Bulletin
jaargang 9
nr. 5
december 2006
De foto op de voorkant is afkomstig uit het boek Leven als Dalit: ‘kastelozen’ in hedendaags India / foto’s Paul van der Stap Uitgave: Rotterdam: Titojoe Documentaries, 2005
Van de redactie In dit nummer is er veel aandacht voor vrede en gerechtigheid. Uitvoerig wordt stil gestaan bij het lot van de dalits in India, de Millenniumdoelen en de armoede in Nederland, die vooral vrouwen en kinderen treft. Ben Verberne msc gaf toestemming voor het overnemen van een van zijn columns (‘Goed voor je hart’). Daarin haalt hij een herinnering op aan zijn verblijf op de Filippijnen. Treffend maakt hij daarin de volgende observatie: Arme mensen hangen nooit foto's van armoede aan de muur; alleen rijke mensen doen dat. Zr Lies Alkemade fdnsc vertelt hoe de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, zich nog altijd nauw betrokken voelen bij de mensen in de marge van de samenleving. Leven vanuit je hart is leven met mededogen en liefde, zegt zij en misschien is dat wel een kunst die je beter onder de knie krijgt naarmate je ouder wordt. In de reeks over commissies van de KNR komt dit keer de Commissie Roepen aan bod. Pater Ad Blommerde sm reflecteert op de activiteiten van deze commissie in de voorbije jaren en hij geeft enkele suggesties voor de toekomst. En in dit decembernummer kunt u ook lezen over de zelfstandige lekenbeweging SCALA. Eric Corsius, SCALA-lid van het eerste uur, vertelt wat de leden van deze vereniging verbindt. Veel leesplezier! De redactie van het bulletin wenst u gezegende Kerstdagen en gelukkig Nieuwjaar.
Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer 1 februari 2007
1
INHOUD Besturen vanaf pagina 3 God is zoveel groter geworden dan de God van mijn jeugd In gesprek met zr Lies Alkemade Bestuurswisselingen Vrede & Gerechtigheid vanaf pagina 8 Millenniumdoelen Armoede bijeenkomst 31 oktober Dalit vrouwen strijden tegen onrecht en onderdrukking Brief van Commissie Vredesvraagstukken inzake generaal pardon Varia / korte berichten vanaf pagina 16 Geestelijke begeleiders in Nederland Oproep Gevraagd: een fondswerver/werfster voor ISP Leerstoel Vrouwen en geloof KNR-prijs Roepingenweekend Kerstkaarten Waarschuwing Wereldsgebedsdag Website rond interreligieuze dialoog Projecten vanaf pagina 20 Stichting Present Bijeenkomsten vanaf pagina 22 Studiedag monialen 25 oktober Bijeenkomst over internationalisering 26 oktober Boeken & brochures vanaf pagina 26 Reactie CMBR op missiebrief bisschoppen In de wachtkamer van de dood door Anne Mei The God in je huiskamer KNR Commissies vanaf pagina 30 Commissie Roepen tot Religieus Leven Religieus leven vanaf pagina 34 Scala Column Ben Verberne msc Agenda vanaf pagina 38 Opmerkelijk
2
Besturen
God is zoveel groter geworden dan de God van mijn jeugd In gesprek met Zr Lies Alkemade fdnsc Zr Lies Alkemade (Leiden,1939) is ruim drie jaar provinciaal overste van de Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart(fdnsc) en werd onlangs voor een tweede periode benoemd. In Tilburg waar het moederhuis is, staan de zusters vanwege de vorm van hun kappen bekend als de ‘geutjes’. Daar aan de Bredaseweg wonen circa honderd zusters, voorts wonen er vijfendertig zusters verspreid door het land en op Ambon is nog één Nederlandse zuster actief. Zr Lies Alkemade was het zesde kind in een traditioneel katholiek gezin met negen kinderen. Ze groeide op in Noordwijk, waar ze van de zee leerde houden en van St. Jeroen, de plaatselijke heilige. Haar beide ouders hadden ieder twee zussen in het klooster en Lies zat bij de zusters JMJ op school. Lies: We hadden thuis de Annalen van de MSC, daarbij was ik zelatrice voor de Jeugdjuweel, een jaarlijkse uitgave van de msc. Mijn broer was op studie in het seminarie bij de msc in Driehuis-Velsen. Haar vader, die bloembollenkweker was, overleed toen Lies tien jaar oud was. Haar moeder liet op zijn zerk de tekst Tot weerziens in de hemel plaatsen en dat ontroert haar nog altijd. Als kind wist ze al dat ze naar het klooster zou gaan om zich geheel aan Christus te kunnen geven. Maar voordat het zover was wilde ze ervaringen opdoen en dus ging ze op dansles, maakte ze uitstapjes en ondernam een bedevaart naar Lourdes. Toch bleef er een diep verlangen naar religieus leven, ook al realiseerde ze zich heel goed wat ze daardoor moest prijsgeven. Lies: Op de dagen dat mijn zussen en broers trouwden voelde ik de pijn van zonder man door het leven te moeten en geen moeder te worden van kinderen. En toch…in die doorvoelde pijn voelde ik me toch vrij mijn diepste verlangen te volgen. De Dochters van OLVrouw van het H.Hart zijn nauw verwant aan de Missionarissen van het H. Hart (msc). Beide congregaties zijn gesticht door Jules Chevalier. Lies: De Dochters waren een missiecongregatie waar ik de eenvoud ervaarde die bij me paste. Na het eerste contact met zuster Ignatia, de novicenmeesteres, wist ik dat ik ook zou intreden. Vroeger spraken we nog niet van spiritualiteit en was het meer een vorming van buiten naar binnen. De stichter Jules Chevalier was in zijn tijd geraakt door de visioenen van Margaretha Maria Alacoque en hij leerde ons de devotie tot het Heilig Hart van Jezus. Door de jaren heen heb ik me die spiritualiteit eigen gemaakt, door de gebeden tot het H.Hart en OLVrouw van het H. Hart, door de conferenties die gegeven worden en de uitleg van de constituties en de vormingsdagen binnen de congregatie. Op de vormingsdagen van de SNVR en ook in mijn eigen congregatie deed ik bewust mee aan de zoektocht naar nieuw religieus leven, de herijking van de geloften en vooral de herbronning van het eigen charisma. Zo is die devotie geleidelijk omgevormd tot de spiritualiteit van het Hart. Het Hart is de bron van liefde. Leven vanuit je hart is leven met mededogen en liefde. Het is een prachtige, eenvoudige spiritualiteit die ik in het leven van alle dag probeer inhoud te geven. Het “begaan zijn met mensen” vloeit rechtstreeks voort uit onze spiritualiteit. Werk en Vorming Zr Lies ging zich na haar intrede aan het eind van de jaren vijftig thuis voelen bij medezusters in een gezamenlijk leefklimaat. Ze was er niet op voorbereid dat er zo snel een omwenteling in het kloosterleven zou komen. Na de professie werkte ze een jaar in een kindertehuis in Veldhoven. Daar was ook een orthopedagoog in dienst, die de groepleiding begeleidde en die de zusters advi3
seerde om in Nijmegen te gaan studeren. Lies: Ik ging studeren op de Kopse Hof en moest daarvoor in burger. Ik stond weer in de wereld en moest het religieuze leven daar een plaats geven. Alleen in de weekenden en vakanties leefden we in het moederhuis, maar het was niet meer de vaste grond onder je voeten. Met haar diploma op zak ging ze aan de slag in Veldhoven, waar zij als groepsleidster de taak had om een groep moeilijke jongens, in leeftijden variërend van 12-18 jaar, te begeleiden. Na circa zeven jaar ambieerde ze een leidinggevende functie en ging naar Hooglanderveen om als directrice in het eigen bejaardenhuis en als leidster van de communiteit te werken. Na een aantal jaren werd ze gevraagd om het pastoraat binnen de parochie, die zonder pastor was komen zitten, mede gaande te houden. Het bestuur stimuleerde haar toen om theologie te gaan studeren. Het werd de doctorale vrije studierichting in Utrecht en Lies studeerde af op de studierichting Theologie en Maatschappij. Zij werd gevraagd om in het pastoraal team van Rotterdam Oost/Capelle aan den IJssel te komen werken, met twee priesters en een pastoraal werkende. Vanaf 1988 volgden tien zeer verrijkende jaren, waarin ze erg veel leerde. Maar in 1994 was ze bestuurslid geworden en dat was zwaar in combinatie met het pastor-zijn. Van het voornemen om minder tijd als pastor te functioneren kwam natuurlijk weinig terecht. Een nieuwe fase brak aan toen ze gevraagd werd om in Rucphen teamleider te worden. De parochianen waren er heel anders dan zij gewend was in de Randstad. In de stad zoeken mensen echt de kerk en op het platteland hoort het bij de tradities om naar de kerk te gaan. Ze ging op de pastorie in Rucphen wonen. Lies: Als je kunt voelen dat de mensen jou pastor maken, dan voel je je geaccepteerd en dat is eigenlijk altijd wel gelukt. Het is de kunst om met zoveel mensen het proces in goede banen te leiden. In haar diverse functies leerde ze veel vaardigheden, die ook bij het besturen van een religieus instituut van pas komen. Lies: Er zijn verschillende manieren om de zusters te betrekken in het geheel. Het is goed wanneer de zusters zich uitspreken over wat zij van een bestuur verwachten. Ze kunnen hun reacties vervolgens laten meewegen wanneer zij een nieuw bestuur gaan kiezen. In een bestuur is het ook zaak om de taken onderling speels en ongedwongen onder elkaar te verdelen. Je wilt ontdekken waar ieders krachten liggen en je probeert te bevorderen dat ieder tot haar recht komt. Presentie Vanuit haar innerlijke kracht doet zr Lies wat gedaan moet worden. Ze leeft niet vanuit angst. Lies: Ik heb er weinig last van en wanneer ik het soms wel bij mezelf opmerk, dan kijk ik er naar en probeer het los te laten. Ze heeft geleerd zich te onthechten en realiseert zich dat ze ook maar tijdelijk provinciaal is. Lies: Het is belangrijk om daarin jezelf te blijven. Mijn werk als provinciaal vraagt vooral betrokkenheid op mijn medezusters. Een presentie bij hun wel en wee. Maar het vraagt ook beleidsmatig denkwerk om elkaar te blijven motiveren om ‘gezondenen’ te zijn, ook al is het vaak voor velen op de vierkante meter. Dit jaar heeft ons bestuur een vormingsprogramma aangeboden waarin we ons lieten inspireren door Catharina Visser met als thema: “Leiding in je leven”. De gedachten van Catharina hernemen we nu in meditatievieringen. Op een missionaire ochtend liet zr Elma vd Nouland mmz van de stichting Religieuzen tegen Vrouwenhandel ons kennismaken met de wereld, waarin een vrouwenlichaam als handelswaar wordt gezien. Onlangs was hier Tom Boesten van het CMBR, die met ons de acht millenniumdoelen uitdiepte. De globalisering stelt de mensheid voor grote problemen. We mogen onze ogen niet sluiten voor allen die lijden onder armoede, gebrek aan drinkwater, gezondheidszorg en onderwijs. Onze gezamenlijke betrokkenheid is meer dan we kunnen vermoeden, want met ons gebed is het een helende kracht, die ons verstand te boven gaat. We hebben steeds getracht om mensen liefdevol te benaderen, hen nabij te zijn in hun vreugden en in hun leed. We zijn er geweest voor mensen, hier en in de missie, waar we er naar hebben gestreefd de bevolking op een hoger peil te brengen.
4
Eenzelfde inspiratie zie ik terug bij het Missionair Servicecentrum Tilburg en dat is hartverwarmend. Daar komen 1100 mensen - baanlozen, allochtonen, asielzoekers - per week, die door ruim honderd vrijwilligers, begeleid door een kleine betaalde staf, op weg geholpen worden met de Nederlandse taal of met computerlessen, maar ook met schilderen of tekenen. Dit laagdrempelig project is - zo’n twaalf jaar geleden - gezamenlijk met MSC opgezet. En binnenkort wordt hier in Tilburg een Wereldhuis geopend waar het MST het ‘hart’ van zal zijn. Zo trachten we ons missionair erfgoed door te geven. Het is positief dat mensen een arm om elkaar slaan en door dit gebaar het beste, ‘de hartekracht’ , naar boven laten komen. Zorg om de zorg De hogere oversten van religieuze instituten, die in Tilburg gevestigd zijn en hun zorg toevertrouwen aan Conventus, komen regelmatig samen om met elkaar van gedachten te wisselen. Lies: We maken ons oprecht zorgen over de marktwerking in de zorg, want die maakt alles kapot. Hoe kunnen we een klimaat van liefdevolle zorg bevorderen? De presentiebenadering zoals Andries Baart en anderen die voorstaan vinden wij heel waardevol als een soort tegenbeweging. Mensen krijgen geen tijd meer om bij anderen te verwijlen. Kunnen we hier in het verzorgingshuis straks nog ons vertrouwde personeel houden? Want als de nieuwe WMO van kracht wordt, beslist de gemeente wie het schoonmaakwerk zal verrichten. Het is afschuwelijk om al deze ontwikkelingen gaande te slaan. Mensen zijn totaal afhankelijk geworden van het geld dat beschikbaar is voor hen en ze zijn overgeleverd aan de grillen van een ondoorzichtig (alsmaar uitdijend) management. Steeds meer trucs moeten worden ingezet om de zorg te verkrijgen, die nodig is. Als zusters en broeders zijn we gezamenlijk op onze hoede teneinde elkaar te kunnen behoeden. Bronnen van inspiratie Lies: Al mijn ervaringen en de reflectie daarop hebben mij geholpen om bij mijn eigen zielsverlangen te komen en me steeds meer bewust te worden van de aantrekkingskracht die God/Christus op me heeft. Door de jaren heen is het een bron van kracht geworden die ik blijf koesteren in mijn gebed en meditatie. Onze spiritualiteit leert ons leven vanuit het hart. God zelf is het hart van ons bestaan. Zijn/haar Geest begeestert alles wat leeft en ademhaalt. Deze tekst van Huub Oosterhuis komt dan ook vaak voor in mijn gebed: "Heer onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig, en hoe onzegbaar ons nabij. Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen en niemand heeft u ooit gezien. Maar wij vermoeden en geloven dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient. Gij zijt in alles diep verscholen in al wat leeft en zich ontvouwt maar in de mensen wilt Gij wonen met hart en ziel aan ons getrouwd” Het is wonderlijk te ervaren dat mijn openstaan voor nieuwe stromingen en godsbelevingen mij voeden in mijn honger naar godsbeleving. Ik ben in de stroom van de mystieke spiritualiteit terecht gekomen. De boeken van Erwin Laszlo1 over kosmische visie en bezielde kosmos leren mij hoe diep
1 Ervin Laszlo (Hongarije, 1932) richtte in 1993 de Club van Boedapest op. De filosofie van de club gaat uit van het idee dat de grote problemen waarvoor de mensheid nu staat, alleen kunnen worden opgelost door de ontwikkeling van een wereldwijd cultureel bewustzijn.
5
alles met elkaar verbonden is in dat grote meta-universum. Ook wij mensen zijn opgenomen in de grote scheppingskracht. Willigis Jäger, een Duitse Benedictijn, die zich laat inspireren door de christelijke mystiek, zen en moderne wetenschap biedt mij in zijn boeken meditatiestof aan die mijn zielsverlangen om tot een Godsontmoeting te komen, gaande houdt2. Licht Ze is en blijft een kind van de zon en van het strand en ze vindt het heerlijk om een weekje aan zee te zijn, liefst in Noordwijk. Niet toevallig was haar kloosternaam zuster Jeroen, naar de dorpsheilige van Noordwijk. Sint Jeroen werd in 856 door Noormannen vermoord. Toen enkele eeuwen later het hoofd van de heilige werd gevonden, werd Noordwijk een bedevaartsoord. In 1892 herleefde Noordwijk als bedevaartsoord3. Lies: De Heilige Jeroen is nog steeds van betekenis voor mensen. Dat heb je toch meegekregen. Het is een soort geïncarneerd geloof en ik weet zeker dat zulke devoties kracht hebben. Ik houd van de zon. Maar de zon is voor mij meer dan een heerlijke warmtebron waarin ik me kan koesteren. De zon is de oerkracht van energie die alles verlicht en verwarmt, die groei en leven mogelijk maakt. Ook in de psalmen wordt de zonnekracht verwoord als bron der gerechtigheid. Hij geeft zijn warmte en licht aan allen zonder enige uitzondering. In het lied Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht voel ik me ten diepste verbonden met die oerkracht waarvan ik deel uitmaak. “Wees Gij de zon van mijn bestaan, dan kan ik veilig verder gaan, tot ik U zie, o eeuwig Licht van aangezicht tot aangezicht.”
De site van de zusters: http://www.fdnsc.org De site van het Missionair Service Team is http://www.rooihart.nl/ Een interessante studie: José Eijt en Suzanne Hautvast. Een missie in de marge. Dochters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart in Nederland en Indonesië 1911 – 2000.
