14
Haj sidi Mohammed was in de veertig, illegaal en verdiende zijn geld als helderziende imam. Hij zat in onze huiskamer, traditioneel gekleed in een wollen djellaba en met een wit gehaakt mutsje op zijn krullende haar. Mijn moeder had zijn telefoonnummer via de vriendin van de tante van de zus van een kennis die ze nu en dan in de moskee trof. Iedereen kende de man, maar niemand sprak over hem. Met z’n drieën zaten we zwijgend bij elkaar. Haj sidi Mohammed keek op, zei: ‘Bismillah,’ knikte kort en kuchte. ‘Wat is de naam van de moeder en van de dochter?’ We noemden onze namen. Hij schreef ze op en begon te tellen. Het leek op een vorm van numerologie. Toen bladerde hij in zijn boek en keek op. ‘Je bent geblokkeerd.’ ‘Geblokkeerd? Ze zal dus nooit trouwen?’ ‘Iemand heeft iets met haar gedaan. Sihr. Diegene wil haar en jou tegenwerken. Heb je vijanden?’ Natuurlijk heeft ze vijanden, dacht ik. De zussen van mijn vader en hun dochters, en de oudtantes, allemaal van vaderskant. Mijn moeder knikte. Ik zag dat ze op het punt stond te gaan huilen.
172
C ELBEZAZ gelukssyndroom bw v06.indd 172
25-07-2008 19:48:29
‘Het is dus allemaal mijn schuld?’ snikte ze. ‘Ik zie vrouwen en ik voel jaloezie omdat je in Europa woont en hen daarmee ontvlucht bent. Ze gunnen jou en jouw kind geen geluk, dus hebben ze voorbereidingen getroffen om de kansen op een goed bestaan zo klein mogelijk te maken.’ ‘Ik wist het wel,’ zei moeder. Met de punt van haar hoofddoek veegde ze een ontsnapte traan weg. ‘Daarom vind jij geen werk en ben je gek geworden. Nog even en ze sluiten je in een gekkenhuis op.’ ‘Ik ben niet gek,’ siste ik. ‘Maar uw dochter is te redden.’ Hij schreef een Koranvers op een vergeeld, slordig afgescheurd papiertje en gaf het aan mij. ‘Draag dit altijd bij je. Het zal je helpen.’ ‘Dat is het?’ Hij knikte. ‘Het komt allemaal goed.’ Mijn moeder sprong op. Ze had hem bijna omhelsd. Als godvruchtig man deinsde hij voor alle zekerheid achteruit. ‘Ik moet nu gaan. Er is een ander gezin dat mijn hulp nodig heeft.’ ‘Natuurlijk,’ zei mijn moeder. ‘Maar wilt u echt geen thee? Ik maak vandaag tajine. Wilt u niet bij ons eten?’ ‘Ik moet gaan.’ ‘Oké, veel dank.’ Mijn moeder klonk blij. Bij de deur bleef hij aarzelen. ‘Mijn geld?’ wist hij er uiteindelijk uit te brengen. ‘O ja, natuurlijk.’ Uit haar schortzak haalde mijn moeder biljetten die ze in zijn hand drukte. Haj sidi Mohammed knikte en verdween. ‘En jij gelooft dat dit helpt?’ vroeg ik mijn moeder.
