Burgerlijke cultuur
Bas Sillekens 2169692 Abv jaar 3
11-11-2013
1. kunst en religie, levensbeschouwing Er is weinig waardering voor dans het wordt gezien als bedreiging van de goede zeden. Ook bestond een dubbele visie op dans. Vanuit de kerk vooral gezien als zondige bezigheid, maar door de gegoede burgerij gezien als toegang tot kennis van de beheersing van het lichaam en etiquette in de omgang. De dans werd van de marktpleinen, de volksfeesten, bijzondere gebeurtenissen en uit de balzalen gehaald en naar het podium gebracht, Het beroep van dansmeester wordt belangrijk, Er ontstaan privé dansscholen: hof- en gezelschapsdansen, zoals bijv. het menuet, Het ‘gewone’ volk danste zijn volksdansen. (Zevensprong),Tussen de volksdansen en de hofdansen bestond een sterke wisselwerking (bourrees, sarabande) Tot ongeveer 1875 waren de ontwikkelingen in de danskunst in ons land vergelijkbaar met die in andere Europese landen. De republikeinse staatsvorm en het burgerlijke karakter dat de samenleving had, heeft zijn weerspiegeling gehad in de ontwikkeling van muziek, theater en dans, en vormde daarom geen bron van echt grote vernieuwingen. Ook vanwege het calvinisme in Nederland, werd de danskunst minder ontwikkeld dan in andere landen van Europa. Opera en ballet werden door de protestanten met afkeurende blik bekeken: de gereformeerde kerk vereenzelvigde deze uitingen met plezier en lol (uitsluitend vermaak dus, en geen ‘ter lering en vermaak’) en dat kon niet vond men. 1 Bij de adel en de rijke burgerij werd er in huis wel gedanst: men oefende allerlei danspassen om op die manier tijdens een bal te kunnen pronken. Vaak leerde men dansen van een dansmeester die de choreografieën uit het buitenland ontving. Uit het gangbare speelmannen repertoire ontstond wel bepaalde dansmuziek. Dat was ongenoteerde muziek die vaak als omlijsting diende voor de stukken van de ‘varende luyden’ die op wagens langs hoven en steden trokken. In de 17e eeuw kon je verder nog dansmuziek beluisteren in de muziekherbergen. Maar het dansen werd in de 17e eeuw toch voornamelijk gedaan op feesten en kermissen. Dat dit dansen ook fel afgekeurd werd door de calvinistische predikanten, vanwege de zedeloosheid ervan, zal niet verbazen.2
1 2
Utrecht L. , van hofballet tot postmoderne-dans, p. 44-50, 1988 Cohen M. and Copeland Roger, What is dance?, p. 47-55, 1983
2. Kunst en esthetica
Het theater, zoals wij het nu kennen, vindt zijn oorsprong in het oude Griekenland. De Griekse tragedie en komedie hebben aan de bakermat gestaan van het moderne theater. De tragedies, die bewaard zijn gebleven, komen allemaal uit de vijfde eeuw v.C. en zijn voornamelijk afkomstig van de drie grote tragediedichters uit die tijd, Aeschylos (ca. 525-456 v.C.), Sophocles (496-406 v.C.) en Euripides (484-406 v.C.). Zij werden tijdens festivals ter ere van Dionysos, de god van de wijn en de roes, opgevoerd. Voor de inhoud van de tragedie werd er teruggegrepen op heldensagen en mythen. Doordat er universele thema's als liefde, jaloezie, verraad, wraak en dood in de tragedies worden behandeld, zijn ze ook nu nog populair en worden ze nog vaak door toneelgezelschappen gespeeld.3 de Aristotelische principes in het theater: De beste tragedie volgens Aristoteles was Oedipus van Sophocles, ‘De tragedie is een nabootsing van een ernstige en volledige handeling, die een juiste omvang heeft, aangenaam verfraaid met taal, harmonie en ritme; op zo’n manier dat iedere soort apart functioneert in de onderscheiden delen [van het stuk]; en welke niet door middel van een vertelling, maar door medelijden en hevige schrik de zuivering teweeg brengt van deze zelfde hartstochten.’4 In het werk geeft Aristoteles zijn opvatting weer over ‘poëzie’, waaronder ook lyriek, epos en drama vallen. De drie-eenheid5 van het aristotelisch theater is: Eenheid van tijd: het op het toneel voorgestelde gebeuren mag niet de tijdsduur van een etmaal overschrijden. Eenheid van plaats: het geheel moet zich op dezelfde of nagenoeg dezelfde plaats afspelen Eenheid van handeling: geen niet ter zake doende nevenintriges mogen de strakke lijnen verstoren.
