Oisterwijk Buitengebied
toelichting bestemmingsplan
rboi adviseurs ruimtelijke ordening
Buitengebied Oisterwijk
Oisterwijk
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
NL.IMRO.0824.BPBuitengebied2010-GC01
11-09-2013
geconsolideerd
projectnummer:
0824.744800.00
opdrachtleider:
opdrachtgever
ir. C.A. Louws
gemeente Oisterwijk
2
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Inhoudsopgave
Toelichting
7
Hoofdstuk 1
Planopgave
9
1.1
Aanleiding nieuw bestemmingsplan buitengebied
9
1.2
Ontwikkelingen in het Oisterwijkse buitengebied
10
1.3
Doelen bestemmingsplan
11
1.4
Aanpak en bestemmingsmethodiek
12
1.5
Communicatie en draagvlak
13
1.6
Opzet plantoelichting / leeswijzer
13
Hoofdstuk 2
Plangebied
2.1
Ligging en begrenzing plangebied
15
2.2
Kenschets plangebied
16
Hoofdstuk 3
Beleidskader
3.1
Rijksbeleid
19
3.2
Provinciaal beleid
23
3.3
Regionaal beleid
34
3.4
Gemeentelijk beleid
40
3.5
Conclusie beleidskader
43
Hoofdstuk 4
Inventarisatie en analyse van functies en ontwikkelingen
4.1
Ontginningsgeschiedenis
45
4.2
Bodem en water
46
4.3
Natuur
52
4.4
Landschap, archeologie en cultuurhistorie
57
4.5
Landbouw
65
4.6
Recreatie
69
4.7
Infrastructuur
72
4.8
Wonen
74
4.9
Niet-agrarische bedrijven, horecabedrijven en overige functies
76
4.10
Leidingen
77
4.11
Inrichting LOG
80
4.12
Overige functies
81
Hoofdstuk 5
Gebiedsvisie
83
5.1
Gebiedsvisie: doel en opzet
83
5.2
Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief
84
5.3
Gebiedsvisie
88
15
19
45
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
4
Hoofdstuk 6
Beleidsthema's buitengebied
97
6.1
Water
6.2
Natuur en landschap
100
6.3
Agrarisch gebruik
101
6.4
Cultuurhistorie en archeologie
107
6.5
Recreatie
108
6.6
Wonen
110
6.7
Niet-agrarische bedrijven en overige functies
113
6.8
Nieuwe economische dragers en bebouwingsconcentraties
114
6.9
Samenvattend overzicht toelaatbare functiewijzigingen
117
Hoofdstuk 7
Bestemmingsregeling
7.1
Algemeen
123
7.2
Systematiek en aard van de bestemmingsregeling
123
7.3
Artikelsgewijze toelichting
128
Hoofdstuk 8
Sectorale toetsen
8.1
Inleiding
141
8.2
Water
141
8.3
Bodem
143
8.4
Ecologie
143
8.5
Wegverkeer- en spoorweglawaai
147
8.6
Luchtkwaliteit
148
8.7
Externe veiligheid
149
8.8
PlanMER LOG Stille Wille en Molenakkers
150
Hoofdstuk 9
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
153
Hoofdstuk 10
Handhaving bestemmingsplan Buitengebied
157
Hoofdstuk 11
Bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen
159
98
123
141
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1
Literatuurlijst beleidskader
Bijlage 2
Toelichting reconstructieplannen
Bijlage 3
Gemeentelijke en rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden
Bijlage 4
Inventarisatie niet-agrarische bedrijven
Bijlage 5
Toelichting Staat van Bedrijfs- en Horeca-activiteiten
Bijlage 6
Bebouwingsconcentraties
Bijlage 7
Ecologisch, sociaal-cultureel en economisch kapitaal
Bijlage 8
Resultaten akoestisch onderzoek
Bijlage 9
Retrospectieve toets
Eindnoten
181
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Toelichting In deze geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Buitengebied is in de regels en op de verbeelding van het moederplan, zoals vastgesteld op 29 juni 2011, verwerkt:
de reactieve aanwijzing van de provincie Noord-Brabant (2 augustus 2011; NL.IMRO.9930.ra0824bgoisterwijk-va01); de gedeeltelijke intrekking van de reactieve aanwijzing (23 april 2013; NL.IMRO.9930.intrekra0824bgois-va01); de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de reactieve aanwijzing (ABRvS 14 augustus 2013: zaaknummer 201109447/1/R3); de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake het vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied (ABRvS 14 augustus 2013: zaaknummer 201109895/1/R3).
De toelichting van het moederplan is niet aangepast.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
8
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
Hoofdstuk 1
1.1
Planopgave
Aanleiding nieuw bestemmingsplan buitengebied
Nu de reconstructieplannen voor het Brabantse Buitengebied zijn vastgesteld c.q. in werking zijn getreden wil de gemeente Oisterwijk voor haar gehele buitengebied één nieuw bestemmingsplan opstellen. Daarmee wordt gevolg gegeven aan de wettelijke verplichting om de reconstructieplannen te vertalen in de bestemmingsplannen voor het buitengebied 1. Daarnaast komt het opstellen van een nieuw bestemmingsplan Buitengebied voort uit de wens om de gemeentelijke Structuurvisie Plus te vertalen en de noodzaak om voor het totale gemeentelijk grondgebied te komen tot actuele en digitale bestemmingsplannen. Actualisering van de geldende bestemmingsregeling voor het buitengebied vormt het sluitstuk van de herzieningsoperatie van de bestemmingsplannen in Oisterwijk. Het nieuwe bestemmingsplan zal de volgende geldende bestemmingsplannen vervangen:
buitengebied Oisterwijk, deel Moergestel (1998); buitengebied Oisterwijk, deel Oisterwijk (1999) en de partiële herziening Oliviersweg en omgeving (2007); buitengebied '94 (Berkel-Enschot 1996); diverse verouderde plannen in het gebied rondom Hoevenseweg / Voorste Stroom; plan in Hoofdzaken voor landgoed de Hooge Braaken.
Deze geldende bestemmingsplannen zijn hoofdzakelijk consoliderend van karakter. Zowel wat betreft de feitelijk bestaande situatie als wat betreft beleidskader en bestemmingsregeling zijn deze plannen onvoldoende toegesneden op de actuele situatie. Zowel de gemeente als de provincie hebben onder andere met de StructuurvisiePlus, de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, de reconstructieplannen en de Verordening Ruimte belangrijke beleidsnota's opgesteld, die vertaald moeten worden in dit bestemmingsplan. Daarnaast is sinds het opstellen van de geldende bestemmingsplannen de positie en functie van het buitengebied door de volgende ontwikkelingen sterk veranderd:
schaalvergroting, vernieuwing en verbreding van de landbouw; toename van niet-grondgebonden landbouw; wens tot realisatie ecologische hoofdstructuur; behoefte aan waterberging; toename van niet-agrarische bedrijvigheid; toename van burgerwoningen; toename van recreatieve en toeristische voorzieningen en gebruiksmogelijkheden.
De geldende bestemmingsplannen zijn niet op deze ontwikkelingen afgestemd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
10
1.2
Ontwikkelingen in het Oisterwijkse buitengebied
Het opstellen van een bestemmingsplan Buitengebied is een uitdagende opgave, zowel inhoudelijk als wat betreft werk- en planproces. Het gaat om een groot gebied (de totale oppervlakte van de gemeente, inclusief de kernen bedraagt 6.391 ha, de oppervlakte van het buitengebied bedraagt circa 5.400 ha) dat deel uitmaakt van het waardevolle Brabantse dekzandlandschap. Het is ook een gevarieerd gebied met betekenis voor zowel landbouw, landschap, ecologie en recreatie. Elk van deze sectoren heeft zijn eigen belangen, wensen en dynamiek, die allemaal moeten worden verenigd in het bestemmingsplan. Daarnaast komen in het buitengebied steeds meer woningen en (niet-agrarische) bedrijven voor. Als gevolg daarvan doen zich uiteenlopende functieveranderingen en ruimteclaims voor in de planperiode. Daar komt bij dat een grote hoeveelheid onderliggende beleidsstukken richting geeft aan de inhoud van het bestemmingsplan. De ruimtelijke dynamiek in het buitengebied van Oisterwijk kan op hoofdlijnen in vijf categorieën worden ingedeeld:
agrarische ontwikkelingen; plattelandsverbreding; plattelandsvernieuwing; landschaps- en natuurontwikkeling; (her)inrichtingsprojecten.
Agrarische ontwikkelingen De betekenis van de gangbare landbouw als sociaaleconomische drager voor het buitengebied is sterk aan het veranderen. De economische toekomst en de ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied hangen niet meer alleen af van ontwikkelingen in de landbouw; de betekenis van het buitengebied voor andere gebruiksvormen, zoals wonen, toerisme en recreatie en niet-agrarische bedrijvigheid, is sterk toegenomen. Desondanks zal de agrarische sector een sleutelrol behouden als belangrijkste beheerder van het buitengebied. Voor de ruimtelijke kwaliteit en behoud van de omgevingskwaliteiten van het buitengebied is dat ook een essentiële voorwaarde. Ruime ontwikkelingsmogelijkheden voor de (grondgebonden) agrarische sector zoals schaalvergroting, specialisatie en intensivering zijn dan ook van groot belang. Plattelandsverbreding (ondersteunende nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven) Naast de strikt agrarische ontwikkelingsrichtingen richten veel agrarische bedrijven zich op economische en functionele verbreding met aan het agrarisch bedrijf en het buitengebied verwante niet-agrarische activiteiten. In Oisterwijk zijn er daarbij vooral kansen voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen (plattelandstoerisme), maar ook voor natuur- en landschapsbeheer, energieproductie, zorgactiviteiten en het verwerken en vermarkten van eigen producten. Er zijn diverse actuele initiatieven in deze richting. Door het proces van plattelandsverbreding ontstaan multifunctionele landbouwbedrijven (rurale ondernemingen) die aansluiten bij de veranderende betekenis van het buitengebied. Deze ontwikkelingen bieden kansen op een wederzijdse meerwaarde: zowel voor de landbouw en voor de met de landbouw te combineren functies als voor de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Naast de beschreven plattelandsverbreding kiest een deel van de agrarische bedrijven ook voor nevenactiviteiten die niet primair aan het buitengebied gebonden zijn (nieuwe economische dragers).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Plattelandsvernieuwing (nieuwe functies in het buitengebied) Parallel aan de ontwikkelingen in de landbouw is het platteland aan het veranderen van een primair agrarische productieruimte in een multifunctionele gebruiksruimte. Deze ontwikkeling zal zich de komende jaren versterkt doorzetten. De ruimtelijke dynamiek door niet (primair) aan het buitengebied gebonden functies is als gevolg daarvan sterk toegenomen: recreatief (mede)gebruik, wonen, bedrijvigheid. Actuele voorbeelden zijn het gebruik van vrijkomende agrarische bedrijven als woning (vaak in combinatie met kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of hobbymatig agrarisch gebruik) en diverse recreatieve initiatieven. Landschaps- en natuurontwikkeling Het toenemende belang van en de waardering voor natuur en landschap heeft geleid tot concreet beleid en het vrijmaken van financiële middelen voor het behoud en de ontwikkeling van landschap en natuur. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van bestaande natuurgebieden, om het verbinden van deze gebieden door het inrichten van ecologische verbindingszones en om het ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden in het agrarische gebied. Ook met de ontwikkeling van landgoederen kan een bijdrage worden geleverd aan de natuur- en landschapsontwikkeling. (Her)inrichtingsprojecten In het kader van de twee voor Oisterwijk van toepassing zijnde reconstructieplannen en de uitvoering van landinrichtingsplan de Hilver zullen in het buitengebied van Oisterwijk diverse projecten worden gerealiseerd. Het gaat daarbij onder andere om:
de landbouwontwikkelingsgebieden Molenakkers en Stille Wille (ontwikkelingsgebied voor intensieve veehouderij); realisatie van waterberging en beekherstel langs onder andere de Voorste Stroom, Achterste Stroom, Essche Stroom, Rosep en Reusel (inclusief het Spruitenstroompje); ontwikkelen van substantiële natuurgebieden langs de Reusel; realisering van groene poorten en recreatieve entrees op diverse plaatsen.
Deze ontwikkelingen illustreren dat de ruimtelijke dynamiek in het buitengebied aanzienlijk zal zijn de komende jaren. Ook zullen zich binnen de plantermijn nieuwe ontwikkelingen aandienen. Het bestemmingsplan Buitengebied moet dan ook een ontwikkelingsgericht karakter krijgen. Sterker dan in het verleden moet in het bestemmingsplan rekening worden gehouden met bekende en onbekende ontwikkelingen. Het is in dat verband noodzakelijk om een heldere gemeentelijke visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het buitengebied op te stellen, waarin de inhoudelijke koers en strategische visie voor de langere termijn worden uitgezet. De basis daarvoor is gelegd in de gemeentelijke StructuurvisiePlus.
1.3
Doelen bestemmingsplan
Gelet op het voorgaande zal het bestemmingsplan gericht moeten worden op de volgende doelen:
in stand houden en versterken van de ruimtelijke identiteit en kwaliteit van het landelijk gebied, door behoud en versterking van de natuurgebieden en het karakteristieke landschapspatroon, aandacht voor beekherstel en waterberging en het veiligstellen van de ecologische hoofdstructuur; bieden van bouw- en gebruiksmogelijkheden afgestemd op bestaande functies en gebruik; bieden van ruimte en flexibiliteit aan de landbouw om in te kunnen spelen op aanpassingen, veranderingen en perspectieven binnen de sector (zowel voor schaalvergroting en specialisatie binnen de agrarische sector als voor verbreding en vernieuwing van de landbouw);
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
12
verruimen en verbeteren van de recreatieve gebruiksmogelijkheden; waarborgen van de economische vitaliteit van het landelijk gebied (waaronder het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden in bebouwingsconcentraties en op voormalige agrarische bedrijfslocaties).
Samenvattend kan de volgende hoofddoelstelling voor het bestemmingsplan worden geformuleerd: het versterken van de economische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Hiertoe worden de hoofdzonering uit de Structuurvisie Ruimtelijk Ordening (vertaald in de Verordening Ruimte) de relevante onderdelen van de reconstructie en de StructuurvisiePlus vertaald in een gebiedsvisie die de planologisch gewenste ontwikkeling van het plangebied aangeeft en de onderbouwing biedt voor beleid en regeling van het plangebied.
1.4
Aanpak en bestemmingsmethodiek
Beleids- en ontwikkelingsgerichte aanpak De opgave voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan Buitengebied maakt duidelijk dat er zwaardere eisen worden gesteld aan het bestemmingsplan dan voorheen het geval was. Het instrument bestemmingsplan buitengebied is belangrijker maar ook ingewikkelder geworden. De toekomstmogelijkheden, die door steeds meer factoren worden beïnvloed, komen meer centraal te staan. Een en ander verlangt een beleids- en ontwikkelingsgericht plan. Dat wil zeggen een bestemmingsplan dat naast een adequate en flexibele regeling van de feitelijke situatie ook gericht is op het oplossen van specifieke en actuele planologische problemen en vraagstukken in het plangebied en het benutten van kansen en mogelijkheden. Met andere woorden: geen bestemmingsplan dat uitsluitend de huidige situatie vastlegt (behoud en bescherming, tegengaan ongewenste ontwikkelingen, vastleggen van een "eindbeeld") maar een bestemmingsplan dat vooral ook een beleids- en toetsingskader biedt voor sturing van gewenste ontwikkelingen en veel meer een (gewenst) ruimtelijk proces aangeeft. Van belang daarbij is ook dat aandacht geschonken wordt aan de vertaling van het beleid in een handhaafbare regeling. Bestemmingsmethodiek Voor het nieuw op te stellen plan is naar een planopzet gezocht waarbij de ontwikkelingsdimensie van het beleid goed tot uitdrukking komt. Hierbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de reikwijdte van het instrument bestemmingsplan ("wat kan en moet geregeld worden"). Deze aanpak leidt tot een bestemmingsmethodiek waarbij:
het bestaande gebruik wordt vastgelegd: bestemming van de huidige gebruiksvormen en de mate waarin deze zich rechtstreeks kunnen ontwikkelen; de ontwikkelingsmogelijkheden worden aangegeven voor bestaande en nieuwe functies en onderscheiden deelgebieden: toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen en functieveranderingen.
Met deze bestemmingsmethodiek wordt getracht het onderscheid tussen huidige gebruiksvormen, nieuwe gebruiksvormen en beleidsintenties zo scherp mogelijk in de regeling te vertalen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
1.5
Communicatie en draagvlak
Zeker een bestemmingsplan voor het buitengebied is meer dan alleen een plankaart met regels en toelichting. Het gaat ook om een proces waarbij beleidsvorming, besluitvorming en draagvlak voor uitvoering essentieel zijn. Het bestemmingsplan moet een bijdrage leveren aan versteviging van draagvlak bij bestuurders, instanties en (vooral) gebruikers van het buitengebied. Bij voldoende draagvlak kan het beleid beter worden uitgevoerd en is het perspectief op een duurzaam behoud van kwaliteiten en ontwikkelingsmogelijkheden het grootst. Bij de opstelling van de reconstructieplannen is aan het belang van het draagvlak en de creativiteit in de betreffende reconstructiegebieden invulling gegeven door de instelling van klankbordgroepen. Deze vorm van communicatie heeft goed gewerkt en de gemeente heeft voor het planproces van het buitengebied dan ook besloten tot het instellen van een klankbordgroep. Deze klankbordgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van waterschap De Dommel, ZLTO, Natuurmonumenten, Recron, Brabants Particulier Grondbezit, Heemkundekring De Kleine Meijerij, IVN en Brabants Landschap. Daarnaast zijn bewoners en andere belanghebbenden in een vroegtijdig stadium bij de planvorming betrokken door middel van inloopbijeenkomsten op 15 en 23 mei 2007. Voor deze inloopbijeenkomsten zijn, naast de gebruikelijke publicaties in het huis-aan-huis- blad, geadresseerde uitnodigingen verstuurd, voorzien van een uitsnede van de inventarisatie die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. Tijdens de bijeenkomsten en in de periode daarna zijn de belangstellenden in de gelegenheid gesteld om de inventarisatie die aan het plan ten grondslag ligt te controleren en wensen ten aanzien van het bestemmingsplan naar voren te brengen. De betrokkenheid van de bewoners van het buitengebied was groot aangezien circa 275 personen een reactie op het plan aan de gemeente hebben toegezonden. In de periode van 29 mei tot en met 26 juni 2009 heeft het voorontwerpplan ter inzage gelegen en zijn in het kader van de inspraakprocedure twee inloopbijeenkomsten georganiseerd. Ook deze bijeenkomsten zijn druk bezocht (zie hoofdstuk 9). Met ingang van 25 juni 2010 is het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
1.6
Opzet plantoelichting/leeswijzer
De toelichting van het bestemmingsplan is opgebouwd uit een analysegedeelte (wat zijn de kenmerken en kwaliteiten van het buitengebied?), een gebiedsvisie (wat is het gemeentelijk beleid voor het buitengebied?) en een vertaling van de visie in een bestemmingsregeling (hoe wordt de beleidsvisie vertaald in bestemmingen en regels?). De kern van de toelichting bestaat uit de gebiedsvisie, deze is beschreven in hoofdstuk 5. In paragraaf 5.1. worden doel en opzet van de gebiedsvisie toegelicht. In paragraaf 5.2. wordt de hoofddoelstelling voor de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van het landelijk gebied geformuleerd en beschreven. In paragraaf 5.3. is deze hoofddoelstelling uitgewerkt tot een gebiedsvisie. In aanvulling op de gebiedsvisie worden in hoofdstuk 6 een aantal beleidsthema's verder uitgediept.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
14
De informatie die is gebruikt om tot de gebiedsvisie te komen, staat weergegeven in het analysedeel, de hoofdstukken 2, 3 en 4. Hoofdstuk 2 bevat een korte beschrijving (kenschets) van het plangebied. In hoofdstuk 3 worden de voor het gebied belangrijkste beleidsvoornemens uit het geldend beleid van rijk, provincie en gemeente samengevat. Met name de doorwerking van Interimstructuurvisie "Brabant in ontwikkeling'' en Paraplunota 2008, StructuurvisiePlus en de reconstructieplannen namen een belangrijke plaats in bij het opstellen van het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte doorvertaald in het plan. Hoofdstuk 4 beschrijft de functies die in het plangebied voorkomen. Van elke functie worden beschreven de huidige situatie, het toekomstperspectief en de bouwstenen voor beleid c.q. de opgave waarvoor de gemeente staat met betrekking tot de betreffende functie. Daarbij is nog niet beoordeeld of de wensbeelden / opgaven onderling strijdig zijn, elkaar juist versterken of in overeenstemming zijn met het geschetste beleidskader. Deze afweging is beschreven in hoofdstuk 5. De wijze waarop de vertaling van de gebiedsvisie (met thema-uitwerking) in regels en plankaart heeft plaatsgevonden, is beschreven in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm, de toegepaste bestemmingsmethodiek en de belangrijkste regels. In hoofdstuk 8 vindt een sectorale toetsing plaats van de ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van (onderdelen) van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 10 komt de wijze waarop het plan zal worden uitgevoerd, toegepast en gehandhaafd aan de orde. In hoofdstuk 11 tenslotte wordt een kort overzicht gegeven van de belangrijkste wijzigingen die bij de vaststelling in het bestemmingsplan zijn aangebracht.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Hoofdstuk 2
2.1
Plangebied
Ligging en begrenzing plangebied
Plangrens en plankaarten Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Oisterwijk omvat het gehele grondgebied van de gemeente Oisterwijk met uitzondering van de woon- en werkgebieden van de kernen Oisterwijk en Moergestel en de recreatieterreinen. De begrenzing van het plangebied is aangegeven op figuur 2.1. De buitengrens spreekt voor zich, deze volgt de gemeentegrens. De begrenzing rond de kernen Moergestel en Oisterwijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen voor deze kernen, waarbij tevens zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met voorgenomen stedelijke ontwikkelingen. Recreatieterreinen Voor de in het buitengebied gelegen recreatieterreinen wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld, afgestemd op de specifieke problematiek en beleidsvragen van deze terreinen. De recreatieterreinen zijn divers van omvang en gebruik (tenten/toercaravans, stacaravans, chalets en recreatiewoningen). Voor de planologische regeling van de recreatieterreinen zijn voor 3 aspecten specifieke aandachtspunten van belang.
Gebruik: Op een aantal terreinen komt permanente bewoning voor. Deels is daarvoor een persoonsgebonden gedoogbeschikking afgegeven. In een aantal van dergelijke gevallen zijn deze gedoogbeschikkingen echter alweer "overgedragen". Ten behoeve van een nieuwe planologische regeling is een grondige inventarisatie nodig, gekoppeld aan een scherp handhavingsbeleid. Bouwen: Met relatief beperkte maximaal toegestane oppervlaktematen voor recreatieverblijven wordt in het vigerende bestemmingsplan geprobeerd permanente bewoning te ontmoedigen. In een onbekend aantal gevallen zijn recreatieverblijven echter illegaal vergroot en zijn illegale bijgebouwen gerealiseerd. Ook hier vergt een goede bestemmingsplanregeling een gedetailleerde inventarisatie en een scherp handhavingsbeleid. Kwaliteitsverbetering: Gelet op het belang van de verblijfsrecreatie voor de gemeentelijke economie en het huidige kwaliteitsniveau van een aantal bedrijven, is kwaliteitsverbetering een belangrijk aandachtspunt. Gelet op de daarvoor vaak gewenste uitbreidingsmogelijkheden is kwaliteitsverbetering een ingrijpend proces dat veel tijd vraagt.
Het opstellen van een nieuwe bestemmingsregeling vergt dan ook een dermate specifieke inventarisatie, beleidsvoorbereiding, juridische regeling en communicatie (met exploitanten en gebruikers) dat daarvoor een zelfstandig proces noodzakelijk is. Het opnemen van de recreatieterreinen in het bestemmingsplan Buitengebied is in dat licht niet doelmatig en zou naar alle waarschijnlijkheid tot substantiële vertraging leiden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
16
2.2
Kenschets plangebied
Het buitengebied van Oisterwijk is een zeer gevarieerd gebied met belangrijke landbouwkundige kwaliteiten, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en bijzondere ecologische en recreatieve betekenis. Het gebied is in drie deelgebieden onder te verdelen: het centrale bos- en heidegebied en de voornamelijk agrarische gebieden ten noorden en ten zuiden ervan. Oisterwijkse bossen en vennen Het hart van het buitengebied omvat de Oisterwijkse vennen en bossen, die aansluiten op het westelijke deel van het heidegebied Kampina. Samen vormen ze een goed en fraai voorbeeld van het Brabantse dekzandlandschap met bossen, vennen, heide en overgangen naar beekdalen. De Oisterwijkse vennen en Kampina vormen een natuur- en recreatiegebied van nationale en internationale betekenis, dat is aangewezen als Natura 2000-gebied2. De recreatieve betekenis blijkt uit de in het buitengebied aanwezige campings, recreatiewoningenterreinen3, horeca- en dagrecreatieve voorzieningen en de aanwezige toeristisch-recreatieve infrastructuur van wandel-, fiets- en ruiterpaden. De recreatieve voorzieningen zijn vooral geconcentreerd ten zuidoosten van Oisterwijk en ook in belangrijke mate op deze kern georiënteerd. Moergestel en de zuidrand van de bos- en natuurzone liggen relatief in de (recreatieve) luwte. Agrarisch gebied De gebieden ten noorden en zuiden van de zone met de Oisterwijkse bossen en vennen hebben een agrarische hoofdfunctie. Beide gebieden hebben echter een geheel eigen karakter. Het agrarische cultuurlandschap ten noorden en westen van Oisterwijk (Heukelom-Kerkhoven) is relatief kleinschalig door de aanwezigheid van wegbeplanting, bebouwing en landschapselementen. Het agrarische buurtschap Heukelom en de beek de Voorste Stroom zijn kenmerkende elementen in dit deelgebied. Door de ligging tussen Oisterwijk en Berkel-Enschot en aan de N65 is in dit deel van het buitengebied sprake van een zekere stedelijke druk. Het agrarisch gebied ten oosten en zuiden van Moergestel is in het algemeen grootschaliger van karakter. Ten zuiden van Moergestel zijn de oude toegangswegen Heuvelstraat en Broekzijde-Vinkenberg de linten waarlangs de bebouwing is geconcentreerd. Van oudsher werden de lager gelegen gronden, nabij de beken, niet bebouwd. Dit is nog duidelijk herkenbaar in de verkaveling en het onbebouwde karakter ten oosten van de Reusel. Ten oosten van Moergestel (Oirschotseweg-Oirschotsebaan) is sprake van een overgangszone naar de Oisterwijkse bossen en vennen met een kleinschaliger landschap en landschapselementen. Beken Kenmerkend voor het Oisterwijkse buitengebied zijn verder de beken (Voorste Stroom, Reusel, Achterste Stroom, Essche Stroom, Rosep). Deze beken hebben een belangrijke functie in de regionale waterafvoer en zijn daarnaast van belang als verbindingszones in de Ecologische Hoofdstructuur. De Reusel wordt ook recreatief gebruikt (kanovaren). Het wegenpatroon in het buitengebied wordt grotendeels als karakteristiek voor het plangebied gezien, zij het dat het karakter van deze wegen sterk veranderd is. Later aangelegde regionale infrastructurele verbindingen zijn van invloed op de structuur en beleving van het buitengebied. In het zuidelijk deel betreft dit de rijksweg A58 en in het noordelijk deel de spoorlijn Eindhoven-Tilburg en de N65. Deze wegen vormen harde, dominante en op zich zelf staande lijnen (barrières) in het landschap. Ook de Oirschotsebaan vormt een infrastructurele lijn in het landschap.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Figuur 2.1.
Ligging en begrenzing plangebied
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
18
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Hoofdstuk 3
Beleidskader
Het gemeentelijk beleid voor het plangebied en de verwerking daarvan in een actueel bestemmingsplan voor het buitengebied dient vorm en inhoud te krijgen binnen het door het rijk en de provincie ontwikkelde beleid voor het landelijk gebied. Dat beleidskader is vervat in een groot aantal documenten. Het is niet doelmatig en ook niet noodzakelijk om dat beleidskader uitvoerig en volledig te beschrijven. In dit hoofdstuk wordt volstaan met het vermelden van essenties van rechtstreeks voor het plangebied relevante beleidsvoornemens uit het ruimtelijk beleid van rijk, provincie en gemeente. In hoofdstuk 4 (inventarisatie en analyse) worden voor zover relevant ook andere beleidsdocumenten vermeld. In bijlage 1 is een literatuurlijst beleidskader opgenomen.
3.1
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2005) Met de Nota Ruimte verschuift het accent in het nationale ruimtelijk beleid van "het stellen van beperkingen" naar "het stimuleren van ontwikkelingen". Kernbegrippen in de Nota Ruimte zijn:
ontwikkelingsplanologie; afstemming ruimtelijke beleid op maatschappelijke wensen en komen tot een snellere/slagvaardiger uitvoering van beleid (integrale benadering plangebied; partijen bij elkaar brengen); decentralisatie; rijksoverheid is verantwoordelijk voor de (nationale) prioriteiten als mainports, economische kerngebieden, nationale stedelijke netwerken, EHS en Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, veiligheid tegen overstromingen; daarnaast wordt veel overgelaten aan provincies, gemeenten en waterschappen, ruimte voor decentrale / regionale afwegingen en maatwerk; deregulering; minder aanwijzingen vanuit het Rijk; minder regels en eenvoudige procedures (onder andere nieuwe WRO); uitvoeringsgerichtheid; accent op uitvoering; regelen van uitvoering, geen beleid "op krediet".
In de Nota Ruimte zijn de Oisterwijkse bossen en vennen en het heidegebied Kampina opgenomen als onderdelen van de landelijke Ecologische Hoofdstructuur. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere waarden en kenmerken van dit gebied. Om de ruimtelijke samenhang binnen de landelijke Ecologische Hoofdstructuur te verbeteren realiseert het rijk samen met de provincies voorts twaalf robuuste ecologische verbindingen. Eén van deze robuuste verbindingen betreft de Beerze, een robuuste ecologische verbinding die loopt van de grens met België tot 's Hertogenbosch en door het oostelijk deel van het plangebied loopt. Het Groene Woud De Oisterwijkse bossen en vennen en de Kampina maken onderdeel uit van het Groene Woud, een van de 20 Nationale Landschappen die in de Nota Ruimte zijn aangewezen. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
20
Nationale landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen nationale landschappen is daarom "behoud door ontwikkeling" het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. De landschappelijke kwaliteiten zijn medesturend voor de wijze waarop de gebiedsontwikkeling plaatsvindt. Voor Nationaal Landschap Het Groene Woud zijn in de Nota Ruimte de volgende kernkwaliteiten aangeduid:
het groene karakter; de kleinschalige openheid; het samenhangende geheel van beken, essen, kampen, bossen en heidevelden.
Het gebied bestaat uit een complex van grote natuurgebieden met bossen, heidevelden en stuifzanden, en kleinschalige, agrarische gebieden waarin populieren de wegen en perceelscheidingen accentueren. Het klassieke landschap van de zandgebieden met beekdalen en hoger gelegen essen en kampen is hier nog gaaf aanwezig. De definitieve begrenzing van het Groene Woud is een taak van de provincie; de provincie heeft met de Interimstructuurvisie "Brabant in ontwikkeling" de definitieve begrenzing van het Groene Woud vastgelegd. Er worden geen planologische consequenties verbonden aan de begrenzing van het Groene Woud; voor dit bestemmingsplan zijn de actuele natuur- en landschapswaarden en de voorziene ontwikkeling van deze waarden uit de Interimstructuurvisie en de reconstructieplannen uitgangspunt. In de Nota Ruimte worden voorts de volgende kwalitatieve constateringen/uitgangspunten genoemd voor het landelijk gebied. Ruimte voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw in het buitengebied Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om deze te vergroten, wil het rijk de mogelijkheden voor zowel hergebruik, als (vervangende) nieuwbouw in het buitengebied verruimen, gekoppeld aan ontwikkeling van de landschappelijke kwaliteit en realisatie van bijvoorbeeld nieuwe natuurgebieden of extra capaciteit voor waterberging. Duurzame en vitale landbouw Van de provincies wordt verwacht dat zij in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden voor een bredere bedrijfsvoering creëren en rekening houden met de eisen die de wereldmarkt stelt aan agrarische bedrijven. Toeristisch-recreatief gebruik van de groene ruimte De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderende behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Water en groene ruimte Het nationaal ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte richt zich op borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Tevens is borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit van groot belang.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Natura 2000-gebieden Om de natuur in Europa als geheel te beschermen en te ontwikkelen, wijzen alle Europese lidstaten zogenoemde Natura 2000-gebieden aan. Door Nederland zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998, 111 gebieden aangewezen waaronder de Oisterwijkse vennen & Kampina. De aangewezen gebieden zijn het waard om bewaard te worden vanwege de ecologische betekenis, maar ook vanwege de toegevoegde waarde van het gebied voor de omgeving (recreatieve activiteiten, gezondheid, vestigingsklimaat). Voor de aanwijzing van de Natura 2000-gebieden zijn door het Ministerie van LNV ontwerpbesluiten opgesteld. In ieder ontwerpbesluit zijn vermeld een gebiedsbeschrijving, de begrenzing van het gebied en de voor het gebied van toepassing zijnde kernopgaven en instandhoudingsdoelen. Op figuur 3.1 is de ontwerpbegrenzing van het Natura 2000 gebied weergegeven. In de volgende tekst is de gebiedsbeschrijving uit het ontwerpbesluit voor Kampina & Oisterwijkse Vennen integraal opgenomen. "Kampina en de naastgelegen Oisterwijkse vennen en bossen vormen samen een van de fraaiste voorbeelden van een Brabants dekzandlandschap, met bossen, vennen, heide en overgangen naar beekdalen. Kampina is vooral van belang vanwege de natte heide en de fraaie overgangen naar schraallanden (Smalbroeken). Het gehele gebied is van groot belang voor de vennen; het betreft zowel doorstroomvennen (onder andere de Centrale Vennen in de Oisterwijkse Bossen, geïsoleerde zure vennen), als vennen in beekdalflanken die (van oorsprong) onder invloed staan van inundatie met beekwater. De vennen in de Oisterwijkse Bossen zijn merendeels ontstaan als uitgestoven laagten in een stuifzandlandschap, waar veentjes in ontstonden. Door vervening is hierin sinds de Middeleeuwen weer open water ontstaan. In het gebied zijn reeds in 1950 de eerste herstelmaatregelen in de vennen uitgevoerd." Het in de Interimstructuurvisie en Paraplunota beschreven beleid voor de GHS is gericht op bescherming van de Natura 2000-gebieden (zie paragraaf 3.2.). Dit geldt echter niet voor de externe werking (de bescherming tegen ingrepen buiten de aangewezen gebieden die de natuurlijke kenmerken van die gebieden kunnen aantasten). Hiervoor moet beoordeeld worden of sprake is van significante gevolgen voor de instandhouding van de beoogde natuurwaarden en of er mogelijkheden zijn deze gevolgen te voorkomen of te compenseren. Voor de landbouw blijken de beperkingen vooral te liggen in mogelijke gevolgen van ammoniakuitstoot en daarmee voor de ontwikkelingsmogelijkheden van met name de intensieve veehouderij. Reconstructiewet concentratiegebieden Op 1 april 2002 is de Reconstructiewet Concentratiegebieden in werking getreden. Deze wet heeft tot doel het verbeteren van de ruimtelijke structuur in gebieden met veel intensieve veehouderij (de zogenoemde concentratiegebieden). De provincie Noord-Brabant (met uitzondering van West-Brabant, waar de kleigronden overheersen en geen grote concentratie van intensieve veehouderij aanwezig is) is aangewezen als concentratiegebied. Op grond van de Reconstructiewet heeft de provincie reconstructieplannen opgesteld (zie verder onder provinciaal beleid).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
22
Figuur 3.1.
Natura 2000 (voorlopige begrenzing)
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
3.2
Provinciaal beleid
Het provinciale ruimtelijk beleid is in de loop van het planproces aangepast. Uitgangspunt voor het opstellen van het voorontwerp- en ontwerpbestemmingsplan is het provinciale beleid zoals vastgelegd in de Interimstructuurvisie "Brabant in ontwikkeling" en de nota "Buitengebied in ontwikkeling". Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is de provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte vertaald. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening zoals vastgesteld op 1 oktober 2010 en in werking sinds 1 januari 2011 is grotendeels een voortzetting van eerder geformuleerd beleid. In deze paragraaf wordt zowel het oude als nieuwe provinciale beleid beschreven. Interimstructuurvisie "Brabant in ontwikkeling", 2008 Met de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft de provincie Noord-Brabant een interimstructuurvisie vastgesteld die vooralsnog een voortzetting en op onderdelen actualisering betreft van het Streekplan "Brabant in Balans" uit 2004. De Interimstructuurvisie van de provincie Noord-Brabant werkt vanuit een zogenaamde "lagenbenadering". In de eerste laag zijn de natuurlijke bodemtypologie en de watersystemen bepalend, de tweede laag betreft de infrastructuur en de derde laag het occupatiepatroon (deze indeling wordt ook gehanteerd in de beschrijving van de functies in hoofdstuk 4). Het landelijk gebied is in vier zones verdeeld:
de groene hoofdstructuur (GHS), onderverdeeld naar GHS-natuur en GHS-landbouw (beide verder onderverdeeld in subzones); de agrarische hoofdstructuur (AHS), onderverdeeld naar AHS-landschap en AHS-landbouw (met onderverdeling in subzones).
Naast deze ruimtelijke zonering zijn de volgende onderwerpen uit de Interimstructuurvisie relevant voor het plangebied: Regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE), zoekgebied regionale waterberging, cultuurhistorie en aardkundige waarden, niet-agrarische bedrijvigheid, waterwinning en boringsvrije zone. Op figuur 3.2 is ter verduidelijking een voor het plangebied van toepassing zijnde kaartfragment uit de Interimstructuurvisie opgenomen. Groene Hoofdstructuur (GHS) Het uitgestrekte gebied van de Oisterwijkse bossen en vennen alsmede het stroomgebied van de Reusel zijn gelegen in de GHS. Het bossen- en vennencomplex is aangeduid als GHS-natuur (met de subzone "natuurparel" en "overig bos en natuurgebied") en GHS-landbouw (subzones "leefgebied kwetsbare soorten", "leefgebied struweelvogels" en "natuurontwikkelingsgebied"). Het stroomgebied van de Reusel is opgenomen als GHS-natuur ("natuurparel") en GHS-landbouw ("leefgebied kwetsbare soorten"). De Voorste Stroom en Achterste Stroom zijn aangewezen als ecologische verbindingszone alsmede het gedeelte van de Reusel, gelegen ten noorden van de kern Moergestel. GHS-natuur-"Natuurparel" Natuurparels zijn alle begeleid natuurlijke eenheden en de daarbuiten gelegen bos- en natuurgebieden die een bijzondere natuurwaarde hebben vanwege specifieke omstandigheden van de bodem of het (grond)water. Het beleid voor de natuurparels is gericht op maximale rust en ruimte voor de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
24
GHS-natuur-"Overig bos- en natuurgebied" De overige bos- en natuurgebieden bevatten minder hoge natuurwaarden dan de natuurparels. Ook hier geldt het streven naar rust en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. GHS-landbouw-"Leefgebied kwetsbare soorten" Het leefgebied kwetsbare soorten omvat met name landbouwgronden waarop zeldzame planten of dieren voorkomen (of wordt nagestreefd) die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving. Rust, beslotenheid, hoge waterpeilen en stabiliteit in de inrichting en het beheer zijn belangrijke voorwaarden voor deze dieren en planten. GHS-landbouw-"Leefgebied struweelvogels" Het leefgebied struweelvogels omvat met name landbouwgronden waarop struweelvogels kunnen gedijen. Deze vogels hebben rust en ruimte nodig maar zijn minder gevoelig voor ruimtelijke ingrepen door onder andere landbouw. Het gaat met name om handhaving van een besloten of halfopen landschap met een kleinschalige percelering, houtwallen, ruige perceelsranden en slootkanten, overhoekjes, solitaire bomen, dijken en onverharde wegen en paden. GHS-landbouw-"Natuurontwikkelingsgebieden" Natuurontwikkelingsgebieden bestaan uit landbouwgronden die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur en waar ruimtelijke ingrepen die deze natuurontwikkeling in de nabij of verre toekomst kunnen frustreren, achterwege blijven. Ecologische verbindingszones Ecologische verbindingszones (EVZ) zijn veelal langgerekte (deels nog aan te leggen) landschapselementen langs bijvoorbeeld waterlopen, wegen, spoor- en vaarwegen, door middel waarvan natuurgebieden met elkaar kunnen worden verbonden. In Oisterwijk zijn delen van de Voorste en Achterste Stroom en delen van de Reusel aangemerkt als EVZ. De Beerze is aangemerkt als 'robuuste verbinding'. Agrarische hoofdstructuur (AHS) Een relatief klein deel van het plangebied is aangeduid als Agrarische hoofdstructuur, landbouw (AHS-landbouw). Het betreft hier de gebieden globaal gelegen ten noorden van Oisterwijk, ten zuid-westen van Moergestel (omgeving Heuvelstraat) en ten zuiden van de A58 (omgeving Hertgangseweg). Als doelstelling geldt het in standhouden en versterken van de landbouw, waarnaast ruimte wordt geboden voor toerisme en recreatie. Deze functies worden beschouwd als een nevengeschikte activiteit in het buitengebied, welke de economische vitaliteit bevorderen in de vorm van verbrede landbouw. In het plangebied komen ook drie gebieden voor die zijn aangemerkt als AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel. Het betreft een klein gebied ten zuiden van de kern Oisterwijk, een gebied ten noordoosten van Moergestel en een relatief groot gebied ten noorden van de Oirschotseweg. Deze gronden, grenzend aan belangrijke bos- en natuurgebieden, zijn aangewezen om de ontwikkeling van natuur en landschap in de regionale eenheid als geheel te ondersteunen. RNLE's De regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE's) zijn gebieden van ten minste enkele duizenden hectaren die voor circa twee derde uit bos en natuur bestaan met daaromheen landbouwgronden. Door versterking van de onderliggende relaties kunnen ze zich op termijn ontwikkelen tot zelfstandige eenheden waar natuur, landschap en landbouw centraal staan. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
Deze gebieden moeten groen en landelijk blijven. De Oisterwijkse bossen en vennen zijn gelegen in een RNLE. De RNLE omvat daarbij gebieden die zijn aangeduid als GHS en AHS-landschap.
Figuur 3.2.A
Fragment Interimstructuurvisie
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
26
Figuur 3.2.B
Fragment Paraplunota
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
Zoekgebied regionale waterberging Een gedeelte van het stroomgebied van de Reusel is aangewezen als regionaal waterbergingsgebied. Voorts zijn de stroomgebieden van de Voorste Stroom, de Reusel en de Rosep aangewezen als "reserveringsgebied waterberging". Cultuurhistorie en archeologie In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aanwezige (hoge en zeer hoge) cultuurhistorische waarden. Ook moet rekening worden gehouden met de aanwezige archeologische monumenten en met de (hoge of middelhoge) archeologische (verwachtings)waarden. Het gedeelte van de Oisterwijkse bossen en vennen ten oosten van de Reusel is aangewezen als aardkundig waardevol gebied. Hier is het uitgangspunt "behoud door ontwikkeling", waarbij in het geval van een ruimtelijke ingreep hoogwaardige inpassing moet worden verzekerd. Infrastructuur De provincie is van mening dat de infrastructuur meer dan in het verleden sturend moet zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen, bestaande infrastructuur beter benut moet worden en nieuwe infrastructuur duurzaam moet worden ingepast. Voor de langere termijn dient rekening te worden gehouden met een eventuele capaciteitsvergroting van de A58. Bedrijvigheid, voorzieningen en kantoren In principe hoort deze vorm van bedrijvigheid niet thuis in het buitengebied maar in de kern of op een bedrijventerrein. Reeds gevestigde bedrijvigheid wordt uitbreidingsruimte geboden. Voormalige agrarische bedrijven Buiten de locaties waarvan de agrarische bestemming kan worden gehandhaafd voor de opvang van te verplaatsen agrarische bedrijven, is hergebruik van voormalige agrarische bedrijfswoningen voor burgerbewoning aanvaardbaar. Speciale regels gelden voor de agrarisch-technische en agrarisch aanverwante bedrijvigheid. Vestiging van agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven in voormalige agrarische bedrijfslocaties is mogelijk waarbij voor de agrarisch verwante bedrijven geldt dat deze thuis horen in de kernrandzone. Locaties waar met de ruimte-voor-ruimte regeling stallen zijn gesloopt komen niet voor (her)vestiging van deze niet- agrarische bedrijven in aanmerking. Voorts is het in bebouwingsconcentraties buiten de GHS mogelijk dat vrijkomende agrarische bebouwing wordt benut voor niet aan het buitengebied gebonden bedrijvigheid, bijvoorbeeld startende bedrijven. Hiervoor gelden echter een aantal voorwaarden. Het bedrijf mag in beginsel niet meer ruimte in beslag nemen dan het voormalig agrarisch bouwblok. Buitenopslag is niet toegestaan, tenzij deze rechtstreeks voortvloeit uit de aard van het bedrijf. Teneinde een passend antwoord te kunnen geven op ontwikkelingen in het landelijk gebied hebben Gedeputeerde Staten het verwoorde beleid inzake vrijkomende agrarische bedrijfslocaties nader beoordeeld in het licht van actuele vragen en geconstateerde knelpunten. Zie hiervoor de beschrijving van de nota Buitengebied in ontwikkeling. Burgerwoningen Bestaande burgerwoningen in het buitengebied worden uitbreidingsmogelijkheden geboden. Toevoegingen van burgerwoningen in het buitengebied is toegestaan door splitsing van boerderijgebouwen en gebouwen voor zorg of religieuze doeleinden. Voorwaarde is dat het hier _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
28
karakteristieke gebouwen betreft dan wel de splitsing bijdraagt aan het behoud van het karakter van het buitengebied. Ruimte-voor-ruimte De regeling ruimte-voor-ruimte heeft tot doel de toename van ruimtelijke kwaliteit door de bouw van (burger)woningen mogelijk te maken, in ruil voor de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen, die in gebruik waren voor de intensieve veehouderij. Deze regeling is aan een aantal voorwaarden verbonden. Van belang is dat de sloop plaatsvindt in de reconstructiegebieden (Midden- en Oost-Brabant), maar dat de woning in de hele provincie mag worden teruggebouwd. Deze woning mag alleen in de bebouwde kom of in de kernrandzone worden geplaatst. Bouw van een woning in de GHS is niet toegestaan. In het kader van deze ruimte-voor-ruimteregeling zijn in Oisterwijk (peildatum augustus 2007) plannen (in verschillende stadia van ontwikkeling) voor de bouw van circa 25 woningen. Naar schatting is er binnen de gemeentegrenzen voor meer dan 3 ha aan stallen gesloopt (peildatum januari 2010). Windturbines Het provinciaal beleid is gericht op het bevorderen van windenergie. Bundeling van windturbines bij bedrijventerreinen of langs infrastructuur in de stedelijke regio's heeft de voorkeur. Voor de oprichting van windturbineparken en het plaatsen van windturbines in lijnopstelling in een RLNE of in de GHS geldt het "nee, tenzij"-principe. Solitaire windturbines zijn niet toegestaan in de RLNE en in de GHS. De provincie is verder terughoudend als het om solitaire windturbines in de AHS gaat. Waterwinning en boringsvrije zone Het waterpompstation aan de Heibloemdijk-Broekstraat is buiten het plangebied gelegen. De bijbehorende boringsvrije zone ligt gedeeltelijk in het plangebied. Het beleid voor de waterwingebieden is gericht op het garanderen van een zodanige grondwaterkwaliteit dat zuivering tot een minimum beperkt kan blijven. In de boringsvrije zones gaat het erom dat fysieke aantastingen van de bodem worden vermeden. Dit is geregeld middels de Provinciale Milieuverordening. In bijzondere situaties kan het nodig zijn om ook door middel van het ruimtelijk beleid bepaalde bouwwerken of werkzaamheden geheel te weren. In de vigerende plannen is een dergelijke regeling voor de boringsvrije zone niet opgenomen. Buitengebied in ontwikkeling (juli 2004) Deze beleidsnota is gericht op het bieden van ruimte aan een vitaal platteland en daarbij passende economische dragers voor het buitengebied. Bestaande economische dragers krijgen daarbij ontwikkelingsmogelijkheden en alternatieve economische functies worden gestimuleerd. Deze verruiming van activiteiten heeft een duidelijk doel: bijdragen aan duurzaam beheer en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. In de nota is een ten opzichte van het toenmalige Streekplan verruimd beleid ontwikkeld voor kernrandzones en andere bebouwingsconcentraties. Daarnaast is het provinciale beleid inzake hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfslocaties op onderdelen aangepast waarbij mede een koppeling is gelegd met specifieke gebiedsdoelen die in de reconstructie- en gebiedsplannen zijn opgenomen. Specifieke aspecten voor vertaling in het bestemmingsplan zijn de volgende. Binnen bebouwingsconcentraties Uitgangspunt bij verruimde mogelijkheden is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Er worden vanuit de provincie geen beperkingen gesteld aan functies en / of maximale maten. De ontwikkelingsmogelijkheden worden gekoppeld aan een door de
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
gemeente op te stellen gebiedsgerichte visie. Van de gemeente wordt wel verwacht dat zij een maximaal bouwvolume vaststelt, verruiming alleen bij verbeteringen met rood-voor-groen toestaat en verruiming van bouwmogelijkheden uitsluit voor bouwblokken waar met ruimte-voor-ruimte- regeling stallen zijn gesloopt. Deze visie moet vergezeld gaan van een ruimtelijke onderbouwing waarin meerdere aspecten aan de orde moeten komen: onder andere beschrijving van gebied, na te streven doelen en de wijze waarop de gemeente deze wil bereiken (ontwikkeling, versterking, behoud, sanering), inrichtingsschets en onderbouwing. De visie moet door GS geaccordeerd worden. Zonder goedgekeurde visie gelden de bepalingen uit de Interimstructuurvisie. Buiten de bebouwingsconcentraties Hergebruiksmogelijkheden voor voormalig agrarische bedrijfsbebouwing (VAB's) buiten de bebouwingsconcentraties moeten passen binnen de functies die het buitengebied vervult (landbouw, natuur, recreatie en stedelijk uitloopgebied) en zijn daarom beperkt. Verruiming van mogelijkheden is niet toegestaan op bouwblokken die nodig zijn voor de opvang van te verplaatsen bedrijven en op bouwblokken waar stallen zijn gesloopt met ruimte-voor-ruimte-regeling. Er wordt door de provincie een verruiming voorgestaan van recreatieve voorzieningen (niet in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG) zoals deze in het kader van de reconstructie zijn vastgesteld), hergebruik cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (eventuele woningsplitsing) en opslag (niet in GHS of LOG). Sloop van overtollige, niet waardevolle bebouwing wordt voorgestaan. Paardenhouderijen worden speciaal genoemd; de noodzaak om verschillende vormen van paardenhouderij te onderscheiden is in de opvatting van de provincie niet meer aanwezig. Het heeft de voorkeur om de mogelijkheden voor paardenhouderij in AHS en bebouwingsconcentraties te vergroten. Paardenhouderij is ook toegestaan in GHS-landbouw (maar niet met grote rijhal en publieks- en verkeersaantrekkende werking); maneges met een recreatieve functie zijn ook buiten bebouwingsconcentraties toegestaan, echter niet in GHS-natuur en LOG. Nevenfuncties (activiteiten die niet rechtsreeks bedrijfsvoering betreffen) op agrarische bedrijven
de
uitoefening
van
de
agrarische
Nevenfuncties op agrarische bedrijven worden beoordeeld als zijnde vervolgfuncties; toelaatbaar als nevenfunctie zijn derhalve alleen de toelaatbare vervolgfuncties. Toelaatbare vervolg- en nevenfuncties zijn recreatieve functies, agrarisch verwante bedrijvigheid, agrarische technische bedrijvigheid en statische binnenopslag. Het opnemen van een passende maximale maatvoering is gewenst en er mag geen vergroting plaats vinden van het bouwblok. Een wijzigingsbevoegdheid mag worden opgenomen voor de doorgroei van een nevenfunctie naar een hoofdfunctie. De ontwikkeling van nevenfuncties in landbouwontwikkelingsgebieden is in principe niet mogelijk. Verbrede landbouw Verbrede landbouw wordt gedefinieerd als een specifieke nevenfunctie, direct gerelateerd aan het in stand houden van het bedrijf of de agrarische bedrijfsvoering (bijvoorbeeld minicampings, agrarisch natuurbeheer, verkoop van streekeigen producten en zorgboerderijen). Verbrede landbouw is in principe op alle agrarische bouwblokken toelaatbaar mits de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet worden beperkt. Voor de inpasbaarheid van een activiteit dienen voorts de effecten op natuur, landschap, cultuurhistorie en mobiliteit inzichtelijk te worden gemaakt. Niet elk gebied heeft derhalve dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden voor verbrede landbouw (zonering aansluitend op de reconstructie). Er dient een passende maximale maatvoering te worden gesteld, noodzaak tot vergroting van het bouwblok moet worden voorkomen en er mag een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen voor doorgroei naar hoofdfunctie.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
30
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening De Wet ruimtelijke ordening (Wro) vraagt van overheden om in een structuurvisie hun belangen helder te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. Met de Interimstructuurvisie (2008) heeft de provincie hierin een eerste stap gezet. De Interimstructuurvisie was een voortzetting van het Streekplanbeleid. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SRO) wordt het nieuwe provinciale beleid vastgelegd. Samen met de Verordening Ruimte vervangen ze de Interimstructuurvisie, de Paraplunota, de uitwerkingsplannen van het streekplan en het beleidsdeel van de reconstructieplannen. Het buitengebied van Oisterwijk is in de SRO aangeduid als 'kerngebied groenblauw', 'groenblauwe mantel', 'waterberging' en 'gemengd agrarisch gebied'. Deze indeling komt in grote lijnen overeen met de 'oude' indeling uit het Streekplan in AHS en GHS. Kerngebied groenblauw Het kerngebied groenblauw bestaat uit de ecologische hoofdstructuur (EHS), inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones en waterstructuren. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor de EHS. De ontwikkeling van extensieve recreatie die zich richt op de beleving van de natuurgebieden, is goed mogelijk. De ontwikkeling moet passen binnen de natuurdoelstellingen van het gebied en bijdragen aan de versterking van de aanwezige natuuren landschapswaarden. De toegankelijkheid van de natuur is van belang. De ontwikkeling van recreatieve poorten nabij de EHS draagt bij aan beleving van de natuur en spreiding van de recreatiedruk. Alle vanuit het Rijk en de EU te beschermen gebieden zijn opgenomen in het kerngebied groenblauw. Ecologische verbindingszones vormen de groene schakels die de natuurgebieden in de EHS met elkaar verbinden. Ze functioneren als trekroutes en ook als leef- en voortplantingsgebied. Verbindingszones zijn veelal langgerekte landschapselementen langs waterlopen (de zogenaamde natte verbindingszones) of door het agrarische gebied (de zogenaamde droge verbindingszones). De breedte en de inrichting van de ecologische verbindingszones is afhankelijk van de natuurfunctie die zij moeten vervullen. De provincie streeft naar een gemiddelde breedte van 25 meter. Binnen de waterstructuren ligt de focus op de gebieden met ruimte voor watersysteemherstel (Provinciaal Waterplan 2010-2015). Hier is het beleid gericht op verbetering en herstel van het natuurlijke watersysteem van bovenregionaal belang. Maatregelen zijn nodig op het gebied van de morfologie zoals het laten hermeanderen van beken, het aanleggen van plas-draszones en het herstel van kwel. Door het zo lang als mogelijk vasthouden van water kunnen natuurwaarden zich optimaal ontwikkelen en wordt verdroging van natuur en agrarisch gebied tegengegaan. Ook het behoud en het herstel van de kenmerkende natte natuur in beken, kreekrestanten, vennen en wielen vraagt aandacht. Voor een goed functioneren van de natuur is een goede koppeling aan het bodem- en watersysteem van groot belang. De Oisterwijkse bossen en vennen, de Kampina en de beken waaronder het grote heringerichte gebied langs de Reusel zijn aangemerkt als kerngebied groenblauw. Groenblauwe mantel De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd agrarisch gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Binnen de groenblauwe mantel is de agrarische sector een grote en belangrijke grondgebruiker. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is een belangrijke opgave. Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt. Ontwikkelingen passen qua aard en schaal bij het ontwikkelingsperspectief voor de groenblauwe mantel en houden rekening met omliggende waarden. De ontwikkelingsmogelijkheden voor (kapitaal)intensieve vormen van landbouw en recreatie zijn beperkt. In de groenblauwe mantel biedt de provincie ruimte aan de groeiende vraag naar 'diensten' die het landelijke gebied aan de samenleving kan bieden. Agrarisch natuurbeheer, groene en blauwe diensten, vormen van agrarische verbreding die zijn gericht op de beleving van rust en ruimte, energiewinning met een directe koppeling aan de agrarische bedrijfsvoering, zonne-energie en de ontwikkeling van met name grondgebonden melkveehouderijen zijn als economische drager in dit gebied gewenst. In Oisterwijk is de beschermingszone van de natte natuurparel aangemerkt als groenblauwe mantel. Waterberging Binnen de waterbergingsgebieden kunnen functies als landbouw, natuur en recreatie zich binnen grenzen ontwikkelen. Er kunnen beperkingen gelden ten aanzien van in het buitengebied voorkomend (agrarisch) grondgebruik. De ontwikkeling van kapitaalintensieve functies is in principe uitgesloten. In Oisterwijk is een gebied langs de Reusel aangemerkt als waterberging alsmede kleinere gebieden langs de Voorste Stroom/Essche stroom en de Beerze. Gemengd agrarisch gebied Binnen het gemengd agrarisch gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, bijvoorbeeld op vrijkomende locaties. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen, in de gebieden rondom de groenblauwe mantel is de ontwikkeling van functies meer afgestemd op het ondernemen in een groene omgeving en de versterking van natuur- en landschapswaarden. Binnen gemengd agrarisch gebied zijn sterke agrarische clusters aanwezig zoals voor de intensieve veehouderij (LOG's en sommige delen van het verwevingsgebied), glasconcentratiegebieden (vestigingsen doorgroeigebieden), boomteelt en vollegrondsgroente. In het gemengd agrarisch gebied is beleid geformuleerd per agrarische bedrijfstak. In Oisterwijk is het gehele overige, agrarische gebied is aangemerkt als gemengd agrarisch gebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
32
Figuur 3.3.
Structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Debat Megastallen 19 maart 2010 Op 19 maart 2010 is in Provinciale Staten een debat gehouden rondom het Burgerinitiatief Megastallen. Provinciale Staten hebben besloten om het beleid voor de ontwikkeling van intensieve veehouderijen op de volgende onderdelen bij te stellen:
in verwevingsgebieden zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor bouwvlakken beperkt tot maximaal 1,5 hectare inclusief 10% groen; in extensiveringsgebieden worden geen ontwikkelingsmogelijkheden geboden voor de intensieve veehouderijen ('slot op de muur'); in landbouwontwikkelingsgebieden zijn de uitbreidingsmogelijkheden voor bouwvlakken beperkt tot maximaal 1,5 hectare inclusief groen; in specifieke situaties is ontheffing mogelijk tot 2,5 hectare (inclusief 20% groen); nieuwe bouwvlakken ten behoeve van de vestiging van intensieve veehouderijbedrijven zijn uitgesloten; van bedrijfsgebouwen voor de intensieve veehouderij mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor de huisvesting van dieren; de bouwstop voor geiten- en schapenhouderijen wordt – voorlopig – gecontinueerd voor heel de provincie Noord-Brabant.