Onlangs heeft de Club van Boedapest het initiatief genomen tot een wereldomvattend Marshall-plan waardoor de armoede moet worden uitgebannen (zie www.globalmarshallplan.org). De Club van Boedapest heeft ongeveer vijftig ereleden, onder wie Michael Gorbatsjov, Desmond Tutu, de Dalai Lama en Václav Havel. 2
In een interview vertelt Jäger hoe hij als kind onder de indruk kwam van het monotone opzeggen van een rozenkrans in de kerk door een paar oude vrouwen. Het schiep een sfeer die zijn bewustzijn opende. ‘Wist je dat het steeds maar herhalen van een rozenkrans hetzelfde is als het opzeggen van een mantra in het oosten? Mensen zoeken mystiek in het Oosten maar vergeten dat het Westen die ook heeft.’ 3
De eerste echte bedevaarttocht vond plaats op 21 augustus 1892, toen 179 Katwijkse katholieken naar Noordwijk liepen. Na 1892 namen de bedevaarten naar Noordwijk een hoge vlucht. In 1997 werd besloten de middeleeuwse Jeroensprocessie te herstellen als stille omgang. Binnen het dorp zijn er nog vele elementen die naar de heilige verwijzen: gilde, fanfare, voetbalclub, bouwvereniging, jongenspatronaat, scholen, bibliotheek, park etc. Daarnaast is Jeroen binnen de naamgeving nog populair en maakte de bakker 'Jeroenkransjes'.
6
Bestuurswisselingen
Kleine Zusters van de Heilige Joseph Nieuw Generaal Bestuursteam: Zuster Margret Dekker, Generale Overste Zuster Veronica Manaa, Raadslid-Vicaresse Zuster Sabina Magembe, Raadslid Broeders FIC Nieuw Generaal Bestuur: Broeder Martinus Tukir Handoko, generale overste Broeder Methodius Kuusoru, vicaris Broeder Lo Koeleman, generaal assistent Broeder Cosmas Kanmwaa, generaal assistent Broeder Guido Sukarman, generaal assistent Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart Nieuw provinciaal bestuur: Frater Wilfried van der Poll, provinciaal overste Frater Wim Heister, plv. provinciaal overste Frater Berno Spekschate, lid Zusters Franciscanessen van Oirschot Nieuw provinciaal bestuur: Zuster Marcelline van de Ven, provinciale overste Zuster Maria Beneken Kolmer, vice-provinciale overste Zuster Eugenie Elbers, lid Minderbroeders Conventuelen van de Nederlandse Sint Willibordprovincie Nieuw Definitorium (bestuur): Theo Scholtes, Minister provinciaal Johan Stege, Vice-Minister Provinciaal Thijs Moons, Schaas Vermeulen en Hans Visser (tevens Secretaris van de Provincie), Definitoren Theo Gielen, Provincie-econoom Fons Sijben, Provincie-Custos Zusters Franciscanessen “St. Anna”, Oudenbosch Zuster Vita de Wild, Algemene en provinciale overste van Nederland Zuster Johannita van Dam, lid van het algemeen en van het provinciaal bestuur Zuster Eymardo van de Graaf, lid van het provinciaal bestuur Regio Broeders van Liefde, Nederland Nieuw bestuur: Broeder Ton van Heugten, Regionaal Overste Broeder Wout Lips, plv. Regionaal Overste Broeder Tarcisius Inderfurth, lid Broeder Jan Nouwens, lid Broeder Jo Selten, lid
7
Vrede & Gerechtigheid
In gesprek over de Millenniumdoelen De zusters Dochters van O.L.Vrouw van het H.Hart hebben in de afgelopen maanden de Millenniumdoelen van de Verenigde Naties besproken. Dit gebeurde in communiteitsbijeenkomsten en tijdens een grote algemene bijeenkomst op 26 oktober. Ondergetekende, secretaris-coördinator van het CMBR, hield die dag een toespraak hierover. Er vond een levendige discussie plaats, waaruit bleek dat de Dochters van O.L.Vrouw zich betrokken weten bij het onderwerp. De Millenniumdoelen zijn een belofte van de regeringen van alle VN-lidstaten (in 2000 waren dat 189 landen) om vóór 2015 iets substantieels te verbeteren aan de situatie van de twee miljard armen op deze wereld. In eenvoudige termen zijn acht doelen geformuleerd die dan gehaald moeten zijn. De Millenniumdoelen hebben betrekking op terugdringing van extreme armoede, onderwijs voor alle kinderen, bevordering van gelijke kansen voor vrouwen, vermindering kindersterfte en sterfte in het kraambed, terugdringing verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere grote ziektes, meer toegang tot veilig drinkwater, bescherming van het milieu en rechtvaardige handel4. Bij elk doel zal de situatie van 2015 vergeleken worden met die van 1990. Het is intussen de vraag of de 189 regeringen hun belofte waar gaan maken. Dit jaar is er weer een tussentijdse evaluatie gehouden. Het rapport gaf op sommige terreinen goede vorderingen aan, maar op andere juist achteruitgang. Vooral in Afrika gaat het niet goed.5
tussen rijk en arm groeit, in Nederland en in de wereld als geheel. Is dat een kwestie van kwade wil of van onmacht? Welke landen maken echt werk van de Millenniumdoelen? Corruptie speelt in veel landen een kwalijke rol. Maar ligt het wel helemaal aan onwil? Wie stelt in een land de prioriteiten? Heeft een regering wel greep op zijn eigen economie? Het antwoord op al deze vragen ligt misschien wel in de kritiek die op de Millenniumdoelen is verwoord, onder meer door de Francine Mestrum (zie het ID-nummer van juli/augustus 2006). Zij wijst op het neoliberale economische model dat de meeste westerse regeringen hanteren. Volgens dit model moet de economie zo veel mogelijk vrij worden gelaten. Dan wordt er veel rijkdom gegenereerd en kunnen de armen zichzelf verheffen. In feite werkt dit natuurlijk niet zo. In de afgelopen vijftig jaar is de kloof tussen arm en rijk alleen maar breder geworden, juist doordat alles te veel op zijn beloop werd gelaten. Mestrum vreest dat er nooit vooruitgang zal komen zolang men blijft vertrouwen op het neoliberale model.
In de communiteitsgesprekken kwamen veel zinvolle punten naar voren, die onderstaand geclusterd zijn samengevat.
Alles hangt met alles samen Deze waarneming deden de zusters aan de hand van hun concrete ervaringen. Alles kost geld, zelfs water. Mensen die in armoede leven, hebben weinig weerstand tegen ziektes. Vervolgens zijn ook de medicijnen duur. Bij onderwijs zie je dat het geld kost, dat kinderen ook geld kunnen verdienen als ze niet naar school gaan, dat ze dan wel nooit een echt vak leren en dus altijd in de armoede blijven steken. Daar komt nog bij dat de werkloosheid in arme landen vaak groot is, waardoor onderwijs geen garantie biedt op een betere toekomst.
Waarom is het zo lastig om armoede te bestrijden? Diverse moeilijkheden passeerden de revue in de communiteitsgesprekken. De tegenstelling
4
Uitgebreidere omschrijving is onder andere te vinden op www.maakhetwaar.nl 5 Het tussentijdse evaluatierapport 2006 is via de website van de VN te verkrijgen: http://www.un.org/millenniumgoals > Millennium Development Goals Report 2006
8
Culturele factoren Er zijn ook cultureel bepaalde gewoontes die ertoe leiden dat mensen arm blijven. Gewoontes die in traditionele culturen adequaat zijn, moeten worden aangepast aan nieuwe leefomstandigheden. Die verandering gaat traag. Enkele voorbeelden zijn het omgaan met water en het leren zien dat onderwijs belangrijk is. Culturen houden aanpassing aan nieuwe omstandigheden vaak tegen. Dat zien we ook in onze eigen samenleving, bijvoorbeeld bij de ongelijkheid van mannen en vrouwen. Daarom moet niet alleen de cultuur van anderen gaan schuiven. Bij onszelf mag dat ook wel.
Wat we zelf kunnen doen De Millenniumdoelen zijn er niet alleen voor de regeringen. Ze zijn vooral bedoeld om de bevolking van de rijke landen op te roepen hun eigen regering bij de les te houden. De Millenniumdoelen zijn een appèl aan ons allemaal. Het is onze taak, als Nederlandse burgers, om de Nederlandse regering wakker te houden. Nederland mag niet te snel tevreden zijn. Wat we kunnen doen, is in de eerste plaats de ontwikkelingen met belangstelling blijven volgen. Bij de Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart zit dat wel goed. Ook kunnen we kleinschalige projecten ondersteunen en meedoen aan bewustwordingsacties. En we mogen ook uitdragen wat religieuzen in hun hele bestaan al waarmaken: dat het er niet om gaat steeds rijker te worden, en dat je van delen niet arm wordt.
Waarop kunnen we onze hoop stellen? Toch geven we de moed niet op. De mensen in het Zuiden kunnen niet verder leven zonder hoop op beter. Er is al veel tot stand gekomen door missionarissen en vrijwilligers. Altijd zullen er mensen van goede wil zijn die werken aan verbetering en zo de hoop levend houden.
Tom Boesten
Religieuze instituten die met de Millenniumdoelen aan de slag willen, kunnen daarvoor begeleiding of advies vragen aan het CMBR. Neem daarvoor contact op met het secretariaat:
[email protected] of 070 31 36 780.
Bijeenkomst armoede 31 oktober 2006 Deze bijeenkomst vond plaats in Klooster Mariënburg en was georganiseerd door de Commissie Vrouwencontacten, waar verarming van vrouwen al jarenlang op de agenda staat. In haar openingswoord heette commissievoorzitter zr Maria Beneken Kolmer mevrouw Irmgard Busch en de zes ervaringsdeskundigen van EVA (Economie, Vrouwen en Armoede) van harte welkom. Uit de grote belangstelling voor deze bijeenkomst blijkt dat veel religieuzen zich zorgen maken over mensen die zich buitengesloten voelen. Het doel van de bijeenkomst is om iets van de beleving naar de deelnemers toe te halen. Irmgard Busch geeft een toelichting op het programma, dat uit drie onderdelen bestaat. (1) armoede is een relatief begrip - zo hoor je vaak. Meestal gaat het over cijfers - het wordt doorgerekend. Wij gaan ons richten op hoe het eruit ziet, niet kwantitatief, maar kwalitatief. Wat doet het met mensen, wat kom je tegen, waartoe leidt dat? We gaan een budget-spel doen om te proberen om ons te verplaatsen in iemand met een minimuminkomen. Dat gebeurt in zes verschillende groepen. (2) Daarna is er plenair een uitwisseling van indrukken en vragen. (3) Tenslotte is er nog een stel-
9
lingenspel. We moeten ons trainen om te kunnen onderscheiden wat zijn feiten, wat zijn argumenten, emoties, smoesjes, vooroordelen? Uitwisseling De vraag na afloop van het budgetspel of het gelukt was, werd veelal ontkennend beantwoord. Ondanks de inzet van veel inventiviteit kwamen de meeste deelnemers niet rond met de toebedeelde middelen. Zuster: Het ging met veel pijn en moeite. Met een heleboel bedragen kwamen we niet uit. Je kwam dus continu tekort. Je zit ontzettend te beknibbelen en je wordt tureluurs van al het gereken. Priester-religieus: mij werd duidelijk hoezeer wij in een gespreid bedje liggen. De leuke dingen zijn niet weggelegd voor onze uitkeringsgerechtigden. En dan denk ik bijvoorbeeld aan een huisdier, roken, een avondje uit, een CD-tje. Televisie moet er zijn, een krant zou ook heel fijn zijn, maar dat kan meestal niet. Irmgard: Als je je best doet moet het toch lukken? Misschien valt er nog iets bij te verdienen? Reactie ervaringsdeskundige: Dat vind ik zo oneerlijk, want als je iets bijverdient wordt het van je uitkering afgetrokken of je voelt je schuldig. Met een bijstandsuitkering mag je geen andere inkomsten hebben, maar met reuma en van een bepaalde leeftijd – zoals in de gegeven casus - is het wel erg moeilijk om iets bij te verdienen. Irmgard Bush verwoordt het standpunt van de beter-gesitueerden: iedereen telt toch mee, ook al heb je een beperking? Uitkeringsgerechtigden, die langdurig op een minimum-niveau zitten krijgen soms van de gemeente iets extra. Onder bepaalde voorwaarden kom je in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag6. Voorheen kon je bijzondere bijstand aanvragen, bijvoorbeeld voor de aanschaf van een stofzuiger of wasmachine, maar dat is afgeschaft. Gemeenten verschillen wel qua invulling van het armoedebeleid; bij de een is dat iets ruimer dan bij de anderen. Irmgard Busch: als je je nou verplaatst in het voortdurende wikken en wegen om rond te komen. Zou dat van invloed zijn op je manier van leven? Wat verandert er dan? Reactie ervaringsdeskundige: je belandt in een isolement, je krijgt minder sociale contacten. Je ontwikkelt vermijdingsgedrag, want het is niet leuk om in winkels te lopen waar je toch niets kunt kopen, dan heb je er alleen maar pijn van. Je moet zien te voorkomen in een situatie te belanden waarin je iets niet kunt. Dat bezorgt je het gevoel dat je de aansluiting bij de maatschappij hebt gemist. Ik heb een vriendin die het aan niets ontbreekt. Op haar verjaardagsfeesten gaat het vaak over vakanties, duur uit eten. Ik kan nergens over meepraten. Irmgard Busch: Wat gebeurt er als je wilt meedoen, maar je kunt het niet betalen? Ervaringsdeskundige: Je gaat zoeken naar dingen die weinig kosten en toch voldoening bieden. Zodoende kom je op plekken waar je anders nooit zou komen. Je maakt van de nood een deugd en dat is heel verstandig. Maar je kunt eigenlijk nooit zomaar spontaan iets doen omdat het leuk is. Dat kunnen we ons niet permitteren. Irmgard Busch: ik hoorde laatst van iemand uit het onderwijs, dat kinderen uit arme gezinnen gewoon zeggen dat ze geen zin hebben om mee te gaan op schoolreis. Zo werken kinderen mee om alle extra kosten te vermijden. Priester-religieus: mensen die lang in een uitkering zitten leven drie tot vijf jaar korter dan gemiddeld. Dat zijn indringende gevolgen. Ze leiden een ongezond en korter leven. 6
Op de site van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staat de volgende informatie over de langdurigheidstoeslag. Men moet dan aan de volgende voorwaarden voldoen: U moet ouder zijn dan 23 en jonger dan 65 jaar. U moet vijf jaar of langer een inkomen op bijstandsniveau hebben gehad. U hebt in die vijf jaar geen geld verdiend met werk of inkomsten in verband met arbeid gehad zoals een WW-uitkering. Vanaf 1 januari 2006 hebt u ook recht op de langdurigheidstoeslag als u in een kort tijdsbestek een klein bedrag hebt bijverdiend. De gemeente beoordeelt of u vanwege het ontbreken van kansen op werk, toch recht hebt op de toeslag. Het moet duidelijk zijn dat u uw best hebt gedaan om werk te krijgen.
