noodzakelijk is dat het kabinet VOG’s voor vrijwilligers die zijn aangesloten bij een vrijwilligersorganisatie waarbij voor de uitvoering va het vrijwilligerswerk een VOG vereist of wenselijk is (eveneens) gratis ter beschikking gaat stellen. -
-
Ik breng u, namens de gemeenteraad, deze motie graag onder uw aandacht. Wilt u de motie verspreiden onder uw gemeenteraad en college, met het verzoek de motie te ondersteunen en Tweede Kamer en Kabinet te informeren over de gemeentelijke beraadslagingen over deze motie? Voor de volledigheid vermeld ik dat de motie tevens is verspreid onder de volgende personen / organisaties: • de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie • de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport • de vaste Kamercommissie van Veiligheid en Justitie ter bespreking • de vaste Kamercommissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter bespreking • alle gemeenteraden en colleges met verzoek deze motie te ondersteunen, als ook Kamer en Kabinet te informeren over de respectievelijke gemeentelijke beraadslaging • de Vereniging van Nederlandse Gemeenten • het Nederlands Genootschap van Burgemeesters • Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV), de belangenorganisatie voor het vrijwilligerswerk in Nederland • Landelijk Overleg Vrjwilligersorganisaties in Zorg en Welzijn Met vriendelijke groet, Melanie van der Ham Raadsgriffier e griffierekrimpenaandenijssel.nl t 140180 b Raadhuisplein 2, 2922 AD Krimpen aan den IJssel p Postbus 200, 2920 AE Krimpen aan den IJssel w www.krimpenaandenijssel.nl 1
Ik ben aanwezig op maandag, dinsdag en donderdag. Op vn’jdagochtend we,* ik thuis. CommissieghifierJosanne van Aalst is op dinsdag en donderdag aanwezig. Commissiegriffier Christine Madern is van dinsdag tot en met vrijdag aanwezig. De griffie is bereikbaar via g’iffier’üknmpenaandenijsseI rit of telefonisch op 14-0 180. Denk aan het milieu voordat u dit print
De informatie verzonden met die e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Gebruik van deze informatie door anderen dan de geadresseerde is verboden. Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van deze informatie aan derden is niet toegestaan. De gemeente Krimpen aan den IJssel staat niet in voor de juiste en volledige overbrenging van de inhoud van een e-mailbericht en eventuele bijlagen, noch voor de tijdige ontvangst hiervan. Vertrouwelijkheid kan niet worden gewaarborgd. Dat heeft als gevolg dat: 1. Het gemeentebestuur geen bestuursrechtehjke besluiten bekend maakt door middel van e-mail; 2. De gemeente geen privaatrechteljke of andere verplichtingen aangaat door middel van e-mail. Het informele en open karakter van e-mail bericht- verkeer brengt verder met zich mee dat: 1. Aan persoonlijke opvattingen van medewerkers geen rechten zijn te ontlenen; 2. Een e-mailbericht ondanks virusscanning zogenoemde computervirussen kan bevatten. -
-
2
Lk, WD cDA,
aangenomen (c(U.
fle
P&
LL D MOTIE OPROEP GRATIS TER BESCHIKKiNG STELLEN VOG’S --
De gemeenteraad van Krimpen aan den IJssel in vergadering bijeen op donderdag 31 maart 2016, ter bespreking van de eerste wijziging legesverordenlng 2016, constaterende dat; • • •
vrijwilligerswerk de kurk is waarop de (lokale) gemeenschap drijft; vrijwilligers veelal worden ingezet bij kwetsbare huipvragers en kwetsbare situaties; een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOS) een nuttig instrument is om de kwaliteit van vrijwilligerswerk beter te borgen en (maatschappelijke) risico’s die verbonden kunnen zijn aan de Inzet van vrijwilligers te minimaliseren;
kennis genomen hebbend van: •
• •
•
de situatie dat er per 1 maart 2016 door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een prijsverhoging op VOG’s is doorgevoerd van 38%, hetgeen Is opgenomen in de ‘Regeling vergoeding verklaring omtrent het gedrag en gedragsverklaring aanbesteden’; de maatschappelijke onrust op zowel nationaal als lokaal niveau die deze prijsverhoging met zich meebrengt; duidelijke signalen dat de kosten die het aanvragen van VOS’s voor vrijwilligerswerk met zich meebrengt zwaar drukt op het (veelal beperkte) budget dat vrijwilligersorganisaties tot hun beschikking hebben; berichtgeving dat vrijwilligersorganisaties constateren dat hun financiële draagkracht in voorkomende gevallen ontoereikend Is om deze prijsverhoging op te vangen, op grond waarvan organisaties het aanvragen van VOG’s achterwege laten of voornemens zijn achterwege te (gaan) laten;