Het vastgestelde beleid zoals neergelegd in de reconstructieplannen is daarmee los gelaten. De resultaten van het debat zijn opgenomen in de Verordening Ruimte. Verordening Ruimte In de Wet ruimtelijke ordening is ook vastgelegd hoe de bevoegdheden voor de ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen gemeenten, provincies en Rijk. Zo kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de provinciale planologische verordening. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. De provincie heeft de Verordening Ruimte op 17 december 2010 vastgesteld. De verordening is op 1 maart 2011 in werking getreden en kent, op onderdelen een overgangstermijn tot 1 juli 2011. Relevante onderdelen uit de Verordening Ruimte:
de Ecologische Hoofdstructuur (EHS): het bestemmingsplan strekt tot het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en stelt regels ter bescherming hiervan; het bestemmingsplan respecteert het huidige gebruik/de geldende niet-natuurbestemming; de groenblauwe mantel: de groenblauwe mantel vormt een buffer ten opzichte van de EHS en is opgebouwd uit de volgende deelgebieden: 1. gebieden die vanuit het bodem- of watersysteem essentieel zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuurwaarden van Noord-Brabant en/of; 2. van belang zijn voor het opvangen van omgevings- en klimaatinvloeden op de EHS (kerngebied groen blauw) en/of; 3. zelf hoge actuele of potentiële natuurwaarden hebben en/of; 4. van belang zijn voor de geleding tussen steden, de groenblauwe verbinding en dooradering door het stedelijk netwerk en het agrarisch cultuurlandschap; het agrarische gebied: het gebied waar een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd; een in hoofdzaak agrarisch economie wordt nagestreefd in de landbouwontwikkelingsgebieden, vestigingsgebieden voor de glastuinbouw en gebieden waar teeltondersteunende kassen zijn toegestaan; de ecologische verbindingszones: het bestemmingsplan strekt tot verwezenlijking, het behoud en beheer van de ecologische verbindingszones en stelt beperkingen aan
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
34
agrarische, stedelijke en recreatieve ontwikkelingen voor wat betreft bebouwing; het bestemmingplan stelt ook regels met betrekking tot verhardingen van meer dan 100 m 2; de attentiegebieden EHS: het bestemmingplan stelt regels aan werken en werkzaamheden die een negatieve invloed hebben op de waterhuishouding in de natte natuurgebieden; regionale waterberging: het bestemmingsplan strekt tot behoud van het waterbergend vermogen en stelt regels aan werken en werkzaamheden die een negatief effect hebben op het waterbergend vermogen; de reserveringsgebieden waterberging: gebieden die gereserveerd worden voor de waterberging op de langere termijn; de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij: beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij (onder andere geen nieuwe bouwvlakken voor intensieve veehouderij, vergroting van bouwvlakken tot maximaal 1,5 ha in verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden, geen ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen ('slot op de muur') in extensiveringsgebieden, maximaal één bouwlaag in gebruik voor intensieve veehouderij).
Kenmerkend voor de Verordening is dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn mits sprake is van een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Deze verbetering van de kwaliteit van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie dient financieel, juridisch en feitelijk verzekerd te worden indien een bestemmingsplan na 1 juli 2011 wordt vastgesteld. Overweging Het planproces van het bestemmingplan Buitengebied van Oisterwijk heeft verschillende fases doorlopen waarbij onder andere de inbreng van een klankbordgroep is gevraagd, bewoners zijn uitgenodigd voor inloopbijeenkomsten, de gemeenteraad een kadernota met de uitgangspunten van beleid heeft vastgesteld en een officiële inspraak- en overlegprocedure is gevolgd. In het vast te stellen bestemmingplan Buitengebied van Oisterwijk wordt derhalve zoveel mogelijk rekening gehouden met het nieuwe provinciale beleid (Verordening Ruimte) maar ook met de inbreng en besluitvorming binnen de gemeente in eerdere fases van het planproces.
3.3
Regionaal beleid
Reconstructieplannen De Meierij en Beerze Reusel (2005) De zandgronden van Noord-Brabant (concentratiegebied) zijn opgedeeld in zeven reconstructiegebieden. Voor elk van deze reconstructiegebieden is een reconstructieplan opgesteld. De gemeente Oisterwijk is gelegen in twee reconstructiegebieden. Het noordelijk deel van de gemeente (tot en met de Oisterwijkse bossen en vennen) maakt deel uit van het Reconstructieplan Meierij, het zuidelijk deel van het Reconstructieplan Beerze Reusel (de grens tussen beide reconstructiegebieden is weergeven op figuur 2.1). Hoewel niet identiek vertonen de doelstellingen voor de beide gebieden overeenkomsten:
behoud en ontwikkeling van karakteristieke natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden; tot stand brengen van een robuust systeem van natuurgebieden, inrichten van de ecologische verbindingszones; herstel van de natuur-, water-, en landschapsfunctie van de beken; het in samenhang met natuur en landschap verder ontwikkelen van recreatie en toerisme; ontwikkelen van intensieve veehouderij op duurzame locaties.
Figuur 3.4 bevat een weergave van de in het plangebied relevante onderdelen van de beide reconstructieplannen, ingedeeld naar:
natuurdoelen: "ecologische verbindingszone" langs (delen van) de Voorste Stroom, de
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Achterste Stroom, het Wilhelminakanaal en de Reusel; de ten opzichte van het Streekplan aangepaste begrenzing van de "RNLE" Oisterwijkse bossen en vennen; waterberging: "in te richten waterbergingsgebied" langs de Reusel; "bestaande inundatiegebieden" bij de Voorste Stroom, de Achterste Stroom en de Beerze; "voorlopig reserveringsgebied 2050-2016" langs de Voorste Stroom, de Reusel en de Beerze; waterdoelen: de Kampina en een gedeelte van de Oisterwijkse bossen en vennen is aangemerkt als "natte natuurparel"; bij de natte natuurparel hoort een "beschermingszone" van 500 meter; beekherstel: de aanduidingen "te herstellen beek", "ruimte voor beek- en kreekherstel" en "concreet begrensd beekherstelgebied" zijn toegekend aan de Reusel, het Spruitenstroompje, de Beerze, de Voorste Stroom, Achterste Stroom, Essche Stroom en Rosep; integrale zonering voor de intensieve veehouderij: de aanwijzing van gebieden waar de intensieve veehouderij op termijn zal verdwijnen ("extensiveringsgebieden"), alleen op duurzame locaties door kan ontwikkelen ("verwevingsgebieden") of zich verder kan ontwikkelen ("landbouwontwikkelingsgebieden": landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) Molenakkers en Stille Wille); recreatiedoelen: een "recreatieve poort" voor de opvang en geleding van recreanten bij het informatiecentrum van Natuurmonumenten en bij de Reusel; een "projectlocatiegebied" ten westen van de Oirschotsebaan ten behoeve van de verplaatsing van een bestaand verblijfsrecreatief terrein; het huidige "intensief recreatief gebied" langs de Scheibaan.
Bijlage 2 bevat een uitgebreide toelichting op de reconstructieplannen. Met de opzet van de reconstructieplannen werd beoogd dat een aantal onderdelen direct een rechtstreekse planologische doorwerking zouden hebben. Dit betrof de onderdelen "natte natuurparel", "beschermingszone natte natuurparel", "in te richten waterbergingsgebied", "bestaand inundatiegebied", "concreet begrensd beekherstelgebied" voor wat betreft de Voorste Stroom en de integrale zonering. In de reconstructieplannen zijn voor deze gebieden regelingen voor bouwen en het uitvoeren van werkzaamheden opgenomen, die van kracht werden verklaard en waartegen geen bezwaar of beroep in het kader van een bestemmingsplanprocedure meer mogelijk zou zijn. Op 4 april 2007 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak echter uitspraak gedaan in de beroepsprocedure inzake het Reconstructieplan Beerze Reusel. De uitspraak heeft betrekking op onder andere de volgende aspecten. De begrenzing van de integrale zonering De begrenzing van de integrale zonering die in de reconstructieplannen is vastgelegd is overeind gebleven. Ten aanzien van bouwblokken die door de begrenzing van de zonering worden doorsneden is het besluit tot vaststelling van het reconstructieplan wel vernietigd. Hier dient een afweging op perceelsniveau plaats te vinden. De planologische doorwerking van de integrale zonering De Afdeling is van oordeel dat de planologische doorwerking van de integrale zonering onvoldoende concreet – tot op perceelsniveau – is afgewogen en heeft de rechtstreekse doorwerking vernietigd. Dit laat echter onverlet dat de beoogde planologische regeling (voortvloeiend uit hoofdstuk 11.6.1 van deel B van de reconstructieplannen) volgens de provincie als uitgangspunt voor de regeling in het bestemmingsplan kan blijven dienen. Vooralsnog gaat de gemeente hier ook vanuit. Het betekent dat de gemeenteraad met de vaststelling van het bestemmingsplan een integrale afweging maakt met betrekking tot de ontwikkelings(on)mogelijkheden voor de individuele bedrijven. Doordat de doorwerking is vernietigd, krijgen belanghebbenden alsnog de reguliere _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
36
rechtsbeschermingsmogelijkheden tegen de in het bestemmingsplan vervatte regelingen. LOG Molenakkers De Afdeling is van oordeel dat de aanwijzing van primaire landbouwontwikkelingsgebieden binnen een afstand van 1.000 tot 1.500 meter van de Reusel moet worden vernietigd. Daarmee wordt het LOG Molenakkers aanzienlijk aangetast. De Afdeling komt tot dit besluit omdat de provincie ten onrechte van het eigen reconstructiestandpunt is afgeweken (in de zone van 1.000 tot 1.500 meter van een Habitatrichtlijngebied geen primair LOG). Het betreft hier het Habitatgebied Kempenland. Het gedeelte van de Reusel, gelegen in het plangebied maakt echter geen onderdeel uit van dit Habitatgebied. Vooralsnog kiest de gemeente ervoor om in het bestemmingsplan de oorspronkelijke begrenzing van het LOG Molenakkers te handhaven. Verordening Ruimte Met de vaststelling van de Verordening Ruimte is de begrenzing van de integrale zonering opnieuw bevestigd. De plannen voor uitvoering van de landinrichting de Hilver voorzien in de realisering van waterberging de Reusel. Gebiedsconvenant en uitvoeringsprogramma Het Groene Woud Midden in de stedendriehoek Eindhoven, Tilburg en 's Hertogenbosch ontwikkelt zich Nationaal Landschap Het Groene Woud: een circa 7.500 ha groot aaneengesloten natuurpark in ontwikkeling. De Oisterwijkse bossen en vennen maken deel uit van dit natuurpark (zie ook figuur 2.1). De gemeente is medeondertekenaar van het gebiedsconvenant en heeft een aantal verplichtingen op zich genomen. In het uitvoeringsprogramma zijn onder andere projecten opgenomen die zich richten op het ontwikkelen van natuur- en landschapselementen op agrarische gronden (ontwikkelen EVZ Achterste Stroom (Waterborgh) en Voorste Stroom), een natuurlijker verloop van beken (de Reusel, Voorste en Achterste Stroom en de Rosep) en de ontwikkeling van landschap in combinatie met het bieden van recreatieve mogelijkheden (landschapszone Leemkuilen-Kampina). Ook wordt uitplaatsing van intensieve veehouderij uit het Groene Woud (en inplaatsing elders) nagestreefd. Kadernota Groene Mal De Groene Mal moet een robuuste, duurzame, samenhangende ecologische structuur rond de stad Tilburg en de kernen Berkel-Enschot en Udenhout gaan vormen welke sturend is voor de (stedelijke) ruimtelijke plannen. De hoofdfunctie van de Groene Mal is natuur, delen hebben een belangrijke agrarische functie en zijn uit het oogpunt van landschap en cultuurhistorie aantrekkelijk voor de recreant. Het gebied ten noordwesten van de kern Oisterwijk, richting Berkel-Enschot, dient gevrijwaard te blijven van verstedelijking. Getracht wordt om in dit gebied Leemkuilen-Vennen landschapsmaatregelen te nemen. Daarbij wordt gedacht aan de aanleg van begroeingselementen, poelen en bloemrijke graslanden of ruigte. Landinrichting de Hilver Plus In oktober 2009 heeft de rechtbank het plan van toedeling van het landinrichtingsplan de Hilver Plus (landinrichting gelegen in de gemeente Oisterwijk, deelgebied Moergestel en Hilvarenbeek) vastgesteld. Het landinrichtingsplan heeft de volgende doelstellingen. Het landinrichtingsplan wil de gronden van de agrariërs concentreren rondom hun bedrijfsgebouwen (huiskavels). De resterende gronden worden samengevoegd op een zo kort mogelijke afstand van de bedrijfsgebouwen. De agrarische ontsluiting (sloten, toegangswegen) zal worden aangepast aan de hernieuwde verkaveling. De waterhuishouding zal worden verbeterd, zodat de grondwaterstanden in het gebied voor de agrarische bedrijfsvoering zo optimaal mogelijk worden, zonder daarbij schade te veroorzaken aan de aanwezige natuur.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
In totaal zal circa 889 hectare grond ingezet worden voor het realiseren van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), met name in het gebied rond de Reusel. De recreatieve mogelijkheden rondom de dorpskernen en recreatieve centra worden vergroot waarbij rekening gehouden wordt met de kwetsbare natuurgebieden (meer mogelijkheden op het gebied van wandelen, fietsen, paardrijden en sportvissen). Voor het ontwikkelen van de EHS is het belangrijk om natuurlijke omstandigheden te herstellen zoals het vernatten van de beekdalen. Hoofddoel voor de ontwikkeling van het landschap is het behouden en waar mogelijk versterken van de gebiedseigen kenmerken, zoals de spinnenwebachtige wegenstructuur rond de dorpen, de bolle akkers, de beekdalen en de open heide-ontginningslandschappen. Door aanleg van beplanting wordt het landschap verstrekt en blijven de gebiedseigen kenmerken bewaard. Een belangrijke rol hierin spelen de erfbeplantingen en de bermbeplanting. Voor het slagen van met name de natuurdoelstellingen is het verbeteren van de algemene milieukwaliteit van groot belang. Circa 12 km plattelandsweg wordt verbeterd en / of aangelegd. Dit om de verkeersveiligheid te bevorderen en de bereikbaarheid van de agrarische bedrijven en gronden te verbeteren. Afhankelijk van de nieuwe toedeling zal het nodig zijn om enkele verdichtingswegen aan te leggen. Enkele bestaande wegen die niet langer een ontsluitingsfunctie hebben worden gesaneerd en krijgen een agrarische functie. Het landinrichtingsplan heeft enkele concrete projecten waarvan er één in Oisterwijk is gelegen: de herinrichting van de Rosep (inrichting van het bovenstroomse deel van de Rosep als brongebied en kwelmoeras (het Helsbroek); inrichten van de bovenloop met een nieuw slingerend tracé door de lage delen van een moeraszone). Met de vaststelling van het plan van toedeling is de landinrichting nog niet definitief, de eventuele gevolgen voor het bestemmingsplan staan daarmee ook niet vast. Er dient echter rekening te worden gehouden met het volgende.
Circa 500 ha aangekochte landbouwgrond, gelegen in de ecologische hoofdstructuur (EHS), is reeds doorgeleverd aan de natuurbeherende instanties (Brabants Landschap, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer). Deze functiewijziging is in het bestemmingsplan vertaald. Voor de realisering van plannen voor waterberging en natuurontwikkeling rond de Reusel is een planwijziging van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied opgesteld. Deze planwijziging is in het onderhavige bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan zal voldoende flexibiliteitsbepalingen moeten bevatten om de landinrichting te kunnen effectueren. Het gaat hierbij met name om mogelijkheden om een agrarische bestemming om te zetten in een natuur- of waterbestemming en om mogelijkheden om de vorm van agrarische bouwvlakken te wijzigen. Bij het uitvoeren van de kavelaanvaardingswerken is het vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden zoals opgenomen in het bestemmingsplan, bepalend.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
38
Figuur 3.4.A
Reconstructieplannen de Meierij en Beerze Reusel
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Figuur 3.4.B
Reconstructieplannen de Meierij en Beerze Reusel
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
40
3.4
Gemeentelijk beleid
Op gemeentelijk niveau is met name de StructuurvisiePlus een belangrijke bouwsteen voor het bestemmingsplan Buitengebied. In bijlage 1 zijn andere relevante sectorale gemeentelijke nota's weergegeven zoals het Beleidsplan en het Actieplan Toerisme en recreatie, de nota Aanpak permanente bewoning recreatieverblijven, de Uitvoeringsnota Handhaving en het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan. StructuurvisiePlus (2005) De StructuurvisiePlus bevat een integrale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gehele gemeentelijk grondgebied. De kernambitie "Groene parel tussen de steden" illustreert de centrale plaats die het buitengebied daarin inneemt. De StructuurvisiePlus is dan ook een belangrijke gemeentelijke onderlegger voor het bestemmingsplan. Voor het bestemmingsplan buitengebied zijn met name de volgende elementen uit de visie van belang (deelgebieden weergegeven op figuur 3.5).
Deelgebied 1: Kerkhoven en Hoog-Heukelom. Beleid is hier het vormgeven van een groene landschapszone door te kiezen voor duurzaam agrarisch gebruik in combinatie met natuurontwikkeling. Wat betreft de landbouw gelden accenten voor de boomteelt en de rundveehouderij. Het gebied zal geleidelijk worden verdicht door boomteelt en de aanleg van lanen. Het gebied ten noorden van de kern Oisterwijk is een overgangszone tussen dorp en buitengebied, waarvan begrenzing en vorm nog nader moet worden bepaald. Heukelom heeft bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het lint kan transformeren naar een gemengd agrarisch – niet-agrarisch woonlint. Versterking van de lintstructuur van Heukelom is gewenst, met behoud van doorzichten. Deelgebied 2: Laag-Heukelom en de Oisterwijkse Hoeven. De opgave is om hier een sterke landschappelijke inrichting te realiseren tussen Tilburg en Oisterwijk. Het relatief kleinschalige landschap is belangrijk als stedelijk-recreatief uitloopgebied tussen Tilburg en Oisterwijk. Ruimte wordt geboden voor ontwikkeling van de rundveehouderij. In de overgangszone naar bos en natuur en in het dal van de Voorste Stroom staan de ecologische kwaliteiten van het landschap centraal. Ingezet wordt op kleinschalige extensieve recreatieve ontwikkelingen: wandelen, fietsen, kleinschalig kamperen. Landgoedontwikkeling kan een meerwaarde betekenen voor de groene en recreatieve kwaliteiten. De ontwikkeling van een kleinschalige groene / recreatieve poort kan de recreatieve druk op het bossen- en vennengebied afleiden. Gedacht wordt aan een laagdrempelige horecagelegenheid, informatieborden en goede parkeergelegenheid. Deelgebied 3: het gebied ten westen van de Reusel. Het gaat om een landschappelijk minder kwetsbaar gebied met een aantal intensief bebouwde linten. In het middendeel kan een landbouwontwikkelingsgebied ontstaan. Aan de randen van dit gebied kan ruimte worden geboden voor nieuwe economische dragers: verbrede landbouw aan het buitengebied gebonden niet-agrarische bedrijfsfuncties. Voor omschakeling van agrarisch bedrijf naar de woonfunctie is maatwerk nodig in verband met de landbouwontwikkeling. Deelgebied 4: Beekdal van de Reusel. In dit gebied ligt het accent op beekherstel, waterberging en natuurontwikkeling. Wat betreft het agrarische gebruik ligt het accent op grondgebonden veehouderij.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Deelgebied 5: De bosrandzone. Het gaat om een rustig overgangsgebied van natuur naar landbouw; ten westen van Heikant betreft het oude bouwlanden in een coulissenlandschap waar de nadruk ligt op behoud landschap, grondgeboden veehouderij, kleinschalige recreatieve activiteiten en nieuwe landgoederen; ten oosten van Heikant wordt landschap grootschaliger met ruimte voor extensivering graasdiersector. Het gebied biedt recreatieve potenties. De StructuurvisiePlus zet in op verbreding van het aanbod aan recreatieve activiteiten: een zone met extensieve landbouw en kleinschalige recreatieve activiteiten (onder andere in vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen) gericht op de omgeving. Verder wordt ruimte geboden voor hervestiging van één recreatiebedrijf bij Heikant. Rond Moergestel is het beleid gericht op behoud van het kleinschalige karakter van het landschap, grondgebonden rundveehouderij, kleinschalige recreatieve activiteiten en nieuwe landgoederen. Verder kunnen hier één of meerdere groene / recreatieve poorten worden gevestigd: parkeergelegenheid met voorzieningen zoals horeca, fietsverhuur, wandel- en fietsroutes. 't Stokske of De Boskant zijn daarvoor goede locaties. Ten oosten van Heikant is behoud van het rustige en landelijke karakter gewenst. Deelgebied 6: Middengebied Moergestel. Het gebied is voor een groot deel onderdeel van het landbouwontwikkelingsgebied Stille Wille. Daarnaast komen verwevings- en extensiveringsgebieden voor. Ten zuiden van de A58 is geen sprake van bijzondere landschappelijke waarden. Buiten het LOG Stille Wille is ruimte voor grondgebonden agrarische bedrijven (extensivering van de graasdierensector) en extensieve vormen van verbrede landbouw; nieuwe economische dragers op het gebied van recreatie, aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijven zijn beperkt mogelijk in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters. Deelgebied 7: Natuurgebieden, bossen, vennen en heide. Deze gebieden vormen een belangrijke kernkwaliteit van de gemeente. Beleidsdoelen zijn versterking van de natuurwaarden en geleiding van de recreatiedruk door padenstructuur en zonering. Deze beleidsdoelen kunnen worden gerealiseerd door versterking van de beekdalen (natuurontwikkeling, retentie, rood voor groen) en versterking van de ecologische hoofdstructuur door landgoederen.
Daarnaast is de afronding en ruimtelijke kwaliteit van de kernranden van belang. Wat betreft de LOG's en waterberging sluiten StructuurvisiePlus en reconstructieplannen nauw op elkaar aan. In aanvulling op de in de reconstructieplannen opgenomen recreatieve poorten zijn in de StructuurvisiePlus recreatieve poorten aangegeven bij camping De Boskant, 't Stokske en in aansluiting op het sportpark Den Donk. Duisternis in zicht ? Zowel in Reconstructiegebied Meierij als het Groene Woud staat duisternis vermeld als één van de leefomgevingskwaliteiten die bescherming en versterking behoeven. De realisatie daarvan is niet eenvoudig, getuige ook de landelijke ontwikkeling. Hoewel duisternis al enkele jaren in de belangstelling staat, groeit in heel Nederland de verlichtingsgraad door. In het project "Duisternis in zicht?" willen de gemeenten in de Meierij samen met de Brabantse Milieufederatie de ambities uit het reconstructieplan realiseren onder andere door het maken van een "ambitiekaart duisternis". Hierin wordt aangegeven voor welke gebieden in het reconstructiegebied het haalbaar en wenselijk is om de lichtintensiteit te verminderen. Daarnaast wordt een "toolkit" samengesteld met activiteiten en maatregelen die de duisternis kunnen versterken. De gemeente Oisterwijk is partner in het reconstructieproject "Duisternis in Zicht"?
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
42
Stimuleringskader Groene en Blauwe diensten In overwegend agrarische gebieden vormen de aanwezige landschapselementen (houtwallen, poelen of laanbomen) belangrijke dragers van de ruimtelijke, recreatieve en ecologische kwaliteiten. Hoewel de waarde van dergelijke elementen groot is, zijn in de afgelopen decennia steeds meer van deze karakteristieke elementen uit het landschap verdwenen. De reden hiervan is dat de landbouwkundige functie van deze elementen is komen te vervallen en vanuit efficiency overwegingen veel van deze elementen zijn verdwenen of in kwaliteit achteruit gegaan. Er wordt steeds meer waarde gehecht aan een kenmerkend landschap met natuurwaarden en recreatieve mogelijkheden. Het platteland kan profiteren van de aanwezigheid van recreanten en toeristen, welke de doelgroep kunnen vormen voor initiatieven ten aanzien van verbrede landbouw. Daarnaast kan landschapsontwikkeling en -onderhoud zelf een vorm zijn van verbrede landbouw waarbij agrariërs worden betaald voor het aanleggen van landschapselementen en het onderhoud ervan. Ook de ecologische waarde van het buitengebied wordt deels bepaald door de aanwezigheid van landschapselementen. Veelal vormen deze elementen (een deel van) het leefgebied voor kenmerkende soorten die bij dit landschap horen. Agrarische gebieden met landschapselementen kennen een aanmerkelijk grotere biodiversiteit dan zonder deze landschapselementen. De gemeente Oisterwijk wil, samen met vier buurgemeenten de landschaps- en natuurwaarden in het buitengebied versterken. Hiervoor is het belangrijk om te stimuleren dat ook particuliere grondeigenaren maatregelen nemen zoals bijvoorbeeld het realiseren en beheren van poelen, houtwallen en randen. Om die reden willen de vijf gemeenten gezamenlijk met het Waterschap De Dommel gebruikmaken van de provinciale regeling voor het subsidiëren van landschapselementen in het buitengebied. Dit is een "standaard" regeling die voor geheel Noord-Brabant geldt en waarmee cofinanciering door de provincie verkregen kan worden voor de aanleg en het onderhoud van landschapselementen. Gebleken is dat subsidiëring van landschapselementen nodig is om tot een werkelijke verbetering van het landschap op particuliere terreinen te komen. Daarnaast kan bij de uitvoering van een dergelijke regeling de nodige begeleiding plaatsvinden waardoor het kwaliteitsniveau van de maatregelen kan worden verbeterd. Het aansluiten bij de "standaard" regeling van de provincie Noord-Brabant biedt het voordeel van provinciale cofinanciering, een uitgewerkte regeling en een uitgewerkte uitvoeringsorganisatie. Daarnaast is de regeling door de EU goedgekeurd, wat een vereiste is voor een dergelijke regeling. De regeling voldoet aan de eisen die vanuit de landbouw aan een dergelijke regeling worden gesteld. Het biedt agrariërs de mogelijkheid om hun bijdrage aan het landschap te leveren zonder dat zij daar financieel nadeel van ondervinden. Zo wordt naast de aanleg ook het beheer en de gederfde opbrengsten of grondwaardedaling vergoed. Het leidend principe bij deze groene en blauwe diensten zal zijn dat "nieuw groen", "vrij groen" is. Hier moet echter wel een nuance aan worden gebracht:, wanneer zeldzame soorten zich in nieuw groen vestigen komt er nieuwe juridische bescherming om de hoek kijken. Gebiedsplan Rosephoeve/Ontwikkelingsvisie beekherstel Rosep (2005) Ingeklemd tussen het natuurgebied Kampina en het grootschalige agrarische landschap aan de zuidzijde ligt Landgoed Rosephoeve, een particulier landgoed ter grootte van ongeveer 530 ha. Het landgoed maakt deel uit van het stroomgebied Beerze-Reusel. De beek Rosep, waarvan de loop sinds 1850 nagenoeg hetzelfde is, stroomt over het landgoed en bepaalt voor een belangrijk deel het beeld onder meer door de van oudsher beekbegeleidende bossen. De beek _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
is belangrijk voor het aangrenzende natuurgebied Kampina. Het landgoed is vanwege actuele én potentiële natuur- en ecohydrologische kwaliteiten van grote waarde. Omdat deze momenteel onvoldoende tot ontwikkeling komen is door de eigenaar het initiatief genomen om in samenspraak met onder andere de provincie, gemeente Oisterwijk, Natuurmonumenten en het waterschap, het Gebiedsplan Rozephoeve te maken. In 2005 werd eveneens een ontwikkelingsvisie voor het beekdal van de Rosep opgesteld in opdracht van het Waterschap De Dommel. De visie, met name gericht op het grondgebied van het landgoed Rosephoeve en het nabijgelegen ´t Lot, gaat vooral in op de goede mogelijkheden voor beekherstel, waterconservering en waterberging in combinatie met natuurontwikkeling. Zowel het Gebiedsplan Rosephoeve als de ontwikkelingsvisie van de Rosep vormen de basis voor een integrale gebiedsontwikkeling. De gezamenlijke uitgangspunten en te realiseren doelstellingen zijn als volgt vertaald:
benutten van ecologische en hydrologische potenties van het landgoed en omgeving, waaronder herstel van het beekdal van de Rosep, ten gunste van de Kampina; ontwikkelen en behouden van duurzame en substantiële economische dragers om het landgoed en het daarbij behorende landschap in stand te houden; landbouw is hier nadrukkelijk een onderdeel van evenals recreatie en toerisme (geen pretpark, wel verblijf en dagrecreatie); verhogen van de ruimtelijke kwaliteit en versterken van de landschappelijke eenheid onder andere door planontwikkeling MOB-complex Spoordonk en verplaatsing en / of omzetting intensieve veehouderijbedrijven.
Het college heeft besloten om de gebiedsontwikkeling met betrekking tot landgoed De Rosephoeve uit te werken in een concreet uitvoeringsprogramma. Raadsbesluit 2 april 2009 Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad besloten dat in het gebied rond de Heuvelstraat, in het noordelijk deel van het LOG Molenakkers, gelet op het geuraspect, de nieuwvestiging en omschakeling naar intensieve veehouderij niet kan worden toegestaan.
3.5
Conclusie beleidskader
Het in voorgaande paragrafen vermelde beleidskader maakt duidelijk dat er de afgelopen jaren veel nieuw beleid is vastgesteld met betrekking tot de ontwikkeling en inrichting van het landelijk gebied. Het beleidskader omvat zowel kwalitatieve doelstellingen gericht op de koers, perspectieven en opgave van het landelijk gebied in algemene zin als concrete en rechtstreekse randvoorwaarden, uitgangspunten en concrete aanduidingen en projecten voor de inrichting van het buitengebied van Oisterwijk. Voor het opstellen van het bestemmingsplan en de daaraan ten grondslag liggende gebiedsvisie (hoofdstuk 5) zijn de volgende elementen bepalend:
de ruimtelijke zonering van ecologische hoofdstructuur, groenblauwe mantel en agrarisch gebied zoals deze in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte is vastgelegd; de integrale zonering uit de reconstructieplannen vastgelegd in de Verordening Ruimte: extensiverings- verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden (LOG Molenakkers en LOG Stille Wille); de andere aanduidingen uit de Verordening Ruimte met betrekking tot aardkundige waarden, attentiegebieden EHS, natuurherstel, waterberging en beekherstel; de overige aanduidingen uit de reconstructieplannen – met name recreatiedoelen;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
44
de mogelijkheden die de nota Buitengebied in Ontwikkeling/Paraplunota biedt voor nieuwe economische dragers in diverse, door de gemeente te begrenzen deelgebieden; de beleidsuitgangspunten zoals deze voor de verschillende deelgebieden zijn beschreven in de StructuurvisiePlus.
Figuur 3.5.
StructuurvisiePlus
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Hoofdstuk 4
Inventarisatie en analyse functies en ontwikkelingen
van
In dit hoofdstuk komen de belangrijkste in het plangebied voorkomende functies en ontwikkelingen aan de orde. Voor elke functie zijn de huidige situatie en mogelijke toekomstige ontwikkelingen onderzocht. Per functie wordt afgesloten met sectorale aanbevelingen voor de beleidsafweging zoals beschreven in hoofdstuk 5. Deze sectorale aanbevelingen geven weer wat vanuit de functie wenselijke uitgangspunten zijn voor het bestemmingsplan. Bij het opstellen van deze aanbevelingen is nog geen of slechts ten dele rekening gehouden met het overige ruimtelijke beleid (zie hoofdstuk 3) en heeft nog geen afweging met andere functies plaatsgevonden. Met het oog op leesbaarheid en doelmatigheid beperkt deze sectorale analyse zich tot de meest relevante hoofdlijnen in relatie tot de betekenis voor het bestemmingsplan. Voor nadere gegevens en beschouwingen over de beschreven functies wordt verwezen naar achterliggende beleidsdocumenten en onderzoeksrapporten (zie bijlage 1).
4.1
Ontginningsgeschiedenis
Voor een goed begrip van de aspecten water, bodem, natuur, landschap en cultuurhistorie wordt de ontginningsgeschiedenis van het plangebied kort beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie uit de StructuurvisiePlus. Dekzandgebied Van oudsher vestigde de mens zich op hoger gelegen delen in het landschap. In het Brabantse zandgebied zijn de meeste dorpen ontstaan op de overgang van de beekdalen naar de hoger gelegen zandgronden. De lager gelegen beekdalen en grootschalige heidegebieden werden gebruikt voor beweiding door het vee. Deze gebieden leverden tevens de noodzakelijke mest voor de akkerbouwpercelen. Op de hoger gelegen gronden werden (akkerbouw)gewassen verbouwd. Het plangebied bestaat uit diverse dekzandruggen die lopen van zuidwest naar noordoost. Dekzandruggen kenmerken zich door droge, voedselarme en kalkarme zandbodems. Wanneer een gedeelte van het dekzand is weggespoeld of verstoven, komen vlakke, leemrijke delen aan de oppervlakte. Door deze ondoorlatende lagen zijn veel verstoven laagten gevuld met regenwater, al dan niet aangevuld met grondwater en ontstonden de vennen. Het opgestoven zand heeft op het dekzandgebied landduinen gevormd. Beekdalen Het gebied wordt doorsneden door vele beken. De beekdalen zijn doorgaans smal en diep ingesneden. De Voorste Stroom vormt hier een uitzondering op. Hier en daar zijn nog restanten te vinden van de smalle, strookvormige verkaveling: slagenverkaveling. De meest voorkomende bodemtypen in de beekdalen zijn moerige en venige gronden. De grond is zeer vochtig. De van oudsher met de beken verbonden kwelsituaties komen hier en daar nog voor.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
46
Oude akkercomplexen Op de delen van de dekzandruggen die voor de akkerbouw werden gebruikt zijn eerdgronden ontstaan door de jarenlange ophoping met potstalmest (heideplaggen vermengd met mest). Kenmerkend voor de oude akkerbouwcomplexen is de open, bolle ligging met dichte randen (houtwallen). De gronden zijn overwegend droog en relatief kleinschalig. Jonge heideontginningen Als meest recent ontgonnen gebied, kenmerken deze heideontginningen zich door de relatief grootschalige percelen en de verspreide bebouwing. De gronden zijn arm en droog. Beboste stuifzandcomplexen en heide De delen van de hoge dekzandruggen die niet zijn ontgonnen vormen nu de grootschalige bosen heidegebieden. Het is een dicht, reliëfrijk gebied met weinig afzonderlijk te onderscheiden landschapselementen (met uitzondering van de landgoederen zoals Ter Braakloop en de Oude Hondsberg).
4.2
Bodem en water
De opbouw en kwaliteit van bodem en water (de abiotische omstandigheden) zijn bepalend voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de verschillende functies in het plangebied. De bodemkundige en hydrologische omstandigheden bepalen in belangrijke mate de gebruiksmogelijkheden en de aanwezigheid van natuur- en landschapswaarden. In de 20e eeuw is veel ruimte aan het water ontrokken en veel afvalwater direct geloosd op het oppervlaktewater. Er is een dringende noodzaak om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om de waterbeheerder vroegtijdig te betrekken bij de planvorming. Op basis van de beschikbare gegevens wordt in deze paragraaf een beeld geschetst van water en bodem. Bij het opstellen van deze paragraaf is onder andere gebruik gemaakt van bodemkaarten en gegevens van de waterbeheerder. Het waterschap de Dommel heeft het beheer van de waterkwaliteit en -kwantiteit in het gebied. Ten behoeve van voorliggende waterparagraaf hebben meerdere besprekingen plaatsgevonden met het waterschap (o.a. op 12 december 2006 en 12 januari 2010). De resultaten van het overleg zijn in voorliggende paragraaf en in paragraaf 8.2 verwerkt. Wettelijk kader Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader worden toegelicht. Europa:
Kaderrichtlijn Water (KRW);
Nationaal:
Nationale Waterplan (NW); Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21); Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW); Waterwet;
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
47
Provinciaal:
Provinciaal Waterplan; (Ontwerp) Structuurvisie; Verordening Ruimte;
Waterschap:
Waterbeheerplan 2010-2015: Krachtig water;
Gemeentelijk:
Gemeentelijk Rioleringsplan.
Waterschapsbeleid Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015. Onderscheid wordt gemaakt in zes belangrijke (nieuwe) thema's: droge voeten, voldoende water, natuurlijk water, schoon water, schone waterbodems en mooi water. Binnen de kerntaken die er zijn, kiest het waterschap ervoor om twee onderwerpen met hoge prioriteit aan te pakken, te weten het voorkomen van wateroverlast en het herstellen van het watersysteem van Natura 2000-gebieden. Inspanningen zijn met name gericht op het realiseren van de waterbergingsgebieden voor 2015, waarbij de gebieden ten behoeve van het bebouwd gebied de allerhoogste prioriteit hebben. Het herstel en de bescherming van de leefgebieden voor zeldzame planten- en diersoorten in Natura 2000-gebieden zijn urgent. Daarom geeft het waterschap voorrang aan maatregelen in het watersysteem die hieraan bijdragen. Om de eigen doelen, maar ook die van anderen, te bereiken zal het waterschap samenwerken in integrale gebiedsprojecten en over de grenzen van het eigen beheergebied heen. Door van 'buiten naar binnen' te denken en te werken wil de waterbeheerder samen met mede-overheden en partners de publieke middelen zo efficiënt mogelijk benutten. In de Keur Waterschap de Dommel 2009 worden regels gesteld aan lozen, onttrekken, aan- en afvoeren van oppervlaktewater, grondwater en andere handelingen aan het watersysteem. Het is niet toegestaan om zonder vergunning water af te voeren naar oppervlaktewateren in de attentiegebieden (beschermingszone rond de natte natuurparel) en de keurbeschermingsgebieden (gebieden waarvoor een anti-verdrogingsbeleid geldt zoals de Oisterwijkse bossen en vennen, het gebied rond de Reusel). Buiten deze gebieden is het niet toegestaan om zonder vergunning neerslag af te voeren als gevolg van meer dan 2.000 m 2 bebouwing of verharding. Het is niet toegestaan om in de gebieden die aangewezen zijn voor de inrichtingsvariant 'meandering' (zoals de Reusel) of 'natte natuurzone' (zoals de Rosep) zonder vergunning werken uit te voeren of graafwerkzaamheden te verrichten. Gemeentelijk beleid Op 18 december 2008 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2009-2016 vastgesteld. In het GRP wordt ingegaan op de drie zorgplichten die de gemeente heeft (de zorgplicht voor afvoer van het stedelijk afvalwater, zorgplicht voor afstromend hemelwater en de zorgplicht voor afstromend grondwater). Voor het bestemmingsplan is de zorgplicht voor het afstomend hemelwater van belang. In het GRP zijn de volgende doelstellingen en beleidsuitgangspunten vastgelegd. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de Kader Richtlijn Water zoals, bescherming volksgezondheid, droge voeten, voldoende water, schoon water, schone waterbodem en mooi en natuurlijk water.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
48
De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De voorzieningen voor stedelijk afvalwater, regen en grondwater dragen daaraan bij. Ze waarborgen maatschappelijke belangen zoals: Bescherming van de Door de verwijdering volksgezondheid leefomgeving. Droge voeten voldoende water
van
stedelijk
afvalwater
uit
de
directe
en Door de inzameling en verwerking van hemelwater (en mogelijk grondwater) verwijdert de gemeente water uit de bebouwde omgeving of voegt de gemeente water toe aan de omgeving.
Schoon water en een Door de aanleg van voorzieningen voorkomt de gemeente dat schone bodem ongezuiverd stedelijk afvalwater of verontreinigd regenwater op of in de bodem of het oppervlaktewater terechtkomt. Mooi en water
natuurlijk Door de inrichting en het onderhoud van waterpartijen zorgt de gemeente voor een zo aantrekkelijk en natuurlijk mogelijk beeld van water in de openbare ruimte waardoor de belevingswaarde toeneemt of gelijk blijft.
Uitgangspunt voor de zorgplicht voor afstromend hemelwater is dat iedereen het hemelwater dat op eigen terrein valt ook op eigen terrein moet verwerken. Er zijn natuurlijk altijd terreinen waar dit niet mogelijk is. In andere gevallen zullen bijvoorbeeld bouwers er voor kiezen om de 'zorg' over te dragen aan de gemeente. Als een perceel volledig bebouwd wordt kan de bouwer in overleg het water naar de gemeente af laten vloeien. De kosten voor opvang en transport moeten dan wel betaald worden aan de gemeente. Dit kan via het verbreed rioolrecht en voor eerste aanleg via een overeenkomst met een bouwer. De gemeente heeft de plicht het afvloeiende water te ontvangen en af te voeren. Deze zorgplicht heeft het karakter van een resultaatsverplichting. Er is geen vrijblijvendheid. De gemeente moet zorg dragen voor een doelmatige inzameling van het afvloeiende hemelwater. Daarmee wordt bedoeld dat voor die gevallen waarin op eigen terrein geen afdoende mogelijkheden aanwezig zijn, in openbaar terrein voorzieningen voor opvang, buffering, transport en/of verwerking aangelegd worden. Binnen de gemeente Oisterwijk is in de meeste gebieden hemelwater redelijk tot goed te infiltreren in de ondergrond. Om de nieuwe zorgplicht vorm te geven zijn beleidsuitgangspunten opgesteld. Daarbij is onderscheid gemaakt naar locatie en bijvoorbeeld nieuwbouw en bestaande omgeving. Voor het buitengebied geldt:
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
Bestaand bestemmingsplan bij aanwezigheid van vrijvervalriolering Uitgangspunten Voor het bouwen binnen bestaande bestemmingsplannen wordt opvang en verwerken afkoppeling en aanleg van infiltratievoorzieningen op eigen terrein hemelwater verplicht gesteld. Een infiltratievoorziening mag voorzien worden van een noodoverlaat. Water vanuit deze noodoverlaat wordt alleen geaccepteerd als dit bovengronds op de erfgrens wordt aangeboden. In het bijzondere geval dat voorzieningen op eigen terrein niet mogelijk zijn wordt een maatwerk oplossing geboden. De kosten van deze maatwerkoplossing zijn voor rekening van de ontwikkelaar/bouwer. Bestaand bestemmingsplan met drukriolering (voornamelijk buitengebied) Voorschriften lozing
Hemelwater lozen op de drukriolering is in alle gevallen verboden. Opvang, berging en infiltratie van hemelwater moet op eigen terrein gerealiseerd worden. Een infiltratievoorziening mag voorzien worden van een noodoverlaat. Water vanuit deze noodoverlaat wordt alleen geaccepteerd als dit bovengronds op de erfgrens wordt aangeboden. n het bijzondere geval dat voorzieningen op eigen terrein niet mogelijk zijn, wordt een maatwerk oplossing geboden. De kosten van deze maatwerkoplossing zijn voor rekening van de ontwikkelaar/bouwer.
Huidige situatie Voor een goed begrip van de abiotische omstandigheden wordt tevens verwezen naar de ontstaansgeschiedenis zoals beschreven in paragraaf 4.1. In deze paragraaf worden achtereenvolgens de bodemopbouw, het grondwater, het oppervlaktewater en de waterkwaliteit beschreven. Bodemopbouw De bodem bestaat voornamelijk uit enkeerdgronden en zwaklemig fijn zand. In de natuurgebieden tussen Oisterwijk en Moergestel bestaat de bodem veelal uit leemarm zand in stuifduinen. Ten zuiden van Moergestel is een zanddek aanwezig op veengronden. Dit zijn relatief arme zandige gronden (dunne humushoudende laag) die relatief droogtegevoelig zijn. In het beekdal van de Reusel komen voornamelijk lage enkeerdgronden voor. De hoogstgelegen gronden liggen in de omgeving van Heuvelstraat, op circa 14,0 m + N.A.P. De laagstgelegen gronden liggen ten zuiden van de kern Oisterwijk, op circa 8,0 m + N.A.P. nabij het Klompven. Daarmee maakt het gebied deel uit van het deelgebied hoge zandgronden in Hoog-Nederland. Grondwater Het plangebied is grotendeels als intermediair gebied aan te duiden. Dit betekent dat in het gebied afwisselend kwel- en infiltratie plaatsvindt. De kwel die in de intermediaire gebieden optreedt, zal hoofdzakelijk ondiepe kwel zijn. Er is dan sprake van een opwaartse stroming van grondwater, bestaande uit in de omgeving geïnfiltreerde neerslag. Rondom en in de natuurgebieden komen delen voor die als infiltratiegebied zijn aan te merken. In de lagere gebieden van de beekdalen is sprake van een kwelsituatie. Het betreft hier ondiepe slootkwel. Een groot deel van het plangebied valt onder de hydrologische gevoelige delen van de Groene Hoofdstructuur, zoals de Oisterwijkse bossen en Vennen en het Helsbroek. De grondwaterstand in het gebied is vrij laag (oude akkerbouwcomplexen en jonge ontginningen) tot laag (hoge dekzandgronden: grondwatertrap VI). Een uitzondering hierop vormen de beekdalen. Hier is de grondwaterstand relatief hoog (kwel: grondwatertrap II). Door
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
50
het jaar heen kan de grondwaterstand hier fluctueren, het grondwater en de beken hebben een grote invloed op elkaar. Oppervlaktewater Het plangebied maakt onderdeel uit van het hoofdstroomgebied van de Dommel. Het hoofdstroomgebied de Dommel bestaat uit 3 stroomgebieden en het plangebied is gelegen in het stroomgebied Beerze Reusel. Dit stroomgebied wordt gevormd door de beken Nieuwe Leij, Beerze, Reusel en de Aa. De Nieuwe Leij ontspringt in België; bovenlopen zijn de Poppelsche en Rovertsche Leij. Ten zuiden van Goirle vloeien deze twee bovenlopen samen tot de Nieuwe Leij, met daarnaast gelegen de Oude Leij. Ten oosten van Tilburg, nadat de beek met een sifon onder het Wilhelminakanaal is doorgegaan, heet de beek Voorste Stroom. De beken Beerze en Reusel ontspringen beiden op het Kempisch Plateau ten zuiden van de plaatsen Reusel, Bladel en Hapert. De bovenlopen van de Reusel zijn de Belevensche Loop, Hoevensche Loopje, Rouwenbochtloop en Raamsloop. Ter hoogte van Oisterwijk wordt de Reusel de Achterste Stroom. De Voorste en Achterste Stroom komen ten oosten van Oisterwijk samen en vanaf daar heet de beek Essche Stroom. Ten oosten van Oisterwijk stroomt ook de Rosep in de Essche Stroom. De Aa of Goorloop en Dalemstroompje vloeien bij Hapert samen tot de Groote Beerze. De Groote en Kleine Beerze komen op het Landgoed Baest ten noorden van Middelbeers samen. Vanaf daar heet de beek Beerze. Na tien kilometer, ter hoogte van Boxtel, splitst de Beerze zich in het Smalwater en Kleine Aa of Dommeltje. Het Smalwater stroomt bij Boxtel de Dommel in, terwijl de Kleine Aa of Dommeltje via de Essche Stroom vervolgens bij St. Michielsgestel in de Dommel stroomt. Belangrijke stilstaande wateren in het plangebied komen voor in de vorm van een groot aantal vennen in de Oisterwijkse bossen en vennen, zoals het Galgeven en het Kolkven. Het oppervlaktewatersysteem in het plangebied bestaat uit deze beken en het (gegraven) onten afwateringsstelsel in de landbouw- en natuurgebieden. Waterkwantiteit Door de ligging op het Kempisch Plateau in combinatie met een sterke ontwatering en afwatering vallen de bovenlopen van de (zij)beken 's zomers vaak droog en is de basisafvoer in de zomer laag. Dit heeft (te) lage peilen en (te) lage stroomsnelheden tot gevolg. De rechte sloten en grillige oude beeklopen vormen de structuur om het water aan te voeren, te bergen en / of af te voeren. Het peilbeheer is hierbij afgestemd op de aanwezige grondgebruiksfunctie in het gebied: landbouw, stedelijk gebied, natuurwaarden en waterbuffering. Voor wat betreft waterkwantiteit is voorts Waterbeheer 21 e eeuw van belang. Het versneld afvoeren van overtollig water is niet langer gewenst. (Regen)water dient in eerste instantie vastgehouden te worden in het gebied, opgevangen te worden in een waterberging en pas in laatste instantie afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. In diverse plannen wordt melding gemaakt van de noodzaak tot waterberging in het agrarische gebied bij de Reusel en de Voorste Stroom. Langs de Beerze is binnen het plangebied al een inundatiegebied ingericht. De verwachte aanpassing van het rioleringsstelsel (afkoppelen regenwater en aanpak overstorten) leiden eveneens tot de behoefte aan extra waterberging dicht bij de kernen (met name bij Oisterwijk, Gemeentelijk Rioleringsplan).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Waterkwaliteit Het diepe grondwater afkomstig van de hoge zandgronden heeft een bijzonder goede kwaliteit. Het oppervlaktewater in het plangebied is, net als in veel andere buitengebieden matig van kwaliteit. Dit wordt onder meer veroorzaakt door uit- en afspoeling van meststoffen en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw, riooloverstorten en effluent van RWZI's, verontreinigingen vanuit de stedelijke gebieden en de inlaat van gebiedsvreemd (en verontreinigd) inlaatwater. Vrijwel alle vennen zijn verzuurd, geëutrofieerd en/of verdroogd (bron: Waterbeheerplan 2001-2004, Waterschap de Dommel). Gezien de huidige milieukwaliteit is de kans op spontaan herstel op korte termijn nihil. De provincie heeft in 1998 een onderzoek afgerond naar kansen voor behoud en herstel van de kenmerkende leefgemeenschappen van vennen in Noord-Brabant (De vennen verkend, 1998). Alleen op basis van effectgerichte maatregelen zijn er herstelkansen. De vennen die door het grondwater worden gevoed, hebben geprofiteerd van de verbeterde grondwatersituatie. Voor een aantal door regenwater gevoede vennen zijn maatregelen genomen die de verzuring een halt toeroepen. Veel vennen kunnen echter niet meer worden gered, omdat de hydrologische situatie te zeer verstoord blijkt te zijn. Kaderrichtlijn Water In het verleden zijn er vanuit de Europese Unie vele richtlijnen verschenen die (indirect) invloed hebben op water (onder andere Nitraatrichtlijn, Zwemwaterrichtlijn). Om tot een meer integrale Europese aanpak van water te komen is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. Het vastleggen van de doelstellingen is verplicht, maar de weg ernaartoe wordt niet centraal gestuurd. Doelstellingen moeten vertaald worden in maatregelen, deze maatregelen moeten op maatschappelijke haalbaarheid worden getoetst en indien noodzakelijk worden bijgesteld. Vervolgens moeten de maatregelen op straffe van een boete worden uitgevoerd. In het plangebied zijn geen nieuwe, niet eerder genoemde maatregelen te verwachten. Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005 In de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant 2005 zijn de gebieden vastgelegd die aangemerkt worden als "beschermde gebieden waterhuishouding" en "attentiegebieden". Deze gebieden zijn vertaald in de "natte natuurparels en de 500 meter beschermingszone" in de reconstructieplannen. Toekomstige ontwikkelingen Conform het huidige beleid, streven waterbeheerder en gemeente naar een duurzamer waterbeheer in het plangebied. Uitgangspunten daarbij zijn:
bevorderen van de veiligheid (tegengaan van overstromingen en wateroverlast); voorzien in waterberging, zowel bij de kernen ten behoeve van de opvang van afgekoppeld regenwater uit de kernen als in het landelijke gebied; overal en altijd streven naar de juiste hoeveelheid water van een goede kwaliteit in relatie tot de functie van een gebied, waarbij rekening wordt gehouden met herstel en ontwikkeling van natuurlijke processen; herstellen, bevorderen en benutten van de natuurlijke kwaliteiten van het watersysteem; behouden en versterken van de herkenbaarheid van het water als beeldbepalend en cultuurhistorisch element in het landschap.
In de reconstructieplannen hebben deze uitgangspunten ook een plaats gekregen door de aanwijzing van gebieden voor waterberging en de wens tot beekherstel.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
52
Verwacht wordt dat in de toekomst de waterkwaliteit zal verbeteren. Het aangescherpte mestbeleid en de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water zullen hieraan bijdragen evenals de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsplan en het op basis van vrijwilligheid meewerken aan een natuurlijker waterbeheer. De maatregelen die op basis van deze richtlijnen en plannen zullen worden genomen zijn slechts in beperkte mate ruimtelijk relevant en / of nog onvoldoende concreet om bestemmingsplanmatig geregeld te kunnen worden. Op basis van het voorgaande zijn de belangrijkste ruimtelijk relevante consequenties die een plaats in het bestemmingsplan moeten krijgen de volgende:
rekening houden met functieverandering van agrarische gronden naar waterberging; rekening houden met functieverandering ten behoeve van de realisatie van natte ecologische verbindingszones; rekening houden met functieveranderingen ten behoeve van beekherstel; bescherming bieden aan natuurwaarden die sterk gerelateerd zijn aan water.
Sectorale bouwstenen voor beleid Voor de aspecten bodem en water worden de volgende bouwstenen voor het beleid geformuleerd:
vanuit de faciliterende rol van waterbeheer streven naar een optimale waterhuishoudkundige situatie voor de verschillende grondgebruiksfuncties; realiseren van waterberging langs de Reusel en de Voorste Stroom en handhaven van de bestaande inundatiegebieden langs onder andere de Voorste Stroom en de Beerze; realiseren van waterberging nabij de kernen voor opvang van water uit het bebouwde gebied; herstellen van het natuurlijke verloop van diverse beken en inrichten van de ecologische verbindingszones; verbeteren van de waterkwaliteit.
4.3
Natuur
Huidige situatie Voor de beschrijving van de natuurwaarden is gebruik gemaakt van provinciale gegevens (gedetailleerde kaarten GHS en achterliggende kaarten van biotopen) alsmede van de informatie behorende bij de aanwijzing tot Natura 2000-gebied. De ontginningsgeschiedenis en abiotische omstandigheden (zie par. 4.1. en 4.2.) zijn mede van invloed (geweest) op de aard van de natuurwaarden. In het plangebied komen de volgende waardevolle biotopen voor (zie figuur 4.1). 1. Vogels van heide en bossen Belangrijke gebieden voor bosvogels onderscheiden zich door het voorkomen van vogelsoorten die of kenmerkend zijn voor droge, halfopen bossen, heidegebied en zandverstuivingen of typerend zijn voor natte bossen. De biotoopeisen van bosvogels laten zich moeilijk combineren met een agrarisch grondgebruik en zijn voor de vogelsoorten van de droge bos- en heidemilieus wezenlijk anders dan die voor de natte bossen. Een kleinschalige overgang van het bos naar het agrarisch gebied en de aanwezigheid van moerassige terreinen zijn van belang.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
2. Weidevogels, zwanen en ganzen Weidevogels bevinden zich in open landschappen. Openheid, rust en natte graslanden zijn bepalend voor de aanwezigheid van deze soorten. Zwanen en ganzen gebruiken de natte graslanden vooral om te foerageren. De biotoopeisen zijn aaneengesloten graslanden met vooral in het voorjaar een hoge waterstand, openheid en rust. 3. Vogels van moerassen en kleine wateren Moerasvogelgebieden worden gekenmerkt door het voorkomen van bedreigde soorten als de bruine kiekendief, zomertaling, roerdomp en rietzanger en door een grote afwisseling in wateroppervlak en opgaande begroeiing. De eisen die moerasvogels aan hun biotoop stellen zijn over het algemeen niet te combineren met een agrarische bedrijfsvoering. Het beheer in de agrarische gebieden rondom de moerasgebieden kan echter op behoud en herstel van de natuurwaarden van het moerasgebied worden afgestemd. De negatieve invloed vanuit de landbouw als gevolg van ontwatering en eutrofiering kan worden beperkt. 4. Struweelvogels Struweelvogels broeden en foerageren in hagen, houtwallen en struwelen bestaande uit opgaande bomen en struiken met een ondergroei van ruigtekruiden. Ook erfbeplantingen voldoen. Voor de struweelvogels dienen de dichtheid en lengte van landschapselementen in het agrarisch gebied gehandhaafd of uitgebreid te worden. 5. Bijzondere planten en plantengemeenschappen Met name op de plaatsen waar sprake is van kwel, een afwijkende bodem of minder intensief benutte gronden voor de landbouw (overhoeken, slootkanten) zijn waardevolle planten te vinden. 6. Diersoorten van stromend water De kerngebieden voor dieren van stromend water zijn geselecteerd op het voorkomen van diersoorten die typerend zijn voor stromend zuiver water. Maatregelen die een positief effect hebben op de aanwezigheid van deze dieren zijn gericht op het reguleren van de piekafvoer, oeverbeheer, waterkwaliteit en op meandering van de waterloop. 7. Dagvlinders natte biotopen Deze vlinders leven in natte, open moerassige terreinen met dopheide en kruidenrijke graslanden te midden van open tot half open bossen, of ze komen voor in half open bossen met kruidenrijke bermen of weilanden en kleine poeltjes. In graslanden die intensief gebruikt en bemest worden zijn ze slechts in geringe mate aanwezig. De dagvlinders zijn derhalve gebaat bij de aanwezigheid van extensief beheerde vochtige graslandjes met aan de randen van het agrarische gebied hagen of houtwallen voor beschutting. 8. Amfibieën en reptielen Amfibieën (salamanders, kikkers en padden) en reptielen (hagedissen en slangen) komen voor in droge milieus zoals zandverstuivingen en heidevelden terwijl andere soorten een voorkeur hebben voor kleine plassen, vennetjes en natte heideterreinen. Voor deze diersoorten zijn drie aspecten van belang: kwalitatief goede voortplantingsbiotopen, goede foerageergebieden en veilige en rustige winterverblijfplaatsen. Het streefbeeld bestaat dan ook uit een voortplantingsbiotoop (ven of poel) met in de directe omgeving kleine landschapselementen, graslanden en kruidenrijke zomen. Bescherming van kleine landschapselementen levert een belangrijke bijdrage aan de bescherming en uitbreiding van deze diersoorten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
54
Natura 2000 De aanwijzing van het gebied Kampina en Oisterwijkse Vennen tot Natura-2000 gebied (zie ook par. 3.1.) is gebaseerd op het voorkomen van 4 bijzondere natuurlijke habitattypen (soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems, actief hoogveen, kalkhoudende moerassen en bossen op alluviale gronden) en 4 prioritair te beschermen soorten (gestreepte waterroofkever, kleine modderkruiper, kamsalamander en drijvende waterweegbree). Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Het streven om te komen tot een Ecologische Hoofdstructuur is geconcretiseerd door het aanwijzen van gebieden voor instandhouding dan wel versterking van bestaande natuur, gebieden voor ontwikkeling van nieuwe natuur en de aanwijzing van zones die ecologische verbindingen moeten gaan vormen. Gronden voor nieuwe natuur zijn daarbij aangewezen als natuurontwikkelingsgebied, reservaatgebied of beheersgebied. Agrarische gebieden die zijn aangewezen als natuurontwikkelingsgebied of reservaatgebied kunnen, op basis van vrijwilligheid, omgezet worden in natuurgebied. Beheersgebieden behouden de agrarische functie, door een aangepast agrarisch gebruik kunnen natuurwaarden worden ontwikkeld. Bij de realisering voortrekkersrol.
van
ecologische
verbindingszones
vervult
het
waterschap
een
Binnen de gehele ecologische hoofdstructuur (bestaande en nieuw te ontwikkelen natuur) zijn de beoogde natuurdoeltypen benoemd in het Natuurgebiedsplan van de provincie Noord-Brabant. In het gebied rond de Voorste Stroom en de Reusel zijn voornamelijk reservaatgebieden en natuurontwikkelingsgebieden aangewezen. Het gebied ten oosten van de Oirschotsebaan is hoofdzakelijk aangewezen als beheersgebied. Samenvattend Uit figuur 4.1 blijkt dat veel biotopen in combinatie met elkaar voorkomen en dat de meeste gelegen zijn in het Oisterwijkse bossen- en vennengebied en het aangrenzende Kampina. In het gebied Belversche Bergen-Klein Goor-Groot Goor-Balsvoort is een grote soortenrijkdom aanwezig met vogels van heide en bossen, bijzondere planten en plantengemeenschappen, dagvlinders van natte biotopen, amfibieën en reptielen. Opvallend is dat in het grote middengebied rondom het Kolkven en het Voorste Goorven weinig bijzondere dieren worden gesignaleerd (wel bijzondere plantengemeenschappen). Het bosgebied rond het Bergh- of Galgeven vormt een geschikte biotoop voor amfibieën en reptielen. In de bossen bij de Kerkeindse Heide komen met name vogels van heide en bossen voor. Voldoen aan de biotoopeisen en daarmee verder ontwikkelen van natuurwaarden zou in de bestaande bos-, heide- en vennengebieden mogelijk moeten zijn. De bos-, heide- en vennengebieden zijn in de EHS aangemerkt als bestaande natuur. Diersoorten van stromend water komen voor in de Beerze, een gedeelte van de Rosep en een relatief klein gedeelte van de Reusel. Het agrarische gebied rondom de natuurgebiedjes in het westelijke gedeelte van het stroomgebied van de Voorste Stroom vormt een waardevolle biotoop voor vogels van moerassen en kleine wateren. Het agrarisch gebruik kan hier een negatieve invloed hebben op het leefgebied door met name eutrofiering en ontwatering. Langs de Voorste Stroom zijn grotere gebieden dan de huidige biotopen aangewezen als natuurontwikkelingsgebied en reservaatgebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
Het agrarische gedeelte van de Kerkeindse Heide is een leefgebied voor struweelvogels. Behoud van landschapselementen (waaronder erfbeplanting en bermbeplanting) is hier van belang. Het gebied is niet opgenomen in de EHS. Het agrarische gebied rond de Reusel kent een verscheidenheid aan biotopen met weidevogels, zwanen, ganzen, struweelvogels, bijzondere planten en plantengemeenschappen en een klein gebiedje met dagvlinders van natte biotopen. Bijzonder is het voorkomen van blauwgras en orchideeën in het Helsbroek. De biotoopeisen zijn hier natte graslanden met rust en openheid. Een aantal biotoopgebieden voor weidevogels, zwanen en ganzen zijn niet opgenomen in de EHS, andere gebieden zijn aangewezen tot natuurontwikkelings- of reservaatgebied. De gronden aan weerszijden van de Reusel, ter hoogte van de kern Moergestel, waar geen bijzondere biotoop is onderscheiden, zijn aangewezen als natuurontwikkelingsgebied. Bijzonder zijn tot slot de agrarische percelen ten oosten en deels ten westen van de Oirschotsebaan. In of grenzend aan deze gebieden komen bosvogels, weidevogels, zwanen, ganzen, bijzondere planten en plantengemeenschappen, dagvlinders van natte biotopen en amfibieën en reptielen voor. Deze leefgemeenschappen hebben specifieke wensen voor de agrarische gronden; natte graslanden, kleinschalig, extensief, kruidenrijk, begrensd door landschapselementen. De biotoopgebieden zijn grotendeels (maar niet volledig) aangewezen als beheersgebied. Toekomstige ontwikkelingen Het toekomstperspectief voor de natuur wordt in belangrijke mate bepaald door de inspanningen in het kader van natuurbeleid en de autonome ontwikkelingen in de landbouw. Verwezenlijken ecologische hoofdstructuur (EHS) Het behoud en de versterking van bestaande natuur en de realisering van nieuwe natuur en ecologische verbindingszones is binnen de plantermijn te verwachten aangezien zij tevens een belangrijk onderdeel vormen van de reconstructieplannen (waarin een versnelde realisatie van de EHS en ecologische verbindingszones wordt nagestreefd) en er extra inspanningen worden gedaan voor de realisatie van het Groene Woud. Langs de Reusel zijn agrarische gronden in het kader van de landinrichting toebedeeld aan terreinbeherende instanties. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de EHS- natuurontwikkelingsgebieden. Groenblauwe mantel Het behoud en de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur is mede afhankelijk van de mate waarin het buffergebied rond de EHS wordt voorzien van een planologische bescherming.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
56
Figuur 4.1.