10
Zuster: de schaamte zit eigenlijk aan de verkeerde kant. Wij moeten ons schamen dat we niet voldoende onze stem laten horen. Want de uitkeringen moeten omhoog. En de rijken moeten het fatsoen hebben om alleen onderwerpen te bespreken, waar iedereen over mee kan praten. Irmgard Busch: Hebben mensen binnen EVA-groepen (Economie, Vrouwen en Armoede) iets aan elkaar? Kun je afleren dat je je zou moeten schamen? Ervaringsdeskundige: Je herkent de verhalen van de ander, je hoeft eigenlijk niets uit te leggen. Ik heb me nooit geschaamd, want ik kan er niets aan doen. Bij EVA voel ik me vertrouwd. Ik mag er zijn wie ik ben, in de buitenwereld moet je je steeds verdedigen. EVA maakt je sterker, meer weerbaar. Je leert plezier te ontlenen aan heel kleine dingen. Zuster: de EVA-groepen zijn er ook om je te laten merken dat het niet aan jou ligt. Het hangt samen met structurele gegevenheden in onze samenleving. Het gaat om de manier waarop alles georganiseerd is. Irmgard Busch: Straks moet er een stelling verdedigd of aangevallen worden. Het is een oefening in discussiëren. Het is soms zo verwarrend om bepaalde dingen staande te houden. Je zegt iets en denkt dat je gelijk hebt, maar dan word je de mond gesnoerd. Verschillen in ervaringen spelen een rol. Vaak worden bepaalde maatschappelijke problemen afgedaan met dooddoeners of de wetenschap wordt in de strijd geworpen: er is bewezen dat…. Wie ben jij dan om dat te ontkrachten? Maar het is wel van belang om gaandeweg te proberen om dingen door te prikken. Het zijn vaak ook machtsmechanismen waar je last van hebt. Die moeten we zichtbaar maken. Gesprek over stellingen Er worden groepsgewijs argumenten bedacht voor en tegen een drietal stellingen. Stelling 1 luidt: armoede ontstaat door eigen schuld (er bestaat geen verzorgingsparadijs, zoals sommigen veronderstellen). Nee, wordt gezegd, armoede ontstaat niet door eigen schuld, want er kunnen omstandigheden zijn waardoor je arm wordt. Ziekte, ontslag, illegaliteit, slecht aansluitende maatregelen. De huursubsidie is sterk gedaald, de ziektekostenverzekering valt duur uit en de energiekosten rijzen de pan uit. In dit kader zijn tal van overheidsmaatregelen van belang, maar ook de beslissende keuze voor het vrije marktsysteem. Globalisering is niet tegen te houden. Er zijn steeds meer fusies, aandeelhouders willen meer macht. De overgang van gulden naar euro heeft ook veel prijsstijgingen met zich meegebracht. Irmgard Busch speelt graag de advocaat van de duivel en oppert dat het allemaal wel eenzijdig is. Sommigen mensen menen dat er een verzorgingsparadijs bestaat. De mensen zijn veel te materialistisch ingesteld, ze zijn niet intelligent genoeg, kopen op afbetaling, de huwelijken stranden, ze scheiden maar, ze rijden in grote bakken, die veel benzine kosten. De economie trekt aan, maar de mensen willen niet werken. Stelling 2 luidt: je bent arm door zorgarbeid - de grootste groep armen bestaat uit vrouwen Ja, je wordt arm door zorgarbeid. En die arbeid telt niet, omdat het geen betaalde baan is. Het telt pas als het geld in het laatje brengt. De grootste groep onder de armen zijn de vrouwen, omdat ze geen andere kansen gekregen hebben, zodat ze geen plekje op de arbeidsmarkt hebben kunnen veroveren. Nee werpt iemand tegen: de armoede ligt niet zozeer bij vrouwen als wel bij allochtonen. Zij krijgen geen arbeidsplek, omdat hen die niet gegund wordt. Irmgard Busch: Het is gevaarlijk om twee groepen tegenover te plaatsen. Het is wel slim om in een debat te vragen: Wat bedoelt u daar eigenlijk mee? Stelling 3 luidt: betaald werk is de oplossing voor armoede – laat maar mooi je handjes wapperen. Ja, betaald werk verzekert je van een vast inkomen, een grotere mate van onafhankelijkheid. Je leven krijgt weer een zinvolle daginvulling - je kunt carrière maken en bijscholing volgen. Je hebt altijd de vakbeweging achter de hand en je krijgt een goed pensioen. De kinderen vinden het leuk dat vader en moeder een betaalde baan hebben. Je krijgt collega’s, je kunt een sociaal netwerk op11
bouwen. Je krijgt kerstgratificaties en kerstpakketten. Maar de werkelijkheid is toch anders. Niet iedereen kan werken. Er zijn vrouwen met beperkingen door ziekten of anderszins en het loon is nog vaak veel te laag. Je past veelal niet in het arbeidsproces vanwege de zorgtaken die je hebt. Voor de kinderopvang is ook geld nodig. Vrouwen wordt de keuzemogelijkheid ontnomen. Zolang zorgarbeid niet betaald wordt heb je geen keus. Na je 40e ben je veel te oud. Voor allochtonen is het heel moeilijk om betaald werk te vinden. Irmgard Busch: Het is belangrijk in een discussie dat je jezelf niet in een zwakke positie laat brengen. Vrouwen willen gelijkberechtiging. Wanneer er dan allerlei nadelen naar voren komen, dan zeggen ze dat vrouwen niet moeten gaan zeuren. Ze hebben er immers zelf voor gekozen? Maar dan moet je zo slim zijn om te zeggen: het een heeft niets met het ander te maken. Onder het mom van zorg-op-maat wordt fors bezuinigd en worden veel sociale rechten afgebouwd. Dan moet je niet zeggen dat sommige mensen te dom zijn om een tegemoetkoming aan te vragen. We moeten die dooddoeners doorprikken. Je bent geneigd om meteen in de verdediging te gaan, maar het is beter om die ander uit te laten leggen wat hij/zij precies bedoelt. Als iemand één geval van fraude kent wil dat nog niet zeggen dat er op grote schaal gefraudeerd zou worden. Het is een strategie om mensen de mond te snoeren. Doorkruis de machtsmechanismen en probeer vragen te stellen. In een debat moet je zelf de kern vasthouden, want je wordt vaak naar zijweggetjes geleid. Alle deelnemers toonden zich zeer voldaan over deze leerzame bijeenkomst. Speciaal de EVAvrouwen worden van harte bedankt voor hun verrijkende bijdrage. Er wordt afgesloten met een lied en een armoede-meditatie door Irmgard Busch. WvdV De armoede-meditatie is te vinden op de pagina van de Commissie Vrouwencontacten op de KNRsite.
Dalit vrouwen strijden tegen onrecht en onderdrukking Zr Henriëtte van Luytelaar mmz is de KNR-afgevaardigde in de commissie Justitia et Pax. Zij heeft jarenlang in Brazilië gewerkt en zet zich nu in haar woonplaats Tilburg in voor allochtone vrouwen. Als Medische Missiezuster én als commissie-lid van Justitia et Pax voelt zij zich betrokken bij de wereldwijde strijd voor vrede en gerechtigheid. Zr Henriëtte brengt ons op het spoor van de activiteiten van Justitia et Pax. Zo heeft deze organisatie vorige maand samen met CMC en Cordaid een internationale conferentie over de mensenrechten van dalit vrouwen georganiseerd. Bij deze conferentie ging het niet alleen over deze vrouwen, want er nam ook een grote delegatie van dalit vrouwen aan deel. In deze bijdrage aandacht voor twee vragen: (1) wat is/doet Justitia et Pax ? (2) hoe is de positie van dalit vrouwen in India? Justitia et Pax Justitia et Pax is de katholieke organisatie voor gerechtigheid en vrede. Zij is aanwezig in 128 landen over de hele wereld en in bijna alle landen van Europa. In Nederland werd Justitia et Pax in 1968 opgericht door de Bisschoppenconferentie. De Commissie Justitia et Pax is een platform waarin vertegenwoordigers zitten van katholieke organisaties en sectoren. Justitia et Pax protesteert tegen schendingen van mensenrechten. Soms zijn dat concrete schendingen als moord en bedreigingen daartoe, huisuitzettingen, martelingen en verdwijningen. Vaak ook 12
gaat het om onrecht dat in structuren, regels en wetten verborgen zit. Justitia et Pax richt zich dan ook vaak tot politici. Justitia et Pax neemt publiek stelling, voert gesprekken met ambtenaren en politici in Nederland, bij de Verenigde Naties in Genève en bij de Europese Commissie in Brussel. Ook organiseert zij studiedagen en geeft publicaties uit. Justitia et Pax combineert stille diplomatie en de mobilisatie van de publieke opinie op de volgende terreinen: - protest tegen bedreigingen, verdwijningen, executies en tegen andere mensenrechten die geschonden worden. Justitia et Pax doet dat altijd met partners in het Zuiden. - opkomen voor een humaan, rechtvaardig en ruimhartig asielbeleid in Nederland - werken aan een multiculturele samenleving waarin solidariteit en pluriformiteit centraal staan - verzet tegen de doodstraf - bestrijden van nieuwe armoede in Nederland - verbeteren van de mensenrechten binnen de katholieke kerk zelf - studie naar en bewustwording over het belang van godsdienstvrijheid Dalits Miljoenen mensen in India worden gediscrimineerd en achtergesteld op basis van hun werk en afkomst. Een grote meerderheid binnen deze groep behoort tot de dalits (kastelozen). Discriminatie op basis van werk en afkomst betekent dat veel dalits sociaal, economisch én politiek worden achtergesteld en vaak buitengesloten worden. Vanwege hun kasteloosheid, armoede en sekse worden dalit-vrouwen vaker slachtoffer van geweld dan vrouwen uit andere bevolkingsgroepen. Kastelozen in India komen voorzichtig in het verweer tegen discriminatie, maar de prijs die ze ervoor betalen is hoog. Dagelijks zijn er ongeveer zeventig gevallen van geweld tegen zogeheten dalits. Officieel bestaat het kastesysteem sinds 1947 niet meer, maar in de praktijk, zeker op het platteland, is het vaak nog aanwezig. Het hindoeïsme kent vier hoofdkasten, die weer opgesplitst worden in talloze subcategorieën. En buiten de hoofdkasten zijn er ook nog de zogeheten backward castes, achtergebleven kasten. Dan pas komen de dalits die kasteloos zijn, maar tegelijkertijd een categorie op zich vormen, met daarbinnen tientallen subkasten. Het kastenstelsel is bovendien deels terug te vinden onder de Indiase christenen, moslims en boeddhisten, waar dalits eveneens onderaan de hiërarchie staan. Het probleem is dat Indiërs het rangensysteem geïnternaliseerd hebben. Discriminatie van vooral dalits op basis van kaste bestaat nog altijd. De situatie voor dalits is weliswaar sinds 1947 verbeterd, maar het gaat zeer langzaam. Grofweg zijn er 180 miljoen hindoeïstische dalits en veertig miljoen christelijke, islamitische en boeddhistische dalits. Ze wonen verspreid over het land, de overgrote meerderheid op het platteland. Dalits op het platteland zijn altijd arm geweest, onopgeleid. Ze hebben bijna geen toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, politie of justitie. Ze worden gediscrimineerd, vooral door de kasten net boven hen. Ze mogen niet naar bepaalde tempels, niet in bepaalde straten van hun dorp lopen. En er zijn voortdurend geweldsincidenten, zo’n zeventig per dag. En dat aantal zal alleen maar groeien, omdat het sociaal bewustzijn van dalits toeneemt. Vroeger accepteerden dalits het als hogere kasten hun land wilden inpikken, nu durven ze het vaker aan te vechten. Ze zijn beter op de hoogte van hun rechten. Daardoor zijn er meer conflicten, de keerzijde van een positieve ontwikkeling. Naarmate dalits zich meer bewust worden van hun positie en hun rechten, nemen de repercussies en de meer gewelddadige vormen van kastediscriminatie toe. Een voorbeeld van het toegenomen bewustzijn van dalits is het verhaal van Hikati Devi. De 35jarige vrouw deed vijf jaar geleden iets wat nog nooit iemand van haar gemeenschap van kastelozen had gedaan: ze stapte naar de leider van haar dorpje in de deelstaat Bihar om te klagen over een groepje mannen uit de buurt, die vier van haar buurvrouwen hadden meegenomen en verkracht. De vier verkrachte dalitvrouwen uit Devis dorp hadden zelf geen klacht ingediend. Uit angst voor represailles. Maar vooral ook omdat het weinig zou uithalen, zegt Devi, die op bezoek is in New Delhi. De politie is meestal van een hogere kaste, en die kijkt ook op ons neer. Met ongeveer 13
twintig dalitfamilies woont ze aan de rand van het dorpje Golaghat in Bihar. De dalits van Golaghat zijn allemaal dagloners, landarbeiders, in dienst van de boeren, de landeigenaars die in het andere deel van het dorp wonen. Ook zijn de dalits verantwoordelijk voor het opruimen van kadavers in het dorp, werk dat door de hogere kasten gezien wordt als onrein. Zes weken na haar klacht kregen de dalitfamilies ‘s avonds opnieuw bezoek van een groep mannen, allen van een hogere kaste, met fakkels in hun handen - in het dorp is geen elektriciteit. Onze mannen hadden we toen al snel weggestuurd om te voorkomen dat we allemaal als weduwen zouden eindigen. Ik werd er uitgepikt door twee van de mannen, als wraak, omdat ik geklaagd had bij de dorpsleider, vertelt Devi. Ze namen me mee en verkrachtten me. Opnieuw deed Devi iets wat nog nooit eerder door een dalit was vertoond in haar dorp. Ze ging naar de politie en deed aangifte. Maar de politie heeft de zaak nooit onderzocht, zegt ze. Zij is omgekocht of zelf bang voor de mannen. Wat ik ermee bereikt heb is dat er sindsdien geen dalitvrouwen uit mijn buurt zijn verkracht. Seksueel geweld en seksuele vernedering is een zeer effectieve manier om dalits, ook dalit-mannen (de mannen van deze vrouwen) op hun plaats te wijzen. Berucht is een veel voorkomend gebruik waarbij een dalit-man bij thuiskomst van het land een paar sandalen bij de ingang van zijn hut aantreft. Dat is een signaal dat zijn vrouw bezoek heeft van de landeigenaar of één van zijn voormannen. De echtgenoot wordt dan geacht om te wachten tot die weer vertrokken is. Uiteraard heeft dit gevolgen voor het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect binnen de hele gemeenschap, en in het bijzonder voor de positie van vrouwen daarbinnen. Het is een bekend gegeven dat dalit-mannen hun gevoelens van onmacht en frustratie botvieren op hun eigen vrouwen, die zo dubbel slachtoffer worden van geweld. Geuzennaam De aanduiding ‘dalits’ is in feite een zelfverkozen naam (wat wij in Nederland een ‘geuzennaam’ noemen) voor een groep die in het verleden bekend stond als ‘kastelozen’, mensen die geen kaste hebben, die buiten het kastesysteem vallen. In de filosofie van het traditionele hindoeïsme betekent dat dat ze nauwelijks nog mensen genoemd kunnen worden. Een veel gehoorde term in dit verband is die van de ‘onaanraakbaren’ (untouchables). De verwerping en scheiding binnen de Indiase hindoe-samenleving is gebaseerd op een bepaald begrip van rituele zuiverheid, die zich bijvoorbeeld uit in bepaalde voedselvoorschriften. Zo mogen brahmanen (de hoogste kaste) geen vlees eten, en is het eten van het vlees van runderen bij alle hindoes een taboe. Maar de rituele reinheid van het hindoe-kastesysteem gaat veel verder: zo mogen leden van de hogere kasten een kasteloze niet aanraken, zonder zelf ‘besmet’ te raken en hun rituele zuiverheid te verliezen. Vandaar de term ‘onaanraakbaarheid’. En dat aanraken gaat heel ver: niet alleen fysieke aanraking is ongewenst, maar dalits mogen ook niet dezelfde ruimtes betreden als kaste-hindoes, ze mogen bijvoorbeeld niet in de tempel komen, ze mogen niet uit dezelfde bekers drinken (zelfs niet als die tussendoor afgewassen worden), niet van dezelfde waterputten gebruik maken, en soms is het zelfs zo dat een kaste-hindoe niet door de schaduw van een dalit aangeraakt wenst te worden. Deze ‘onaanraakbaarheid’ is ook gekoppeld aan bepaalde beroepen, die allemaal te maken hebben met ‘onreinheid’. Het smerigste en laagste werk in India is steevast weggelegd voor dalits. Dat zijn de schoonmakers, de vuilnisophalers, de lijkengravers, de leerlooiers etc. Maar ook bijvoorbeeld de trommelaars bij bruiloften en begrafenissen: omdat een trommelvel gemaakt is van een beestenhuid, is dit instrument voor hogere kasten onrein, onaanraakbaar. In het verleden hebben dalits ook bekend gestaan onder nog bedenkelijker namen zoals ‘pariah’s’ en dit is nog steeds de naam van een sub-kaste van dalits in Tamil Nadu. Ons woord ‘paria’ komt daar rechtstreeks vandaan. Een tijdje is ook de naam ‘harijans’ in zwang geweest, dat letterlijk ‘kinderen van God’ betekent, de naam die Gandhi gebruikte voor deze uitgestotenen en verworpenen. Het is feitelijk de enige ‘positieve’ naam in het rijtje.
14
Maar bij voorkeur wordt tegenwoordig de naam ‘dalits’ gebruikt. Het woord ‘dalit’ betekent zoiets als ‘gespleten, gebroken’. In het Sanskriet heeft het dezelfde stam als het woord ‘dal’, de bekende Indiase linzensoep. Die soep wordt gemaakt van een soort spliterwten (in India: ‘dal’), en vandaar dus ook ‘dalit’ als gebroken, gespleten, vertrapt. Het geeft het gevoel aan, het zelfbeeld, dat het leven als dalit met zich mee brengt. Het geeft ook een verlangen en streven aan naar heelheid en herstel van recht en eigenwaarde. Vandaar dat de dalits tegenwoordig bij voorkeur deze naam gebruiken. Geweld en onderdrukking, inclusief het kastesysteem zelf, zijn illegaal en strafbaar. Dalits vinden wat dit betreft de Indiase wet aan hun kant. Maar in de praktijk laat de uitvoering van deze wet te wensen over. Bovendien zijn de politie, de rechters en de ambtenarij, zelf ook doortrokken van kastevooroordelen, als zij al niet actief meedoen aan het geweld. Eén van de grootste problemen als het gaat om geweld tegen dalits en dalit-vrouwen is dan ook de straffeloosheid. Het is eerder regel dan uitzondering, dat de daders van op kastediscriminatie gebaseerd geweld vrijuit gaan. In India zijn er veel groepen en organisaties actief die proberen om het onrecht aan de kaak te stellen. Met volharding en een lange adem is het ook in India soms mogelijk om je recht te halen. Maar het is een lange weg. Gelukkig komt er ook internationaal steeds meer aandacht voor het probleem van kastediscriminatie en het onrecht en geweld waaraan Dalits bloot staan. Actie Justitia et Pax werkt samen met partners in India om op te komen voor de rechten van dalits. De internationale conferentie over dalit-vrouwen in Den Haag was de eerste keer dat zij aan het woord kwamen over hun leven. Justitia et Pax probeert dat geluid op het internationale niveau te versterken. Belangrijk was dat de VN-rapporteur tegen racisme en discriminatie en de VN-rapporteur tegen discriminatie op grond van werk en afkomst deel hebben genomen aan de conferentie. Het is belangrijk dat zij in hun rapportages over de situatie van dalit-vrouwen schrijven. De druk op de regering van India moet worden opgevoerd om de wetten die er zijn, ook na te leven. Na de conferentie organiseerde Justitia et Pax daarom een lobbytoer met de dalits naar Brussel om de Europese Commissie en het Europees Parlement tot een krachtige stellingname te bewegen. Ook Nederland heeft een eigen taak te vervullen. Gesprekken met politici en ambtenaren in Den Haag hebben hopelijk bijgedragen aan een actievere rol van Nederland. Meer weten?: http://www.justitiaetpax.nl Bovenstaand artikel is deels gebaseerd op gegevens uit: Het andere gezicht van India: Leven als Dalit-vrouw van Ton Groeneweg, de CMC-deskundige op dit terrein. En op het artikel Represailles voor al te mondige dalits. van Philip de Wit in NRC-H, 19 november 2006 Voor verdere informatie kunt u Ton Groeneweg bereiken bij CMC via telefoonnummer 0703136745 of e-mail:
[email protected] De 'Den Haag Verklaring voor Mensenrechten en Waardigheid van Dalit vrouwen' is te vinden op de site http://www.dalits.nl
Brief van Commissie Vredesvraagstukken inzake generaal pardon De Commissie Vredesvraagstukken schreef een adhesiebetuiging, gericht aan Huub Oosterhuis. Zij lieten hem weten, dat zijn standpunt inzake een generaal pardon voor die asielzoekers, die al voor 1 april 2001 een aanvraag hadden ingediend, ook het hunne was. Een kopie van de brief is desgewenst verkrijgbaar via het Bureau KNR, maar staat ook op de KNRsite (onder de knop van de Commissie Vredesvraagstukken).
