COMMISSIE
VOOR
WELSTAND
EN
MONUMENTEN ROTTERDA
M
VERSLAG Vergadering van de COMMISSIE VOOR WELSTAND EN MONUMENTEN bouwplannen W OENSDAG 31 augustus 2011 Rotterdam INFO – Coolsingel - Rotterdam
AANWEZIGHEID: Commissie: afwezig: Secretariaat: Adviseurs:
Winkel (voorzitter), Hoven, Stuhlmacher, Berns, Bakker, Vanstiphout , Van den Born Steenhuis Schut (commissiesecretaris), Pronk (gedeeltelijk) Knibbeler (gedeeltelijk)
1
OPENING (en vaststellen van de agenda)
2
BOUWPLANNEN Openbare toetsing van plannen aan de Koepelnota Welstand Rotterdam
2.1 Wilhelminakade 699, de cruiseterminal omschrijving: ontwerp: dossier:
13:00 14:15 – 17:30 14:15
wijzigen van het interieur Putter Partners Architecten OMV.11.04.00050
Aanwezig zijn Ronald Cabout (opdrachtgever, Stadsontwikkeling), Wout Putter (Putter Partners), Tom Odijk en David Baars(Tom en David Architecten). Cabout vertelt dat het proces destijds is begonnen met de verbouwing van de entree, het maken van een loopbrug voor de cruiseschepen en een tijdelijke opslag voor koffers op de kade. Tegelijk was Putter Partners bezig met een renovatieplan: gevel, installaties en dak. Daar is nog bijgekomen dat Dudok de exploitant van de horecagelegenheid en andere ruimten in de Cruiseterminal, met specifieke wensen kwam. De combinatie van een toenemend gebruik van de hallen door grote groepen (soms met een muziekinstallatie) en het toenemend aantal woningen in de omgeving vraagt om aanvullende akoestische maatregelen. Behalve dat de Cruiseterminal nu weer in toenemende mate als zodanig wordt gebruikt, vervult het rijksmonument met de verschillende evenementen die er worden georganiseerd ook een publieke functie. De inkomsten die daar uit voortvloeien maken het mogelijk het rijksmonument in stand te houden. Om de omvangrijke renovatie en restauratie mogelijk te maken is een sluitend plan nodig stelt Cabout. Cabout voegt hier op eigen initiatief aan toe dat hij graag zou zien dat de lelijke betimmering van het plafond van de arcade wordt verwijderd en in oorspronkelijke toestand wordt teruggebracht. Tom, van Tom en David Architecten legt uit dat de cruiseterminal rond 1950 is opgeleverd en sinds die tijd al twee updates heeft gehad om ze aan nieuwe functies aan te passen. De Cruiseterminal heeft een bijzondere ligging midden in de stad en met zijn karakteristieke vorm en oorspronkelijke functie ook een sterk imago. Op dit moment is er van de 6860m² die in de Cruiseterminal aanwezig is 3000 m² op de verdieping en 300m² op de begane grond beschikbaar voor het afhandelen van de bagage van passagiers. Maar in 1997 ging dat nog om 300 stuks bagage, nu in 2011 al om 7500 stuks bagage wat naar verwachting nog zal toenemen tot 10.000 stuks bagage in 2032. Op dit moment vindt de afhandeling van de bagage plaats in een tent op de kade, een niet erg passende oplossing. Doordat Dudok haar horecagelegenheid op de begane grond opgeeft is er ruimte vrijgekomen om meer van de bagageafhandeling binnen de Cruiseterminal onder te brengen. Een andere ontwikkeling, de controle van de passagiers die aan en van boord gaan