Biotopen
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
Autonome ontwikkelingen in de landbouw Door het aangescherpte milieubeleid wordt de agrarische sector aangespoord om de milieubelasting terug te dringen, met name door het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mineralenverliezen. Als deze inspanningen succes hebben, neemt de waterkwaliteit toe, hetgeen voor alle relevante ecologische processen in het gebied een positieve ontwikkeling is. Daarnaast kan de groeiende belangstelling voor agrarisch natuurbeheer binnen de agrarische bedrijven een positieve bijdrage leveren aan de (ontwikkeling van) natuurwaarden in het plangebied. Met betrekking tot natuurvriendelijk perceelsrandenbeheer kan bijvoorbeeld natuurwinst worden geboekt. Daar staat tegenover dat een verdere intensivering van het grondgebruik, in de vorm van verbetering van de externe productiefactoren voor de landbouw (bijvoorbeeld het dempen van sloten of het aanleggen van verhardingen) of uitbreiding van andere teelten dan akker- en grasland negatieve gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied kan hebben. Sectorale bouwstenen voor beleid Op basis van de huidige ecologische kwaliteiten van het plangebied en de autonome en beleidsmatige ontwikkelingen, wordt vanuit natuur de volgende bouwstenen voor het bestemmingsplan geformuleerd:
behouden en beschermen van bestaande natuurgebieden en / of gebieden met natuurwaarden (de ecologische hoofdstructuur); ontwikkelen van een bufferzone rond de ecologische hoofdstructuur (groenblauwe mantel); ontwikkelen en realiseren van de ecologische verbindingszones Wilhelminakanaal, Voorste Stroom, Achterste Stroom en (een klein gedeelte van de) Reusel; behouden van de openheid, rust en het natte graslandareaal in het agrarisch gebied rondom de Reusel; behouden en ontwikkelen van bermbeplanting, erfbeplanting en kleinschalige landschapselementen in het agrarische gebied Kerkeindse Heide; behoud en ontwikkeling van kleinschalig landschap met vennetjes of poelen, landschapselementen, extensief gebruikte graslanden en kruidenrijke zomen in het gebied ten oosten en westen van de Oirschotsebaan.
4.4
Landschap, archeologie en cultuurhistorie
Huidige situatie landschap Landschapstypen De ontginningsgeschiedenis verschaft inzicht in de samenhang tussen het abiotische basissysteem (zoals bodemgesteldheid en waterkwaliteit) en de menselijke occupatie. De mate waarin de geschiedenis afleesbaar is in het huidige landschap, is medebepalend voor de waardering van het landschap. Op basis van de in paragraaf 4.1. beschreven ontginningsgeschiedenis, de hoofdzonering uit de Interimstructuurvisie, de informatie uit de StructuurvisiePlus, een veldbezoek en de informatie die via de provincie, aanvullend beschikbaar is gesteld, kunnen de volgende landschapstypen in Oisterwijk als waardevol worden onderscheiden (zie figuur 4.2):
de herkenbare delen van de beekdalen van de Voorste Stroom, Achterste Stoom, de Reusel, het Spruitenstroompje, de Rosep en de Beerze; de beboste stuifzandcomplexen met daarin gelegen de bijzondere vennen en landduinen; de heidevelden; de oude akkerbouwcomplexen waarbij de complexen zuidelijk van de Oisterwijkse bossen en vennen nog het meest intact zijn;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
58
de historische groenstructuren voor zover deze niet in het beekdal of in het beboste stuifzandcomplex zijn gelegen.
De jonge heideontginningen worden over het algemeen als landschapstype als minder waardevol aangemerkt hoewel ook hier sprake kan zijn van waardevolle landschapselementen, fraaie erfbeplantingen of waardevolle solitaire bomen. Kwetsbaarheid landschap Samenhang, herkenbaarheid en identiteit van het landschapspatroon zijn vooral kwetsbaar voor veranderingen in het grondgebruik, de bepalende factor in een cultuurlandschap. Behoud of versterking van de landschappelijke kwaliteit zal dan ook gestuurd moeten worden via het grondgebruik. Daarnaast is het landschap kwetsbaar voor aantasting van elementen en patronen of het verwaarlozen van karakteristieke beplanting en bebouwing. De gemeente heeft in het kader van de landinrichting aangegeven onverharde wegen als karakteristieke patronen te willen handhaven. Archeologie en cultuurhistorie Ten behoeve van de inventarisatie is gebruik gemaakt van drie provinciale bronnen te weten de "Cultuurhistorische waardenkaart" (vastgesteld 26 september 2006), de "Aardkundig waardevolle gebiedenkaart Noord-Brabant" (30 november 2004) en de "Nota Belvedère 2001" (begrenzing van Belvedèregebied Dommeldal). Cultuurhistorische waardenkaart (CHW) De CHW vormt het kader voor het inhoudelijke cultuurhistorische beleid met behulp waarvan dat beleid getoetst en ontwikkeld kan worden. Op de cultuurhistorische waardenkaart zijn zeven aanduidingen opgenomen (historische bouwkunst, historische stedenbouw, historische geografie (lijnen en vlakken), historische groenstructuren, historische zichtrelaties, archeologische monumenten en indicatieve archeologische waarden). Voor het plangebied zijn de volgende aanduidingen van belang en voor zover relevant ook weergegeven op figuur 4.2. Historische bouwkunst Op de CHW zijn de rijksmonumenten en de cultuurhistorisch waardevolle panden uit een provinciale inventarisatie (MIP panden) weergegeven. Een gedeelte van deze MIP panden hebben een formele status gekregen met de aanwijzing "gemeentelijk monument". In het plangebied komen 18 woningen of bijgebouwen voor die aangemerkt zijn als rijksmonument. Daarnaast zijn 49 panden en elementen (zoals de Rypperda-bank en de Rosepdreef) die op de gemeentelijk monumentenlijst staan (zie ook bijlage 3). Historische Stedenbouw De combinatie van een historisch gegroeide ruimtelijke structuur en historische bebouwing heeft geleid tot aanwijzing van het centrum van Oisterwijk (zeer hoge historische waarde), de omgeving van het Klompven (hoge waarde) en Heukelom - Laag Heukelom (redelijk hoge waarden). Historische Geografie Met de historische geografie wordt bedoeld de ruimtelijke neerslag van de aanpassingen die de mens in de loop der eeuwen heeft gedaan aan de natuurlijke omgeving. Het betreft zowel lijnelementen (zoals wegen en waterlopen) als grotere elementen zoals landgoederen. In het plangebied zijn Vossenhoorn - Heikant en de oprit naar Zonnewende aangemerkt als twee lijnelementen met zeer hoge waarden. Vele wegen in de omgeving van Heukelom, landgoed Ter Braakloop, Zonnewende, de Hild, de Gement, Oirschotsebaan, Posthoorn, Heistraat en _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Rosepdreef hebben een hoge waarde. Als historisch landschappelijk vlak met zeer hoge waarde is Kampina (Belversche Bergen, Klein Goor, Balsvoort, Klokketorenven, dal van de Beerze) aangewezen. Hoge waarden worden toegekend aan het gebied omgeving Bergh- of Galgeven (dal Voorste Stroom, landgoed Ter Braakloop, De Brekxsche Hoven, omgeving Zonnewende en Dennenhoef), Hildsven en omgeving Heusdensebaan - Oisterwijkseweg. Het Oisterwijkse Heide gebied (omgeving van Swinderenlaan) heeft een redelijk hoge waarde. Historische Groenstructuren Vele historisch geografisch waardevolle vlakken in Oisterwijk zijn ook historisch waardevolle groenstructuren (Kampina, Logtse Heide, Oisterwijkse Heide, Oude Hondsberg, Brekxsche Hoven, dal Voorste Stroom). Waardevolle groenstructuren zijn voorts gelegen in het gebied ten noordwesten van de kern Oisterwijk (omgeving Molenbaan), omgeving Kleine Oisterwijkse Heide, Hildsven, Kerkeindsche Heide (omgeving Heistraat) en Heiligenboom-Zandstraat. Historische Zichtrelaties Relevant voor Oisterwijk zijn de molenbiotopen. Molenbiotopen zijn cirkelvormige zones rond traditionele windmolens, die van belang zijn voor de windvang en voor de landschappelijke uitstraling. Deze zones hebben in de vigerende bestemmingsplannen een straal van 500 meter en zijn gelegen rond de Standerdmolen in Moergestel en de Kerkhovense molen aan de Pannenschuurlaan in Oisterwijk. Archeologie Archeologische monumenten Als basis voor de CHW dient de huidige, actuele kennis van het archeologisch bodemarchief in Noord-Brabant zoals vastgelegd in de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de AMK zijn de terreinen vermeld met bekende archeologische waarden. Deze AMK-terreinen bevatten archeologische monumenten die in aanmerking komen voor behoud in situ (behoud in de oorspronkelijke toestand). Voor deze terreinen geldt dat de geconstateerde archeologische waarde in de bestemming van het terrein tot uitdrukking komt (eventueel via een medebestemming). In het plangebied bevinden zich vijf archeologische monumenten (AMK-terreinen): vier ten zuiden van de kern Moergestel en één aan de oostzijde van de kern Oisterwijk. Deze monumenten zijn aangegeven op figuur 4.2. De beschrijving van deze archeologische monumenten is onderstaand vermeld4. Monumentnummer
2111
Archeologische waarde: Hoge archeologische waarde. Plaats:
Heuvelstraat te Moergestel.
Toponiem:
Molenakkers.
Omschrijving:
Terrein met sporen van begravingen uit de Late Bronstijd – IJzertijd.
Huidige bescherming:
Aangeduid op de plankaart, omgevingsvergunning voor uitvoeren van werken of werkzaamheden van toepassing.
Monumentnummer
2112
het
Archeologische waarde: Hoge archeologische waarde. Plaats:
Heuvelstraat te Moergestel.
Toponiem:
Molenakkers.
Omschrijving:
Terrein
met
sporen
van
bewoning
uit
de
vroege
en
late
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
60
middeleeuwen. Huidige bescherming:
Aangeduid op de plankaart, omgevingsvergunning voor uitvoeren van werken of werkzaamheden van toepassing.
Monumentnummer
2105
het
Archeologische waarde: Terrein van hoge archeologische waarde. Plaats:
Heuvelstraat te Moergestel.
Toponiem:
Servennenstraat.
Omschrijving:
Terrein met sporen van bewoning uit waarschijnlijk de IJzertijd.
Huidige bescherming:
Aangeduid op de plankaart, omgevingsvergunning voor uitvoeren van werken of werkzaamheden van toepassing.
Monumentnummer
2082
het
Archeologische waarde: Terrein van hoge archeologische waarde. Plaats:
Zelt Moergestel.
Toponiem:
De Vrijhoef.
Omschrijving:
Terrein met sporen van bewoning / nederzetting uit het Neolithicum en hoogstwaarschijnlijk uit de IJzertijd – Romeinse tijd.
Huidige bescherming:
Geen aanduiding op de plankaart.
Monumentnummer
2084
Archeologische waarde: Terrein van hoge archeologische waarde. Plaats:
Oisterwijk.
Toponiem:
Gemullenhoeken, Ter Borch.
Omschrijving:
Terrein met waarschijnlijk sporen van versterking (mottekasteel) uit de 11e – 12e eeuw. Het kasteel is afgebroken in de 14e eeuw en gedeeltelijk afgegraven tussen 1730 – 1830. Bij booronderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een kasteel ter plaatse. Het monument ligt in vrij laag terrein (beekdalbodem zonder veen): een "Burcht – eiland" met een diameter van 60 meter, omgeven door een ondiepe, smalle sloot. Verder onderzoek aanbevolen door middel van proefsleuven om te komen tot de gewenste nadere waardering.
Huidige bescherming:
Aanduiding plankaart, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van toepassing.
De provincie adviseert deze vijf terreinen op te nemen in het bestemmingsplan als archeologisch waardevol gebied, met daaraan gekoppeld een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Indicatieve Archeologische Waarden Naast de archeologische monumenten zijn op de CHW verwachtingswaarden opgenomen voor het aantreffen van archeologische resten. Voor gebieden op de CHW met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde is het uitgangspunt dat onderzoek wordt uitgevoerd als ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd of gepland die de eventuele archeologische waarden kunnen aantasten. Voor gebieden met een lage verwachtingswaarde is archeologisch onderzoek niet nodig (tenzij er in het terrein een bekende vindplaats aanwezig is). Grote delen van het
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
plangebied zijn opgenomen als gebied met hoge en middelhoge archeologische waarden. De hoge archeologische verwachtingswaarden zijn voornamelijk te vinden ten noorden van de kern Oisterwijk en ten zuiden en noorden van de kern Moergestel (in de beekdalen). Aangezien de aanduiding vrij grof is en een aanzienlijk deel van het gehele grondgebied van de gemeente Oisterwijk beslaat, heeft een gespecialiseerd adviesbureau in kaart gebracht waar sprake is van een verwachtingswaarde. Ook heeft de gemeente samen met het adviesbureau het beleid ten aanzien van deze gebieden opgesteld en de wijze waarop de gebieden met een bestemmingsplanregeling beschermd moeten worden in kaart gebracht. In het buitengebied van Oisterwijk wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieën van gebieden met archeologische verwachtingswaarden. Voor elk van de deelgebieden moeten specifieke regels gaan gelden met betrekking tot bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. De gemeente heeft op 5 november 2009 het archeologiebeleid vastgesteld. Met dit onderzoek, het te voeren beleid en de vertaling ervan in een bestemmingsplanregeling wordt voldaan aan de verplichtingen die de nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (datum inwerking treding 1 september 2007) aan de gemeente stelt. Aardkundig waardevolle gebieden Aardkundige waarden zijn die onderdelen van het landschap die herkenbare informatie / elementen bevatten over de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van een gebied. Aardkundige waarden zijn doorgaans van grote betekenis voor zowel de belevingswaarde als voor de natuurpotentie van het landschap. De provincie heeft de meest bijzondere gebieden die van nationaal of provinciaal belang zijn aangemerkt als aardkundig waardevol waaronder een aaneengesloten gebied van de Kampina, Belversche Bergen, Balsvoort, omgeving Klokketorenven, Logtsche Heide, Oisterwijkse Heide tot de Oude Hondsberg. Nota Belvedère 2001 De Nota Belvedère (2001-2004) is een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. In het kader van de Nota Belvedère is een landsdekkend overzicht opgesteld van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte gebieden, de Belvedèregebieden. Dit zijn gebieden met een hoge concentratie aan cultuurhistorische waarden. Een gedeelte van de gemeente Oisterwijk valt binnen het Belvedèregebied Dommeldal (het gebied globaal begrensd door de oostelijke gemeentegrens, de zuidrand van de kern Oisterwijk, de Moergestelseweg en Oirschotseweg). Kwetsbaarheid archeologische en cultuurhistorische waarden De archeologische waarden worden bedreigd door grondwerkzaamheden die samengaan met de aanleg van bijvoorbeeld wegen, bebouwing en watergangen. Ook peilverlaging is zeer schadelijk aangezien dit leidt tot het oxideren van organisch materiaal in de bodem. De cultuurhistorische elementen en patronen zijn in alle gevallen waardevol, omdat ze in beginsel onvervangbaar zijn. De kwetsbaarheid wordt vooral bepaald door de ligging en het gebruik van de betreffende elementen en patronen. Zo ligt aantasting van de historisch-geografische lijnelementen (wegen, waterlopen) niet voor de hand aangezien deze nog altijd als zodanig functioneren. Aantasting van de herkenbaarheid van de patronen vormt echter een bedreiging. In dit verband kan worden gedacht aan nieuwe wegen en bebouwing en omvangrijke beplantingen die niet passen binnen de bestaande patronen. De waardevolle gebouwde elementen kunnen worden aangetast door onzorgvuldige uitbreiding en restauratie, verwijdering of aantasting van omliggende beplantingen. Een andere mogelijke bedreiging vormt het oprichten van sterk contrasterende elementen (bijvoorbeeld windturbines) in de nabijheid van historische bebouwing. De aardkundige waarden in het Oisterwijkse bossen en vennengebied staan vooral onder druk door de toenemende recreatiedruk (nieuwe functies, versnippering, intensieve betreding).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
62
Monumenten en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen In het buitengebied van Oisterwijk komen, naast de formele gemeentelijke en rijksmonumenten, nog diverse cultuurhistorisch waardevolle panden voor. Door leden en vrijwilligers van de heemkundige kring is een professionele inventarisatie gemaakt van deze panden, op basis van geobjectiveerde criteria en goed gedocumenteerd. Ook deze panden zijn weergegeven in bijlage 3. Toekomstige ontwikkelingen Nieuwe elementen Agrarische bedrijven die ook in de toekomst hun agrarische bedrijfsvoering voortzetten, zullen behoefte hebben de agrarische bebouwing uit te breiden of te moderniseren. Als gevolg van nevenactiviteiten of functieverandering bij (vrijkomende) agrarische bedrijfsbebouwing (ten behoeve van niet-agrarische bedrijvigheid of wonen), kan behoefte bestaan aan nieuwe elementen zoals maneges, paardenbakken, volkstuinen, kampeermiddelen of windturbines. Deze nieuwe elementen kunnen de identiteit van het voorheen samenhangend agrarisch landschap aanzienlijk aantasten ("verrommeling"), met name als gevolg van:
de grote diversiteit aan (deel)functies; de grote verscheidenheid aan inrichting en vormgeving van onbebouwde ruimten en gebouwde voorzieningen.
Gewijzigd agrarisch grondgebruik Het landschapsbeeld wijzigt zich voorts als gevolg van veranderingen in de agrarische bedrijfsvoering. Afname van het graslandareaal kan leiden tot een afname van de openheid. Het inrichten van grotere, efficiënt te bewerken percelen of de afname van veldkavels (in combinatie met de groei van de huiskavel) kan leiden tot het aantasten van het kleinschalige landschap. Ook kan een eventuele toename van het boomteeltareaal of de aanplant van een vanggewas (een barrière van bomen, struiken of andere hoogopgaande gewassen, die het verwaaien van gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater beperkt) de openheid aantasten. Een verdere ontwikkeling in de richting van teelten die gebruik maken van teeltondersteunende voorzieningen is evenmin uitgesloten en zal een weerslag hebben op het landschap. Ook een uitbreiding van het areaal glastuinbouw zal invloed hebben op het landschap. Nieuwe landgoederen Ten slotte is er een toenemende belangstelling bij individuele grondeigenaren en projectontwikkelaars voor de ontwikkeling van nieuwe landgoederen. De afgelopen jaren heeft de gemeente Oisterwijk diverse verzoeken gekregen om medewerking te verlenen aan realisatie van landgoederen. Op grond van de StructuurvisiePlus wil de gemeente, onder voorwaarden, medewerking verlenen aan realisatie van landgoederen in het beekdal van de Voorste en Achterste Stroom en aan de zuidrand van de Oisterwijkse bossen en vennen. Leemkuilen-Vennen Voortvloeiend uit het beleid om een Groene Mal rond Tilburg te realiseren is een project gestart om het gebied tussen Tilburg en de kern Oisterwijk te vrijwaren van verstedelijking en er de landschappelijke structuur te versterken (Leemkuilen-Vennen). De aanleg van landschapselementen zal geschieden op vrijwillige basis.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
Sectorale bouwstenen voor beleid Op basis van vorenbeschreven analyse worden de navolgende bouwstenen ten aanzien van landschap, cultuurhistorie en archeologie geformuleerd:
in stand houden van de uitgestrekte bossen, vennen en heidegebieden; in stand houden van het overgangsgebied tussen de Oisterwijkse bossen en vennen en het open, agrarische gebied ten zuiden van de Oirschotseweg; behoud en herstel van de landschappelijke kenmerken van de beekdalen; behoud en herstel van de historische groenstructuur omgeving Oirschotsebaan en ten noorden van de kern Oisterwijk; behoud en bescherming van kleine landschapselementen; behoud onverharde wegen; binnen aangegeven gebieden mogelijkheden voor de ontwikkeling van landgoederen; behoud en / of herstel van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en molenbiotopen; behoud en bescherming van de aardkundig waardevolle gebieden; behoud en bescherming van archeologische monumenten en verwachtingswaarden overeenkomstig de gemeentelijke archeologienota.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
64
Figuur 4.2.
Landschap, archeologie en cultuurhistorie
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
65
4.5
Landbouw
Huidige situatie Voor een analyse van de land- en tuinbouw is gebruik gemaakt van de landbouwstatistieken zoals deze door het CBS op basis van de landbouwtellingen worden gepubliceerd. Daarbij is gekeken naar de cijfers voor de gemeente Oisterwijk en in voorkomende gevallen een vergelijking gemaakt met het Zuidelijk veeteeltgebied, het landbouwgebied waarin Oisterwijk is gelegen. Aantal bedrijven (zie tabel 4.1) In 2005 telde Oisterwijk 157 geregistreerde agrarische bedrijven. Bij 134 bedrijven is sprake van agrarische bedrijfsvoering als hoofdactiviteit. Vergeleken met 1999 (toen 210 geregistreerde bedrijven) is er sprake van een afname van agrarische bedrijven (25% in 6 jaar). De daling van het aantal bedrijven is hoger dan het jaarlijkse, landelijke gemiddelde van circa. 3 %. Opvallend is dat het aantal nevenberoepsbedrijven in deze periode nauwelijks is gedaald. De daling van het aantal bedrijven is in Oisterwijk wel groter dan in het omliggende vergelijkbare gebied (het Zuidelijke veeteeltgebied). Bedrijfstype (tabel 4.2) Oisterwijk is een gemeente met voornamelijk melkveehouderijbedrijven en bedrijven met andere graasdieren. Uit de tabel blijkt dat in 2005 ruim 45% van de bedrijven is gericht op het houden van graasdieren. De afname van het aantal bedrijven was in de periode 1999-2005 onder invloed van beëindigingsregelingen, de marktsituatie in bepaalde sectoren en de hoge melkquotumprijzen het meest omvangrijk in de sectoren graasdieren, hokdieren en combinaties van bedrijven. Bollen- of fruitteelt is in de gemeente nauwelijks aanwezig. Boomteeltbedrijven, aardbeien- en aspergetelers zijn vertegenwoordigd in de categorie tuinbouw en blijvende teelten. Bedrijfsomvang (tabel 4.3) De bedrijfsomvang van agrarische bedrijven wordt uitgedrukt in nge (nge staat voor Nederlandse Grootte Eenheid en is een maatstaf voor de economische omvang van een agrarisch bedrijf; door het hanteren van een dergelijke maatstaf wordt het mogelijk verschillende agrarische sectoren onderling met elkaar te vergelijken). Tot een omvang van 32 nge wordt gesproken van een klein bedrijf; deze bedrijven hebben weinig toekomstperspectief in de huidige opzet. Zij zullen of op korte termijn worden beëindigd of als nevenberoepbedrijf (hoofdberoep elders) worden voortgezet. De categorie 32 tot 50 nge zal in de komende jaren alle zeilen moeten bijzetten om volwaardig te worden; de categorie 50 tot 70 zal moeten investeren om volwaardig te blijven. Streefwaarde voor een volwaardig hoofdberoepsbedrijf is 70 nge. Van de 157 hoofdberoepsbedrijven in Oisterwijk zijn er 78 groter dan 70 nge (bijna 50%). Voor het gehele Zuidelijke veeteeltgebied ligt het percentage lager op bijna 45 %. Uiteraard is deze norm niet alleen doorslaggevend voor het toekomstperspectief van een bedrijf. Andere factoren zoals vermogenssituatie, aard en opzet van het bedrijf, deskundigheid, leeftijd, ondernemerscapaciteiten en de marktsituatie, bepalen mede de kans op een duurzaam voortbestaan. De tabel laat zien dat er sprake is van schaalvergroting; het aantal bedrijven met een bedrijfsomvang van 150 nge of meer is toegenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
66
Grondgebruik (tabel 4.4) De 157 agrarische bedrijven hebben in 2005 ruim 2.420 ha in gebruik (deze gronden zijn niet per definitie in de gemeente Oisterwijk gelegen). Opvallend zijn de verschuivingen in het grondgebruik. In de sector graasdieren is het aantal bedrijven sterk afgenomen en als gevolg daarvan is ook een daling van het grondgebruik te zien. In de sector hokdieren is het aantal bedrijven in de periode 1999-2005 nog veel sterker gedaald maar nam het grondgebruik in dezelfde periode toe. Er is voorts een duidelijke toename van het aantal hectaren benut voor tuinbouw en blijvende teelten. Hoewel niet rechtstreeks uit de CBS-cijfers voor tuinbouw en blijvende teelten te herleiden wordt verondersteld dat het met name een toename van het aantal ha in de boomteelt betreft. Bedrijfsoppervlakte (tabel 4.5) In dit overzicht is schaalvergroting van bedrijven zo mogelijk nog duidelijker herkenbaar; het aantal bedrijven met minder dan 20 ha is sterk afgenomen, het aantal grotere bedrijven is toegenomen. Werkgelegenheid In 2005 waren op de 157 bedrijven 304 gezinsarbeidskrachten werkzaam. Daarnaast waren nog 107 niet-gezinsleden aan het werk. Sinds 1999 is het totale aantal arbeidskrachten afgenomen van 537 naar 411. Naar verwachting is het aandeel tijdelijke arbeidskrachten in deze periode toegenomen (in de periode 1999-2005 werd het aandeel tijdelijke arbeidskrachten niet onderzocht door het CBS). Nevenactiviteiten Op de agrarische bedrijven worden steeds meer nevenactiviteiten ontwikkeld (dit wordt overigens niet elk jaar door het CBS onderzocht). De meest recente gegevens dateren van 2003 en geven aan dat in het Zuidelijk veeteeltgebied op ongeveer 15 tot 20 % van de bedrijven één of meerdere vormen van verbrede landbouw wordt bedreven. Meest voorkomend zijn verkoop aan huis en boeren met een beheersovereenkomst. Verbrede landbouw komt met name voor op graasdierbedrijven. Tabel 4.1. Aantal geregistreerde agrarische bedrijven Oisterwijk en Zuidelijk veeteeltgebied geregistreerde agrarische bedrijven
jaar
aandeel hoofdberoeps-bedrijven
1999
210
184
2005
157
134
- 53 (= - 25%)
- 50 (= - 27%)
- 19,5 %
- 20 %
Afname Oisterwijk Afname veehouderijgebied
Zuidelijk
(Bron: CBS 2005) Tabel 4.2.
Bedrijfstype in Oisterwijk
sector akkerbouw tuinbouw / teelten1)
blijvende
1999
2005
toe- of afname
16
15
-6%
29
25
- 13 %
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
graasdieren
92
74
-19 %
hokdieren
45
28
- 37 %
combinaties
28
15
- 46 %
210
157
- 25 %
totaal Oisterwijk 1)
Inclusief fruitteelt en boomkwekerijen.
Tabel 4.3. Bedrijfsomvang van hoofd- en nevenberoepbedrijven in Oisterwijk en Zuidelijk veeteeltgebied in nge gemeente Oisterwijk
regio Zuidelijk veehouderij gebied Tabel 4.4.
jaar
absoluut
<32
32-50
50-70
70-100
100-150
> 150
1999
210
36 %
9%
11 %
18 %
18 %
8%
2002
177
35 %
6%
11 %
16 %
20 %
12 %
2005
157
34 %
8%
9%
17 %
18 %
14 %
2005
15.181
38 %
9%
9%
14 %
15 %
15 %
Grondgebruik cultuurgrond in Oisterwijk in ha
grondgebruik
1999
2005
akkerbouw
225
247
tuinbouw / blijvende teelten
107
180
1.713
1.503
hokdieren
199
229
combinaties
349
264
2.593
2.423
graasdieren
Totaal cultuurgrond Tabel 4.5.
Bedrijven naar grootte-klasse Oisterwijk
grootte klasse
1999
2005
af-/toename
< 10 ha
116
73
- 43
10-20 ha
48
31
- 17
20-30ha
23
18
-5
30-50 ha
21
24
+3
2
4
+2
210
157
- 53
50-100 ha Totaal Toekomstige ontwikkelingen
Gelet op de geschetste bedrijfssituatie van de agrarische sector in het plangebied dient rekening te worden gehouden met een noodzakelijk en doorgaand proces van aanpassing en verandering. Uit de vergelijking 1999-2005 kan geconcludeerd worden dat dit proces zich met name richt op schaalvergroting, intensivering, specialisatie en nevenactiviteiten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
68
Schaalvergroting en intensivering Om aan de gevolgen van de voortgaande liberalisering en globalisering op de wereldmarkt en het terugtredende markt- en prijsbeleid van de Europese Unie het hoofd te kunnen bieden en aan de steeds strengere milieueisen te kunnen voldoen, is de mogelijkheid voor schaalvergroting heel belangrijk. Dit betreft zowel vergroting van het bedrijfsoppervlak als van de bedrijfsbebouwing. Gezien de huidige omvang van de grondgebonden landbouw in het plangebied en de claims vanuit andere functies (hoge grondprijzen), zijn de schaalvergrotingsmogelijkheden beperkt, tenzij gronden van andere agrarische bedrijven beschikbaar komen en kunnen worden overgenomen. Naast of in combinatie met schaalvergroting zal er derhalve ook sprake zijn van intensivering. Door intensief (arbeids- en / of kapitaalintensief) een relatief beperkte oppervlakte te benutten, kunnen bedrijven toekomstperspectief behouden. Specialisatie Specialisatie in de vorm van het produceren van streekeigen, kwaliteits- en / of biologische producten, kan eveneens voor enkele bedrijven een mogelijkheid zijn het inkomen aan te vullen. Voor wat betreft biologische landbouw verloopt de omschakeling landelijk gezien nog niet op grote schaal. Een hogere prijs voor de producten is namelijk niet op voorhand gegarandeerd, terwijl de productiewijze wel duurder is (onder andere arbeidsintensiever). In Nederland verloopt de afzet en verwerking van biologische producten bovendien niet altijd makkelijk en de overheid heeft tot nu toe (in vergelijking met andere landen) weinig gestimuleerd in de vorm van subsidies. Verbreding Het verbreden van de agrarische bedrijfsvoering met neventakken (bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer, verhuur van kano's / fietsen, kampeerboerderij, windenergie, zorgboerderij) kan voor bepaalde agrarische bedrijven kansen bieden om de hoofdtak te ondersteunen. Elke ondernemer kan voor zichzelf het beste bepalen welke nevenactiviteiten bij hem of haar passen. Elke mogelijkheid vraagt om specifieke eigenschappen en vaardigheden. Bovendien is de marktruimte van belang; er kan teveel van hetzelfde in een bepaald gebied ontstaan. Een marktoriëntatie is derhalve noodzakelijk. Daarnaast dient ervoor gewaakt te worden dat kansen voor de één niet omslaan in bedreigingen voor anderen (verkeersoverlast, milieuhinder, verstoring door recreanten). Uitgangspunt is dat alleen op economisch gezonde bedrijven ruimte (in tijd en geld) aanwezig is voor onderhoud van natuur en landschap. Daarnaast is vrijwilligheid in het verweven van natuur- en landschapsbeheer met de agrarische bedrijfsvoering op bedrijfsniveau een belangrijke voorwaarde voor een duurzaam evenwicht tussen deze verschillende functies. Herinrichting van de agrarische ruimte In Oisterwijk zullen ingrijpende herinrichtingen plaatsvinden van de ruimte die door de agrarische ondernemers wordt gebruikt. Landinrichting de Hilver, de inrichting van de Landbouwontwikkelingsgebieden, de realisatie van de EHS en de waterbergingsgebieden kunnen zowel in positieve als in negatieve zin gevolgen hebben voor de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven. Sectorale bouwstenen voor beleid Voor de landbouw geldt dat schaalvergroting en flexibiliteit in de bedrijfsvoering voorwaarden zijn voor de continuïteit van agrarische bedrijven. Dit houdt in dat agrariërs voldoende ruimte moeten krijgen om in te kunnen spelen op marktontwikkelingen en op de eisen die milieu-, dierenwelzijns- en gezondheidswetgeving stelt. Dit betekent dat er voldoende bouw- en grondgebruiksmogelijkheden moeten worden geboden. Er dienen ruime
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
hergebruiksmogelijkheden te worden geboden voor voormalige agrarische bebouwing. Wel staat voorop dat dit hergebruik niet ten koste mag gaan van de omringende agrarische bedrijvigheid. Per sector zijn de volgende bouwstenen aan de orde:
voor de veeteelt (rundvee): verkaveling, omvang van het bedrijf en mogelijkheden om te groeien, de locatie van het bedrijf nabij natuurgebieden, beregeningsmogelijkheden, waterkwaliteit en waterbeheersing, staat van de gebouwen en bouwmogelijkheden op het bouwvlak; voor de intensieve veehouderij: voldoen aan mest- en milieuregelgeving; groeimogelijkheden in relatie tot natuurwaarden en burgerwoningen; bouwmogelijkheden en noodzakelijke aanpassingen voor dierenwelzijn; voor de tuinbouw en blijvende teelten: beregeningsmogelijkheden, waterkwaliteit en waterbeheersing, wildschade, ziekte- en onkruiddruk, lozing afvalwater, verkaveling, mogelijkheden voor teeltondersteunende voorzieningen en huisvesting van seizoenarbeiders.
Samenvattend zijn de volgende sectorale bouwstenen van belang:
ontwikkelingsmogelijkheden voor alle agrarische productietakken, inclusief boomteelt; voldoende ruimte binnen de agrarische bestemming voor: 1. schaalvergroting; 2. mogelijkheden om te voldoen aan milieu-, dierenwelzijns- en gezondheidseisen; 3. bedrijfsbebouwing en teeltondersteunende voorzieningen; 4. erfverharding; 5. een doelmatige inrichting van bouwpercelen (situering bebouwing ten opzichte van opslag-, parkeer- en manoeuvreerruimte); doelmatige bebouwingsvoorschriften (bouwhoogtes); inspelen op actuele knelpunten en kansen zoals huisvesting van seizoenarbeiders, mogelijkheden voor de opwekking van duurzame energie en mestverwerking; een flexibele, maar zorgvuldige regeling voor neven- en vervolgactiviteiten; een zorgvuldige regeling voor eerste en tweede agrarische bedrijfswoningen; geen beperkingen in het grondgebruik die ondernemers hinderen bij het inspelen op marktontwikkelingen; behoud van geschikte productielocaties wegens geringe mogelijkheden tot nieuwsvestiging; ruimte om de productieomstandigheden te optimaliseren (verkaveling, ontsluiting).
4.6
Recreatie
Huidige situatie Voor de beschrijving van het huidige toeristisch-recreatieve aanbod is gebruik gemaakt van het "Beleidsplan Toerisme en Recreatie Oisterwijk 2005-2010" (gemeente Oisterwijk, 4 maart 2005). De volgende elementen zijn van groot belang voor de aantrekkingskracht van de gemeente Oisterwijk en haar buitengebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
70
Oisterwijkse bossen en vennen en de Kampina Vanuit Brabant en overig Nederland komen verblijfstoeristen en (dag)recreanten naar Oisterwijk. Voor een vakantie of om te fietsen, te wandelen en te genieten van de natuur en de rust. Het bos- en vennengebied ten zuiden van Oisterwijk beschikt over een uitgebreid fiets- en wandelpadennet. Ook zijn er de nodige ruiterpaden. Volgens een systeem van knooppunten zijn er routenetwerken voor wandelaars, fietsers en ruiters. Het gebied is met de auto goed bereikbaar waardoor mede de behoefte is ontstaan om de druk op het gebied te verminderen. Bezoekerscentrum Natuurmonumenten Per jaar bezoeken ca. 100.000 mensen het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten aan de Groot Speijcklaan. Dit bezoekerscentrum is daarmee een belangrijke trekker voor toerisme en recreatie in Oisterwijk. Het hoge bezoekersaantal heeft ook een keerzijde: grote druk op het aangrenzende natuurgebied. Natuurmonumenten heeft het voormalige restaurant Groot Speijck aan de van Tienhovenlaan verworven en zal het bezoekerscentrum naar deze nieuwe locatie verplaatsen. Cultuur Cultuur wordt gezien als een onmisbaar onderdeel van het maatschappelijke leven binnen de gemeente Oisterwijk. Door culturele voorzieningen zoals het natuurtheater aan de Gemullehoekenweg wordt de samenhang tussen natuur en cultuur(historie) zichtbaar. Culinair toerisme Oisterwijk beschikt over een groot aanbod aan horecabedrijven en hotels. Deze bedrijven, die zowel voor de eigen inwoners als voor toeristen en recreanten aantrekkelijk zijn, bevinden zich in de kernen en in het buitengebied. Een aantal daarvan is van hoogwaardige kwaliteit. Vermaaks- en sportvoorzieningen Oisterwijk heeft geen grote, landelijke toeristisch-recreatieve trekker. Wel zijn er tal van recreatieve voorzieningen zoals het Strand en Recreatiebad Staalbergven, uitspanning Piet Plezier en Kanoboerderij De Reusel, die samen jaarlijks vele bezoekers trekken. Verblijfsaccommodaties De gemeente beschikt, voor een kort of langer verblijf, over een breed pakket aan hotels (inclusief vergaderfaciliteiten), pensions en campingbedrijven. De accommodaties bevinden zich vooral aan de Oirschotsebaan en de Scheibaan. Het agrotoerisme is in Oisterwijk met 26.000 overnachtingen "bij de boer" relatief omvangrijk. Toekomstige ontwikkelingen Het beleidsplan geeft een beknopte schets van algemene toeristisch-recreatieve trends en kenmerkende marktbewegingen die hierdoor ontstaan. De consument geeft steeds meer geld uit aan vrijetijdsbesteding; het belang van belevingswaarde is sterk toegenomen en wie niet investeert, raakt marktaandeel kwijt. De directe omgeving is voor consumenten het belangrijkste recreatieve gebied, mits de omgeving daarop is ingericht en er toereikende voorzieningen zijn. Voor de toekomst is te verwachten dat samenwerkingsverbanden tussen verschillende aanbieders van toeristisch-recreatieve producten (natuur, cultuur, horeca en dergelijke) steeds belangrijker worden. De vraag naar recreatiewoningen zal stijgen (als gevolg van toenemende vergrijzing, stijging van de welvaart en krapte op de woningmarkt). Het toeristisch kamperen neemt toe in populariteit. Verwacht mag worden dat een de volgende beleidslijnen eveneens tot ontwikkelingen leiden in de toekomst. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
Het Groene Woud Bij de ontwikkeling van het natuurpark Groene Woud wordt ook gestreefd naar versterking van het toeristisch-recreatieve kernproduct van de regio en worden dwarsverbindingen gelegd met bijvoorbeeld de cultuurhistorie in het gebied. Dit kan een belangrijke impuls geven aan de kwaliteiten en aan het imago van onder andere Oisterwijk als toeristisch- recreatieve bestemming. Reconstructie In de reconstructieplannen is aandacht voor de kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve product. De haalbaarheid van kwaliteitsverbetering wordt mede bepaald door de ontwikkelingsruimte die recreatiebedrijven wordt geboden. Verder wordt gesproken over het ontwikkelen van nieuwe producten, zoals bijzondere vormen van verblijven (cultuurhistorisch), wellnessvoorzieningen (beautyfarm), kleinschalige golfbanen, een dagrecreatieve trekker in Reusel-Noord / Oisterwijk-Zuid, kleinschalige waterrecreatie, groepsaccommodaties en paardenhouderij. Bij de verdere ontwikkeling van agrotoerisme wordt gesproken over bijzondere vormen van logies, verkoop van streekeigen producten, versterking van de cultuur, ontwikkelingsmogelijkheden met het oog op herstel en behoud van (historische) boerderijen en schuren. Tot slot is in Oisterwijk een gebied aangewezen waar een (te verplaatsen) camping kan worden gevestigd. Reconstructie, het Groene Woud en StructuurvisiePlus De recreatieve druk op het natuurgebied heeft ertoe geleid dat de noodzaak is gegroeid om de stroom van recreanten te beheersen. In de reconstructieplannen en het plan voor het Groene Woud wordt voorgesteld om het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten nadrukkelijker als recreatieve of groene poort in te richten of zo nodig te verplaatsen naar een locatie waar het een volwaardige functie als recreatieve poort kan vervullen. Een recreatieve poort vormt de ingang van een bos- of natuurgebied waar de bezoeker de auto kan parkeren en vervolgens te voet, per fiets of te paard het gebied kan gaan verkennen. Bij een recreatieve poort zijn dan ook startplaatsen van verschillende typen routes. Bij een recreatieve poort zijn bij voorkeur een horecavoorziening en ruime parkeermogelijkheden aanwezig en is er informatie over het gebied te zien en te verkrijgen. Andere voorzieningen die er een plaats zouden kunnen krijgen zijn bijvoorbeeld fietsverhuur, een speelbos en een stuk struinnatuur. Kanoboerderij De Reusel is in de reconstructieplannen ook opgenomen als recreatieve poort maar zal, gelet op de ligging op afstand van het bos- en vennengebied, een andere invulling krijgen dan andere recreatieve poorten. Naast de recreatieve poorten zijn er ook de zogenoemde recreatieve entrees zoals deze in de StructuurvisiePlus worden voorgesteld. Ook hier is sprake van een recreatief overstappunt (de auto laten staan) en de entrees zijn met name bedoeld om de autodruk aan de noordzijde van de Oisterwijkse bossen en vennen te verlichten. Vooralsnog zijn de volgende locaties hiervoor in beeld: 't Stokske, camping De Boskant en het gebied Voorste Stroom / sportpark Den Donk. Wet op de Openluchtrecreatie Op 1 januari 2008 is de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) vervallen. Andere instrumenten, waaronder het bestemmingsplan hebben de rol van de WOR, voor zover gewenst, overgenomen. In het bestemmingsplan kunnen de ruimtelijk relevante aspecten, verbonden aan verblijfsrecreatie nader worden geregeld. Hierbij kan gedacht worden aan het opnemen van een toegesneden recreatieve bestemming, het stellen van een maximum aan het aantal te exploiteren permanente en niet-permanente standplaatsen, waarborgen van landschappelijke inpassing en voorwaarden met betrekking tot de gebouwde voorzieningen (omvang en locatie).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
72
Sectorale bouwstenen voor het beleid Met behulp van het beleidsplan recreatie worden de volgende, voor het ruimtelijke beleid relevante bouwstenen geformuleerd:
verdere stimulering van recreatie en toerisme met een focus op kwaliteit, variatie en duurzaamheid; het verminderen van het autoverkeer in het bos- en vennengebied door de ontwikkeling en aanleg van groene poorten en recreatieve entrees; het toeristisch ontsluiten van cultuur en cultuurhistorie en het versterken van de relatie natuur en cultuur; inzetten op de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); het ontwikkelen van agrotoerisme waarbij een hoger ambitieniveau van de voorzieningen wordt nagestreefd; het benutten van de (geringe) marktruimte voor agrarische dagrecreatieve activiteiten, verblijfsrecreatieve accommodaties en kleinschalige logiesvormen (daarbij wordt eerder gedacht aan kwaliteitsverbetering in combinatie met groei van de bestaande accommodaties dan aan nieuwe accommodaties); tegengaan van permanente bewoning van vakantiewoningen en stacaravans; rekening houden met de mogelijke verplaatsing van een recreatiebedrijf naar het gebied Oirschotsebaan; rekening houden met de verplaatsing van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten.
4.7
Infrastructuur
Huidige situatie Voor het bestemmingsplan zijn wat betreft de verkeersinfrastructuur de ontsluiting voor het autoverkeer, het openbaar vervoer en het langzaam verkeer van belang. Ten behoeve van deze analyse is gebruik gemaakt van het "Gemeentelijke Verkeers- en Vervoerplan 2004-2009" (GVVP). Gemotoriseerd verkeer De ontsluiting van het plangebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van twee stroomwegen die deel uitmaken van het landelijk netwerk van autosnelwegen. Het betreft:
de autosnelweg A65, overgaand in de autoweg N65 (Tilburg-'s-Hertogenbosch) in het westen; de A58 (Tilburg-Eindhoven) door het zuidelijk deel van het plangebied.
Deze wegen hebben een belangrijke functie voor de achterlandverbindingen binnen het plangebied en de regio. Op de autosnelwegen in het plangebied geldt een maximumsnelheid van 120 km / u. De maximumsnelheid op de N65 bedraagt 80 km / u. Het netwerk van gebiedsontsluitingswegen zorgt voor een verdere ontsluiting en verbindt het plangebied met de toe- en afritten van de autosnelwegen. Het netwerk van gebiedsontsluitingswegen bestaat binnen de plangrenzen uit:
Haarenseweg. Pannenschuurlaan. Moergestelseweg (gedeeltelijk). Gemullehoekenweg (-Heisteeg-Bosweg).
De erftoegangswegen (type I) complementeren de wegenstructuur van het plangebied en vormen de verbindingen tussen de kernen en buurtschappen onderling en met de provinciale wegen. Het betreft de Heukelomseweg, Tilburgseweg, Oirschotseweg en Oirschotsebaan. Van met name de Oirschotseweg maakt ook landbouwverkeer gebruik. Deze verschillende functies en snelheden leiden tot (subjectieve) verkeersonveiligheid. De overige erftoegangswegen (type II) zorgen voor de plaatselijke ontsluiting. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
De Pannenschuurlaan en de N65 zijn belangrijke aan- en afvoerroutes. De huidige verkeersintensiteiten zijn hoog en er doen zich met name op de aansluiting Pannenschuurlaan-N65 (kruispunt Quatre Bras) congestieproblemen voor. Een ander knelpunt betreft de ontsluiting van de wijk Pannenschuur. Een groot deel van het verkeer is gericht op Tilburg terwijl de wijk is ontsloten via de Pannenschuurlaan. Door een wijziging van de ontsluiting (gebruik maken van de Heukelomseweg) kunnen overbodige autokilometers via het drukke Quatre Bras en de Tilburgseweg worden voorkomen. Voorts is er sprake van overlast van recreatief- en toeristisch autoverkeer in de natuurgebieden. Het autoverkeer dient zoveel mogelijk aan de randen van de bossen en vennen opgevangen te worden, alwaar een overstap naar de fiets gestimuleerd wordt. Openbaar vervoer Het noordelijk deel van het plangebied wordt doorsneden door de spoorlijn Den Haag-Venlo van de Nederlandse Spoorwegen. Oisterwijk heeft een station; met de stoptrein zijn Tilburg en Boxtel-Eindhoven bereikbaar. De intercitytreinen Den Haag-Venlo stoppen niet in Oisterwijk. De navolgende busdiensten halteren op meerdere plaatsen in het buitengebied:
streeklijn 140 (van oost naar west door de kern Oisterwijk); streeklijn 141 (van oost naar west door de kern Moergestel); buurtbuslijn 205 (noordelijk gedeelte kern Oisterwijk); buurtbuslijn 193 (van het Wilhelminakanaal door Moergestel naar het station in Oisterwijk); de sneldienstlijn 140 (Kerkhoven-Laarakkers).
Hoewel het plangebied door een aantal buslijndiensten en een spoorlijn wordt doorsneden, is de betekenis van het openbaar vervoer voor de bereikbaarheid in het buitengebied doorgaans gering. Afstanden tot een halte zijn vaak groot. De aanwezigheid van een station in Oisterwijk is wel van belang. Langzaam verkeer Het fiets- en wandelverkeer wordt op de ontsluitingswegen en erftoegangswegen deels samen met het autoverkeer afgehandeld. Hoewel het handvest "Duurzaam Veilig" adviseert om op ontsluitingswegen het fietsverkeer fysiek van het autoverkeer te scheiden en op erftoegangswegen met een verzamelfunctie buiten de bebouwde kom fiets(suggestie)stroken aan te leggen, ontbreken deze in een aantal gevallen, ondanks dat er reeds veel in is geïnvesteerd. In het plangebied is een aantal toeristische fietsroutes uitgezet. Verwezen wordt naar paragraaf 4.6. Recreatie. Vaarwegen Ook een aantal vaarwegen heeft volgens het GVVP een functie in de ontsluiting van het plangebied: de Voorste Stroom-Achterste Stroom-Essche Stroom (recreatief) en het Wilhelminakanaal. Duurzaam veilig In het kader van het uitvoeringsprogramma "Duurzaam Veilig" is een verkeersveiligheidsplan opgesteld. Onderdeel daarvan is een wegencategoriseringsplan, waarin voor alle wegen binnen de gemeente is bepaald of deze een stroomfunctie, gebiedsontsluitende functie of _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
74
erftoegangsfunctie hebben (zie ook onder gemotoriseerd autoverkeer). Het inrichten van deze wegen overeenkomstig de categorisering in 30- en 60-km zones is in de afgelopen periode reeds tot uitvoering gebracht, een ander deel zal de komende jaren worden uitgevoerd. Van een aantal wegen is de categorisering ondertussen gewijzigd en zal nog voldaan moeten worden aan de nieuwe inrichtingseisen. Met name binnen de kernen, maar ook in het gedeelte buiten de bebouwde kom, zijn of zullen voorzieningen worden getroffen om de inrichting van de weg op de maximumsnelheid af te stemmen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan snelheidsremmende en attentieverhogende maatregelen. Een analyse van de verkeersongevallen in Oisterwijk laat zien dat er naar verhouding veel aanrijdingen buiten de bebouwde kom plaats vinden. Dit is te verklaren door het relatief grote buitengebied en het vele toeristische verkeer dat in het weekend in het buitengebied rijdt. Er zijn enkele wegvakken en kruispunten in het buitengebied die, gelet op de ongevallen in de periode 1996-2002, als onveilig kunnen worden aangemerkt, te weten:
wegvakken: Heukelomseweg (Hoog Heukelomseweg - Tilburgseweg, ondertussen zijn verkeersmaatregelen genomen), Heusdensebaan (Kerkhovenstraat - Sprendlingenstraat); kruisingen: afrit A58 - Vinkenberg, Oirschotseweg - Vossenhoorn - Heikant, Oisterwijkseweg - Stokeind - Moergestelseweg, Kerkhovensestraat - Heusdensebaan.
Door het stijgen van het aantal ongevallen gelden de Rijksweg A58, de Moergestelseweg, Gemullehoekenweg en Pannenschuurlaan als onveilig. Toekomstige ontwikkelingen In het plangebied zal, zoals elders in Nederland het aantal verkeersbewegingen toenemen. De provincie streeft naar capaciteitsverhoging van de A58. Daarnaast zullen diverse wegen in het plangebied (Pannenschuurlaan) worden aangepast en fietsverbindingen toegevoegd. De zogeheten groene poorten aan de randen van het bos- en natuurgebied zullen worden gerealiseerd om het autoverkeer in de natuurgebieden te verminderen. Wellicht wordt ook het Wilhelminakanaal in de toekomst opgewaardeerd als vaarweg. Sectorale bouwstenen voor beleid Op basis van de huidige verkeerskundige situatie en de ontwikkelingen hierin, worden de volgende bouwstenen voor beleid geformuleerd:
in stand houden en verbeteren van de huidige infrastructuur; aanpassen van het kruispunt Quatre Bras, aanpassen Pannenschuurlaan, verharden fietsverbinding Hoevenseweg Baksevenweg, verharden fietsverbinding Tilburgseweg - Laag Heukelomseweg; behoud van het huidige niveau aan openbaar vervoer; het bestemmingsplan dient zich niet te verzetten tegen het realiseren van een Duurzaam Veilige verkeersstructuur, bevordering van het openbaar vervoer en het gebruik van de fiets.