15
Varia / korte berichten Geestelijke Begeleiders in Nederland Geestelijke Begeleiding is voor religieuze mensen altijd een belangrijke weg geweest om te groeien in het ontdekken en gaan van hun weg zoals door God bedoeld. Niet alleen voor ‘professionele’ religieuzen. Bij véle mensen, vroeger en zeker ook nu, is er dat (stille) verlangen naar een levengevende spiritualiteit, dat vermoeden, dat er een ‘innerlijke weg’ bestaat, een weg naar heel-wording en waarachtige mens-wording. Geestelijke Begeleiding behoort dus zeker niet tot het verleden. Bijzonder in deze tijd van ingrijpende veranderingen en een nieuw spiritueel ontwaken, zoeken velen naar diepte en innerlijkheid. Geestelijke begeleiding wil helpen de persoonlijke weg te verkennen, er bewust vorm aan te geven en in oprechtheid te gaan. Het is hulp om het gewone en alledaagse opmerkzaam waar te nemen om er het goddelijke in te ontdekken: God in ons midden, die met ons bezig is en met ons mee wil gaan naar een hoopvolle toekomst. Een aantal geestelijke begeleiders in Europe hebben in 2000 de organisatie “Spiritual Directors in Europe” (SD-Europe) opgericht. Het doel van deze organisatie is geestelijke begeleiders, over de grenzen van hun eigen locale situatie en zelfs hun land heen, met elkaar in contact te brengen, te steunen en zo een leven-gevend netwerk te vormen. Eén van de middelen die daartoe worden gebruikt zijn jaarlijkse internationale bijeenkomsten van geestelijke begeleiders. Persoonlijke verdieping, onderlinge contacten, uitwisseling van ervaringen en bronnen staan hierbij centraal. Een ander belangrijk hulpmiddel is een informatieve en op onderlinge uitwisseling gerichte website: www.sd-europe.org. Sinds kort is er daarnaast ook een informatieve folder beschikbaar. Maar SD-Europe denkt niet alleen in brede, ‘Europese’ termen. Ze zet zich ook in voor het vormen en goed functioneren van lokale, nationale groepen van geestelijke begeleiders. Bij voorbeeld in Nederland ... Op dit moment heeft namelijk een groepje afgestudeerde geestelijke begeleiders van het Titus Brandsma Instituut in Nijmegen een start gemaakt met het oprichten van een Nederlandse tak van SD-Europe. Naast het houden van samenkomsten wordt op dit moment ook hard gewerkt aan een eigen Nederlandse website: www.geestelijkebegeleiding.nl Deze website is allereerst bedoeld als een ontmoetingsplaats: door middel van een forum kunnen wij met elkaar in gesprek gaan. Tevens kunnen we onze activiteiten presenteren, elkaar attenderen op goede lectuur, interessante bijeenkomsten en andere zinvolle zaken. Om de kwaliteit van de uitwisseling te bewaren wordt het forum geplaatst in een afgeschermd gedeelte, alleen voor begeleiders. De site is echter óók bedoeld voor iedereen die geestelijke begeleiding zoekt. Niet zozeer als ‘reclame’, maar meer vanuit de ervaring, dat er inderdaad heel veel mensen, ook religieuzen, op zoek zijn, maar niet weten, dat er zoiets als ‘geestelijke begeleiding’ bestaat. En al weten ze het wél, dan is het vaak nog een probleem om een goede, bereikbare begeleidster / begeleider te vinden. Wat nu die initiatief-nemende groep geestelijke begeleiders in Nederland betreft: Onze groep bestaat uit toegewijde mannen en vrouwen, religieuzen en leken, komend uit verschillende christelijke kerkgenootschappen. Mensen mogen een beroep op ons doen • als tochtgenoot/tochtgenote op zoek naar de zin en betekenis van het eigen leven 16
• om het geheim van het leven, de diepere bron, de goddelijke kern - of hoe men dat ook wil noemen - op het spoor te komen • om vanuit hun verlangen naar heelheid de weg tot die heelheid te vinden, de weg tot waarachtige menswording. Als geestelijke begeleiders, uitgaande van de visie van het Titus Brandsma Instituut en het protestantse opleidingsinstituut Hydepark (Doorn), maar open voor ook andere serieuze ‘scholen’, hopen wij op nationaal vlak steeds meer tot samenwerking te komen. Wij zouden daarom aan alle religieuzen die geestelijke begeleiding geven en andere geestelijke begeleiders die U kunt aanbevelen, willen laten weten, dat dit initiatief is genomen en dat wij graag met hen in contact komen. Wij hopen zo verder te groeien tot een levende Nederlandse tak van SDEurope. We stellen ook alle ideeën en / of voorstellen om de website zo goed en aantrekkelijk mogelijk te maken op prijs. Onze droom is zoveel mogelijk onze krachten als geestelijke begeleiders te bundelen, versnippering te voorkomen en in Nederland een goed netwerk op te bouwen. zr. Claudia Theinert ssps zr. Claudia Theinert ssps, Capucijnenweg 9, 6286 BA Wahlwiller-Wittem T: 043-4511841 / email:
[email protected]
Oproep Wij, Tom en Janny Ponten hebben de intentie om een nieuw zorginitiatief te starten. Op basis van onze ervaringen van de afgelopen jaren willen we een dagbestedingsprojekt starten met (jong) volwassenen met een verstandelijke beperking en een logeerhuis / crisisopvang voor meervoudig gehandicapte kinderen. Beiden hebben we intussen meer als 30 jaar ervaring in de zorg en hebben o.a. in 1984 een van de eerste zorgboerderijen opgestart in Breda. Naar aanleiding hiervan hebben we een gesprek gehad met Fer van der Reijken uit Megen. Tijdens dit gesprek ontstond het idee om te onderzoeken of samenwerking met bijvoorbeeld een klooster mogelijk zou zijn. Met name de dagbesteding zou een bijdrage daarin kunnen leveren door bijvoorbeeld de maaltijden te verzorgen, klusjes te doen, gasten te verzorgen etc. Wij zijn overigens niet verbonden met de franciscaanse beweging, maar zoeken wel bewust naar samenwerking met anderen. Mocht u enthousiast zijn geworden en kunt u ons verder helpen, dan verzoeken wij u met ons contact op te nemen. Tom en Janny Ponten Tom en Janny Ponten, Roskam 19, 5505 JH Veldhoven T: 040 – 3686189 / E-mail:
[email protected] Gevraagd: een fondswerver/werfster voor ISP Het katholieke internationale studenten-pastoraat ( ISP ) dat dit jaar in Nederland 25 jaar bestaat, en dat door de veranderende omstandigheden ( o.a. vanwege opheffing van "Cura Migratorum", terwijl
17
het aantal studenten jaarlijks toeneemt ) zich landelijk moet gaan herstructureren, is op zoek naar iemand die als vrijwilliger/ster aan fondswerving wil gaan doen. Wie wil deze uitdagende functie op zich nemen ? Informatie bij: Ben Engelbertink mhm, K.v.d.Coppellostraat 4, 2613 XP Delft, email:
[email protected] Theo Vergeer ofm, Raamstraat 78, 2613 SE Delft / email:
[email protected] De leeropdracht ‘Vrouwen , Geloof en Cultuur’ van Maaike de Haardt De UnieNKV kan terugzien op een geslaagd initiatief dat zij bij gelegenheid van haar 40 jarig jubileum nam. Het is alweer vijf jaar geleden dat de UnieNKV haar plan gerealiseerd zag om een bijzonder hoogleraar aan te stellen die de gelovige inspiratie van katholieke vrouwen en de invloed hiervan op kerk en samenleving zou kunnen onderzoeken en verder brengen. De vrouwenorganisaties van de UnieNKV beseften dat er door de jaren heen, in hun midden een schat aan ervaring was verworven. Deze erfenis zou moeten worden doorgegeven. De Unie zette er haar schouders onder om de opgeslagen ervaring geen dood kapitaal te laten worden, maar het vruchtbaar te maken voor de toekomst. In 2001 toonde de Nijmeegse universiteit belangstelling voor het plan een bijzondere leerstoel in te stellen. Dit kon echter pas gerealiseerd worden nadat een commissie de nodige financiële middelen bij elkaar had gebracht. Uiteindelijk werd Prof. Maaike de Haardt vanwege de UnieNKV per 1 juli 2001 benoemd aan de Theologische Faculteit van Nijmegen. Zij bekleedde daar al de Tine Halkes leerstoel. Met een aanstelling voor een dag per week, gedurende vijf jaar kreeg zij er een nieuwe leeropdracht bij: ‘Vrouwen, Geloof en Cultuur’. Met enthousiasme is zij aan de slag gegaan om aan deze taak inhoud te geven. De opdracht stond Maaike de Haardt als het ware op het lijf geschreven, omdat haar wetenschappelijke interesse juist ‘geloof en het alledaagse’ betreft. In het gewone leven hier en nu, ligt een onuitputtelijke bron van geloof, ervaring en creativiteit. De kunst is om de ervaringen van het alledaagse op een vruchtbare wijze in verbinding te brengen met de katholiek/ christelijke theologisch traditie, zodat zowel de theologie als de alledaagse werkelijkheid erdoor worden verdiept en verrijkt. In de afgelopen vijf jaar heeft Maaike de Haardt in deze richting veel werk verzet. Door studie, in colleges en in de begeleiding van studenten werden geleidelijk diverse aspecten van het thema onderzocht. In de jaarlijkse Open Studiedagen werd steeds weer een ander actueel thema aangeboord en toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. Maar ook door het houden van voordrachten en interviews, het verzorgen van publicaties en door bijdragen aan conferenties in binnen- en buitenland verdiepte zich haar wetenschappelijke arbeid. Door dit alles heeft Maaike de Haardt in de afgelopen jaren op haar terrein aanzien, respect en internationale bekendheid verworven. Alle betrokkenen van zowel de universiteit als van de UnieNKV zagen daarom graag dat haar werk na 1 juli 2006 voortgezet zou kunnen worden. Al is er in de afgelopen vijf jaar heel wat bereikt, toch blijft het werk van een hoogleraar arbeid van lange adem. Een uitdaging zoals de feministische doordenking van het thema ‘Vrouw, geloof en cultuur’, vergt zeker binnen het traditionele theologisch universitaire bedrijf veel tijd, energie en uithoudingsvermogen om haar betekenis en invloed te doen gelden. Daarbij is een voortzetting van de opdracht van Maaike de Haardt ook belangrijk om voor continuïteit te kunnen zorgen zodat jongere collega’s de zaak van ‘Vrouw, religie en cultuur’ in hun toekomstige studie- of werkkring verder kunnen behartigen. Het is heel fijn dat opnieuw door de inzet van de Unie een tweede termijn financieel gewaarborgd is, zodat het werk in elk geval tot 2011 door kan gaan. Dit is een felicitatie waard. Inmiddels is Maaike de Haardt in kringen van de vrouwenorganisaties een vertrouwd gezicht geworden. Met 18
plezier heeft zij in de afgelopen jaren tal van bijdragen geleverd aan diverse bijeenkomsten. Zij zal dit zeker ook in de toekomst doen. We wensen haar graag veel succes. Riet Spierings KNR-prijs Nadat de besturen van religieuze instituten in september werden geïnformeerd over de religieuzenprijs, zijn ook andere personen en organisaties op de hoogte gebracht. Alle KNR-commissieleden, deelnemers aan Platformdagen (dus ook personen, die deel uitmaken van al dan niet zelfstandige lekenbewegingen) en voorts een kleine 1500 adressanten via de Beweging van Barmhartigheid kregen een oproep. Er is een digitaal persbericht verzonden en er verscheen een bericht in het Nederlands Dagblad, in RKkerk.nl, op de site www.presentie.nl en als 1-in-3tje in drie landelijke dagbladen. De jury hoopt op een grote stroom nominaties (inzenden kan tot 1 maart 2007) en is in gesprek met een kunstenaar voor het maken van een beeldje en met een mogelijke inleidster. Roepingenweekend Binnenkort vindt een roepingenweekend plaats, georganiseerd door de KNR in samenwerking met het Aartsbisdom Utrecht. Data: van vrijdagavond tot zondagmiddag, 12-14 januari 2007. Heeft u contact met jongeren, die hier mogelijk in geïnteresseerd zijn, wilt u hen dan hierop attenderen? Voor meer informatie en aanmelding kun men contact opnemen met: Zr. Judith Dumont (077-3261312 –
[email protected]), Thij Willems (053-5741756 –
[email protected]) of Pierre Humblet (073-6921314 –
[email protected]) Kerstkaarten Het Missiehuis van MSC biedt elk jaar een serie kerstkaarten aan. De opbrengst van deze Kerstkaartenactie is bestemd voor projecten van de MSC, vooral in de landen waar de Nederlandse MSCers werken. Er is voorts nog een kleine voorraad kerstkaarten uit voorgaande jaren, die tegen gereduceerd tarief verkrijgbaar zijn. Voor informatie en bestellingen kunt u terecht bij: Missiehuis MSC, Bredaseweg 204, 5038 NK Tilburg. T: 013-5430565 F: 013-5443402 E:
[email protected] De Katholieke Vereniging voor Oecumene Athanasius en Willibrord heeft dit jaar Koptische Icoon -en Kerstkaarten uitgegeven. De kaarten kunnen worden besteld bij: Het secretariaat van de Vereniging, Walpoort 10, 5211 DK ’s-Hertogenbosch, T: 073-6136471. E:
[email protected]. Voor meer informatie zie websites www.misacor.nl en www.oecumene.nl Waarschuwing Er is een persoon actief, die beweert de Cistercienzerinnen te Delden te vertegenwoordigen. Deze persoon probeert in meerdere bisdommen in Duitsland en in Nederland onroerend goed en / of andere steun te verwerven, teneinde naar eigen zeggen een nieuwe vestiging te stichten. Het is niet verstandig om zaken te doen met deze persoon, want deze Cistercienserinnen zijn geen erkend religieus instituut. Wanneer u geconfronteerd wordt met deze of soortgelijke praktijken willen we daar graag van op de hoogte zijn. Neemt u dan contact op met Ad Leys. 19
Recentelijk ontvingen wij berichten over Afrikaanse bisschoppen, die vanwege ‘ernstige ongelukken’ een beroep menen te moeten doen op royale Nederlandse religieuzen. U doet er goed aan geen gehoor te geven aan deze ‘bisschoppen’. Contact: Ad Leys. T: 073 – 6921321 of E:
[email protected] Wereldgebedsdag De Wereldgebedsdag vindt volgend jaar plaats op 2 maart 2007. Paraguay heeft voor die viering de voorbereidingen gemaakt. Het gekozen thema is: Onder de hoede van de eeuwige. Er is veel materiaal verkrijgbaar voor de viering van 2007, zoals een orde van dienst, een poster, dia’s uit Paraguay met uitleg en diverse folders. Besteladres: Jansje Sick-Vernhout, Achter de Hoven 51, 7419 AG Deventer T: 0570 612 545 /e-mail:
[email protected] Binnenkort kunt u op de website ook weer de nodige informatie vinden: www.wereldgebedsdag.nl Interreligieuze dialoog Voor wie alles wil weten over interreligieuze dialoog is er een verzamelsite, die zeer frequent ververst wordt. PIN is een van de sponsors van deze site. Deze maand is er een actie, waarbij het boekje "Interreligieus werken" gratis wordt verstrekt. Bestellen kan via
[email protected]. U betaalt alleen de verzendkosten voor maximaal 2 bestellingen per persoon. In "Interreligieus werken" staan tientallen tips, thema's, voorbelden en interessante organisaties als het gaat om het organiseren van interculturele en interreligieuze activiteiten. Wilt u ook een gratis exemplaar ontvangen? Geef dan uw naam, postadres, postcode en woonplaats door via
[email protected]. U krijgt het boekje dan zo spoedig mogelijk tegen verzendkosten toegestuurd. Deze actie geldt alleen in december 2006 en zolang de voorraad strekt. Zie voor meer informatie http://www.interreligieuze-werkplaats.nl/portal/index.phtml
Projecten Stichting Present De overheid wil graag dat er een samenleving ontstaat waarin mensen meedoen, waar zorg en aandacht is voor elkaar: in de wijk, in de straat. Dit overheidsbeleid kan negatief worden uitgelegd als een mooie manier om harde bezuinigingsmaatregelen te rechtvaardigen. Aan de andere kant is een samenleving waarin mensen elkaar belangeloos helpen natuurlijk nastrevenswaardig. Er dient echter voor gewaakt te worden dat dit ideaal niet wordt misbruikt om vrouwen met nog meer onbetaalde zorgarbeid op te zadelen. Er zijn nog altijd om anderen bewogen mensen, die graag in de gelegenheid worden gesteld om een ander een handje te helpen. Velen kunnen echter, gezien hun drukke agenda’s, geen duurzame inzet als vrijwilliger bieden. Daarom is het goed dat er nu een nieuwe vorm is, die recht doet aan het verlangen van mensen om zich incidenteel voor anderen in te zetten. 20
Stichting Present is een organisatie die – na een aanloopfase - begin 2003 in Zwolle van start is gegaan met als doel vanuit een christelijke identiteit te bemiddelen tussen groepen vrijwilligers die (incidenteel) tijd beschikbaar hebben enerzijds en mensen die praktische hulp nodig hebben anderzijds. Present werkt (naar succesvol Engels voorbeeld) als schakel tussen veelal kerkelijke, diaconale werkgroepen en maatschappelijke organisaties die zicht hebben op noden van mensen die zich geen professionele diensten kunnen veroorloven. Het gaat om kleinschalige klus- en verhuiswerkzaamheden als schilderen, behangen, opruimen en er komen gaandeweg meer sociale projecten zoals: uitstapjes met ouderen, kledingprojecten, activiteiten met en voor kinderen. Dit initiatief beoogt vernieuwend te zijn op het gebied van vrijwilligerswerk in die zin dat het: • • • • • •
het aanbod van vrijwilligers centraal stelt en daar een vraag bij zoekt; de vraag op het spoor komt en inzet regelt via maatschappelijke hulpverlenende organisaties die garanderen dat de hulp daar terecht komt waar hij werkelijk nodig is; incidentele of structurele inzet vraagt, al naar gelang de beschikbaarheid; afgebakende en goed in te plannen tijdspannes betreft; de vrijwilligers in staat stelt direct aan het werk te gaan, omdat randvoorwaarden reeds vervuld zijn (materiaal etc.) en ondersteund worden door lokale initiatiefnemers; werkt met bestaande groepen die zich op deze wijze bewust worden van hun gaven die zij kunnen verder schenken en op deze wijze gezamenlijk gestalte geven aan daadwerkelijke barmhartigheid.