3
Hartnoll P. , The Theatre, p. 91-113, 1985 Smits-Veldt, Mieke B – Het Nederlandse Renaissancetoneel – HES Uitgevers, Utrecht 1991 5 Fletcher Bellinger M. , A Short History of the Drama. 1927. p. 61-67. 4
3. Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht In 1640 nam het Amsterdamse stadsbestuur het besluit tot een nieuw stadhuis6 Diverse ontwerpen voor een nieuw stadhuis passeerden de revue, en na vele gedachtewisselingen over de grootte van het nieuwe stadhuis, werd uiteindelijk op 18 juli1648 – na de Vrede van Munster – gekozen voor een ontwerp van de vooraanstaande Jacob van Campen. Het feit dat van Campen uit een Amsterdamse patriciërsfamilie stamde zal hierbij zeker een rol gespeeld hebben.7 Het ontwerp van Jacob van Campen had een voor die tijd zeer vooruitstrevende stijl, nu bekend als Hollands Classisisme. Het stadhuis van Amsterdam zou het grootste stadhuis van Europa worden, wat in de ogen van de bevolking in die tijd werd gezien als ‘het achtste wereldwonder’. Van Campen liet zich inspireren door Palladio en Scamozzi, twee Italiaanse renaissancearchitecten, die de Architectura Libri Decem van Vitruvius vertaalden. Vitruvius ging uit van de volmaaktheid van het universum, volgens Palladio en Scamozzi van essentieel belang voor goede architectuur. Een maatverhouding met een universeel principe van harmonie zou de basis vormen voor al het goede, ware en schone op aarde. Van Campen streefde dit principe ook na in het ontwerp van zijn stadhuis; het moest een absoluut volmaakt gebouw worden. Het ontwerp naar de bouwkunst in het klassieke Rome viel erg in de smaak bij de opdrachtgevers. Het Amsterdamse stadsbestuur spiegelde zich immers graag aan de deugden en macht van het republikeinse Rome. Het stadhuis op de dam had niet alleen in zijn beeltenis een functie maar ook in zijn gebruik. Het stadhuis werd gebruikt als kantoor- en vergadergebouw voor de stedelijke ambtenaren, het college van burgemeesters (burgemeesters en wethouders) en de vroedschap (gemeenteraad). Het diende als bankgebouw voor het in bewaring brengen van waardevolle spullen, geld en goud. In meerdere ruimtes van het stadhuis werd recht gesproken waaronder de Vierschaar, de rechtszaal voor strafzaken met de doodstraf als vonnis.
6
7
http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/stadhuis/stadhuis1.htm
http://stadsarchief.amsterdam.nl/presentaties/amsterdamse_schatten/macht/plattegrond _stadhuis/index.html
4. Kunst en vermaak
In het begin van de 17de eeuw kon men muziek op een podium beluisteren in de Amsterdamse rederijkerskamer. De Egelantier: deze kamer had vanaf 1612 haar deuren voor publiek geopend. Vanaf 1638 nam de eerste Nederlandse schouwburg haar taak over. 8
Na 1600 wisselden de rederijkerskamers hun besloten karakter in voor meer openheid, ze keken met de blik van de burger naar de samenleving en vaak leverden ze felle kritiek op de overheid. Ze gingen mee in de denkbeelden van het humanisme. De relatie met de stadsbesturen verliep vanaf dat moment dan ook moeizamer .9
Tot het bestuur van een rederijkerskamer behoorde ook vaak de factor, de artistieke leider, die toneelstukken en gedichten schreef, regisseerde en de gewone leden onderwees in de dichtkunst. Bij kleinere kamers had de factor vaak ook nog andere bestuurlijke taken.10 Onder toezicht van de factor werkten de gewone leden. De broeders, zoals deze leden genoemd werden, waren vaak de acteurs in de spelen. Daarnaast hadden de kamers vaak een zot of een nar. De namen van de leden werden vaak niet bekend gemaakt; het kunstwerk was een gemeenschappelijk product van de betreffende rederijkerskamer en niet van één of enkele personen. Over het ledenbestand van de kamers valt dan ook weinig te zeggen. Over het algemeen is aan te nemen dat de rederijkerskamers gesloten, elitaire verenigingen waren, waarbij leden door hun rijkdom hun hobby min of meer als ‘vak’ konden uitoefenen. Toch waren er leden te vinden uit alle lagen van de bevolking. Pas toen in de Nederlanden het tijdperk van de Renaissance aanbrak, veranderen de opvattingen over de functie van het individu. De bekendere rederijkers schuwden niet meer hun naam of zinspreuk onder hun werk te vermelden.