spreekt uit: •
•
•
•
waardering te hebben voor het kabinetsvoornemen om de huidige gratis VOS’s structureel te borgen voor vrijwilligers die actief zijn bij vrijwilligersorganisaties die werken met jongeren en/of mensen met een verstandeljke beperking ( dat de prijsverhoging van VOS’s niet te rijmen valt met de door het kabinet beoogde grotere rol van vrijwilligerswerk in de samenleving, zoals dle ook voortvloeit uit onder andere de decentralisaties; dat het voeren van inhoudelijk consistent beleid met zich meebrengt dat het gratis ter beschikking stellen van VOG’s zich niet beperkt tot de doelgroepen jongeren en mensen met een verstandelijke beperking en tevens recht doet aan het belang dat wordt gehecht aan vrijwilligerswerk; dat het wenselijk, maar tevens noodzakelijk is dat het kabinet VOG’s voor vrijwilligers die zijn aangesloten bij een vrijwilligersorganisatie waarbij voor de uitvoering van het vrijwilligerswerk een VOG vereist of wenselijk is eveneens gratis ter beschikking gaat stellen; dat deze oproep navolging en brede steun verdient om landelijk vergroting van draagvlak te realiseren en derhalve brede verspreiding van deze motie aan de orde dient te zijn. -
-
•
Pag. 1/2
verzendt deze motie aan: • • • • • • • • • •
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de vaste Kamercommissie van Veiligheid en Justitie ter bespreking de vaste Kamercommissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ter bespreking alle gemeenteraden en colleges met verzoek deze motie te ondersteunen, als ook Kamer en Kabinet te informeren over de respectievelijke gemeentelijke beraadslaging de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Nederlands Genootschap van Burgemeesters Raadiid.Nu, Nederlandse Vereniging voor Raadsleden VerenIging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV), de belangenorganisatie voor het vrijwilligerswerk in Nederland Landelijk Overleg Vrijwilligersorganisaties in Zorg en Welzijn
en gaat over tot de orde van de dag.
Ondertekening:
Naam
Fractie
Bert-Jan Ruissen
SGP
Anthon Timm
WD
ndertek --
-
.
Hans Butter
7 -
PvdA
/
Pag. 2/2
LSA bewoners
Aan de leden van de gemeenteraad T.a.v. de raadsgriffie Betreft: Kompas Right to Challenge
Utrecht, 28 april 2016
Geachte raad, Graag brengt het Landelijk Samenwerking5verband Actieve bewoners (LSA) het Kompas Right to Challenge in de Wmo bij u onder de aandacht. Het Right to Challenge is opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning. We zien dat het gebruiken van dit recht in de praktijk nog veel voeten in de aarde heeft. Daarom schreef LSA samen met Movisie en Vilans, in opdracht van het ministerie van VWS, het Kompas Right to Challenge in de Wmo. Kompas Right to Challenge in de Wmo
Het kompas geeft voor zowel gemeenten als buurtinitiatieven mogelijkheden weer om de kracht van buurtinitiatieven in het brede veld van de Wmo te benutten. Met praktische handvaten, achtergrondinformatie, inspiratie uit andere gemeenten en interviews met ervaringsdeskundigen. Daardoor is het interessant voor gemeenten die al werken aan de invoering van het Right to Challenge, maar ook voor een gemeente die zich hier op oriënteert. U kunt het kompas betrekken in uw raadswerk. Gebruik het als instrument om dialoog aan te gaan in de lokale samenleving, als ijkpunt voor vernieuwing van Wmo-beleid, als invulling van de participatieparagraaf in het collegeakkoord of als inspiratie hoe andere gemeenten richting zoeken met dit toch wel lastige vraagstuk. Achtergrond: LSA en Right to Challenge
LSA pleit al jaren voor buurtrechten, waaronder het Right to Challenge. Dit is het recht voor bewoners om hun gemeente uit te dagen wanneer zij taken beter, efficiënter of goedkoper kunnen uitvoeren. We zien dit als een van de bruikbare mogelijkheden om het lokale samenspel tussen overheid en burger meer uitnodigend, democratischer en evenwichtiger in te richten. Ruim 1 op de S gemeenten heeft het Right to Challenge ingevoerd en experimenteert ermee. Verzoek
We vragen u kennis te nemen van het kompas en dit waar mogelijk te betrekken op de toegang van buurtinitiatieven tot Wmo-taken en bijbehorende financiering. Bij voorkeur door het onderwerp te agenderen in uw raadsvergadering. Belangrijk te vermelden is dat het Right to Challenge in de praktijk door veel gemeenten breder wordt ingezet dan de Wmo.