Er vindt momenteel een landelijke verbreding plaats van deze Present-aanpak. Er is vanuit veel plaatsen belangstelling getoond, met name door platforms van kerken en kerkelijke organisaties die hierin een mogelijkheid tot diaconaat zien. Er zijn op dit moment 13 lokale stichtingen (Amersfoort Amsterdam, Assen, Den Helder, Deventer, Eindhoven, Enschede, Groningen, Heerhugowaard, Hoogeveen, Hoogezand-Sappemeer, Utrecht, Zwolle) en in diverse plaatsen is Present in oprichting. De gemeente en instellingen als thuiszorg, woningcorporaties en maatschappelijk werk, leveren de projecten aan. Daardoor gaat het altijd om mensen in nood die zelf geen geld en vrienden of familie hebben die helpen. Zo weet je zeker dat er hulp komt bij mensen die er écht behoefte aan hebben. Het gaat om een vrijwilligerswerk, gericht op zwakkeren in de samenleving, in een nieuwe vorm, die veel potentie lijkt te hebben, omdat de kaders zo duidelijk vastgelegd zijn. Een persoonlijke reactie In een weekend heeft een groep vrijwilligers mevrouw T. in Zwolle geholpen door het behangen en opruimen van haar huis. In onderstaand verslag verwoordt mevrouw T. haar reactie op deze hulp: In het kader van het project Present ben ik onlangs geholpen door een vrijwilligersgroep. Deze groep heeft in een avond en een dag mijn hal en woonkamer opnieuw behangen en mijn schuur leeggehaald. Terwijl de groep zich hieraan wijdde, heb ik, samen met mijn woonbegeleider (RIBW), mijn zolder opgeruimd. De spullen uit mijn schuur voerde de groep af. Toen de behangklus af was, heeft de groep mijn woonkamer en hal weer helemaal opgeruimd en ingericht. In mijn eentje had ik deze klus nooit kunnen klaren. Niet alleen omdat het eenvoudigweg teveel was, maar ook, omdat ik er volstrekt chaotisch en van streek door geraakt zou zijn. Mijn sociale netwerk is ook niet zo groot, dat ik daar een beroep op kon doen, Mijn uitkering laat het inzetten van een schilder al evenmin toe. De geboden hulp was dus echt een uitkomst. De door Present gevolgde aanpak vond ik erg zorgvuldig. Ik werd door iemand van de gemeente Zwolle op het spoor van Present gezet. Hij legde het eerste contact. In twee voorbereidende ge21
sprekken werd duidelijk wat Present voor mij kon betekenen. We maakten concrete afspraken over de uit te voeren klussen, het benodigde materiaal en de onderlinge taakverdeling. Mijn woonbegeleider werd eveneens actief bij het project betrokken. Zij kent mij door en door en was gedurende het hele traject aanwezig. U moet zich voorstellen, dat ik maar weinig mensen thuis ontvang. Dan is het uitzonderlijk, als een hele groep onbekende mensen een avond en een dag wil komen klussen in jouw huis, zonder er iets voor terug te verwachten. Ik was heel, heel erg zenuwachtig voor die tijd. Ik vroeg me ook lang af, of ik eigenlijk wel recht had op deze hulp en of ik dit wel mocht aanvaarden. Achteraf ben ik heel blij, dat ik dit mijzelf heb toegestaan. De avond en dag zelf heb ik ervaren als een groot en kostbaar geschenk. De groep had er zelf ook duidelijk plezier in en dat nam mijn soms nog wel bezwaarde gevoel weg. Nu de klus geklaard is, ademt mijn huis veel meer rust en ruimte uit. Het kost me minder moeite om die sfeer vast te houden. Met het geld dat ik bespaarde, heb ik voor het eerst in 15 jaar nieuwe lampjes gekocht. Tevens kan ik nu binnenkort nieuwe vloerbedekking kopen, dat is ook hard nodig. De lege schuur nodigt uit tot het plaatsen van een werkbank en de lege zolder tot het inrichten van een meditatiehoek. Er is nog iets, wat de inzet van deze groep bij mij teweeggebracht heeft: Ik heb de moed gevat, vaker mensen toe te laten tot mijn huis. Binnenkort komt er een groep eten, bijvoorbeeld. En ik overweeg zelfs om zo nu en dan open huis te houden in het kader van een expositie van mijn eigen werk. Present is voor mij een teken van praktische naastenliefde en solidariteit. Ik koester het gezegde: Een huis bouwt men met mensenhanden, een thuis met mensenharten. De vrijwilligers van Present hebben dit voor mij waargemaakt. Meer informatie op http://www.stichtingpresent.nl of bij het secretariaat van de Commissie PIN
Bijeenkomsten Studiedag voor monialen Op woensdag 25 oktober kwamen vanuit verschillende kloosters en abdijen monialen in Den Bosch bijeen om zich onder de bezielende leiding van Sanny Bruijn O’carm. te bezinnen op het thema van deze dag: De weg van Maria Maria als gids op de geestelijke weg Om in de sfeer te komen zongen we samen het Weesgegroet op een melodie van Chris Fictoor en werden er zeven lichtjes ontstoken bij een gebed om de zeven gaven van de H. Geest. Er volgde een lezing uit Jesaja hoofdstuk 11: “Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï…” met daarbij een afbeelding van een dode stronk waaruit een roos ontspringt (voorafbeelding van Maria).
Daarna werd ieder van ons uitgenodigd stil te staan bij de vraag: wie is Maria voor mij? Enkele reacties: pure ontvankelijkheid - de weg naar Christus - stille kracht - moeder voorbeeld en gids op mijn geestelijke weg. Onze oudste deelneemster bad een gebed dat ze nog van haar moeder geleerd had. Van hieruit begon Sanny haar inleiding aan de hand van het boekje dat zij geschreven heeft:
22
Het leven van Maria, leven in Gods tegenwoordigheid met houtsneden van A. Dürer. In deze eerste inleiding kwam vooral het begin van het leven van Maria naar voren met name de boodschap van de engel Gabriël en het moederschap van Maria. Naar aanleiding hiervan ontstond een levendig gesprek over onze gelofte van maagdelijkheid. Na de lunch konden we in kleine groepjes, geholpen door enkele vragen, dieper op de aangereikte stof in gaan, waarna Sanny een 2e inleiding gaf over Maria in haar ervaring met het lijden, de Paaservaring en biddend leven; wachtend op de Geest. Tenslotte
haar ontslapen en tenhemelopneming, zoals beschreven door Gregorius van Tours. Bidden en zingend sloten we deze dag af en namen tevreden afscheid van elkaar. Helaas waren er niet zoveel deelneemsters, al was de dag daar niet minder om. Toch hopen we volgend jaar talrijker te zijn, omdat het goed is als monialen elkaar één keer per jaar te blijven ontmoeten. zr Elia Smits o.c.d.
Bijeenkomst over internationalisering Op 26 oktober kwam een dertigtal personen samen in klooster Marienburg om met elkaar van gedachten te wisselen over de komst van buitenlandse religieuzen naar Nederland. Ter voorbereiding hadden de deelnemers aan de discussie kennis kunnen nemen van de Rapportage van de internationalisering van religieuze instituten in Nederland van het CMBR en van de visie van Kees van den Muijsenbergh ofm.cap. Om te beginnen gaf Gerard Moorman van het CMBR een toelichting op zijn Rapportage ‘Kleurrijk Religieus Leven in Nederland’. Het rapport is de weerslag van zes bijeenkomsten, die jaarlijks gehouden zijn sinds 2000. Het rapport gaat niet over religieuzen die op uitnodiging van een bisschop naar Nederland gekomen zijn. Vanaf de tweede helft van de 20e eeuw spelen zich gelijktijdig twee ontwikkelingen af: de snelle groei van het religieuze leven in veel zuidelijke landen en een steeds verdere afname van het aantal religieuzen in de West-Europese landen. Het gevolg hiervan is dat er nu meer religieuzen vanuit het Zuiden hier naartoe komen dan andersom. Het religieuze leven in Nederland zal mede door de komst van buitenlandse religieuzen steeds internationaler en multicultureler worden. Er zijn diverse redenen om naar Nederland te komen. Het lijkt zinvol om te onderscheiden tussen spontane inter-nationalisering enerzijds en anderzijds op basis van beleidskeuzes. Er komen ook veel religieuzen uit het Zuiden om te studeren, voor gezondheidsredenen of voor overleg. Verschuiving van bestuurlijke verantwoordelijkheid groeit
vaak uit tot spontane internationalisering. Veel buitenlandse religieuzen krijgen een taak binnen de interculturele en/of interreligieuze dialoog. Zij verrichten ook veel apostolaat onder daklozen - mensen in de marge. Er zijn verrassend genoeg ook een aantal ‘gemengde’ contemplatieve gemeenschappen, bijvoorbeeld bij de Benedictijnen in Egmond. Buitenlandse religieuzen denken niet in kampen en gaan lichtvoetig om met polarisatie. Die onbevangenheid kan als eye opener fungeren. Persoonlijk vindt Gerard internationalisering een goede ontwikkeling, maar als missionair beraad is men wat voorzichtiger. Realiseer je goed wat er allemaal bij komt kijken. Het is een kwestie van laveren tussen twee tegeltjeswijsheden: wie niet waagt die niet wint en bezint eer ge begint. Duidelijk is wel dat in internationalisering een belangrijk stuk toekomst ligt. Hierop komen verschillende reacties naar voren. Het CMBR-rapport wordt gekwalificeerd als ‘heel goed’. Voorts wordt geconstateerd dat de bisschoppen en de KNR niet op één lijn zitten qua internationalisering. Een van de bisschoppelijk gedelegeerden in het bisdom
23
Roermond toonde zich onaangenaam verrast toen bij de opheffing van een kloostergemeenschap bleek dat dit klooster niet beschikbaar gesteld zou worden voor buitenlandse religieuzen. Het ligt heel gevoelig. Het ware beter indien er voorafgaand aan de uitnodiging van een bisschop overleg zou plaatsvinden met de religieuzen in dat diocees. En Ad Leys merkt op dat het appèl om een leegkomend klooster om niet of tegen een geringe vergoeding beschikbaar te stellen niet terecht is. Er is een brief van de Congregatie voor de Religieuzen waarin religieuze instituten gevraagd wordt om in zulke situaties de bisschop te verwittigen. De bisschop heeft het eerste recht van koop, maar hij moet wel de marktprijs betalen. Er vindt een maal per half jaar overleg plaats met de Bisschoppenconferentie en daar staat dit onderwerp duidelijk op de agenda. Bisschoppen zijn vrij om buitenlandse religieuzen uit te nodigen, maar dan zijn zij ook verantwoordelijk. KOS en KNR zijn dan niet spontaan bereid om steun te verlenen. De bisschoppen krijgen een aantal exemplaren van dit CMBR-rapport. Ter aanvulling op het rapport wordt nog opgemerkt dat buitenlandse religieuzen zich in ons land vaak lotgenoten van vluchtelingen voelen. Het hoort bij hun missionaire opdracht om dat te ervaren. Het is eenvoudiger wanneer er meerdere nationaliteiten binnen een grotere gemeenschap voorkomen dan wanneer een eenling binnen een gevestigde groep komt. Zr Laetitia stelt een informatieve vraag: wanneer bisschoppen religieuzen hierheen willen halen lijkt het alsof dat heel makkelijk kan, maar voor ons is het moeilijk om buitenlandse bestuursleden hierheen te halen. Hoe zit dat? Jos Pijpers sma merkt op dat zijn eigen ervaringen heel positief zijn. Met hulp van CMC kostte het geen enkele moeite om een verblijfsvergunning te verkrijgen. Ad Leys merkt op dat het kabinetsstandpunt zoals verwoord in een nota van minister Verdonk zal betekenen dat het eenvoudiger wordt voor religieuzen, die met name interne taken hebben en bij contemplatieve gemeenschappen. Daarentegen wil men het juist moeilijker maken voor gemeenschappen die voor de meerderheid uit buitenlanders zou
komen te bestaan. Het debat over deze nota met de vaste kamercommissie is uitgesteld vanwege Kamervragen over de Schipholbrand. Hulp van buiten / personele solidariteit Vervolgens wordt de notitie van Kees van den Muijsenberg ofmcap besproken, waarin één van de motieven voor internationalisering centraal staat: de personele solidariteit. Deze notitie is een persoonlijke pennevrucht is en geeft niet de visie van de provincie van de Kapucijnen weer. Alle provinciale besturen van de Kapucijnen in Europa kregen in 2001 de opdracht om na te gaan of het wenselijk was om buitenlandse confraters te vragen voor het oplossen van bepaalde problemen. Kees: Als globale oplossing voor uitsterving vonden we het te prematuur, maar we wilden het toch gaan onderzoeken, opdat er genuanceerd over gesproken zou kunnen worden. Ik ben zelf nergens voor / nergens tegen. Ik heb zelf ook het verlangen gekend om naar Chili te gaan en dat is uiteindelijk om praktische redenen niet door gegaan. Als iemand zich meldt met een oprecht verlangen om in onze geseculariseerde samenleving te missioneren dan zal dit verzoek gehonoreerd worden. Zinvol engagement waar je niet tegen kunt zijn. Op het generaal kapittel hebben we ons standpunt gepresenteerd. Onze Indonesische medebroeders zeiden dat we de indruk wekten dat we suïcidaal zijn (voor de rest waren ze het eens met onze rapportage). We zijn natuurlijk niet suïcidaal. De verwachtingen ten aanzien van de Poolse medebroeders, die naar Graz werden gestuurd, opdat ze een impuls zouden geven aan het religieuze leven aldaar, kwamen niet uit. Er is recentelijk een stevige rem gekomen op personele solidariteit en de aarzeling is toegenomen. Kees van den Muijsenberg ofmcap heeft tien jaar in het basispastoraat gewerkt. Er is historisch iets gegroeid in de Nederlandse kerk, waardoor veel religieuzen en leken zich in de kou voelen staan. Het is belangrijk je te realiseren dat buitenlandse confraters veelal een ander Godsgeloof en een andere kerkvisie hebben dan de jouwe. Een religieus merkt op: Wij spreken over de ars moriendi, een begrip dat uitsluitend wordt
24
verstaan door Nederlanders. En bij ons was het gebruikelijk dat de Nederlandse confraters, die terugkwamen uit de missie niet meteen terug in het pastoraat geplaatst werden, vanwege de cultuuromslag. Dat geldt dan a fortiori voor medereligieuzen die onze cultuur niet kennen. Zr Greet van der Burg (jmj) stelt de vraag hoeveel energie het waard is om internationaal te worden. Ze heeft in Ghana aan een internationaal project gewerkt met Indiase en Indonesische medezusters. Haar conclusie is dan ook dat een internationale communiteit geen doel op zich kan zijn. Kees van den Muijsenberg ofmcap merkt op: wij zochten het antwoord in het waarlijk streven naar internationalisering. Dat vergt een grotere diversiteit dan twee culturen die tegenover elkaar kunnen komen te staan. In België wordt geoefend met groepsdynamica om mensen soepel en ontvankelijk te maken voor andere culturen.
van jongeren, al moet je daar niet te hoge verwachtingen van hebben. Een deelnemer waarschuwt dat je er niet komt met enkel goede wil en een cursus Nederlands. Een goede screening kan veel leed voorkomen. Ad Leys resumeert de hoofdmotieven om buitenlandse religieuzen hierheen te halen: spirituele wortels, revitalisering en de missionaire opdracht die we ook in Nederland uit willen gaan voeren. Kees van den Muijsenberg: voor ons in Nederland is het belangrijk dat iemand die gekozen heeft om evangelisch te leven, daarin gelukkig is. Hij moet zelf gelukkig zijn, geaccepteerd zijn in de groep en een visie hebben die aansluit. In Afrika is dat persoonlijke geluk ondergeschikt aan het gezag. Als een Pool of een Indier komt met een gehoorzaamheidsopvatting die wij niet meer kennen, dan is er een probleem. als hij komt vanuit een innerlijke motivatie dan is er een kans van slagen. Wij denken daar heel anders over. Er zijn nog steeds mensen die vragen: pater provinciaal wat wilt u dat ik doe? heel andere insteek, andere mensvisie ook. De invulling de ruimte die iemand krijgt om persoonlijk geluk te laten meewegen is cultureel heel verschillend.