volgens het ISPS protocol, vraagt tegelijk een vastgestelde logistieke afhandeling. Om aan deze eisen tegemoet te komen is het noodzakelijk in de huidige situatie een voorruimte te maken onder de arcade aan de Wilhelminakade. Deze bufferzone hoeft niet zo diep te zijn en kan volledig van glas worden. Wout Putter legt uit dat de het dakisolatiepakket volledig binnen het huidige silhouet blijft en dus nooit zichtbaar zal zijn uit de openbare ruimte. Omdat de bestaande puien niet geschikt zijn en ook niet geschikt te maken zijn om het geluidniveau voldoende te reduceren, heeft Putter een voorstel ontwikkeld van een binnendoos die geheel van glas wordt gemaakt en die op enige afstand van de puien van de buitengevel komt te staan. De staanders van deze puien zullen stroken met de constructie, het glas wordt gestapeld. Deze binnenruimte (‘doos-in-doos’) kan bereikt worden via twee kleine sluisjes die als ‘suskast’ fungeren. reactie van de commissie Eén van meest uitzonderlijke karakteristieken van dit rijksmonument is de rankheid van het schaaldak. Deze rankheid is niet alleen uitdrukking van de spaarzaamheid van de beschikbaarheid van materialen uit die periode, maar ook van de uitdrukking van een opvatting van een economie van de geest.Door het dakpakket zo veel dikker te maken, wijzig je iets van de essentie van dit specifieke monument stelt de commissie. Ook wijst de commissie er op dat de functie van ‘evenementenhal’ niet eigen is aan de functie van dit monument en de gevolgen daarvan - gezien de omliggende bebouwing - de spankracht van de hallen te boven gaat. Zoals door de commissie gesteld: het monument moet leidend zijn bij het ‘laden’ van het monument met een nieuw programma, niet omgekeerd. Anderzijds is het van belang dat de voormalige hallen van de Holland Amerikalijn niet alleen in stand blijven, maar ook dat ze deel blijven uitmaken van de beleving van Rotterdam doordat ze dagelijks gebruikt worden. Alles overwegende heeft de commissie zich, in meerderheid, laten overtuigen dat dit betrekkelijk ‘normale’ gebruik van de hallen, met de kennis dat het isolatiepakket nauwelijks waarneembaar zal zijn, en zeker niet uit de openbare ruimte, pleit voor het toestaan van het inpakken van de schaaldaken aan de buitenzijde met een isolatiepakket. Voorwaarde daarbij is een uiterst zorgvuldige uitvoering overeenkomstig van te voren, ter goedkeuring van de commissie, aan te leveren werkomschrijvingen. Een zelfde overweging betreft de ‘doos-in-doos’ constructie. Ook hier kan de commissie mee instemmen waarbij de overweging is dat deze constructie niet de gehele bovenverdieping beslaat waardoor in een deel van de bovenverdieping de directe verbinding tussen binnen en buiten in stand blijft, en vice-versa ook vanaf buiten, direct en zonder spiegeling, de activiteiten binnen zichtbaar zullen zijn. Voorwaarde is dat deze puien in detaillering en maatvoering een mate van abstractie krijgen die nadrukkelijk afwijkt van de puien in de buitengevel. De commissie is daarentegen nog niet overtuigd van het gepresenteerde voorstel voor het toevoegen van een bufferzone onder de arcade. Binnen de lineaire strak begrensde ruimte zal ook een betrekkelijk ondiepe toevoeging ervaren worden als een zeer zichtbare uitbouw die de continuïteit van de ruimte doorbreekt zonder daar iets voor in de plaats te stellen. De betrekkelijk geringe frequentie van de bezoeken rechtvaardigt deze, vanuit de openbare ruimte zeer zichtbare, wat onbeholpen oplossing niet. De architecten worden verzocht te zoeken naar een oplossing die zich ook als tijdelijk manifesteert, of (met voorbehoud) te zoeken naar een reversibele en hedendaagse toevoeging op de schaal van de arcade. Niet duidelijk uit het aangeleverde voorstel is in hoeverre de begane grondgevels worden gewijzigd en wellicht zelfs transparant worden gemaakt.
