Bulletin M 0103 NL Rev. 5
CUBE MC MANAGEMENT MANAGEMENT SYSTEM SYSTEM SOFTWARE SOFTWARE
POMPEN VOOR PARTICULIER GEBRUIK
GEBRUIKS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING
NEDERLANDS
NEDERLANDS .......................................................
2
blz.
3
NL A
INHOUDSOPGAVE
1 WAT IS MC CUBE ........................... 4 2 KORTE BESCHRIJVING VAN DE PRESTATIES ..... ........................... 2.1 TOEGANGSCONTROLE ..................... 2.2 GEBRUIKERS ................................ 2.3 CONFIGURATIEFUNCTIES .................. 2.4 BEHEERFUNCTIES ........................... 2.5 AFGIFTE ................................. 2.6 GEGEVENSBEHEER OP PC (OPTIE) ..... 3 KENNISMAKEN MET MC CUBE ..... 3.1 WERKWIJZEN ................................. 3.2 DISPLAYS ................................. 3.3 TOETSENBORD ............................... 3.4 ELEKTRONISCHE SLEUTELS EN LEESAPPARAAT ...............................
4 4 4 4 5 5 5 6 6 7 7 8
4 GEBRUIK VAN MC CUBE ............... 9 4.1 ALGEMEEN ............................... 9 4.1.1 WEERGAVE VAN DE SOFTWARE . 9 4.1.2 SOFTWARE OVERVIEW ............ 11 4.2 BOOT ............................... 12 4.3 BEHEER VAN HET PEILALARM .......... 13 4.4 ACCESS CONTROL .......................... 14 4.5 SYSTEM CONFIGURATION ................ 14 4.5.1 CONFIGURATIE VAN DE INSTALLATIE .......................... 15 4.5.2 WIJZIGINGEN AAN DE CONFIGURATIE ....................... 18
4.6 SYSTEM MANAGEMENT ................... 18 4.6.1 REPORT ................................ 18 4.6.1.1 REPORT / TRANSACTION ........... 18 4.6.1.2 REPORT / USERS ....... 20 4.6.1.3 REPORT / CONFIGURATION ........ 20 4.6.1.4 REPORT / TOTALS ..... 21 4.6.2 USERS ................................ 23 4.6.2.1 USERS / ADD ............. 23 4.6.2.2 USERS / DELETE ........ 25 4.6.2.3 USERS / PRINT ........... 25 4.6.2.4 USERS / VIEW ............ 25 4.6.3 SYSTEM ................................ 26 4.6.3.1 SYSTEM / SERIAL NUMBER ........ 27 4.6.3.2 SYSTEM / MEMORY .... 27 4.6.3.3 SYSTEM / DATA / TIME . 28 4.6.3.4 SYSTEM / BUZZER ...... 28 4.6.4 CHECK KEY ............................ 29 4.6.5 CALIBRATION ......................... 30 4.6.5.1 CALIBRATION VIEW .... 30 4.6.5.2 CALIBRATION / MODIFY ..................... 30 4.6.6 DATA TRANSFER .................... 33 4.7 DISPENSING ................................. 36 4.7.1 WAARSCHUWINGSMELDINGEN . 36 4.7.2 OPTIONELE INVOEREN ............. 37 4.7.3 AFGIFTE ................................. 37 4.7.4 AFGIFTE MET VOORINSTELLING . 38
3
NL 1
WAT IS MC CUBE
MC is een elektronisch systeem voor het beheer van de dieselafgifte, dat in de pompen CUBE MC geïntegreerd is. De kenmerken van het systeem zijn: - volledigheid van de prestaties tijdens de configuratie van het systeem en het beheer van de verzamelde gegevens voor de beheerder van het systeem - gebruiksgemak tijdens de afgifte voor de gebruikers.
2
KORTE BESCHRIJVING VAN DE PRESTATIES 2.1
TOEGANGSCONTROLE
Het feit dat MC voorhanden is garandeert dat de toegang beperkt is tot alleen vrijgegeven gebruikers. MC herkent de vrijgave van de gebruiker op twee verschillende manieren: - Intoetsen van een 4-cijferige GEHEIME CODE (PIN CODE) - Invoeren van een ELEKTRONISCHE SLEUTEL (OPTIE)
2.2
GEBRUIKERS
Er zijn twee verschillende soorten gebruikers, die onderscheiden worden door een verschillend toegangsniveau: - De BEHEERDER (MANAGER) - slechts ÉÉN per MC systeem Aan hem wordt een MASTER PIN CODE en/of een MASTER KEY toegekend. - De GEBRUIKER (USER) - tot 50 per MC systeem Aan ieder daarvan wordt een andere USER PIN CODE en/of een andere USER KEY toegekend.
LET OP Bij aflevering zijn alle MC systemen met een MASTER PIN CODE = 1234 geprogrammeerd. Dit kan naderhand door de beheerder veranderd worden. Als de actieve MASTER PIN CODE vergeten wordt dan is niet meer mogelijk om de functies die aan de beheerder voorbehouden zijn op te roepen. In dat geval kan de beheerder bij de SERVICEDIENST om de "SUPER MASTER CODE" vragen waarmee hij toegang kan krijgen tot de vergeten MASTER CODE. De SUPER MASTER CODE, die voor elk MC systeem anders is, kan niet veranderd worden; daarom wordt dringend geadviseerd om hier op strikt vertrouwelijke wijze mee om te gaan.
2.3
CONFIGURATIEFUNCTIES
Deze functies (waar alleen de MANAGER toegang toe heeft) maken het mogelijk om het gebruik van de CUBE MC pomp te individualiseren en aan de eisen van de installatie in kwestie aan te passen. De configuratiefuncties bestaan o.a. uit: -
4
Vaststelling van de naam van de installatie Vraag om de invoer van optionele gegevens (kenteken van het voertuig en/of kilometerstand) Duur van de time-outs van het begin en het einde van de afgifte Kenmerken van de remote printer Maateenheid van de afgifte Aanwezigheid van een PC-aansluiting voor het verzamelen van gegevens Wijziging van de MASTER CODE.
NL 2.4
BEHEERFUNCTIES
Deze functies (waar alleen de MANAGER toegang toe heeft) maken het mogelijk om het gebruik van de CUBE MC pomp te beheren. De beheerfuncties bestaan o.a. uit: - Beheer van de vrijgave van de gebruikers - Beheer van de systeemgegevens (geheugen / datum / tijd) - Elektronische kalibratie van de literteller die op de CUBE MC geïnstalleerd is - Gegevensoverdracht van de CUBE MC naar de PC via de MASTER KEY. De OPTIONELE beheerfuncties bestaan o.a. uit: - Afdrukken van verschillende soorten rapporten van de afgiften door middel van de remote printer - Afdrukken van de lijst van de gebruikers door middel van de remote printer - Afdrukken van de configuratie van het systeem door middel van de remote printer.
2.5
AFGIFTE
Dit is de functie (waar alleen de GEBRUIKERS toegang toe hebben) die het mogelijk maakt om brandstof aan de gebruikers af te geven, waaraan: - het intoetsen van het kenteken van het voertuig (REG. NUMBER) of een ander nummer of afkorting waaraan de registratie gekoppeld kan worden gevraagd kan worden; - het intoetsen van de kilometerstand van het voertuig (ODOMETER) gevraagd kan worden; - de voorinstelling van een af te geven hoeveelheid toegestaan kan zijn (PRESET).
2.6
GEGEVENSBEHEER OP PC (OPTIE)
De gegevens met betrekking tot de afgiften, die in het niet-vluchtige geheugen van MC verzameld en opgeslagen worden, kunnen ten behoeve van een efficiënt en eenvoudig beheer en duurzame opslag ervan naar een PC gestuurd worden. Met het oog op deze functie moet de software SELF CUBE MC MANAGEMENT, die apart geleverd wordt als optie van de MC CUBE op de PC geïnstalleerd worden. De gegevensoverdracht van de CUBE MC naar de PC kan op twee verschillende manieren plaatsvinden: - via een gekabelde RS-485 aansluiting, in dat geval moet er op de seriële RS-232 aansluiting van de PC een OMZETTER RS-232/485 - die apart leverbaar is aangebracht worden; - via dezelfde MASTER KEY; in dat geval moet er op de seriële RS-232 aansluiting van de PC een SLEUTELLEESAPPARAAT (KEY READER) - dat apart leverbaar is aangebracht worden.
5
NL 3
KENNISMAKEN MET MC CUBE 3.1
WERKWIJZEN
MC heeft verschillende WERKWIJZEN die in geval van bijzondere gebeurtenissen automatisch geactiveerd worden. • Werkwijze SYSTEM Bij deze werkwijze voert MC alle functies van toegangscontrole en systeembeheer uit. MC gaat automatisch in de werkwijze SYSTEM staan zodra de bediening van de toetsen (andere toetsen als die bij de werkwijze LEVEL gebruikt worden) of de invoer van de sleutel of het einde van een afgifte waargenomen wordt. Bij deze werkwijze vraagt en aanvaardt MC INPUTS via het toetsenbord en verstrekt OUTPUTS op de display of de printer. • Werkwijze DISPENSING Bij deze werkwijze wordt de afgifte van brandstof uitgevoerd. Deze werkwijze wordt afgesloten door op de STOP toets te drukken, doordat er een vooringestelde afgiftehoeveelheid bereikt is of nadat er een bepaalde tijd nadat er geen afgifte plaatsgevonden heeft verstreken is. • Werkwijze MANUAL Bij deze werkwijze kan de afgifte van de brandstof uitgevoerd worden terwijl MC UITGESCHAKELD IS. Deze werkwijze moet als volkomen uitzonderlijk beschouwd worden en kan toegepast worden als het met het oog op het beheer van de installatie zinvol is om brandstof af te geven zonder dat de afgifte geregistreerd wordt en/of als men het herhaaldelijk inschakelen van de pomp voor de eerste inbedrijfstelling van de installatie of onderhoudswerkzaamheden wil vereenvoudigen.