4.8
Wonen
Huidige situatie De woonbebouwing in het plangebied bevindt zich met name in bebouwingslinten, gevormd langs de van oudsher aanwezige verbindingswegen tussen dorpen en buurtschappen zoals Vinkenberg, Heuvelstraat, Broekzijde, Oirschotseweg, Heusdensebaan, Pannenschuurlaan en Heukelom. Daarnaast is er verspreid door het plangebied sprake van bewoning.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
75
In het plangebied komen zowel burgerwoningen, recreatiewoningen, landhuizen als voormalige (agrarische) bedrijfswoningen voor. Een aanzienlijk aantal burgerwoningen was oorspronkelijk agrarische bedrijfswoning. Opvallend is het aantal gerestaureerde voormalige langgevelboerderijen. De geldende bestemmingsplannen bieden de mogelijkheid om panden met een inhoud van meer dan 900 m³ te splitsen in twee wooneenheden. Van deze mogelijkheid is in het gebied ook gebruik gemaakt. In de vigerende bestemmingsplannen is voor de recreatief bewoonde woningen geen enkele mogelijkheid tot uitbreiding opgenomen, overeenkomstig het gemeentelijke beleid om permanente bewoning van recreatieverblijven te voorkomen. De woningen met de bestemming landhuis hebben in de vigerende bestemmingsplannen juist ruime uitbreidingsmogelijkheden. Het gaat hierbij om de landhuizen aan het Hildsven, Dennenhoef (aan de Tilburgseweg) en het landhuis op de hoek Heukelomsebaan Oisterwijkseweg. Het landgoed de Hooge Braaken neemt een uitzonderlijke positie in omdat hier nog een oud Plan in Hoofdzaken van toepassing is. Toekomstige ontwikkelingen De woonfunctie in het gebied zal ook in de toekomst blijven voortbestaan en naar verwachting verder worden uitgebreid in verband met de afname van het aantal agrarische bedrijven. Er is veel belangstelling voor wonen in het landelijk gebied (rust, ruimte, groen). Voor wonen geldt dat het in het kader van het bestemmingsplan wenselijk is voldoende mogelijkheden te bieden om de woning en het erf te kunnen moderniseren en aan te passen aan de huidige eisen voor wooncomfort. Voormalige (agrarische) bedrijfswoningen worden veelal verkocht als burgerwoning. Als een voormalige agrarische bedrijfswoning in gebruik is genomen als burgerwoning, blijven er, ondanks het streven naar sanering van overtollige bebouwing, vaak nog veel voormalige bedrijfsgebouwen aanwezig (schuren, stallen). In toenemende mate zal de gemeente geconfronteerd worden met de vraag of deze bebouwing op enigerlei wijze voor bedrijfsmatige activiteiten mag worden (her)gebruikt. Ook kan na het beëindigen van het agrarisch bedrijf de situatie ontstaan dat de voormalige ondernemer op de boerderij blijft wonen, waarbij hobbymatig nog wat agrarische activiteiten (het houden van dieren) worden uitgevoerd. Bovendien combineert een toenemend aantal burgers het "buiten wonen" met het houden van paarden of ander vee voor hobbydoeleinden. Mede om die reden betrekken zij veelal vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. Voorts zal er in toenemende mate vraag zijn naar speciale vormen van huisvesting zoals huisvesting ten behoeve van mantelzorg. Sectorale bouwstenen voor beleid Ten behoeve van een groter woongenot is het wenselijk voldoende uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor de woning en het erf. Er is onder andere behoefte aan bouwmogelijkheden voor de stalling van hobbymatig gehouden dieren zoals paarden en schapen. Voorts dragen het behoud en de versterking van de kwaliteit van de woonomgeving en de bestaande groen- en waterstructuren in belangrijke mate bij aan het woongenot. De ontwikkeling van nieuwe landgoederen kan bijdragen aan deze versterking. Tot slot is het gewenst gebruiksmogelijkheden te bieden voor vrijkomende of reeds vrijgekomen agrarische bebouwing en het opnemen van mogelijkheden om in te spelen op de vraag naar mantelzorg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
76
4.9
Niet-agrarische bedrijven, horecabedrijven en overige functies
Huidige situatie De niet-agrarische bedrijvigheid in het plangebied is veelzijdig en verspreid over diverse locaties in de hele gemeente. Een overzicht van de aanwezige bedrijven is opgenomen in bijlage 4. De aard van de bedrijfsactiviteiten is zeer divers. Er komen aan de agrarische sector gerelateerde bedrijven voor, zoals handel in dierlijke voedingsmiddelen en dierenartsenpraktijken. Ook niet aan het buitengebied gebonden bedrijven komen voor, zoals aannemersbedrijven, garagebedrijven en transportbedrijven. Bij de meeste bedrijven is sprake van een bedrijfswoning. Staat van bedrijfsactiviteiten Om inzicht te krijgen in de mate van milieubelasting van deze bedrijven wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor een nadere toelichting op deze staat wordt verwezen naar bijlage 5). Inschaling van bedrijven De thans gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling in bijlage 4 blijkt dat bedrijven veelal in categorie 2 vallen. Categorie 2-bedrijven kunnen direct naast of beneden in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging worden toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn. De overige bedrijven zijn ingeschaald in categorie 3.1 of 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven met een hoge milieubelasting (categorie 4 en hoger) komen in het plangebied niet voor. Huidige situatie horecabedrijven In het plangebied komen opvallend veel horecagelegenheden voor, zoals cafés, restaurants en hotels. Behalve reguliere horecabedrijven zijn er enkele bijzondere bedrijven zoals de Belvertshoeve, waar horeca gecombineerd wordt met de opvang van jongeren. Staat van Horeca-activiteiten Om inzicht te krijgen in de mate van hinder van horecabedrijven wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde Staat van Horeca-activiteiten. In de Staat van Horeca-activiteiten worden drie hindercategorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): lichte, middelzware en zware horeca. Voor een uitgebreide toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar bijlage 5. Inschaling en toelaatbaarheid Uit milieuhygiënisch oogpunt worden in het plangebied horeca-activiteiten uit maximaal categorie 1c rechtstreeks toelaatbaar geacht. Dit zijn lichte horecabedrijven die over het algemeen slechts beperkt hinder veroorzaken voor omwonenden. De gevestigde bedrijven passen over het algemeen in deze inschaling. Uitsluitend de huidige cafés zijn aan te merken als categorie 2 bedrijven. Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
77
Huidige situatie overige functies Naast de genoemde (niet-agrarische en horeca)bedrijven komen in het plangebied ook nog andere functies voor. Het gaat onder andere om tuincentra, kantoor, maneges, asielzoekerscentrum, conferentieoord, zorgcentra, sportaccommodaties en dierenpensions. Toekomstige ontwikkelingen Voor bestaande niet-agrarische bedrijven geldt dat deze in moeten kunnen spelen op ontwikkelingen in de markt. Dit betekent dat modernisering van de bedrijfsvoering, noodzaak tot huisvesting bij het bedrijf of groei van de activiteiten in de toekomst gewenst kan zijn. Dit resulteert vaak in een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en/of intensivering van productieprocessen. Op basis van het (oude) streekplanbeleid is een uitbreiding van 15% toelaatbaar. Op basis van de Verordening Ruimte is een verdere uitbreiding mogelijk tot 5.000 m2 maar deze verruiming is naar de mening van de gemeente onvoldoende toegesneden op specifieke situaties. Uitbreiding kan ook extra hinder opleveren voor de directe omgeving. Voor wat betreft bedrijfswoningen moet nut en noodzaak worden aangetoond aangezien terughoudendheid met uitbreiding van het aantal woningen in het buitengebied noodzakelijk is. De milieubelasting mag niet verder toenemen. Naar verwachting neemt de vraag om niet-agrarische bedrijven te vestigen in voormalige agrarische bedrijfsgebouwen toe. Redenen hiervoor zijn bijvoorbeeld de (relatief) lage kosten van het vrijkomende pand of een representatieve situering in het landschap. Aan deze vestiging van niet-agrarische bedrijven zijn voor- en nadelen verbonden. Zo kan de nieuwe functie extra hinder opleveren voor de directe omgeving (verkeersdruk, milieubelasting) en voor natuur en landschap (milieubelasting, verschijningsvorm). Er kunnen naast deze hinder ook voordelen aan de aanwezigheid of vestiging van niet-agrarische bedrijven verbonden zijn. Zo blijft de bebouwing onderhouden en in stand wat, met name in het geval van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wenselijk is. Ook kan niet-agrarische bedrijvigheid het economisch draagvlak versterken (meer investeringen in het plangebied, toename van het voorzieningenniveau, toename van werkgelegenheid). Sectorale bouwstenen voor het beleid Bestaande niet-agrarische bedrijven moeten kunnen blijven voortbestaan, uitbreidingsruimte krijgen en eventuele wijzigingen in de aard van de bedrijfsactiviteiten kunnen doorvoeren om het voortbestaan van deze bedrijven in de toekomst te garanderen. Verdere ontwikkelingsruimte is mede afhankelijk van de mate waarin het bedrijf hinder veroorzaakt voor zijn omgeving.
4.10 Leidingen Huidige situatie Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in het bestemmingsplan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant. Ook niet-hoofdtransportleidingen met veiligheidscontour, kunnen planologisch relevant zijn. Als planologisch relevante leidingen worden aangemerkt (buis)leidingen voor het transport van:
hoogspanning van 50 kV en hoger; brandbare gassen met een druk van 20 bar en hoger; brandbare vloeistoffen of giftige stoffen met een diameter van 4" en hoger; buisleidingen met een diameter van 400 mm en groter.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
78
Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd. In het plangebied zijn verschillende leidingen en hoogspanningsleidingen aanwezig. Een aantal van deze leidingen liggen in een zogenoemde buisleidingenstrook. In tabel 4.6 is een overzicht opgenomen van deze leidingen, inclusief druk en diameter. Buisleidingenstrook In de leidingenstrook (circa 70 meter breed) mag in principe niet worden gebouwd anders dan ten behoeve van leidingen en de primaire bestemming Leidingenstrook. Het veiligheidsgebied (55 meter aan weerszijden van de strook) dient te worden vrijgehouden van woonbebouwing en zoveel mogelijk van andere bebouwing. In de buisleidingenstrook liggen diverse leidingen gebundeld (zie tabel 4.6). De individuele contouren (veiligheidsafstanden) van deze leidingen zijn afgestemd op het genoemde veiligheidsgebied. Individuele leidingen Per 1 januari 2011 is in werking getreden de AMvB voor de buisleidingen (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, BEVB). Deze AMvB stelt nieuwe regels aan risiconormering en zonering langs transportleidingen, het opnemen van voorschriften in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. In de nieuwe AMvB is zoveel mogelijk aangesloten op de risiconormering zoals in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is vastgelegd (plaatsgebonden risico en groepsrisico). De plaatsgebonden risicocontour is de afstand die dient te worden aangehouden tot kwetsbare objecten. Als kwetsbare objecten zijn aangemerkt: woonbebouwing, bijzondere objecten, recreatieterreinen en industrieterreinen. Het plaatsgebonden risico en groepsrisico is voor de individuele leidingen in het plangebied in kaart gebracht. Hiervoor wordt verwezen naar het rapport van de RMD West-Brabant 'Gemeente Oisterwijk Risicoberekening Vervoer Gevaarlijke Stoffen Buisleidingen. De afstand die, in verband met de bescherming en het beheer van de leiding, minstens moet worden aangehouden ten opzichte van andere functies, wordt bepaald door de belemmerende strook. Binnen deze afstand is in beginsel geen enkele vorm van bebouwing toegestaan. Hoogspanningsverbindingen Door de elektriciteitsbedrijven (SEP) en het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en de Milieuhygiëne worden ten behoeve van de ruimtelijke planning zakelijk rechtstroken gehanteerd. Er zijn de laatste jaren onderzoeken uitgevoerd die aantonen dat de kans op leukemie voor kinderen verhoogd wordt door de nabijheid van een hoogspanningslijn. In deze onderzoeken is overigens geen oorzakelijk verband aangetoond. Staatssecretaris Van Geel heeft naar aanleiding van deze onderzoeken in een adviesbrief indicatieve zones aangegeven met betrekking tot bovengrondse hoogspanningslijnen (brief d.d. 4 oktober 2005) in verband met de aanwezige magnetische velden bij deze lijnen. Dit zijn zones rond hoogspanningslijnen waarbinnen sprake kan zijn van verhoogde magneetvelden. De betreffende zones/afstanden zijn gebaseerd op conservatieve aannames. De staatssecretaris adviseert geen nieuwe gevoelige functies (functies waar kinderen van 0 tot 15 jaar langdurig kunnen verblijven, zoals wonen, scholen en kinderopvangvoorzieningen) te realiseren binnen de indicatieve zone. Tevens kan in overleg met de netbeheerder worden _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
79
bepaald wat de specifieke zone is. Het gaat om een advies, gemeenten en provincies mogen hiervan afwijken. In de brief van de staatssecretaris wordt aangegeven dat maatschappelijke kosten en baten meegewogen moeten worden bij de afweging om af te wijken van de indicatieve of specifieke zone. De indicatieve zone voor de betreffende hoogspanningsleidingen bedraagt 80 m aan weerszijden (bron: website RIVM). Deze 80 m afstand wordt horizontaal gemeten. Er is voor de betreffende leiding geen specifieke zone bekend. Tabel 4.6.
Overzicht buisleidingen
soort leiding
diameter en druk/spanning leidingbeheerder
buisleidingenstrook aardolieproducten
24 inch
Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij
ruwe olie
36 inch
Rotterdam-Rijn Pijpleidingmaatschappij
individuele leidingen/hoogspanningsverbindingen rioolpersleiding
400/700 mm
Waterschap de Dommel
vloeibare koolwaterstoffen 8 inch (PRB-leiding)
SABIC
aardgasleiding (Z-520-04-kr-002)
4 inch, 23 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-35-kr-002)
6 inch, 40 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-01-kr-022)
12 inch, 23 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-522-01)
12 inch, 40 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-26-kr-002)
4 inch, 40 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-02)
leiding is buiten gebruik
Gasunie
aardgasleiding (A-527-kr-0077)
42 inch, 66,2 bar
Gasunie
aardgasleiding (A-526-kr-070) 42 inch, 66,2 bar
Gasunie
aardgasleiding (A-525-k4-070)
36 inch, 66,2 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-522-10-kr-001) kr-004r)
8 inch, 40 bar
Gasunie
aardgasleiding (A-525-03-kr-001)
16 inch, 66,2 bar
Gasunie
aardgasleiding (A-527-08-kr-001)
16 inch, 66,2 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-01-kr-018)
12 inch, 40 bar
Gasunie
aardgasleiding (Z-520-26-kr-001 kr-003)
4 inch, 40 bar
Gasunie
t/
t/
m
m
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
80
aardgasleiding (Z-522-01-kr-001 kr-042)
12 inch, 40 bar t/
Gasunie
m
3 bovengrondse 150 KV hoogspanningsleidingen van 150 KV drinkwaterleidingen vloeibare (naftaleen)
24 inch
koolwaterstoffen 8 inch, 80 bar
Brabant Water SABIC pipelines
Toekomstige ontwikkelingen De aanleg van drie nieuwe aardgastransportleidingen in het zuidelijke deel van het plangebied, gebundeld met de aanwezige gasleidingen wordt in de nabije toekomst voorzien (aangewezen in de nieuwe Structuurvisie buisleidingen die naar verwachting in juni 2011 ter inzage wordt gelegd). In het bestemmingplan kan voor als nog geen rekening worden gehouden met de feitelijke aanleg van de toekomstige leidingen omdat er geen definitieve tracés bekend zijn. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen ten behoeve van andere functies zal rekening moeten worden gehouden met de belemmerende strook en met de plaatsgebonden risicocontour van de aanwezige leidingen. De toekomstige omschakeling van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen en de splitsing van grote of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen kan op grond van veiligheidsaspecten binnen de plaatsgebonden risicocontour niet. Sectorale bouwstenen voor beleid Er dient bij de realisatie van nieuwe functies rekening te worden gehouden met de aan te houden afstanden die gelden voor de verschillende planologisch relevante leidingen in het gebied.
4.11 Inrichting LOG Voor het LOG Stille Wille en het LOG Molenakkers zijn landschapsplannen opgesteld. In de landschapsplannen is ook een uitvoeringsprogramma opgenomen. Landschapsplan en Uitvoeringsprogramma voor LOG Stille Wille en Molenakkers De inzet van beide landschapsplannen voor de inrichting van de LOG's is dat er groene coulissen worden gecreëerd bestaande uit een combinatie van weg- of laanbeplanting, erfbeplanting en bosje en houtwallen 'in het veld'. Bij het LOG Molenakkers is het daarbij belangrijk dat het verschil tussen de historische lintbebouwing en de voormalig akker herkenbaar blijft. Bij het LOG Stille Wille is het van belang dat de schaalverschillen tussen grootschalige ontginningen en kleinschalige bebouwingslinten behouden blijft. Ten aanzien van de inrichting van het erf worden eisen gesteld aan erfbeplanting (de combinatie van beplanting op het bouwvlak met beplanting in de omgeving; de erfbeplanting is robuust en nooit smaller dan 10 meter), waterberging en bebouwing (nokhoogte niet meer dan 10 meter, bij voorkeur een goothoogte van 4 meter en een dakhelling van minimaal 1:2). De toetsingscriteria voor de inrichting van het erf geven een richting aan, bij daadwerkelijke uitbreiding of inplaatsing van intensieve veehouderijbedrijven moet maatwerk worden geleverd. De afspraken die met de betreffende ondernemers worden gemaakt over de inrichting van het erf en de erfbeplanting worden gekoppeld aan een op te stellen overeenkomst waarin afspraken zijn opgenomen over de aanleg, inrichting en het beheer van de erfinrichting. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
81
In het Uitvoeringsprogramma worden de voorgestelde ingrepen uit de landschapsplannen vertaald in projecten. De volgende projecten komen onder andere voor realisatie in aanmerking:
inplaatsing van nieuwe intensieve veehouderijen (niet langer actueel op basis van recent provinciaal beleid); aanleg erfbeplanting; aanleg laanbeplanting; aanleg landschapselementen; duurzame bedrijfsvoering (in aanvulling op wettelijke regelingen); aanleg gezamenlijke waterberging.
De landschapsplannen hebben geen directe gevolgen voor de regels in het bestemmingplan; het bestemmingsplan mag zich niet verzetten tegen de gewenste inrichting van de gebieden en de erven.
4.12 Overige functies Windenergie Solitaire windturbines, verspreid over het plangebied zijn niet gewenst. Een project om zowel op het grondgebied van de gemeente Oisterwijk als de gemeente Oirschot een windturbinepark van 5 windturbines te ontwikkelen wordt door het gemeentebestuur ondersteund. Op het grondgebied van de gemeente Oisterwijk worden 2 turbines geplaatst. Zendmasten Verspreid door het plangebied zijn hoge masten geplaatst ter ondersteuning van het mobiele telefoonnetwerk. Met de geplande plaatsing van 2 masten ontstaat naar verwachting een volledige dekking en behoeven er verder geen masten meer te worden geplaatst.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
82
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
83
Hoofdstuk 5
5.1
Gebiedsvisie
Gebiedsvisie: doel en opzet
Een samenhangende gemeentelijke beleidsvisie is noodzakelijk om de stap te maken van inventarisatie (van beleid en functies) naar bestemmingsregeling. Daarbij moet echter de kanttekening worden geplaatst dat een bestemmingsplan Buitengebied aan verschillende voorwaarden moet voldoen: het planproces is dus geen "spel zonder grenzen". De begrenzing van de beleidsruimte wordt door drie factoren bepaald:
het beleid van rijk en provincie, dat inhoudelijke voorwaarden bevat; de Wet op de ruimtelijke ordening, waarin formele eisen aan het bestemmingsplan zijn opgenomen; jurisprudentie.
Duurzaamheidsbalans Het gemeentebestuur van Oisterwijk heeft de intentie uitgesproken om ontwikkelingen binnen de gemeente steeds op duurzaamheid te toetsen. Belangrijk uitgangspunt is dat voor een duurzame ontwikkeling de diverse krachten en waarden (subsystemen of kapitalen) met elkaar in evenwicht moeten zijn en blijven. Het maatschappelijk systeem kan daarbij beschouwd worden als een samenspel tussen drie subsystemen of kapitalen: het ecologische kapitaal (zoals natuur, landschap, water, lucht), het economisch kapitaal (zoals arbeid, kennis, grondstoffen) en het sociaal-culturele kapitaal (woonomgeving, cultuur, onderwijs, veiligheid). In bijlage 7 worden voor deze drie kapitalen de doelen / ontwikkelingsrichtingen benoemd. Het streven naar een duurzame ontwikkeling van de maatschappij is door de gemeente vertaald in het streven deze drie kapitalen in balans met elkaar te ontwikkelen. Uit bijlage 7 blijkt dat met de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied een uitzonderlijke bijdrage wordt geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente. Bij realisering van onderstaande doelen, wordt in de komende jaren een grote vooruitgang geboekt in alle drie de kapitalen; ecologisch, sociaal-cultureel en economisch. Het ruimtelijke beleid voor het landelijk gebied kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente door het zodanig begeleiden en stimuleren van de ontwikkelingen en veranderingsprocessen, dat de vitaliteit (economisch en sociaal-cultureel kapitaal) en de ruimtelijke kwaliteit (ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal) van het landelijke gebied worden behouden en waar mogelijk versterkt. Hierbij is het van belang om de wederzijdse afhankelijkheid van de hoofddoelstellingen economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit te benadrukken. Hierin komt ook de verknoping van de drie kapitalen tot uitdrukking waarbij zowel de ruimtelijke kwaliteit als de economische vitaliteit beiden een relatie hebben met het sociaal-culturele kapitaal. Beleidskader Deze hoofddoelstelling (behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit en economische vitaliteit) maakt keuzes voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling noodzakelijk. De hoofdzonering van het landelijk gebied in Ecologische hoofdstructuur, Groenblauwe mantel en _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
84
Agrarisch gebied zoals vastgelegd in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte, geeft daarbij de ruimtelijke prioriteiten en perspectieven aan, vormt het uitgangspunt voor de beleidsontwikkeling in het bestemmingsplan. Naast de structuurvisie vormen ook de beide Reconstructieplannen en de StructuurvisiePlus belangrijke vertrekpunten voor het opstellen van een samenhangende gemeentelijke beleidsvisie alsmede de inventarisatie en analyse van ruimtelijke kwaliteiten en functies in het plangebied (hoofdstuk 4). Gebiedsvisie In dit hoofdstuk heeft de verknoping van beleid en inventarisatie tot een gemeentelijke beleidsvisie plaatsgevonden waarbij de hoofddoelstelling zoals wordt beschreven in paragraaf 5.2. (economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit) als het ware de kapstok vormt. Deze gebiedsvisie brengt op gebiedsniveau de gewenste ontwikkelingsrichting tot uitdrukking inzake water, natuur, landschap, landbouw, recreatief (mede)gebruik en andere in de gebiedsvisie passende functies. Met name moet de gebiedsvisie in beeld brengen hoe:
de landbouw zich de komende jaren kan ontwikkelen; invulling wordt gegeven aan de reconstructie van het platteland; "groene" en "blauwe" kwaliteitsdoelstellingen (landschap, ecologie en water) veiliggesteld c.q. gerealiseerd gaan worden; de verschillende (sectorale) ontwikkelingen op elkaar afgestemd worden.
De gebiedsvisie geeft richting aan de ontwikkelingen die worden voorzien binnen de planperiode van het bestemmingsplan en vormt tevens een beleidskader waarbinnen nog niet te voorziene ontwikkelingen kunnen worden afgewogen. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. In paragraaf 5.2. wordt de hoofddoelstelling (economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit) nader uitgewerkt in een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. In paragraaf 5.3. is dit min of meer abstracte ruimtelijk ontwikkelingsperspectief met de input uit de analyse en inventarisatie uitgewerkt tot een concrete gebiedsvisie voor het plangebied.
5.2
Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief
Naar een bredere functionaliteit Het beleidskader (hoofdstuk 3) en de analyse van kwaliteiten / functies / ontwikkelingen (hoofdstuk 4) geven aan dat de functie en positie van het landelijk gebied is gewijzigd en gekenmerkt wordt door een brede functionaliteit. Het landelijk gebied van Oisterwijk beschikt over sterke omgevingskwaliteiten, tot uitdrukking komend in waardevol bos- en natuurgebied en een herkenbaar cultuurlandschap met aantrekkelijke beken en waardevolle bebouwing. Deze kwaliteiten hangen in belangrijke mate samen met de ontginningsgeschiedenis en functie van het gebied. Een verdere versterking van deze omgevingskwaliteiten vindt plaats via ontwikkeling van natuur aansluitend aan of in combinatie met de waterelementen (de Reusel, Voorste Stroom gebied). Deze omgevingskwaliteiten zijn van grote betekenis voor de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het plangebied en het aangrenzende verstedelijkte gebied (Tilburg en omgeving) en voor de economische potenties van het gebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
85
De economische toekomst van het landelijk gebied hangt niet meer alleen af van ontwikkelingen in de landbouw maar ook van de mogelijkheden / ontwikkelingen van het landelijk gebied voor vormen van gebruik als wonen, toerisme en recreatie, niet-agrarische bedrijvigheid / werkgelegenheid en dienstverlening. De sterke omgevingskwaliteiten zijn daarbij van belang voor de slagingskansen van economische ontwikkelingen in bijvoorbeeld de recreatieve sfeer. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een toenemende waardering / beleving van het landelijk gebied als omgevingsfactor (natuur, landschap, rust, ruimte) en met nieuwe ruimtelijke claims ten behoeve van waterbeheer (waterberging). Kortom de betekenis van de (grondgebonden) landbouw als belangrijkste sociaal-economische drager van het platteland en verschaffer van werkgelegenheid wordt minder, maar de betekenis van het landelijk gebied voor de samenleving en andere economische sectoren neemt eerder toe dan af. Deze verschuiving / verandering van positie en functie van het landelijk gebied is ook nadrukkelijk aan de orde in Oisterwijk. Het aantal agrarische bedrijven is afgenomen maar de dynamiek en de behoefte aan ontwikkelingsruimte op de overblijvende bedrijven is des te groter. Sleutelwoorden bij het zoeken naar perspectieven en oplossingen in de agrarische sector zijn schaalvergroting, structuurverbetering en verbreding, dat wil zeggen:
schaalvergroting van de landbouw door concentratie van productie op steeds minder maar grotere bedrijven; structuurverbetering van de landbouw door het (via inzet van landinrichting) tot stand brengen van verbetering van verkavelingssituatie, van waterhuishouding en van infrastructuur; verbreding van landbouwontwikkeling door specialisatie en diversificatie binnen de agrarische sector (ruime diversiteit aan teelten) en door niet-agrarische toevoegingen aan de bedrijfsvoering zoals agrarisch natuurbeheer, verkoop-aan-huis en dergelijke.
Deze ontwikkelingen laten overigens onverlet dat wat betreft ruimtegebruik de landbouw ook in de toekomst in ruimtelijk en landschappelijk opzicht een belangrijke economische drager zal blijven van het buitengebied van Oisterwijk en een belangrijke ruimtegebruiker en beheerder van het gebied. De bredere functionaliteit van het landelijk gebied van Oisterwijk komt in de huidige situatie tot uitdrukking in de aanwezigheid van recreatieve en toeristische voorzieningen, agrarisch verwante bedrijven, niet-agrarische bedrijven en een omvangrijke woonfunctie. Er is een stijgende vraag naar ontwikkelingsmogelijkheden van nieuwe economische activiteiten, getuige ook de reacties van belanghebbenden tijdens inloopbijeenkomsten die de gemeente heeft georganiseerd in mei 2007. Hoofddoelstelling Het ruimtelijk beleid zal in moeten spelen op deze verandering van positie en functie van het landelijk gebied. Dit noodzaakt tot een andere benadering van de ruimtelijke ordening en de sturing van het grondgebruik in het buitengebied: minder verdelen en toedelen van ruimte als sturend kader maar veel meer toetsen van activiteiten aan hun economische en ruimtelijk-kwalitatieve bijdrage aan het landelijk gebied. Het ruimtelijk beleid zal daarbij gericht moeten worden op die meer integrale en multifunctionele betekenis en toekomst van het landelijk gebied en op de specifieke kansen en ontwikkelingsrichtingen die daarbij voor Oisterwijk aan de orde zijn en op behoud en verdere ontwikkeling van die sterke omgevingskwaliteiten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
86
Gelet op het bovenstaande wordt voor het bestemmingsplan Buitengebied de volgende hoofddoelstelling geformuleerd: Behoud en ontwikkeling van de economische vitaliteit en van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Het gaat daarbij nadrukkelijk om de combinatie en de onderlinge versterking van economische vitaliteit (economisch en sociaal-cultureel kapitaal) en ruimtelijke kwaliteit (ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal): zoeken naar een breder sociaaleconomisch draagvlak dat tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied; ruimtelijke kwaliteit als vliegwiel voor economische activiteit. Economische vitaliteit Versterking van economische vitaliteit richt zich op het waarborgen van een sociaaleconomisch goed functionerend platteland. Ondanks de in hoofdstuk 4 beschreven ontwikkelingen met betrekking tot de landbouw blijft de landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen als ruimtegebruiker en beheerder van het landelijk gebied van Oisterwijk. Het versterken van de economische vitaliteit zal zich dan ook in eerste instantie moeten richten op het creëren van de ruimtelijke mogelijkheden voor een ontwikkeling naar verbrede, duurzame en multifunctionele landbouw. Voor het landelijk gebied van Oisterwijk zal die economische vitaliteit via de volgende drie sporen ingevuld worden: het spoor van duurzame en zo flexibel mogelijke agrarische ontwikkeling, het spoor van versterking van de recreatieve potenties en het spoor van verbrede plattelandsontwikkeling. Het spoor van de duurzame, flexibele en concurrerende agrarische ontwikkeling richt zich op het in het ruimtelijk beleid ruimte geven aan de landbouw om te kunnen inspelen op de noodzakelijke aanpassingen, veranderingen en perspectieven binnen deze sector (schaalvergroting, verduurzaming, verbreding en vernieuwing van de landbouw). In toenemende mate wordt van de landbouwsector een grote verscheidenheid aan producten en diensten verwacht. Dit betekent een ruimtelijk beleid dat de grondgebonden bedrijfsvormen ruimte en flexibiliteit biedt ten aanzien van uitbreiding, ontwikkeling van neventakken, omschakeling en verandering in grondgebruik of productiewijze (waaronder biologische landbouw). Voor de intensieve veehouderij zal de Verordening Ruimte leidend zijn voor het ruimtelijke beleid. Van belang is ook de structuurverbetering van de landbouw die met het landinrichtingsproject de Hilver wordt nagestreefd. Het plan omvat concrete maatregelen als kavelverbetering (samenvoegen kavels, vergroten huiskavel, opheffen versnippering), verbetering waterhuishouding (verbetering, ontwatering, tegengaan verdroging) en infrastructurele verbeteringen (afstandsverkorting). De inzet en uitvoering van dit landinrichtingsproject leidt tot een verbetering van de "accommodatie" waarbinnen de landbouw invulling kan geven aan het spoor van duurzame, flexibele en concurrerende agrarische ontwikkeling. Het spoor van de versterking van de recreatieve potenties richt zich op verdere stimulering van recreatie en toerisme met een focus op kwaliteit, variatie en duurzaamheid, het toeristisch ontsluiten van cultuur en cultuurhistorie en het versterken van de relatie natuur en cultuur, het ontwikkelen van agrotoerisme waarbij een hoger ambitieniveau van de voorzieningen wordt nagestreefd en een betere beheersing van de stroom van recreanten (groene poorten en recreatieve entrees). Verbeteren en benutten van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit verhoogt de aantrekkelijkheid en aantrekkingskracht van het gebied waardoor kwaliteitsverbetering van het bestaande recreatieve aanbod kan worden ingezet en ruimte voor nieuwe initiatieven ontstaat.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
87
Het spoor van de verbrede plattelandsontwikkeling richt zich op het benoemen en in het ruimtelijk beleid mogelijk maken van nieuwe economische dragers. De provinciale nota Buitengebied in Ontwikkeling is daarbij richtinggevend. Onlosmakelijk verbonden met de toepassing van nieuwe economische dragers is de bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit Naast economische versterking is behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit essentieel voor de toekomst van het landelijk gebied. De (culturele) identiteit, cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische kwaliteit van het landelijk gebied zijn wezenlijke onderdelen van en vormen mede voorwaarden voor economische en sociale ontwikkeling. Het is van belang om die identiteit en kwaliteit voor het landelijk gebied van Oisterwijk te benoemen. In het kader van het bestemmingsplan heeft behoud van ruimtelijke kwaliteit met name betrekking op het karakteristieke landschapspatroon en de ecologische kwaliteit van het buitengebied. In essentie gaat het bij het karakteristieke landschapspatroon van het plangebied om de volgende elementen (bron: StructuurvisiePlus, Structuurvisie Ruimtelijke Ordening):
Oisterwijkse bossen en vennen; het aangrenzende overgangsgebied ten zuiden van de bossen en vennen waar sprake is van oude akkerbouwcomplexen en historische groenstructuren; de beken de Reusel, Voorste Stroom, Achterste Stroom, Rosep, Beerze en Essche Stroom; het herkenbare, open beekdal van de Reusel en het dal van de Voorste Stroom; de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, archeologische monumenten, molenbiotopen, onverharde wegen en historische lijnen.
Bij de ecologische kwaliteit gaat het met name om (bron: gegevens Ecologische Hoofdstructuur):
(het natte gedeelte van) de Oisterwijkse bossen en vennen; het beekdal van de Reusel; de gebieden grenzend aan de Reusel en de Oisterwijkse bossen en vennen die belangrijke leefgemeenschappen van planten en dieren herbergen.
Naast behoud is ook verdere ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit van belang. Binnen het plangebied worden de volgende ontwikkeling van kwaliteiten voorzien (bron: Structuurvisie Ruimtelijke ordening, Verordening Ruimte, reconstructieplannen, Nota BIO, StructuurvisiePlus, gebiedsconvenant Groene Mal):
ecologische verbindingszones langs (delen) van de Voorste Stroom, de Achterste Stroom, Wilhelminakanaal en de Reusel; realisatie van de ecologische hoofdstructuur en behoud van het buffergebied (groenblauwe mantel); de inrichting van een waterbergingsgebied langs de Reusel; herstellen van de natuurlijke uitstraling van de beken; inrichting van inundatiegebieden; aanleg, op vrijwillige basis, van landschapselementen in het kader van de Groene Mal en Het Groene Woud in het gebied Leemkuilen-Vennen; ontwikkeling van landgoederen in de daarvoor aangewezen gebieden uit de StructuurvisiePlus; versterken en ontwikkelen van cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebouwen; versterken van de ruimtelijke kwaliteit van bebouwingsconcentraties; groene poorten en recreatieve entrees voor de opvang en regulering van bezoekersstromen (minder verstoring, meer ruimte voor natuurontwikkeling).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
88
Conclusie Bij de genoemde sporen voor invulling van de economische vitaliteit zal de ruimtelijke kwaliteit (het karakteristieke landschapspatroon, de ecologische structuur en de na te streven ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit) het richtinggevend kader vormen. In bijlage 7 worden de beleidsdoelstellingen, gerangschikt naar ecologisch, sociaal-cultureel en economisch kapitaal weergegeven. Uit bijlage 7 blijkt dat met de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied een uitzonderlijke bijdrage wordt geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente. Bij realisering van onderstaande doelen, wordt in de komende jaren een grote vooruitgang geboekt in alle drie de kapitalen; ecologisch, sociaal-cultureel en economisch.
5.3
Gebiedsvisie
De hiervoor beschreven hoofddoelstelling en de nadere concretisering daarvan zijn verder uitgewerkt tot een gebiedsvisie voor het plangebied, uitgaande van de hoofdzonering uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, de reconstructieplannen en de StructuurvisiePlus. Deze visie is weergegeven op de bijgevoegde figuur 5.1 (gebiedsvisie). In deze figuur is het beleid gevisualiseerd om voor de komende jaren sturing te geven aan behoud en ontwikkeling van zowel de economische vitaliteit als de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied van Oisterwijk. De "planhorizon" van deze gebiedsvisie reikt overigens verder dan de plantermijn van 10 jaar voor het bestemmingsplan Buitengebied. In vogelvlucht ziet de beleidskaart er als volgt uit:
in het gebied ten noordwesten van de kern Oisterwijk zijn de agrarische ontwikkelingen richtinggevend; de aanleg van een groene buffer als tegenhanger van het verstedelijkte Tilburg wordt nagestreefd; het gebied rond de Voorste Stroom is bijzonder en dynamisch met de ontwikkelingen rondom water (beekherstel en waterberging), natuur en landschap en de mogelijkheid om de recreatieve potentie te ontwikkelen; in het centrale bos- en vennengebied staat de ontwikkeling van natuur en landschap (met speciale aandacht voor de natte natuur en de beken die door het natuurgebied lopen) voorop; recreatie verdient speciale aandacht aangezien de bossen en vennen de belangrijkste toeristische attractie vormen maar tevens nadelen van de recreatieve druk ondervinden; het gebied ten zuiden van de bossen en vennen vormt deels een buffer ten opzichte van het centrale bos-en vennengebied en is voorts gericht op agrarische ontwikkelingen met een speciale rol voor waterberging, natuur en landschapsontwikkeling in het gebied rondom de Reusel; ten noorden van de Oirschotseweg is sprake van een overgangszone en is er, naast ruimte voor landschap en natuur, ook ruimte voor recreatieve ontwikkelingen.
Hierna volgt een meer gedetailleerde beschrijving van de beleidskaart. Blauwgroen raamwerk Het blauwgroene raamwerk heeft betrekking op de huidige beken, bossen en natuurgebieden, waar het beleid primair is gericht op behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden. Natuur en natuurontwikkeling De bestaande bos- en natuurgebieden in het plangebied zijn in de gebiedsvisie opgenomen met de aanduiding natuur en natuurontwikkeling. Deze gronden zijn in het provinciaal beleid aangemerkt als EHS. Ook de agrarische gronden langs de Reusel die in het kader van de landinrichting omgevormd zullen worden naar natuur, zijn aangemerkt als natuur en _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
89
natuurontwikkeling. Het gaat - naast een aantal kleinere bos- en natuurgebieden - in hoofdzaak om de Oisterwijkse bossen en vennen en het aansluitende gebied van Kampina, de Kleine Oisterwijkse Heide en het beekdal van de Reusel. Het beleid voor deze zone is primair gericht op behoud van de bestaande natuurgebieden en de bestaande bospercelen en de ontwikkeling van, binnen de plantermijn, nieuwe natuur op gronden die momenteel nog agrarisch in gebruik zijn. Het gebied voor natuurontwikkeling komt overeen met de in de ecologische hoofdstructuur. Daarbij hoort ook de realisering van de ecologische verbindingszones. Het gaat daarbij om verbindingen langs de Reusel, Wilhelminakanaal en de Voorste/Achterste Stroom. Behoud en ontwikkeling van de natuurgebieden is ook voor de recreatieve waarde en potentie van Oisterwijk als toeristisch-recreatieve gemeente van groot belang. Anderzijds kan een grote toeristische druk ook een bedreiging vormen voor de (ontwikkeling van) natuurwaarden. Regulering van de recreatieve druk op de natuurgebieden is in dat licht een belangrijk aandachtspunt. Water en natuur Behoud, herstel en uitbouw van de natte ecologische structuur (de beken en de natte natuurparel) is een essentiële doelstelling voor de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat daarbij om vergroting van de herkenbaarheid van de beken/beekdalen en het inrichten van een duurzaam watersysteem met voldoende mogelijkheden voor waterberging. Op de beleidskaart is dit aangegeven met de aanduidingen: zoekgebied voor behoud en herstel beeksystemen (Voorste en Achterste Stroom, Essche Stroom, Reusel, Spruitenstroompje, Rosep en Beerze), waterberging (zones langs de Reusel ten zuidoosten van Moergestel, de Voorste Stroom, de Essche Stroom en de Beerze) en de attentiegebieden EHS (de natte natuurparel met een 500 m brede beschermingszone uit de reconstructieplannen). De natte natuurparel beslaat globaal het gebied van de Oisterwijkse bossen en vennen en het dal van de Reusel. Agrarisch gebruik richtinggevend Centraal in het beleid voor behoud en ontwikkeling van de economische vitaliteit in het buitengebied staat de landbouw als belangrijke ruimtegebruiker en beheerder van het landelijk gebied. Het agrarische gebied, waar het ruimtelijk beleid primair is gericht op ontwikkeling van de (hoofdzakelijk grondgebonden) landbouw, is op de kaart aangegeven als agrarisch gebruik richtinggevend. Voor dit gebied ligt het accent op het ruimte geven aan veranderingsprocessen binnen de landbouw: schaalvergroting, intensivering, structuurverbetering en verbrede landbouw. Dat betekent niet dat de landbouw onbegrensde ontwikkelingsmogelijkheden krijgt in de zin van "de landbouw kan zijn gang gaan". De agrarische ontwikkelingsruimte wordt in delen van het agrarische gebied begrensd door bestaande of te ontwikkelen landschaps- en / of natuurwaarden en daarnaast door de in het provinciaal beleid vastgelegde regels en normen ten aanzien van onder meer bebouwingsmogelijkheden en ontwikkeling van neventakken. Agrarisch gebied met natuur- en landschaps- en cultuurhistorische waarden (Aln) Voor de agrarische gebieden waar sprake is van belangrijke landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en die aangemerkt kunnen worden als een buffergebied voor de EHS (groenblauwe mantel), is het op basis van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte noodzakelijk de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden op deze waarden af te stemmen. Deze waarden dragen in belangrijke mate bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en bepalen mede de (toeristische) aantrekkelijkheid van het buitengebied van Oisterwijk en om die reden hecht ook
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
90
het gemeentebestuur aan bescherming en waarborging van cultuurhistorie, landschaps- en natuurwaarden. De volgende factoren zijn van belang bij het benoemen van de verschillende categorieën agrarische gebieden met cultuurhistorische, landschaps- en natuurwaarden:
de de de de de
feitelijke aanwezigheid van waarden; kwetsbaarheid van de betreffende waarden voor ruimtelijke ingrepen; noodzaak van beschermende maatregelen; geschiktheid van abiotische omstandigheden voor de ontwikkeling van waarden; noodzaak een buffergebied in te stellen rond de EHS.
De betreffende waarden van landschap, biotopen en EHS zijn uitvoerig beschreven in hoofdstuk 4. Op basis van de genoemde overwegingen is het in de Verordening Ruimte aangemerkt als groenblauwe mantel aangewezen als agrarisch gebied met natuur en landschaps- en cultuurhistorische waarden (Aln).
Figuur 5.1.
Gebiedsvisie
Agrarisch gebied (A) Het resterende agrarische gedeelte van het plangebied wordt niet gekenmerkt door bijzondere landschappelijke of ecologische kwaliteiten, anders dan de algemene kwaliteiten van openheid afgewisseld met groenelementen en agrarisch gebruik en is aangeduid als agrarisch gebied (A). In die delen van het plangebied worden vanuit landschap en ecologie dan ook geen bijzondere voorwaarden gesteld aan het agrarische gebruik of beperkingen opgelegd aan de agrarische ontwikkelingsmogelijkheden. Dat laat echter onverlet dat - gelet op de algemene ruimtelijke karakteristiek van het gebied en het behoud van de daarmee samenhangende kenmerken met name wat betreft het oprichten van bebouwing in het algemeen een aantal randvoorwaarden zal worden opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
91
De ontwikkeling van het landschap door de aanleg van landschapselementen wordt overeenkomstig de StructuurvisiePlus en Groene Mal met name in het gebied Leemkuilen-de Vennen nagestreefd (groene buffer tegen verstedelijking). De gronden ten noorden van de kern Oisterwijk maken deel uit van een oud akkerbouwcomplex maar zijn niet aangeduid als Aln-gebied. Redenen hiervoor zijn:
de aanwijzing van het gebied tot Agrarisch gebied in de Verordening Ruimte; de voorgeschiedenis van het huidige bestemmingsplan (er is goedkeuring onthouden aan de destijds opgenomen bestemming agrarisch gronden met bijzondere waarden); het handhaven van de gekozen systematiek van het bestemmingsplan Oliviersweg e.o.; het feit dat het gebied niet is opgenomen in begrenzing van de RNLE; de intenties uit het Groene Mal project (landschapsontwikkeling op vrijwillige basis, geen planologische doorwerking).
Integrale zonering intensieve veehouderij In de reconstructieplannen is het grondgebied van de gemeente verdeeld in extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij. In de extensiveringsgebieden zal de intensieve veehouderij op de langere termijn verdwijnen. Dit betekent dat er alternatieven voorhanden moeten zijn voor de verplaatsing en verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij en dat de intensieve bedrijven in het extensiveringsgebied geen ontwikkelingsruimte krijgen. In de verwevingsgebieden kan bedrijfsontwikkeling van intensieve veehouderijen uitsluitend worden toegestaan op de zogenaamde duurzame locaties. Een locatie is duurzaam tenzij de omgevingskwaliteiten anders uitwijzen. Dit betekent dat voor zover de verwevingsgebieden zijn gelegen in een zone Aln, er wellicht geen sprake kan zijn van een duurzame locatie. Nieuwe bouwblokken zijn in het verwevingsgebied niet toegestaan. Ruimte om te ondernemen voor de intensieve veehouderij is er in de landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's). In de LOG's kan ruimte geboden worden voor groei van bedrijven of omschakeling naar een intensieve veehouderij. In de gebiedsvisie staan de LOG's weergegeven als verbijzondering van de zone agrarisch gebied (ontwikkelingsgebied intensieve veehouderij). Voor de LOG's is/wordt een inrichtingsplan gemaakt waarbij de ruimte voor groei en omschakeling in beeld wordt gebracht. Niet-agrarische ontwikkelingsmogelijkheden zijn in de LOG's niet wenselijk gelet op de belemmeringen die zij kunnen opwerpen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij. Recreatieve ontwikkelingen Kleinschalige recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden Zoals aangegeven in de StructuurvisiePlus is het gebied rond de Voorste Stroom en de zuidelijke overgangszone van de Oisterwijkse bossen en vennen naar het overwegend agrarisch gebied (ten oosten van Moergestel) door de ligging ten opzichte van het centrale bosen vennengebied zeer geschikt voor de ontwikkeling van kleinschalige recreatie (routestructuren, recreatieve gebruiksmogelijkheden en kleinschalig kamperen). In het bestemmingsplan worden mogelijkheden geboden voor dergelijke kleinschalige recreatieve ontwikkelingen. Voor de begrenzing van de betreffende gebieden is gezocht naar logische grenzen (zoals wegen) en afgestemd op de agrarische gebieden met landschappelijke waarden. Groene poorten/zoekgebied recreatieve entrees De gemeente streeft de ontwikkeling van zogenaamde groene poorten of recreatieve entrees na. Dit zijn plaatsen waar de recreanten die met de auto naar Oisterwijk komen naartoe worden geleid en van waaruit ze gemakkelijk en op een milieuvriendelijke manier de Oisterwijkse bossen en vennen, het buitengebied of de Reusel kunnen ontdekken en bezoeken. Daarbij
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
92
worden mogelijkheden geboden om de auto te parkeren, eventueel fietsen te huren of gebruik te maken van de kleinschalige horecavoorzieningen. Het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten en de kanoboerderij aan de Reusel zijn in het kader van de reconstructie aangewezen als groene poort. Met de verplaatsing van het bezoekerscentrum naar de van Tienhovenlaan wordt invulling gegeven aan het streven een groene poort te realiseren. Ook de StructuurviePlus onderscheidt vergelijkbare groene poorten ofwel recreatieve entrees. De locatie hiervan staat nog niet vast zodat op de beleidskaart een zoekgebied voor recreatieve entrees is aangegeven. De omgeving van 't Stokske, de Boskant en de Voorste Hoeven komen daarvoor in aanmerking. Tot slot worden in het gebied, globaal begrensd door de Oirschotsebaan en Oirschotseweg, mogelijkheden geboden voor de inplaatsing van een te verplaatsen camping (herplaatsing verblijfsrecreatief bedrijf). Overige aanduidingen Bebouwingsconcentraties Het provinciale beleid biedt mogelijkheden om in bebouwingsconcentraties onder voorwaarden ruimere mogelijkheden te bieden voor (her)gebruik van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen. Naast een verruiming van de gebruiksmogelijkheden kunnen er ook (op beperkte schaal) bouwmogelijkheden worden geboden. Uitgangspunt bij verruimde mogelijkheden is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Als bebouwingsconcentraties worden in dat verband aangemerkt gebieden met een hogere bebouwingsdichtheid met wisselende functies. Met het oog op deze beleidsverruiming is geïnventariseerd welke delen van het buitengebied van Oisterwijk in aanmerking komen om als bebouwingsconcentratie te worden aangemerkt. In eerste instantie zijn daarbij 9 gebieden benoemd waar sprake is van een hogere concentratie van bebouwing. Deze gebieden zijn beschreven in bijlage 6 waarbij gebruik is gemaakt van de informatie die in de hoofdstukken 3 en 4 is verzameld over (provinciaal) beleid, natuur, landschap, functiegebruik, verkeer en dergelijke. Dit betekent echter niet dat deze gebieden allemaal kunnen worden aangemerkt als bebouwingsconcentratie, met ruimere ontwikkelingsmogelijkheden. Op basis van de volgende criteria zijn 5 concentraties geselecteerd die voor verruiming van gebruiks- en bouwmogelijkheden in aanmerking komen:
grenzend aan de kern: voor de gemeente is van doorslaggevende betekenis of een concentratie ook direct aan een van de kernen grenst; de mate van concentratie van bebouwing en reeds aanwezige verscheidenheid aan functies; belang van omliggende agrarische bedrijven en na te streven agrarische ontwikkelingen (LOG); verkeer en verkeersveiligheid; aanduidingen op basis van provinciaal en gemeentelijk beleid.
Op basis van de genoemde criteria en de analyse (bijlage 6) komen de volgende 5 bebouwingsconcentraties in aanmerking voor een verruiming van gebruiks- en bouwmogelijkheden:
Heukelom; Vinkenberg-Heuvelstraat; Pannenschuurlaan-Molenbaan. 't Stokske-Zandstraat-Heiligenboom; Oirschotseweg-De Hild.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
93
In deze bebouwingsconcentraties kunnen, afhankelijk van de kenmerken van de bebouwingsconcentraties, ten opzichte van de overige delen van het plangebied, ruimere bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geboden in de vorm van nevenactiviteiten en vervolgfuncties op (voormalige) agrarische bedrijven. De mogelijkheden voor verdichting en verruiming zijn niet in alle bebouwingsconcentraties identiek. Het reeds aanwezige gebruik, de ligging ten opzichte van het LOG, de ruimtelijk kwaliteiten en de functie die aan een gebied is toegekend zijn hierin bepalend. Bij Heukelom is het behoud van doorzichten naar het achtergelegen landelijke gebied van belang. Functieverruiming is toelaatbaar waarbij de bestaande bebouwing het uitgangspunt vormt en nieuwbouw niet wordt toegestaan. Het gebied Vinkenberg is relatief klein van oppervlakte, dicht bebouwd en het gebruik van panden is al heel divers. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten kunnen de dynamiek van het gebied versterken. Er is geen noodzaak de activiteiten te beperken tot de bestaande bebouwing, wel dienen de nieuwe functies milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Verkeersoverlast en parkeerproblemen dienen te worden voorkomen. Het gebied Pannenschuur-Molenbaan vormt de entree tot de kern Oisterwijk. Kwaliteitsverbetering kan met name bereikt worden door eisen te stellen aan de bebouwing en landschappelijke aankleding, de toegestane functies zijn minder relevant. Gelet op de grote verkeersdrukte op de Pannenschuurlaan en de slechte bereikbaarheid van de Molenbaan zijn functies met een publieks- of verkeersaantrekkende werking niet gewenst. 't Stokske en omgeving is interessant voor recreatieve ontwikkelingen. Het koppelen van de toe te laten activiteiten aan de bestaande bebouwing en het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing is noodzakelijk voor de instandhouding van de aantrekkelijkheid van het gebied. Het gebied Oirschotseweg is reeds dicht bebouwd en kan ook ingezet worden voor de verhoging van de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied ten zuiden van de Oisterwijkse bossen en vennen. Dit dient zich te vertalen in de toe te laten recreatieve functies. Naar de mening van het gemeentebestuur kan op basis van deze kenschets en onder strikte voorwaarden, medewerking worden verleend aan de verruiming van gebruiksmogelijkheden binnen bestaande bebouwing. Voor verruiming van bouwmogelijkheden is echter nog een nadere uitwerking van de ruimtelijke visie noodzakelijk. De vertaling van de visie op de gewenste ontwikkelingsrichting is weergegeven in hoofdstuk 6. Archeologie en cultuurhistorie Cultuurhistorie en archeologie zijn – naast en in combinatie met de landschappelijke en ecologische waarden – in belangrijke mate bepalend voor de identiteit van een gebied. De cultuurhistorische en archeologische waarden vormen het geheugen van het landschap en zijn van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Het buitengebied van Oisterwijk herbergt een grote diversiteit aan cultuurhistorische en archeologische waarden. Behoud van deze waarden is een belangrijk uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende aspecten:
archeologische waarden (archeologische monumenten en verwachtingswaarden); historisch-geografische structuren (lijnen, vlakken en groenstructuur); onverharde wegen; waardevolle bebouwing.
archeologische
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
94
De archeologische monumenten zijn op de beleidskaart aangegeven. In aanvulling op deze monumenten is door de gemeente archeologisch beleid ontwikkeld voor de overige archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente. Naast het archeologisch erfgoed is het cultuurhistorisch erfgoed van historisch geografisch waardevolle lijnen, vlakken en groenstructuren, gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (niet op de beleidskaart aangegeven) van groot belang in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. De waardevolle historisch-geografische structuren hangen in belangrijke mate samen met het patroon van wegen, waterlopen/beken en landschapselementen. Deze waarden worden op verschillende manieren veilig gesteld. Met het vastleggen van de infrastructuur worden historische lijnen en daaraan verbonden groenstructuren in tact gehouden en derhalve is een verdergaande bescherming niet noodzakelijk. Voor zover de historisch-geografische waarden samenhangen met landschapselementen in het agrarisch gebied (bomen, singels, houtwallen, poelen en dergelijke), worden deze waarden veiliggesteld door middel van de bescherming van de betreffende landschapselementen in de agrarische gebiedsbestemmingen (agrarisch gebied met landschapswaarden en agrarisch gebied met landschaps- en natuurwaarden). De nog aanwezige onverharde wegen worden uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol en beschermingswaardig geacht. De bescherming van (rijks- of gemeentelijk) monument is formeel wel afgebakend maar ook statisch. Voorgesteld wordt om door het toestaan van passende nieuwe functies in gebouwen een impuls te geven aan behoud van monumenten. De landgoederen in het buitengebied zijn uit cultuurhistorisch oogpunt waardevol door een combinatie van verschillende aspecten: groenstructuren en bebouwing in onderlinge samenhang. Behalve de aanwezige monumenten komen er verspreid in het plangebied vele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor. Ook voor deze panden wordt door het toestaan van passende nieuwe functies een impuls gegeven aan het behoud. Beleidselementen, niet weergegeven op de beleidskaart Infrastructuur Met de in onderzoek zijnde infrastructurele maatregelen zoals de capaciteitsverhoging van de A58 en verbreding Pannenschuurlaan kan in dit bestemmingsplan nog geen rekening worden gehouden. Onduidelijk is of realisatie van de plannen binnen de plantermijn is te verwachten. De aanpassing van Quatre Bras kan in het plan worden opgenomen. De gemeente wil het karakter van de nog aanwezige onverharde wegen en paden uit cultuurhistorisch oogpunt behouden. Het bestemmingsplan zal worden ingezet om verharding te voorkomen. Dit mag echter de voorgenomen realisatie van twee verharde verbindingen voor het fietsverkeer (verbinding Hoevenseweg - Baksevenweg en verbinding Tilburgseweg - Laag Heukelomseweg) niet belemmeren. Wonen Het buitengebied heeft voor de bewoners een belangrijke woonfunctie. Tijdens de inloopbijeenkomsten in mei 2007 bleek er bij bewoners van het buitengebied behoefte te bestaan aan extra bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen, voor huisvesting van zorgbehoevenden (mantelzorg), voor de huisvesting van hobbydieren en dergelijke. De bouwmogelijkheden voor woningen in het buitengebied zullen echter aan moeten sluiten bij het provinciaal beleid. De provinciale regelgeving is overigens verruimd ten opzichte van de bouwmogelijkheden die nog in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen zodat er sprake kan zijn van een vergroting van de bouwmogelijkheden. De bouw van nieuwe woningen in het buitengebied is in beginsel niet gewenst. Een uitzondering wordt gemaakt voor splitsing van woningen met grote bouwvolumes aangezien daarmee het
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
95
aantal vierkante meters verstening nauwelijks toeneemt. Woningsplitsing is toegestaan bij een bouwvolume van meer dan 900 m³ onder de volgende voorwaarden: de hoofdgebouwmassa blijft behouden, overtollige stallen worden gesloopt, de aankleding van het erf wordt verbeterd en uitbreiding van de woningen tot 600 m³ is mogelijk indien het landelijke karakter behouden blijft. Gebiedsplan Rosephoeve Voor het landgoed Rosephoeve en directe omgeving wordt gewerkt aan een gebiedsvisie met betrekking tot natuur en landschap in relatie tot de economie op het landgoed. Gemeente en initiatiefnemers werken aan de planvorming en uitvoering van de gebiedsvisie waarin onder andere is sprake van:
ontwikkeling van een nieuwe economische drager voor landgoed Rosephoeve; verplaatsing van een intensieve veehouderij aan de Rosepdreef; herontwikkeling van het MOB-complex Spoordonk; verplaatsing van een camping naar het projectlocatiegebied; realisering van beekherstelmaatregelen bij de Rosep; realisatie van een visvijver; onderzoek naar nieuwe kansen voor duurzame gebiedsontwikkeling.
De gebiedsvisie voor de Rosephoeve bevindt zich in een oriënterende fase. Het is niet wenselijk een onzekere toekomstige ruimtelijke ontwikkeling (met name de realisatie van een nieuwe economische drager) direct te vertalen op de beleidskaart voor het bestemmingsplan Buitengebied. Het bieden van mogelijkheden voor een nieuwe economische drager voor het landgoed is, gelet op de zorgvuldig te maken afweging en de creativiteit van initiatiefnemers, maatwerk en leent zich in het algemeen niet voor een standaard wijzigingsprocedure binnen het bestemmingsplan. Door middel van een afzonderlijke planologische procedure kan, nadat er volledige overeenstemming is bereikt over de te ontwikkelen economische drager, aan de realisatie worden meegewerkt. De herontwikkeling van het MOB-complex kan wel in dit bestemmingsplan worden meegenomen (zie hoofdstuk 6). Projectlocatie Recreatie Ten zuidwesten van de kern Oisterwijk, globaal gelegen tussen de Oirschotsebaan en Oirschotseweg, is een gebied van ruim 200 hectare in het Reconstructieplan Beerze-Reusel aangewezen als Projectlocatie Recreatie. De aanwijzing is hoofdzakelijk ingegeven door de noodzakelijke verplaatsing van camping de Reebok vanuit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze camping is momenteel gevestigd aan de Duinenweg 4 te Oisterwijk en dient uiterlijk 2017 uitgeplaatst te worden. Duurzame gebiedsontwikkeling Rosep e.o. Naar aanleiding van de bepalingen uit het Streekplan en Reconstructieplan heeft de gemeente de meer concrete inrichting van de projectlocatie op zich genomen. In de directe omgeving van de projectlocatie spelen meerdere ontwikkelingen. Enkele voorbeelden zijn de hermeandering van de Rosep, verbreding van de landbouw en de duurzame ontwikkeling van landgoed de Rosephoeve. Voor de duurzame gebiedsontwikkeling Rosep e.o. en de ontwikkeling projectlocatie recreatie heeft de gemeente een externe procesleider aangetrokken. Werkwijze en stand van zaken projectlocatie Recreatie Voor de projectlocatie Recreatie is allereerst gestart met een globale verkenning van het gebied. Aanwezige waarden en functies zijn vastgelegd op basis van beschikbare informatie en terreinbezoek. Vervolgens heeft in het voorbereidingstraject een schetssessie plaatsgevonden
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
96
met een aantal betrokken partijen (de Klankbordgroep). Bij de schetssessie waren onder meer vertegenwoordigers aanwezig van de gemeente Oisterwijk, het waterschap de Dommel, BMF, ZLTO, Staatsbosbeheer, de provincie Noord-Brabant en TOP Brabant. Tijdens de schetssessie is het project toegelicht. Aan de deelnemers zijn kaartbeelden uitgereikt met daarop een aantal waarden en belemmeringen in en rond het gebied. Vervolgens zijn de deelnemers in drie subgroepjes bezig geweest met het inrichten van het gebied. De inrichtingsvoorstellen en geconstateerde knelpunten zijn door SRE Milieudienst daarna nader uitgewerkt in een concept- ontwikkelingsplan. Aan een extern adviesbureau is voorts de opdracht gegeven tot het maken van een duurzaam landschappelijk inrichtingsvoorstel voor de projectlocatie recreatie. Dit proces loopt momenteel. Het ligt voor de hand om, pas nadat er volledige duidelijkheid en overeenstemming is over de invulling van de projectlocatie recreatie, medewerking te verlenen aan een planologische procedure. De verplaatsing van de camping is in de gebiedsvisie opgenomen maar wordt vooralsnog niet in het onderhavige bestemmingsplan vertaald.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
97
Hoofdstuk 6
Beleidsthema's buitengebied
De hiervoor beschreven gebiedsvisie vormt de basis voor de verdere uitwerking van het gemeentelijk beleid voor een aantal specifieke onderwerpen. Daarop wordt in dit hoofdstuk ingegaan. Gelet op het brede draagvlak voor de reconstructie en de provinciale beleidsdoelen en het feit dat de gemeente de reconstructieplannen mede heeft ondertekend, worden de reconstructieplannen in beginsel vertaald in het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de volgende onderwerpen. Ten aanzien van water:
attentiegebieden EHS (natte natuurparel en beschermingszone); zoekgebieden voor behoud en herstel beeksystemen (beekherstel); regionale waterbergingsgebieden (inundatiegebieden en waterberging); reserveringsgebieden voor waterberging; zoekgebieden voor ecologische verbindingszones.
Ten aanzien van natuur en landschap:
uitvoeren van werkzaamheden in de groenblauwe mantel; ontwikkeling landschapselementen; nieuwe landgoederen.