2.2 Burgemeester Oudlaan 40 omschrijving: ontwerp: dossier:
15:00
oprichten van een parkeergarage Gerben van der Hoeff, INBO OMV.11.05.00011
Gerben Verhoeff van INBO Architecten vertelt dat zij tezamen met de BAM de aanbesteding hebben gewonnen voor de uitwerking en uitvoering van de parkeergarage van de EUR. Het betrekkelijk strikte programma van eisen en het ver uitgewerkte functioneel architectonische ontwerp hebben de richting bepaald voor de vormgeving en detaillering van de parkeergarage. Van der Hoeff legt aan de hand van een PowerPoint nog eens uit welke onderdelen het ontwerp is opgebouwd en hoe dit samenhangt met de nagestreefde kwaliteiten.
Op grond van opmerkingen van de supervisoren zijn er een aantal onderdelen aangepast, zoals de positie van de kolommen, en is er nog overleg over andere onderdelen zoals de klimaatinstallatie. reactie van de commissie Op hoofdlijnen geeft de commissie een positief advies aan het bestuur. Onbevredigend is dat er in de omgevingsvergunningaanvraag geen duidelijkheid wordt gegeven hoe de garage zich verhoudt tot de context, het omliggende landschap. Wat in de aanvraag ontbreekt is een verlichtingsplan voor de buitenzijde van de garage en de toeritten in het bijzonder. Omdat de toerit het meest zichtbare deel is vanuit de openbare ruimte vraagt dit om bijzondere aandacht, zowel in de dag- als avond/nachtsituatie. De commissie wil drie maanden vooraf aan de start van de bouw een mock-up ter beoordeling aangeboden te krijgen van de hekwerken, de gevelbekleding en het beton.
2.3 Weenapoint omschrijving: ontwerp: dossier:
15:20 oprichten van een kantorencomplex De Architecten Cie, Branimir Medic conceptaanvraag 162640
Branimir Medic beschrijft de nieuwbouw, First-XL, als een mix-gebouw waarin de kantoorfunctie dominant is. Beneden, op de begane grond, zijn er wat extra functies, zoals een restaurant. Het complex bestaat uit twee delen, een blok van 35 meter hoog en 2000 vierkante meter vloeroppervlak per verdieping, zoals Medic het noemt, op de positie van het voormalige bouwcentrum, met daar op een dubbele toren. De onderbouw, het XL-deel heeft een uitzonderlijk diepe plattegrond die nieuwe vormen van werken mogelijk maken. De diepte van de torens op het blok heeft een meer traditionele opbouw. Er zijn twee belangrijke aspecten geweest bij het ontwerp, het oude koepelgebouw van het bouwcentrum, en het kunstwerk van Henry Moore dat onderdeel is van het gemeentelijk monument, het oude bouwcentrum. Aan de hand van beelden van een powerpointpresentatie neemt Medic de commissie mee in de ontwikkeling van de locatie. Bijzonder is dat de architect van het Bouwcentrum en het Koepelgebouw zich de positie van het Koepelgebouw geheel anders had voorgesteld, als centraal gesitueerd aan een plein. Als gevolg van de roerige stedenbouwkundige ontwikkeling na de Tweede Wereldoorlog, en de specifieke onregelmatigheid van de locatie, is het Koepelgebouw achteraf komen te liggen. Medic toont een aantal van de stedenbouwkundige modellen en randvoorwaarden die ten grondslag liggen aan het huidige ontwerp: een onderbouw van 35 meter met daarop een of twee torens met een maximale hoogte van 130 meter. De huidige afstand tot het Koepelgebouw is twee meter, in de nieuwe situatie wordt dat 7 meter. Omdat de hof aan de Diergaardesingel een openbaar toegankelijk gebied wordt, zijn de zichtlijnen door en naar het gebied belangrijk, meer nog dan de breedte van een doorloop. In de 7 meter tussen de gevel van het XL-blok en het Koepelgebouw kan dan ook de inrit van de parkeergarage komen zonder dat dit de beleving van de hof verstoort. Aan de hand van powerpointbeelden beschrijft Medic de plattegrondopbouw van de beide types, het XL-deel en de beide torens. Tussen de kop van de nieuwbouw aan de oostzijde, en de te handhaven