173
C ELBEZAZ gelukssyndroom bw v06.indd 173
25-07-2008 19:48:29
‘Ja. Draag het papiertje met de sura bij je, zoals hij heeft gezegd. Vanavond komt Lalla Hemma.’ ‘Wie?’ ‘Een seherra. Ik wil alle opties openhouden en alles doen om van succes verzekerd te zijn.’ ‘Dit kan niet waar zijn, wie is er hier nou gek?’ mompelde ik terwijl ik naar mijn kamer liep. Vader werd ruim van te voren gewaarschuwd en verdween na het eten om bij zijn vriend Achmed naar een Marokkaans sportprogramma te kijken. Voordat hij de deur uit liep, kon hij het niet nalaten om op luide toon zijn mening te verkondigen. ‘Vrouw, je graaft je eigen graf. Dit is haram, heiligschennis. Jij kunt opnieuw naar Mekka gaan. Die vorige bedevaart geldt inmiddels niet meer.’ ‘Houd toch je mond, ouwe viezerik,’ riep mijn moeder hem van uit de keuken toe. ‘Het kan jou helemaal niks schelen dat je kinderen stuk voor stuk mislukken. Nog even en de hele buurt praat over onze ellende.’ Vader gooide de deur met een klap achter zich dicht. Na de afwas haastte mijn moeder zich naar de huiskamer, waar de tweeling languit op de bank naar een actieserie keken. ‘Jullie twee, eruit!’ ‘Wat?’ Karim keek haar verbaasd aan. ‘Waarheen?’ vroeg zijn broer. ‘Naar buiten. Ga daar jullie tijd maar verdoen.’ ‘Maar…’ ‘Wegwezen! Ik kan jullie hier nu niet hebben. Trek jullie schoenen aan en ga.’ ‘Maar ik wil dit…’
174
C ELBEZAZ gelukssyndroom bw v06.indd 174
25-07-2008 19:48:29
‘Ben je doof?’ De twee sprongen op. Met haar armen over elkaar geslagen bleef mijn moeder naar hen staren tot ze daadwerkelijk de deur uit waren. Mijn zusje kwam met schoongewassen haren de badkamer uit. ‘Wat is er aan de hand?’ ‘Jij gaat naar je kamer en blijft daar. Ik wil je de rest van de avond niet in de huiskamer zien, begrepen?’ ‘Waarom?’ ‘Waarom, waarom? Dat gaat je niks aan. Naar je kamer jij.’ Ze duwde haar dochter naar binnen en sloot de deur. ‘Mag ik ook weg?’ ‘Jij blijft hier. En ruim de huiskamer op, het is een bende. Straks vertelt ze aan iedereen hoe rommelig ons huis is.’ Ik had een oude vrouw in een lang gewaad en een hoofddoek verwacht. Maar Lalla Hemma was, hoewel ergens in de vijftig, gekleed in een stijlvolle lichtblauwe jurk. Haar met henna geverfde haren droeg ze kort en haar gezicht zag er strak en mooi opgemaakt uit. Mijn moeder was verbouwereerd, dit had ze totaal niet verwacht. Lalla Hemma glimlachte en ging zitten. ‘Dus het gaat om jou, mijn kind,’ zei ze tegen me. ‘Ja, het gaat om Layla,’ antwoordde mijn moeder. ‘Kom maar naast me zitten.’ De vrouw keek me vriendelijk aan. Aarzelend schoof ik naast haar. Ze legde haar hand op mijn rug. Ze richtte zich nu op mijn moeder, die gespannen toekeek. ‘In die plastic tas zitten voorbewerkte witte kaarsen.
175
C ELBEZAZ gelukssyndroom bw v06.indd 175
25-07-2008 19:48:29
Wilt u die voor me opsteken?’ Mijn moeder ging meteen aan de slag. ‘Layla, ga maar even liggen.’ ‘Op de bank?’ ‘Ja, dat lijkt me het gemakkelijkst.’ Uit haar leren schoudertas haalde Lalla Hemma een paarse sluier. Terwijl moeder de kaarsen aanstak, bedekte Lalla Hemma haar hoofd en gezicht met de doek. Geleidelijk begon ze steeds zwaarder te ademen, alsof ze in een trance raakte. ‘Jij bent de eerstgeborene. Ik zie het boze oog. Het belet je om verder te bouwen aan een toekomst. Iemand die jou kwaad wil doen, heeft een foto van jou in een graf begraven, zodat je nooit zult trouwen.’ Mijn moeder slaakte een gil. ‘Je hebt negatieve gedachten. Je ziel is verlamd. Je komt geen stap verder,’ vervolgde Lalla Hemma. ‘Dat klopt, dat klopt,’ fluisterde mijn moeder. ‘Ik voel geesten in jouw nabijheid. Djinns. Meer dan twee. Ze zijn al bij je sinds je jeugd. Eentje is een moslim, een andere is joods. Ze werken elkaar tegen. Alles belemmert je om je levensgeluk te vinden. Je bent verdoemd, Layla, en zonder mijn hulp ben je nergens. Wil je mijn hulp?’ Ik zweeg. ‘Wil je mijn hulp, Layla?’ Mijn moeder kneep me hard in mijn schouder. ‘Ja!’ schreeuwde ik geschrokken. ‘Mooi. Haal een liter water.’ Moeder schoot naar de keuken en kwam terug met een colafles, gevuld met kraanwater.
176
C ELBEZAZ gelukssyndroom bw v06.indd 176
25-07-2008 19:48:30