Ten aanzien van agrarisch gebruik:
agrarische bedrijven / agrarisch bouwvlak; deeltijdlandbouw en hobbyboeren; belang (voormalige) agrarische bedrijfslocaties; agrarische neventakken; teeltondersteunende voorzieningen; nieuwe agrarische bedrijfswoningen; tijdelijk huisvesting seizoenswerknemers; verlichting in het buitengebied.
Ten aanzien van cultuurhistorie en archeologie:
archeologische monumenten en verwachtingswaarden; aardkundige waarden; historische geografische vlakken en structuren; monumenten en karakteristieke gebouwen; onverharde paden.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
98
Ten aanzien van recreatie:
groene poorten en recreatieve entrees; kleinschalig kamperen; logies met ontbijt; verplaatsen camping;
Ten aanzien van wonen:
burgerwoningen; recreatiewoningen; bestaande landhuizen; voormalige agrarische bedrijfslocaties; bestaande economische activiteiten bij woningen; regeling mantelzorg; dierenverblijven en paardenbakken; afwijken van toegelaten maten.
Ten aanzien van niet-agrarische bedrijven en overige functies:
niet-agrarische bedrijven en overige functies; windenergie; MOB-complex Spoordonk.
Ten aanzien van nieuwe economische dragers en bebouwingsconcentraties:
algemeen; bebouwingsconcentraties; voormalige agrarische bedrijven; bouwmogelijkheden nieuwe economische dragers.
Tot slot volgt in de laatste paragraaf een samenvattend overzicht van de toelaatbare functiewijzigingen.
6.1
Water
Attentiegebieden EHS De begrenzing van de natte natuurparel en de daarbij behorende 500 meter brede beschermingszone zoals deze in de reconstructieplannen was opgenomen, is overgenomen in de Verordening Ruimte. De Verordening schrijft de bescherming van de natte delen van de EHS voor. Concreet betekent "bescherming van de natuurparel" dat het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden in de natte natuurparel of de beschermingszone, die negatieve effecten kunnen hebben op de waterhuishouding, aan regels worden gebonden (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden vereist). De begrenzing is bij de toekenning van bestemmingen tegen het licht gehouden waarbij rekening is gehouden met de belangen van individuele grondeigenaren. Dit heeft bij één bouwperceel geleid tot aanpassing van de beschermingszone.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
99
Zoekgebieden voor behoud en herstel beeksystemen Het herstel van het natuurlijk karakter van het watersysteem van het Wilhelminakanaal, de Reusel, de Beerze, Voorste Stroom, Achterste Stroom, Essche Stroom en de Rosep zijn belangrijke beleidsvoornemens uit de reconstructieplannen die vertaald zijn in de Verordening Ruimte. De gemeente heeft deze beleidsvoornemens onderschreven. Voor het herstel van het natuurlijk karakter van de beken kunnen maatregelen worden genomen waarvoor agrarische gronden nodig zijn (aanpassen van de oevers of het laten meanderen van de beek). Momenteel is nog niet bekend welke gronden hiervoor nodig zijn en of deze gronden ook verworven kunnen worden. Het gemeentebestuur acht het wel gewenst dat het bestemmingsplan voorziet in mogelijkheden om het gewenste beekherstel te realiseren, nadat de eventueel daarvoor benodigde gronden zijn aangekocht. Regionale waterbergingsgebieden Binnen de gemeentegrenzen van Oisterwijk zijn enkele bestaande en in te richten inundatiegebieden gelegen. Langs de Beerze is binnen de grenzen van het natuurgebied een inundatiegebied aangelegd en ingericht en is derhalve sprake van een bestaande situatie. De gronden langs Voorste en Achterste Stroom zijn nog niet als zodanig ingericht en veelal agrarisch in gebruik. Uitvoering van de reconstructieplannen is hier op termijn te verwachten en het bestemmingsplan moet in een instrument voorzien dat in de huidige situatie de mogelijkheden van inundatie veilig stelt en waarmee op termijn, wanneer gronden daadwerkelijk van functie gaan veranderen, de bestemming kan worden aangepast. Voor de beoogde waterberging langs de Reusel is in de reconstructie een zoekgebied aangewezen waarbinnen de berging gerealiseerd zal worden. Inmiddels is er een concreet plan (vanuit de landinrichting) voor de ontwikkeling van natuur rond de Reusel en het laten meanderen van de beek. Het landinrichtingsplan wordt vertaald in het bestemmingsplan en daarbij wordt de waterbergingsdoelstelling veilig gesteld. Reserveringsgebieden waterberging De gebieden die in aanmerking komen voor de opvang van water op de langere termijn worden niet in dit bestemmingsplan opgenomen omdat de realisatie pas na de plantermijn is te verwachten. Met de agrarische bestemming die voor deze gronden wordt opgenomen is een ontwikkeling richting kapitaalsintensieve functies zoals woningbouw, intensieve veehouderij of glastuinbouw niet mogelijk (waarborgbeleid). Zoekgebied ecologische verbindingszones Ecologische verbindingszones zijn veelal langgerekte (landschaps)elementen langs dijken, waterlopen of wegen, door middel waarvan natuurgebieden met elkaar worden verbonden. In Oisterwijk zijn agrarische gronden grenzend aan delen van de Voorste en Achterste Stroom, het Wilhelminakanaal en de Reusel aangemerkt als natte ecologische verbindingszone. De natuurlijke inrichting van deze zones wordt binnen de plantermijn verwacht. Vooralsnog krijgen deze zones een agrarische bestemming waarbij de ontwikkeling richting kapitaalsintensieve functies zoals woningbouw, nieuwvestiging van grondgebonden agrarische bedrijven, intensieve veehouderij of glastuinbouw wordt uitgesloten (waarborgbeleid).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
100
6.2
Natuur en landschap
Uitvoeren van werkzaamheden in agrarische gebieden met cultuurhistorische, natuur en/of landschapswaarden (groenblauwe mantel) In het algemeen is er geen bezwaar tegen het uitvoeren van werken en werkzaamheden, passend bij het agrarische gebruik, zoals het opzetten en uitvoeren van een nieuwe teelt, het verder verbeteren van verkaveling, ontsluiting of waterbeheersing of het toepassen van teeltondersteunende voorzieningen. Wel worden - op basis van het provinciale beleid - in het algemeen voorwaarden gesteld aan het oprichten van bouwwerken. In de agrarische gebieden met cultuurhistorische natuur- en / of landschapswaarden kunnen bepaalde ontwikkelingen voorts negatieve effecten hebben op de betreffende waarden. In hoofdstuk 4 is beschreven dat natte graslanden, landschapselementen, kleinschalige landschappen, openheid en rust belangrijke landschappelijke en ecologische kwaliteiten zijn. Om de waarden in de zones Agrarisch gebied met cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden (Aln) en de agrarische gronden in de EHS) daadwerkelijk te beschermen wordt het noodzakelijk geacht met name de volgende werkzaamheden aan een nadere toets te onderwerpen:
het blijvend omzetten van grasland in bouwland, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden en het graven en dempen van sloten om de biotoop natte graslanden te behouden; het planten en het verwijderen van opgaande beplanting om de belangrijke biotoopkenmerken te behouden (het graslandkarakter met de afwisselende landschapselementen in het overgangsgebied van de Oisterwijkse bossen en vennen naar het agrarische gebied).
Verharding van kavelpaden ten behoeve van een doelmatig agrarisch gebruik van de gronden kan overal worden toegelaten. Uiteraard is naast het bestemmingsplan de Keur van het Waterschap van toepassing wanneer het om waterhuishoudkundige zaken gaat. Ontwikkeling landschapselementen Naast behoud wordt ook de ontwikkeling van landschapselementen nagestreefd, in met name het gebied Leemkuilen-Vennen. Op basis van vrijwilligheid en zonder dat hierdoor planologische schaduwwerking ontstaat, wordt de aanleg van nieuwe elementen nagestreefd. Het bestemmingsplan mag zich niet verzetten tegen deze aanleg van elementen, noch een zwaarder planologisch regime introduceren na de aanleg ervan. Particulieren en agrarische ondernemers kunnen gebruik maken van de subsidieregeling "Stimuleringskader Groene en Blauwe Diensten". In de gebieden die opgenomen zijn in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die het "Programma Beheer" (SN en SAN-regeling) van de rijksoverheid biedt. Nieuwe landgoederen Voor de zone Agrarisch gebied met cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden (Aln) kan de vestiging van nieuwe landgoederen in principe bijdragen aan de ontwikkeling van het landschap. In de StructuurvisiePlus is echter de keuze gemaakt om slechts een aantal van de waardevolle gebieden in aanmerking te laten komen voor nieuwe landgoederen. Het gaat hierbij om het dal van de Voorste Stroom (ten zuidwesten van de kern Oisterwijk), het gebied ten noordwesten van Moergestel en de beekdalen van de Voorste en Achterste Stroom ten zuiden van de kern Oisterwijk. De provincie heeft voor de realisatie van nieuwe landgoederen een richtlijn opgesteld, waarin een zeer zorgvuldige afweging wordt voorgeschreven. Het bieden van mogelijkheden voor landgoederen is, gelet op deze zorgvuldig te maken afweging en de creativiteit van initiatiefnemers, maatwerk geworden en leent zich in het algemeen niet voor een standaard wijzigingsprocedure binnen het bestemmingsplan. Door middel van een afzonderlijke planologische procedure van het bestemmingsplan kan aan de realisatie van nieuwe landgoederen worden meegewerkt. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
101
6.3
Agrarisch gebruik
Agrarische bedrijven/agrarisch bouwvlak Algemene regeling bouwvlakken Vertrekpunt voor de regeling van bouw- en gebruiksmogelijkheden van agrarische gronden is het provinciale beleid, vastgelegd in de Verordening Ruimte. Essentieel daarbij is het agrarisch bouwvlak. De agrarische bebouwing (de woning en de bedrijfsgebouwen) dienen geconcentreerd te worden op een aaneengesloten ruimte van circa 1 ha groot: het agrarisch bouwvlak. Deze begrenzing tot 1 ha is nodig om concentratie van bebouwing te waarborgen en ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, zoals verstening, versnippering en verglazing van het buitengebied. Dit agrarisch bouwvlak biedt over het algemeen voldoende ruimte voor de aan een gemiddeld agrarisch bedrijf verbonden bebouwing (circa 3.000 à 3.500 m²). Grondgebonden bedrijven van bovengemiddelde omvang waarbij het bestaande erf groter is krijgen een toegesneden bouwvlak van meer dan 1 ha. Voor zover mogelijk wordt bij de begrenzing van de bouwvlakken rekening gehouden met de wensen die door de betrokken agrariërs naar voren zijn gebracht tijdens de inloopbijeenkomsten en in het vervolg van de procedure. Flexibiliteit Om de gewenste grondgebonden agrarische ontwikkelingsmogelijkheden niet onnodig te belemmeren zullen in het bestemmingsplan flexibiliteitsbepalingen opgenomen worden om te kunnen afwijken van de op de plankaart aangegeven begrenzing van de agrarische bouwvlakken. In de Aln-gebieden kan vormwijziging, beperkte uitbreiding en vergroting van het bouwvlak overeenkomstig het provinciale beleid met maximaal 15 % worden toegestaan (indien met toepassing van de 15 %-regel het toegestane bouwvlak kleiner is dan 1,5 ha is een maximum oppervlak van 1,5 ha toegestaan). Uitbreiding van bouwvlakken voor grondgebonden agrarische bedrijven in de zone Agrarisch gebied (A) wordt mogelijk gemaakt met maximaal 50%. In het bestemmingsplan worden ook flexibiliteitsbepalingen opgenomen om af te kunnen wijken van de voorgeschreven maximale hoogtematen voor gebouwen. Glastuinbouw In de zone Agrarisch gebied is uitbreiding van bouwvlakken van glastuinbouwbedrijven overeenkomstig het provinciaal beleid toegestaan. Voor de glastuinbouwbedrijven, geldt dat uitbreiding tot 3 ha netto glas mogelijk is. De mogelijkheid tot uitbreiding zal aan een (wijzigings)procedure worden gekoppeld. In de Aln zones zijn geen glastuinbouwbedrijven gevestigd. Intensieve veehouderij in verwevings- en extensiveringsgebieden Bij de toekenning van bouwvlakken en bouwmogelijkheden voor de intensieve veehouderij is de Verordening Ruimte leidend. Op grond van de Verordening Ruimte moet voor de bedrijven in de extensiveringsgebieden de huidige omvang aan bebouwing voor de intensieve veehouderij worden vastgelegd als zijnde de maximale omvang. De vigerende bouwmogelijkheden van de bestaande intensieve veehouderijbedrijven in de verwevingsgebieden moeten worden gerespecteerd, hetgeen betekent dat deze bedrijven een bouwvlak overeenkomstig hun vigerende bouwvlak zullen krijgen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
102
Uitbreiding van bouwvlakken van bestaande intensieve veehouderijbedrijven op de duurzame locaties in de verwevingsgebieden (de locatie waarvan uit een duurzaamheidstoets blijkt dat groei acceptabel is) is mogelijk tot een oppervlakte van 1,5 ha. Gemengde bedrijven met een neventak intensieve veehouderij kunnen op de duurzame locaties in de verwevingsgebieden niet doorgroeien naar bedrijven met intensieve veehouderij als hoofdactiviteit. Intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden Intensieve veehouderijbedrijven in de landbouwontwikkelingsgebieden krijgen een bouwvlak op maat. Dit bouwvlak is afgestemd op het huidige gebruik, een te verwachten behoefte aan uitbreiding van minimaal 15 % en de wensen van de ondernemer. Het bouwvlak heeft minimaal de afmetingen van het reeds vigerende bouwvlak. Ook hier heeft de gemeente een nadere afweging op perceelsniveau gemaakt ten aanzien van de bouwvlakken die door de begrenzing van de integrale zonering worden doorsneden. De mogelijkheden voor omschakeling naar intensieve veehouderij, door ontwikkelen van een neventak en vergroting van bouwvlakken voor intensieve veehouderijbedrijven zijn in het LOG aanwezig. Uitbreiding van bouwvlakken van intensieve veehouderijbedrijven in het LOG is mogelijk tot een oppervlakte van 1,5 ha. De inrichtingsplannen en landschapsplannen voor de beide LOG's zijn hierin bepalend. Nieuwe agrarische bouwvlakken Nieuwe bouwvlakken kunnen op basis van de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte niet worden toegekend. Omschakeling Het binnen een bestaand bouwvlak omschakelen naar een andere vorm van agrarische productie is in een aantal gevallen toegestaan. Omschakeling naar een grondgebonden vorm van agrarische productie is algemeen toelaatbaar, omschakeling naar glastuinbouw is niet aanvaardbaar. Omschakeling naar intensieve veehouderij is toelaatbaar in de landbouwontwikkelingsgebieden en op de duurzame locaties in de verwevingsgebieden (de lokaties waarvan uit een duurzaamheidstoets blijkt dat de ontwikkeling van intensieve veehouderij acceptabel is). Deze omschakeling is echter niet rechtstreeks toelaatbaar maar met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is alleen toegestaan voor initiatieven die in overeenstemming zijn met het inrichtingsplan voor het LOG. Paardenhouderijen Paardenhouderijen gericht op het fokken, houden, africhten, de handel en / of verkoop van paarden en pony's worden aangemerkt als een agrarische activiteit en krijgen een agrarische bouwvlak toebedeeld. Ook het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden bij agrarische bedrijven wordt aangemerkt als een activiteit, passend bij de bedrijfsvoering. Paardenbakken dienen binnen of aangrenzend aan het bouwvlak te worden gerealiseerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
103
Deeltijdlandbouw en hobbyboeren Het agrarische beheer van het landelijk gebied vindt, behalve door voltijdsagrariërs, plaats door deeltijdagrariërs (zie hoofdstuk 4). Het gaat daarbij om agrarische bedrijvigheid waar in een aantal gevallen naast het agrarische bedrijf ook arbeid wordt verricht ten behoeve van niet-agrarische activiteiten, al dan niet elders. Met het oog op de gevolgen voor de landbouwkundige structuur van het plangebied is het stimuleren van niet-volwaardige agrarische bedrijven echter niet aan de orde. De bestaande deeltijdbedrijven worden erkend als agrarische bedrijven en krijgen een bouwvlak; nieuwe bouwlocaties voor niet-volwaardige agrarische bedrijven worden niet mogelijk gemaakt. In toenemende mate combineren niet-agrariërs het "buiten wonen" met het houden van vee voor hobbydoeleinden. Mede om die reden betrekken zij veelal vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen. Deze hobbyboeren kunnen echter niet aangemerkt worden als agrarische bedrijven en derhalve geen agrarisch bouwblok verkrijgen. (Voormalige) agrarische bedrijfslocaties Door het ontbreken van mogelijkheden om een nieuw bouwvlak te projecteren neemt het belang van bestaande locaties en voormalige agrarische bedrijfslocaties toe. Met name in de landbouwontwikkelingsgebieden moet uiterst zorgvuldig met de huidige productielocaties worden omgegaan. Voormalige agrarische productielocaties zijn de locaties waar in de vigerende bestemmingsplannen nog sprake was van een agrarisch bedrijf maar waar, op basis van de huidige inventarisatie sprake is van een ander gebruik (meestal wonen). Handhaving van de vigerende agrarische bestemming en optreden tegen het huidige gebruik is niet reëel. Bij de toekomstige beëindigingen van agrarische bedrijven kan de gemeente evenmin, ondanks het grote belang van behoud van productielocaties, voortzetting van het agrarische gebruik afdwingen. In het licht van het voorgaande wil het gemeentebestuur ter plaatse van voormalige agrarische bedrijven het huidige gebruik respecteren en mogelijkheden bieden voor de vestiging van nieuwe of de verplaatsing van bestaande agrarische bedrijven. Hiervoor wordt een toegesneden bestemming opgenomen: Wonen, met de nadere aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van deze percelen worden gewijzigd voor de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf of, in het landbouwontwikkelingsgebied, voor de verplaatsing van een intensieve veehouderij. Agrarische neventakken Het ontwikkelen van een agrarische neventak is aan de orde indien op een agrarisch bedrijf een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering wordt toegevoegd. Ook hier is provinciaal beleid leidend voor de toelaatbare ontwikkelingen. De ontwikkeling van een grondgebonden neventak is toelaatbaar. De ontwikkeling van een neventak glastuinbouw is slechts mogelijk tot de toegestane oppervlakte aan teeltondersteunende voorzieningen zoals hierna beschreven. Van een intensieve kwekerij in gebouwen (bijvoorbeeld een champignonkwekerij of een witloftrekkerij) bij wijze van neventak mag de oppervlakte aan bebouwing niet meer dan 1.000 m² bedragen. Voor de ontwikkeling van een neventak intensieve veehouderij gelden de bepalingen uit de Verordening Ruimte: geen mogelijkheden in de extensiveringsgebieden, mogelijkheden in de LOG en op de duurzame locaties in de verwevingsgebieden (de ontwikkeling van een neventak wordt gezien als omschakeling).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
104
Teeltondersteunende voorzieningen Teeltondersteunende voorzieningen zijn constructies waarmee weersinvloeden worden gematigd en die met name worden gebruikt bij de vollegrondstuinbouw, boomteelt en fruit- en sierteelt. Daarnaast kunnen dergelijke voorzieningen worden opgericht ter bestrijding van ziekten en plagen, ter bevordering van de arbeidsomstandigheden, ter verbetering van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen en om de productiekwaliteit te verbeteren. Hoewel uit economisch oogpunt gewenst, kunnen teeltondersteunende voorzieningen (TOV) invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Het beleid voor teeltondersteunende voorzieningen wordt mede bepaald door het provinciale beleid. Hierbij zijn de nota's "Beleidsnota glastuinbouw, inclusief teeltondersteunende kassen" van november 2006 en de "Beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen", vastgesteld door GS op 25 september 2007, van belang. Deze nota's zijn inmiddels vervangen door de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en Verordening Ruimte maar worden beschreven omdat ze de basis vormen voor de bestemmingssystematiek. Voor teeltondersteunende voorzieningen wordt in dit bestemmingsplan in aansluiting op het (oude) provinciale beleid, onderscheid gemaakt in:
hoge, permanente teeltondersteunende voorzieningen; hoge, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen; lage, permanente teeltondersteunende voorzieningen; lage, tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.
In tabel 6.1 is aangegeven wat hieronder wordt verstaan. Of een teeltondersteunende voorziening als tijdelijk wordt aangemerkt, is afhankelijk van de duur van de periode waarin de voorziening is geplaatst (minder dan zes maanden). Tabel 6.1.
Indeling teeltondersteunende voorzieningen (TOV)
hoge, teeltondersteunende voorzieningen (> 1,5 m)
lage, teeltondersteunende voorzieningen (< 1,5 m)
permanent
tijdelijk
permanent
tijdelijk
kassen (waaronder tevens tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen) stellingen regenkappen
hagelnetten schaduwhallen wandelkappen regenkappen
containerteelt
afdekfolies acryldoek lage tunnels insectengaas
overige TOV
en vraatnetten boomteelthekken
Toelichting bij de tabel:
Een tunnelkas (kweekkas of kweektunnel) is een halfronde constructie van lichtdoorlatend materiaal (geen glas), die wordt gebruikt voor het voortrekken, opkweken of veredelen van gewassen. Een gaaskas is gemaakt van gaasdoek, een rolkas is verrijdbaar vanuit een vaste basis. In de aardbeienteelt worden om arbeidstechnische redenen en ook om aantasting van de vrucht te voorkomen, bakken in stellingen gehangen, meestal op ooghoogte. De bakken kunnen zijn voorzien van regenkappen. Na de oogst worden de bakken (en regenkappen) verwijderd, de stellingen blijven doorgaans staan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
105
Regenkappen dienen de oogst te beschermen tegen zware regenval en hagel en dienen vogelvraatschade en schimmelvorming tegen te gaan. Regenkappen zijn niet door wanden omsloten (alleen een overkapping). Hagelnetten bestaan uit netten die gewassen beschermen tegen hagelschade. Een schaduwhal is een overkapping/beschutting, die in de boomteelt wordt gebruikt om schade door de zon tegen te gaan en gewassen te harden. Bij de aardbeien-, bloemen- en boomteelt wordt gebruikgemaakt van menstoegankelijke wandelkappen. In verband met teelt- en oogsthandelingen hebben deze kappen een hoogte van minimaal 2 à 2,5 m. Containerteelt is de teelt in bakken of de teelt op een verharde (betonnen) ondergrond. Hierbij is sprake van een gesloten watersysteem. Afdekfolies bestaan uit materiaal (bijvoorbeeld gaas, plastic) dat het gewas afdekt. Hierdoor wordt schade door insecten en wind- en vorstschade voorkomen. Tevens kan zo de oogst worden vervroegd. Bij toepassing van acryldoek is in tegenstelling tot andere afdekfolies nog luchtuitwisseling mogelijk en kan nog regenwater doordringen. Lage tunnels bestaan uit halfronde bogen tot circa 50 cm hoogte, waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen. Van deze lage, tijdelijke tunnels wordt vooral in de boom- en aardbeienteelt gebruikgemaakt. Insectengaas wordt bij kwekerijen aangebracht om aantasting door luizen te voorkomen.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen De hoge en lage permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de agrarische bouwvlakken. Het is mogelijk de bouwvlakken via planwijziging uit te breiden ten behoeve van de realisering van deze voorzieningen. Voor de zone Agrarisch gebied (A) schrijft het provinciale beleid geen maximum oppervlakte voor een bouwvlak na uitbreiding voor en zijn de mogelijkheden voor TOV derhalve ruim. In de zones met de aanduiding Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en / of natuurwaarden (Aln) is de maximale oppervlakte van een bouwlak begrensd op 1,5 ha en is daarmee tevens een grens gesteld aan de omvang van TOV. Aangezien er grote bouwvlakken kunnen ontstaan waarmee het steven naar concentratie van bebouwing teniet kan worden gedaan, wordt de gemeente in overweging gegeven om binnen bouwvlakken differentiatievelden aan te geven. Hiermee wordt binnen een groot bouwvlak, een deelgebied aangewezen uitsluitend voor TOV. In het bestemmingsplan zal de realisatie van permanente teeltondersteunende voorzieningen door een wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt tot een maximale omvang van 1,5 ha in Aln-gebieden en 4 ha in A-gebieden Voor de ondersteunende kassen (inclusief permanente tunnels of boogkassen) geldt als aanvullende eis een maximale oppervlaktemaat van 1.000 m² per bedrijf. In lijn met het herziene provinciale beleid, kan in de zone Agrarisch gebied (A) de oppervlakte van ondersteunende kassen via vrijstelling worden vergroot naar 5.000 m². Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel binnen bouwvlakken als daarbuiten toegestaan. In gebieden met meerwaarde (zone Aln) is het noodzakelijk de toelaatbaarheid te koppelen aan een stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden en eventueel gebruiksverboden. In de zone Agrarisch gebied (A) zijn tijdelijke TOV overal zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden toegestaan. Er wordt geen maximum maatvoering opgelegd door de provincie.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
106
Tabel 6.2.
Schema toelaatbaarheid teeltondersteunende voorzieningen
binnen bouwvlak zone
buiten bouwvlak
hoog
laag
hoog
laag
perman tijdelijk ent
perman tijdelijk ent
perman tijdelijk ent
perman tijdelijk ent
A
ja (r+v) ja (r)
ja (r)
ja (r)
nee
ja (r)
nee
ja (r)
Aln
ja (r)
ja (r)
ja (r)
nee
ja (a)
nee
ja (a)
(r)
ja (r)
op basis van rechtstreeks bouwrecht toegestaan
(r+v) tot 1.000 m² op basis vrijstellingsbevoegdheid tot 5.000 m²
van
rechtstreeks
bouwrecht
toegestaan,
met
(a) met toepassing van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden Categorie overige teeltondersteunende voorzieningen Boomteelthekken zijn permanente voorzieningen waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen noodzakelijk is en die worden gerekend tot de categorie overige teeltondersteunende voorzieningen. Deze voorzieningen zijn ook buiten bouwvlakken toegestaan. Bij vergunningverlening dient het belang van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden te worden meegewogen. Voor alle bovengenoemde categorieën van TOV geldt dat bestaande situaties die niet in overeenstemming zijn met het geformuleerde beleid en waaraan eerder medewerking is verleend of waartegen de gemeente niet is opgetreden of niet wenst op te treden, gerespecteerd moeten worden. Nieuwe agrarische bedrijfswoningen Veruit de meeste agrarische bedrijven beschikken over een bedrijfswoning. Bij enkele agrarische bedrijven is echter nog geen woning aanwezig, of zijn meerdere bedrijfswoningen aanwezig. Daar waar een bedrijfswoning niet toelaatbaar wordt geacht, worden geen mogelijkheden geboden om deze te realiseren. Bij bedrijven waar reeds meer dan één bedrijfswoning aanwezig is wordt de feitelijke situatie gerespecteerd, maar worden geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk gemaakt. Op agrarische bedrijven kan behoefte ontstaan aan een tweede agrarische bedrijfswoning, met het oog op de bedrijfsomvang en het noodzakelijk geachte permanente toezicht op het bedrijf. Een tweede agrarische bedrijfswoning is alleen noodzakelijk bij zeer grote bedrijven waar minimaal twee volwaardige arbeidskrachten als bedrijfshoofd werkzaam zijn en waar permanent toezicht door twee personen vereist is. Een dergelijke situatie zal in het plangebied alleen in uitzonderingsgevallen aan de orde zijn. Voorts is het risico van afsplitsing en verkoop van de tweede bedrijfswoning aanwezig hetgeen tot nadelige milieuconsequenties kan leiden voor (aangrenzende) agrarische bedrijven. Er worden in het bestemmingsplan derhalve geen mogelijkheden geboden voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning. Indien een tweede agrarische bedrijfswoning werkelijk duurzaam noodzakelijk is, zal dat via een planherziening of een projectprocedure moeten worden gerealiseerd.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
107
Tijdelijke huisvesting seizoenswerknemers Met name in de intensieve, grondgebonden teelten (vollegrondsgroente teelt, boomkwekerij, fruitteelt) is er, door het ontbreken van voldoende lokale seizoenkrachten, een groeiende vraag naar huisvestingsmogelijkheden voor personeel dat tijdelijk op het bedrijf aan het werk is. Het gaat daarbij om goede, permanente voorzieningen voor een gebruik dat slechts tijdelijk van aard is. Het risico is aanwezig dat de voorzieningen ook permanent gebruikt gaan worden of er een recreatief verblijf ontstaat. Bovendien zijn in Oisterwijk alternatieven aanwezig (binnen de kernen, op de verblijfsrecreatieve terreinen). Vooralsnog wordt daarom niet voorzien in een mogelijkheid om seizoenwerkers tijdelijk te huisvesten op de agrarische bedrijven. Verlichting in het buitengebied Vooruitlopend en aanvullend op de "toolkit" met activiteiten en maatregelen die de duisternis in het buitengebied kunnen versterken (op te stellen in het kader van het project "Duisternis in zicht?") worden ook in dit bestemmingsplan regels met betrekking tot verlichting voorgesteld. Duisternis is een belangrijke ruimtelijke kwaliteit, zeker in een gebied met belangrijke landschaps- en natuurwaarden zoals het Oisterwijkse buitengebied. In aanvulling op de regeling in het kader van de milieuwetgeving worden in het bestemmingsplan voorwaarden gesteld aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die invloed kunnen hebben op de duisternis: uitbreiding van glastuinbouw, nieuwe teeltondersteunende voorzieningen, uitbreiding en vestiging van bedrijfsfuncties.
6.4
Cultuurhistorie en archeologie
Het veilig stellen van de cultuurhistorische en archeologische waarden is een belangrijk aspect van het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Langs de volgende sporen wordt daaraan in het kader van het bestemmingsplan invulling gegeven. Archeologische monumenten en verwachtingswaarden De archeologisch waardevolle monumenten worden rechtstreeks als een medebestemming opgenomen op de bestemmingsplankaarten. Het archeologisch belang van deze percelen noodzaakt tot het opnemen van beschermende bepalingen in de voorschriften (vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden en regels met betrekking tot bouwen ten behoeve van andere bestemmingen). Voor gebieden met archeologische verwachtingswaarden is gemeentelijk beleid ontwikkeld, dat in het bestemmingsplan wordt vertaald. In het buitengebied worden drie categorieën van gebieden onderscheiden waar sprake is van (verwachte) archeologische waarden. Aardkundige waarden In Oisterwijk valt het gebied met aardkundige waarden nagenoeg samen met het gebied van de Oisterwijkse bossen en vennen. De aanduidingen natuurgebied en agrarische gebied met landschaps- en natuurwaarden zorgen voor een basisbescherming tegen onomkeerbare ruimtelijke ingrepen zoals de bouw van woonlocaties, infrastructuur of projectlocaties voor de intensieve veehouderij. Het heeft de voorkeur om de aardkundige waarden als een medebestemming op te nemen in het bestemmingsplan. Historische geografische vlakken en structuren De historisch waardevolle lijnen, vlakken en groenstructuren zijn merendeels gelegen in de natuurgebieden en de agrarische gebieden met landschaps- en / of natuurwaarden. In de doeleindenomschrijvingen van deze bestemmingen zal ook de cultuurhistorische waarde van de gebieden worden benadrukt.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
108
Met het vastleggen van de infrastructuur worden historische lijnen en daaraan verbonden groenstructuren in tact gehouden en derhalve is een verdergaande bescherming niet noodzakelijk. Monumenten en karakteristieke gebouwen In het buitengebied van Oisterwijk zijn zeer fraaie monumentale woningen en karakteristieke gebouwen gelegen. In dit bestemmingsplan worden aan rijks- en gemeentelijke monumenten, cultuurhistorisch waardevolle panden en landhuizen extra gebruiksmogelijkheden geboden. Deze extra gebruiksmogelijkheden dragen bij aan het economisch draagvlak voor instandhouding van deze waardevolle panden. Wat betreft de landhuizen wordt verder verwezen naar de paragraaf wonen in het buitengebied. Onverharde paden Behoud van de nog aanwezige onverharde openbare wegen is uit cultuurhistorisch oogpunt gewenst. De wegenlegger (de kaart waarop alle openbare wegen zijn weergegeven) wordt als onderlegger gehanteerd voor de nieuwe bestemmingsplankaart. De daarop aangegeven onverharde wegen krijgen een aparte aanduiding waarmee voorkomen wordt dat zandpaden verdwijnen of worden verhard. Particuliere zandpaden worden in principe niet apart bestemd. Voor zover deze paden gelegen zijn in natuurgebieden is verharden niet zonder meer toegestaan (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden noodzakelijk).
6.5
Recreatie
Groene poorten en recreatieve entrees Op basis van de reconstructieplannen zijn het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten en de kanoboerderij aan de Reusel aangewezen als groene poort. De verplaatsing van het bezoekerscentrum naar de van Tienhovenlaan en de verbeterde inrichting ter plaatse, past binnen het streven een groene poort te ontwikkelen. Voor de recreatieve entrees zoals verwoord in de StructuurvisiePlus is er sprake van oriëntatie op geschikte locaties en gewenste invulling. Uiteindelijk zal er maatwerk moeten worden geleverd en is een toegesneden planologische procedure een beter instrument dan een algemene regeling in het onderhavige plan. Kleinschalig kamperen Met de intrekking van de Wet openluchtrecreatie (WOR) op 1 januari 2008 is het van belang de planologisch relevante aspecten van verblijfsrecreatief gebruik in het bestemmingsplan te regelen. Voorheen was er op basis van de WOR sprake van kleinschalig kamperen (door de gemeente uitsluitend toegestaan bij agrarische bedrijven). Thans is de vraag aan de orde waar (bij welke functies en in welke gebieden), tot welke omvang en onder welke voorwaarden kleinschalig kamperen kan worden toegestaan. Koppeling aan agrarische bedrijven Een principiële keuze daarbij is of minicampings bij agrarische bedrijven of ook bij woningen en niet-agrarische bedrijven worden toegelaten. Gelet op:
het tot nu toe gevoerde beleid (alleen bij agrarische bedrijven);
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
109
het creëren van een toegevoegde recreatieve belevingswaarde door de combinatie met agrarische bedrijfsuitoefening (beleidsrichting uit beleidsplan recreatie en toerisme); het toekennen van deze niet-agrarische activiteit aan de sector die daar baat bij heeft (verbrede plattelandseconomie); het eenvoudig aansluiten bij en ook benutten van bestaande bebouwing; de mogelijkheden voor landschappelijke inpassing (agrarische bedrijven hebben meer gronden ter beschikking voor een goede inpassing);
worden nieuwe minicampings alleen toegelaten bij reële agrarische bedrijven (een agrarisch bedrijf in de vorm van tenminste een halve tot één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang). Er wordt geen onderscheid gemaakt in het soort agrarisch bedrijf: de verwevenheid van de minicamping met het agrarische gebruik zal mede de aantrekkelijkheid van de minicamping bepalen. Daarnaast acht het gemeentebestuur het handhaven van de huidige, bestaande accommodaties voor kleinschalig kamperen bij voormalige agrarische bedrijven ook aanvaardbaar. Hiermee wordt voorkomen dat minicampings nu reeds moeten worden beëindigd. Bedrijven die in de toekomst de agrarische activiteiten staken zullen echter ook de recreatieve tak moeten beëindigen. Nieuwvestiging van kleinschalig kamperen bij voormalige agrarische bedrijven is niet gewenst. Locaties en aantallen kampeermiddelen Binnen het gehele plangebied is het mogelijk om een minicamping bij een agrarisch bedrijf te hebben. Hierdoor zal in de praktijk een differentiatie ontstaan in het aanbod: terreinen die in de nabijheid van het bos- en vennengebied zijn gelegen zullen zich op een andere wijze profileren dan een terrein verder weg gelegen. Alleen binnen landbouwontwikkelingsgebieden is het opstarten van een minicamping niet mogelijk gezien de daar gewenste ontwikkeling van de intensieve veehouderij. Het aantal maximaal toegestane kampeermiddelen bedraagt 15 stuks. Dit aantal komt overeen met de norm die steeds op basis van de Wet op de Openluchtrecreatie is gehanteerd. Als aanvulling op dit beleid worden twee zones aangewezen waar een verruiming van het aantal kampeermiddelen is toegestaan. Door een verruiming toe te staan in daartoe geschikte gebieden wordt tegemoet gekomen aan de wens van de sector om professionalisering mogelijk te maken en het rendement te verbeteren. Een uitbreiding van toegestane aantallen moet echter in overeenstemming blijven met het beoogde recreatieve product (kleinschalig, bij de agrarische bedrijven). Voorgesteld wordt om maximaal 25 standplaatsen voor kampeermiddelen per bedrijf toe te staan in de daarvoor aangewezen gebieden (zie ook gebiedsvisiekaart: ontwikkeling kleinschalige recreatie). Voor vergroting van minicampings van 15 tot 25 eenheden wordt een extra investering in de ruimtelijke kwaliteit van het erf gewenst (bijvoorbeeld in de vorm van erfbeplanting, opknappen gebouwen, natuurontwikkeling). De grenzen van deze gebieden sluiten aan bij de zonering uit de StructuurvisiePlus uit 2005. Het betreft het gebied rond de Voorste Stroom (ten westen van de kern Oisterwijk) en de overgangszone ten zuiden van de Oisterwijkse bossen en vennen. Voorwaarden Voor nieuwe minicampings worden de volgende voorwaarden gehanteerd:
kampeermiddelen alleen op of grenzend aan het agrarisch bouwvlak; voorzien van een goede landschappelijke inpassing (afschermende opgaande beplantingsstrook met streekeigen soorten van 5 meter); sanitaire voorzieningen en recreatieruimten binnen bestaande gebouwen op het bouwvlak; nieuwbouw (tot een omvang van 100 m²) alleen mogelijk op bouwvlak indien de bestaande gebouwen niet geschikt zijn; geen stacaravans; alle kampeermiddelen dienen in de winter te worden verwijderd;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
110
geluidsbelasting als gevolg van wegverkeers- en spoorweglawaai mag niet groter zijn dan 48 dB.
Logies met ontbijt Voor logies met ontbijt (ook wel Bed & Breakfast genoemd) wordt in Oisterwijk de volgende definitie gehanteerd: "een of meerdere gastenkamers of zelfstandige units in een (dienst)woning of (onder voorwaarden) in een gebouw die periodiek worden verhuurd voor recreatief nachtgebruik op basis van logies en ontbijt". Deze gastenkamers zijn in het algemeen toegestaan bij agrarische dienstwoningen en bij burgerwoningen (ook bij monumenten), in bijgebouwen op agrarische bouwvlakken, voormalige agrarische bedrijfsgebouwen bij burgerwoningen en in bijgebouwen bij monumenten. Belangrijk uitgangspunt is dat er geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht voor het mogelijk maken van logies met ontbijt. De voorziening(en) moet(en) binnen bestaande bebouwing gerealiseerd worden. Een specifiek kenmerk van deze gastenkamers is dat het geen op zich zelf staand appartement mogen zijn. Dat betekent onder meer dat er geen keukenblok aanwezig is in de kamer c.q. unit. Aangezien de eis van verschijningsvorm (ruimte voor recreatief nachtgebruik) voldoende houvast biedt, wordt geen maximale oppervlaktemaat per kamer gehanteerd. Om de kleinschaligheid te waarborgen is het wel belangrijk om een maximum aan het aantal kamers / units te stellen. De gemeente stelt voor om bij elk pand in het buitengebied tot maximaal 4 kamers toe te staan. Logies met ontbijt hoort niet thuis in de LOG's. Verplaatsen camping Overeenkomstig het reconstructieplan Beerze Reusel wordt in het gebied ten westen van de Oirschotsebaan de vestiging van een te verplaatsen verblijfsrecreatief bedrijf uit de omgeving van de Scheibaan voorzien. Deze ontwikkeling is dermate ingrijpend en dient zorgvuldig op ruimtelijke consequenties te worden bezien dat een regeling in het onderhavig plan niet voldoende toegesneden kan zijn.
6.6
Wonen
In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt in (permanent bewoonde) woningen, recreatiewoningen, landhuizen en woningen bij voormalige agrarische bedrijven. Burgerwoningen Alle burgerwoningen in het plangebied worden positief bestemd, met uitzondering van woningen waarvan in het verleden slechts tijdelijk gebruik is toegestaan. Een woning met bijbehorende aanbouwen, de (vrijstaande) bijgebouwen en de onbebouwde gronden (tuin) worden opgenomen in één bouw- c.q. bestemmingsvlak. Woningen mogen worden uitgebreid tot een inhoud van 600 m³. Nieuwbouw van burgerwoningen in het buitengebied wordt niet mogelijk gemaakt, in verband met de bescherming van de agrarische belangen (woonfunctie kan leiden tot belemmeringen voor de agrarische bedrijfsvoering), de aantasting van het landelijk karakter en het uitgangspunt dat de bouw van burgerwoningen dient plaats te vinden in de dorpskernen. Uitsluitend met de toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling kunnen er, in de kernranden rond de dorpen, woningen worden gebouwd. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor woningsplitsing bij zeer grote bouwvolumes (woningen van meer dan 900 m³) en bij rijks- en gemeentelijke monumenten met een woonbestemming.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
111
Recreatiewoningen Het restrictieve beleid van de gemeente ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen kan slechts succesvol worden voortgezet indien de vigerende recreatieve bestemming ook in het nieuwe bestemmingsplan wordt overgenomen. Bestaande landhuizen Bestaande landhuizen worden - gelet op de ruimtelijke verschijningsvorm en het belang voor het karakter van het buitengebied - onderscheiden van de overige burgerwoningen in het buitengebied. Ook met het oog op eventuele planschade moeten de ruime, in het vigerende bestemmingsplan opgenomen bouwmogelijkheden voor landhuizen gehandhaafd blijven. Landhuizen zijn huizen die zich door verschillende factoren, vaak in onderlinge samenhang, onderscheiden van "gewone" woningen. Vaak gaat het niet om een afzonderlijke woning, maar om een ensemble van een hoofdgebouw met verschillende bijgebouwen of een groot landhuis met enkele kleinere woningen en bijgebouwen. Daarbij hebben landhuizen een bijzondere allure en uitstraling, die veelal te maken heeft met de omvang van de bouwmassa, de bijzondere architectuur en de samenhang met het omliggende landschap. Een landhuis is in het algemeen gelegen op een aanzienlijke oppervlakte grond, met een afwisselende inrichting bestaande uit een tuin/park, waterpartijen en/of bos. Veelal hebben de landhuizen een specifieke historische betekenis. Door de onderlinge samenhang in deze aspecten is niet ieder groot huis of villa als landhuis aan te merken. Het dient te gaan om in ruimtelijk opzicht zeer kenmerkende situaties. Het gaat daarbij ook niet om alle landgoederen die onder de werking van de Natuurschoonwet zijn gebracht. Beleid en regeling met betrekking tot de landhuizen richten zich op de instandhouding van met name de bijzondere bebouwing die aanwezig is in de context van de omgeving. Op grond van de genoemde kwalitatieve criteria zijn in het plangebied – in aanvulling op de in de vigerende bestemmingsplannen onderscheiden landhuizen – enkele panden als landhuis aangemerkt. Op basis van de vigerende bestemmingsplannen worden de volgende landhuizen onderscheiden: Hildsven 10, Oisterwijkseweg 75 en Tilburgseweg 57. Deze lijst wordt op basis van de gehanteerde criteria aangevuld met de landhuizen Hooge Braaken, Moergestelseweg 58, Moergestelseweg 52 (Villa Capnion), Oischotseweg 12 en Allemansven. Ter behoud van de landhuizen is een verruiming van de toelaatbare functies in de gebouwen mogelijk. Voormalige agrarische bedrijfslocaties Voormalige agrarische bedrijfslocaties zullen met het oog op mogelijk hergebruik door een agrarisch bedrijf of in verband met de ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe economische activiteiten specifiek worden aangeduid. De overgang van agrarische bedrijfswoningen naar burgerwoningen is uitsluitend toelaatbaar onder de voorwaarden dat dit niet leidt tot uit het milieubeleid voortkomende beperkingen voor nabij gelegen agrarische bedrijven. Bestaande economische activiteiten bij woningen In het plangebied komen enkele (voormalige agrarische bedrijfs)woningen voor waar sprake in van nieuwe economische activiteiten. Op basis van het provinciale beleid is het noodzakelijk om voor deze activiteiten de toegestane functie en maximaal toelaatbare bebouwing vast te leggen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
112
Regeling mantelzorg Om in voorkomende gevallen huisvesting te kunnen bieden ten behoeve van mantelzorg is door de provincie Noord-Brabant een voorbeeldregeling opgesteld. Ook in Oisterwijk is de behoefte aan mantelzorg aanwezig en het gemeentebestuur wil haar bewoners hierin, onder voorwaarden, tegemoet komen. De bedoelde provinciale regeling is meegenomen in dit bestemmingsplan. Op basis hiervan kan een "afhankelijke woonruimte" worden toegestaan mits:
de de de de
noodzaak van mantelzorg in het individuele geval is aangetoond; afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd binnen de woning, aanbouw of bijgebouw; afhankelijke woonruimte de maximale oppervlakte van 80 m² niet overschrijdt waarbij standaardbouwmogelijkheden voor woningen en bijgebouwen van toepassing blijven.
Dit beleid is van toepassing op alle locaties waar een (legale) woning aanwezig is, dus zowel bij burgerwoningen als bij dienstwoningen. Een hierop afgestemde regeling wordt opgenomen binnen de van toepassing zijnde bestemmingen (o.a. Woondoeleinden, Agrarische doeleinden). Dierenverblijven en paardenbakken Bewoners van het buitengebied hebben een toenemende behoefte aan erfbebouwing en de bouw van dierenverblijven, op het erf of op percelen elders. De provinciale regels met betrekking tot erfbebouwing zullen echter het uitgangspunt moeten vormen voor het bestemmingsplan. De bouw van verblijven voor hobbydieren in weilanden (niet op het erf) is niet gewenst; het leidt tot verrommeling van het landschap en is niet in overeenstemming met het beleid om recreatieve ontwikkelingen (zoals stalling van paarden) in het agrarisch gebied overal zonder meer toe te staan. In het plangebied komen dergelijke schuilgelegenheden en stalletjes echter wel voor. De gemeente heeft een handhavingstraject ingezet, gericht op de verwijdering van niet legaal tot stand gekomen stalletjes. Deze stalletjes kunnen derhalve niet positief worden bestemd. Gelet op de grote vraag wordt om een extra uitbreiding van bebouwing op het erf toegestaan. Toegestaan zijn uitsluitend gebouwen voor de opslag van materialen voor het onderhoud van het perceel en het hobbymatig houden van dieren. Aan deze mogelijkheid zijn voorwaarden verbonden (uitsluitend op het bouwperceel, gekoppeld aan maximum maten, met toepassing van een vrijstellingsprocedure). Paardenbakken bij burgerwoningen dienen bij voorkeur binnen de bestemming Wonen te worden gerealiseerd maar zijn ook toelaatbaar op de agrarische gronden grenzend aan de bestemming Wonen. Het opnemen van (vergrote) bestemmingsvlakken Wonen ten behoeve van paardenbakken zou immers betekenen dat het streven naar concentratie van bebouwing wordt ondermijnd. Afwijken van toegelaten maten In een groot gedeelte van de vigerende bestemmingsplannen zijn de woningen aangeduid met een puntbestemming en is geen bouwvlak ingetekend. Daardoor is in veel gevallen onvoldoende duidelijk wat de maatgevende situatie met betrekking tot aanwezige bebouwing is (welke bebouwing was aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan?). Dit heeft de handhaving van de bestemmingsplannen bemoeilijkt en heeft geleid tot de wens om de regeling van de toelaatbare hoeveelheid bebouwing in het bestemmingsplan aan te scherpen. Op basis van gemeentelijke gegevens (van onder andere art 11 WRO en art. 19 WRO-procedures), luchtfoto's, beschikbare digitale ondergronden, een veldinventarisatie, terugkoppeling met ambtelijke diensten en inloopbijeenkomsten met bewoners is de digitale ondergrond aangevuld. Om te voorkomen dat gebouwen, die wat betreft afstandsmaten of andere maten niet voldoen aan de voorschriften van het plan, onder het overgangsrecht komen te vallen wordt een
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113
algemene bepaling "bestaande afstanden en andere maten" opgenomen. Het betreft hier uitsluitend een bouwbepaling en geen gebruiksbepaling. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (3 augustus 2005 inzake Kom Kruisland) blijkt dat deze algemene bepaling aanvaardbaar is. Een gedetailleerde inventarisatie en individuele beoordeling van afwijkingen zijn op basis van deze uitspraak niet nodig. Alle afwijkingen in afstanden en maten hoeven niet door middel van separate bouwvoorschriften te worden geregeld. Essentieel is dat het gaat om bevestiging van bestaande, afwijkende situaties, zodat bij beoordeling van bouwaanvragen direct duidelijk is welke maat bepalend is: namelijk de bestaande maat. Hiermee ligt voldoende objectief de strekking van de bepaling vast. Daar waar daadwerkelijk andere situaties worden nagestreefd, is dit door andere bestemmingen of bouwbepalingen vastgelegd.
6.7
Niet-agrarische bedrijven en overige functies
Niet-agrarische bedrijven Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn alle bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in het plangebied geïnventariseerd. Behalve het voorkomen van de diverse functies is de planologische voorgeschiedenis onderzocht en is de bestaande bedrijfsvloeroppervlakte bepaald. Van alle zelfstandige niet-agrarische functies is onderzocht of in het verleden planologisch of anderszins medewerking is verleend aan de totstandkoming van de betreffende activiteiten in het buitengebied (vigerende bestemming, vrijstelling ex artikel 19 WRO en dergelijke). Als dat het geval is, kunnen de betreffende activiteiten voorzien worden van een positieve bestemming. Van activiteiten die nog niet planologisch zijn geregeld moet worden nagegaan hoe lang de functie op de betreffende locatie gevestigd is, of in het verleden is ingestemd met vestiging en of sprake is van knelpunten met betrekking tot ruimtelijke of milieuaspecten. Op grond van deze toetsing kunnen de betreffende activiteiten in de meeste gevallen positief worden bestemd. Voor een nadere toelichting per bedrijf wordt verwezen naar de bijlagen 4 en 9. De bedrijven krijgen een specifieke bestemming gebaseerd op de huidige activiteiten en gekoppeld aan een maximale categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat er zich een geheel ander bedrijf vestigt of dat de activiteiten worden opgeschaald naar een hogere mate van milieubelasting. Ten aanzien van de bebouwing van bedrijfsactiviteiten die positief worden bestemd wordt in afwijking van het provinciaal beleid, uitgegaan van een toelaatbaar geachte uitbreiding van maximaal 15%. Deze regeling geldt ook voor bestaande horecagelegenheden en detailhandel in het buitengebied. Nieuwe risicovolle inrichtingen (BEVI) zullen niet mogelijk worden gemaakt. Windenergie De bouw van 2 windturbines gesitueerd evenwijdig aan de A58 wordt mogelijk gemaakt. De beide windturbines maken onderdeel uit van een windturbinepark van 4 windturbines (de overige twee turbines worden in de gemeente Oirschot gerealiseerd). Voor de onderbouwing van dit initiatief wordt verwezen naar de 'Ruimtelijke onderbouwing Windturbinepark Kattenberg-Reedijk Oisterwijk en Oirschot' van januari 2010 en naar het rapport 'Beoordeling van effecten op vogels, overige fauna en flora van vijf windturbines langs de A58 bij Kattenberg, gemeente Oirschot' van juli 2008. Voorts wordt verwezen naar het MER dat ter onderbouwing van het initiatief is opgesteld (Milieueffecten rapportage windpark Kattenberg-Reedijk, gemeente Oirschot en Oisterwijk, 4 november 2010).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
114
MOB-complex Spoordonk Het MOB-complex Spoordonk (eigendom van het Ministerie van LNV) aan de Oirschotsebaan is enige jaren geleden buiten gebruik gesteld. In juni 2007 hebben de provincie Noord-Brabant en het ministerie van LNV een overeenkomst ondertekend waarin werd afgesproken dat alle voormalige militaire terreinen in Brabant teruggaan naar de natuur. Eventuele bodemsanering wordt betaald door de provincie en de natuurgebieden zullen worden verkocht. Aanwezige dienstwoningen mogen worden omgezet naar burgerwoningen; de verkoopopbrengst van de dienstwoningen zal het ministerie van LNV gebruiken om te investeren in de natuurontwikkeling op de terreinen alsmede om de planontwikkeling te financieren. Voor het MOB-complex Spoordonk was in beginsel een uitzondering gemaakt om de vestiging van een klooster mogelijk te maken. De kloosterorde heeft echter besloten om het klooster te vestigen in Arnhem. Op 13 november 2007 heeft het college van burgemeester & wethouders een brief ontvangen van DLG over de omzetting van het MOB-complex Spoordonk. Verzocht wordt om:
in te stemmen met de omzetting (wijziging) van het MOB-complex in een natuurbestemming; de bestemming van de dienstwoningen te wijzigen naar bestemming 'Wonen'; de woningen zullen vervolgens te koop worden aangeboden.
De gemeente is van mening dat het verlenen van medewerking aan beide verzoeken aanvaardbaar is. Gelet op het gegeven dat de gronden van het MOB-complex zijn gelegen in de EHS en het feit dat het "klooster-initiatief" geen doorgang zal vinden, ligt een totale wijziging van het terrein naar een natuurbestemming voor de hand. De provincie en het ministerie stemmen in met het behoud van de woningen, ondanks het feit dat het om de EHS gaat. Het wordt gezien als ongewenste kapitaalvernietiging om de woningen te slopen en met de verkoopopbrengst kan de herinrichting (niet de sanering) worden gefinancierd.
6.8
Nieuwe economische dragers en bebouwingsconcentraties
Het provinciale beleid voor nieuwe economische dragers in het buitengebied worden beschreven in de notitie Buitengebied in ontwikkeling (BIO). Inmiddels bevat ook de Verordening Ruimte regels met betrekking tot dit onderwerp maar voor de opzet en systematiek van het bestemmingsplan is de nota BIO bepalend geweest. In dit bestemmingsplan wordt een aanzet gegeven voor het gemeentelijke beleid ten aanzien van nieuwe economische dragers. Algemeen Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn op basis van het provinciaal beleid alleen toelaatbaar indien de betreffende functie ook als vervolgfunctie aanvaardbaar is. De achtergrond daarvan is dat lastige handhavingssituaties (waarbij een nevenfunctie moet worden beëindigd, omdat de functie niet toelaatbaar is als vervolgfunctie) zo kunnen worden voorkomen. Als vervolgfunctie en derhalve als nevenactiviteit zijn in het algemeen toegestaan functies die passen bij het buitengebied (landbouw, natuur, recreatie en stedelijk uitloopgebied; zie paragraaf 3.2.). Daarbij kunnen de volgende categorieën functies worden onderscheiden / toegestaan:
verbrede landbouw (nevenfuncties gerelateerd aan een agrarisch bedrijf zoals agrarisch natuurbeheer, verkoop eigen producten en zorgboerderij);
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
115
agrarisch verwante bedrijvigheid (zoals bijvoorbeeld loonbedrijven, veehandelsbedrijven, die ook in belangrijke mate aan het buitengebied zijn gebonden); agrarisch technische bedrijvigheid (zoals bijvoorbeeld een landbouwmechanisatiebedrijf); recreatieve nevenfuncties (zoals paardenstalling, kleinschalig kamperen, die ook aan het buitengebied zijn gebonden); opslag van statische goederen; niet-agrarische bedrijven met milieucategorie 1 of 2 tot een maximum van 400 m² in bestaande gebouwen in bebouwingslinten, bebouwingsclusters of kernrandzones buiten de GHS.
Voor deze vervolgfuncties en nevenactiviteiten geldt dat hiervoor uitsluitend de bestaande bebouwing kan worden gebruikt. Afhankelijk van de toegestane functie is de noodzaak aanwezig om een maximum te stellen aan het aantal m² dat voor deze functie kan worden benut. Verder wil het gemeentebestuur ook startende ondernemers in het buitengebied op een positieve wijze ondersteunen. Op basis van de beleidslijn uit de notitie Startende Ondernemers (collegebesluit 18 januari 2000) kunnen kantoorfuncties, aan huis gebonden beroepen en bedrijven in woningen worden gestart (gebonden aan voorwaarden). Op grond van de nota BIO kunnen echter niet alle vormen van startende ondernemingen zoals beschreven in de notitie in het buitengebied worden toegestaan. De mogelijkheid wordt geboden om een gedeelte van de woning of bijbehorende bijgebouwen, te gebruiken voor een aan huis gebonden beroep. Deze activiteiten dienen binnen de woning of de bijgebouwen te worden uitgeoefend, waarbij ten hoogste 40 % van de oppervlakte van de gebouwen tot een maximum van 80 m² ten behoeve van de beroepsactiviteit mag worden benut (voorwaarden ontleend aan de notitie Startende Ondernemers). Bebouwingsconcentraties Voorts heeft de gemeente op basis van het provinciale beleid de mogelijkheid ruimhartiger om te gaan met neven- en vervolgfuncties bij (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing in bebouwingsconcentraties (bedoelde bebouwingslinten, bebouwingsclusters en kernrandzones) met als uitgangspunt verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in brede zin. Gemeentebesturen hebben de vrijheid om op basis van een gebiedsgerichte visie specifiek beleid te voeren voor bebouwingsconcentraties, voor zowel bouwmogelijkheden als voor functieverandering. Ten opzichte van de algemeen toelaatbare ontwikkelingsmogelijkheden (zie hiervoor onder algemeen) is de volgende functieverruiming naar het oordeel van het gemeentebestuur aanvaardbaar:
kleinschalige horeca activiteiten (zoals een theetuin, restaurant of boerderijterras); (verblijfs)recreatieve functies; detailhandel die niet verwant is aan de agrarische sector maar wel gerelateerd aan het buitengebied (zoals een kunsthandel of galerie); niet-agrarische bedrijfsmatige activiteiten met een beperkte milieubelasting; dienstverlenende bedrijven zonder baliefunctie.