schijfvormige hoogbouw, wordt in de doorgang naar de hof een serre gemaakt. Deze serre is doorloop, verblijfsgebied voor het in de nieuwbouw gesitueerde restaurant en middel om de windhinder tegen te gaan. Aan de andere zijde de Diergaardesingelzijde, ter plaatse van de doorloop tussen Koepelgebouw en een kleine arcade in de voet van het XL-blok, komt de expeditie en containerberging. Voor wat betreft de gevels denkt de architect aan een natuursteenachtig materiaal in een lichte kleur, verwant met de kleur van het Groothandelsgebouw, aan 40 cm diepe neggen en grote glasvlakken. reactie van de commissie De commissie heeft waardering voor het initiatief om deze locatie te ontwikkelen met een meer dan gemiddelde ambitie. Aan de hand van de welstandsparagraaf die voor de ontwikkeling van het Rotterdam Central District (hierna RCD) is opgesteld geeft de commissie een eerste reactie. Daarnaast onderschrijft de commissie de opmerkingen van de supervisor. In de welstandsparagraaf staat dat bij elke omgevingsvergunningaanvraag ook een inrichtingsplan voor de aangrenzende openbare ruimte moet worden ingediend. Zeker bij dit plan
mag dat worden verwacht omdat de hof aan de Diergaardesingel weer openbaar toegankelijk wordt, en de binnenhoek tussen nieuwbouw en de hoogbouwschijf, waar de Sylvette van Picasso heeft gestaan, de entree van de stad is voor de bezoekers die vanaf het Stationsplein komen. De architect heeft laten weten dat hier aan wordt gewerkt, en de commissie ziet de inrichtingsplannen met belangstelling tegemoet. Overeenkomstig de welstandsparagraaf bestaan de gebouwen in het RCD uit een plint en een bovenbouw met een verbijzondering van de top. Met dat uitgangspunt in het achterhoofd is de getoonde gevelopbouw onvoldoende helder. Door de donkere plint en de beëindiging van de onderbouw (plint) met een verdieping in glas, valt de onderbouw uit elkaar. Dit wordt nog versterkt door het aantal en de positie van de ‘superramen’ die de regelmaat als drager van de gewenste ingetogenheid te veel doorbreken, en het herhalen van de volledig verglaasde verdieping halverwege de torens. In algemene zin pleit de commissie voor een meer ‘solide’ volume waarbij de rijkdom en variatie voortkomt uit ritme en detail, niet uit de uitzonderingen. De commissie zou graag zien dat de plint, in programma en ontsluiting meer bijdraagt aan de openbare ruimte en dat de openbare ruimte deels wordt voortgezet in het interieur van de plintverdieping. Uit die specifieke programmering die hier juist hier zo belangrijk is, volgt ook dat er meer toegangen kunnen komen aan het Weena. Bijgevolg is dat het kunstwerk van Henry Moore, Wall Relief no 1, een passende plaats kan krijgen waardoor het weer de betekenis krijgt als markering van een entree zoals ooit ontworpen. Voor wat betreft de relatie met het Koepelgebouw heeft de commissie er niet zozeer bezwaar tegen dat de onderbouw dicht bij het Koepelgebouw staat, maar wel dat het een onbestemde relatie aangaat die nog niet voldoende doordacht is. Dat komt ook doordat de arcade zoals nu getekend te kwetsbaar lijkt voor misbruik en dus op termijn, op deze plek, niet zal bijdragen aan een fysieke verbinding tussen de Diergaardesingel en de hof. Uit de presentatie is nog niet naar voren gekomen wat de invloed van deze constellatie van onderbouw en een dubbele toren zal zijn voor de bezonning van het Stationsplein, ook is nog niet duidelijk of de binnenhoek zelf geen buitengewone windhinder zal ondervinden. Deze opmerking brengt de commissie tot de constatering dat het ontwerp, hoe fraai ook in aanzet, nog te veel een ontworpen lijkt vanuit de mogelijkheden en expressie van het gebouw met een specifieke programmering in gedachte, en nog te weinig als een contextbepalend complex op een belangrijke plek in Rotterdam.