8
http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/muziek17de.html http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/goudeneeuw/literatuurgeschiedenis/lgge004.html 10 van Boheemen, F.C. en van der Heijden, TH.C.J. – De Westlandse Rederijkerskamers in de 16e en 17e eeuw - Rodipi, Amsterdam, 1985 – pag. 17 9
5. Kunst, wetenschap en techniek In de Gouden Eeuw, komen we een belangrijke componist van Nederlandse bloede tegen: het is nl. Jan Pieterszoon Sweelinck. Hij was rond 1600 een internationaal muzikaal hoogtepunt, immers hij liet zich door zijn collega-componisten beïnvloeden door vooral instrumentale nieuwe ontwikkelingen: De “Secunda Prattica uit Venetië ; De virtuoze Engelse muziek, en De orgelmuziek in de Duitse landen.
omdat de muzikale ontwikkeling na Sweelinck plaats vind in met name Duitsland, waar zijn leerlingen weer andere componisten beïnvloedden zoals: Buxtehude, J.S.Bach en G.F.Händel. Nederland is beroemd om zijn oude historische orgels. Verschillende orgels zijn nog uit de Gouden Eeuw. In de Oude Kerk in Amsterdam staan twee grote orgels, waarvan er nog een in originele staat is. De orgels uit die tijd zijn allemaal pijporgels. De pijpen zijn verdeeld naar hun typische klankkleur. Deze klankkleur zou je ook registers kunnen noemen. Deze registers zijn pijpen van dezelfde vorm en klank, en staan op windladen. Als je op een toets drukt, wordt de desbetreffende pijp aangeblazen, en klinkt er een toon. Omdat het prettiger is om niet te veel registers aan een toetsenbord te koppelen, hebben vele orgels er meerdere, zodat je meerdere registers samen kunt laten klinken. Om het geheel nog indrukwekkender te maken, heeft een orgel ook nog een pedaal. Aan dit pedaal kunnen ook meerdere registers gekoppeld worden. Vaak worden ook de bassen met de pedaal gespeeld. Omdat het allemaal pijpen zijn, die dus aangeblazen moeten worden, en omdat men in de gouden eeuw nog geen elektriciteit had, had men in de orgels grote blaasbalgen aangebracht, die voor de luchttoevoer moesten zorgen. Als een organist een orgel wilde bespelen, dan had hij ‘orgeltrappers’ nodig. Als het orgel voluit speelde, waren er soms wel 4 of 5 orgeltrappers in de weer om het orgel van lucht te voorzien.11
11
http://www.youtube.com/watch?v=r0gm2UFOq70
6. Kunst intercultureel
In Europa bestond een grote vraag naar porselein. Porselein onderscheidt zich van andere soorten Keramiek doordat de grondstoffen in de zeer hoog gestookte oven volledig in elkaar versmelten tot een zeer hard en wit materiaal. Het laat geen water door, voorwerpen kunnen door de hardheid met zeer dunne wanden gemaakt worden en wanneer tegen een stuk Porselein getikt wordt, geeft het een heldere klank – er zijn zelfs klokkenspelen van Porselein gemaakt. Van belang bij het porseleinbakken en het verkrijgen van de strakke vorm en harde Scherf is dat één bestanddeel in de oven onveranderd zijn vorm behoudt en een ander bestanddeel daarin vervloeit. Geleidelijk en proefondervindelijk verbeterden de pottenbakkers de kwaliteit van hun werk en rond het jaar 1000 maakten zij het eerste Porselein. De productie van Porselein werd grotendeels geconcentreerd in de overplaats Jingdezhen. Hier waren de benodigde grondstoffen aanwezig en (aanvankelijk ook) het hout om de ovens te stoken. De eerste prioriteit was de levering aan het hof in Peking, maar ook de export van Porselein was als inkomstenbron voor het Chinese rijk van belang. Chinees Porselein werd naar het Midden-Oosten, naar Zuidoost-Azië en zoals gezegd vanaf de 16de eeuw ook naar Europa verscheept, waarbij de pottenbakkers en porseleinschilders hun waren aan de wensen van de afnemers aanpasten. Het porselein wordt een handelsvoorwerp van de VOC. Vanuit Caton, het ontmoetingscentrum van de Chinezen en de Europeanen [3], wordt het product via Batavia naar Nederland gebracht. Het serviesgoed inspireert tot het steengoed met tin glazuur van onder andere de fabricaten Delft, Frankfort en Rouwen. Tegenwoordig is chinees porselein in collecties over heel Europa te vinden en kunnen we het terugvinden op vele Hollandse stillevens uit de 17e eeuw. 12