Verschillende deelnemers vertellen over hun eigen ervaringen met internationale communiteiten. Die ervaringen illustreren de juistheid van een opmerking in het CMBR-rapport: De voorgeschiedenis tekent het proces van internationalisering binnen een religieus instituut. Over het algemeen kan opgemerkt worden dat de instituten die van meet af aan internationaal waren, met internationaal samengestelde gemeenschappen, makkelijker omgaan met processen van internationalisering dan die instituten die lange tijd alleen in Nederland opereerden (pagina 7 van het rapport).
Een Spiritijn vertelt over de Nigerianen die hier pastorale zorg aan hun landgenoten in Rotterdam verlenen. In Afrika bestaat het beeld van Europa als luilekkerland, maar zij tonen dat er ook een ander Europa is. Over tien jaar zijn er geen Nederlanders meer beschikbaar die een brugfunctie kunnen vervullen voor de projecten hier. Wij halen ze niet voor ons beleid. Ad Leys concludeert dat sommige religieuzen hier dus komen voor een concrete taak.
Op de vraag wat nou ten diepste het motief is om mensen hierheen te willen halen komen verschillende reacties: - om de oorspronkelijke spiritualiteit beter te leren kennen en levend te houden; - voor revitalisering, in eerste instantie op tijdelijke basis; - om te overleven, om ons te verzekeren van presentie in afwachting van andere tijden; - voor revitalisering, waarbij wij ons moeten transformeren, want wij hadden het tot voor kort voor het zeggen; - het handhaven van de in Nederland gewortelde spiritualiteit en wellicht het aanspreken
Pierre Humblet vertelt hoe boeiend het proces is, dat zich heeft afgespeeld bij de Zusters Onder de Bogen. Daar is de aandacht voor het eigen charisma eigenlijk in de afgelopen decennia gegroeid. Wie was die stichteres, wat voor ervaringen maakte zij mee? De groei in spirituele zin is een antwoord op een verlangen bij de buitenlandse zusters.
25
Een deelnemer bepleit dat Nederlanders in internationale communiteiten zich realiseren hoe belangrijk het is om steeds meer verantwoordelijkheid over te laten aan de anderen.
weest in de secularisatie, kunnen voor hun eigen achterban ook weer een verrijking zijn. Gerard Moorman verwoordt tot slot nogmaals zijn visie: Ik begrijp heel goed dat er een huiver is om een internationale communiteit te starten. Maar als je de mogelijkheden hebt, kun je het je dan veroorloven om niets te doen in het kader van die globalisering? Het is toch ook een teken des tijds?
Geconstateerd wordt dat het zinvol is om religieus leven te laten zien in de geseculariseerde samenleving. Mensen die hier naar toekomen worden beïnvloed door hun Nederlandse medereligieuzen. Er is een wederzijdse bevruchting en verrijking. Allochtone medereligieuzen die hier een poos ondergedompeld zijn ge-
WvdV
Boeken & brochures Getuigen van een vergeestelijkte hoop? Kanttekeningen van het CMBR bij de missiebrief van de bisschoppen Eind mei verscheen eindelijk de langverbeide missiebrief van de Nederlandse bisschoppen. Deze moest de opvolger worden van het document ‘Een nieuw missionair tijdperk’ uit 1974. De tijden zijn veranderd en missie verandert mee. De titel van de nieuwe missiebrief roept mooie gedachten op: ‘Getuigen van de hoop die in ons leeft!’ Getuigenis, hoop en leven zijn immers woorden die mensen-meteen-missie aanspreken. Het CMBR, de adviescommissie voor missionaire aangelegenheden van de KNR, besprak de brief. Aan deze bisschoppelijke brief is jarenlang gewerkt. De basis werd zo'n vijf jaar geleden al gelegd. Een document over iets waar de Heilige Geest aan te pas komt, wordt er echter niet beter van als het zo lang duurt. Helaas draagt de brief de sporen van een grote verdeeldheid binnen missionair Nederland en ook binnen de bisschoppenconferentie. Dat leidt tot een gebrek aan samenhang in de tekst. Deze bevat voor elk wat wils. Iedereen die missionair betrokken is, zal er stukken in vinden die hem of haar aanspreken, en andere waar men niet koud of warm van wordt. Eenheid van visie ontbreekt, het is geen brief uit één stuk. De bisschoppen zijn pessimistisch over de toestand van de Nederlandse kerk. Er is krimp en teruggang en dat maakt herstructurering nodig. Er zijn weliswaar nog veel mensen die op hoogtijdagen de kerk weer weten te vinden, maar dragende krachten worden schaars. Verder gaat de gegeven analyse niet. Snel gaan de bisschoppen over op de oplossing. Die lijkt op een vlucht naar voren: katholieken moeten weer getuigen van hun geloof, er moeten kleine christelijke gemeenschappen worden gevormd, katholieken moeten zich nadrukkelijk presenteren in maatschappelijke debatten. Uit het document spreekt een zekere nostalgie naar tijden dat de kerk nog een bepalende factor was in het leven van veel mensen. Een nuchtere kijk op de oorzaken van kerkverlating ontbreekt. Bovendien lijkt de blik alleen gericht op Nederland zelf. De bijdrage die Nederlandse katholieken in het buitenland leveren aan het welzijn van mensen, wordt vergeten. De manier waarop christenen in de hele wereld hun missie op zich nemen, blijft buiten beeld. Daardoor schiet de analyse van de missionaire situatie ernstig tekort. Het leidt tot oordelen die te gemakkelijk worden geveld. De ontkerkelijking lijkt slechts een gevolg van gebrek aan enthousiasme van de Nederlandse katholieken. De schroom om duidelijk voor het
26
katholiek-zijn uit te komen, wordt afgedaan als verlegenheid en gebrek aan diepgang. De remedie die de bisschoppen voorstaan, probeert daarop in te haken. De Nederlandse katholieken moeten een echte christelijke levensstijl aan de dag leggen. Dat wil onder meer zeggen dat wij meer moeten spreken over Jezus Christus. In dit licht wordt ons het voorbeeld voorgehouden van christenen uit andere delen van de wereld, met name evangelische christenen en pinkstergemeenten. Van hen kunnen we leren uit te komen voor ons geloof. Dit leren van evangelische christenen wordt gepresenteerd als de nieuwe vorm van oecumene. Over de samenwerking met traditionele Nederlandse kerken schrijven de bisschoppen duidelijk minder enthousiast. Verder is het wonderlijk dat de bisschoppen zich uitgerekend in een missiebrief zo blind staren op de Nederlandse situatie. Europa ontwikkelt zich steeds meer tot een seculier eiland in een gelovige wereld. Daar ligt hun grote zorg. Maar is de seculariteit, het gewone alledaagse leven van mensen, dan geen vindplaats van God? Om met Gaudium et Spes te spreken: de vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus' leerlingen. Wordt het heil nu opnieuw een vergeestelijkte werkelijkheid? Gaat het er nu om een kleine groep overtuigde katholieken over te houden die vrijmoedig het katholieke geluid laten klinken? Of is het heil dat Christus ons aangezegd heeft, toch nog die alledaagse werkelijkheid, bestemd voor alle mensen en met name voor degenen die maatschappelijk niet in tel zijn? Er staan ook goede dingen in de brief. Met name daar waar de brief missie verbindt met concrete noden van mensen, kan het CMBR er goed mee uit de voeten. Zodra het echter gaat om wat er nu moet gebeuren, gaan de wegen uiteen. Het CMBR ziet allerlei redenen om goede hoop te hebben voor de toekomst. De inzet van vele Nederlanders voor andere mensen is zo'n teken van hoop. De manier waarop christenen in het Zuiden hun missie opvatten, is een ander teken. En waar die twee elkaar raken, in de inzet van Nederlandse mensen in het Zuiden, vindt werkelijk het getuigenis plaats van de hoop die in ons leeft. De bisschoppen hebben een stevige boodschap willen neerzetten. Ze breken een lans voor het met overtuiging uitdragen van ons katholiek-zijn. De missiebrief ademt een geest van aanpakken. De oplossingen liggen voor het grijpen, als we maar willen. Verspreid over de brief staan zestien missionaire tips die in parochies te gebruiken zijn. Ook staan er vier getuigenissen in van mensen die vol overtuiging voor de kerk hebben gekozen, vaak met tegenwerking vanuit hun omgeving. Deze tips en getuigenissen geven de brief een dynamische uitstraling. Tegelijkertijd roepen ze ook vragen op: waarom zijn de tips zo binnenkerkelijk? Waarom komen de getuigenissen bijna allemaal uit een uitgesproken conservatieve parochie? Waarom gaat de brief alleen maar over Nederland? De ouderwetse illustraties bij de brief maken die vragen nog dringender. Dat leidt tot een navrante conclusie: het lijkt alsof de brief de missie toewendt naar deze tijd, maar in feite is juist het tegendeel het geval. Tom Boesten Getuigen van de hoop die in ons leeft. Bisschoppelijke Brief over missie in de 21e eeuw.
27
Verlegen met onoplosbaar leed? Anne-Mei The is cultureel antropoloog en jurist en zij deed onderzoek naar versterven ofwel het afzien van de kunstmatige toediening van voeding en vocht bij demente verpleeghuisbewoners. Dit is een gevoelig onderwerp, waar we vreemd genoeg weinig van weten. Verpleeghuizen halen de media alleen vanwege negatieve incidenten en wantoestanden. Mogelijk als gevolg daarvan stellen wij confrontatie en betrokkenheid met het leven en sterven van dementerende ouderen zo lang mogelijk uit. We lezen in de kranten over de privatisering van de verpleeghuizen. Maar we weten niet hoe die privatisering doorwerkt op de zorg. Hoe er gereorganiseerd en gefuseerd wordt, hoe het management voortdurend wisselt en hoe het klimaat zakelijker wordt. Hoe er steeds slechter geschoold personeel wordt aangetrokken om kosten te sparen. Het verpleeghuis kan niet voldoen aan het ideaalbeeld van de zorg-op-maat. Dat is frustrerend voor de bewoners, het verpleeghuispersoneel en de verwanten. Er zijn volgens de schrijfster niet genoeg middelen beschikbaar om goede zorg te leveren. Dat resulteert in schaarste op velerlei terrein, maar vooral in schaarste aan tijd en aandacht voor de bewoners. Vanwege het gebrek aan geld en het slechte imago wordt het werk in verpleeghuizen als onaantrekkelijk ervaren en laag gewaardeerd. Daardoor trekt het mensen aan met een slechte opleiding en weinig kansen op de arbeidsmarkt. Met name in de Randstad zijn dit vaak allochtone vrouwen. Dit leidt weer tot een groot verschil in cultuur tussen de bewoners en de verzorgers. Deze allochtone vrouwen zijn vaak ook zwaar belast. Vaak zijn ze kostwinner en hebben uit noodzaak twee banen, en ook bij het opvoeden van de eigen kinderen staan ze er vaak alleen voor. We weten nauwelijks iets van gekleurde verzorgenden die kampen met armoede en alleenstaand ouderschap. We weten dat vuil werk veelal door gekleurde mensen wordt gedaan. Dat dit ook in het verpleeghuis gebeurt is een publiek geheim. Dat laten we liever niet tot ons doordringen. Anne-Mei The werkte als onderzoekster twee jaar mee in een verpleeghuis. Haar onderzoeksmethode wordt ook wel participerende observatie genoemd. Hierbij probeert men door aanwezig te zijn, deel te nemen aan wat er gebeurt, van dichtbij te zien wat er plaatsvindt en op cruciale momenten vragen te stellen, onderzoeksmateriaal te verzamelen. Veel belangrijke informatie over gevoelige onderwerpen komt eerder naar boven in de wandelgangen dan via vragenlijsten. De auteur tekende in het verpleeghuis de belevenissen op van de demente bewoners en hun familie, van de verzorgenden, de artsen en de managers. Zij onthult wat meestal verborgen blijft. De cultuurkloof tussen de witte bewoners en de gekleurde verzorgenden die hun rituelen, armoede en problemen meenemen naar het werk. De schaarste op de verpleegafdeling en de overdaad in de directieburelen. De gesprekken die voorafgaan aan een sterfbed en die ertoe kunnen leiden dat de artsen afzien van een levensverlengende behandeling. De communicatieproblemen die kunnen ontstaan met de familie. De spanningen, agressie en seks op de afdeling. Maar ook de hilarische taferelen die dementerenden in hun relatief goede jaren veroorzaken. Anne-Mei The geeft een indringend en genuanceerd beeld van de dagelijkse gang van zaken in een groot Randstedelijk verpleeghuis. Daarnaast analyseert zij achteraf de situatie rond het versterven van een patiënt van achter in de vijftig in een ver gevorderd stadium van dementie. Voor iedereen die wil weten hoe het toegaat in onze verpleeghuizen is dit boek verplichte lectuur. The is strijdbaar en confronterend in de slotzinnen van het boek: We moeten de realiteit onder ogen zien en duidelijkheid scheppen. Wie is er nu eigenlijk verantwoordelijk voor de zorg voor onze demente ouders? Het verpleeghuis? De politiek? Of zijn wij toch uiteindelijk zelf verantwoordelijk? Wij stemmen in met de manier waarop het geld wordt verdeeld. Wij maken deel uit van de individualistische samenleving die Nederland in het begin van het derde millennium is. En wij laten de verlegenheid met – of misschien wel minachting voor – onoplosbaar leed bestaan. Anne-Mei The In de wachtkamer van de dood. Leven en sterven met dementie in een verkleurende samenleving. Amsterdam Uitgeverij Thoeris. ISBN-nummer: 90-808-113-7-8.
28
Kaarsjes branden voor de tv De katholieke viering op televisie trekt iedere zondagochtend bijna 100.000 kijkers. En trouwe kijkers, zegt pastor Peter Denneman, die samen met Joke Litjens de tv-diensten leidt. Het zijn mensen die, heel anders dan de meeste kijkers, op tijd voor de televisie zitten, de hele uitzending uitkijken, meelezen in de liturgieboekjes en voor de tv een kaarsje branden. Het Mediapastoraat ondervroeg voor het onderzoek God in je huiskamer 730 kijkers over de tvkerkdienst van RKK en KRO. Met name vrouwen boven de 65 jaar bleken hieraan gehecht. Als de tv-kerkdiensten er niet zouden zijn, zou ik mij bloot, naakt en arm voelen, schrijft een van de geënquêteerden. Volgens het onderzoek, uitgevoerd door de universiteiten van Utrecht, Tilburg en Nijmegen, zien veel kijkers de dienst op tv als een rustmoment in de week, en putten er troost uit. Vooral veel oudere kijkers voelen zich verbonden met de gelovigen die in de televisiekapel aanwezig zijn, en met andere kijkers. Naarmate de kijkers jonger worden, voelen ze die verbondenheid steeds minder. De virtuele kerk slaagt niet waarin ook de parochies falen, schrijft onderzoeker Kees de Groot in God in je huiskamer, namelijk het bereiken van jongere generaties. Pastor Denneman heeft hiervoor een verklaring. Zondagochtend tien uur is geen moment waarop jongeren tv kijken. Bovendien vinden jongeren het belangrijk om anderen te ontmoeten en naar een plek toe te gaan. Volgens cultuur- en godsdienstsocioloog Joep de Hart passen de tv-kerkdiensten bij de individualistische manier van geloven. Tijdens het symposium dat naar aanleiding van het onderzoek gehouden werd, beschreef De Hart hoe mensen zelf kiezen welke geloofsaspecten hen aanspreken. Zij stellen een religieus pretpakket samen. Hel en verdoemenis worden vervangen door Knuffelspiritualiteit. Bovendien ziet De Hart dat niet alleen kerken te maken krijgen met een terugloop van parochianen. Alle verenigingen kampen met de vermindering van actieve leden. Zo vreemd is het niet dat gelovigen de dienst alleen op tv volgen en zich niet aansluiten bij een parochie. De Hart vindt dit jammer, want juist de kerkse mensen zijn zeer actief in liefdadigheidsprojecten. Hij betwijfelt of de televisiekijkers ook zo sociaal zijn. Toch is het niet zo dat mensen óf naar de kerk gaan, óf de tv-dienst volgen. Voor de meerderheid van de ondervraagde kijkers is de tv-dienst geen vervanging, maar een aanvulling op de kerkdienst. Denneman: Als er in de buurt een goede dienst gehouden wordt, kan de televisie daar niet tegenop. Soms maakt Denneman mee dat kijkers via de televisie de weg naar de kerk weer terugvinden. Volgens het onderzoek begrijpen veel jongeren ook niet wat tijdens de dienst gebeurt. We gaan komend seizoen de diensten wat laagdrempeliger maken, zegt Denneman. Volgens cultuur- en godsdienstsocioloog Joep de Hart gaat 15 procent van de Nederlanders wel eens naar de kerk, de helft van de Nederlanders gaat nooit. De helft van de Nederlandse bevolking sluit niet uit de aanwezigheid van God of een hogere macht te hebben ervaren. Uit het onderzoek God in je huiskamer blijkt dat gemiddeld 96.000 mensen wekelijks naar de eucharistieviering van RKK/KRO Mediapastoraat kijken. Info: God in je huiskamer is voor 14,95 euro te koop via KRO-webwinkel of in de boekhandel.