2.4 Coolsingel 10 omschrijving: ontwerp: dossier:
15:50 kozijnvervanging, gevelaanpassing Wolbrand van der Vis, Nico van der Veen, PBV Architecten OMV.11.05.00053
Wolbrand van der Vis begint zijn uiteenzetting met de opmerking dat het Hiltonhotel aan het Weena als een van de weinigen in eigendom is van het Hiltonconcern zelf. Nu, na ruim vijftig jaar zal het geheel ‘refurbished’ worden. Daarbij is het bijzonder dat de hoofdentree ook weer terug gaat naar de Weenazijde. Wat nu voorligt is het voorstel om de kozijnen integraal te vervangen, en aan de Kruiskadezijde op de begane grond een deel van de pui te vervangen om het restaurant wat aan die zijde wordt ondergebracht beter onder de aandacht te kunnen brengen. Tenslotte, en weliswaar nog niet ingediend, is er een studie verricht naar een nieuwe luifel voor de nieuwe hoofdingang aan het Weena. Bij het vervangen naar de kozijnen is gezocht naar kozijnprofielen die zo goed mogelijk de oorspronkelijke kozijnprofielen benaderen, maar wel geïsoleerd zijn. De oorspronkelijke puiverhoudingen zullen dan ook weer worden teruggebracht aan de Kruiskadezijde. Voor wat betreft de puiwijziging op de bel-etage aan de Kruiskade is het idee dat het restaurant dat daar zal worden gevestigd zich moet kunnen onderscheiden van de naastliggende bedrijfsruimte. Het voorstel is om een nieuw kader van gezet metaal aan te brengen binnen het bestaande kader, en binnen dit kader een ongeleed glasoppervlak aan te brengen. reactie van de commissie De commissie is gelukkig met de intentie van de architecten en opdrachtgever om dit Hiltonhotel geheel te renoveren waarbij de architect blijkt geeft van de kennis van de schoonheid en bijzondere kwaliteit van dit werk van architect Maaskant. Het Hiltonhotel aan het Weena was
niet alleen een zeer geliefd werk van Maaskant zelf, het gaf ook, voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog, uitdrukking aan de wederopstanding van het ‘luxueuze’ Rotterdam. Hoewel de intentie van de architect niet ter discussie staat, overtuigen de beide voorstellen nog niet: Door de wijze waarop het restaurant wordt gemarkeerd wordt de bijzondere complexiteit van verschuivende volumes die hier aanwezig is verstoord omdat de verhouding van de ten opzichte van elkaar verschuivende volumes van erker en onderbouw wijzigen. Door bovendien het ritme van de puiverdeling van de bel-etage te onderbreken ontstaat er ook geen nieuwe ordening meent de commissie, en verdwijnt de gelijkwaardigheid tussen de verschillende ruimtes achter de pui. De commissie heeft begrip voor de wens om het nieuwe restaurant een meer specifieke uitdrukking te geven aan de Kruiskadezijde maar het voorstel zou zich beter rekenschap moeten geven van de karakteristieken en logica van de gevelopbouw van het Hilton aan deze zijde. Bij het vervangen van de kozijnen van de hotelkamers wordt er gepleit voor toepassing van rankere raamkozijnen en behoud van de subtiele diepteverschillen tussen ramen en dichte delen. Zoals toegezegd is er in de nabespreking gekeken naar de eerste schetsen voor een nieuw luifel aan de Weenazijde. De commissie is nog niet overtuigd van schetsen. Als uitgangspunt zou een eenvoudige vormgeving moeten worden nagestreefd die is afgestemd op de materialen en detailmogelijkheden van de periode waarin het Hilton is gebouwd. Omdat het niet mogelijk op overtuigende wijze het handschrift van Maaskant te hanteren, wordt geadviseerd een eenvoudiger vormgeving na te streven. De commissie verwijst daarbij voor de benadering naar de nieuwe luifel bij De Doelen aan het Schouwburgplein.