LET OP Op deze werkingsstand kan MC geen enkel gegeven met betrekking tot de uitgevoerde afgiften registreren. Om deze werkwijze toe te passen moet het volgende gedaan worden: - Het afdekpaneel van de MC BOX afschroeven om bij de elektronische printplaten te kunnen komen. - De jumper van de plaats waar hij op dat moment aangebracht is (standaard vormt hij een draadbrug tussen de 2 bovenste contacten op de stand AUTO) naar de onderste positie verplaatsen; hij moet dus een draadbrug tussen de 2 onderste contacten vormen.
Bij de werkwijze MANUAL: • blijven de LCD-schermen van MC de indicatie die op het moment van de overgang van AUTO naar MAN aanwezig was weergeven; • is om de pomp in te schakelen geen PIN CODE of KEY vereist; de pomp start zodra het afgiftepistool uit zijn houder genomen wordt en stopt zodra het pistool weer in de houder gedaan wordt; • wordt de door de CUBE MC afgegeven hoeveelheid op geen enkele manier getoond.
6
NL 3.2
DISPLAYS
Twee van achteren verlichte LCD-schermen verstrekken al naargelang de werkingsstand waar MC op staat verschillende indicaties. NUMERIEKE DISPLAY (1 regel met 4 numerieke tekens) - Bij de werkwijze LEVEL wordt de huidige tijd weergegeven - Bij de werkwijze SYSTEM wordt de huidige tijd weergegeven - Bij de werkwijze DISPENSING wordt de afgegeven hoeveelheid weergegeven
NUMERIEKE DISPLAY
ALFANUMERIEKE DISPLAY (2 regels met 16 alfanumerieke tekens) - Bij de werkwijze LEVEL worden de promptmeldingen weergegeven - Bij de werkwijze SYSTEM worden de promptmeldingen en/of de ingevoerde gegevens weergegeven - Bij de werkwijze DISPENSING worden de maateenheid en de gegevens met betrekking tot de gebruiker weergegeven.
3.2
ALFANUMERIEK E DISPLAY
TOETSENBORD
Het membraantoetsenbord staat de invoer van gegevens toe en bestaat uit: • 10 alfanumerieke toetsen: • de volgende "speciale" toetsen:
#
STOP
om de afgiftepomp te stoppen
NUMBER
wordt in combinatie met andere toetsen voor bijzondere functies gebruikt
CANCEL
om de ingetoetste gegevens te wissen of om terug te gaan naar de vorige fases
ENTER
om de gedane keuzes of ingegeven waarden te bevestigen
FS / FG
om zich tussen de functies van een menu te verplaatsen
FD / FS
om de voorgestelde opties (die knipperende ) te selecteren
7
NL 3.4
ELEKTRONISCHE SLEUTELS EN LEESAPPARAAT
Met MC is het mogelijk om de toegang tot het systeem door middel van twee soorten ELEKTRONISCHE SLEUTELS te controleren. De aan de beheerder toegekende MASTER KEY en die ook voor de overdracht van gegevens naar de beheer PC gebruikt kan worden is herkenbaar aan de RODE sleutelhanger.
De door de beheerder aan iedere gebruiker toegekende USER KEY die alleen gebruikt kan worden om afgiften uit te voeren is herkenbaar aan de GROENE sleutelhanger. Zij zijn voorzien van een 4-cijferige code (KEY CODE) die op het handvat aangebracht is en aan de hand waarvan de herkenning tijdens de configuratie van de gebruiker mogelijk is.
De elektronische sleutels worden door MC gelezen zodra zij op het SLEUTELLEESAPPARAAT (KEY READER) dat aan de voorkant van MC aangebracht is gelegd worden.
8
NL 4
GEBRUIK VAN MC CUBE 4.1
ALGEMEEN
Om MC te gebruiken en de voorziene FUNCTIES uit te voeren moet men de SOFTWARE van het apparaat kennen.
LET OP De BEHEERDER van de installatie moet een VOLLEDIGE kennis van deze software hebben, omdat hij waarschijnlijk alle voorziene prestaties moet gebruiken en hij moet dus alle hoofdstukken van deze handleiding aandachtig lezen. De GEBRUIKERS van het systeem mogen ook een beperkte kennis hebben die betrekking heeft op datgene wat nodig is voor de afgifte.
4.1.1 WEERGAVE VAN DE SOFTWARE Alle FUNCTIES die met de SOFTWARE FM uitgevoerd kunnen worden, worden verderop uitvoerig beschreven waarbij gebruik gemaakt wordt van een grafische weergave van de LOGISCHE STROOM (FLOWCHART) van alle indicaties die de LCD-schermen tijdens de verschillende fases van genoemde functies weergeven. De verschillende indicaties van de LCD-schermen (of meestal alleen van het alfanumerieke LCD-scherm) zijn door middel van pijlen met een ononderbroken lijn met elkaar verbonden waarnaast één van de mogelijke acties op de TOETSEN getoond wordt. Door genoemde actie op de toetsen uit te voeren wordt er van de ene indicatie van het LCD-scherm naar de volgende overgegaan die door middel van de pijl met de eerste verbonden is. In sommige gevallen is de overgang van de ene fase naar de volgende niet afhankelijk van acties op de toetsen maar gebeurt dit automatisch aan het einde van functies die een variabele duur kunnen hebben (zoals bijvoorbeeld het afdrukken van een rapport); in dat geval zal het scherm een stippellijn met daarnaast het symbool van een klok weergeven. WEERGAVE VAN MOGELIJKE ACTIES OP DE TOETSEN KORT INDRUKKEN (indrukken en meteen weer loslaten)
GELIJKTIJDIG INDRUKKEN (op de eerste toets drukken en terwijl deze ingedrukt gehouden wordt de tweede kort indrukken en daarna loslaten)
SLEUTEL OPLEGGEN (de sleutel voor het speciale leesapparaat houden)
9
NL ALGEMENE WEERGAVE VAN HET LCD-SCHERM
BELANGRIJKSTE INDICATIES VAN DE LCD-SCHERMEN
KNIPPEREN
AFWISSELEND KNIPPERENDE MELDINGEN
FLOWCHART
10
NL LET OP CANC TOETS Gemakshalve, wordt in sommige FLOWCHARTS de CANC toets niet weergegeven, hoewel de toets bij nagenoeg elke fase van de voorziene functies actief is. Het drukken op de CANC toets heeft altijd één van de volgende effecten: - terugkeer naar de vorige weergave - annulering van een numerieke invoer. TIME-OUT Tijdens elke fase van welke functie dan ook als er geen van de voorziene acties uitgevoerd wordt (drukken op de toetsen, aanbrengen van de sleutel, afgifte van brandstof) wordt na het verstrijken van een bepaalde tijd (TIME-OUT) de functie in kwestie automatisch afgesloten. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat MC niet gedurende onbepaalde tijd in de invoerfases die voor de beheerder gereserveerd zijn blijft staan met het risico dat personen die geen toestemming hebben om deze functie uit te voeren toegang hiertoe kunnen krijgen. De TIME-OUT functie wordt niet weergegeven in de FLOWCHARTS.
4.1.2 SOFTWARE OVERVIEW De door de SOFTWARE CUBE MC voorziene functies zijn gegroepeerd in verschillende FASES (SECTIONS). In dezelfde FASE zijn functies gegroepeerd die van hetzelfde soort zijn. De toegang tot elke FASE kan automatisch zijn, vrij of beveiligd door een PIN CODE. De SOFTWARE OVERVIEW toont de verschillende fases die voorhanden zijn en geeft een beknopt overzicht van de functies die tijdens elke fase uitgevoerd kunnen worden. De FASES zijn: BOOT MC voert een zelftest van de LCD-schermen uit en geeft het MODEL en het SERIENUMMER (SERIAL NUMBER) weer. Oproepen: - automatisch bij aanzetten Afsluiten: - automatisch bij beëindigen SYSTEM MANAGEMENT De beheerfuncties worden uitgevoerd (report, vrijgave gebruikers, kalibratie, gegevensoverdracht naar PC). Oproepen: - via ACCESS CONTROL door het herkennen van een sleutel of een SYSTEM code Afsluiten: - bij het beëindigen van de functie of door time-out SYSTEM CONFIGURATION MC wordt geïndividualiseerd om het systeem aan de eisen van de specifieke installatie aan te passen. Oproepen: - via de functie SYSTEM van het SYSTEM MANAGEMENT menu Afsluiten: - bij het beëindigen van de functie of door time-out DISPENSING De afgifte van brandstof wordt uitgevoerd. Oproepen: - via ACCESS CONTROL door het herkennen van een sleutel of een USER code Afsluiten: - bij het beëindigen van de functie of door time-out Sommige fases voeren functies uit zonder invoeren door de gebruiker (BOOT, ACCESS CONTROL). Andere fases vereisen een invoer door de gebruiker om een bepaalde functie uit te voeren (SYSTEM CONFIGURATION, DISPENSING). Deze invoeren moeten op volgorde uitgevoerd worden en MC vraagt door middel van promptmeldingen aan de gebruiker om de gevraagde gegevens achtereenvolgens in te voeren. Nadat de gevraagde gegevens ingevoerd zijn wordt de fase automatisch afgesloten. Andere nog uitgebreidere en ingewikkeldere fases (SYSTEM MANAGEMENT) zijn georganiseerd in de vorm van MENU'S. De gebruiker (in dit geval alleen de MANAGER) krijgt toegang tot deze menu's en kiest de gewenste functie, die op zijn beurt georganiseerd kan zijn in MENU'S van een lager niveau (SUBMENU'S). In de volgende hoofdstukken wordt in detail op elke afzonderlijke fase ingegaan.