Gelet op het streven naar verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, kan een functieverruiming niet zonder meer worden toegestaan. Algemene voorwaarden zijn dat:
functieverandering in principe in de bestaande bebouwing plaatsvindt; er eventueel een sanering van bouwwerken plaatsvindt; er geen buitenopslag plaatsvindt; de verkeersaantrekkende werking beperkt blijft; de noodzakelijke mogelijkheden tot parkeren op het eigen terrein worden gerealiseerd; een toevoeging wordt gedaan aan de landschappelijke verfraaiing van het buitengebied.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
116
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de bebouwingsconcentraties in Oisterwijk worden afgestemd op de kenmerken en de visie op de ontwikkelingsrichting van de verschillende concentraties. Daarbij is het volgende van belang. Bij Heukelom is het behoud van doorzichten naar het achtergelegen landelijke gebied van belang. Functieverruiming is toelaatbaar binnen de bestaande bebouwing. In het gebied Vinkenberg versterken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten de dynamiek van het gebied. Er is geen noodzaak de activiteiten uitsluitend te koppelen aan de bestaande bebouwing (uitbreiding van bebouwing onder voorwaarden toestaan), wel dienen de nieuwe functies milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Verkeersoverlast en parkeerproblemen dienen te worden voorkomen. Het gebied Pannenschuur-Molenbaan vormt de entree tot de kern Oisterwijk. Met het toestaan van nieuwe functies wordt beoogd de kwaliteit van bebouwing en landschappelijke aankleding te verbeteren. Gelet op de verkeersdrukte op de Pannenschuurlaan en de bereikbaarheid van de Molenbaan is terughoudendheid gewenst met het toestaan van functies met een verkeersaantrekkende werking. 't Stokske en omgeving en het gebied Oirschotseweg zijn interessant voor recreatieve ontwikkelingen en de verhoging van de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied ten zuiden van de Oisterwijkse bossen en vennen. Het zorgdragen voor een goede landschappelijke inpassing en het koppelen van nieuwe functies aan bestaande bebouwing is noodzakelijk voor de instandhouding van de aantrekkelijkheid van de gebieden. Landbouwontwikkelingsgebieden In de landbouwontwikkelingsgebieden ligt het accent op agrarisch-verwante neven- en vervolgfuncties. Gelet op het beleid gericht op ontwikkeling van de intensieve veehouderij, worden de ontwikkelingsmogelijkheden voor met name recreatieve nevenactiviteiten en vervolgfuncties beperkt. Verbetering ruimtelijke kwaliteit in brede zin Uitbreiding van de mogelijkheden voor nieuwe economische functies in de bebouwingsconcentraties is alleen mogelijk indien daarmee de ruimtelijke kwaliteit in brede zin wordt verbeterd. Om hierin een goede afweging te maken is het noodzakelijk de ruimtelijke kwaliteit per bebouwingsconcentratie te beschrijven, de beoogde kwaliteitswinst te benoemen en vervolgens initiatieven daaraan te toetsen. Aangezien voor deze beoordeling een uitgebreide ruimtelijke analyse noodzakelijk is en het eindresultaat in sterke mate samenhangt met toekomstige initiatieven kiest de gemeente niet voor een algemeen geldende regeling in dit bestemmingsplan. De analyse en keuze voor bebouwingsconcentraties alsmede de toe te laten functieveranderingen zoals opgenomen in de hierna volgende tabel 9 vormen de aanzet voor de te hanteren beleidsrichting in de bebouwingsconcentraties. Met een afzonderlijke planologische procedure kan aan de realisatie van initiatieven worden meegewerkt. In tabel 6.3 is weergeven welke niet-agrarische functies als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf of als vervolgfunctie bij een voormalig agrarisch bedrijf toelaatbaar zijn. Het wel of niet toestaan van nevenactiviteiten en vervolgfuncties is afhankelijk van het ruimtelijke beleid verwoord in hoofdstuk 5 en 6. Het nummer in de tabel geeft aan of de betreffende activiteit in de bedoelde bebouwingsconcentratie toelaatbaar is.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
117
Voormalige agrarische bedrijven Een belangrijke vraag voor het toelaten van vervolgfuncties is welke situaties als voormalig agrarisch bedrijf worden gezien. Voor het bestemmingsplan is daarbij van belang welke peildatum wordt gehanteerd. Daarbij is gekozen voor de datum van vaststelling van de huidige bestemmingsplannen. Alle percelen waar in de vigerende bestemmingsplannen een agrarisch bouwvlak is toegekend en waar het agrarisch gebruik op dit moment is beëindigd of binnenkort wordt beëindigd, worden aangemerkt als voormalig agrarisch bedrijf. Voor deze percelen worden - afhankelijk van de ligging in of buiten een bebouwingsconcentratie - mogelijkheden geboden voor vervolgfuncties. Bouwmogelijkheden nieuwe economische dragers Ondanks verruimde (gebruiks)mogelijkheden voor nieuwe economische dragers binnen en buiten de bebouwingsconcentraties blijft het noodzakelijk om de bouwmogelijkheden te beperken ten behoeve van het behoud van het landelijke karakter van het buitengebied en het tegengaan van ongewenste verstening. Niet-agrarische neven- en vervolgfuncties dienen gevestigd te worden binnen het bouwvlak in de bestaande (voormalige) bedrijfsgebouwen. Voor alle neven- en vervolgfuncties wordt als richtgetal een maximaal toegestane oppervlakte binnen de bebouwing te benutten voor het nieuwe gebruik van 500 m² aangehouden. Statische opslag van goederen is toegelaten tot een omvang van 1.000 m² binnen bestaande bebouwing. Voor een aantal neven- en vervolgfuncties gelden kleinere maximumoppervlaktematen ten aanzien van het gebruik. Het bruto vloeroppervlak, in gebruik voor een kleinschalige horecagelegenheid mag niet meer dan 100 m² bedragen. Voor verkoop aan huis van streekeigen producten geldt een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m², zodat geen concurrentie met het voorzieningenniveau in de kernen ontstaat. Bij het ontwikkelen van een niet-agrarische neven- of vervolgfunctie dient zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak. Wijziging van gebruik en uitbreiding van bouwmogelijkheden zijn slechts mogelijk met de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
6.9
Samenvattend overzicht toelaatbare functiewijzigingen
In de voorgaande paragrafen is voor diverse functies aangegeven dat functieveranderingen, neven- en vervolgfuncties zijn toegestaan. Tabel 6.3 bevat een samenvattend overzicht van hetgeen in voorgaande paragrafen is vermeld. Voor de functies in de tabel is aangegeven dat ze in principe wel of niet toelaatbaar zijn bij de bestemming woondoeleinden en in de zones A of Aln onder de volgende voorwaarden:
de functies dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden); bestaande landschappelijke en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast; er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en / of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen; de neven- of vervolgfunctie kan uitsluitend worden toegestaan indien deze landschappelijk goed wordt ingepast.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
118
In de tabel is tevens aangegeven voor welke functies en zones (ontwikkelingsgebied kleinschalige recreatie, monumenten, cultuurhistorisch waardevolle panden, landhuizen en bebouwingsconcentraties) sprake kan zijn van verruiming van ontwikkelingsmogelijkheden. Voor deze verruimingen van mogelijkheden zijn de bovenstaande voorwaarden eveneens van toepassing met dien verstande dat:
functieverruiming bij monumenten, cultuurhistorisch waardevolle panden en landhuizen uitsluitend toelaatbaar is indien dit bijdraagt aan het behoud en de versterking van het monumentale karakter; functieverruiming in het ontwikkelingsgebied kleinschalige recreatie uitsluitend toelaatbaar is indien de recreatieve aantrekkelijkheid van het gebied versterkt wordt; functieverruiming in de bebouwingsconcentraties uitsluitend is toegestaan indien de ruimtelijke kwaliteit van de concentratie verbeterd wordt; vooralsnog wordt deze functieverruiming alleen toegestaan in bestaande bebouwing; om voor functieverruiming in aanmerking te komen moet er sprake zijn van een goede landschappelijke inpassing en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het erf; nieuwbouw is niet toegestaan.
Tabel 6.3.
Functieveranderingen, neven- en vervolgactiviteiten binnen be-
buiten bebouwingscon- ontwikkelings-
verruiming
bouwingscon- centraties
gebied
voor monu-
centraties
kleinschalige
menten,
recreatie
cultuurhistorisch waarde volle panden en landhuizen
zone A of Aln
landbouwontwikkelingsgebied
verbrede landbouw: verkoop aan huis van (eigen) agrarische pro-
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
A, Vab
1,2,3,4,5
ducten verkoop aan huis van boerderij- of streekeigen
A, Vab 1,2,3,4,5
producten agrarische natuur- en landschapsbeheer blauwe diensten
A, Vab 1,2,3,4,5 A, Vab 1,2,3,4,5
sociale functie (resocialisatie therapie,
A, Vab 1,2,3,4,5
zorgboerderij) woonfuncties: wonen/hobbyboer woningsplitsing
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
Vab, W (indien
Vab, W
-
Vab, W
> 900 m³)
(indien >
(indien > 900 m³) (tenzij gelegen
900 m³) aan huis gebonden beroep
A, Vab, W
A, Vab, W
Vab, W in LOG)
A, Vab, W
A, Vab, W
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
119
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten: opslag en stalling van agrarische producten in de
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
-
-
-
-
-
-
-
-
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
-
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
-
-
-
-
-
A, Vab
-
A, Vab
A, Vab
-
A, Vab
1,2,3,4,5
bestaande bebouwing (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering) vis-, escargots- of wormenkwekerij agrarisch handels- en exportbedrijf in categorie
1,2,3,4,5
1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten agrarisch hulp- en neven-
A, Vab
bedrijf in categorie 1, 2 of
1,2,3,4,5
3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten kenniscentrum, laboratium verbonden aan agra-
A, Vab 1,2,3
rische sector opslag en stalling van
A, Vab
agrarische producten,
1,2,3,4,5
goederen, werktuigen of materialen in de bestaande bebouwing
1)
agrarische loonbedrijven in categorie 1, 2 of 3.1 van
A, Vab 1,2,3,4,5
de Staat van Bedrijfsactiviteiten veehandelsbedrijven, foeragehandel, paarden-
A, Vab 1,2,3,4,5
handel veearts
A, Vab 1,2,3,4,5
hoefsmederij
A, Vab 1,2,3,4,5
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische
A, Vab 1,2,3,4,5
producten (zoals kaasmakerij, vleesverwerking, palingrokerij, imkerij, rieten vlechtwerk, klompenmakerij) in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ambachtelijke be- en verwerking van agrarische
A, Vab 1,2,3,4,5
producten in categorie 1 of _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
120
2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de verkoop ervan niet-agrarische bedrijfsactiviteiten: hoveniersbedrijf, boom-
A, Vab
-
-
-
-
-
-
opslag en stalling van
A, Vab,W
A, Vab,W
A, Vab,W
A, Vab,W
niet-agrarische producten,
1,2,3,4,5
-
-
-
-
-
A, Vab
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab, W
A, Vab
A, Vab
-
A, Vab
1,2,3,4,5
(niet bij
verzorgingsbedrijf tuincentrum
A, Vab 1,2,3,4,5
goederen, werktuigen of materialen (bijv. boten, caravans) in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bestaande bebouwing overige bedrijven in de
A, Vab
categorieën 1 of 2 van de
1,2,3
Staat van Bedrijfsactiviteiten recreatieve functies: kinderboerderij/speelboer derij
A, Vab
paardenstalling/paarden-
A, Vab, W
pension/paardenverhuur
1,2,3,4,5
hobbymatig houden van
A, Vab, W
vee
1,2,3,4,5
manege/rijschool
A, Vab
1,4,5
Aln) kano- of roeiboot verhuur fietsenverhuur
-
-
-
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
A, Vab
-
-
A, Vab
A, Vab, W
-
A, Vab, W
A, Vab
-
A, Vab
A, Vab
1,2,3,4,5 kleinschalige horecagele-
A, Vab
genheid (waaronder thee-
1,2,3,4,5
A, Vab
tuin, boerderijterras) verhuur kamers in wonin-
A, Vab, W
gen voor verblijfsrecrea-
1,2,3,4,5
tieve doeleinden (logies met ontbijt) verbouw bestaande ge-
A, Vab
bouwen voor verblijfsre-
4,5
creatie (logies met ontbijt)
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
121
georganiseerde activitei-
A, Vab
ten (survivalactiviteiten,
1,2,3,4,5
A, Vab
-
A, Vab
-
-
A, Vab
-
A, Vab
kinderfeestjes, boerengolf) kampeerboerderij
A, Vab
A, Vab
4,5 kleinschalig kamperen
A, Vab
A, Vab
1,2,3,4,5
(geen
(geen
(geen
nieuwvesti-
nieuwvestiging bij
nieuwvestiging
ging bij
Vab; uitbreiding
bij Vab)
Vab)
tot 25 standplaatsen)
overige dienstverlening: verzorging van mens of dier (zoals kapsalon,
A, Vab
-
-
-
-
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
A, Vab
-
-
A, Vab
A, Vab
-
-
-
A, Vab
A, Vab
-
-
1,2,3,4,5
schoonheidssalon, trimsalon) natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen museum/tentoonstellingsruimte
1,2,3,4,5
niet-agrarisch verwante detailhandel (bijv. kunst-
A, Vab 1,2,3,4,5
en antiekhandel) dierenpension, honden-
-
fokkerij
A
toelaatbaar bij agrarische bedrijven
Vab
toelaatbaar bij voormalige agrarische bedrijven
W
toelaatbaar bij burgerwoningen
-
niet toelaatbaar.
1 t/m 5 de nummers 1, 2, 3, 4 en 5 in tabel 6.3 verwijzen naar de bebouwingsconcentraties: 1. Heukelom, 2. Vinkenberg, 3. Pannenschuurlaan 4. 't Stokske en 5. Oirschotseweg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
122
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
123
Hoofdstuk 7
7.1
Bestemmingsregeling
Algemeen
In de hoofdstukken 5 en 6 is de beleidsvisie beschreven en uitgewerkt in thema's. Deze visie is vertaald in de bestemmingsregeling, bestaande uit de (plan)kaart en regels (voorheen voorschriften). In dit hoofdstuk wordt de systematiek van de bestemmingsregeling in het algemeen toegelicht (paragraaf 7.2). In paragraaf 7.3 worden de planregels artikelsgewijs toegelicht.
7.2
Systematiek en aard van de bestemmingsregeling
Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008 De oude WRO en Bro bevatten bijna geen bepalingen over de vorm van het bestemmingsplan. Alleen de artikelen 12 en 16 van het Bro (oud) bevatten voorschriften ten aanzien van de plankaart (gebruik van een duidelijke ondergrond, kaartschaal en noordpijl). Deze bepalingen lieten dan ook vele structuren, vormen en presentaties van het bestemmingsplan toe. Hierdoor zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk zeer verschillende bestemmingsplannen ontstaan. Plannen met dezelfde inhoud en hetzelfde doel zagen er heel anders uit. Hierdoor ontbrak het aan helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Deze constatering heeft geleid tot de wens om bestemmingsplannen op een vergelijkbare wijze op te stellen. Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Onderdeel van deze regelingen vormt de verplichting om de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) toe te passen bij het opstellen van de plankaarten en planregels. Bovendien moet een (ontwerp)besluit digitaal raadpleegbaar zijn en langs elektronische weg worden vastgesteld. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten, provincies en departementen verantwoordelijk zijn voor het maken en beheren van hun eigen ruimtelijke plannen en verordeningen. Zij zorgen er ook voor dat deze digitaal beschikbaar zijn voor burgers, bedrijven en medeoverheden. Vanwege de organisatie die hiermee samenhangt (alle nieuwe ruimtelijke plannen moeten immers digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt) is besloten de invoering van deze verplichtingen uit te stellen tot 1 juli 2009. Het voorliggende bestemmingsplan Buitengebied wordt na de inwerkingtreding van de Wro en na 1 juli 2009 vastgesteld. Dat betekent dat de Wro het wettelijk kader vormt voor het bestemmingsplan en dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 moet worden toegepast. Planvorm Gelet op het karakter van het bestemmingsplan Buitengebied is gekozen voor een gedetailleerde planvorm, met toegesneden flexibiliteitsbepalingen door middel van afwijkingsen wijzigingsbevoegdheden. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
124
Opzet plankaart Algemeen Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en maar voor één uitleg vatbaar dient te zijn. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven, dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd en ook analoog goed leesbaar blijft. In de onderhoek op de analoge afdruk van de plankaart wordt de naam van het bestemmingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 digitaal bestand, afgedrukt op 9 analoge kaartbladen (6 kaartbladen met bestemmingen en aanduidingen schaal 1:5.000 en 3 kaartbladen met gebiedsaanduidingen schaal 1:10.000). Ieder kaartblad is voorzien van een overzichtskaartje, waarop de ligging van het kaartblad ten opzichte het totale plangebied is weergegeven. De ondergrond waarop de bestemmingsplankaart is gebaseerd dient maximale informatie te geven van de actuele situatie. Als basis hiervoor dienen geactualiseerde digitale gemeentelijke ondergronden, de uitgevoerde veldinventarisatie en de uitgebreide terugkoppeling met bewoners van het buitengebied. Bestemmingen Op de plankaart wordt per perceel aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. In bepaalde gevallen vloeit dit reeds direct uit de bestemming voort. Zo mogen op de gronden met de bestemmingen 'Natuur' en 'Verkeer' in het algemeen geen gebouwen worden opgericht. In andere gevallen geeft een oppervlaktemaat in de planregels of bebouwingspercentage op de kaart de mate aan waarin een bestemmingsvlak mag worden bebouwd. Indien het noodzakelijk wordt geacht om, naast de maximale oppervlakte aan bebouwing, ook de locatie van bebouwing vast te leggen, is gekozen voor het opnemen van een bouwvlak (bijvoorbeeld bij de bestemming Agrarisch). Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, zoals A voor 'Agrarisch', H voor 'Horeca' en W voor 'Wonen'. Bestemmingsvlakken, bouwvlakken en Wet geluidhinder Op de plankaart zijn ruime bestemmingsvlakken opgenomen voor onder andere de bestemming Wonen en bouwvlakken van 1 hectare of meer voor agrarische bedrijven. De Wet geluidhinder verzet zich niet tegen het herbouwen van een bestaande woning binnen een dergelijk bouwvlak of bestemmingsvlak. Indien de herbouwde woning dichter naar de weg of de spoorbaan wordt gebouwd kan hierdoor een ongewenste toename van het aantal geluidgehinderden ontstaan. Om te voorkomen dat een nieuwe, herbouwde woning op een kleinere afstand tot een weg of spoorbaan wordt gebouwd is hiervoor een bepaling opgenomen in de algemene bouwregels van hoofdstuk 3.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
125
Functie- of bouw- of maatvoeringaanduidingen Kleine letters tussen haakjes direct achter bestemmingen geven een (functie)aanduiding aan waarmee binnen een bestemming een specifiek gebruik wordt aangegeven, zoals A(iv), 'Agrarisch', tevens voor intensieve veehouderij. Het gaat hierbij om landelijke, in het kader van SVBP2008 afgesproken afkortingen en naamgeving. In geval er geen vaste afspraken zijn wordt een specifiek gebruik aangeduid met 'specifieke vorm van (bijvoorbeeld) maatschappelijk- kinderopvang' zoals bijvoorbeeld is opgenomen voor een perceel aan de Spoordijk. Ook worden (bouw- en maatvoering)aanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte), een bebouwingspercentage of het aantal (bedrijfs)woningen. Een bebouwingspercentage geeft aan hoeveel van het desbetreffende bestemmingsvlak of bouwvlak (afhankelijk van de formulering in de regels) ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Dubbelbestemmingen Er is sprake van een dubbelbestemming indien op een perceel twee of meer onafhankelijk van elkaar voorkomende bestemmingen voorkomen (bijvoorbeeld een agrarische perceel waar tevens een planologische relevante leiding is gelegen). Daarbij is sprake van een rangorde tussen de dubbelbestemming en de daarmee samenvallende bestemming. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een groot gebied beslaan en op meerdere onderliggende bestemmingen betrekking hebben. Voorbeelden hiervan in het plangebied zijn de dubbelbestemmingen 'Leiding', 'Waarde- Archeologie' en 'Waarde- Natuur' zoals deze is opgenomen voor de natte natuurparel en de 500 m brede beschermingszone om de natuurparel. Gebiedsaanduidingen Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden; deze regels zijn niet zodanig dat ze een specifieke bestemming rechtvaardigen. De integrale zonering voor de intensieve veehouderij, de bebouwingsconcentraties en het ontwikkelingsgebied voor kleinschalige recreatie zijn aangeduid met zogenaamde gebiedsaanduidingen (respectievelijk 'reconstructiewetzones' en 'wro-ontheffingsgebieden'). In de regels is opgenomen dat in deze gebieden specifieke wijzigingsbevoegdheden of afwijkingen mogen worden verleend. Renvooi Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. De volgorde van de bestemmingen in het renvooi komt overeen met de volgorde van de planregels (alfabetisch). Het renvooi wordt gehanteerd bij de analoge afdrukken van de plankaart. Voor het digitale bestemmingsplan is het renvooi niet nodig. Opzet regels Overeenkomstig SVBP2008 is de opbouw van de regels als volgt:
inleidende regels (Hoofdstuk I); bestemmingsregels (Hoofdstuk II); algemene regels (Hoofdstuk III); overgangs- en slotregels (Hoofdstuk IV).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk II, Bestemmingsregels) wordt overeenkomstig SVBP2008 als volgt opgebouwd:
bestemmingsomschrijving; bouwregels;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
126
afwijking van de bouwregels; specifieke gebruiksregels; afwijking van de gebruiksregels; omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden; wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel behoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Onderscheid bouwen en gebruik In het kader van SVBP2008 wordt nadrukkelijk onderscheid gemaakt in bouwen en gebruik. Dat heeft onder andere als gevolg dat de afwijkingsbepalingen worden gesplitst in afwijkingen voor bouwen en afwijkingen voor gebruik. In beginsel zou dat betekenen dat voor een nieuw gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw zowel een afwijking voor het bouwen als een afwijking voor het gebruik nodig zou kunnen zijn. Om onnodige extra regels te voorkomen, wordt er in het bestemmingsplan echter van uitgegaan, dat een afwijking voor bouwen tevens een afwijking voor het daarmee samenhangende gebruik inhoudt. Voorschriften per bestemming Op grond van jurisprudentie en de digitale toegankelijkheid gaat de SVBP-methodiek ervan uit dat bestemmingsbepalingen voor zover mogelijk per bestemmingsartikel worden geregeld. Dat heeft als gevolg dat identieke voorschriften moeten worden opgenomen bij alle relevante bestemmingsartikelen (zoals bijvoorbeeld de regeling voor mantelzorg). Uitzondering op deze regel is alleen een aantal algemene regels, waarin ook een aantal algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, die niet gekoppeld zijn aan één bestemming. Strafbepaling Het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming is op grond van artikel 7.10 Wro strafbaar gesteld. Hiervoor is geen aparte strafbaarheidstelling in het plan meer noodzakelijk. Met de inwerkingtreding van de Wabo is ook de strafbaarheidstelling van het verrichten van vergunningplichtige werken of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden niet langer nodig. Advies Ter beoordeling van de criteria die genoemd worden in de regels kan de gemeente advies vragen aan een deskundige. In een aantal gevallen is advisering verplicht (zo opgenomen in de regels). In andere gevallen kan de gemeente vrijwillig advies vragen. Bijlagen Aan de planregels zijn enkele bijlagen toegevoegd die geacht worden deel uit te maken van de regels. Het betreft een overzicht van de toelaatbare omvang van niet-agrarische bedrijven, de Staat van Bedrijfsactiviteiten (functiemenging), de Staat van Horeca-activiteiten en een overzicht van in het plangebied aanwezige (rijks- en gemeentelijke) monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden. Landschappelijke inpassing Bij diverse bestemmingen is de medewerking aan afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden mede afhankelijk van de wijze van landschappelijke inpassing. Afhankelijk van de zwaarte van de ruimtelijke ingreep is een beplantingsstrook van 3, 5 of 10 meter vereist, al dan niet vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst. _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
127
Bij intensieve veehouderijen geldt de regel dat, overeenkomstig de Verordening Ruimte, bij vergroting van een bouwvlak tenminste 10% van het bouwvlak benut moet worden voor landschappelijke inpassing. In een aantal situaties is bij de opstelling van het bestemmingsplan al rekening gehouden met vergroting of aanpassing van bouwvlakken. In deze situaties wordt, nog voor de vaststelling van het bestemmingsplan met de initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten voor de aanleg en het onderhoud van de afgesproken landschappelijke inpassing. Flexibiliteitsbepalingen Aan het bestemmingsplan kan flexibiliteit worden toegevoegd door de bevoegdheid tot het verlenen van een afwijking, het stellen van nadere eisen of door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht ex artikel 3.6 Wro. Dit flexibiliteitsinstrumentarium kent zekere begrenzingen. Zo is het niet mogelijk een afwijkingsbevoegdheid te gebruiken om een bestemmingswijziging tot stand te brengen. Een nadere eis mag slechts worden gesteld per afzonderlijk geval en geen algemeen voorschrift inhouden. Bovendien moet het bestemmingsplan al een basiseis bevatten omtrent het punt ten aanzien waarvan een nadere eis wordt gesteld. De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden ingezet om ingrijpende veranderingen van bestemmingen tot stand te brengen (structuurverandering). In een dergelijke situatie is een planherziening de aangewezen weg. In beginsel is het bestemmingsplan Oisterwijk Buitengebied consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat primair de verschillende functies in het plangebied overeenkomstig de bestaande situatie worden bestemd. Daarbij wordt een basisset van gebruiks- en bouwregels opgenomen, die rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden bieden. In aanvulling op deze directe bouw- en gebruiksmogelijkheden bevatten de voorschriften diverse flexibiliteitsbepalingen. Het gaat daarbij om afwijkings- en wijzigingsbepalingen, door middel waarvan de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor verschillende functies kunnen worden verruimd (van beperkte overschrijdingen van een bouwvlak tot het vergroten van een bouwvlak). Daarnaast is in het plan een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen, door middel waarvan een aantal functiewijzigingen mogelijk worden gemaakt, zoals bijvoorbeeld de bestemming 'Wonen' in geval van beëindiging van een (niet-)agrarisch bedrijf. Voorwaarden bij flexibiliteitsbepalingen De toepassing van afwijkings- en wijzigingsbepalingen is in de regels afhankelijk gesteld van voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Daarbij zijn formuleringen gekozen zoals 'geen onevenredige aantasting', 'inpasbaar', 'geen onevenredige beperkingen' en 'indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat'. Het is niet mogelijk om deze criteria al in de regels van het bestemmingsplan te vertalen in concrete, meetbare normen zoals aan te houden afstand in meters, toegestane oppervlakten of te realiseren percentages aangezien de afweging zeer afhankelijk is van de concrete situatie en aanvraag. De toepassing van deze criteria op het moment dat er een aanvraag speelt, vraagt daarom de nodige aandacht. Bij de toepassing spelen de volgende overwegingen:
wat zijn de bepalende factoren (bijvoorbeeld: gaat het in een agrarische gebied met natuurwaarden om een leefgebied voor struweelvogels of voor amfibieën; wordt het woonen leefklimaat ter plaatse in beïnvloed door geluid, geur of een ander milieuaspect; is de verkeersaantrekkende werking ter plaatse doorslaggevend); waar zijn deze waarden of factoren gevoelig voor, wat is de kwetsbaarheid (bijvoorbeeld: voor de aantasting van landschapselementen of voor veranderingen in de waterhuishouding; voor overschrijding van geluidsniveaus; voor het beperken van mogelijkheden tot uitbreiding en schaalvergroting); in welke mate vindt de aantasting plaats (bijvoorbeeld: een relatief klein gedeelte wordt
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
128
verhard; er is sprake van een relatief kleine ingreep die zeer vergaande gevolgen heeft voor een groot gebied of voor een zeer kwetsbare groep); tot slot: ook als het niet dwingend is voorgeschreven in de regels, kan een deskundige gevraagd worden om nader advies uit te brengen met betrekking tot de voorwaarden die aan de flexibiliteitsbepalingen zijn gekoppeld.
Hetgeen hier is vermeld ten aanzien van de criteria bij afwijken en wijzigingen is ook van toepassing bij de criteria voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Afwijking geacht te zijn verleend In het bestemmingsplan zijn afwijkingen opgenomen om in de toekomst onder andere mantelzorgwoningen, kleinschalig kamperen en andere nevenactiviteiten te realiseren. Voor zover deze activiteiten al vóór de vaststelling van het bestemmingsplan, in overeenstemming met de regels van de bevoegdheid tot afwijken, worden uitgeoefend, wordt de afwijking voor deze activiteiten geacht te zijn verleend (zie ook bijlage 4). Activiteiten die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen uit de bevoegdheid tot afwijken zijn voorzien van een aanduiding.
7.3
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk I: Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Voor de begripsbepalingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardbepalingen uit de SVBP2008. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die van het "normale" spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend. Het begrip agrarisch bedrijf is niet in deze standaard SVBP2008 opgenomen en wordt hierna kort toegelicht. Agrarisch bedrijf In aansluiting op het gemeentelijk beleid wordt onderscheid wordt gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Onder agrarische bedrijven worden alle bedrijven verstaan die met hun bedrijfsvoering erop gericht zijn om gewassen te telen en / of dieren te houden ten behoeve van de plantaardige of dierlijke productie. In afwijking hiervan worden ook bedrijven gericht op de houden en fokken van paarden voor de gebruiksgerichte paardenhouderij tot de agrarische bedrijven gerekend. In het plangebied is voorts een insectenkweker gevestigd. Ook dit bedrijf wordt gerekend tot de agrarische sector. Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten. Hoofdstuk II: Bestemmingsregels Indeling agrarisch gebied De indeling in A-gebied en Aln-gebied zoals deze gehanteerd is in de gebiedsvisie wordt vertaald in de volgende bestemmingen:
het A-gebied heeft de bestemming 'Agrarisch' gekregen (A); het Aln-gebied (agrarische gronden in de groenblauwe mantel) heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-1' gekregen (AW-LNC-1);
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
129
de agrarische gronden die in de zone natuur- en natuurontwikkeling (agrarische gronden in de EHS) zijn gelegen hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-2' gekregen (AW-LNC-2); op deze gronden zijn geen bouwvlakken gelegen.
Deze drie bestemmingen hebben ieder een toegesneden artikel in de regels waar bouwen en gebruik, afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden en vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden zijn geregeld. Integrale zonering intensieve veehouderij De extensiverings-, verwervings- en landbouwontwikkelingsgebieden zijn opgenomen als gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzones'. Een gebiedsaanduiding kan digitaal slechts aan één bestemming worden gekoppeld. Afhankelijk van de bestemmingen zijn de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzones' opgeknipt in deelgebieden (extensiveringsgebied 1 binnen bestemming A, extensiveringsgebied 2 binnen de bestemming AW-LNC-1 enzovoort). Bebouwingsconcentraties De bebouwingsconcentraties zijn opgenomen als gebiedsaanduidingen 'wro-zone ontheffingsgebieden'. Een gebiedsaanduiding kan digitaal slechts aan één bestemming worden gekoppeld. Afhankelijk van de bestemmingen (Agrarisch, Agrarisch met waarden of Wonen - 2) zijn de gebiedsaanduidingen 'opgeknipt'. Artikel 3 Agrarisch De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, nevenactiviteiten, extensieve dagrecreatie en voorzieningen zoals water, groenelementen en nutsvoorzieningen. Dit betekent dat de aanleg van landschapselementen of de aanpassing van oevers (bijvoorbeeld met inzet van het blauwgroene stimuleringskader) binnen de bestemming mogelijk is. Bedrijven of activiteiten die niet binnen de algemene bestemmingsomschrijving passen, zijn voorzien van een aanduiding (zoals de niet-gebonden bedrijven, kinderopvang, dierenpension en zeilvliegterrein). Bouwvlakken De aanwezige agrarische bedrijven zijn onderverdeeld in grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven. Aan de agrarische bedrijven is een zogenaamd bouwvlak toegekend waarbinnen de bebouwing dient te worden geconcentreerd. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven (glastuinbouw, intensieve kwekerij, insectenkwekerij en intensieve veehouderij) zijn voorzien van een speciale aanduiding. In de regels is bepaald welke bebouwing uitsluitend binnen een bouwvlak kan worden opgericht (gebouwen, kassen, silo's, opslagvoorzieningen zoals kuilvoerplaten). Bepaalde voorzieningen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om verharding (kavelpaden) en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Aanwezige permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn opgenomen in een gedeelte van het bouwvlak waarbinnen gebouwen niet zijn toegestaan. Per bouwvlak is het bestaande aantal bedrijfswoningen vastgelegd. In de regels is opgenomen dat één bedrijfswoning is toegestaan tenzij anders op de kaart is aangegeven (met een aanduiding is vastgelegd waar geen bedrijfswoning is toegestaan en waar meerdere bedrijfswoningen zijn toegestaan). De maximuminhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste 750 m³.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
130
In de regels is een bevoegdheid tot afwijken opgenomen voor overschrijding van de grenzen van het bouwvlak en een wijzigingsbevoegdheid voor vormverandering en vergroting van het bouwvlak. Overigens kan de afwijking alleen verleend worden, indien plaatsing van bouwwerken binnen het bouwvlak niet mogelijk of doelmatig is. In het extensiveringsgebied (integrale zonering intensieve veehouderij) is overschrijding niet toegestaan. Met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid is het ook mogelijk om een bouwvlak uit te breiden uitsluitend ten behoeve van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Niet-grondgebonden neventakken Nieuwe niet-grondgebonden agrarische activiteiten zijn uitsluitend toegestaan als neventak op een agrarisch bedrijf. Bij bestaande neventakken is doorgroei van de neventak slechts mogelijk tot de omvang die conform het provinciaal beleid is toegestaan (1.000 tot 5.000 m² voor teeltondersteunende kassen) of tot 1.000 m² bij een neventak intensieve veehouderij. Voorzieningen voor de opslag van mest, water, voer of CO2 De voorzieningen die op agrarische bedrijven worden getroffen voor de opslag van (kunst)mest, voedermiddelen, water of CO2 dienen bij voorkeur ook op het bouwvlak te worden gerealiseerd. Voor zover deze voorzieningen aan te merken zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals sleufsilo's, mestsilo's, Co2-opslagtanks), is in de bouwregels opgenomen dat deze buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mogen deze opslagvoorzieningen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden, de grenzen van het bouwvlak met maximaal 15 meter overschrijden. Voor zover opslagvoorzieningen niet zijn aan te merken als een bouwwerk (zoals een mestzak, kuilvoederplaat of foliebassin voor water) geldt het volgende. In de gebruiksregels is bepaald dat de gronden buiten het bouwvlak niet voor deze opslagvoorzieningen mogen worden gebruikt. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid is plaatsing van deze voorzieningen, in aansluiting op het bouwvlak, onder voorwaarden alsnog mogelijk. Watertoets Als algemene voorwaarde is in relatie tot wijzigingsbevoegdheden in de regels als voorwaarde opgenomen dat nieuwe ontwikkelingen geen onevenredige negatieve gevolgen mogen hebben voor het waterbeheer. Neven- en vervolgactiviteiten In de bestemmingsomschrijving van de agrarische artikelen is opgenomen dat nevenactiviteiten onderdeel mogen uitmaken van een agrarische bedrijfsvoering. Dit algemene uitgangspunt wordt verbijzonderd in de gebruiksregels. In de specifieke gebruiksregels is aangegeven dat een aantal neven- en vervolgactiviteiten op agrarische bedrijven rechtstreeks toelaatbaar wordt geacht. Andere activiteiten kunnen met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels worden toegelaten. In beide gevallen geldt dat er geen nieuwbouw plaats mag vinden maar dat de bestaande bebouwing, tot een bepaalde omvang, ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden benut. Ook de onbebouwde gronden mogen worden benut, maar niet bebouwd of overkapt (bij voorbeeld voor een terras). In de bebouwingsconcentraties (wro-zone - ontheffingsgebied 1 tot en met 5) en bij monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden zoals genoemd in de bijlagen bij de regels (weergegeven met O* bij de specifieke gebruiksregels), zijn de mogelijkheden voor het ontwikkelen van nevenactiviteiten ruimer. Belangrijke voorwaarden voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voor neven- en vervolgactiviteiten zijn voorts een goede landschappelijke inpassing en het behalen van ruimtelijke kwaliteitswinst. Dit kan worden omschreven als de ruimtelijke meerwaarde die
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
131
ontstaat door een verbetering en opwaardering van de inrichting van het erf, landschaps- of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie. Ten behoeve van kleinschalig kamperen is er een aparte afwijkingsbepaling opgenomen omdat hier specifieke eisen gelden voor het gebruik van de onbebouwde gronden, de landschappelijke inpassing en verdere uitbreiding in het ontwikkelingsgebied voor de kleinschalige recreatie (wro-zone - ontheffingsgebied 6). Kleinschalig kamperen is uitsluitend als nevenactiviteit bij agrarische bedrijven toegestaan. De afwijking kan worden verleend onder de beperkende voorwaarde dat kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan zolang er sprake is van een agrarisch bedrijf. Bij het (met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid) omzetten van een agrarische bestemming naar een woonbestemming dient het kleinschalig kamperen te worden beëindigd. Voor bestaande nevenfuncties die voldoen aan de voorwaarden wordt de afwijking geacht te zijn verleend. Het verlenen van medewerking aan nevenactiviteiten is afhankelijk van de mate waarin aan de criteria 'landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitswinst' wordt voldaan en om die reden wil het gemeentebestuur met de initiatiefnemer overeenkomen dat de afgesproken inpassing en kwaliteitswinst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd (privaatrechtelijke overeenkomst). In de huidige situatie komen in het plangebied ook nevenactiviteiten voor die niet passen binnen de hiervoor geformuleerde algemene uitgangspunten en voorwaarden. Deze activiteiten hebben een toegesneden aanduiding gekregen. Het gaat hierbij onder andere om de kinderopvang aan de Spoordijk, twee restaurants bij agrarische bedrijven, het gebruik van een gebouw door een schuttersgilde aan de Heuvelstraat en het vliegterrein aan de Heuvelstraat. Paardenbakken In de gebruiksregels is opgenomen dat paardenbakken uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak zijn toegestaan. Verlichte paardenbakken, met geluidsinstallaties zijn buiten het bouwvlak niet mogelijk. Intensieve veehouderij In het agrarisch artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de omschakeling op bestaande agrarische bouwvlakken naar intensieve veehouderij binnen de landbouwontwikkelingsgebieden Stille Wille en Molenakkers. De mogelijkheid om op voormalige agrarische bouwvlakken een intensieve veehouderij bedrijf te vestigen is opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid bij de bestemming Wonen - 2. Er worden geen mogelijkheden geboden voor de nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven. Met een specifieke bouwaanduiding zijn de intensieve veehouderij bedrijven in het extensiveringsgebied op de huidige omvang van bedrijfsbebouwing voor intensieve veehouderij vastgelegd. Tot slot is in de regels opgenomen dat in principe ten hoogste één bouwlaag van een gebouw voor het huisvesten van dieren benut mag worden. Artikel 4 en 5 Agrarisch met waarden Het behoud en de ontwikkeling van de huidige landschappelijk, cultuurhistorische en natuurwaarden van de agrarische gronden wordt in het bestemmingsplan veilig gesteld met het toekennen van de bestemmingen Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-1 en Agrarisch met waarden- Landschap, natuur en cultuurhistorie-2. De basisregeling (bouwvlakken, grondgebonden bedrijven en neventakken, aanduidingen voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven zoals intensieve veehouderij en aquacultuur, opslagvoorzieningen, neven- en vervolgactiviteiten) voor deze gronden wijkt in grote lijnen niet af van de regeling voor Agrarisch met dien verstande dat bij de toepassing van afwijkingen en wijzigingen steeds de belangen van natuur, landschap en cultuurhistorie worden meegewogen. Ook worden deze waarden beschermd door het opgenomen stelsel van _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
132
omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De agrarische gebieden die tevens een functie hebben voor de waterberging (inundatiegebieden) of gelegen zijn binnen een zone voor beekherstel, hebben een specifieke aanduiding gekregen. Voor deze gronden is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden van kracht. Een speciale aanduiding is opgenomen voor het perceel waar natuurhutten zijn geplaatst ten behoeve van verblijfsrecreatie. Ecologische verbindingszones De ecologische verbindingszones (voor zover nog niet gerealiseerd) hebben een bestemming gekregen overeenkomstig het huidige agrarische gebruik. Daarnaast zijn deze gronden voorzien van een functieaanduiding waaraan een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden is gekoppeld. In het plan is tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de agrarische bestemming te wijzigingen in Natuur of Water indien de ecologische verbindingszone (EVZ) gerealiseerd wordt. Daarmee wordt het belang van de EVZ veilig gesteld. Artikel 6 Bedrijf De bedrijven in het plangebied worden bestemd overeenkomstig de huidige bedrijfsactiviteiten en gekoppeld aan de huidige milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Zowel de maximaal toelaatbare milieucategorie als de aard van de activiteit liggen derhalve per locatie vast in het bestemmingsplan. Het gemeentebestuur acht het gewenst dat de bestemmingsregeling op dit punt ook een zekere flexibiliteit bevat, zodat na de beëindiging van een bedrijfsactiviteit in beginsel andere activiteiten kunnen worden gevestigd. Voor de vestiging van andersoortige bedrijven die gelet op de omgeving inpasbaar zijn op de percelen waar nu een bedrijf is gevestigd, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Per bestemmingsvlak is de huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) vastgelegd. Met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken kan deze maximale oppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot een maximale oppervlakte die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels). Artikel 7 Cultuur en ontspanning Voor het natuurtheater aan de Gemullenhoekenweg en het buitengalerie aan de Vennelaan is een toegesneden bestemming Cultuur en ontspanning opgenomen. Deze gronden mogen tevens worden gebruikt voor ondergeschikte activiteiten zoals horeca, kantoor en het geven van workshops en dergelijke. Artikel 8 Detailhandel Het tuincentrum aan de Heukelomseweg en het benzineservicestation aan de Rijksweg A58 hebben een specifieke detailhandelsbestemming gekregen, afgestemd op het huidige gebruik. De huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) is vastgelegd en kan, met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken worden uitgebreid tot een maximale omvang die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels). Artikel 9 Horeca De aanwezige horecabedrijven zijn voorzien van de bestemming Horecadoeleinden. Voor het reguleren van de horecavoorzieningen wordt, analoog aan de regeling voor bedrijven, gebruik gemaakt van een (in dit geval) Staat van Horeca-activiteiten. In deze Staat van Horeca-activiteiten wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën van horeca-activiteiten: 1 lichte horeca, 2 middelzware horeca, 3 zware horeca (voor een nadere beschrijving van /
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
133
toelichting op deze horecacategorieën wordt verwezen naar de bijlage). Gelet op de aard van het gebied is gekozen voor het toestaan van horeca-activiteiten tot ten hoogste categorie 1c. De aanwezige bedrijven die gelet op de huidige activiteiten ingeschaald zijn in categorie 2, hebben een speciale aanduiding gekregen. De toelaatbaarheid van horecabedrijven uit maximaal de categorie 1c betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Horeca-activiteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van horecabedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk horecabedrijf voor de desbetreffende activiteit een afwijking worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid. Per bestemmingsvlak is de huidige omvang van de bedrijfsbebouwing (inclusief de dienstwoning en bijhorende bijgebouwen) voor horeca vastgelegd. Met toepassing van een bevoegdheid tot afwijken kan deze bedrijfsoppervlakte binnen het bestemmingsvlak worden uitgebreid tot een maximale omvang die ook op voorhand al is bepaald (in bijlage 1 bij de regels). De afwijkingsbevoegdheid kan alleen worden toegepast indien aan de ruimtelijk relevante voorwaarden, verbonden aan de bevoegdheid, wordt voldaan. Naast deze ruimtelijke criteria wil de gemeente horecaondernemers graag prikkelen om duurzaam te ondernemen. Het huidige horeca beleid waarbij ondernemers met uitbreidingsplannen uitgenodigd worden om met de gemeente in overleg te treden over de duurzaamheid van de onderneming en de uitbreidingsplannen, zal worden voortgezet. Dit horeca beleid leent zich niet voor een directe vertaling in de voorwaarden voor de verlening van de omgevingsvergunning voor afwijken. Het horecabedrijf de Belvertshoeve heeft, naast een horecabestemming, ook een aanduiding 'zorginstelling' waarmee de huidige opvang van jongeren wordt bestemd. Artikel 10 Kantoor Deze bestemming is opgenomen voor het kantoor van Natuurmonumenten aan de Logt. Artikel 11 Maatschappelijk De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan diverse functies zoals dierenartsenpraktijken, instellingen de Hondsberg en Soka Zonnewende, kapelletjes, het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten, de noodscholen aan de Moergestelseweg en dierenpensions. Bij de instellingen die in het natuurgebied de Oisterwijkse bossen en vennen zijn gelegen zoals de Hondsberg en Soka, zijn binnen de bestemmingsvlakken bouwvlakken opgenomen om de concentratie van bebouwing te handhaven. Het huidige centrum voor opvang van asielzoekers heeft een specifieke aanduiding gekregen waaruit blijkt dat alleen deze gronden voor deze opvang mogen worden gebruikt. Artikel 12 Natuur De huidige bossen, heidevelden en vennen van de Oisterwijkse bossen en vennen en de Kampina zijn bestemd tot Natuur. De bestemming Natuur is ook opgenomen voor de natuurontwikkeling rond de Reusel. De bestemmingsomschrijving van Natuur is ruim (bos en natuur, heidevelden en vennen, behoud van natuur, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, extensief agrarische gebruik, water en extensieve recreatie). Ter bescherming van de waarden is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
134
Het MOB complex heeft de bestemming Natuur gekregen. De 33 aanwezige gebouwen en de verharding worden grotendeels verwijderd. De sloop is naar verwachting in januari 2010 afgerond. Het terrein wordt dan ingericht als natuurterrein met een begroeiing van bos en heide. Ook zijn er vennen en lage, natte plekken waar het zeldzame gagelstruweel te vinden is. Er blijven een aantal overblijfselen die herinneren aan het militaire verleden van het terrein. In ieder geval één loods blijft behouden. Deze wordt gebruikt als schaapskooi voor het beheer van het natuurterrein. Voor deze loods is een bouwvlak opgenomen. Het hondenoefenterrein nabij de Heiligenboom is in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen en wordt binnen de bestemming Natuur met een specifieke aanduiding opgenomen. De natuurgebieden die tevens een functie hebben voor de waterberging (inundatiegebieden) of gelegen zijn binnen de zone voor beekherstel van de Voorste Stroom, hebben een specifieke aanduiding gekregen. Voor deze gronden is het vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden nog verbijzonderd. In samenhang met de verplaatsing van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten naar de van Tienhovenlaan wordt een herschikking van parkeervoorzieningen in de omgeving Groot Speyk nagestreefd. De uiteindelijke invulling is daarbij nog onzeker. Het huidige parkeerterrein en alle gronden die voor de nieuwe parkeerplaatsen in aanmerking komen hebben de aanduiding 'parkeerterrein' gekregen. Deze gronden mogen echter gezamenlijk voor maximaal 120 parkeerplaatsen worden benut. Artikel 13 Recreatie Dagrecreatieve voorzieningen zoals maneges, het hondenoefenterrein aan de Kollemburgbaan, de kanoboerderij en volkstuinen zijn voorzien van de bestemming Recreatie, al dan niet met een specifieke aanduiding. Artikel 14 Recreatie - Verblijfsrecreatie De bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie heeft betrekking op diverse, verspreid in het plangebied voorkomende recreatiewoningen, een kampeerterrein aan de Zandstraat en een bestaand kamphuis aan de Achterste Stroom. De maximale verblijfsrecreatieve capaciteit van het kampeerterrein is in de regels vastgelegd. De bestaande recreatiewoningen mogen, overeenkomstig het gemeentelijke beleid, niet worden vergroot. Artikel 15 Sport De sportvoorzieningen binnen het plangebied zijn als zodanig bestemd. Het gaat hierbij om tennisbanen aan het Zwarte Wegje, twee onoverdekte buitenzwembaden, sportvelden en een motorcrossterrein nabij het Wilhelminakanaal. De kinderopvang in het clubhuis van RKSV Taxandria op sportpark de Gemullenhoeken is specifiek aangeduid. De beide buitenzwembaden zijn grotendeels in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Aangezien het gaat om een substantiële oppervlakte is in de regels opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' tevens sprake is van natuurwaarden. In de regels is aan deze aanduiding een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld. Artikel 16 Tuin Onbebouwde delen van grote woonpercelen zijn bestemd tot tuin. Enkele van de grotere tuinen zijn gedeeltelijk in de Ecologische Hoofdstructuur gelegen. Voor zover het gaat om een substantiële oppervlakte zijn deze tuinen voorzien van de aanduiding 'ecologische waarden'. In _______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
135
de regels is aan deze aanduiding een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld. Artikel 17 en 18 Verkeer en Verkeer – Cultuurhistorische waarden De openbare wegen en fietspaden zijn voorzien van de bestemming Verkeer. Het aantal rijstroken binnen de bestemming Verkeer is bepaald op maximaal 2 en maximaal 4 voor Rijksweg A58. Door het opnemen van de bestemming Verkeer wordt een belangrijke karakteristiek van het landschapspatroon (wegen met beplanting) vastgelegd. Voor de, uit oogpunt van cultuurhistorie belangrijke onverharde wegen is dit echter onvoldoende. Deze wegen hebben aparte bestemming gekregen waaraan een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden is verbonden voor het aanbrengen van verhardingen. Ten gevolge van het landinrichtingsplan de Hilver zal een aantal onverharde wegen op termijn niet langer als openbare weg worden aangemerkt. Bij de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Verkeer – Cultuurhistorische waarden te wijzigen in Agrarisch of Agrarisch met waarden ingeval wegen niet langer ten behoeve van de verkeersontsluiting in gebruik zijn. Het verharden van onverharde wegen of het vervallen van de verkeersfunctie van (onverharde) wegen is aanvaardbaar aangezien het slechts een beperkte ingreep in het totale stelsel van onverharde wegen betreft. Artikel 19 Verkeer – Railverkeer De spoorlijn Tilburg – Eindhoven is bestemd tot Verkeer – Railverkeer. Ten behoeve van het bouwen wordt gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf. Artikel 20 Water De bestemming Water is toegekend aan het Wilhelminakanaal, de diverse beken in het plangebied en de hoofdwatergangen in het agrarische gebied. Bij de bestemmingslegging van het gebied rond de Voorste Stroom is rekening gehouden met de recente herinrichting van de beek. Artikel 21 en 22 Wonen - 1 en Wonen - 2 In het buitengebied is onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen: Wonen - 1: wonen in burgerwoningen in het buitengebied; Wonen - 2: wonen op voormalige agrarische bedrijfslocaties. Wonen - 1 De burgerwoningen met bijbehorende bijgebouwen en tuinen zijn als Wonen - 1 bestemd. De bestemming Tuin is aan die delen van het perceel toegekend waarvan het onbebouwde karakter behouden moet blijven. De inhoudsmaat van woningen bedraagt maximaal 600 m³. De oppervlakte bijgebouwen mag, overeenkomstig de huidige bestemmingsplanregelingen in het buitengebied, per woning maximaal 100 m²/40 % van het erf bedragen. In een aantal gevallen is aan vrijstaande erfbebouwing op veraf gelegen percelen de aanduiding 'erf' toegekend. De bebouwing op deze gronden mag niet worden vergroot. Met een artikel 19.1 WRO procedure is de bouw van vier woningen aan de Waterhoefstraat mogelijk gemaakt. Eén van de woningen is inmiddels gerealiseerd. Voor deze vier woningen gelden in overeenstemming met de artikel 19.1-procedure afwijkende inhouds- en oppervlakte maten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
136
In het plangebied komen enkele woningen voor die gelet op de omvang, de aanwezige onbebouwde gronden en het karakter van het pand aangemerkt kunnen worden als landhuizen (zoals ook in vigerende bestemmingsplannen is opgenomen). Voor deze landhuizen gelden specifieke bouwbepalingen. Nevenactiviteiten zijn zeer beperkt mogelijk (paardrijactiviteiten en logies met ontbijt zijn rechtstreeks toegestaan). Een bestaand atelier heeft een toegesneden aanduiding gekregen. Voor de landhuizen en voor panden die aangemerkt kunnen worden als rijks- of gemeentelijk monument of als cultuurhistorische waardevol pand, is een verruiming van de gebruiksmogelijkheden opgenomen (met omgevingsvergunning voor afwijken). In de regels is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen en bouwen van nieuwe wooneenheden in grote of monumentale gebouwen, met als doel de instandhouding van deze waardevolle gebouwen. Voorwaarde hierbij is wel dat de bestaande hoofd bouwmassa in stand wordt gehouden. In het wijzigingsplan dient hiertoe een specifieke bouwaanduiding (bijvoorbeeld: aan een gebouwd) te worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien overtollige bijgebouwen worden gesloopt. Over het algemeen is bij een oppervlakte van meer dan 200 m2 sprake van overtollige erfbebouwing. Indien op het perceel enige vorm van ruimtelijke kwaliteitsverbetering aan de orde is, wordt een oppervlakte tot 400 m2 aan erfbebouwing aanvaardbaar geacht. Cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen worden niet aangemerkt als overtollig. Wonen - 2 De bestemming Wonen - 2 is toegekend aan de percelen die in het vigerende bestemmingsplan nog aangemerkt zijn als agrarisch bedrijf maar waar de bedrijfsmatige activiteiten zijn beëindigd en thans alleen nog sprake is van (burger)bewoning. Deze percelen zijn overeenkomstig het feitelijke gebruik bestemd. Beëindiging van de burgerbebouwing en afdwingen van sloop van voormalige bedrijfsbebouwing is in dit stadium (bestemmingslegging) niet reëel. De bouwregels zijn overeenkomstig de regels bij de bestemming Wonen - 1. De mogelijkheden om nevenactiviteiten te ontwikkelen in de bestaande voormalige agrarische bebouwing zijn echter aanzienlijk ruimer dan bij Wonen - 1. Voor een toelichting op de regeling voor nevenactiviteiten wordt verwezen naar de toelichting op het artikel Agrarisch. In de regels is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen en bouwen van nieuwe wooneenheden in grote of monumentale gebouwen, met als doel de instandhouding van deze waardevolle gebouwen. Voorwaarde hierbij is wel dat de bestaande hoofd bouwmassa in stand wordt gehouden. In het wijzigingsplan dient hiertoe een specifieke bouwaanduiding (bijvoorbeeld: aan een gebouwd) te worden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien overtollige bijgebouwen worden gesloopt. Over het algemeen is bij een oppervlakte van meer dan 200 m2 sprake van overtollige erfbebouwing. Indien op het perceel enige vorm van ruimtelijke kwaliteitsverbetering aan de orde is, wordt een oppervlakte tot 400 m2 aan erfbebouwing aanvaardbaar geacht. Cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen worden niet aangemerkt als overtollig. Ten behoeve van de hervestiging van agrarische bedrijven op deze voormalige agrarische locaties zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen, te weten voor de hervestiging van grondgebonden agrarische bedrijven en voor de vestiging van intensieve veehouderij bedrijven in de Landbouwontwikkelingsgebieden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
137
Mantelzorg Bij de bestemming Wonen (en alle overige bestemmingen waarbij een bedrijfs- of dienstwoning is toegestaan) wordt de mogelijkheid geboden om een deel van de woning of een bijgebouw, te gebruiken voor het verlenen van mantelzorg gedurende de periode dat deze zorg noodzakelijk is. Het gaat hier uitsluitend om een omgevingsvergunning voor afwijken van het gebruik die onder beperkingen wordt verleend (art. 3.6.4 Wro). Er mag niet extra worden gebouwd ten behoeve van mantelzorg. Artikel 23, 24, 25, 26, 27 en 28 Leiding De ruimtelijk relevante drinkwater-, vloeibare koolwaterstoffen-, gas-, rioolwater- en hoogspanningsleidingen zijn als zodanig bestemd. Aangezien leidingen in alle gevallen samenvallen met andere bestemmingen (met name de bestemming Agrarisch) zijn deze bestemmingen als dubbelbestemming opgenomen. Ten behoeve van de dubbelbestemming Leiding mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Ten behoeve van de samenvallende bestemmingen dient het bouwen steeds aan het leidingenbelang te worden getoetst. Bij de nafta en aardgasleidingen is de belemmerende strook (4 of 5 meter) aangemerkt als bestemming Leiding. Daar waar de plaatsgebonden risicocontour breder is dan de belemmerende strook is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' opgenomen. Binnen de 'veiligheidszone - leiding' mag het aantal kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toenemen. Artikel 29 Leidingstrook De beide olieleidingen ten noorden van Oisterwijk zijn gelegen in een leidingenstrook. Binnen deze strook is de aanleg mogelijk van meerdere leidingen voor het transport van verschillende stoffen. De leidingenstrook volgt een aangepast tracé ter plaatse van de kruising met de Kerkhovensestraat om toekomstige onveilige en conflictsituaties te voorkomen. Artikelen 30, 31, 32 en 33 Archeologische waardevolle terreinen De archeologische monumenten en de drie deelgebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarden (de deelgebieden die op de beleidskaart behorende bij het gemeentelijke archeologiebeleid zijn aangeduid als Waarde- Archeologie 2 tot en met 5) zijn voorzien van een dubbelbestemming ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden. De opgenomen regels zijn grotendeels overeenkomstig het beleid zoals vastgelegd in de gemeentelijke archeologienota. Artikel 34 Waarde - Cultuurhistorie Aan de molenbiotopen van de Kerkhovense molen en de molen bij Moergestel is de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie toegekend. Op de gronden met deze dubbelbestemming gelden regels met betrekking tot de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de met de molenbiotoop samenvallende bestemmingen. Ook is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen met betrekking tot de aanplant van bomen en het ophogen van gronden. Artikel 35 Waarde - Geomorfologie In delen van het plangebied is de ontstaansgeschiedenis van het landschap nog duidelijk herkenbaar. Overeenkomstig het provinciale beleid worden deze aardkundige waardevolle gebieden veilig gesteld met een dubbelbestemming Waarde – Geomorfologie. Aan de bestemming is een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden gekoppeld.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
138
Artikel 36 Waarde - Natuur - Attentiegebied De dubbelbestemming Waarde – Natuur - Attentiegebied is opgenomen voor de natte natuurparel en de bijbehorende 500 meter brede beschermingszone. Op basis van de afspraken met betrekking tot de reconstructie wordt deze dubbelbestemming opgenomen. Als gevolg van het besluit van de Afdeling Bestuursrechtspraak is op perceelsniveau de begrenzing nader bezien. De aan de bestemming gekoppelde regels (met name een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) zijn in lijn met de reconstructie afspraken. Artikel 37 Waterstaat De dijk langs het Wilhelminakanaal heeft een waterkerende functie en daarom een dienovereenkomstige dubbelbestemming gekregen. Hoofdstuk III: Algemene regels Artikel 38 Anti-dubbeltelbepaling Artikel 38 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen. Deze bepaling is conform artikel 3.2.4 van het Bro in het bestemmingsplan opgenomen. Artikel 39 Algemene bepalingen met betrekking tot het bouwen Met de bepaling over bestaande maten (lid 2) wordt voorkomen dat bestaande situaties die afwijken van de maatvoering ingevolge hoofdstuk II - onbedoeld - geheel of gedeeltelijk onder het overgangsrecht vallen. Overeenkomstig de Wet geluidhinder is een regeling opgenomen voor het bouwen van geluidsgevoelige functies nabij wegen en spoorwegen. Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek is voor de wegvakken die in het plangebied zijn gelegen, de ligging van 48 dB geluidsconctour bepaald. Deze contour komt overeen met de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder. De gemeente hanteert het beleid voor het buitengebied, dat nieuwe geluidsgevoelige objecten moeten voldoen aan deze grenswaarde. Het is daarom niet mogelijk om nieuwe geluidsgevoelige objecten te realiseren op een afstand tot wegen die kleiner is dan in de tabel is aangegeven. Bestaande geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidscontour (en die dus niet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB) blijven gehandhaafd. Indien een bestaand geluidsgevoelig object wordt herbouwd, mag de afstand tot de wegas (vanuit de optiek van wegverkeerslawaai) niet kleiner worden. Een vergelijkbare regeling is opgenomen voor spoorwegen. Artikel 40 Algemene gebruiksbepaling In dit artikel wordt bepaald dat gronden enkel mogen worden gebruikt in overeenstemming met de regels van het bestemmingsplan. Indien dit gebruik niet leidt tot het meest doelmatige gebruik van deze gronden is het bevoegd gezag bevoegd hiervan een omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen (de zogenaamde toverformule). Artikel 41 Algemene aanduidingsregels Voor de gebieden die zijn gelegen in een 'veiligheidszone - leiding' geldt dat het aantal kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten niet mag toenemen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
139
Artikel 42 Algemene afwijkingsregels Voor een aantal, ondergeschikte, afwijkingen ten opzichte van de planvoorschriften kan het bevoegd gezag met dit artikel bij een omgevingsvergunning afwijken. Er kan geen omgevingsvergunning voor het afwijken van de maximale inhoudsmaat van (dienst- en bedrijfs) woningen worden verleend. Artikel 43 Algemene wijzigingsregels In lid 1 is een algemene flexibiliteitsbepaling opgenomen om voor bepaalde onderdelen van bestemmingen of gebouwen dan wel bouwwerken af te wijken van de bestemmingsgrenzen. Deze bepaling gaat verder dan die van artikel 42, vandaar dat hier altijd een wijziging voor nodig is van burgemeester en wethouders. Overigens geldt ook hier dat deze bepalingen als algemene regel gelden voor alle bestemmingen. In lid 2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van gronden te wijzigen in Natuur of Water ingeval (natte) ecologische verbindingszones gerealiseerd gaan worden, de natuurlijke loop van beken hersteld gaat worden of onderdelen van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) ingericht gaan worden. Het gaat hierbij om maatregelen die in de Verordening Ruimte zoals deze op 17 december 2010 is vastgesteld zijn opgenomen. In lid 3 is bepaald dat de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mag worden gewijzigd indien sprake is van gewijzigde wetgeving of indien de plaatsgebonden risicocontour verandert (bijvoorbeeld omdat maatregelen ten aanzien van de leiding zijn genomen die het risico op calamiteiten verkleinen). Artikel 44 Overige regels Indien in dit bestemmingsplan verwezen wordt naar wettelijke regelingen geldt dat verwezen wordt naar de tekst van de betreffende regeling zoals die gold op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan. Hoofdstuk IV: Overgangs- en slotbepalingen Artikel 45 Overgangsrecht In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In lid 1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen. Van de mogelijkheid die artikel 3.2.3 Bro biedt om hieraan een persoonsgebonden overgangsrecht te koppelen, is geen gebruik gemaakt. Artikel 46 Titel Dit bestemmingsplan wordt als genoemd in dit artikel aangehaald.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
140
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
141
Hoofdstuk 8
8.1
Sectorale toetsen
Inleiding
Wanneer in een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het met het oog op een goede ruimtelijke ordening en als gevolg van wettelijke eisen noodzakelijk de invloed van deze ontwikkelingen te toetsen op verschillende aspecten. In het vorige hoofdstuk is de planologische ontwikkelingsruimte beschreven. In dit hoofdstuk wordt in het algemeen ingegaan op toetsing aan de volgende sectorale aspecten:
water; bodem; ecologie; wegverkeer- en spoorweglawaai; luchtkwaliteit; externe veiligheid; planMER LOG's.