2.5 Coolsingel 191-231 omschrijving: ontwerp: dossier:
16:10
wijzigen van de gevels en het interieur Kerste- Meijer Architecten OMV.11.05.00386
Aanwezig zijn de heer Kerste en Han Harleman, projectarchitect. Harleman beschrijft nog eens het concept dat zij hebben uitgewerkt om de opgave van het open maken van de gevel aan de Coolsingelzijde te combineren met de onregelmatigheid van servicedeuren en functies die juist verborgen moeten blijven. De oplossing die zij hebben gevonden is het combineren van kolommen van gelijke breedte bekleed met natuursteen, en een wisselende tussenafstand die ofwel gevuld zullen zijn met glas (transparant) of RVS (geparelstraald). De RVS panelen staan ter beschikking als reclamevlakken. De bestaande plint is weggelaten om de onregelmatigheden op te kunnen vangen. reactie van de commissie In vervolg op de behandeling van 17 augustus heeft de commissie nu beter inzicht gekregen in de uiteindelijke verschijningsvorm. Door de dichte delen te vullen met rvs en die als reclamevlakken te bestempelen zal een erg druk beeld ontstaan. Bovendien zou de hoeveelheid reclame ook niet voldoen aan de criteria voor reclamevoering uit de Koepelnota Welstand. De commissie vraagt daarom de aanvraag op drie onderdelen te wijzigen: -
de hoeveelheid dichte delen te minimaliseren. Alleen die delen waarachter zich servicefuncties bevinden uit te vullen met rvs, glas of natuursteen die delen waarachter zich een verblijfsruimte bevindt, van transparant glas te maken. In het bijzonder voor de hoeken van het gebouw is dat van groot belang. posities voor reclame met bij behorende reclamevorm aan te geven afgestemd op de mogelijkheden van de reclamebeleidsregels. De commissie geeft ter overweging aan om een natuursteensoort te gebruiken met een grotere dichtheid (hardheid) die minder gevoelig is voor graffiti en daarmee voortijdige veroudering. In de aangepaste aanvraag verwacht de commissie dat de natuursteen elementen op maat zijn uitgezet, overeenkomstig de uiteenzetting van de architect. De commissie is verheugd met het contact dat is gelegd tussen architect en de ontwerper van de dienst stadsontwikkeling van omliggende buitenruimte en trappen. Zij ziet graag in een volgend ontwerp terug hoe beide ontwerpen verder op elkaar worden afgestemd.
2.6 Wijnhaven omschrijving: ontwerp: dossier:
16:20 oprichten van een hotel en appartementencomplex KCAP -
Han van den Born trekt zich als terug als lid van de commissie om zijn eigen plan te kunnen toelichten. Van den Born vertelt aan de hand van renderingen dat het hotel en de appartementen beide een autonoom programma hebben, De plint onder de beide gebouwen heeft ook weer een eigen programma. De commissie heeft vorige keer gesteld dat zij zich afvraagt hoe begrepen kan worden wat de relatie is tussen de verschijningsvorm van die gemeenschappelijke plint en de beide, sterk van elkaar verschillende bouwmassa’s daarboven. Van den Born legt uit dat de bovenbouw geen voortzetting is van de plint, maar een zelfstandige functie heeft in het oplossen van een stedenbouwkundig probleem, de verspringende rooilijn. Het hotelgedeelte (de bovenbouw) maakt zich dan ook los van de onderbouw en de manier waarop de hotelschijf op de onderbouw staat is tegelijk een introductie van de Wijnbrugstraat. Het materiaal voor de gevel van het hotel, is een polyestercomposiet. Dit materiaal zal een toeslag krijgen waardoor het in toon kan worden afgestemd op de natuurstenen onderbouw. Anderzijds is dit materiaal te kwetsbaar om door te zetten naar het maaiveld. Om de autonomie van de plint te begrijpen en het gebouw tegelijk aan de context te verankeren, stelt Van den Born voor om het materiaal van de kade, en natuursteen, te gebruiken als gevelmateriaal