11
NL
4.2
BOOT
Met de BOOT fase wordt een TEST fase bedoeld waarin MC automatisch enkele controles uitvoert. Deze fase wordt alleen in één van de volgende situaties uitgevoerd: • als de stroom naar MC ingeschakeld wordt (door middel van een hoofdschakelaar die de installateur tussen de stroomvoorziening en de CUBE MC moet installeren) • als er zonder de stroom uit en weer in te schakelen, door de jumper AUTO/MAN te verplaatsen van de toestand MAN naar de toestand AUTO overgegaan wordt (zie paragraaf 3.1). Tijdens de BOOT fase is het mogelijk: - om te controleren of de LCD-schermen goed functioneren, die helemaal ingeschakeld en vervolgens uitgeschakeld worden - om het MODEL te controleren - om het SERIENUMMER (SERIAL NUMBER) te controleren.
LET OP Het SERIENUMMER (SERIAL NUMBER) dat tijdens de BOOT fase weergegeven wordt is het serienummer van de CPU kaart van MC. Dit serienummer is noodzakelijk om de toegang tot de door MC verzamelde gegevens mogelijk te maken als de MASTER KEY kwijtgeraakt is en als ook de MASTER PIN CODE vergeten is. Als dit gebeurt moet u het serienummer (S/N) van de pomp noteren en contact opnemen met de SERVICEDIENST.
12
NL 4.3
BEHEER VAN HET PEILALARM
De CUBE MC is ontwikkeld om aangesloten te worden op een optioneel extern peilalarm dat uitgerust is met een schoon normally open contact (werk-/sluitcontact). Als er een alarmsignaal gegeven wordt dan sluit het contact dus. Deze aansluiting moet rechtstreeks op de aftakkast van MC uitgevoerd worden, via de dop van de tank, door hem door een kabeldoorvoer van type PG7 te vervangen. De manier waarop MC reageert als het alarmpeil bereikt wordt hangt af van de manier waarop MC geconfigureerd is. • CONFIGURATIE 1 LEVEL INPUT = NO / LEVEL OUTPUT = ALARM of LEVEL OUTPUT = PUMP CUTOUT MC reageert niet op de input van het peil en voert geen actie uit. • CONFIGURATIE 2 LEVEL INPUT = YES / LEVEL OUTPUT = ALARM MC drukt de volgende melding die, nadat de afgifte beëindigd is, gegeven wordt op een eventuele remote printer af: "WARNING LOW LEVEL". Ook in dat geval blijft MC de verdere afgifte van brandstof toestaan. Op het LCD-scherm worden geen meldingen weergegeven. • CONFIGURATIE 3 LEVEL INPUT = YES / LEVEL OUTPUT = BLOCK MC staat de afgifte van brandstof niet meer toe. Op het LCD-scherm wordt de melding "DISPENSING IMPOSSIBLE / MINIMUM LEVEL" weergegeven.
13
NL 4.4
ACCESS CONTROL
Het systeem gaat in de ACCESS CONTROL fase staan zodra de bootfase bij inschakeling beëindigd is en zodra er zich één van de volgende drie situaties voordoet: Drukken op een NUMERIEKE toets alsof er begonnen wordt met het intoetsen van de PIN CODE, MC controleert of de ingetoetste PIN CODE voorheen in het systeem vrijgegeven is en herkent of deze aan een USER toegekend is of dat het om een code gaat die aan de MANAGER toegekend is. Als het niet als een vrijgegeven code herkend wordt dan wordt de melding "UNKNOWN CODE" (onbekende code) weergegeven. Als het wel als een vrijgegeven code herkend wordt, dan reageert het systeem afhankelijk van het type code als volgt: - als het een USER PIN CODE is dan gaat het systeem in de fase DISPENSING staan - als het een MASTER PIN CODE is dan gaat het systeem in de functie REPORT van het SYSTEM MANAGEMENT menu staan - Invoeren van een KEY in de KEY READER MC controleert of de ingevoerde KEY voorheen in het systeem vrijgegeven is en herkent of het een USER KEY (groen) of een MASTER KEY (rood) is. Als het systeem de sleutel niet als vrijgegeven herkent dan wordt de melding "UNKNOWN USER KEY" weergegeven. Als het wel als een vrijgegeven sleutel herkend wordt, dan reageert het systeem afhankelijk van het type sleutel als volgt: - als het een USER KEY is dan gaat het systeem in de fase DISPENSING staan - als het een MASTER KEY is dan gaat het systeem in de functie DATA TRANSFER van het MASTER MANAGEMENT menu staan.
LET OP Aangezien de MASTER KEY het meest gebruikt wordt voor de overdracht van gegevens van de CUBE MC naar een PC (als de software die als optie verkrijgbaar is geïnstalleerd is), als het systeem de MASTER KEY herkent opent het systeem automatisch het DATA TRANSFER menu. Als dit menu opgeroepen is dan heeft de gebruiker desondanks toegang tot alle andere beschikbare functies in het menu. Daarom zijn de MANAGER PIN CODE en de MASTER KEY twee ALTERNATIEVE manieren om het SYSTEM MANAGEMENT menu op te roepen, die allebei uitsluitend voor de BEHEERDER van de installatie gereserveerd zijn.
4.5
SYSTEM CONFIGURATION
De fase SYSTEM CONFIGURATION maakt het mogelijk om het systeem te configureren om het systeem aan de specifieke eisen van de installatie aan te passen. Alleen de MANAGER (of de installateur) kan toegang krijgen tot de fase SYSTEM CONFIGURATION dankzij de MASTER PIN CODE of de MASTER KEY. Om toegang te krijgen tot de configuratie moet het volgende gedaan worden: - SYSTEM MANAGEMENT oproepen - het menu doorlopen tot aan de functie SYSTEM - de toetsencombinatie "#" + "1" indrukken.
14
NL 4.5.1 CONFIGURATIE VAN DE INSTALLATIE Het systeem moet tijdens het installeren geconfigureerd worden. Alvorens met het configureren te beginnen moet de installateur met de beheerder overleggen welke opties uit de beschikbare opties het meest aan de eisen van de afzonderlijke installatie voldoen. Voor de configuratie moeten er een aantal HANDELINGEN (te maken selecties of in te voeren gegevens) verricht worden die op volgorde uitgevoerd moeten worden. Voor elke handeling stelt het systeem een STANDAARD waarde voor die bewerkt of bevestigd kan worden door op ENTER te drukken (waardoor er naar de volgende handeling overgegaan wordt). Verderop wordt een gedetailleerde uitleg van de betekenis van elke handeling gegeven. De titel van elke paragraaf is hetzelfde als de indicaties die bij de betreffende handeling op het LCD-scherm weergegeven worden. UNIT NAME (Naam van de unit) Dit is de naam die de beheerder aan de pomp kan geven. Het is ook mogelijk om geen naam in te geven. STANDAARD waarde: geen Toegestane waarden: ALFANUMERIEKE string, max. 16 tekens REGISTRATION NUMBER (Kenteken van het voertuig) Hiermee wordt vastgelegd of aan de gebruiker al dan niet gevraagd wordt om een naam (of een nummer) in te toetsen om het voertuig waarin brandstof getankt wordt te herkennen. Als deze optie geactiveerd wordt dan moet de gebruiker de gevraagde informatie ingeven voordat er getankt kan worden (het systeem accepteert elke willekeurige waarde). STANDAARD waarde: DISABLED Toegestane waarden: DISABLED (wordt niet om gevraagd) ENABLED (wordt wel om gevraagd) ODOMETER (Kilometerstand) Hiermee wordt vastgelegd of aan de gebruiker al dan niet gevraagd wordt om de kilometerstand van het voertuig waarin brandstof getankt wordt in te toetsen. Als deze optie geactiveerd wordt dan moet de gebruiker de gevraagde informatie ingeven voordat er getankt kan worden (het systeem accepteert elke willekeurige waarde). STANDAARD waarde: DISABLED Toegestane waarden: DISABLED (wordt niet om gevraagd) ENABLED (wordt wel om gevraagd) START TIME-OUT (Tijd voor het begin van de afgifte) Hiermee wordt de maximum tijd vastgelegd waarbinnen de gebruiker met de afgifte moet beginnen vanaf het moment waarop het systeem de pomp ingeschakeld heeft. Als deze tijd verstrijkt zonder dat de afgifte begint dan schakelt MC de pomp uit en moet de gebruiker om de afgifte uit te kunnen voeren zich opnieuw door het systeem laten herkennen (door middel van de code of de sleutel). STANDAARD waarde: 60 sec. Toegestane waarden: van 001 tot 999 sec. FILLING TIME-OUT (Tijd voor onderbrekingen van de afgifte) Hiermee wordt de maximum tijd voor een onderbreking van de afgifte vastgelegd. Nadat de afgifte gestart is kan de gebruiker de afgifte tijdelijk onderbreken of kan het gebeuren dat de afgifte automatisch stopt doordat het automatische pistool afslaat. Als de onderbreking van de afgifte (de pomp blijft ingeschakeld maar het telwerk stopt) langer duurt dan de ingestelde tijd dan wordt de pomp uitgeschakeld en stopt de pomp. Om de afgifte te hervatten moet de gebruiker zich opnieuw door het systeem laten herkennen (door middel van de code of de sleutel) en met een nieuwe afgifte beginnen. Als het pistool, ook voordat de ingestelde tijd verstreken is, weer in de houder gedaan wordt, wordt de afgifte definitief beëindigd (en wordt de pomp uitgeschakeld). STANDAARD waarde: 120 sec. Toegestane waarden: van 001 tot 999 sec. REMOTE PRINTER (Afstandsprinter) Hiermee wordt vastgelegd of de CUBE MC via een seriële lijn RS-485 (optie) op een remote printer (die bijvoorbeeld in een kantoor staat, op diverse honderden meters afstand) om automatisch éénregelige rapporten bij elke afgifte (logging) af te drukken of rapporten op verzoek van de manager.