Een aantal ontwikkelingen is rechtstreeks in het bestemmingsplan vertaald. Voor deze ontwikkelingen zijn ruimtelijke onderbouwingen opgesteld waarna wordt verwezen en waarin sectorale toetsen zijn verwerkt.
8.2
Water
Watertoets De watertoets is een belangrijk instrument om te verzekeren dat de waterhuishouding vanaf het begin van de planvorming integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling. Bij nieuwe ontwikkelingen vormen het vasthouden, bergen en afvoeren van regenwater daarbij belangrijke aandachtspunten. In het kader van de verplichte watertoets voor ruimtelijke plannen is ook voor dit plan met het waterschap De Dommel overlegd (zie ook paragraaf 4.2). De resultaten van het overleg zijn in deze waterparagraaf verwerkt. Voorkomen van wateroverlast Bij grote neerslaghoeveelheden moet het water zoveel mogelijk in het gebied worden vastgehouden om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat. Het is namelijk onmogelijk het afwateringsstelsel en de capaciteit van de gemalen af te stemmen op piekbuien, zeker als rekening wordt gehouden met de verwachte klimaatsverandering. Daarnaast wordt door het vasthouden van water verdroging (onder andere watertekort in lange perioden zonder neerslag) tegengegaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
142
Voor het opvangen en afvoeren van neerslagpieken ter voorkoming van wateroverlast is, bij realisering van nieuwe ontwikkelingen, vergroting van de bergingscapaciteit nodig. In het kader van duurzaam waterbeheer is het van belang dat bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de waterhuishoudkundige consequenties. Daarom dient in het kader van de in het bestemmingsplan buitengebied opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden, indien relevant, een watertoets te worden uitgevoerd. Het verhard oppervlak kan bij sommige ontwikkelingen immers aanzienlijk toenemen en daarmee nemen de hoeveelheden water die versneld door het afwateringsstelsel moeten worden afgevoerd ook toe. Ingeval van ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van rechtstreeks bouwrecht voorziet de keur van het waterschap in een toetsing. In geval van ontwikkelingen in keurbeschermingsgebied of attentiegebied geldt een toetsing vanaf 0 m2. Dit vormt de basis voor hydrologisch neutraal ontwikkelen. Ingevolge de Keur Waterschap De Dommel 2009 dienen ten opzichte van door het waterschap beheerde waterlopen maximaal 5 meter brede obstakelvrije stroken/beplantings- en bebouwingsvrije onderhoudsstroken (schouwstroken) in acht te worden genomen. Alle primaire waterlopen met bijbehorende kunstwerken zijn in beheer en in onderhoud bij het waterschap. In het bestemmingsplan zijn de primaire waterlopen bestemd tot water. De schouwstroken zijn niet in het plan geregeld. Daarin voorziet de Keur. Riolering Bij het afkoppelen van relatief schone verharde oppervlakken (vooral daken) van de riolering, wordt het hemelwater naar het oppervlaktewater afgevoerd. Hierdoor ontstaat een positief effect op de werking van de rioolwaterzuivering, omdat deze minder (schoon) regenwater krijgt aangevoerd. Het verdient de voorkeur nieuwe ontwikkelingen volledig af te koppelen. De omgeving mag daarbij echter niet extra worden belast. Daarom dient het water zo lang mogelijk op het betreffende perceel in het plangebied te worden vastgehouden. Waterkwaliteit Het oppervlaktewaterstelsel wordt overwegend gevoed met schoon grond- en regenwater. Om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen is van belang dat duurzame bouwmaterialen worden toegepast om te voorkomen dat hemelwater verontreinigd raakt. Verdroging/natte natuur Wat betreft de criteria verdroging en natte natuur zijn inrichtingsprojecten veel effectiever dan het bestemmingsplan. In het kader van de reconstructie is echter afgesproken dat voor de natte natuurparel en de daaromheen gelegen 500 m brede beschermingszone een vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden moet worden opgenomen om werkzaamheden die een negatieve invloed kunnen hebben op de mate van verdroging, te kunnen toetsen. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat voorliggend bestemmingsplan niet strijdig is met waterdoelstellingen. Indien concrete ontwikkelingen noodzaken tot waterhuishoudkundige maatregelen, zullen deze in overleg met het waterschap worden getroffen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
143
8.3
Bodem
Normstelling en beleid Op basis van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) is, in verband met de uitvoerbaarheid van het plan, een onderzoek naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied verplicht. Een bodemverontreiniging kan een belemmering vormen voor het realiseren van bouwplannen. Mocht bij functiewijziging een vermoeden van bodemverontreiniging aanwezig zijn, dan dient door middel van een verkennend bodemonderzoek te worden onderzocht in hoeverre de milieuhygiënische bodemkwaliteit op deze locatie geschikt is voor de nieuwe functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Onderzoek en conclusie In dit bestemmingsplan worden de volgende ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt: de bouw van windturbines en de realisatie van mestvergistingsinstallaties. Op basis van jurisprudentie is een bodemonderzoek vereist indien sprake is van een ruimte waar per dag meer dan 2 uur mensen verblijven. Daarnaast is een bodemonderzoek vereist indien uit de gemeentelijke of provinciale administratie blijkt dat er sprake is van een verontreinigde situatie. Er zijn geen aanwijzingen dat van een dergelijke verdenking sprake is. In de planregels zijn een aantal mogelijkheden voor afwijkingen en wijzigingen opgenomen, waarmee nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd worden. Op het moment dat deze ontwikkelingen zich voordoen, zal een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse, plaatsvinden. Het aspect bodemkwaliteit bestemmingsplan.
8.4
vormt
derhalve
geen
belemmering
voor
voorliggend
Ecologie
Beleids-/beoordelingskader Wat betreft ecologie zijn de volgende toetsingskaders zijn van belang:
soortbescherming: Flora- en faunawet; gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998; gebiedsbescherming: Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Flora- en faunawet (soortbescherming) Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsregels met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsregels van de Flora- en faunawet niet. Er is dan sprake van ontheffing op grond van de wet. Voor zover deze ontheffing niet van toepassing is, _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
144
bestaat de mogelijkheid om van de verbodsregels ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De Flora- en faunawet is in zoverre voor het onderhavige bestemmingsplan van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van mogelijke ontwikkelingen niet in de weg staat. Dit is het geval als ingrepen nodig zijn waarvoor ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet niet zal worden verkregen. In dat geval is de ontwikkeling vanwege de Flora- en faunawet niet uitvoerbaar. Differentiatie in beoordelingen Flora- en faunawet In het kader van de toetsing van het bestemmingsplan Buitengebied aan de Flora- en faunawet is het relevant om onderscheid aan te brengen in de volgende typen ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt:
ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan; ontwikkelingen die via een nadere toetsing (afwijking, wijziging, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) mogelijk worden gemaakt.
Ontwikkelingen die rechtstreeks worden toegestaan De rechtstreekse ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan beperken zich tot bestaande functies. Daarbij kunnen nieuwbouw en uitbreiding van gebouwen, verbouwingen, ondergeschikte bouwwerken en dergelijke aan de orde zijn. Hierbij is nog een onderscheid aan te brengen voor ingrepen waarvoor een (bouw- of andere) vergunning noodzakelijk is en ingrepen die zonder vergunning door de initiatiefnemer kunnen worden uitgevoerd. Vergunningplichtige activiteiten kunnen betrekking hebben op activiteiten als het rooien van bomen, het slopen van gebouwen of diverse bouwactiviteiten. Een beoordeling van de gewenste ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet is niet mogelijk en doelmatig in het kader van het bestemmingsplan maar wel bij de aanvraag van de betreffende vergunning. Naast de vergunningaanvraag in het spoor van de ruimtelijke onderbouwing dient altijd onderzoek naar de beschermde dier- en plantensoorten plaats te vinden (rechtstreekse werking Flora- en faunawet). Afhankelijk van de activiteit en de periode dient een ontheffing aangevraagd te worden. Voor een deel betreft dit werkzaamheden die zijn gekoppeld aan een vergunning die door de gemeente verstrekt moet worden: bijvoorbeeld omgevingsvergunningen voor bouwen of slopen. Voor bijvoorbeeld een ontgrondingvergunningen is de provincie het bevoegd gezag. Diverse activiteiten zijn niet gekoppeld aan een vergunning. Bijvoorbeeld vergunningvrij bouwen en regulier onderhoud en beheer van tuinen en gebouwen. Dergelijke activiteiten worden niet vooraf getoetst door de gemeente. In het kader van de Flora- en faunawet is het echter noodzakelijk in voorkomende gevallen ontheffing aan te vragen als een activiteit de gunstige staat van instandhouding van soorten in gevaar kan brengen, op grond van de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet. Daarbij dient bijvoorbeeld rekening te worden houden met de aanwezigheid van broedende vogels of vleermuizen in tuinen en in / op of onder daken. Ook in de meeste tuinvijvers zijn amfibieën aanwezig, deze diergroep is beschermd en mag in principe niet verstoord worden. Ter voorkoming van schade aan de natuurwaarden dienen werkzaamheden altijd buiten het broedseizoen van vogels plaats te vinden. Daar waar er sprake is van vast broed- of verblijfplaatsen (bijvoorbeeld van gierzwaluw, kerkuil of vleermuizen) is het noodzakelijk om bij sloop of renovatie alternatieve nestlocaties aan te bieden. In die situaties is de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
145
Ontwikkelingen die via een nadere toetsing (afwijking, wijziging, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) mogelijk worden gemaakt In het bestemmingsplan worden diverse ontwikkelingen met behulp van een wijzigingsbevoegdheid, bevoegdheid tot afwijken of vereiste van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden mogelijk gemaakt. Voor een deel hebben deze ontwikkelingen betrekking op bepaalde op de kaart begrensde gebieden (landbouwontwikkelingsgebied). Voor het overgrote deel betreft het algemene wijzigingen die niet zijn beperkt tot bepaalde gebieden. De beoordeling van effecten op beschermde soorten planten en dieren en een eventuele ontheffingsaanvraag dienen bij de toepassing van de betreffende bevoegdheid te zijn uitgevoerd. Toetsing Vanwege de rechtstreekse werking van de Flora- en faunawet is het niet nodig of gewenst om toetsing aan de wet als criterium op te nemen bij afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden of om bij de vaststelling van het bestemmingsplan alle mogelijke rechtstreekse ontwikkelingen uitputtend te toetsen. Los van de regeling in het bestemmingsplan dienen ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de gunstige staat van instandhouding van planten- en dierensoorten rechtstreeks aan de Flora- en faunawet te worden getoetst. Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) Wettelijk kader Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van een ontwikkeling in de weg, wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet zal kunnen worden verkregen. De Natuurbeschermingswet 1998 houdt – in hoofdzaak – het volgende in. De minister van LNV gaat over tot aanwijzing van gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn (de zogenoemde Natura 2000gebieden). In een aanwijzingsbesluit wordt de instandhoudingdoelstelling voor een bepaalde soort of habitattype bepaald. Hiertoe behoren in ieder geval de instandhouding van natuurlijke leefgebieden van beschermde vogelsoorten (Vogelrichtlijngebieden) en de instandhouding van natuurlijke habitats of populaties van kenmerkende soorten van deze habitattypen (Habitatrichtlijngebieden). De instandhoudingdoelstelling kan echter ook betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurschoon of natuurwetenschappelijke waarden. Vervolgens wordt voor het betreffende natuurgebied een beheerplan opgesteld. In een beheerplan wordt aangegeven hoe de instandhoudingsdoelstellingen bereikt kunnen worden in relatie tot het bestaande gebruik in het gebied en, voor zover relevant voor het bereiken van de instandhoudingdoelstelling, ook daarbuiten. Met de inwerkingtreding van de wet Wijziging Nb-wet vanwege regulering bestaand gebruik en andere zaken per 1 februari 2009, is 1 oktober 2005 als peildatum voor het bepalen van bestaand gebruik wettelijk verankerd (artikel 1 lid 1 onder m).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
146
Uitvoeringsaspecten Het betreft een bestemmingsplan van hoofdzakelijk consoliderende aard. Het huidige (feitelijk bestaande) ruimtegebruik wordt van een positieve bestemming voorzien. Voor zover dit gebruik reeds voor 1 oktober 2005 plaatsvond en mogelijke effecten heeft op in het plangebied gelegen Natura2000-gebieden, worden de mogelijke effecten van dit gebruik meegenomen bij de in ontwikkeling zijnde beheerplannen. Een toetsing is in dit bestemmingsplan derhalve achterwege gebleven. Voor wat betreft de relatie met de Natuurbeschermingswet is het voorts van belang dat, ten opzichte van 1 oktober 2005, de volgende ruimtelijke ontwikkelingen met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt:
rechtstreekse wijzigingen; 1. het bij de bestemmingslegging reeds toekennen van grotere bouwvlakken aan agrarische bedrijven ten opzichte de bouwvlakken uit het vigerende bestemmingsplan; afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid; 1. het met omgevingsvergunning voor afwijken vergroten van het aantal standplaatsen voor kleinschalig kamperen van 15 naar 25 eenheden; 2. het opnemen van een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid voor het overschrijden, vergroten en veranderen van vorm van agrarische bouwvlakken voor grondgebonden agrarische bedrijven; 3. het opnemen van een omgevingsvergunning voor afwijken en wijzigingsbevoegdheid voor het overschrijden, vergroten en veranderen van vorm van agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderijen op duurzame locaties in de verwevingsgebieden en in het LOG; 4. het met een wijzigingsbevoegdheid bieden van mogelijkheden voor omschakeling van bestaande grondgebonden agrarische bedrijven naar intensieve veehouderij als hoofdtak op duurzame locaties in de verwevingsgebieden en in het LOG; 5. het met een omgevingsvergunning voor afwijken ontwikkelen van nieuwe niet-agrarische neventakken bij agrarische bedrijven; 6. het met een omgevingsvergunning voor afwijken vergroten van de bebouwing van niet-agrarische bedrijven binnen de bestemmingsvlakken; bestaande mogelijkheden zonder wijzigingen; 1. het bieden van rechtstreekse bouwmogelijkheden ter plaatse van agrarische bouwvlakken.
Beoordeling De mogelijkheden die door een rechtstreekse wijziging mogelijk worden gemaakt betreft een beperkt aantal bedrijven met relatief beperkte ontwikkeling. Initiatiefnemers moeten hierbij ook voldoen aan de randvoorwaarden vanuit de Natuurbeschermingswet, naar verwachting is dit op deze ontwikkelingen van toepassing. De ontwikkelingen die via een afwijking of wijziging mogelijk worden gemaakt zijn deels kleinschalige ontwikkelingen, met een, ten opzichte van het huidige gebruik, verwaarloosbare kans op verstoring van de beschermde natuurwaarden. De omschakeling en doorgroeimogelijkheden in het LOG en op de duurzame locaties in de verwevingsgebieden zijn ontwikkelingen die op termijn in concrete gevallen afzonderlijk getoetst zullen worden. Deze bedrijven zullen moeten voldoen aan de randvoorwaarden die vanuit de Natuurwetgeving worden gesteld. Verwacht wordt dat nieuwe bedrijven hieraan kunnen voldoen, gelet op de integrale afweging die is gemaakt bij de vaststelling van verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
147
De bestaande bouwmogelijkheden voor bedrijven op bouwvlakken betreft geen nieuwe ontwikkeling (bouwvlakken gebaseerd op vigerende bouwvlakken, bestaande bouwrechten) en vraagt ook geen planologische beoordeling. Bij eventuele omgevingsvergunning voor het bouwen dient de aanvrager ook te voldoen aan de Natuurbeschermingswet. Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (gebiedsbescherming) De ecologische hoofdstructuur is door de provincie vastgelegd. In Oisterwijk betreft het grote gebieden, grenzend aan de Oisterwijkse bossen en vennen of de Reusel. Toetsing De gronden die door de provincie zijn aangewezen als EHS zijn in het bestemmingplan voorzien van een beschermende bestemming of bestemmingsomschrijving waarin natuurwaarden worden onderschreven (Natuur, Agrarisch met waarden, Water), voor zover de betreffende gebieden al een natuurfunctie hebben. Voor zover het gaat om aan te leggen ecologische verbindingszones is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op grond waarvan de bestemming kan worden aangepast na realisatie. Daarbij is bovendien een waarborgingsbeleid opgenomen, om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen (zoals geen nieuwvestigingsmogelijkheden agrarische bedrijven).
8.5
Wegverkeer- en spoorweglawaai
In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden om met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid bestaande woningen te splitsen. Daarmee wordt de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de vorm van woningen mogelijk gemaakt. Deze geluidsgevoelige bestemmingen dienen te voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder. De wettelijke voorkeursgrenswaarde ten aanzien van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB en voor railverkeerlawaai 55 dB. Voor het gebied buiten de voorkeursgrenswaarde-contour geldt dat in alle situaties voldaan zal worden aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder ten aanzien van het wegverkeerslawaai en de geluidsbelasting minder dan de voorkeursgrenswaarde zal bedragen. Voor het gebied binnen de voorkeursgrenswaarde-contour van een (spoor)weg geldt dat de voorkeursgrenswaarde zal worden overschreden en nieuwe ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen hier alleen mogelijk is indien een hogere grenswaarde is vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde (uiterste grenswaarde) in buitenstedelijk gebied bedraagt voor wegverkeerslawaai 53 dB en voor railverkeerlawaai 68 dB. Het is niet mogelijk om binnen deze contour (uiterste grenswaarde) woningen te realiseren zonder het nemen van maatregelen aan de bron, in het overdrachtsgebied en/of bij de ontvanger. Indien geen hogere grenswaarden in het kader van het bestemmingsplan of wijzigingsbevoegdheid zijn vastgesteld, dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. In het akoestisch onderzoek Oisterwijk buitengebied (0824.007448.63; 27 mei 2010; RBOI-Middelburg bv) zijn de contouren van de voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde berekend ten gevolge van het wegverkeers- en railverkeerlawaai. In bijlage 8 zijn de bronnen, wegvakken, de contouren van voorkeurs- en uiterste grenswaarde, het aantal woningen waarvoor een hogere waarde wordt verzocht en de verzochte hogere waarden weergegeven.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
148
8.6
Luchtkwaliteit
Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 8.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 8.1.
Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2)
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
2010
fijn stof (PM10)5
jaargemiddelde concentratie
40 µg/m³
2005
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer 2005 dan 50 µg/m³
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a); de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2); de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c); het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek luchtkwaliteit Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in beperkte ontwikkelingsmogelijkheden met gevolgen voor de luchtkwaliteit. In het algemeen worden de bestaande functies overeenkomstig de huidige situatie bestemd, met beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Deze uitbreidingsmogelijkheden (bijvoorbeeld voor grondgebonden agrarische bedrijven) kunnen extra verkeer genereren. Daarnaast worden in het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning voor afwijken diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt (uitbreiding van bedrijfsactiviteiten, vestiging van nieuwe economische dragers, niet-grondgebonden neventakken en dergelijke).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
149
Via wijziging zijn eveneens diverse ontwikkelingen mogelijk gemaakt (uitbreiding of omschakeling naar intensieve veehouderijen in het LOG, uitbreiding van glastuinbouwbedrijven). Op basis van de Grootschalige Concentratie Nederland (achtergrondconcentratie geleverd door het Milieu- en Natuurplanbureau) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen (in het buitengebied) kan worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied (ruim) onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognose voor 2010 en 2020 voorspelt geen overschrijding (bron: MNP, 2008). In het Besluit en de Regeling "niet in betekenende mate" is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Woningbouwprojecten waarbij sprake is van niet meer dan 500 nieuwe woningen bij 1 ontsluitingsweg en niet meer dan 1000 nieuwe woningen bij 2 ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk. De genoemde ontwikkelingsmogelijkheden in het buitengebied van Oisterwijk zullen niet zodanige extra verkeersintensiteiten tot gevolg hebben, dat sprake zal zijn van projecten die in betekenende mate zullen bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. De ontwikkelingen die pas via een omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging mogelijk zijn, zijn hierin overigens nog niet meegenomen. Deze toets zal plaatsvinden als een concrete ontwikkeling aan de orde is. Voor de ontwikkeling van de LOG's wordt verwezen naar de integrale afwegingen in paragraaf 8.8. Conclusie De Wlk vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
8.7
Externe veiligheid
Normstelling en beleid In ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn; vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door leidingen.
Voor externe veiligheid zijn in het algemeen, zowel bij bedrijvigheid als bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, twee aspecten belangrijk, te weten het plaatsgebonden risico (PR, voorheen individueel risico) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien deze persoon zich onafgebroken6 en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Voor het plaatsgebonden risico geldt in het algemeen een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 7. De grenswaarde en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voor nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
150
gesteld op een niveau van 10-6 per jaar8. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 contour worden gerealiseerd. Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De normen voor het GR hebben een oriënterende waarde (inspanningsverplichting). Indien de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden, legt dit in het algemeen ook ruimtelijke beperkingen op aan een gebied buiten de 10-6-contour (PR). Deze ruimtelijke beperkingen buiten de 10 -6-contour gelden soms tot de 10-7- of 10-8-contour 9. Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), inclusief de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), bevat normen voor het risico rondom inrichtingen die gevaar voor de omgeving met zich meebrengen. Sinds de inwerkingtreding van het Bevi vallen ook LPG-tankstations onder de werking van dit besluit. Vervoer gevaarlijke stoffen Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is in augustus 2004 de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen opgenomen (plaatsgebonden risico en groepsrisico). Onderzoek Voor een volledig overzicht van het aspect externe veiligheid bij inrichtingen, infrastructuur en leidingen wordt verwezen naar het rapport van RMD West- Brabant 'Gemeente Oisterwijk, Advies externe veiligheid ten behoeve van bestemmingsplan Buitengebied'.
8.8
PlanMER LOG Stille Wille en Molenakkers
Door de ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan Buitengebied biedt aan de intensieve veehouderijen, is sprake van een planmer-plicht. De planmer-procedure is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvormingsprocedure een plaats te geven. In het, voor het bestemmingsplan Buitengebied, opgestelde planMER is voor de verschillende milieuthema's ingegaan op de milieusituatie rond intensieve veehouderijen en de mogelijke milieugevolgen van de uitbreiding van deze intensieve veehouderijen (zie het planMER, toegevoegd als losse bijlage bij het plan Buitengebied). In dat kader zijn de aspecten natuur (ammoniakdepositie), geurhinder, luchtkwaliteit en gezondheid het meest relevant. Daarnaast is kort aandacht besteed aan de aspecten landschap, archeologie, bodemkwaliteit en water, verkeer en externe veiligheid. De effectbeschrijvingen zijn grotendeels gebaseerd op reeds beschikbare onderzoeksgegevens en informatie. De daadwerkelijke milieueffecten die zullen optreden zijn sterk afhankelijk van de aard en omvang van de uitbreidingen, en met name de stalsystemen en technieken die worden toegepast. Deze worden in het bestemmingsplan niet vastgelegd. Toekomstige concrete plannen worden in het kader van de milieuvergunning (en de eventueel daaraan gekoppelde mer-beoordeling of projectMER) en wijzigingsplannen getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
151
Een overzicht van de belangrijkste sectorale conclusies:
Het toekennen van grotere bouwvlakken aan agrarische bedrijven en het bieden van rechtstreekse bouwmogelijkheden ter plaatse van agrarische bouwvlakken kan in theorie leiden tot extra stallen, meer dieren en daardoor een grote ammoniak- en stikstofemissie (en dus extra depositie op Natura 2000). In de praktijk kan een dergelijke extra depositie zich echter nooit voordoen, omdat gelet op de huidige staat van de Kampina en Oisterwijkse vennen bij toetsing aan de Nb-wet geen Nb-wet vergunning kan worden verleend. Rond intensieve veehouderijen (en dan met name pluimvee) kan sprake zijn van hoge concentraties fijn stof. Iedere uitbreiding wordt in de toekomst in het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan getoetst aan de grenswaarden. Indien nodig zullen aanvullende technische maatregelen moeten worden getroffen om overschrijdingssituaties te voorkomen. In het kader van de gebiedsvisie geur die door de gemeente Oisterwijk is opgesteld zijn scenario's doorgerekend met verschillende normstellingen om op die manier de effecten voor de achtergrondbelasting (woon- en leefklimaat) en de ontwikkelingsmogelijkheden van de veehouderijen inzichtelijk te maken. Op basis van de berekeningsresultaten wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan worden geboden niet leiden tot een toename van geurknelpunten. In het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan wordt elke uitbreiding in de toekomst getoetst aan de normen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Gezondheidseffecten in en rond intensieve veehouderijen worden sterk bepaald door technische maatregelen, zoals het toepassen van combiwassers. Daarnaast zijn als het gaat om infecties ook aantallen transportbewegingen en contact tussen dieren van belang. Een zo veel mogelijk gesloten bedrijfsvoering vermindert de kans op ziekten. Dit zijn echter geen zaken die in het bestemmingsplan kunnen worden verankerd. Bij ieder concreet toekomstig initiatief dient in het milieuspoor en in het kader van het wijzigingsplan aandacht te worden besteed aan de gezondheidsaspecten. De GGD adviseert om gezondheidsaspecten integraal te beoordelen bij vergunningen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
152
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
153
Hoofdstuk 9
Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid Wanneer een bestemmingsplan een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12 van de Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder aangewezen bouwplan wordt krachtens artikel 6.2.1 van het Bro onder andere de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen, of de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² verstaan. De (rechtstreekse) bouwmogelijkheden voor agrarische bedrijven die in dit bestemmingsplan Buitengebied worden geboden moeten dan ook in beginsel worden aangemerkt als aangewezen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van artikel 6.2.4 van het Bro worden daartoe onder andere gerekend:
de kosten van het verrichten van sectorale onderzoeken (zie artikel 6.2.4 a Bro); de kosten van gemeentelijke ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan (zie artikel 6.2.4 h Bro); plankosten in relatie tot voorbereiding, ontwikkeling en begeleiding van ruimtelijke projecten (zie artikel 6.2.4 j Bro).
Het gemeentebestuur is niet voornemens om de kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan via een exploitatieplan te verhalen op initiatiefnemers van bouwplannen. Het gemeentebestuur acht het onjuist om kosten die zij maakt in het kader van haar reguliere uitoefening van haar wettelijke taken (en die ten bate komen voor alle inwoners van de gemeente) rechtstreeks door te rekenen aan enkel de eigenaren in het buitengebied die reguliere bouwmogelijkheden geboden worden. Daarbij speelt een rol dat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet structureel meer bouwmogelijkheden worden geboden. In het plangebied worden slechts beperkte bouwmogelijkheden geboden voor met name de agrariërs. Het bestemmingsplan vormt een consoliderend bestemmingsplan, waarbij de bestaande situatie in het plangebied met actuele bouw- en gebruiksregels, in overeenstemming met het provinciale beleid en met inachtneming van de verplichte sectorale toetsen, wordt vastgelegd. De beperkte ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van ontheffings- en wijzigingsbevoegdheden. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief, waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn, die op grond van artikel 6.13 Wet ruimtelijke ordening dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de omgevingsvergunning voor afwijken of wijziging, nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
154
Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen, dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager. Een verdergaande toets ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk. Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inspraakprocedure De gemeente heeft de inwoners/gebruikers van het buitengebied en andere belangstellenden betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. Al eerder konden mensen wensen indienen voor het op te stellen bestemmingsplan. Deze wensen zijn in november 2008 beantwoord en zo nodig verwerkt in het voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp heeft vanaf 29 mei tot en met 26 juni 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode konden er inspraakreacties worden ingediend. Ook zijn er twee inloopbijeenkomsten geweest (op 4 juni en op 8 juni 2009) om belangstellenden te informeren over de plannen. In totaal zijn er 141 inspraakreacties binnengekomen. De belangrijkste aanpassingen als gevolg van de inspraakprocedure zijn:
aanpassingen op perceelsniveau van bestemmingen en bouwvlakken in geval van feitelijke onjuistheden, afgeronde planologische procedures of wensen van inwoners/gebruikers; de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' is gewijzigd in een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie waardoor een regeling opgenomen kan worden die zowel betrekking heeft op het bouwen als op het aanbrengen van beplantingen; het gebied tussen Wolvensteeg en Heisteeg is opgenomen in het bestemmingsplan met consoliderende bestemmingen overeenkomstig het toegestane gebruik.
Voor een volledig overzicht van de inspraakreacties, de beantwoording door de gemeente en de doorgevoerde wijzingen wordt verwezen naar het Eindverslag inspraak en vooroverleg van februari 2010. Vooroverleg Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg voorgelegd aan een aantal besturen en instanties. Aan de volgende instanties is een brief gestuurd met de mogelijkheid het plan vanaf de gemeentelijke website in te zien:
Provincie Noord-Brabant, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving; VROM inspectie Regio Zuid; Railinfrabeheer/ NV Nederlandse Spoorwegen; Rijkswaterstaat Noord Brabant, afdeling Verkeer en Ruimte; NV Nederlandse Gasunie; Brabant Water NV; College van B&W van de gemeente Haaren; College van B&W van de gemeente Oirschot; College van B&W van de gemeente Hilvarenbeek; Ministerie van defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen; Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Dienst Landelijk Gebied; Essent Netwerk BV; Kamer van Koophandel en Fabrieken Midden-Brabant; KPN;
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
155
Landinrichtingscommissie de Hilver; Ministerie van Economische Zaken Regio Zuid; Ministerie van LNV Directie Zuid; Regionale directie dienst Domeinen; Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Regio Zuid; Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek; SEOB; Stichting Brabantse Milieufederatie.
Twee instanties hebben, zonder direct te zijn aangeschreven, ook gereageerd:
Rotterdam-Rijn Pijpleiding; Sabic.
Daarnaast is de uitnodiging om deel te nemen aan het vooroverleg ook gestuurd naar de organisaties zitting hadden in de klankbordgroep:
Brabants Landschap; Waterschap de Dommel; ZLTO Tilburg-Oisterwijk; Brabants Particulier Grondbezit; Natuurmonumenten; Heemkundekring de Kleine Meijerij; IVN; Recroo.
De belangrijkste aanpassingen naar aanleiding van het vooroverleg zijn:
het opnieuw bezien en gedeeltelijk aanpassen van de mogelijkheden voor het ontwikkelen van neven- en vervolgactiviteiten bij (voormalige) agrarische bedrijven in en buiten de LOG's en bebouwingsconcentraties; het gedeeltelijk aanpassen van het plan naar aanleiding van de (ontwerp) Verordening Ruimte fase 1; het opnemen van een retrospectieve toets; het opstellen van een planMER; de bestemming Waarde - Natuur is gewijzigd in Waarde - Natuur- Attentiegebied; alle niet-agrarische bedrijfsbestemmingen hebben een aanduiding gekregen overeenkomstig de huidige bedrijfsactiviteiten; de toelichting is aangevuld met betrekking tot externe veiligheid (onder andere ten aanzien van leidingen); hoofdtransportassen voor drinkwater en de ontbrekende PRB-leiding zijn bestemd tot Leiding en relevante zakelijk rechtstroken bij leidingen zijn in de regels opgenomen; de bestemming Leiding-Olie in de omgeving van de Oliviersweg is gewijzigd in de bestemming Leiding - Leidingstrook.
Voor een volledig overzicht van de overlegreacties, de beantwoording door de gemeente en de doorgevoerde wijzigingen wordt verwezen naar het Eindverslag inspraak en vooroverleg van februari 2010. Ambtshalve wijzigingen Het voorontwerpbestemmingsplan is ambtshalve ook op een aantal onderdelen aangepast. De belangrijkste wijzigingen zijn:
verwerking van het vastgestelde gemeentelijke archeologiebeleid; verwerking van de landinrichting de Hilver voor zover deze betrekking heeft op de natuurontwikkeling langs de Reusel en de aanleg van landschapselementen;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
156
verwerking van het onderzoek naar in werking zijnde inrichtingen in de land- en tuinbouw; op basis van deze controles zijn de agrarische bestemmingen van een aantal voormalige bedrijven gewijzigd; opname van het initiatief om langs de A58 twee windturbines te bouwen; verplaatsing van het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten naar de locatie Groot Speijk; opname van het akoestisch onderzoek naar wegverkeers- en railverkeerslawaai en het vaststellen van een verzoek hogere grenswaarde; verwerken van de resultaten naar de inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing; verwerken van recent provinciaal beleid (debat burgerinitiatief Megastallen en vaststelling Verordening Ruimte fase 1).
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
157
Hoofdstuk 10
Handhaving Buitengebied
bestemmingsplan
Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren in een steeds verder toenemende belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol. Handhaving van regelgeving vraagt om actuele regels. Regels die zijn gebaseerd op gedateerde inzichten, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden nieuwe ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De regels van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijk relevante norm vast, met in bepaalde gevallen een daaraan gekoppelde afwijkingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. Omgevingsvergunning voor afwijkingen zijn echter gelimiteerd. Daar waar geen afwijkingen meer mogelijk zijn begint de handhaving. Handhaving binnen de gemeente Oisterwijk Handhavingsbeleid De gemeente raad heeft op 18 december 2008 de 'Integrale handhavingsnota gemeente Oisterwijk' vastgesteld. Het doel van de nota is om kaders te scheppen om te komen tot integrale handhaving. De grote stap die is gezet in deze nota, is dat de verschillende beleidsvelden bouwen, ruimtelijke ordening, APV en milieu én de rechtsgebieden, waarop het college handhavend optreedt, naast elkaar zijn gezet. Er wordt in de nota naast het bestuursrechtelijk optreden, ook ingegaan op het strafrechtelijk en privaatrechtelijk optreden met de daarbij behorende handhavingsinstrumenten. Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
158
In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat. Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingsactiviteiten. Van gemeentewege werden in het kader van dit bestemmingsplan hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inloopbijeenkomsten en een inspraakbijeenkomst. Daarnaast worden de regels in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controle werkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren. Handhavingsactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen. Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie. Handhaving van bestaande situaties Bijzondere aandacht dient besteed te worden aan zogenaamde "oude" gevallen. Bij de opstelling van het bestemmingsplan is nagegaan welke situaties uitdrukkelijk gehandhaafd moeten worden, welke zaken onder de werking van het overgangsrecht kunnen worden gebracht en welke zaken positief bestemd kunnen worden (zie bijlage 9 waarin een toelichting wordt gegeven op de positief bestemde functiewijzigingen). Daarbij dient in acht te worden genomen dat het dikwijls om situaties gaat, waarbij sprake is van een groot tijdsverloop. Dat betekent dat een aantal situaties niet is gewraakt. De meeste gevallen zullen dan ook voor legalisatie in aanmerking komen en bij de vaststelling van het bestemmingsplan positief bestemd worden. Voor zover daar redenen voor zijn, zullen uitdrukkelijk alleen die illegale gevallen worden aangepakt, die fundamenteel strijdig zijn met het geformuleerde ruimtelijk beleid in het nieuwe bestemmingsplan. De aan te pakken gevallen zullen op hun eigen merites worden beoordeeld, zodat een op de situatie afgestemde gerichte aanpak kan plaatsvinden. Daarbij zal afgewogen worden wat de illegale situatie voor impact geeft op de ruimtelijke kwaliteit. Planologische excessen worden aangepakt. In de gevallen waarbij het om langer bestaande situaties gaat, zal een overgangsregeling worden geformuleerd. Uitgangspunt daarbij is, dat voorkomen wordt dat er een gedoogsituatie ontstaat. Er moet duidelijk gemaakt worden wat er gaat gebeuren en wanneer, zodat er geen sprake is van rechtsongelijkheid. Verantwoording De uitvoering en voortgang van de handhaving wordt jaarlijks vastgelegd in een verslag, dat bestuurlijk wordt vastgesteld.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
159
Hoofdstuk 11
Bij de vaststelling aangebrachte wijzigingen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 25 juni tot en met 5 augustus 2010 ter inzage gelegen. Hierbij is iedereen in de gelegenheid gesteld om zienswijzen over het plan in te dienen. Gedurende deze periode zijn 120 schriftelijke zienswijzen ontvangen, waarvan er negen door instanties zijn ingediend (Provincie Noord-Brabant, Brabantse Milieufederatie, Gasunie, de modelvliegclub, de molenaars van de molen in Moergestel en Oisterwijk, Natuurmonumenten, Van Dun Advies, Waterschap de Dommel en ZLTO Hart van Brabant). Een zienswijze is na de termijn van ter inzage legging ingediend. De ingediende zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan. Daarnaast hebben zich enkele andere ontwikkelingen voorgedaan nadat de ter inzage termijn was afgelopen die ook leiden tot een aanpassing van het plan. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan kort toegelicht. Voor een volledig overzicht van de ingediende zienswijzen, de beantwoording door de gemeente en de doorgevoerde wijzigingen wordt verwezen naar de nota 'Beantwoording zienswijzen en ambtshalve aanpassingen' van 24 mei 2011. Naar aanleiding van zienswijzen De opmerkingen in de zienswijze van de provincie Noord-Brabant zijn gericht op een verdere vertaling van de Verordening Ruimte zoals deze op 17 december 2010 is vastgesteld en op 1 maart 2011 in werking is getreden. De gevraagde aanpassingen hebben onder andere betrekking op:
het vertalen van de provinciaal vastgestelde groenblauwe mantel in het bestemmingsplan; het betreft zowel de wijziging van de bestemming van gronden als het aanpassen van het stelsel van afwijkingen en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden; het voorzien van gronden die in de provinciale Ecologische Hoofdstructuur zijn gelegen van een passend bestemming; het op de kaart zetten van de ecologische verbindingszones; het aanscherpen van de regels met betrekking tot de intensieve veehouderij (eisen aan landschappelijke inpassing bij vergroting van bouwvlakken, slot op de muur in de extensiveringsgebieden, gebruik van ten hoogste één bouwlaag voor het houden van dieren, laatste mogelijkheid om bouwvlak te vergroten om te voldoen aan dierenwelzijnseisen); pas op de plaats ten aanzien van het toestaan van mestvergistingsinstallaties.
Andere belangrijke wijzigingen naar aanleiding van de zienswijzen zijn:
de regels voor de molens worden beter toegesneden op de verschillen tussen de molens in Oisterwijk en in Moergestel; de regels voor archeologische monumenten en terreinen met archeologische
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
160
verwachtingswaarden zijn aangepast; aan het Wilhelminakanaal, Achterste Stroom, Essche Stroom, Rosep, Beerze en Reusel is de aanduiding 'beekherstel' toegekend; toevoegen van de mogelijkheid om, tot een maximale maat en binnen bestaande bebouwing, op de gronden met de bestemming Wonen -1 met omgevingsvergunning voor afwijken opslag toe te staan.
Voor het overige hebben de wijzigingen veelal betrekking op aanpassingen van individuele bouwvlakken, bestemmingsvlakken of percelen en de daarmee gepaard gaande veranderingen van regels. Ambtshalve aanpassingen Belangrijkste ambtshalve aanpassingen zijn:
aanpassingen op perceelsniveau van onjuistheden of omissies; verwerken van de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid Buisleidingen; aanpassen van de gebruikte termen in de regels naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wabo; verwerken op de kaart van de nieuwe tracés van de vergraven Reusel.
Bij de vaststelling aangenomen amendementen Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn door de gemeenteraad zes amendementen aangenomen:
aanpassing van het bouwvlak Klein Locht 7; aanpassing van het bouwvlak Donkhorst 5a; aanscherping artikel 43.3; wijziging van de bestemming en bijbehorende regels van Broekzijde 9; het gebruik van agrarische gronden voor een modelvliegtuigclub in de omgeving van de Hoevenseweg mogelijk maken; het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 22.6.4.
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
162
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
163
Bijlage 1
Literatuurlijst beleidskader
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Literatuurlijst Beleidskader Nota Ruimte Ministerie VROM, LNV, V en W en EZ, 2005 Interimstructuurvisie Brabant in ontwikkeling Provincie Noord-Brabant, 2002 Beleidsnota Buitengebied in Ontwikkeling Provincie Noord-Brabant, juli 2004 Reconstructieplan / Milieueffectrapport Meierij Provincie Noord-Brabant, april 2005 Reconstructieplan / Milieueffectrapport Beerze Reusel Provincie Noord Brabant, april 2005 StructuurvisiePlus (delen A: Visie en B: Verantwoording) BRO, mei 2005 Beleidsnota Glastuinbouw, inclusief teeltondersteunende kassen Provincie Noord Brabant, november 2006 Beleidsnota Teeltondersteunende voorzieningen Provincie Noord-Brabant, september 2007 "Grondig Onderzoeken" Een onderzoek naar de bescherming van het archeologisch erfgoed in Oisterwijk (rapport in kader afstuderen opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie, Internationale Hogeschool Breda) Gineke Schalken, mei 2006 Actieplan Toerisme en Recreatie Oisterwijk 2005-2010 Marktplan Adviesgroep, 2005 Beleidsplan Toerisme en Recreatie Oisterwijk 2005-2010 Marktplan Adviesgroep, 2005 Handreiking Water in bestemmingsplannen Buitengebied Waterschap De Dommel, juni 2006 Uitvoeringsnota handhaving gemeente Oisterwijk OD plus, december 2002 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2004-2009 Gemeentelijk Rioleringsplan Waterbeheerplan 2001-2004 Waterschap De Dommel
De Vennen verkend 1998 Verordening / Waterhuishouding Noord Brabant 2005 Provincie Noord-Brabant Ruimtelijke onderbouwing Windturbinepark Kattenberg - Reedijk Oisterwijk en Oirschot in opdracht van Essent Wind Nederland bv door Bosch & van Rijn, 2010 Gemeentelijk Archeologiebeleid, (beleidsplan deel 1 t/m 4, verwachtingskaart met rapport, beleidskaart met matrix) 5 november 2009 Beoordeling van effecten op vogels, overige fauna en flora van vijf windturbines langs de A58 bij Kattenberg, gemeente Oirschot, door Bureau Waardenburg bv., juli 2008
164
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
165
Bijlage 2
Toelichting reconstructieplannen
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Toelichting reconstructieplannen Overzicht belangrijkste elementen Reconstructieplannen de Meierij en Beerze Reusel Extensiveringsgebied: Uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven (iv) is niet toegestaan; omschakeling naar een vorm van iv is niet toegestaan. Hierbij wordt een voorbehoud gemaakt namelijk "overwegende bezwaren vanuit ruimtelijke, landschappelijke, maatschappelijke en / of milieuhygienische optiek". De grootte van bouwblokken voor bestaande iv-bedrijven is mede afhankelijk van vigerende bouwmogelijkheden en de leeftijd van de huidige bestemmingsplannen. In Oisterwijk zijn de huidige bestemmingsplannen gebaseerd op het Streekplan 1992 waardoor de bestaande bouwmogelijkheden gerespecteerd moeten worden. Bouwblokken voor iv mogen, om te voldoen aan de wettelijke eisen voor dierenwelzijn, worden uitgebreid. In bijzondere gebieden worden iv- bedrijven actief benaderd om latente rechten niet te effectueren. Verwevingsgebied: Nieuwe bouwblokken zijn niet toegestaan, hervestiging en omschakeling naar intensieve veehouderij binnen bestaand bouwblok is toegestaan op duurzame locaties. Een locatie is duurzaam tenzij de omgevingskwaliteiten anders uitwijzen. De handleiding duurzame locaties en duurzame projectlocaties dient hierbij als toetsingskader. Op duurzame locaties is een bouwblok tot 1,5 ha mogelijk. De toekenning / uitbreiding tot het maximum van 2,5 ha is niet rechtstreeks mogelijk. Voorts wordt ook hier een voorbehoud gemaakt namelijk "overwegende bezwaren vanuit ruimtelijke, landschappelijke, maatschappelijke en / of milieuhygiënische optiek". De grootte van bouwblokken voor bestaande iv-bedrijven is mede afhankelijk van vigerende bouwmogelijkheden en de leeftijd van de huidige bestemmingsplannen. In Oisterwijk zijn de huidige bestemmingsplannen gebaseerd op het Streekplan 1992 waardoor de bestaande bouwmogelijkheden gerespecteerd moeten worden. Bouwblokken voor iv mogen, om te voldoen aan de wettelijke eisen voor dierenwelzijn, worden uitgebreid. Indien sprake is van een duurzame locatie is uitbreiding tot 2,5 ha toegestaan. Landbouwontwikkelingsgebieden: Nieuwe bouwblokken voor volwaardige bedrijven zijn toegestaan mits in een extensiveringsgebied een bouwblok voor een volwaardig iv-bedrijf verdwijnt. In de secundaire landbouwontwikkelingsgebieden zijn geen nieuwe bouwblokken toegestaan. Dit verbod kan worden opgeheven afhankelijk van de Brabantbrede balans, Streekplanbegrenzing of veranderde Europese richtlijnen. Binnen primaire LOG tevens aandachtsgebied struweelvogels gelden speciale regels maar dit is in Oisterwijk niet van toepassing. Hervestiging en omschakeling binnen bouwblok is mogelijk. Omschakeling naar niet agrarisch bedrijf of burgerwoning is niet mogelijk. Mestverwerkingscentrales zijn mogelijk zoals verwoord in Streekplan. Toekenning van bouwblokken aan bestaande iv-bedrijven dient te gebeuren volgens het principe "bouwblok op maat" waarbij niet alleen het huidige gebruik maar ook concrete wensen voor de toekomst worden meegenomen (bouwblokken tot maximaal 3 ha). Er worden voorwaarden voor het toekennen van nieuwe bouwblokken genoemd (binnen
straal van 10 km geen andere vestigingsmogelijkheid of op basis van ontwikkelingsplan) maar deze hebben geen planologische doorwerking. Waterberging in concreet begrensde gebieden: Er worden 3 begripsbepalingen geïntroduceerd die in het bestemmingsplan moeten worden overgenomen, te weten: agrarische bedrijf, bouwwerk en bebouwing. Ten aanzien van agrarische bedrijven moet geregeld worden dat nieuwe bouwblokken niet zijn toegestaan, dat hervestiging en omschakeling mogelijk zijn mits dit niet gepaard gaat met een uitbreiding, dat uitbreiding enkel mogelijk is indien het waterbergend vermogen niet onevenredig wordt aangetast en dat uitbreiding binnen het bouwblok mogelijk is. Ten aanzien van overige functies moet opgenomen worden dat bebouwing ten dienste van waterberging mogelijk is tot maximaal 2 meter en dat bebouwing niet ten dienste van de waterberging mogelijk is voor zover het waterbergend vermogen van het gebied niet onevenredig wordt aangetast. Er moet een aanlegvergunning vereiste worden opgenomen voor ophogen van gronden, aanbrengen van kaden of wijzigen daarvan. Er moet een bepaling worden opgenomen voor het geval er - op grond van andere waarden- een aanlegvergunningen stelsel van kracht is. Bij de verlening van deze vergunningen moet het belang van waterberging worden meegewogen. Natte natuurparels en 500 m zone: Er moet een aanlegvergunningenstelsel worden opgenomen voor de natuurparel en de beschermingszone. Het aanlegvergunningenstelsel hoeft niet van toepassing te zijn op bouwblokken. Er moet een bepaling worden opgenomen voor het geval er - op grond van andere waarden - een aanlegvergunningen stelsel van kracht is. Bij de verlening van deze vergunningen moet de waterhuishoudkundige situatie worden meegewogen. Beekherstelgebieden: Begrenzing moet worden nagegaan (nu slechts een streep op de kaart). Ten aanzien van agrarische bedrijven moet geregeld worden dat nieuwe bouwblokken niet zijn toegestaan, dat hervestiging en omschakeling mogelijk zijn mits dit niet gepaard gaat met een uitbreiding, dat uitbreiding enkel mogelijk is indien het beekherstel niet onevenredig wordt aangetast en dat uitbreiding binnen het bouwblok mogelijk is. Ten aanzien van overige functies moet geregeld worden dat bebouwing ten dienste van het beekherstel mogelijk is tot maximaal 2 meter en dat bebouwing niet ten dienste van het beekherstel mogelijk is voor zover het beekherstel niet onevenredig wordt aangetast. Er moet een aanlegvergunningenstelsel worden opgenomen. Voorts moeten de voorschriften zodanig geredigeerd worden dat de nertsenhouderij onder de intensieve veehouderij valt; ook als zodanig inventariseren en bouwblok toekennen. Voor wat betreft de elementen zonder planologische doorwerking geldt het volgende: Water: In "voorlopig reserveringsgebied tot 2050" passen kapitaalsintensieve functies (woonwijken, iv, vestigingsgebied glastuinbouw, grootschalige recreatie) slechts onder voorwaarden. Te herstellen beek en Ruimte voor beek en kreekherstel; de Rosep is in het uitvoeringsprogramma opgenomen; een passende regeling om de mogelijkheden voor realisatie veilig te stellen is gewenst.
Natuur en landschap: In het gehele gebied wordt beheer en herstel van landschap, natuur en cultuurhistorie nagestreefd, een instrument als landgoederen kan hiervoor worden ingezet. De Ecologische Hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones wil men versneld realiseren. De (tov het Streekplan gewijzigde begrenzing) RNLE; de begrenzing is aangepast, voor de betekenis is het Streekplan leidend en dan met name de regels zoals deze gelden voor de GHS-natuur, GHS- landbouw en AHS- landschap. Recreatie: In het Reconstructieplan is onder andere opgenomen dat uitbouw van kleinschalige recreatiebedrijven en agrotoerisme wenselijk zijn. Binnen de Streekplancategorieën GHS (natuur en landbouw) en AHS- landschap kunnen deze ontwikkelingen zich slechts in overeenstemming met het Streekplan ontwikkelen. Recreatieve poort; voor sturing en geleiding van de intensieve recreatie. Project locatie gebied; dit betreft een zoekgebied voor een te verplaatsen camping die elders in Oisterwijk in een natuurontwikkelingsgebied is gelegen. Intensief recreatief gebied; bestaande bedrijven waarbij de nadruk ligt op landschappelijke inpassing en natuurcompensatie; voor bestemmingsplanregeling niet relevant. In het kader van de "leefbaarheid" (aanduiding voor Moergestel) kan een gemeente ruimtelijke ontwikkelingsvisies opstellen voor bebouwingslinten, kernranden en bebouwingsclusters. Op basis van deze visies kan de gemeente het hergebruik van voormalige agrarische bebouwing en de vestiging van nieuwe economische dragers verruimen.
166
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
167
Bijlage 3
Gemeentelijke en rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Gemeentelijke en rijksmonumenten en Cultuurhistorisch waardevolle panden Gemeentelijke (G) en Rijksmonumenten (R) Adres
Nummer
Plaats
Benaming
G
Baaneind
6
Heukelom
boerderij
R
Baaneind
12
Heukelom
boerderij en stal
G
Heukelomseweg
29
Heukelom
boerderij
G
Heukelomseweg
34
Heukelom
boerderij
G
Heukelomseweg
36
Heukelom
boerderij
G
Heukelomseweg
ong.
Heukelom
Mariakapel, nabij nr. 36
G
Hoog Heukelom
5
Heukelom
boerderij en karnhuis
G
Hoog Heukelom
11
Heukelom
boerderij
G
Hoog Heukelom
ong.
Heukelom
boom nabij nr. 2
G
Laag Heukelomseweg
4
Heukelom
schuur met varkenshok
G
Broekzijde
14
Moergestel
boerderij en schuur
G
Broekzijde
15
Moergestel
boerderij
G
Broekzijde
15
Moergestel
5 bomen
G
Broekzijde
21
Moergestel
boerderij en schuur
G
Broekzijde
23
Moergestel
boerderij
G
Donkhorst
2
Moergestel
boerderij
R
Donkhorst
3
Moergestel
boerderij en stal
G
Donkhorst
4
Moergestel
boerderij en bijgebouw
G
Donkhorst
4
Moergestel
3 bomen boerderij met 3 schuren
R
Heikant
8
Moergestel
G
Heikant
10
Moergestel
boerderij, schuur en karschop
G
Heuvelstraat
13
Moergestel
1 boom
G
Heuvelstraat
31a
Moergestel
boerderij
G
Heuvelstraat
31a
Moergestel
9 bomen
R
Heuvelstraat
33
Moergestel
boerderij en schuur
G
Heuvelstraat
33
Moergestel
1 boom
G
Heuvelstraat
33
Moergestel
bakhuis
R
Hild
3
Moergestel
boerderij en bakhuis
G
Hild
3
Moergestel
2 bomen
G
Hild
19
Moergestel
boerderij
G
Oirschotseweg
ong.
Moergestel
bomen langs weg
G
Oirschotseweg
9
Moergestel
woonhuis boerderij
R
Oirschotseweg
10
Moergestel
G
Oirschotseweg
10
Moergestel
bakhuis, (sierhek?), afscherming naar gracht
G
Oirschotseweg
10 of 12?
Moergestel
7 bomen
R
Oirschotseweg
11
Moergestel
herenhuis "Broodhuys"
G
Oirschotseweg
11
Moergestel
12 bomen
G
Oirschotseweg
11
Moergestel
toegangshek
R
Oirschotseweg
12
Moergestel
complex "Hoogenhuizen"
R
Oirschotseweg
12
Moergestel
villa "Hoogenhuizen"
R
Oirschotseweg
12
Moergestel
koetshuis bij villa "Hoogenhuizen"
R
Oirschotseweg
12
Moergestel
hek bij villa "Hoogenhuizen"
G
Oirschotseweg
12
Moergestel
3 bomen
G
Oirschotseweg
40
Moergestel
boerderij
G
Oirschotseweg
44
Moergestel
1 boom
R
Oisterwijkseweg
ong.
Moergestel
Mariakapel
G
Oisterwijkseweg
75
Moergestel
villa "Maria Hoeve"
G
Oisterwijkseweg
75
Moergestel
2 bomen
Adres
Nummer
Plaats
Benaming
G
Oisterwijkseweg
86
Moergestel
woonhuis "De Nachtegaal", koetshuis en tuin
G
Stokske
3
Moergestel
boerderij
R
Tilburgseweg
52-54
Moergestel
landhuis "Zonnewende"
G
Tilburgseweg
54
Moergestel
park met bomen
G
Vinkenberg
8
Moergestel
boerderij
G
Vinkenberg
14
Moergestel
boerderij
G
Vinkenberg
14
Moergestel
3 bomen
R
Zandstraat
5
Moergestel
boerderij
G
Zandstraat
5
Moergestel
1 boom
G
Zelt
10
Moergestel
boerderij en schuur
G
De Logt
5
Oisterwijk
boerderij
G
De Logt
9
Oisterwijk
bakhuis
G
De Logt
ong.
Oisterwijk
buurtschap
R
Gemullehoekenweg
147
Oisterwijk
natuurtheater
G
Groot Kolkven
ong.
Oisterwijk
Wierdsma-de Balbian Verster-Rypperdabank
G
Heisteeg
ong.
Oisterwijk
Van Tienhovenbank
G
Heusdensebaan
93
Oisterwijk
boerderij
G
Heusdensebaan
109a
Oisterwijk
schuur
G
Hoevenseweg
5
Oisterwijk
boerderij, voorheen Heukelom
R
Hondsberg
5
Oisterwijk
complex (landhuis en portierswoning)
R
Hondsberg
5
Oisterwijk
landhuis
R
Hondsberg
5
Oisterwijk
portierswoning
R
Kerkhovensestraat
29
Oisterwijk
boerderij (voorheen 11 "Het Grote Slot")
G
Kerkhovensestraat
59
Oisterwijk
boerderij
G
Kerkhovensestraat
80
Oisterwijk
boerderij "Bernardhoeve"
G
Kerkhovensestraat
89
Oisterwijk
boerderij
G
Merodelaan
37
Oisterwijk
boerderij, schuur en bakhuis
G
Moergestelseweg
52
Oisterwijk
villa Capnion
G
Nemelaerweg
2
Oisterwijk
boerderij "De Kivitsblek" en bakhuis
G
Nemelaerweg
4
Oisterwijk
boederij "De Schaapskooi"
G
Oirschotsebaan
17
Oisterwijk
boerderij
G
19
Oisterwijk
boerderij en bijgebouwen
G
Oirschotsebaan Oude Hondsbergselaan 12
12
Oisterwijk
woonhuis "De Koekoek"
R
Posthoornseweg
7
Oisterwijk
woonhuis " 't Hoog Huys"
G
Rosepdreef
7
Oisterwijk
boerderij en schuur
G
Rosepdreef
13
Oisterwijk
boerderij "Rosephoeve" en stal
G
Rosepdreef
17
Oisterwijk
boerderij " 't Haantje" met aansluitende schuur
G
Rosepdreef
ong.
Oisterwijk
boom bij nr. 9
G
Rosepdreef
ong.
Oisterwijk
verbindingsweg Oisterwijk met buurtschap de Logt
G
Vennelaan
2
Oisterwijk
Voormalig horecagebouw "De Pastorale"
G
Vennelaan
6
Oisterwijk
woonhuis "Vennehorst"
Cultuurhistorisch waardevolle panden 1.
Baaneind 2a, Heulekom
2.
Heukelomseweg 38 – 38a, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
3.
Laag heukelomsweweg 13, Heukelom
café
4.
Oisterwijksebaan 5, Heukelom
bakhuisje (rechtsachter het hoofdgebouw)
5.
Baaneind 4, Heukelom
schuur ten noorden van woning (was voorheen de boerderij)
6.
Baaneind 1, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en schuur
7.