voor de plint. Hierdoor komt het gebouw als het ware te staan op de opgetilde kade. Omdat de gevels aan de straatzijde betrekkelijk kostbaar zijn, en er een gewichts- en financiële beperking is voor het ontwerp, stelt Van den Born voor om de binnengevels te maken van een plaatmateriaal met minerale toeslag. Hij geeft daarbij aan dat het wat hem betreft ook geen probleem is als deze op zichtbare wijze mechanisch worden bevestigd. reactie van de commissie De commissie kan instemmen met het concept van een plintverdieping die in materiaal en positie voortkomt uit de kade met daarop twee autonome volumes. Op grond van dat concept kan de commissie niet goed begrijpen dat het afstemmen van de positie van de penanten op de beide opbouwen (appartementengebouw en hotel) bijdraagt aan de autonomie van de beide gebouwen. Bovendien zal het ook nauwelijks afleesbaar zijn meent de commissie. De commissie heeft op voorhand geen bezwaar tegen de voorgestelde materialen maar aan de hand van een gevelmock-up zal te zijner tijd moeten worden aangetoond of de gesuggereerde soliditeit die toch eigen is aan dit voormalige havengebied kan worden bereikt.
2.7 Parkstad blok L omschrijving: ontwerp: dossier:
16:30 oprichten multifunctioneel gebouw (82 app., 15 woningen, parkeervoorziening, retail en basisschool met bso) Juli Architecten, Pim van der Ven conceptaanvraag OLO 180079
Pim van der Ven licht toe dat de wat ongemakkelijke naam ‘Blok L’ gaat om een ontwikkeling waarin een school met bso, 70 appartementen, 70 woningen, een parkeervoorziening voor 200 auto’s en een supermarkt van 3000 vierkante meter zijn ondergebracht. Bij het ontwerp is eerst gekeken hoe het grootste programmaonderdeel, dat van de supermarkt, een goede plek kan krijgen zodat kan worden aangesloten op de winkels van de Vuurplaat. Het schoolprogramma is daar los van gehouden, ook al omdat de school in 2013 open moet zijn. De lastigste opgave is het onderbrengen van de expeditie van de supermarkt en de toegang tot de dubbellaagse parkeergarage. Deze zijn nu beiden aan de zijkant van het blok ondergebracht. De ambitie is steeds geweest om het blok alzijdig te maken met de gegeven programmamix. Met de concentratie van het bovengrondse parkeren en de vier in- en utgangen van het parkeren en de expeditie is dit echter een lastige opgave weet ook Van der Ven. Er is met het supervisieteam uitgebreid gesproken over hoe het gelede blok zich zou moeten
manifesteren. Het is immers een overgangsblok dat de grote schaal van de blokken aan de noordzijde moet verbinden met de nog te realiseren kleinere schaal van de grondgebonden woningen. Om deze opgave te realiseren is er gezocht naar een torenachtig tussenelement, tussen de appartementen en de school met bso. In de architectuur is door middel van neggediepte, het metselverband en mogelijk ook de baksteensortering gezocht naar een middel om de drie delen los enerzijds zelfstandig te laten zijn waardoor de aansluiting op de naastliggende projecten eenvoudiger wordt. Tegelijk is er ook gezocht naar eenheid in de verschijningsvorm binnen dit samengestelde blok. reactie van de commissie Het is de commissie duidelijk dat er met inzet aan dit project wordt gewerkt binnen de randvoorwaarden die de architect zijn meegegeven. Dat laat onverlet dat het resultaat, voor zover uitgewerkt, onbevredigend is en in strijd met zowel de stedenbouwkundige randvoorwaarden die de commissie als context hanteert, en de algemene criteria die hier van toepassing zijn. ‘Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand, mag verwacht worden dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare ruimte’ wordt gesteld in de algemene criteria. Door de expeditie en de toegangen te situeren aan de stedenbouwkundige