15
NL LET OP De printer moet anders uitgerust zijn met: - seriële RS-485 aansluiting - seriële RS-232 aansluiting + omzetter RS-232/485 (op aanvraag leverbaar) - Centronics parallelle aansluiting + omzetter RS-232/485 + omzetter RS-232 / Centronics (op aanvraag leverbaar) STANDAARD waarde: NO Toegestane waarden: YES (printer aangesloten) NO (printer niet aangesloten) INSTELLING VAN Protocol: BAUD RATE: Word Length: Parity: Bit Stop:
DE SERIËLE REMOTE PRINTER (optie): 8-N-1 2400 8 bit None 1
Alleen als er YES (printer aangesloten) ingesteld is zullen de volgende opties voorgesteld worden: REMOTE PRINTER / TYPE (Type remote printer) Hiermee wordt vastgelegd welke remote printer op de CUBE MC aangesloten moet worden: - een 80-koloms printer (standaard kantoorprinter) - een 40-koloms printer (printer met een rol papier voor het afdrukken van bonnen) STANDAARD waarde: 80 COLUMNS Toegestane waarden: 80 COLUMNS (80-koloms printer) 40 COLUMNS (40-koloms printer) REMOTE PRINTER / PRINT OUT (Type afdruk op remote printer) Hiermee wordt vastgelegd welk type afdrukken er op de remote printer gemaakt moeten worden: - afdrukken van een bon (reproductie van een hypothetische bon die op de remote printer afgedrukt kan worden) - automatisch afdrukken van éénregelige rapporten voor elke afgifte (zogeheten "logging" functie) STANDAARD waarde: LOGGING Toegestane waarden: LOGGING TICKET REMOTE PRINTER / AUTO CR-LF (Automatisch verspringen van een regel) Hiermee is het mogelijk om de opdrachten die CUBE naar de printer stuurt aan het type printer aan te passen, die voor de goede werking ervan al dan niet kan vragen om een "regelinvoer" opdracht te geven.
LET OP Om de eerste afdrukken uit te voeren wordt geadviseerd om de standaard waarde te laten staan; voert de printer de regelinvoer niet goed uit dan moet er weer in de configuratie gegaan worden en moet de parameter veranderd worden. STANDAARD waarde: NO Toegestane waarden: NO (regelinvoeropdracht niet gegeven) YES (regelinvoeropdracht wel gegeven) REMOTE PRINTER / LINE DELAY (Afdrukvertraging) Als het buffergeheugen van de printer niet groot genoeg is om de tekencodes te verwerken is het mogelijk om de vertraging waarmee de gegevens naar de printer gestuurd worden te veranderen, om de afdrukwachtrij makkelijker te kunnen verwerken en om geen gegevens te verliezen.
16
NL LET OP Om de eerste afdrukken uit te voeren wordt geadviseerd om de standaard waarde te laten staan; ontvangt de printer de gestuurde gegevens niet goed dan moet er weer in de configuratie gegaan worden en moet de parameter veranderd worden. STANDAARD waarde: 100 x 10 ms Toegestane waarden: 100-999 x 10 ms PC CONNECTED (Aansluiting op PC - alleen met optionele software) Hiermee wordt vastgelegd of de CUBE MC via een seriële RS-485 aansluiting op een PC aangesloten moet worden waar de (optionele) software CUBE MC MANAGEMENT op geïnstalleerd is waarmee de gegevens van de afgifte verzameld en verwerkt kunnen worden (zie handleiding M00105). MEASUREMENT UNIT (Maateenheid) Hiermee wordt de maateenheid die door het systeem gebruikt wordt vastgelegd. STANDAARD waarde: LITRES Toegestane waarden: LITRES (liter) US GALLONS (USA gallons) DECIMAL DIGIT (Aantal decimale getallen) Hiermee wordt het aantal decimale getallen waarmee de afgegeven hoeveelheid weergegeven moet worden vastgelegd. Als er 2 decimale getallen ingesteld worden en als de weergegeven waarde de hoeveelheid 99.99 overschrijdt dan gaat het systeem automatisch over naar de weergave met slechts één decimaal getal. STANDAARD waarde: 1 Toegestane waarden: 1-2 LOW LEVEL INPUT = YES / NO Hiermee wordt het beheer van het optionele peilcontact vastgelegd (zie par. 4.3). Als er "YES" ingesteld wordt dan wordt de input van het peil beheerd; als er "NO" ingesteld wordt dan wordt de input van het peil niet beheerd. LOW LEVEL INPUT = ALARM / PUMP CUT OUT Deze optie is alleen zichtbaar als de Low Level Input op "YES" ingesteld is (zie ook par. 4.3). Met deze optie wordt de antwoordactie van de elektronica op het sluiten van het contact van het peilalarm vastgelegd. Als er "Alarm" ingesteld wordt dan kan er een afdruk op een eventuele remote printer gemaakt worden. Als er "PUMP CUT OUT" ingesteld wordt dan schakelt MC de pomp uit en staat de afgifte van brandstof niet meer toe. KEY READER (Leesapparaat van elektronische sleutels) Hiermee wordt vastgelegd of het leesapparaat van elektronische sleutels aan de voorkant van MC al dan niet geactiveerd is. STANDAARD waarde: YES Toegestane waarden: YES (leesapparaat geactiveerd) NO (leesapparaat geïnactiveerd) MASTER CODE (Beheerderscode) Hiermee is het mogelijk om de MASTER CODE te veranderen waarvan de STANDAARD waarde "1234" is. Zodra deze functie opgeroepen is geeft het systeem de code weer die op dat moment actief is: - door op "ENTER" te drukken wordt de code bevestigd en wordt er overgegaan naar de volgende functie - door een numerieke toets in te drukken wordt er onmiddellijk met het veranderen ervan begonnen.
LET OP De nieuwe code moet in ieder geval uit 4 cijfers bestaan. Als de nieuwe code ingetoetst is moet deze met ENTER bevestigd worden; dan zal MC de OUDE code (OLD PIN) en de NIEUWE code (NEW PIN) weergeven: - door op "ENTER" te drukken wordt de wijziging van de beheerderscode bevestigd - door op "CANCEL" te drukken wordt de wijziging geannuleerd en wordt de OUDE code bevestigd. MASTER KEY (Vervanging van de beheerderssleutel) Hiermee is het mogelijk om een nieuwe sleutel als MASTER KEY te activeren in plaats van de vorige. Als MC deze melding weergeeft is het mogelijk: - om de SYSTEEMCONFIGURATIE af te sluiten door op "CANCEL" te drukken; op die manier blijft de bestaande MASTER KEY geactiveerd; - om een nieuwe sleutel in het sleutelleesapparaat te steken; deze sleutel zal als de nieuwe MASTER KEY geactiveerd worden in plaats van de vorige.
LET OP Er kan telkens maar één sleutel als MASTER KEY voor een bepaalde CUBE MC pomp geactiveerd worden. Het is wel mogelijk om dezelfde sleutel als MASTER KEY voor verschillende CUBE MC pompen te activeren.
17
NL 4.5.2 WIJZIGINGEN AAN DE CONFIGURATIE Als er een optie die tijdens de eerste configuratie gekozen is veranderd moet worden dan moet u als volgt te werk gaan: - roep de CONFIGURATIE op; - bevestig alle opties die u NIET wilt veranderen met "ENTER" totdat u bij de optie komt die u wilt veranderen; - doorloop alle overige functies door de keuzes met "ENTER" te bevestigen totdat u bij de laatste functie komt (NEW MASTER KEY); - sluit de CONFIGURATIE af (tenzij u de MASTER KEY wilt veranderen) door op "CANCEL" te drukken.