Daarnaast willen we u vriendelijk vragen het kompas te verspreiden onder buurtinitiatieven en relevante samenwerkingspartners in het maatschappelijk middenveld (aanbieders van zorg en ondersteuning, Wmo-raad, wijk/buurt- en dorpsverenigingen). Het Kompas is digitaal beschikbaar via www.Isabewonersnl/rtc/.
Voor al uw vragen en opmerkingen nodig ik u uit contact op te nemen met het bureau van LSA (IsalsaheworiersnI of 0302317511). Wij denken graag met ii mee.
Hartelijke groet,
Joke Bakker
Voorzitter Vereniging LSA
Oosterhaven, Thomas Van: Verzonden: Aan: Onderwerp: Bijlagen:
Info Vlieland woensdag 4 mei 2016 8:19 Oosterhaven, Thomas FW: Brief tav. de gemeenteraad iz vestiging dierklinieken in detailhandel Brief tav. de gemeenteraad dd 03.05.16 Dierklinieken in detailhandel.pdf
Opvolgingsmarkering: Markeringsstatus:
Flag for follow up Gemarkeerd
Van: Godelieve Siebel [rnailto:G.Siebel•&knmvd.nl] Verzonden: dinsdag 3 mei 2016 15:54 Onderwerp: Brief La.v. de gemeenteraad iz vestiging dierklinieken in detailhandel Geachte griffier, Graag vraag ik u aandacht voor het volgende. Momenteel is het een trend om binnen tuincentra, bouwmarkten of andere detailhandel als nevenactiviteit een dierenkliniek te exploiteren. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde maakt zich hierover zorgen. Ik verzoek u om bijgaand schrijven daarom bij uw gemeenteraad onder de aandacht te brengen.
Met vriendelijke groet, Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde
knrnvd drs. D.L. Willink voorzitter De Molen 77, 3995 AW HOUTEN 1 Postbus 421, 3990 GE HOUTEN 6348909 1 E-mail: [email protected] 1 Website: www.knmvd.nl
1
1 Tel. 030 6348900
Fax 030
a Fu t
/
ii i’t’i’’1
kiiiiHijkt-
‘Ji
I:•AF.vk.
Dc Multi, 77
Aan de leden van de gemeenteraad
V395 AW Hotituit
Postbus 421 3!J9O GE fouten 1 OJD 63 4H OUD
63003 .tf OUD
s\
wwtvkn,,iv,l,,I
nrc
3 mei 2016
Datum
1
Uw kenmerk
04943 5/JB vestiging dierenklinieken in detailhandel
Ons kenmerk Onderwerp
Geachte leden van de gemeenteraad, Graag vragen
wij
aandacht voor het volgende;
Momenteel 15 het een trend om binnen tuincentra, bouwmarkten of andere detailhandel als nevenactiviteit een dierenkliniek te exploiteren. De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) maakt zich hierover zorgen. Dierenklinieken dienen te voldoen aan hoge eisen om de juiste zorg te kunnen bieden voor het dier dat geneeskundige zorg behoeft. Om een dierenkliniek te kunnen vestigen dient de verzoeker te voldoen aan alle vereisten, waaronder het bestemmingsplan, die binnen de gemeenten en wetten zijn vastgelegd. Dezelfde vereisten zouden ook moeten gelden voor de dierenkliniek die als (neven)activiteit gevestigd wordt in een detailhandel. Wij verzoeken u dan ook in het kader van het gelijkheidsbeginsel om de detailhandel die als (neven)activiteit een dierenkliniek wil gaan exploiteren aan dezelfde (wettelijke) regels te toetsen als een vrij gevestigde dierenkliniek. Mocht u in het kader van bovenstaande vragen of opmerkingen hebben, dan verzoeken wij u contact op te nemen met de heer mr. Jasper Bekhuis, jurist KNMvD, te bereiken [email protected]. Met vriendelijke groet Koninklke Nederlandse Maatscha
oor Diergeneeskunde
/ drs. D. Wk voor;Mer !
-
7* NU4RA8001462s51M
RAÎIQ’a11j
-•
NL 002f, 10322001
404770]
kn,m,j iii
rIiicJst