12
http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/kakimon/porselein.htm
Boeken: Cohen M. and Copeland Roger, What is dance?, p. 47-55, 1983 Fletcher Bellinger M. , A Short History of the Drama. 1927. p. 61-67. Hartnoll P. , The Theatre, p. 91-113, 1985 Smits-Veldt, Mieke B – Het Nederlandse Renaissancetoneel – HES Uitgevers, Utrecht 1991 Utrecht L. , van hofballet tot postmoderne-dans, p. 44-50, 1988 van Boheemen, F.C. en van der Heijden, TH.C.J. – De Westlandse Rederijkerskamers in de 16e en 17e eeuw - Rodipi, Amsterdam, 1985 – pag. 17
Internet:
http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/stadhuis/stadhuis1.htm http://stadsarchief.amsterdam.nl/presentaties/amsterdamse_schatten/macht/plattegrond_ stadhuis/index.html http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/muziek17de.html http://www.literatuurgeschiedenis.nl/lg/goudeneeuw/literatuurgeschiedenis/lgge004.html http://www.youtube.com/watch?v=r0gm2UFOq70 http://oud.digischool.nl/ckv2/burger/burger17de/kakimon/porselein.htm
Algemene bronnen:
http://www.youtube.com/watch?v=cq4GjL9bX8I
Afbeeldingen: Invalshoek 1: http://www.youtube.com/watch?v=cuM7eQDmtvg
Invalshoek 2:
Klucht: http://www.youtube.com/watch?v=dqQip72AqUU
Invalshoek 3:
[p. 135]
10. BESCHRIJVING VAN DE BUITENKANT VAN HET STADHUIS
865 De gevel voert in top Voorzichtigheit, en Vrede. Rechtvaerdigheit bekleet, ter slincke hant, haer stede, Regeert met haeren staf, en weeght een ieders Recht, Gelijck en ongelijck, door 's weeghschaels tong beslecht. De westerzon verzinckt ontrent de westkim zachter, 870 Om zich te spiegelen in 's gevels prael van achter, Daer deze hooftstadt draeght den hoedt van Godt Merkuur, Den graetboogh en kompas en kaertboeck kaert en stuur Kanaster bael en kas ziet slingren voor haer voeten, 873 Als schatten, die door winst al 's koopmans zorgh verzoeten. 875 Vier weerelden, en elck uit een verscheide lucht Genaecken de Godin, en offren haere vrucht, Uit rechte eerbiedigheit, het goutrijck Amerijcke, 't Wydtheerschende Asia, het leeuwenvoênde Afrijcke, Het burgerlijck Europe ontvouwen door dien schat 880 En gaven haere gunst, gedraegen deze Stadt, Die alle kusten kent, en omzeilt, en bewandelt, Met geele en zwarten Moor, en alle uitheemschen handelt, Van daer het gouden hooft des morgens straelt, en praelt, Of 's avonts in den schoot van Thetis nederdaelt, 885 Of 's middaeghs blaeckt, of 's nachts, by 't grimmen van de Beeren, Geen ys ontdojen kan, noch sneeuw en sneeujaght deeren. Dus schijnt de weerelt heel om Amsterdam gebouwt, Gelyck menze, op haer' troon gezeten, hier aenschouwt. Drie beelden staen in top. de Sterckheit, grof van leden, 890 Zich aen den pyler hout. de breidel is de Reden Met reden toegeleght, en Athlas onderschraeght Op zyne schouders fors den hemel, dien hy draeght, Waerin al d' aerdtkloot hangt, gedeelt aen aerde en baren, Om wien de zeeman durf naer alle kusten vaeren, 895 Op 't wyzen van 't kompas, en 't schieten van den boogh, Die 't wackerste vernuft van Tifis noit bedroogh.
873Kanaster, mand, korf
[p. 136]
Uit: Saskia Albrecht, Otto de Ruyter e.a. (eds.), Vondels Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam. Dick Coutinho, Muiderberg 1982.
Invalshoek 4:
Figuur 1 rederijkerskamer
Invalshoek 5:
Figuur 2 orgel oude kerk te amsterdam
http://www.youtube.com/watch?v=N-tCTMfVmfA fragmenten van orgel muziek door de jaren heen.
invalshoek 6:
Figuur 3 V.O.C porselein
http://www.youtube.com/watch?v=2sGVq5_ZkZM VOC film