4.6
SYSTEM MANAGEMENT
De fase SYSTEM MANAGEMENT wordt gebruikt door de beheerder voor het dagelijkse beheer van het MC systeem. SYSTEM MANAGEMENT is onderverdeeld in menu's en submenu's om makkelijke en snelle toegang tot de functies mogelijk te maken. Het hoofdmenu bevat zes functies die in de volgende paragrafen beschreven worden.
4.6.1 REPORT Deze functie staat drie verschillende afdrukwijzen toe, die alleen op de remote printer (optie) uitgevoerd kunnen worden waar men volgens datgene wat in onderstaande FLOWCHART getoond wordt toegang toe kan krijgen.
4.6.1.1
REPORT / TRANSACTION
Deze functie staat het afdrukken (op de remote printer) van alle afgiften (TRANSACTION) die in het geheugen van het MC systeem staan toe.
LET OP MC maakt het mogelijk om de gegevens uit het geheugen van de CUBE MC op verschillende manieren (seriële lijn of MASTER KEY) naar een PC die voor het verzamelen van gegevens dient en die voorzien is van speciale optionele software te sturen. Alleen de afgiften die nog niet naar de PC gestuurd zijn kunnen afgedrukt worden omdat als de gegevens naar een PC gestuurd worden deze automatisch uit het geheugen van de pomp gewist worden. De afdruk van de afgiften kan als volgt zijn: • compleet, d.w.z. met betrekking tot alle afgiften die in het geheugen staan (selecteer: ALL DATE + ALL USERS) • beperkt tot een tijdsperiode tussen twee data (selecteer: PERIOD) • beperkt tot één datum (selecteer: PERIOD en toets twee keer dezelfde datum in) • beperkt tot één gebruiker (selecteer: SINGLE USER) die geïdentificeerd wordt aan de hand van zijn USER NUMBER (volgnummer van 1 tot 50 dat aan elke gebruiker toegekend wordt). Bovengenoemde beperkingen kunnen gelijktijdig toegepast worden; het is bijvoorbeeld mogelijk om de afdruk met betrekking tot de afgiften die door één gebruiker tijdens een bepaalde periode tussen twee data uitgevoerd zijn te vragen.
18
NL
19
NL 4.6.1.2
REPORT / USERS
Met deze functie is het mogelijk om de lijst van de vrijgegeven gebruikers af te drukken. Er zijn twee soorten afdrukken mogelijk: PRINT CODE > YES Drukt een lijst van de gebruikers af met de kolom waarin de PIN CODE van elke gebruiker staat PRINT CODE > NO Drukt een lijst van de gebruikers af zonder de kolom waarin de PIN CODE van elke gebruiker staat.
LET OP Afdrukken waar de PIN CODES in staan moeten uiteraard vertrouwelijk behandeld worden om te vermijden dat de geheime codes (PIN CODES) van de verschillende gebruikers bekend gemaakt worden. Voor elke gebruiker staat het volgende op de afdruk: - Volgnummer van de gebruiker (USER NUMBER) - Gebruikersnaam (USER NAME) - Geheime code (PIN CODE) - Aanwezigheid van een elektronische sleutel (USER KEY) Als er uitsluitend een elektronische sleutel aan een gebruiker toegekend is dan zal er een sterretje "*" in de kolom USER KEY staan en dan wordt de PIN CODE met "0000" aangegeven. Als uitsluitend de PIN CODE aan een gebruiker toegekend is dan is deze anders dan "0000" en zal er in de kolom USER KEY geen sterretje staan.
PRINT CODE - YES
4.6.1.3
PRINT CODE - NO
REPORT / CONFIGURATION
Met deze functie is het mogelijk om de opties die tijdens de configuratiefase gekozen zijn zoals hieronder beschreven af te drukken.
Voor de betekenis van elke parameter zie paragraaf 4.6.1.
20
NL 4.6.1.4
REPORT / TOTALS
Met deze functie is het mogelijk om het algemene totaal (GENERAL TOTAL), het totaal van de periode (TOTAL FROM XX/XX/XX) en het gebruikerstotaal (USER) af te drukken. Algemeen totaal (kan niet op nul gezet worden). Totale afgegeven hoeveelheid vanaf de eerste installatie van de CUBE. Dit totaal kan door de beheerder op geen enkele wijze op nul gezet worden. Totaal van de periode (kan door de beheerder op nul gezet worden). Totale afgegeven hoeveelheid vanaf de laatste nulstelling. Dit is de som van alle "Gebruikerstotalen". Gebruikerstotaal (kan door de beheerder op nul gezet worden). Totale afgegeven hoeveelheid door dezelfde gebruiker vanaf de laatste nulstelling van het "Totaal van de periode". Het enkele "Gebruikerstotaal" kan niet op nul gezet worden. Alle verschillende "Gebruikerstotalen" worden gelijktijdig op nul gezet telkens als er een nulstelling van het "Totaal van de periode" uitgevoerd wordt. De totalen kunnen weergegeven, afgedrukt en op nul gezet worden. Deze functies zijn mogelijk door middel van de submenu's: * TOTALS VIEW? hiermee is het mogelijk om de diverse totalen op het scherm te tonen (algemeen totaal, totaal van de periode en gebruikerstotaal) * TOTALS PRINT? hiermee is het mogelijk om de diverse totalen af te drukken (algemeen totaal, totaal van de periode en gebruikerstotaal) * TOTALS RESET PERIOD? hiermee is het mogelijk om het totaal van de periode en als gevolg daarvan alle gebruikerstotalen op nul te zetten.
ALGEMEEN TOTAAL TOTAAL VAN DE PERIODE DATUM LAATSTE NULSTELLING TOTALS
TOTALS
TOTALS
PRINT
PRINT
PRINT
ONLY GENERAL
ALL
SINGLE
USER
21
NL
22
NL 4.6.2 USERS Hiermee is het beheer mogelijk van de gebruikers die vrijgegeven zijn voor het gebruik van de CUBE MC door middel van 4 verschillende functies die georganiseerd zijn in een submenu.
LET OP Als er geen gebruiker vrijgegeven is, is alleen de functie van het aanmaken van gebruikers (USER/ADD paragraaf 4.6.2.1) voorhanden.
4.6.2.1
USER / ADD
Hiermee is het mogelijk om een nieuwe vrijgegeven gebruiker aan te maken (ADD), volgens datgene wat in de flowchart hieronder beschreven is: NB: OP HET MOMENT DAT DE EERSTE GEBRUIKER INGEVOERD WORDT, WORDT ALLEEN HET MENU "USER ADD?" WEERGEGEVEN. ZODRA DE GEBRUIKER INGEVOERD IS, IS OOK TOEGANG TOT DE ANDERE MENU'S DIE IN DEZE FLOWCHART BESCHREVEN ZIJN MOGELIJK.
23
NL Het aanmaken van een nieuwe vrijgegeven gebruiker gebeurt door middel van de volgende inputs en/of keuzes die achtereenvolgens uitgevoerd moeten worden. USER NAME Naam van de gebruiker; dit is een vrij alfanumeriek veld dat 1 tot 10 tekens bevat; dit veld moet ingevuld worden. USER PIN Geheime individuele code die aan elke gebruiker toegekend is. De opties zijn USER PIN > YES / NO. Als de optie USER PIN > NO gekozen wordt dan wordt er geen geheime code aan de gebruiker toegekend maar alleen een elektronische sleutel en vraagt het systeem rechtstreeks om de sleutel op het leesapparaat aan te brengen (zie verderop). Als de optie USER PIN > YES gekozen wordt dan moet de geheime individuele code van de gebruiker, een numeriek veld dat 1 tot 4 tekens bevat, ingetoetst worden.
LET OP Tijdens deze fase van het toekennen van de gebruikerscode moet u altijd alle 4 de cijfers intoetsen. Als u bijvoorbeeld de geheime code "4" wilt toekennen moet u "0004" intoetsen. Om de afgifte vrij te geven kan de gebruiker daarentegen simpelweg "4" intoetsen. Als er een USER PIN ingetoetst wordt die reeds aan een andere gebruiker toegekend is herkent MC dit, accepteert de code niet en vraagt om een andere code. ELECTRONIC KEY De opties zijn ELECTRONIC KEY > YES / NO. Als de optie ELECTRONIC KEY > YES gekozen wordt dan vraagt het systeem om de sleutel op het leesapparaat aan te brengen waarbij de melding TOUCH USER KEY weergegeven wordt om die sleutel aan de gebruiker toe te kennen. Het systeem gaat alleen uit deze fase als er een sleutel op het leesapparaat gelegd wordt.en gaat over naar de invoerfase van de 4-cijferige code die op de sleutel aangebracht is. Als de gebruikte sleutel reeds aan een andere gebruiker die op dezelfde pomp vrijgegeven is toegekend is accepteert het systeem niet om deze sleutel aan de nieuwe gebruiker toe te kennen en geeft de melding "WARNING KEY ALREADY ASSIGNED" weer.