ruimte in het verlengde van de Paul Krügerstraat, gaat de in de stedenbouwkundige randvoorwaarden betekenis van deze entreeruimte van het park geheel en al verloren. Deze ruimte is ontworpen als een voorruimte van het Spoorweghavenpark en door de opstelstroken voor de expeditie en parkeergarage raakt deze ruimte versnipperd. Bovendien zijn de gevels aan deze zijde, de entree van het park, door de in- en uitritten over drie verdiepingen geheel gesloten. Door deze programmering wordt het geen verblijfsplek zoals bedoeld in de stedenbouwkundige randvoorwaarden, maar een verkeersgebied en raakt het pocketpark zijn ‘arm’ kwijt. De commissie benadrukt dat dit geen probleem van de architectuur is, maar van de programmering die evident strijdig is met het stedenbouwkundig ontwerp zoals dat is in stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgelegd en door het bestuur is vastgesteld. Hoewel de commissie zich de combinatie van metselwerk in diverse vormen en glas als basismateriaal voor het blok goed kan voorstellen, is de wijze waarop het wordt toegepast onbevredigend. Zoals de criteria stellen mag ‘verwacht worden dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan’. Desondanks krijgt de bso nauwelijks een eigen expressie aan de Laan op Zuid, doet de dubbelhoge arcade ter plaatse van het torenelement een hoofdentree verwachten maar resteert slechts een een kleine toegang voor de woningen en wordt het overgrote deel direct achter de gevel ingenomen door een daarachterliggende lift en roltrap. Een zelfde opmerking over de entree kan gemaakt worden voor de entree van de school: ook deze heeft nauwelijks expressie waarmee het dagelijkse ritueel van het naar school gaan geen uitdrukking krijgt. Door donkere steenkeuze en de diepe neggen krijgt de school een wat somber beeld. De commissie kan op grond van de aangeleverde beelden geen definitieve uitspraak doen over de wenselijkheid de drie delen van het L-blok in verschillende baksteensorteringen uit te voeren. Wel meent zij dat wanneer het blok wordt opgevat als drie samengestelde bouwdelen, ze elk ook zelfstandig op de grond moeten staan Er bestaat geen principieel bezwaar tegen het op de verdieping onderbrengen van een deel (of gehele) parkeerprogramma, maar de gevolgen daarvan mogen het straatbeeld niet domineren. Dat is nu wel het geval. Het parkeren is te weinig ingepakt met ander programma en door de geringe hoogte van de begane grondverdieping komt de parkeergarage wel erg dichtbij de openbare ruimtebeleving. Tenslotte vraagt de commissie aandacht voor de afwerking van alle dakvlakken die zichtbaar zijn vanaf hoger gelegen woningen: dit zijn ‘vijfde’ gevelvlakken en moeten dienovereenkomstig worden afgewerkt, bijvoorbeeld als groendak. De commissie verwacht dat de architect, met Stadsontwikkeling, zich beraadt over de gemaakte opmerkingen. Het huidige voorstel voldoet op te veel onderdelen niet aan de criteria die de commissie hier moet hanteren en de commissie ziet ook geen reden hier bij een aanvraag omgevingsvergunning aan deze criteria voorbij te gaan.
2.8 RFC-weg 164-165 en 173-178, Piekstraat 69 omschrijving: dossier:
aanwijzing van twee gemeentelijke monumenten 11/6808 en 11/6780
16:50
De commissie onderkent het cultuurhistorische belang van de voormalige stationsgebouwen aan de RFC-weg en de Ceintuurbaan en besluit de aanvraag te ondersteunen. Omdat beide adressen tezamen, als ensemble, een bijzonder geheel vormen en de cultuurhistorische waarde mede bepaalt wordt door de locatie van de gebouwen wordt wel de suggestie gedaan om de aanvraag te verduidelijken met enkele kaartjes die de historische situatie van de panden weergeven en een kaartje dat de huidige situatie van de panden weergeeft.
3
SLUITING
17:00