29
KNR Commissies Zie, ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt? (Jesaja 43: 19) In onze serie over de KNR Commissies is het dit keer de beurt aan de Commissie Roepen. Hoofdinformant is Ad Blommerde sm, die sinds 1998 deel uitmaakte van de Commissie Roepen. Na de feestelijke tiende Platformbijeenkomst – op 11 oktober jongstleden – nam hij afscheid. Tijd voor een terugblik, waarin natuurlijk ook zijn eigen achtergrond als pater Marist een rol speelt. Roepen in Enschede Tijdens een Algemene Vergadering van de SNPR werd gevraagd om een afvaardiging in de Commissie Roepen. Ad: De toenmalige provinciaal van de paters Maristen, Jan Hulshof, vroeg me of ik toe zou willen treden tot de Commissie. Hij was op dat idee gekomen omdat we in Enschede juist onze communiteit hadden omgedoopt tot een soort welcoming community, waar mensen een tijdje mee konden draaien. Daar waren we in 1993 mee begonnen in het kader van het roepingenwerk. We waren met drie confraters en er waren extra kamers. In de oorspronkelijke opzet zou het om mannen gaan van wie het verblijf bij ons in het teken zou staan van ondersteuning bij het ontdekken van hun roeping. Het leek ons wel verstandig om heldere afspraken te maken, niet enkel financieel, maar ook qua taken in huis en in de parochie en bij het verrichten van een sociale stage. Het leven bleek echter sterker dan de leer en in de praktijk hebben verschillende vrouwen (pastoraal werksters) bij ons gewoond. We hebben in de loop der jaren vrij veel jonge mensen over de vloer gehad. Het was een goede en leerzame ervaring. Achteraf moesten we concluderen dat wij onvoldoende selectief zijn geweest in onze insteek. We hebben te weinig onderscheid gemaakt tussen (1) mensen die eens willen kijken hoe het verder moest met hun leven en (2) mensen met een religieuze roeping. We hebben te impulsief mensen in huis genomen. Soms ging het om mensen in een crisissituatie, die soms ook veel langer in huis bleven dan eigenlijk de bedoeling was. Maar er bestaat natuurlijk ook geen standaardformule die succes garandeert. De ervaring leert dat de vonk soms kan overslaan, wanneer je mensen gewoon maar mee laat doen. In ons geval waren er verschillende redenen om te besluiten het project te staken. De dragende kracht, confrater Fons de Block sm overleed. Hij was een sterke figuur qua persoonlijke begeleiding. Zes jaar geleden werd ik zelf provinciaal en verhuisde ik naar Weurt. De slotsom luidde dat we het toch maar niet meer moesten doen. Wel hebben we nog een poos meegewerkt aan snuffelstages, samen met het aartsbisdom. Platformidee Bovenstaande achtergrond zorgde ervoor dat p. Blommerde een waardevolle bijdrage kon leveren aan de Commissie Roepen. In die Commissie kwam gaandeweg weer meer beweging, nadat deze jarenlang een wat zieltogend bestaan had geleid. Ad: Er is in korte tijd veel veranderd qua mentaliteit ten opzichte van het al dan niet actief werven. Maar van de eerste jaren als commissielid herinner ik me dat we aldoor op zoek waren naar onze opdracht en er was ook geruime tijd sprake van onderbezetting. Toen kwamen o.a. Jan Hafmans cssr en Wim Verschuren cmm er bij en werd het een royale bezetting. Tijdens het brainstormen over de vraag wat onze opdracht is, gaf Wim Verschuren cmm als zijn mening te kennen dat roeping of werving aan de afzonderlijke religieuze gemeenschappen dient te worden overgelaten. Hij lanceerde het idee dat wij een platform zouden kunnen bieden, waarin mensen met elkaar in gesprek gaan om van elkaar te horen wat er leeft en gebeurt op dit vlak. De uitvoering van dit idee begon met een grote enquête en Pierre Humblet komt veel lof toe voor de wijze waarop hij de resultaten van die inventarisatie heeft samengevat in het rapport “Tot Roepen
30
Geroepen”. Er waren veel reacties en die variëerden ook sterk. Een groot aantal religieuze instituten wilde graag meedoen. Anderen zagen daar geen mogelijkheden toe; vaak vanwege hun hoge gemiddelde leeftijd en gebrek aan menskracht. Zij antwoordden overwegend in de trant van: we steunen jullie moreel, maar ons zul je niet zien bij de bijeenkomsten. Soms waren er ook heel treffende getuigenissen. Religieuzen die bijvoorbeeld schreven: “Ook voor ons geldt: ‘Als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht.’ (Johannes 12,24). We aanvaarden dat op een gelovige manier.” Wat standhoudt, is dan toch die affiniteit met de toekomst van religieus leven. Ergens blijven toch de hoop en het vertrouwen levendig dat het niet zomaar afgelopen is. Om onze gedachten te verhelderen zijn we in de commissie in drie categorieën gaan denken: klassiek religieus leven, geassocieerden, zelfstandige bewegingen. Na diverse Platformbijeenkomsten konden we concluderen: er leeft het vertrouwen dat er toekomst is voor religieus leven en dat is heel bemoedigend. Want ook al geldt dat misschien niet voor je eigen club, het versterkt toch je zelfvertrouwen. Het is nog altijd de Heer die voor de wasdom zorgt. Die Platformbijeenkomsten hebben een uitstraling. Je merkt dat religieuzen trots durven zijn op het antwoord dat gegeven is op de crisis in het religieuze leven. Met name Pierre Humblet en Wim Verschuren cmm hebben daarin een belangrijke rol gespeeld. Zij waren ons vóór in het denken. Het was ook een belangrijke eye opener om associatie apart te benoemen. Het is interessant dat deze formule zo goed is aangeslagen. We moesten voor de bijeenkomsten met een numerus clausus werken. Sinds januari 2002 functioneert in KNR-verband het Platform Toekomst van Religieus Leven. Door middel van dit forum tracht de Commissie Roepen krachten te bundelen die een bijdrage kunnen en willen leveren aan toekomst van religieus leven. Daarbij staat centraal: – de presentatie van religieus leven, ook vanuit de invalshoek ‘roeping’; – verschillende vormen van associatie of verbondenheid; – andere manieren van erfgoed doorgeven. Jonge religieuzen Ad: na tien succesvolle Platformdagen vind ik de tijd rijp om nadere reflectie te plegen, want je moet niet uitsluitend met elkaar praten, maar soms ook studeren. Het is zinvol om na te gaan wat de kenmerken zijn van die levensvatbare religieuze gemeenschappen, die naar alle waarschijnlijkheid de kaalslag zullen overleven. Wat maakt bijvoorbeeld de Karmelieten tot een van de weinige vitale clubs ? In gesprekken is vaak opgemerkt dat het bij jongeren primair zou gaan om de eigen persoonlijke relatie met God. Wat we als religieuzen in de aanbieding hebben is een plek in een gemeenschap waar het over God gaat. Dat blijkt uit de wijze waarop we ons leven organiseren. Zo herken je dat verlangen weer naar religiositeit. Vernieuwing van religieus leven begint bij wat jij zelf én samen met anderen hebt met God. Een belangrijke ervaring op dit punt die me is bijgebleven betreft een SNPR-oude-stijl-vergadering in de Abdij van Berne in oktober 2002. Een tweedaagse, waarbij de avond gereserveerd was voor bezinning. Er waren vier jonge religieuzen uitgenodigd en zij kwamen met heel persoonlijke verhalen over hun relatie met God; hier en daar kon je zelfs bijna mystieke verhalen beluisteren. Daaromheen zaten zo’n vijfentwintig provinciaals en die stonden met hun mond vol tanden. Zij vroegen zich af: Werkt God tegenwoordig anders dan vroeger? Jullie lijken zo zeker, is het voor jullie ook nog een zoeken? In de reacties daarop werd o.a. gezegd: • God werkt nu anders omdat Hij in elke tijd anders werkt. Nu is een roeping meer een beweging tegen de stroom in. Maar het zoeken blijft, ook voor jonge religieuzen. Dat ís religieus leven. • Vroeger werd je min of meer religieus dankzij de maatschappij; nu is dat eerder ondanks de maatschappij.
31
Wanneer wij ouderen spreken over onze eigen roeping, dan vertellen we een heel ander verhaal, waarin het ijveren voor het Rijk van God centraal staat: ‘Ik heb de ellende van mijn volk gezien en ik stuur jou op pad.’ (Exodus 3,7) Ik herinner me dat een pater Marist terug kwam van de Salomonseilanden en vertelde hoe je aan de ogen van de mensen kon zien dat ze christen waren geworden. Ze waren verlost van de angst voor demonen. Dat vond ik geweldig! Marist werd je voor je eigen zieleheil maar vooral ook voor het heil van je naaste. Bij de jongeren nu lijkt het primair te gaan om die verticale relatie. Het is erg persoonlijk allemaal en ook erg individualistisch. En over Jezus Christus die ons roept om Hem te volgen hoorden we bijvoorbeeld op die avond van de SNPR nauwelijks iets in de vier verhalen. In de spiegel die ons door die jongeren wordt voorgehouden zie je dan dat in ons oprechte ijveren voor het Rijk van God de relatie met God zo op het eerste oog wat is verschrompeld. Bij de Karmelieten – voor zover ik daar althans kijk op heb – krijgt die verticale dimensie heel nadrukkelijk de ruimte zonder helemaal contemplatief te worden. Wij Maristen hebben onze pastorale plichten heel hoog opgenomen en dat heeft geleid tot het verwaarlozen van een bepaalde dimensie. Een groot deel van de confraters is in de jaren zeventig op pastorieën gaan wonen, om te helpen bij het lenigen van de nood in de parochies. Dan weet de buitenwereld wel dat paters biddende mensen zijn, maar het is niet zichtbaar dat ze het samen doen – in gemeenschap. Ten dele was dat natuurlijk ook al zo in onze missie in het Zuiden, waar mensen alleen op een eilandje zaten. Maar in de jaren vijftig was er in Nederland toch nog een gemeenschap met gezamenlijke gebedsvieringen en meditatie. In het overactieve leven dat we geleid hebben is de gemeenschap verwaarloosd. De oudere generatie was niet gewend om als communiteit te reflecteren op het gebedsleven. Tijdens een aantal gespreksrondes is echter duidelijk geworden dat hier wel een behoefte ligt. De Karmelieten waren altijd al enigszins semi-contemplatief en zij hebben mede daardoor toch een dimensie aangeraakt, die kennelijk aanspreekt. Nadere reflectie en onderzoek Ad: Na de impasse, de ontstane verlegenheid inzake het roepingenvraagstuk, heeft het platformidee goed gewerkt, niet alleen voor de commissie zelf, maar voor de religieuzen in het algemeen. Het heeft hen bemoedigd en geïnspireerd. Nu is het tijd om de oogst nader te bereflecteren. Met name van belang hierbij is het zichtbaar maken van de leken via associatie en andere vormen van verbondenheid. Deels is die opzet al gerealiseerd, het is een item geworden. Zelfs Studiecentrum Soeterbeeck heeft er al twee bijeenkomsten aan gewijd, dus het lééft. We hebben behoefte aan een grondige reflectie op wat lekenspiritualiteit is. Is een lekenmarist een getrouwde pater of hoe zien we dat eigenlijk? De bewegingen van leken en van geassocieerden kunnen toekomst hebben, al is ook daar nog een lange weg te gaan. Hoe zelfstandig zullen de leken de spiritualiteit weten op te pakken? Als er geen paters meer zijn, zijn er dan nog leken-maristen? Er zijn wel aanzetten tot de voorgestane reflectie, maar de neiging bestaat om lekenspiritualiteit af te leiden van de professionele spiritualiteit. Dat blijkt al uit het bekende voorbeeld van Wil Derkse met zijn Benedictijnse leefregel. Wat bedoel je precies met een zelfstandige lekengemeenschap? Hoe ga je om met verbondenheid? Doet ook een leek professie tegenover een provinciaal overste? Hoe zit het met het zelfdragend vermogen waar Erik Borgman over sprak tijdens de negende platformbijeenkomst? Een punt van aandacht blijft ook nog: wat doen we met de nieuwe bewegingen? Wat verstaan we daar precies onder? Waarom is er bijvoorbeeld wel affiniteit met de Beweging van Barmhartigheid en niet of in mindere mate met San’Egidio of de Emmanuel-beweging en Focolare? Daar moeten we voor onszelf meer helderheid in scheppen. Als het gaat om de vraag waar toekomst ligt, moet je kijken naar het statement van de commissie. Dit Statement dateert van oktober 2005 en hierin wordt onder meer gesteld: 32
“Wij maken ons geen illusies. Nieuwe toetredingen tot het religieuze leven zijn er weinig de laatste jaren. Ook ons platform, gericht op presentatie en werving, verandert daar weinig aan in de zin van een grotere toeloop. Toch blijven wij geloven dat het religieuze leven toekomst heeft, ook in zijn klassieke vorm. We ervaren het als een waardevolle manier van leven. Daarom vinden we dat we door moeten gaan met het aantrekken en aannemen van nieuwe leden. Dit kan niet binnen alle Nederlandse religieuze instituten. We zullen onder ogen moeten zien dat slechts ongeveer 10 tot 15 % daarvan op termijn zal voortbestaan. De instroom van nieuwe leden en onze inzet daarvoor, zal zich moeten concentreren op een beperkt aantal vitale plekken. Deze gemeenschappen mogen zich in hun voortbouwen aan toekomst gedragen en gesteund weten door het geheel van religieus Nederland.” Ad: Het doel is dat wij elkaar steunen in het creëren of gaande houden van die vitale plekken, de 10 à 15 procent van het totaal dat blijvend levensvatbaar zal zijn. Maar dat plaatst je voor een aantal lastige dilemma’s. Want tot hoever reikt je solidariteit en waar houdt die op? Gaat je voorkeur uit naar Europese samenwerking of wil je primair de situatie in Nederland ondersteunen? Veel instituten hebben genereus de plannen van de abdij van Berne gefinancierd, maar het is natuurlijk een realiteit dat we in eigen kring ook veel projecten hebben, die we overeind willen houden. Hoe dan ook is het van belang om te blijven roepen, ook nu of misschien wel juist nu. Hoewel religieuzen middenin een snel voortschrijdend en pijnlijk stervensproces zitten, is het van belang ons niet te laten ontmoedigen. Daarom blijven we werken aan presentatie van religieus leven en aan een geschikte voedingsbodem voor roepingen. Want wanneer we uitstralen: “we zijn er nog en het is de moeite waard om met ons mee te komen doen”, dan kan de ander gemakkelijker de stap zetten naar ons toe. De tekst leert ons namelijk dat het zaad in ons gezaaid moet worden, in goede aarde, maar tegelijk worden wij zelf op onze beurt – als het goed is – tot zaaigoed: “Die in goede aarde is gezaaid, dat is degene die het woord hoort en begrijpt en die draagt dan vrucht: de een honderdvoudig, de ander zestigvoudig, weer een ander dertigvoudig.” (Matteus 13,23) Het woord horen, begrijpen en dan vrucht dragen, dat is ‘in goede aarde gezaaid zijn’. WvdV
33
Religieus leven