LET OP De sleutel die aan de gebruiker toegekend moet worden moet van het type USER KEY zijn. Het systeem accepteert tijdens deze fase geen sleutels van het type MASTER KEY. KEY CODE De KEY CODE is een 4-cijferige code die op het handvat van de USER KEY aangebracht is en die de herkenning van de USER KEY door de pomp vrijgeeft. Deze code wordt alleen gebruikt tijdens de configuratie van de gebruiker; deze code is niet nodig voor het dagelijkse gebruik door de eindgebruiker. In geval van verlies of beschadiging van de KEY CODE is het niet mogelijk om de USER KEY opnieuw te configureren, maar wordt, als hij al geconfigureerd is, het dagelijkse gebruik niet onmogelijk gemaakt. USER NUMBER Dit is een volgnummer - tussen 1 en 50 - dat aan elke gebruiker toegekend wordt.
LET OP In tegenstelling tot de PIN CODE kan het USER NUMBER gewoon bekendgemaakt worden omdat dit simpelweg een nummer is dat aan de gebruikersnaam gekoppeld is om het verwerken van de gebruikersgegevens (afdrukken en afgiften) makkelijker te maken voor de beheerder. De opties zijn USER NUMBER > AUTO (NNN) / MANUAL Als de optie USER NUMBER > AUTO (NNN) gekozen wordt, wordt aan de gebruiker automatisch het nummer (NNN) dat weergegeven wordt toegekend dat overeenstemt met het laagste gebruikersnummer dat beschikbaar is, d.w.z. dat nog aan geen andere gebruiker toegekend is. Als de optie USER NUMBER > MANUAL gekozen wordt dan kan de beheerder elk beschikbaar USER NUMBER (dat nog niet toegekend is) toekennen.
24
NL Als er een USER NUMBER ingetoetst wordt dat reeds aan een andere gebruiker toegekend is, dan herkent CUBE MC dit, accepteert dit niet en vraagt om een nieuwe code. In beide gevallen (automatische of handmatige keuze) geeft het systeem zodra dit met "ENTER" bevestigd wordt enkele seconden lang alle gegevens van de gebruiker weer en gaat vervolgens weer terug naar het menu USER / ADD.
LET OP Het systeem staat geen gedeeltelijke wijzigingen aan de gegevens van de gebruikers toe. Als de ingevoerde en bevestigde gegevens tijdens het aanmaken van een nieuwe gebruiker niet juist blijken te zijn dan moet u: - de ingegeven gebruiker wissen (zie paragraaf 4.7.2.2) - de gebruiker op de juiste manier opnieuw ingeven.
4.6.2.2
USERS / DELETE
Hiermee is het mogelijk om een vrijgegeven gebruiker te wissen (DELETE), volgens datgene wat in de flowchart hieronder beschreven is: Om te selecteren welke gebruiker u wilt wissen moet u het betreffende USER NUMBER intoetsen. Het systeem geeft alle gegevens met betrekking tot de gebruiker weer en vraagt om te bevestigen of u de gebruiker wilt wissen.
LET OP Het wissen is definitief en de gebruiker kan niet hersteld worden, tenzij de invoer ervan van begin af aan herhaald wordt. Door een gebruiker te wissen: - wordt de toegang tot de afgifte door middel van de PIN CODE of de USER KEY die aan de gewiste gebruiker gekoppeld is belet - komt het USER NUMBER dat aan hem gekoppeld is vrij - wordt de eventuele elektronische sleutel weer bruikbaar die aan een andere nieuwe gebruiker toegekend kan worden.
4.6.2.3
USERS / PRINT
Hiermee is het mogelijk om de lijst van de vrijgegeven gebruikers af te drukken. De functie en de betreffende afdrukken stemmen overeen met datgene wat in paragraaf 4.7.1.2 beschreven is.
4.6.2.4
USERS / VIEW
Hiermee is het mogelijk om alle vrijgegeven gebruikers te laten weergeven. Van elke gebruiker wordt het volgende weergegeven: - Volgnummer van de gebruiker (USER NUMBER) - Gebruikersnaam (USER NAME) - Geheime code (PIN CODE) - Aanwezigheid van een elektronische sleutel (KEY) USER NAME
KEY
USER NUMBER
PIN CODE
25
NL NB: OP HET MOMENT DAT DE EERSTE GEBRUIKER INGEVOERD WORDT, WORDT ALLEEN HET MENU "USER ADD?" WEERGEGEVEN. ZODRA DE GEBRUIKER INGEVOERD IS DAN IS OOK TOEGANG TOT DE ANDERE MENU'S DIE IN DEZE FLOWCHART BESCHREVEN ZIJN MOGELIJK.
4.6.3 SYSTEM Hiermee is het mogelijk om in de functie SYSTEM CONFIGURATION te komen (die typerend is voor de fase van de eerste installatie) en die reeds beschreven is in paragraaf 4.6 en om in een submenu te komen die de volgende vier functies bevat.
26
NL 4.6.3.1
SYSTEM / SERIAL NUMBER
Hiermee is het mogelijk om het SERIAL NUMBER van de elektronische printplaat van het MC systeem te laten weergeven.
LET OP Dit SERIAL NUMBER heeft betrekking op de elektronische printplaat en STEMT NIET OVEREEN met dat van de pomp, dat op de TYPEPLAAT staat die aan de buitenkant van de pomp zelf aangebracht is. Er zijn twee andere manieren om het serienummer (S/N) van de pomp weer te laten geven, waarbij noch de MASTER CODE noch de MASTER KEY vereist is. • Schakel de stroom met de hoofdleidingschakelaar uit en weer in; tijdens de BOOT fase zal het systeem het serienummer kort weergeven. • In de fase LEVEL CONTROL: - Druk op de STOP toets om in de fase "ACCESS CONTROL" te komen. - Druk op de toetsencombinatie "# + 9"; het systeem zal het serienummer van de pomp weergeven.
4.6.3.2
SYSTEM / MEMORY
Hiermee is het mogelijk om in een submenu te komen dat de volgende twee functies met betrekking tot het geheugen van de MC pomp bevat: SYSTEM / MEMORY / VIEW Geeft weer hoeveel geheugen er beschikbaar is door weer te geven hoeveel van de geheugenposities er bezet zijn ten opzichte van het maximum aantal geheugenposities dat beschikbaar is (255). De bezette geheugenposities worden weer vrij als: - De in het geheugen van MC opgeslagen gegevens naar de MASTER KEY gestuurd worden en daarna naar een PC waar de speciale software (optie) voor het verwerken van de gegevens op draait. Dit kan altijd gedaan worden als de manager dit nodig vindt. - De in het geheugen van MC opgeslagen gegevens via een RS-verbinding naar de PC gestuurd worden. Dit gebeurt automatisch om de paar seconden (mits het programma CUBE MC MANAGEMENT op de aangesloten PC gestart is).
LET OP Het afdrukken van de afgiftegegevens wordt niet beschouwd als een "gegevensoverdracht" en hierdoor komen de bezette geheugenposities dus niet weer vrij. Als geen van de hierboven genoemde situaties plaatsvindt dan kan het geheugen helemaal vol zijn (melding die in dat geval weergegeven wordt: USED MEMORY 255/255); als dit gebeurt dan staat MC geen afgiften meer toe en wordt de melding "FULL MEMORY" op het LCD-scherm van de pomp weergegeven. Om deze situatie op te lossen is de tussenkomst van de manager vereist die het volgende kan doen: - de gegevens naar de MASTER KEY sturen - de verbinding met de PC via een RS-485 lijn herstellen - het vrijmaken van het geheugen "forceren" door middel van de functie "MEMORY RESET". SYSTEM / MEMORY / RESET Hiermee is het mogelijk om het geheugen dat op dit moment bezet is vrij te maken om de gegevens van nieuwe afgiften te kunnen registeren. Deze functie kan uitgevoerd worden ongeacht het feit of het geheugen geheel of gedeeltelijk bezet is.
LET OP Als de manager een "MEMORY RESET" uitvoert kan hij de gegevens die op die manier gewist zijn daarna niet meer afdrukken en ook niet overdragen. De functie "MEMORY RESET" moet dus beschouwd worden als een buitengewone maatregel en als het mogelijk is moeten alle bestaande afgiften eerst afgedrukt worden omdat zij vervolgens gewist worden en dit absoluut niet hersteld kan worden.
27
NL 4.6.3.3
SYSTEM / DATA / TIME
Hiermee is het mogelijk om de huidige datum en tijd in te stellen die vervolgens tijdens de afgifte geregistreerd worden.
LET OP Het systeem is voorzien van een eeuwigdurende kalender die automatisch het jaar in de datum verandert waarbij er rekening gehouden wordt met schrikkeljaren. De kalender gaat NIET automatisch over van zomer- op wintertijd en omgekeerd.
4.6.3.4
SYSTEM / BUZZER
Hiermee is het mogelijk om te beslissen of er bij elke druk op een toets een geluidssignaal (BUZZ) afgegeven wordt of niet.
28
NL 4.6.4 CHECK KEY Hiermee is het mogelijk om te controleren (alleen door de manager) of één sleutel al dan niet voor het gebruik van een specifieke MC pomp vrijgegeven is en eventueel de gebruiker te herkennen waaraan hij toegekend is. Als MC de melding "TOUCH KEY" weergeeft dan hoeft de sleutel slechts op het leesapparaat van de pomp gehouden te worden om de sleutel meteen te laten herkennen. De controle kan één van de vier volgende uitkomsten hebben: Als de sleutel een "MASTER KEY" is dan zal het LCD-scherm het volgende weergeven: - "UNKNOWN MASTER KEY" als de sleutel NIET de vrijgegeven MASTER KEY is voor die pomp - "MASTER KEY" als de sleutel wel de vrijgegeven MASTER KEY is voor die pomp.
LET OP Er moet altijd in gedachten gehouden worden dat een pomp slechts één "MASTER KEY" heeft, d.w.z. er kunnen niet twee sleutels tegelijkertijd als MASTER KEY voor dezelfde pomp vrijgegeven zijn. Het is wel mogelijk om dezelfde sleutel als "MASTER KEY" voor meer dan één pomp vrij te geven. Als de sleutel een "USER KEY" is dan zal het LCD-scherm het volgende weergeven: - "UNKNOWN USER KEY" als de sleutel NIET vrijgegeven is voor die pomp (d.w.z. als deze aan geen enkele gebruiker toegekend is) - de gegevens van de gebruiker in de USER NAME volgende vorm:
USER NUMBER
USER PIN CODE
als de sleutel wel vrijgegeven is voor die pomp.
29
NL 4.6.5 CALIBRATION Hiermee is het mogelijk om een submenu op te roepen die de volgende twee functies bevat die verband houden met de controle of de verandering van de KALIBRATIE van de LITERTELLER/PULSER K600.
4.6.5.1
CALIBRATION VIEW
Hiermee is het mogelijk om de waarde van de KALIBRATIEFACTOR die op dat moment toegepast wordt te laten weergeven. Alle litertellers/pulsers K600 die op de pompen geïnstalleerd zijn, worden voor het gebruik met DIESEL van tevoren in de fabriek gekalibreerd en als kalibratiefactor wordt "K FAC 1.0000" weergegeven. Nadat er een kalibratie uitgevoerd is verandert K FAC van 1.0000 in een andere waarde.
LET OP De kalibratiefunctie dient om de nauwkeurigheid van de literteller te optimaliseren. Na de kalibratie zal K FAC een andere waarde hebben dan 1.0000 maar normaal zal maximaal 5% van deze waarde afgeweken worden (hoger of lager), d.w.z. het zal dus binnen het bereik van 0.9500 en 1.0500 blijven. Grotere afwijkingen kunnen erop duiden dat de kalibratieprocedure niet juist is.
4.6.5.2
CALIBRATION / MODIFY
Hiermee is het mogelijk om nog een submenu op te roepen waar de volgende twee verschillende methoden voor de kalibratie van de literteller in staan. CALIBRATION / DIRECT Met de kalibratiemethode DIRECT is het mogelijk om de kalibratiefactor (K FACTOR) direct te veranderen. Deze kalibratiemethode kan gebruikt worden als men de kalibratiefactor met een bekend percentage wil corrigeren om een op basis van één of meer afgiften vastgestelde gemiddelde fout te compenseren.
LET OP Om de nieuwe K FACT waarde te berekenen moet altijd uitgegaan worden van de waarde die op dat moment door K FACT gebruikt wordt. Als de huidige kalibratiefactor bijvoorbeeld 1.0120 is (waarde die het resultaat is van een vorige kalibratie aangezien de in de fabriek ingestelde waarde 1.0000 is) en er bijvoorbeeld het volgende geconstateerd wordt: - de literteller telt "gemiddeld" een waarde die 1,5% hoger is dan de "werkelijke" waarde, dan moet de nieuwe K FACT waarde, om deze gemiddelde fout te compenseren, als volgt berekend worden: K FACT (nieuw) = 1.0120 * (1 - (1,5/100)) = 0.9968 - de literteller telt "gemiddeld" een waarde die 0,8 % lager is dan de "werkelijke" waarde, dan moet de nieuwe K FACT waarde, om deze gemiddelde fout te compenseren, als volgt berekend worden: K FACT (nieuw) = 1.0120 * (1 - (0,8/100)) = 1.0200
30
NL CALIBRATION / BY DISPENSING Met de kalibratiemethode BY DISPENSING is het mogelijk om de literteller door middel van afgifte in een PROEFBAK te kalibreren. Deze methode is de snelste en makkelijkste manier om de literteller te kalibreren en vereist geen enkele berekening. De kalibratieafgifte kan op elk gewenst moment onderbroken en hervat worden en kan als beëindigd beschouwd worden als het peil zichtbaar is in de schaalverdeling van de proefbak. Druk op "ENTER" om de beëindiging van de kalibratieafgifte te bevestigen.
LET OP Om de literteller op de juiste manier te kalibreren moet er absoluut een nauwkeurige proefbak gebruikt worden met een inhoudscapaciteit van minstens 20 liter. Met name moet er op het volgende gelet worden: - De lucht uit de pomp, de leidingen en de literteller laten ontsnappen door net zolang af te geven totdat de stroom vol en regelmatig is. - De stroom stoppen door het pistool te sluiten zonder de pomp uit te schakelen. - De doorstroomhoeveelheid niet verminderen om de schaalverdeling van de bak te bereiken. De juiste techniek bestaat uit het starten en stoppen van de stroom op constante doorstroomhoeveelheid tot de gewenste vulhoeveelheid en daarbij te proberen om het aantal onderbrekingen van de afgifte te beperken. Als de door de CUBE MC weergegeven waarde afwijkt van de waarde die op de proefbak te zien is (de zogeheten WERKELIJKE WAARDE) dan moet de door de CUBE MC weergegeven waarde net zolang gecorrigeerd worden totdat deze klopt met de WERKELIJKE WAARDE. Zodra de uitgevoerde correctie van de weergegeven waarde met "ENTER" bevestigd wordt dan zal het systeem de nieuwe kalibratiewaarde (K factor) berekenen en deze gedurende enkele seconden laten zien. Vanaf dat moment zal het systeem de nieuwe kalibratiefactor gebruiken.
LET OP Om een definitieve kalibratie ter plaatse van de literteller te verkrijgen is één afgifte voldoende. Na het uitvoeren van de kalibratie wordt altijd geadviseerd om het resultaat ervan te controleren om vast te stellen of de nauwkeurigheid van de literteller binnen de aanvaardbaarheidsgrenzen is. Om dit te controleren moet er een normale afgifte uitgevoerd worden waarbij een gebruikerscode en niet de MASTER code gebruikt moet worden.
31
NL
32
NL 4.6.6 DATA TRANSFER Hiermee is het mogelijk om de afgiftegegevens die in het geheugen van de pomp staan naar het geheugen van de elektronische sleutel van de beheerder (MASTER KEY) te sturen. Door middel van deze sleutel is het vervolgens mogelijk om de gegevens naar het massageheugen van een PC die voorzien is van een sleutelleesapparaat (KEY READER) en waar de software "SELF SERVICE MANAGEMENT" op geïnstalleerd is te sturen.
LET OP Voor wat de wijze van installeren van het programma en het sturen van gegevens naar de PC betreft wordt verwezen naar de handleiding M0090 die bij de software CUBE MC verstrekt wordt (optie). Zodra de sleutel op het leesapparaat gelegd wordt voert het systeem de herkenning uit en geeft één van de volgende meldingen weer: UNKNOWN MASTER KEY De sleutel is een USER KEY of een MASTER KEY maar de sleutel is niet vrijgegeven voor de betreffende pomp. KEEP IN PLACE / WAIT Deze situatie doet zich voor als ALLE hieronder vermelde omstandigheden zich voordoen: - de aangebrachte sleutel is de MASTER KEY van de pomp - er staan gegevens in het geheugen van de pomp die nog niet overgedragen zijn - de sleutel is "LEEG" d.w.z. heeft reeds andere gegevens die voorheen verzameld zijn naar de PC gestuurd.
LET OP De MASTER KEY is "LEEG" als er GEEN AFGIFTEGEGEVENS in het geheugen staan. De MASTER KEY is "VOL" (melding FULL SYSTEM KEY) als de gegevens van ook maar ÉÉN afgifte in het geheugen staan. Als er afgiftegegevens via een pomp in het geheugen van de sleutel gezet worden (de gegevens van een willekeurig aantal AFGIFTEN tussen de 1 en 255) dan gaat de sleutel over van LEEG naar VOL en kunnen er geen gegevens van andere afgiften in het geheugen toegevoegd worden. Om de sleutel weer te gebruiken om andere gegevens van de pomp naar de PC te sturen moet het volgende gedaan worden: - alle gegevens uit het geheugen van de sleutel naar de PC sturen; op die manier wordt de sleutel weer "LEEG"; - nieuwe gegevens van de pomp naar de sleutel sturen; - de sleutel weer leegmaken door de gegevens naar de PC te sturen. Een sleutel kan als MASTER KEY voor verschillende pompen vrijgegeven worden; om de hierboven vermelde redenen kan de sleutel gebruikt worden om alleen de gegevens van ÉÉN POMP TEGELIJK naar een PC te sturen. Nadat de gegevens van de pomp naar de sleutel gestuurd zijn geeft het systeem kort een melding weer waaruit het resultaat van de gegevensoverdracht blijkt (positief = OK of negatief = FAILED). Alleen indien de gegevensoverdracht positief was (OK) gaat de sleutel over naar "VOL" (FULL MEMORY KEY), anders is de sleutel nog steeds "LEEG" en moeten de gegevens opnieuw van de pomp naar de sleutel gestuurd worden.