Metamorfose binnen het religieuze leven In gesprek met Eric Corsius Er zijn nieuwe vormen van religieus leven in ontwikkeling. SCALA is hier een goed voorbeeld van en staat gerangschikt als een zelfstandige lekenbeweging. In zijn inventarisatie telde Pierre Humblet zeventien van dergelijke bewegingen, zoals onder meer de Stichting Don Bosco Groep Nederland, de Catholic Worker Beweging, de Franciscaanse Beweging en de Missionaire Beweging van Afrika7. Eric Corsius – momenteel beleidsmedewerker van de Redemptoristen - was vanaf het begin betrokken bij SCALA. In gesprek met hem proberen we te achterhalen wat SCALA voor een soort vereniging is en wat het de leden te bieden heeft. Eric Corsius (Heerlen, 1964) groeide op in de mijnstreek, een van de meest geseculariseerde delen van Nederland. In Maastricht woonde de naaste familie. Zijn oom werkte daar bij De Sfinx, zoals generaties voor hem dat ook reeds hadden gedaan. Met zijn ouders en zijn broer woonde Eric in een arbeidersbuurt. In het nabijgelegen park liepen psychiatrische patiënten rond. Als student woonde hij later in het centrum van Heerlen, waar regelmatig daklozen en verslaafden aan de deur kwamen om brood te halen. Hij is zich door dit alles altijd bewust geweest van het bestaan van mensen-inde-marge-van-de-samenleving. Eric’s middelbare school was het Bernardinuscollege van de Franciscanen. Zij onderrichtten hem vanaf 1976. Eric realiseerde zich toen al dat hij ‘anders’ was, hetgeen zich onder andere uitte in het feit dat hij colberts droeg en van klassieke muziek hield - terwijl de generatie vóór hem massief links was, met de Beatles en de Rolling Stones dweepte en een representatief voorkomen als erg burgerlijk beschouwde. Na het behalen van het Atheneum A-diploma wist hij aanvankelijk niet zo goed wat hij wilde. Hij ging vanaf 1982 theologie studeren aan de HTP, omdat hij de keuze voor een beroep dan nog enkele jaren zou kunnen uitstellen. Toevallig vonden er in dat jaar verkiezingen plaats. De medestudenten die het toen waagden om VVD of CDA te stemmen hadden heel wat uit te leggen. Het waren de jaren van de kerkelijke en maatschappelijke polarisatie. Voor Eric is maatschappelijk engagement steeds vanzelfsprekend geweest, al voelde hij zich niet altijd thuis bij dogmatische actievoerders en maatschappijcritici. Wat dit betreft bleef hij ook in de jaren van zijn vervolgopleiding balanceren tussen het ‘fundamentalisme’ van de generatie vóór hem en de liberalisering, die daarop volgde. Leermeesters Qua vorming is Eric schatplichtig aan de paters van de H.H. Harten en aan de Redemptoristen. Tijdens het minisymposium bij gelegenheid van het afscheid van de genoemde paters van Bavel was Eric een van de sprekers en hij zei daar: Ikzelf zou niet zijn wie ik ben, als ik niet in de leerschool had gezeten van de pastorale psycholoog Gait Groot-Zevert z.g., de sociaal ethicus Harry Spee en de missioloog Rogier van Rossum (die mij tot doctorandus maakte). Wat hem dierbaar is in het erfgoed blijkt uit het slot van zijn betoog: De traditie van de tegenbeweging – bij onderkenning van alle beperkingen en daarvan lerend – moet worden voortgezet, ook en juist in het huidige klimaat van verharding en verzakelijking, waar het enige antwoord op maatschappelijke noodsituaties bestaat in een beroep op de ‘eigen verantwoordelijkheid ’ van de burger. In Eric’s vorming speelden uiteindelijk vooral de Redemptoristen een belangrijke rol. Met name mensen als Servaes van Nuland C.Ss.R., Piet Nelen C.Ss.R. en de grote pastoraal-theoloog Henk 7
Cf. Het overzicht op de website (www.religieuzen.nl) onder de knop religieus leven
34
Manders C.Ss.R. z.g. drukten een stempel op Erics intellectuele en spirituele vorming. Zij hebben hem al vroeg geleerd dat spiritualiteit zonder solidariteit een dode letter blijft. Zijn affiniteit met de Redemptoristen leidde tot een tijdelijke professie, maar kort na zijn afstuderen – in de missiologie in 1991 – werd hij gedispenseerd van zijn geloften. Hij was toen al enige tijd verbonden aan De Zwanenhof en kon dat werk voortzetten in dienstverband. Überhaupt was de overgang niet zo groot. Eric: De Redemptoristen zagen al heel vroeg het belang in van de samenwerking met leken. Er waren indertijd drie groepen leken rond Redemptoristen en die kwamen geregeld samen in Twente, rond Bosschenhoofd en in Limburg. Doordat die groepen er al waren kon ik gemakkelijker een overstap maken naar een ander soort verbondenheid. De contacten met leken als Bert van Dijk en met de Redemptoristen bleven behouden. Die groepen vormden een heel informeel verband – overigens met soms net iets te veel bureaucratie. Er was bijvoorbeeld op een gegeven moment een klein bestuurtje dat met ieder lid een soort functioneringsgesprek ging voeren. SCALA Bert van Dijk stapte midden jaren negentig over van de Acht Mei Beweging naar de Redemptoristen, waar hij beleidsmedewerker werd. Hij kreeg van de toenmalige provinciaal Piet Nelen de opdracht om een lekenbeweging op te zetten. In 1997 ging SCALA van start als een experimentele lekenbeweging. In het Mission Statement staat het prachtig verwoord: Scala is een vereniging, zo genoemd naar het dorpje aan de Golf van Amalfi in Zuid-Italië, waar de Congregatie van de Redemptoristen het eerste levenslicht zag. Maar Scala is ook een metafoor. Het Latijnse woord scala betekent 'ladder en trap'. Ooit ging het om een 'stairway to heaven', de ladder tussen aarde en hemel. Engelen daalden af, mensen stegen op, ontmoeting tussen God en mens, verlangen naar eeuwigheid en verlangen naar rechtvaardigheid in het aards tranendal. In onze tijd is voor velen de hemel versluierd, de mens mondig en gaat het eerder/ook om een ladder over de kloof tussen mensen heen, over de tweedeling tussen arm en rijk, tussen man en vrouw, tussen eigen en ander cultuur, een ladder ook in het verdeelde huis van de mens zelf. Ontmoeting tussen mensen, heen en weer, en tegelijk ontmoeting tussen de verschillende 'ikken' in je zelf, met uitzicht op het heelal, met hoop op rechtvaardigheid en vrijheid, in verlangen naar verbondenheid. Zo wordt de 'ladder' een fragiele verbindingsweg tussen mensen, over verschillen en tegenstellingen heen. Scala wil daarom een ontmoetingsplaats zijn, een netwerk voor mensen uit verschillende werelden. Een gemeenschap dus van en voor mensen. Na de experimentele fase werd SCALA in 1999 een ‘gewone’ burgerrechtelijke vereniging. Ontmoetingsplaats Eric: SCALA staat voor veelvormigheid en dat blijkt onder meer uit het feit dat er veel SCALA-leden zijn, die niet tot de RK-kerk behoren. Wat we met elkaar delen is een sterk bewustzijn, dat er sprake is van een diepgaande transformatie binnen het religieuze leven. Er is in de kern een metamorfose, een omvorming gaande en SCALA biedt een kader om de contouren daarvan zichtbaar en bespreekbaar te maken. De zoektocht naar het Heilige is natuurlijk nooit voltooid, maar gaat altijd door. Het SCALA-lidmaatschap is niet vrijblijvend, we willen wel maatschappelijke keuzes maken. We voelen ons bijvoorbeeld medeverantwoordelijk voor datgene waar ieder op zich mee bezig is. Dat kan het Missionair Servicecentrum Tilburg zijn, waar SCALA-lid Rob van der Zwan aan verbonden is, het Exodus-project van SCALA-lid Jan Molmans, maar ook de meer culturele inzet, die de Redemptoristen in Roermond plegen (onder andere in Centrum De Kapel). Voor ons geen samenleving met nieuwe schotten of zuiltjes. Van Scala-leden wordt tijd, inzet en contributie voor de vereniging verwacht. Er zijn momenteel 40 volwassen leden, die circa 400 euro contributie per jaar betalen. Daarnaast zijn er nog personen, die zich geassocieerd hebben met de Redemptoristen: Bert van Dijk, die op afstand is verbonden met het klooster in Roermond, en Jelle Wind en Ageeth Potma, die in het klooster in Wittem wonen.
35
Er zijn vier landelijke SCALA-bijeenkomsten per jaar, maar de mensen zien elkaar in regio-verband veel vaker. Eric: Binnen de vereniging zijn theologen oververtegenwoordigd. Gelukkig zijn er na de oprichting langs allerlei kanalen mensen bij gekomen. En bij de Redemptoristen werken mensen die niet bij SCALA zijn aangesloten. Zodoende dat we ook geen belangenvereniging zijn van pastoraal werkers in dienst van de Redemptoristen. Er hebben zich ook mensen aangesloten uit het maatschappelijk werk en de zorg. Het is een soort geestelijke familie, geestverwantschap. Je kiest elkaar niet uit als persoon, maar je weet dat je uit dezelfde bronnen put. Voor mij vormt SCALA een van de belangrijkste sociale netwerken. We zijn bij elkaar thuis. Eric is een van de jongeren binnen SCALA; de gemiddelde leeftijd van SCALA-leden ligt vrij hoog. Eric: De roepingencrisis geldt dus voor ons allen, ook voor de lekenbeweging. Je kunt je op dat punt dus ook solidariseren. Het probleem ligt ook dieper dan dat de geloften niet meer van deze tijd zouden zijn. Waar we blind voor zijn is dat hedendaagse jonge mensen zich wel degelijk engageren, maar in andere vormen dan wij gewend zijn. Marike Kuperus van de vereniging heeft dat onderzocht. Engagement is vaak kortdurend. Maar je moet wel oog leren hebben voor die nieuwe vormen van engagement. Dankzij SCALA-lid Marike Kuperus , die als senioradviseur werkzaam is bij CIVIQ, hebben we daar meer zicht op gekregen. St. Clemens Sinds 1 augustus 2005 vormen de redemptoristen in Nederland een regio. Samen met de regio’s Vlaanderen, Keulen en Zwitserland behoren ze vanaf die datum tot de Provincie St. Clemens. Eric: Door deze intensivering van de samenwerking raakt ook SCALA geïnternationaliseerd en dat vinden we belangrijk. We zijn als Scala vrijwel meteen een verband aangegaan met de nieuwe provincie en willen als lekenbeweging op de agenda blijven staan van het provinciaal bestuur. We moeten nog aan veel mensen uitleggen wie of wat we zijn en willen nog veel ontdekken omtrent wat elders is gegroeid. Qua oriëntatie hebben we veel gemeen met België, terwijl Duitsland in tal van opzichten veel traditioneler is, maar dat heeft ook zijn voordelen. Religie is nog altijd een factor van betekenis in het openbare leven in Duitsland. Op 1 oktober was er een samenkomst in Gent van de lekenbewegingen binnen de nieuwe provincie. Het was georganiseerd door de basisgemeenschap Effata, die o.a. veel met verstandelijk gehandicapten werkt. In andere landen zijn er andere vormen voor lekenbewegingen. Soms komt dat meer in de richting van een derde orde. Een heel intensieve vorm bestaat op de Filippijnen waar Redemptoristen én leken samen op volksmissie gaan. Eric: De dag van 1 oktober was een heel inspirerende en informatieve bijeenkomst. Maar de opkomst en groei van lekenbewegingen zal nooit de religieuze instituten overbodig maken. Het is een goede zaak dat er instituten blijven waar mensen zich voor langere tijd aan binden. Soms wordt er gezegd: we zouden helemaal vanaf nul moeten herbeginnen. Maar continuïteit is ook belangrijk. Al was het maar om een signaal af te geven tegen alles wat vluchtig is. Het is van waarde om trouw te blijven aan instituties. Podium Wat Eric aansprak en nog altijd aanspreekt in de Redemptoristen is dat zij de ogen open houden, buiten de eigen kaders treden - zonder die kaders zelf aan de straat te zetten - en bepaalde schepen achter zich durven verbranden, maar niet de hele vloot. Kortom: er is een combinatie van trouw en veranderingsbereidheid. Eric: De Redemptoristen zijn doelbewust toekomstgericht bezig. Zij vinden het belangrijk om plekken in stand te houden waar mensen dingen kunnen leren. Ze willen hardop nadenken. De kloosterbibliotheek in Wittem fungeert bijvoorbeeld regelmatig als podium voor discussies. De aanleiding daartoe ligt vaak in het eigen werk. Om een voorbeeld te noemen: in oktober kwamen van oudsher veel bussen vol pelgrims naar Wittem voor het Gerardusoktaaf. De laatste
36
jaren zijn het meer individuen die komen. Wanneer je zo zelf aan den lijve de veranderde geloofsbeleving ervaart, dan ga je op zoek naar nieuwe vormen, die daarop aansluiten. We hebben in Wittem daarom onlangs een studiedag georganiseerd over het verschijnsel solo-religieuzen en eerder was er een dag over bedevaarten. Het gaat niet perse om een wetenschappelijk podium, maar er mag wel wat denkwerk aan te pas komen. Religieuzen moeten sowieso vaker podia beklimmen, ook in de publieke sfeer en de massamedia. En dat hoeft dan niet beperkt te blijven tot de KRO, maar mag zich bij wijze van spreken ook uitbreiden tot spraakmakende programma’s zoals Spuiten en Slikken. Eric: ik ben nog steeds geboeid door het gedachtegoed van de Redemptoristen. Meermaals heb ik me verdiept in de biografie van de Clemens Maria Hofbauer C.SsR. (1751-1820). Hij wordt vereerd als heilige voor hopeloze zaken. Hij was een heel bevlogen man, die het talent had om heel verschillende mensen om zich heen te verzamelen – creativiteit en openheid. Redemptoristen voeden ons vanuit hun traditie en wij van SCALA zijn wederkerig van invloed op de Redemptoristen. Daardoor is het charisma voortdurend in ontwikkeling. Er gebeurt iets soortgelijks als met het telkens opnieuw zingen van een zelfde lied: er ontstaat steeds iets nieuws. De religieuze traditie is een reeks variaties op een thema. WvdV Meer informatie?: www.scalanet.nl / www.(www.stclemens.org)
Goed voor je hart Bij toeval stuit ik op een aantekening die ik ooit maakte. Ooit... ik bedoel: 25 jaar geleden. Ik werkte toen in Agusan del Sur, Filippijnen. Die nacht sliep ik bij mensen in een afgelegen dorp: "Om ongeveer acht uur worden de slaapmatten uitgerold. Acht uur is nog te vroeg om te gaan slapen. Bovendien rennen de kinderen over de houten vloer waarvan de planken los liggen. Liggend op de grond, praatten we die avond tot laat in de nacht. In het rusteloze licht van een olielamp zie ik dat de houten muren met krantenfoto's zijn beplakt: een bungalow aan een Zwitsers meer met bergen op de achtergrond, een knappe meid die deodorant aanprijst, een hypermoderne badkamer, een glanzende Porche, een plaat van het heilig Hart en een affiche van Nescafé. Arme mensen hangen nooit foto's van armoede aan de muur; alleen rijke mensen doen dat. Aan de muren van hun villa's hangen schilderijen van vissers en kunstzinnig uitvergrote foto's van een verweerd gezicht dat getekend is door het leven. Maar wanneer arme mensen een tijdschrift met foto's in handen krijgen, dan zoeken ze de glans en de glitter! Zou het waar zijn dat de-met-krantenfoto's-volgeplakte muren van de armen een weergave zijn van hun idealen? Het Vaticaans Concilie zegt dat we attent moeten zijn op de hoop die er in mensen leeft. Zijn de muren in de huizen van de armen een spiegel van die hoop? Later op de avond lig ik samen met het hele gezin bij wie ik overnacht onder een kamerbreed muskietennet. Ik luister naar de geluiden van de nacht: krekels, een uil, een huilend kind in een huis verderop. In het donker ontwaar ik opnieuw de krantenfoto's aan de muur: de Nescafé, het meisje met de deodorant, de auto en in het midden van dat alles de mierzoete afbeelding van het heilig Hart. In het hart van mensen leven idealen. Zijn ze bereikbaar? Is de vervulling van dat verlangen soms teveel gevraagd?" Ben Verberne msc
37
Agenda Roepingenweekend - Vanaf 12 januari 2007 Platform bijeenkomst 11 april 2007 Bijeenkomst kleine congregaties 15 mei 2007 AB-vergadering KNR 14 juni 2007 Bijeenkomst kleine congregaties 4 september 2007 Platform bijeenkomst 17 oktober 2007 AB-vergadering KNR 15 november 2007 OPMERKELIJK “Lange tijd dacht men dat het publieke belang van religie zou afnemen als de modernisering voortschreed. Godsdienst zou steeds meer in de privésfeer terechtkomen en uiteindelijk alleen nog in het innerlijk van mensen te vinden zijn. Hun persoonlijke geloofsovertuiging zou geen enkele politieke of maatschappelijke betekenis meer hebben. Godsdienst zou er niet meer toe doen. De wereld zou ‘onttoverd’ zijn. Deze visie, de secularisatiethese, klopt niet. Wie kijkt naar de niet-westerse wereld ziet dat religie nog springlevend is. Wie kijkt naar de westerse wereld, ziet hetzelfde. Het is een misverstand dat modernisering en religie niet samengaan, en dat misverstand is ontstaan door ideologische vooringenomenheid.” Birgit Meyer, hoogleraar culturele antropologie aan de Vrije Universiteit. Ze doet onderzoek naar religie, vooral naar de pinksterbeweging in West-Afrika. “Toen ik meer dan veertig jaar geleden naar India vertrok, had ik het gevoel dat ik er nodig was. Misschien niet verlangd of niet gevraagd, maar nodig. Nu ben ik er waarschijnlijk lang genoeg om er niet meer nodig te zijn, maar wel verlangd. Ik ben er omdat ik daar mag zijn.” Zr Jeanne Devos
Colofon Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt per vijf maal per jaar. Met het bulletin willen de medewerkers van het bureau aan het Emmaplein in ’s-Hertogenbosch de religieuzen in Nederland informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden in orde- en congregatiebladen van de aangesloten religieuze instituten. Aanspreekpunten KNR-afdeling communicatie Jeanette Janssen, Truus Kuster, Miranda Roijers & Will van de Ven, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch, T: 073 - 6921316, F. 073 - 6921322, E:
[email protected]
38