LET OP Afhankelijk van het aantal afgiften waarvan de gegevens gestuurd moeten worden kan het oversturen van de gegevens van de pomp naar de sleutel minder dan één seconde tot meerdere seconden duren. Om te garanderen dat de gegevensoverdracht succesvol verloopt is het belangrijk om de sleutel goed en stil op het leesapparaat blijft liggen totdat de melding van het einde van de overdracht weergegeven wordt; als de sleutel tijdens de overdracht bewogen wordt dan kan de overdracht niet op de juiste manier beëindigd worden.
33
NL FULL MASTER KEY Deze melding attendeert erop dat de sleutel "VOL" is en dat hij dus geleegd moet worden door de gegevens naar de PC te sturen. Er kunnen zich twee situaties voordoen: 1) Het geheugen van de pomp is NIET VOL; dit betekent dat er in het geheugen van de pomp een aantal van minder dan 255 afgiften opgeslagen is. In dit geval kunnen er ook als het geheugen niet leeggemaakt kan worden maximaal 255 afgiften uitgevoerd worden. 2) Het geheugen van de pomp is VOL; in het geheugen van de pomp staan 255 afgiften DIE NOG NIET OVERDRAGEN ZIJN. In dit geval kunnen er als het geheugen van de pomp niet leeggemaakt wordt geen afgiften meer uitgevoerd worden. In dit geval wordt het verzoek "CONFIRM M. KEY / OVERWRITE?" weergegeven. Als er ja geantwoord wordt (door op ENTER te drukken) is het mogelijk om de nieuwe 255 afgiftegegevens over de gegevens die voorheen in het geheugen van de sleutel opgeslagen waren en die nog niet naar de PC gestuurd zijn heen te schrijven.
LET OP De gegevens waar overheen geschreven is gaan definitief verloren maar de pomp is meteen weer vrijgegeven voor nieuwe afgiften. MEMORY EMPTY Deze melding attendeert erop dat de pomp geen gegevens bevat, d.w.z. het geheugen is leeg.
34
NL
35
NL 4.7
DISPENSING
De fase DISPENSING staat de afgifte van brandstof toe.
4.7.1 WAARSCHUWINGSMELDINGEN Zodra een gebruiker (USER) zijn geheime code (USER PIN CODE) intoetst of zijn elektronische sleutel (USER KEY) op het leesapparaat van de pomp legt controleert het systeem via de functie ACCESS CONTROL de vrijgave ervan en geeft één van de volgende meldingen weer: FULL MEMORY Het geheugen van de pomp is vol en de afgifte is niet mogelijk.
LET OP De gebruiker moet zich tot de beheerder van de installatie wenden om de afgifte weer vrij te geven. Om dit te doen heeft de beheerder drie mogelijkheden: - een gegevensoverdracht via de MASTER KEY uitvoeren door de gegevens naar de sleutel te sturen (zoals beschreven in paragraaf 4.6.6) - als de pomp via een RS-485 lijn verbonden is de verbinding herstellen door de software "CUBE MANAGEMENT" te starten en te wachten totdat het systeem de gegevens automatisch in het geheugen van de pomp zet - als geen van de twee hiervoor beschreven mogelijkheden uitgevoerd kan worden een MEMORY RESET uitvoeren (zie paragraaf 4.6.3.2.). DISPENSING IMPOSSIBLE / MINIMUM LEVEL Het peil in de tank is beneden het minimum blokkeerpeil en de afgifte is niet mogelijk. Dit gebeurt alleen als het peilcontact aangesloten is op een externe peilmeter. WRONG CODE De gebruiker heeft een USER PIN CODE ingetoetst die niet herkend wordt door de pomp en de afgifte is niet toegestaan. De melding verdwijnt automatisch na een paar seconden waarna de gebruiker de code opnieuw in kan toetsen. UNKNOWN USER KEY De gebruiker heeft een USER KEY op het sleutelleesapparaat gelegd die niet herkend wordt door de pomp en de afgifte is niet toegestaan.
LET OP Het feit dat het systeem deze melding weergeeft betekent dat de sleutel goed gelezen is maar dat het nummer niet tussen de vrijgegeven nummers voor die pomp voorkomt. GOOD MORNING "USER" De gebruiker heeft een USER KEY op het sleutelleesapparaat gelegd of heeft een USER PIN CODE ingetoetst die vrijgegeven is voor die pomp. Het systeem herkent dit en geeft de naam waaronder de gebruiker geregistreerd is weer (USER).
36
NL 4.7.2 OPTIONELE INVOEREN Alvorens met de afgifte te beginnen kan al naargelang de CONFIGURATIE VAN HET SYSTEEM aan de gebruiker gevraagd worden om de volgende gegevens in te toetsen: REGISTRATION NUMBER Dit is het KENTEKEN (of een ander nummer) van het voertuig waarin brandstof getankt wordt. Het is mogelijk om een code van 10 alfanumerieke tekens in te geven. De gebruiker moet minimaal één alfanumeriek teken intoetsen om verder te kunnen gaan. ODOMETER Dit is de KILOMETERSTAND van het voertuig waarin brandstof getankt wordt. Het is mogelijk om een code van 6 numerieke tekens in te geven. De gebruiker moet minimaal één numeriek teken intoetsen om verder te kunnen gaan.
4.7.3 AFGIFTE Zodra de gebruiker herkend is en na eventuele optionele invoeren geeft het systeem toestemming om met de afgifte te beginnen. De NUMERIEKE display gaat over van de weergave van de tijd naar de weergave van de afgegeven hoeveelheid en geeft de waarde "000.0" of de waarde "00.00" weer al naargelang het aantal decimale getallen dat tijdens de configuratie ingesteld is. De ALFANUMERIEKE display geeft het gebruikersnummer (USER NUMBER) weer en knippert afwisselend: - de maateenheid (UNIT) die ingesteld is (LITER of GALLONS) - de melding DISPENSING.
LET OP De knipperende melding DISPENSING geeft aan dat de afgifte vrijgegeven is en dat de pomp zal gaan draaien zodra het pistool uit zijn houder genomen wordt. Vanaf het moment waarop de melding DISPENSING weergegeven wordt heeft de gebruiker een bepaalde tijd (zie de parameter START TIME-OUT die tijdens de CONFIGURATIE ingesteld wordt) om met de afgifte te beginnen. Als deze tijd verstrijkt zonder dat er met de afgifte begonnen wordt dan wordt de pomp uitgeschakeld en dan zullen de schermen de tijd en het verzoek om de PIN of de KEY weer weergeven. De afgifte kan naar keuze onderbroken en weer hervat worden. Als de onderbreking echter langer dan een bepaalde tijd duurt (zie de parameter FILLING TIME-OUT die tijdens de CONFIGURATIE ingesteld wordt) dan wordt de pomp uitgeschakeld. Aan het einde van de afgifte wordt de pomp uitgeschakeld als het pistool weer in zijn houder gestoken wordt.
LET OP Indien nodig kan de pomp ook uitgeschakeld worden zonder het pistool in zijn houder te steken door op de "STOP" toets te drukken. Als de aansluiting op de remote printer geactiveerd is zal na afloop van elke afgifte automatisch altijd het rapport afgedrukt worden ongeacht het feit of de waarde "AUTO" of "ON REQUEST" in de parameter "TICKET RECEPT" ingesteld is.
LET OP Als het systeem reeds teruggegaan is naar de fase "LEVEL CONTROL" voordat er om het handmatig afdrukken van de bon gevraagd wordt moet teruggegaan worden naar de fase "ACCESS CONTROL" door op de "STOP" toets te drukken.
37
NL 4.7.4 AFGIFTE MET VOORINSTELLING Alvorens met de afgifte te beginnen als het systeem de pomp reeds ingeschakeld heeft en de knipperende melding "DISPENSING" weergeeft kan de gebruiker met behulp van het numerieke toetsenbord een PRESET waarde intoetsen. Het is mogelijk om een hoeveelheid van 1 tot 9999 L/GAL van tevoren in te stellen. De pomp wordt tijdelijk uitgeschakeld totdat de ingetoetste waarde met de "ENTER" toets bevestigd wordt. De ALFANUMERIEKE DISPLAY zal tijdens de hele afgifte de vooringestelde waarde laten zien.
LET OP De afgifte stopt automatisch zodra de vooringestelde waarde bereikt wordt. De afgifte kan niet met de hand voortgezet worden omdat als de vooringestelde waarde bereikt wordt de pomp uitgeschakeld wordt en de bon afgedrukt wordt (als dit op AUTO ingesteld is of als hier door de gebruiker om gevraagd wordt).
38
NOTE
39
40
Graphics and Layout: NEGRINI&VARETTO, Modena www.negrinievaretto.com Translations: FERRARI STUDIO, Suzzara (Mn) www.ferraristudio.it Print: LA CITTADINA, Gianico (Bs) www.lacittadina.it
79
Stempel van de erkende handelaar Autorisert forhandlers stempel
M 0103 NLNO Rev. 5