Heukelomseweg 44 – 46, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
8.
Hoog heukelom 7-9, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
bijgebouw 9.
Hoog heukelom 13, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
bijgebouw 10.
Hoog heukelom 15, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
11.
Laag heukelomseweg 2, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
12.
Laag heukelomseweg 5, Heukelom
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
13.
Laag heukelomseweg 11, Heukelom
14.
Adervendreef 2, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
15.
Kivietsblek, Nemelaerweg 2, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
bijgebouwen 16.
Nemelaerweg 4, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
bijgebouwen (Schaapskooi) 17.
Posthoorn 4, Oisterwijk
18.
Vennenlaan 4, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
19.
Gemullehoekenweg 143, Oisterwijk
hotelgebouw (Boschoord)
20.
Oirschotsebaan 3, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
21.
Posthoornseweg 20, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en bijgebouw)
22.
Wildelot, Rosepdreef 6, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
23.
Oude Rozephoeve, Rosepdreef 9, Oisterwijk
24.
Laag-Hoeve, Scheibaan 50, Oisterwijk
25.
Herengoedstraat 2, Moergestel
bijgebouw
26.
Ons Erf, Oirschotseweg 49, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) (bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
bijgebouw 27.
Oirschotseweg 65, Moergestel
bijgebouw (dit is de oude boerderij)
28.
Oostelvoortjes 19, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
29.
Stokeind 12, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
30.
’t Stokske 13, Moergestel
31.
Van Tienhovenlaan 4, Moergestel
bezoekerscentrum en ijshuisje (Groot Speijck)
(bedrijfs)woning nr. 13 en bijgebouw)
32.
Zandstraat 12, Moergestel
bijgebouw
33.
Zandstraat 24, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
34.
Heiligenboom 3, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
35.
Stokeind 14/15, Moergestel
gehele complex (landgoed Hooge Braaken)
36.
Stokske 5, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
37.
Stokske 7, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
38.
Hoevenseweg 4, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
39.
Hoevenseweg 6, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
40.
Moergestelseweg 40, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
41.
Moergestelseweg 58, Oisterwijk
gehele complex
42.
Eendracht, Tilburgseweg 56, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
43.
Dennenhoef, Tilburgseweg 57, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
44.
Tilburgseweg 46, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
45.
Logt 12, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
46.
Arbeid Adelt, Fransebaan 4, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
47.
Zandstraat 18, Oisterwijk
bedrijfswoning camping
48.
Broekzijde 6, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
49.
Broekzijde 8, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
50.
Broekzijde 9, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
51.
Broekzijde 11, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
52.
Broekzijde 12, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
53.
Heuvelstraat 24, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en
bijgebouwen 54.
Heuvelstraat 26, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
55.
Masperstraat 1, Moergestel
gehele complex (hoort bij Vrij Hoef)
56.
Vinkenberg 4, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
57.
Vinkenberg 6, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
58.
Vinkenberg 16, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
59.
Broekzijde 10, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
60.
Broekzijde 16-16a, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
61.
Broekzijde 18, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
62.
Broekzijde 19, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
63.
Broekzijde 27, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
64.
Heuvelstraat 17, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
65.
Heuvelstraat 18, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen) en schuur
66.
Heuvelstraat 28, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
67.
Heuvelstraat 29, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
68.
Heuveldwarsstraat 1, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
69.
Heuveldwarsstraat 4, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
70.
Klein locht 1, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
71.
Klein locht 3, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
72.
Klein locht 5, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
73.
Pijnendijk 5, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
74.
Pijnendijk 6, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
75.
Pijnendijk 7, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
76.
Dionisiushoeve, Heirbaan 12, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
77.
Hild 1, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
78.
Hild 11, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
79.
Hild 15, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
80.
Hild 18, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
81.
Oirschotseweg 2, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
82.
Oirschotseweg 22, Moergestel
de stal
83.
Oirschotsteweg 26, Moergestel
84.
Oirschotseweg 34, Moergestel
85.
Oirschotseweg 44, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
86.
Oirschotseweg 50, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
87.
Oirschotseweg 52, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
88.
Oirschotseweg 84, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
89.
Vossenhoorn 2, Moergestel
de schuur
90.
Hild 5, Moergestel
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
91.
De nieuwe Rozephoeve, Rosepdreef 13, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
92.
Hooge Heide, Oirschotsebaan 21, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
de paardenstal (bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
93.
Oirschotsebaan 17, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
94.
Rosepdreef 7, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
95.
Rosepdreef 18, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
96.
't Haantje, Rosepdreef 17, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
97.
Vennehorst, Vennelaan 6, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
98.
Zwart Blek, Oirschotsedijk 19, Oisterwijk
(bedrijfs)woning (hoofdgebouw met aan- en uitbouwen)
168
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
169
Bijlage 4
Inventarisatie niet-agrarische bedrijven
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Inventarisatie niet-agrarische bedrijven Niet-agrarische bedrijven Naam
Adres
SBInr./omschrijving
Cat. SvB
Bestemming
Zandstraat 14A, Moergestel
45.0 bouwbedrijf/aannemersbedrijf algemeen met bedrijfsoppervlakte van meer dan 2.000 m²
3.2
B (sb-10)
Bestratingen en groenvoorzieningen W. Ketelaars
Heuvelstraat 9, Moergestel
014.3 / 45.0 hoveniersbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 500 m² en tevens aannemersbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 2.000 m²
3.1 / 3.2
B (sb-7) (sb-10)
Bruurs, J.C.H.M.
Heuvelstraat 20, Moergestel
014.1 / 6024.0 dienstverlening tbv landbouw met bedrijfsoppervlakte van meer dan 500 m² en tevens goederenwegvervoerbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 1.000 m²
3.1 / 3.2
B (sb-8) (sb-12)
De Klusjesman
Kerkhovensestraat 56, Oisterwijk
453 bouwinstallatie algemeen
2
B (sb-1)
Dijck, J.W. van
Vinkenberg 19A, Moergestel
45.0/6024.0 aannemersbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 2.000 m² tevens goederenwegvervoerbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 1.000 m²
3.1/3.2
B (sb-10)(sb-12)
Gansen Van
Hild 24, Moergestel
6321.3 caravanstalling
2
B (sb-3)
Garagebedrijf Heukelom
Heukelomseweg 10, Oisterwijk
501, 502, 504 groothandel in
2
B (sb-2)
Aannemingsbedrijf Zanden
Van
der
auto's
en
Naam
Adres
SBInr./omschrijving motorfietsen, reparatie servicebedrijven
Cat. SvB
Bestemming
en
Kepers, J. & Zonen
Haarenseweg 44, Oisterwijk
014.3 hoveniersbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 500 m² (alsmede boomkwekerij)
3.1
B (sb-7)
Loonbedrijf van Dijk
Vinkenberg 21, Moergestel
014.1 dienstverlening tbv landbouw algemeen (onder andere loonbedrijven) met bedrijfsoppervlakte van meer dan 500 m²
3.1
B (sb-8)
Prorest Handelsmij B.V.
Oirschotseweg 69, Moergestel
5121.0 groothandel akkerbouwproducten veevoeders
3.1
B (sb-9)
in en
501, 502, 504 groothandel in auto's motorfietsen, reparatie servicebedrijven
2
B (sb-2)
en en
Scancar
Heizenschedijk 6, Moergestel
Handelsonderneming Aarts
Hild 2, Moergestel
519 overige groothandel
2
B (sb-4)
Van de Sande Transport BV, Van de Sande containerverhuur
Steenstraat 5, Heukelom
6024.0 goederenwegvervoerbedrijf met bedrijfsoppervlakte van meer dan 1.000 m²
3.2
B (sb-12)
Gasdrukregelstation
Molenstraat, Moergestel
40.D4 gasdrukregel- en meetruimten, categorie B en C
2
B (sb-6)
div. kleine nutsgebouwen
B
Horecabedrijven Naam
Adres
SBI-omschrijving
Cat. SvH
Bestemming
'T Stokske V.O.F.
Zandstraat 1, Moergestel
Cafés, bars
2
H (h=2)
Naam
Adres
SBI-omschrijving
Cat. SvH
Bestemming
Boschoord, Hotel conferentiecentrum
Gemullehoekenweg 143, Oisterwijk
Hotels en pensions met maaltijd
1c
H
Boshuis Venkraai
Bosweg 162, Oisterwijk
Cafés, bars
2
H (h=2)
Piet Plezier
Vennelaan 5, Oisterwijk
Cafés, bars
2
H (h=2)
Nieuwe Bourgondiër
Vennelaan 2, Oisterwijk (Zuid)
Restaurants
1b
H
Villa Couvert
Vennelaan 2, Oisterwijk (Noord)
Restaurant
1b
H
Café 't Draaiboompje
Hild 1, Moergestel
Cafés, bars
2
H (h=2)
Café Mie Pieters
Laag Heukelomseweg 13, Heukelom
Cafés, bars
2
H (h=2)
Herberg van Oisterwijk
Rosepdreef 4, Oisterwijk
Hotels en pensions met maaltijd
1c
H
De Rosep
Oirschotsebaan 15, Oisterwijk
Hotels en pensions met maaltijd
1c
H
De Belvertshoeve, tevens zorginstelling
Scheibaan 13, Oisterwijk
Hotels en pensions met maaltijd
1c
H (zoi)
De Paddestoel
Scheibaan 5, Oisterwijk
Restaurants
1b
H
De Posthoorn
Posthoornseweg 8, Oisterwijk
Restaurants
1b
H
Keyzer Palace
Moergestelseweg 123, Oisterwijk
Restaurants
1b
H
Pannenkoekenhuis De Ontdekking
Oirschotsebaan 10, Oisterwijk
Restaurants
1b
H
Stille Wilde
Scheibaan 11, Oisterwijk
Hotels en pensions met maaltijd
1c
H
Net iets anders
Scheibaan 5c, Oisterwijk
Restaurants
1b
H
De Vier Winde
Oirschotseweg 85, Moergestel
Restaurants
Gerrithoeve
Kollenburgsebaan 11a, Oisterwijk
Restaurants
1c
AW-LNC-1 (sh-rs)
Kookstudio De Gulle Ark
Gemullehoekenweg 54, Oisterwijk
Restaurant
1b
H
AW-LNC-1 (sh-rs)
Detailhandelsbedrijven en kantoren Naam
Adres
Bestemming
Europatuin Oisterwijk
Heukelomseweg 26, Heukelom
DH (dhv)
Total Nederland BV
Rijksweg A58 3, Moergestel
DH (vml)
Meurs
Heuvelstraat 14a, Moergestel
DH
Vereniging Natuurmonumenten
De Logt 5A, Oisterwijk
K
Kleinschalig kamperen
Naam
Adres
Bestemming
de Rosephoeve
Rosepdreef 13, Oisterwijk
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 15 standpl.
Het Karrewiel
Laag Heukelomseweg 3a, Heukelom
W-2 (kt)
De Lindehoef
't Stokske 11, Moergestel
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 25 standpl.
De Gerrithoeve
Kollenburgsebaan 11a, Oisterwijk
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 25 standpl.
Heukeloms Hoefke
Laag Heukelomseweg 5, Heukelom
W-2 (kt)
Arbeid Adelt
Fransebaan 4, Oisterwijk
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 15 standpl.
Annemariehoeve
De Logt 9a, Oisterwijk
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 25 standpl.
Smits
Oirschotseweg 50
W-2 (kt)
Renders
Zandstraat 16a, Moergestel
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 15 standpl.
Soetens
Oirschotsebaan 23
afwijking (geacht te zijn) verleend voor 25 standpl.
Naam
Adres
Bestemming
Heukeloms Hoefke, tevens groepsaccommodatie en vakantiewoning
Laag Heukelomseweg 5, Heukelom
W-2 (vr)
Camping De Irenehoeve
Zandstraat 18, Moergestel
R-VR (kt)
Natuurhutten
Rosepdreef 17, Oisterwijk
AW-LNC-1 (sr-n)
Kamphuis
Achterste Stroom / v. Tienhovenlaan
R-VR (sr-ka)
Beukenhaege, pension voor ruiter en paard
Oirschotseweg 73, Oisterwijk
W-2 (vr)
Bierkens
Heikant 8
W-1 (vr)
Kampeerboerderij
Kerkhovensestraat 80
R-VR (kp)
Claassen
Rosepdreef 13
AW-LNC-1 (vr)
Naam
Adres
Bestemming
Manege
Heiligenboom 1b, Moergestel
R (ma)
Manege
Zandstraat, Moergestel
R (ma)
Manege
Wolvensteeg, Oisterwijk
R (ma)
Overige verblijfsrecreatieve activiteiten
Dagrecreatieve activiteiten
Manege
Laag Heukelom, Oisterwijk
R (ma)
Volkstuinen
Voorste Stroom, Oisterwijk
R (vt)
Kinderboerderij
Hondsberg, Oisterwijk
R
Kanoboerderij de Reusel
Heizenschedijk, Moergestel
R
Oefenterrein honden
Kollemburgerbaan, Moergestel
R (sr-ho)
Speelvelden en evenemententerrein
Oirschotseweg
R (dr)
Oefenterrein honden
Heiligenboom, Moergestel
R (sr-ho)
Volkstuinen
Merodelaan, Oisterwijk
R (vt)
Clubhuis en oefenterrein
Lissabonpad, Oisterwijk
R (ma)
Koetsierderij B. Kardol
Adervendreef 4a, Oisterwijk
R (sr-koe)
Vliegterrein
Heuvelstraat, Oisterwijk
A (sr-vi)
Gildehuis van de schutterij
Heuvelstraat, Oisterwijk
A (vl)
Naam
Adres
Bestemming
Sportvelden
Vennelaan
S
Tennisvelden
Zwart wegje
S (tn)
Sportvelden
Scheibaan
S
Sportvelden
Wolvensteeg
S
Tennisbaan
Moergestelseweg
S (tn)
Sportactviteiten
Zwembad
Adervenlaan
S (zb)
Zwembad
Bakvenseweg
S (zb)
Motorcrossterrein
Wilhelminakanaal
S (mc)
Naam
Adres
Bestemming
Bezoekersinfocentrum Natuurmonumenten
Van Tienhovenlaan 4, Oisterwijk
H (sm-bc)
De Hondsberg
Hondsberg 5, Oisterwijk
M
Dierenartsenpraktijk Moergestel
Heuvelstraat 2, Moergestel
M
Maatschappelijke doeleinden
Dierenartsenpraktijk Oisterwijk /Berk
Molenbaan 7a, Oisterwijk
M
Dierenpension Alert
Opslag 5a, Moergestel
M (sm-dp)
Dierenpension Beerens
Waterhoefstraat 1, Moergestel
M (sm-dp)
Dierenpension
Heusdensebaan 90, Oisterwijk
M (sm-dp)
La Salle
Rosepdreef 4a, Moergestel
M
Opvangcentrum asielzoekers
Scheibaan 3, Oisterwijk
M (az)
Soka Zonnewende
Tilburgseweg 54, Moergestel
M
Noodlokalen
Moergestelseweg, Oisterwijk
M
Huisarts/apotheek
Oirschotseweg 2, Moergestel
M
De Belvertsehoeve, zorginstelling en horeca
Scheibaan 13, Oisterwijk
H (zoi)
Dierenpension
Molenakkerstraat 2, Moergestel
A (sm-dp)
Kinderopvang Tierelier
Spoordijk 8, Heukelom
A (sm-ko)
Kinderopvang sportpark de Gemullehoeken
Vennelaan 7
S (sm-ko)
Kapel
Gemullehoekenweg
M
Kapel
Oisterwijkseweg
M
Naam
Adres
Bestemming
Openluchttheater
Gemullehoekenweg, Oisterwijk
CO (th)
Atelier
Zwarte wegje 1, Oisterwijk
CO (sco-gl)
Atelier aan huis
Oirschotseweg 60, Moergestel
W-1 (atl)
Cultuur en Ontspanning
170
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
171
Bijlage 5
Toelichting Staat van Bedrijfs- en Horeca-activiteiten
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Toelichting op de Staat van Bedrijfs- en Horecaactiviteiten Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar). In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn. Toepassing 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' Algemeen De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' ('standaard SvB') zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009), op de Voorbeeld Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen 1). De 'standaard SvB' kan in verschillende situaties gehanteerd worden, bijvoorbeeld: om de milieuzonering van bedrijfsactiviteiten op een samenhangend bedrijventerrein te regelen; in buitengebieden; op losliggende relatief grootschalige bedrijfspercelen op enige afstand van burgerwoningen; om indien gewenst de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten te regelen in stedelijk gebied of (delen van) woongebieden met enige vorm van bedrijvigheid. In dit soort situaties zorgt de milieuzonering ervoor dat hinderlijke bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand van woningen of andere gevoelige functies worden gesitueerd. Dit gebeurt door het aanhouden van richtafstanden tussen deze milieugevoelige en milieubelastende activiteiten. Richtafstanden bepalend voor de categorie-indeling In de 'standaard SvB' is voor elke bedrijfsactiviteit voor ieder van de ruimtelijke relevante milieuaspecten (zie hiervoor) een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarnaast vermeldt de 'standaard SvB' indicaties voor verkeersaantrekkende werking. Omgevingstype bepalend voor de daadwerkelijk te hanteren afstanden De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. 1)
Aangezien de wijze van milieuzonering met richtafstanden reeds vele jaren de standaardmethodiek voor milieuzonering is in Nederland, wordt voor het gebruik van de daarop Bedrijfsactiviteiten de 'standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten' genoemd.
gebaseerde
Staat van
Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied. De richtafstanden die zijn vermeld in de 'standaard SvB' gelden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype). Voor een gemengd gebied (en daarmee te vergelijken gebieden) gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Omgevingstype rustige woonwijk In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied. Omgevingstype gemengd gebied In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Bedrijfswoningen Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Te hanteren richtafstanden De 'standaard SvB' onderscheidt een tiental milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan. milieucategorie
richtafstand (in meters) rustige woonwijk
gemengd gebied
1
10 2)
2
30
10 3)
3.1
50
30
3.2
100
50
4.1
200
100
4.2
300
200
5.1
500
300
5.2
700
500
5.3 6
1.000 1.500
700 1.000
2)
0
Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op op hun aard en invloed op de omgeving toelaatbaar zijn in woonwijken.
3)
Het betreffen bedrijfsactiviteiten die gelet op op hun aard en invloed op de omgeving zelfs toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing in gemengde gebieden.
Toelaatbaarheid van bedrijven die onder een specifieke regelgeving vallen In de 'standaard SvB' zijn ook aanduidingen opgenomen die aangeven dat bepaalde bedrijven onder een specifieke wettelijke regeling kunnen vallen. Het betreft: bedrijven die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (zogenoemde grote lawaaimakers); deze bedrijven zijn alleen toegestaan op industrieterreinen die in het kader van deze wet gezoneerd zijn; bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) kunnen vallen (nu of in de toekomst); het betreft risicovolle bedrijven waar gebruik, opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) normen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico; bedrijven die onder het Vuurwerkbesluit vallen; voor dergelijke bedrijven gelden (wettelijke) afstandsnormen. In de regels van dit bestemmingsplan is aangegeven of en zo ja, onder welke voorwaarden dergelijke bedrijven in het plangebied zijn toegestaan. De toegepaste Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' De in dit bestemmingsplan opgenomen 'standaard SvB' komt in verregaande mate overeen met de VoorbeeldStaat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. In de toegepaste 'standaard SvB' zijn alle activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen (toevoegingen en weglatingen) ten opzichte van de activiteiten die in de VoorbeeldStaat zijn opgesomd. Onder de volgende SBI-codes 0112, 014, 05011, 05012, 0502, 2612, 63.1 en 63.21 zijn activiteiten toegevoegd die vallen onder de definitie 'bedrijf'. In de VNGpublicatie is een aparte lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst is verwerkt in de 'standaard SvB' voor zover sprake is van activiteiten die vallen onder het begrip 'bedrijf'. Hierdoor hebben toevoegingen plaatsgevonden bij de SBI-code 51.512. Groothandels voor professioneel vuurwerk en vuurwerkfabrieken zijn vanwege strenge eisen uit het Vuurwerkbesluit nooit toegestaan op een bedrijventerrein en dus niet in de 'standaard SvB 'bedrijventerrein' opgenomen. Dit geldt ook voor bedrijven die kernenergie produceren. Bij enkele activiteiten heeft een nadere specificatie van de activiteiten plaatsgevonden met bijbehorende categorie-indeling die is afgestemd op de verwachte milieueffecten 4) van deze activiteiten. Voor de volgende SBI-codes heeft een specificatie van de categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang het oppervlak van het bedrijf: 15.2 en 51.8. Voor de volgende SBIcodes heeft een specificatie naar categorie-indeling plaatsgevonden naar gelang sprake is van reparatie of incidenteel bouwen dan wel reguliere productie: 29 en 35.1. Voor aannemers, SBIcode 45, is een nadere indeling van diverse aannemersactiviteiten gemaakt met bijbehorende categorie-indeling. Flexibiliteit De 'standaard SvB' blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de 'standaard SvB' is verondersteld. In de regels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf toch via een ontheffing kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Bij de 'standaard SvB' is deze mogelijkheid beperkt tot maximaal twee categorieën (dus bijvoorbeeld categorie 3.2 in plaats van 2 of categorie 4.2 in plaats van 3.2). Om deze ontheffing 4
)
Inschatting van milieueffecten heeft plaatsgevonden op basis van dezelfde expertise die bij het opstellen van de nieuwe VNG-uitgave is gebruikt.
te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de 'standaard SvB' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een ontheffing kan toestaan. Om deze ontheffing te kunnen verlenen moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. In de 'standaard SvB' is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de 'standaard SvB' aangegeven met een 'C' in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde ontheffingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. Voor de concrete toetsing van een verzoek om ontheffing wordt verwezen naar bijlage 5 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering.
SBI 93/standaard SvB febr. 2010
Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten Milieuzonering van horeca-activiteiten De problematiek van hinder door horecabedrijven onderscheidt zich als zodanig nauwelijks van de problematiek van hinder veroorzaakt door "gewone" niet-agrarische bedrijven. Bij het opstellen van de in de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten en het daarmee samenhangende toelatingsbeleid is daarom nauw aangesloten bij de Staat van Bedrijfsactiviteiten die al veel langer in bestemmingsplannen wordt toegepast. Ook voor horecabedrijven bieden de Wet milieubeheer en de APV onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder te voorkomen. De milieuzonering van horecabedrijven in het bestemmingsplan richt zich in aanvulling op de beide genoemde instrumenten op de volgende vormen van hinder: geluidshinder door afzonderlijke inrichtingen in een rustige omgeving; (cumulatieve) geluidshinder buiten de inrichting(en) en verkeersaantrekkende werking/ parkeerdruk. Analoog aan de regeling voor "gewone" bedrijven worden bij de uitwerking van een ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten drie stappen onderscheiden: indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën; onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid; uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar. De onderstaande toelichting gaat nader in op de gehanteerde hindercategorieën en het algemene toelatingsbeleid voor deze categorieën. Opgemerkt wordt dat naast de criteria ter voorkoming van ongewenste horeca-activiteiten ook ruimtelijk-functionele overwegingen een rol kunnen spelen bij het ruimtelijk beleid voor horeca-activiteiten; daarop wordt op deze plaats niet ingegaan. Gehanteerde criteria Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de basiszoneringslijst uit de VNG-publicatie "bedrijven en milieuzonering" een goed vertrekpunt. De daar gehanteerde, nogal grove benadering behoeft echter voor een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering. In aanvulling op de gegevens uit de VNGpublicatie is gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante criteria: de voor verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden 5); deze zijn voor het optreden van hinder uiterst relevant; het Besluit horecabedrijven en de circulaire industrielawaai hanteren immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende milieunormen; de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto en/of brommers (scooters) aantrekt. Categorieën van horeca-activiteiten Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in de Staat van Horeca-activiteiten de volgende drie categorieën onderscheiden (waarvan één categorie met drie subcategorieën): 1. "lichte horeca": Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken: restaurants, cafetaria's, ijssalons en dergelijke. Het gaat daarbij dus om bedrijven die uit een oogpunt van hinder vooral in woongebieden niet
5) Er wordt hier nadrukkelijk gesproken over openingstijden die normaal gesproken verbonden zijn aan het functioneren van een type horecabedrijf; de toelaatbare openingstijden van een individueel bedrijf worden niet via het bestemmingsplan bepaald maar middels de vergunning op grond van de APV.
2.
3.
wenselijk zijn. In gemengde gebieden en weinig gevoelige gebieden dient mede in relatie tot de verkeersontsluiting een nadere afweging plaats te vinden. In deze categorie zijn de volgende subcategorieën onderscheiden: 1a. qua exploitatie aan detailhandelsfunctie verwante horeca die in de praktijk nauwelijks van de eigenlijke detailhandel kunnen worden onderscheiden zoals ijssalons, cafetaria's, snackbars en dergelijke; met name in centrumgebieden kan het in verband met ruimtelijk-functionele aspecten gewenst zijn deze groep als afzonderlijke categorie te beschouwen; 1b. overige lichte horeca: restaurants; 1c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking: grotere restaurants, grotere hotels, McDrives e.d. "middelzware horeca": Bedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: cafés, bars, biljartcentra, zalenverhuur e.d. Deze bedrijven zijn over het algemeen alleen toelaatbaar in weinig gevoelige gebieden, zoals gebieden met primair een functie voor detailhandel en voorzieningen. "zware horeca": Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts moeten zijn geopend en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking, daarmee gepaard gaande hinder op straat en parkeeroverlast): dancings, discotheken en partycentra. Deze bedrijven zijn alleen toelaatbaar in specifiek voor dergelijke bedrijven aangewezen gebieden.
Flexibiliteit De Staat van Horeca-activiteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door horeca-activiteiten in te schatten. De lijst van activiteiten is bovendien tijdgebonden. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald horecabedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een aangepaste werkwijze (bijvoorbeeld geen openstelling noodzakelijk in de nachturen) of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Horeca-activiteiten is verondersteld. In het betreffende artikel van de planregels is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling één categorie lager kunnen indelen. Dit betekent bijvoorbeeld van categorie 3 naar 2. Bij categorie 1, met een onderverdeling in subcategorieën, wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste subcategorie mogelijk is (dus van categorie 2 naar maximaal 1a, maar bijvoorbeeld ook van 1c naar 1b). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient met name te worden getoetst aan het aspect geluidshinder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde horeca-activiteiten zich aandienen, niet zijn genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten. Wanneer deze bedrijven wat betreft milieubelasting gelijk kunnen worden gesteld met volgens de bestemmingsregeling toegestane horecabedrijven kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
172
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
173
Bijlage 6
Bebouwingsconcentraties
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Bebouwingsconcentraties Door de provincie Noord-Brabant worden - ten opzichte van overige delen van het buitengebied - in bebouwingsconcentraties onder voorwaarden ruimere mogelijkheden geboden voor hergebruik van voormalige agrarische bedrijfslocaties (Nota Buitengebied in Ontwikkeling). Ook toevoeging van bouwvolume is (beperkt) mogelijk. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving verbetert. Als bebouwingsconcentraties worden in dat verband aangemerkt gebied met een hogere bebouwingsdichtheid met wisselende functies. Met het oog op deze beleidsverruiming is geïnventariseerd welke delen van het buitengebied van Oisterwijk in aanmerking komen om als bebouwingsconcentratie te worden aangemerkt. In eerste instantie zijn daarbij 9 gebieden benoemd waar sprake is van een hogere concentratie van bebouwing. Dit betekent echter niet dat deze gebieden allemaal automatisch als bebouwingsconcentratie worden aangemerkt, met ruimere ontwikkelingsmogelijkheden. Hierna worden de betreffende negen gebieden beschreven. Daarbij is gebruik gemaakt van de informatie die in de hoofdstukken 3 en 4 is verzameld over (provinciaal) beleid, natuur, landschap, functiegebruik, verkeer en dergelijke. De negen concentraties zijn als volgt te beschrijven. 1. Hoog Heukelom Het gaat hier om een bebouwingsconcentratie bestaande uit een bebouwingslint langs de Heukelomseweg met een relatief open structuur, met vertakkingen aan de zijwegen. In het gebiedje Hoog Heukelom – Heukelomseweg is sprake van een knooppunt, waarbij opvalt dat de wegen een driehoekige open ruimte begrenzen, waaromheen bebouwing is gegroepeerd. Door de open bebouwingsstructuur is sprake van veel doorzichten naar het achtergelegen agrarische gebied. Op enkele plaatsen komen dichtere bebouwingsclusters voor. Door de combinatie van zware wegbeplanting en beplanting op de percelen heeft de bebouwingsconcentratie een relatief groen karakter. De bebouwingsconcentratie is gelegen in de nabijheid van de kern Oisterwijk, in een oud akkerbouwcomplex, waar geen bijzondere natuurwaarden aan de orde zijn. Agrarische bedrijven (waarvan een aantal intensief) en woningen wisselen elkaar af. Enkele woningen maakten in het verleden onderdeel uit van een agrarisch bedrijf (voormalig agrarisch bedrijf). Verder komen enkele specifieke, relatief grootschalige functies voor, zoals een tuincentrum en een paardenfokkerij. Enkel panden zijn aangewezen als monument. De Heukelomseweg is in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 1. De ontsluiting is derhalve in beginsel goed. Wel geldt de weg als verkeersonveilig. Het gebied is gelegen in de agrarische hoofdstructuur (AHS) en aangemerkt als een extensiveringsgebied. In de StructuurvisiePlus is aangegeven dat de lintstructuur versterkt mag worden door een doorgaande boombeplanting, met behoud van de doorzichten tussen de bebouwing naar het achterliggende landschap waarbij ruimte is voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies (bron: StructuurvisiePlus). Hoog Heukelom is gelegen in de Groene Mal, waarvoor het beleid is gericht op versterking van het landschapspatroon (landschappelijke buffer tussen Oisterwijk en Tilburg). De bebouwingsconcentratie heeft een duidelijke landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. 2. Vinkenberg Vinkenberg is een relatief dichte bebouwingsconcentratie, direct ten zuiden van de A58 gelegen en dicht bij Moergestel. De bebouwing is dicht opeen gebouwd, met relatief weinig groen. Het lint herbergt enkele monumenten. Er wordt vooral gewoond, waaronder in een aantal voormalige agrarische bedrijven. Daarnaast zijn enkele agrarische (grondgebonden en intensieve veehouderij) en niet-agrarische bedrijven gevestigd. De weg Vinkenberg is in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 2. Vinkenberg is in beginsel goed ontsloten, maar op de kruising Vinkenberg - afrit A58 gebeuren relatief veel ongelukken, deze kruising is als verkeersonveilig aan te merken. Bijzondere natuurwaarden zijn niet aan de orde.
Het gebied is gelegen in de AHS en aangemerkt als verwevingsgebied. Dit zou betekenen dat het om een duurzame locatie in de verwevingsgebieden zou gaan (niet in de GHS) en er ruimte is voor uitbreiding van de intensieve veehouderij. Gelet op de aanwezige woningen zal eventuele ontwikkelingsruimte voor intensieve veehouderij echter beperkt zijn. In het gebied is voorts een kwekerij van wormen en maden gelegen. In de StructuurvisiePlus is aangegeven dat er door de reeds bestaande menging van functies ruimte is voor de ontwikkeling van nieuwe economische dragers in bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. 3. Heuvelstraat De Heuvelstraat sluit aan op Vinkenberg en heeft een onregelmatige lintbebouwing. Langs vrijwel de gehele weg komt aan één van beide zijden van de weg bebouwing voor, met wisselende tussenruimten. Door de erfbeplanting is sprake van een afwisselend landschapsbeeld. Ook in het bebouwingslint van de Heuvelstraat komen enkele monumentale gebouwen voor. Het gebied is in het oude akkerbouwcomplex gelegen en er is geen sprake van bijzondere natuurwaarden. Het lint herbergt vooral agrarische bedrijven (intensief en grondgebonden) en woningen, waarvan een deel voormalig agrarisch bedrijf is. Verder komen enkele aan het buitengebied verwante nietagrarische bedrijven voor. De Heuvelstraat is in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 2. De Heuvelstraat ligt in de AHS en in het landbouwontwikkelingsgebied (LOG). In de StructuurvisiePlus wordt voor het deelgebied waarin de Heuvelstraat is gelegen voorgesteld om ruimte te bieden aan nieuwe economische dragers in verband met de bestaande menging van functies. In het gedeelte Heuvelstraat is deze menging echter beperkt. Alleen in het noordelijke gedeelte van de straat, aansluitend aan Vinkenberg, is sprake van bestaande menging van functies. 4. Zelt-Broekzijde Ook dit bebouwingslint grenst aan Vinkenberg en bestaat uit een afwisselend bebouwingslint waarbij aan beide zijden van de weg relatief dichte bebouwing voorkomt. Het lint herbergt een behoorlijk aantal monumenten en karakteristieke panden en heeft mede daardoor cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Met name in de omgeving van de Reusel is sprake van een groen karakter door de forse beplanting rondom een aantal woningen. De panden zijn vooral in gebruik voor burgerbewoning (enkele voormalige agrarische bedrijven), agrarische bedrijven (waaronder intensieve-veehouderijbedrijven) en enkele aan de landbouw verwante niet-agrarische bedrijven. De weg Broekzijde is in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 2. Een gedeelte van het lint is gelegen in de nabijheid van gebieden met landschaps- en / of natuurwaarden. In het provinciale beleid is dit ook aangegeven; deels gelegen in de AHS en deels in de GHS. Bij de reconstructie is de grens van het LOG Molenakkers op de Broekzijde gelegd zodat het lint deels in het LOG, deels in het verwevingsgebied is gelegen. Het gebied ligt voorts in de beschermingszone van de natte natuurparel de Reusel en er is een groene of recreatieve poort aangewezen. Ook hier wordt in de StructuurvisiePlus voor het deelgebied waarin Broekzijde is gelegen voorgesteld om ruimte te bieden aan nieuwe economische dragers in verband met de bestaande menging van functies. In de afweging zal echter ook met het LOG en duurzame locaties in het verwevingsgebied rekening moeten worden gehouden. 5. 't Stokske Rondom het kruispunt 't Stokske - Zandstraat - Heiligenboom is sprake van een bebouwingsconcentratie, in de nabijheid van Moergestel en het natuurgebied van de Oisterwijkse bossen en vennen. Het hart van de bebouwingsconcentratie wordt gevormd door het café 't Stokske. Door de relatief zware boombeplanting van de tuinen heeft de concentratie een relatief groen karakter. Het grootste deel van de panden is in gebruik als woning (waarvan één vrijkomend agrarisch bedrijf), daarnaast komen enkele bijzondere functies voor (café, manege). Agrarische bedrijven komen niet voor. Enkele panden zijn aangewezen als monument.
Het gebied grenst aan de Oisterwijkse bossen en vennen en dus aan een gebied met hoge natuurwaarden. Het gebied is gelegen in de AHS-landschap, het extensiveringsgebied en de beschermzone van de natte natuurparel. In de StructuurvisiePlus wordt geconcludeerd dat het gebied nog te weinig profiteert van de bedrijfsmatige mogelijkheden die de recreatie biedt. Het gebied is tevens zoekgebied voor een recreatieve entree. De wegen zijn aangemerkt als erftoegangsweg 2. 6. Oirschotseweg-Heiligenboom-de Hild Ook ten zuiden van de vorige bebouwingsconcentratie, rondom het kruispunt Heiligenboom - Oirschotseweg - De Hild is een duidelijk bebouwingscluster aanwezig, met dicht opeen staande bebouwing en beplanting, waardoor een relatief groen beeld ontstaat. Deze bebouwingsconcentratie bestaat vooral uit woningen. Daarnaast komen twee agrarische bedrijven voor, een horecabedrijf en enkele aan de landbouwverwante bedrijven. De Oirschotseweg is in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 2 en wordt, onder andere door de intensiteiten en de snelheidsverschillen van de gebruikers (auto en landbouwverkeer) als onveilig ervaren. Het gebied is in de AHS gelegen maar in het reconstructieplan aangewezen als extensiveringsgebied en gelegen in de beschermingszone van de natte natuurparel. Het gebied grenst voorts aan de gronden langs de Reusel die mogelijk als waterberging gebruikt gaan worden. In de StructuurvisiePlus wordt gesteld dat ook dit gebied nog te weinig profiteert van de bedrijfsmatige mogelijkheden die de recreatie biedt. 7. Oirschotseweg-Vossenhoorn-Heikant Aan weerszijden van de Oirschotsweg zijn zowel Vossehoorn als Heikant relatief dicht bebouwd. Het gaat daarbij voornamelijk om een tiental agrarische bedrijven, waaronder een aantal intensieve veehouderijen (3), met enkele burgerwoningen. Het gaat om een relatief open lint met beperkte beplanting. Deze lijn wordt in de provinciale waardering van cultuurhistorische relicten aangewezen als historische lijn met een zeer hoge waarde. De wegen Vossenhoorn-Heikant zijn in het GVVP aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg 2. De kruising Oirschotseweg-Vossenhoorn-Heikant is onveilig. Het gebied is deels gelegen in de AHSlandschap en gedeeltelijk in de GHS. Het is aangemerkt als verwevingsgebied waar naar verwachting geen duurzame locaties zijn. Het zoekgebied voor een projectlocatie recreatie (ten behoeve van de verplaatsing van een verblijfsrecreatieterrein) is ten noorden van de bebouwingsconcentratie gelegen. 8. Pannenschuurlaan-Molenbaan De Pannenschuurlaan is een zeer drukke weg en vormt de belangrijkste entree van de kern Oisterwijk. Net buiten de kern sluit de Molenbaan aan op de Pannenschuurlaan. Deze kruising is onveilig. Met name langs de Molenbaan is sprake van de nodige bebouwing. Een deel van deze bebouwing is van relatief recente datum. Door de weg- en erfbeplanting langs de Molenbaan is sprake van een enigszins groen karakter. Ondanks de jonge beplanting langs de Pannenschuurlaan is daar het beeld van de brede weg bepalend voor de beleving. De panden worden hoofdzakelijk gebruikt voor woondoeleinden (met aan huis gebonden beroepen) en enkele agrarische en agrarisch verwante bedrijven (onder andere dierenarts en opslag). Enkele panden zijn als voormalig agrarisch bedrijf aan te merken. De Pannenschuurlaan is aangemerkt als ontsluitingsweg in het GVVP, de Molenbaan als erftoegangsweg 2. Langs de Pannenschuurlaan komen enkele verspreide agrarische bedrijven (waaronder een glastuinbouwbedrijf) en woningen voor. Het gebied ligt in de AHS en is aangemerkt als extensiveringsgebied. In het gebied zijn geen bijzondere natuur- of landschapswaarden aanwezig. Het noordelijke gedeelte van de Pannenschuurlaan en Molenbaan is gelegen in het Leemkuilen-Vennen gebied waar een verdere verstedelijking, overeenkomstig de uitgangspunten voor de Groene Mal, dient te worden voorkomen.
9. Heusdensebaan-Kerkhovensestraat Langs de Heusensebaan en de Kerkhovensestraat komt verspreide bebouwing voor, waarbij aan de Kerkhovensestraat bovendien sprake is van een klein bebouwingscluster. De open ruimten tussen de bebouwing variëren in omvang. Langs de Heusdensebaan is de zware wegbeplanting beeldbepalend. De meest voorkomende functies zijn burgerbewoning en gemengde agrarische bedrijven. Daarnaast komt in het gebied een hondenpension en een bouwbedrijf voor. Enkele panden in deze bebouwingsconcentratie zijn aangemerkt als monument. Beide wegen zijn in het GVVP aangemerkt als erftoegangsweg 2. De kruising van de Heusdensebaan met de Kerkhovensestraat is verkeersonveilig. In het gebied zijn geen bijzondere natuur- of landschapswaarden aanwezig. Het gebied is aangemerkt als AHS en verwevingsgebied. Dit betekent dat een aantal locaties voor intensieve veehouderij als duurzaam aangemerkt kunnen worden.
174
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
175
Bijlage 7
Ecologisch, sociaal-cultureel en economisch kapitaal
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Ecologisch, sociaal-cultureel en economisch kapitaal In het navolgende zijn de beleidsdoelstellingen gerangschikt naargelang de bijdrage die zij leveren aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente. Met de vaststelling van het bestemmingsplan buitengebied wordt een uitzonderlijk bijdrage geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de gemeente. Bij realisering van onderstaande doelen, wordt in de komende jaren een grote vooruitgang geboekt in alle drie de kapitalen; ecologisch, sociaal-cultureel en economisch.
Ecologisch kapitaal Water en bodem Realiseren waterberging langs Reusel en Voorste Stroom. Realiseren waterberging nabij kernen voor opvang van water uit bebouwd gebied. Herstellen van het natuurlijk verloop van diverse beken. Optimale waterhuishoudkundige situatie voor de verschillende grondgebruikfuncties. Handhaven bestaande inundatiegebieden langs Voorste stroom en Beerze. Lucht en geluid Verminderen van het autoverkeer in het bos- en vennengebied door de ontwikkeling en aanleg van groene poorten en recreatieve entrees. Natuur Inrichten ecologische verbindingszones Voorste Stroom, Achterste Stroom, Reusel. Behouden en beschermen bestaande natuurwaarden. Behouden en ontwikkelen bermbeplanting, erfbeplanting en kleinschalige landschapselementen. Behoud en ontwikkeling van extensief gebruikte graslanden en kruidenzomen ten oosten en westen van Oirschotse baan. Tegengaan van permanente bewoning van vakantiewoningen en stacaravans. Verplaatsen recreatiebedrijf naar het gebied Oirschotsebaan. Landschap Behouden openheid, rust en natte graslandareaal rond Reusel. Ontwikkelen kleinschalige landschapselementen ten noorden van de kern Oisterwijk. Behoud en ontwikkeling kleinschalig landschap met vennetjes of poelen ten oosten en westen van Oirschotsebaan. In stand houden uitgestrekte bossen, vennen en heidegebied. Behoud en herstel van landschappelijke kenmerken van de beekdalen. Behoud onverharde wegen. Sociaal-cultureel kapitaal Cultureel erfgoed Ontwikkeling landgoederen stimuleren. Behoud en herstel van cultuurhistorische bebouwing en molenbiotopen. Behoud en bescherming van de aardkundig waardevolle gebieden. Behoud en bescherming van archeologische monumenten. Wonen Voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor woning en erf. Bouwmogelijkheden voor hobbymatig gehouden dieren. Gebruiksmogelijkheden bieden voor vrijkomende agrarische woningen. Mantelzorg ondersteunen.
Economisch kapitaal Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Ontwikkelingsmogelijkheden creëren voor alle agrarische productietaken, inclusief boomteelt. Behoud van geschikte productlocaties wegens geringe mogelijkheden tot nieuwe vestiging. Uitbreidings- en ontwikkelingsruimte voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Duurzame energie Mogelijkheden creëren voor duurzame energie. Kapitaal en rendement Flexibele regeling voor neven- en vervolgactiviteiten voor agrarische bedrijven. Geen beperkingen in het grondgebruik die ondernemers hinderen bij het inspelen op marktontwikkelingen. Infrastructuur Ruimte om productieomstandigheden te optimaliseren (verkaveling, ontsluiting). Voldoende ruimte voor bedrijfsbebouwing en teeltondersteunende voorzieningen. Verharden fietsverbinding Hoevenseweg, Baksevenweg, Tilburgseweg, Laag Heukelomsweg. Behoud huidig niveau openbaar vervoer. Ondersteunen duurzaam veilige verkeersstructuur. Economische structuur Stimuleren van recreatie en toerisme met focus op kwaliteit, variatie en duurzaamheid. Het toeristisch ontsluiten van cultuur en cultuurhistorie en het versterken van de relatie natuur en cultuur. Ontwikkelen van agrotoerisme.
176
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
177
Bijlage 8
Resultaten akoestisch onderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Resultaat akoestisch onderzoek Geluidscontouren wegverkeerslawaai (48 dB- , 53 dB- en 58 dB-contouren inclusief aftrek artikel 110 g Wgh) wegvak
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
A58 (tussen A65 en gemeentegrens Oirschot) A65 (A58 en aansluiting Burg. Bechtweg) A65 (tussen aansluiting Burg. Bechtweg en Heukelomseweg/Bosscheweg) Pannenschuurlaan (tussen N65 en Bedrijfsweg) Bedrijfsweg (tussen Pannenschuurlaan en Kerkhovenselaan) Laarakkerweg (tussen Haarenseweg en Oisterwijksedreef) Heukelomseweg (tussen Tilburgseweg en Driehoevenweg) Heukelomseweg (tussen Driehoevenweg en Steenstraat) Heukelomseweg (tussen Steenstraat en A65) Tilburgseweg (tussen Baksevenweg en bebouwde komgrens) Moergestelseweg (tussen Burg. Vogelslaan en Europalaan) Moergestelseweg (tussen Europalaan en Hoevenseweg) Moergestelseweg (tussen Hoevenseweg en Hondsbergselaan) Moergestelseweg/Oisterwijkseweg (tussen Hondsbergselaan en restaurant Keyzer Palace) Moergestelseweg/Oisterwijkseweg (tussen restaurant Keyzer Palace en Heukelomsebaan) Oisterwijkseweg/Akkerweg (tussen Heukelomsebaan en Tilburgseweg) Akkerweg (tussen Tilburgseweg en De Sonman) Vennelaan (tussen Gemullehoekenweg en Zwartewegje) Vennelaan (tussen Zwartewegje en Posthoornseweg) Kievitslaan (tussen Zwarteweg en Gemullehoekenweg) N65 (tussen Heukelomseweg/Bosscheweg en gemeentegrens Haaren) Oirschotseweg (tussen De Stappert en Heiligenboom) Oirschotseweg (tussen Heiligenboom en Heikant) Oirschotseweg/Spoordonkseweg (tussen Heikant en Beekersberg) Oirschotseweg/Spoordonkseweg (tussen Beekersberg en Oirschotsebaan) Oirschotsebaan (tussen Spoordonkseweg en Kollenburgsebaan) Oirschotsebaan (tussen Kollenburgsebaan en Fransebaan) Oirschotsebaan (tussen Heikant en Rosepdreef) Gemullehoekenweg (tussen Rosepdreef en Vennelaan)
30 Gemullehoekenweg (tussen Vennelaan en
48 dB-contour (voorkeursgrenswaarde) in meters uit de wegas 800∗ 690∗
53 dB-contour (uiterste grenswaarde) in meters uit de wegas 430∗ 370
Aantal woningen waarvoor hogere waarden worden verzocht/hogere waarden 10 / 53 dB 10 / 53 dB
620∗
320
10 / 53 dB
135
65
3 / 53 dB
95
45
3 / 53 dB
65
30
3 / 53 dB
85
40
85
40
3 / 53 dB
100
45
3 / 53 dB
160
75
3 / 53 dB
75
33
70
33
65
28
65
28
75
34
70
32
60
26
7
-
10
4
18
8
590∗
310
65
28
75
32
60
26
120
55
55
23
60
28
55
25
50
22
60
27
3 / 53 dB
3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB
Heisteeg) 31 Heusdensebaan 32 Haarenseweg 33 Molenbaan (tussen Kerkhovenbaan en Tulderbaan) 34 Molenbaan (tussen Tulderbaan en Pannenschuurlaan) 35 Tulderbaan 36 Kerkhovenbaan (tussen Tulderbaan en Driehoevenweg) 37 Steenstraat 38 Laag Heukelomseweg (tussen Heukelomseweg en Oisterwijksebaan) 39 Laag Heukelomseweg (tussen Oisterwijksebaan en Baaneind) 40 Laag Heukelomseweg/Sparrendreef (tussen Baaneind en Hoevenseweg) 41 Hoevenseweg (tussen Sparrendreef en Moergestelseweg) 42 Oisterwijksebaan (tussen Apollolaan en Laag Heukelomseweg) 43 Oisterwijksebaan (tussen Laag Heukelomseweg en Baaneind) 44 Baaneind (tussen Oisterwijksebaan en Laag Heukelomseweg) 45 Baksevenweg 46 Eindhovenseweg/Tilburgseweg (tussen Baksevenweg en Torentjeshoeve) 47 Vinkenberg (tussen A58 en Aboomsestraat) 48 Broekzijde (tussen Aboomsestraat en Heuvelstraat) 49 Broekzijde (tussen Heuvelstraat en Donkhorst) 50 Heikant 51 Fransebaan (tussen Oirschotsebaan en Zandstraat) 52 Kollenburgsebaan 53 Oostelvoortjes (tussen De Stappert en Stokske) 54 Stokske (tussen Oostelvoortjes en Waterhoefstraat) 55 Waterhoefstraat (tussen Stokske en Molenstraat) 56 Waterhoefstraat (tussen Molenstraat en Oisterwijkseweg) 57 Heisteeg (tussen Gemullehoekenweg en Bosweg) 58 Bosweg (tussen Graaf Bernadottelaan en Heisteeg) 59 Hoevenseweg (tussen Baksevenweg en Heukelomsebaan), Oisterwijksebaan parallel aan rijksweg 65, Kanaaldijk (ten westen van Heuvelstraat). 60 Overige wegen buitengebied
50 50
22 22
30
14
14
6
26
11
26
11
26
11
27
12
16
7
20
9
15
7
18
8
27
12
14
6
75
33
125
60
55
25
45
20
32 24
15 10
25
11
45 17
19 8
18
8
18
8
18
8
10
4
10
4
3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB 3 / 53 dB
27
12
12
5
3 / 53 dB
-
= geluidscontour ligt binnen wegdekverharding.
∗
= de contour ligt buiten de wettelijke geluidszone van 400 meter. Op een afstand van 400 meter uit de kant van de weg is in principe elke geluidgevoelige bestemming ingevolge de Wet geluidhinder toegestaan; voor dit wegvak is dan ook realisatie van geluidgevoelige bestemmingen op minimaal 400 meter afstand toegestaan.
Geluidscontouren spoorwegverkeerslawaai (55dB- en 68 dB contour) uit het hart van de spoorbaan traject
Trajectnummer Eindhoven)
710
(Tilburg-
55 dB contour (voorkeursgrensw aarde)
68 dB contour (uiterste grenswaarde)
525
100
Aantal woningen waarvoor hogere waarden worden verzocht/hogere waarden 10 / 68 dB
178
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
179
Bijlage 9
Retrospectieve toets
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg
Retrospectieve toets De bestemmingen die ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen zijn gewijzigd worden onderstaand toegelicht en gemotiveerd. Hierbij zijn de betreffende percelen ingedeeld in een aantal onderscheiden categorieën. Aan deze bijlage is een tabel toegevoegd waar de betreffende percelen op volgorde van straatnaam zijn weergegeven met de oude bestemming, de nieuwe bestemming en een korte motivering. Vooraf zijn bij de retrospectieve toets een aantal algemene opmerkingen te maken: Bouwblokken die zijn ontkoppeld, maar waarvan de agrarische bestemming is behouden (zonder dat een bedrijfswoning is toegestaan) zijn niet in dit overzicht opgenomen. Percelen met een agrarische bestemming en een subbbestemming voor alternatieve activiteiten (b.v. loonwerkbedrijf) zijn herbestemd volgens de nieuwe systematiek. Deze zijn niet in het overzicht opgenomen. De bestemming semi agrarisch bouwblok vervalt vanwege de nieuwe bestemmingssytematiek. De nieuwe bestemmingen zijn niet in dit overzicht opgenomen. Vergrotingen en vormveranderingen maken geen onderdeel uit van dit overzicht. Eerder doorgevoerde bestemmingwijzigingen maken geen onderdeel uit van dit overzicht. Opgeheven agrarische bedrijven In 1999 (toen het nu geldende bestemmingsplan werd opgesteld) waren er in de gemeente Oisterwijk ongeveer 210 geregistreerde agrarische bedrijven. In 2005 telde Oisterwijk nog 157 geregistreerde bedrijven. Dat zijn er nu nog minder. Het is duidelijk dat er een aantal agrarische bedrijven is gestopt. Er heeft in de periode januari- april 2010 hiernaar een onderzoek plaatsgevonden. Van een groot aantal van gestopte bedrijven is de milieuvergunning ingetrokken. Van de bedrijven waarvan bekend was dat er geen bedrijfsvoering meer plaatsvond, maar die nog wel een milieuvergunning hadden, heeft een controle plaatsgevonden. Als er nog wel bedrijfsactiviteiten werden uitgevoerd, werd de milieuvergunning gehandhaafd en is hieraan een agrarische bestemming toegekend. Als er geen bedrijfsactiviteiten meer plaatsvonden is besloten om de milieuvergunning in te trekken. Er heeft hierbij een nauwe samenwerking plaatsgevonden tussen het RO-traject en het milieuvergunningentraject. Vanuit het RO-traject is bezien of de omzetting ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierbij is overwogen dat het buitengebied van de gemeente Oisterwijk wordt gekenmerkt door een afwisseling van (vooral agrarische) bedrijven en woningen. Er komen bij de omzetting van de bestemming geen woningen bij; er vindt slechts een omzetting plaats van de agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning. De ruimtelijke uitstraling van de gebouwen verandert niet. Op grond hiervan is een omzetting van een agrarische bestemming naar een woonbestemming bij de bedrijven die zijn gestopt ruimtelijk aanvaardbaar.
Op de locaties waar geen bedrijfsactiviteiten meer zijn geconstateerd, de milieuvergunning is ingetrokken en een omzetting ruimtelijk aanvaardbaar is, is een bestemming Wonen – 2 (voormalig agrarisch bedrijf) toegekend. Hiermee is de feitelijk ontstane situatie positief bestemd. Het gaat hierbij om de volgende bedrijven: Baaneind 2a: Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Hier was geen inrichting gevestigd in de zin van de Wet milieubeheer. Er wordt nu gewoond. Broekzijde 3: Dit was een gekoppeld bouwblok. Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Broekzijde 5: Op dit perceel vinden geen agrarische activiteiten meer plaats. De eigenaar heeft verzocht of aan deze gronden een Woonbestemming kan worden toegekend. Gezien het karakter van de bebouwing in de omgeving (lintbebouwing waar veel agrarische bedrijven zijn omgezet naar woningen) is deze bestemmingswijziging ruimtelijk aanvaardbaar. Broekzijde 9: Op dit perceel vinden geen agrarische activiteiten meer plaats. Er is nu sprake van opslag. Er is verzocht om een bedrijf in verwerking van open haardhout toe te staan. Hieraan kan planologisch gezien niet worden meegewerkt. De milieuvergunning wordt ingetrokken. Broekzijde 11: Voor dit perceel is de milieuvergunning in 1997 geheel ingetrokken. Er wordt nu uitsluitend gewoond. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Broekzijde 12: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2002 ingetrokken. In het kader van de RBV regeling zijn stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel.
Broekzijde 17: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden nu geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Broekzijde 21: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Elsdijk 2: Deze boerderij is in eigendom van Natuurmonumenten. De agrarische activiteiten zijn opgeheven en Natuurmonumenten wil de stallen slopen en de woning hierna verkopen. Elsdijk 2 is gelegen in een waardevol kwetsbaar gebied (agrarisch gebied met landschappelijke-, natuuren cultuurhistorische waarden). De opheffing van het agrarische bedrijf waarbij de ligboxenstal wordt gesloopt is ruimtelijk gezien en vanuit milieu-oogpunt gewenst. Omdat er stallen worden gesloopt en het niet aannemelijk is dat ter plaatse een nieuw agrarisch bedrijf wordt gevestigd, wordt aan dit perceel de bestemming Wonen-1 toegekend. Floraweg 5: Op deze locatie was een intensieve veehouderij aanwezig. De milieuvergunning is in 1999 ingetrokken. Er wordt nu gewoond. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Heibloemdijk 10: Hier was een agrarisch bedrijf gevestigd. Al in 1998 is gemeld dat in 1993 is medegedeeld dat de vergunning is vervallen. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Heizenschedijk 4: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Heukelomseweg 38: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Hierbij speelt nog het volgende. In het hoofdgebouw op het perceel zijn al gedurende een aantal jaren twee woningen aanwezig. Hiertegen is nooit opgetreden. Het hoofdgebouw heeft een inhoud van meer dan 900 m³. In het ontwerp bestemmingsplan staat een mogelijkheid opgenomen om woningen die groter zijn dan 900 m³ te kunnen splitsen. Er is getoetst of de ontstane situatie aan de Heukelomseweg 38 voldoet
aan deze voorwaarden. Dit bleek het geval te zijn. Op grond hiervan is besloten om in het bestemmingsplan de huidige situatie positief te bestemmen en ter plaatse twee woningen toe te staan. Heusdensebaan 94: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Heusdensebaan 125: Hier was een agrarisch bedrijf gevestigd. In 2007 is er geconstateerd dat er geen bedrijfsactiviteiten worden uitgevoerd. Er is geen milieuvergunning verleend op deze locatie, er is enkel een melding verricht. Heuvelstraat 8: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Heuvelstraat 17: Dit was een agrarisch bedrijf. De agrarische activiteiten vinden hier niet meer plaats. De stal is overgedragen naar een nieuwe eigenaar en wordt nu gebruikt voor opslag. Aan het perceel is een bestemming Wonen 2 toegekend. De stal heeft een functieaanduiding (e). Dit betekent dat deze stal gebruikt mag worden als erfbebouwing bij wonen. Heuvelstraat 19: Dit was een gekoppeld bouwblok. Op dit deel van het gekoppelde bouwblok vinden geen agrarische activiteiten meer plaats. De beide gekoppelde bouwblokken zijn kadastraal gesplitst. Heuvelstraat 25: Dit was een gekoppeld agrarisch bedrijf. Deze activiteiten zijn opgeheven. Heuvelstraat 26: Op dit bedrijf vond geen intensieve veehouderij plaats. De bedrijfsmatige activiteiten zijn opgeheven.
Hoevenseweg 2/4 Het bedrijf Hoevenseweg 2/4 is verkocht. Enkele stallen worden verhuurd, de rest staat leeg. In het voorontwerp bestemmingsplan was aan dit perceel een agrarische bestemming toegekend. Hierop is een inspraakreactie binnengekomen dat hier geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd. Hoog Heukelom 5: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. De milieuvergunning is in 2003 ingetrokken. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Laag Heukelomseweg 3a: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. De bestaande minicamping wordt positief bestemd. Laag Heukelomseweg 9: Hiervoor is in 2006 een wijzigingsprocedure gevoerd. Het betreft de wijziging van de bestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden -A-" naar de bestemming "Woondoeleinden". De Logt 7: Hier was een agrarisch bedrijf gevestigd. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2008 ingetrokken. Logtsebaan 17: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. Molenbaan 2: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. Oirschotsebaan 60/Spoordonkseweg 150a: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel.
Oirschotseweg 44: Hiervoor is een wijzigingsprocedure gevoerd. De wijziging betreft een bestemmingswijziging van het "Agrarisch bouwblok" Oirschotseweg 44 te Moergestel in de bestemming "Wonen –W-". Dit agrarisch bouwblok was gekoppeld aan het bouwblok Hildsven 4. Op beide bouwblokken was één bedrijfswoning aanwezig. Met een wijziging van de bestemming naar wonen is het agrarisch bouwblok Oirschotseweg 44 ook losgekoppeld van het hoofdbouwblok Hildsven 4. Oirschotseweg 50: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2003 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. Oirschotseweg 61: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Oirschotseweg 67: Hier was een intensieve veehouderij aanwezig. De ondernemer had op enkele locaties zijn bedrijfsgebouwen liggen. Dit bedrijf is verplaatst naar een Landbouwontwikkelingsgebied (nieuw perceel op de Molenakkerstraat). Voor deze verplaatsing is een procedure op grond van artikel 19, lid 1 WRO gevoerd. De milieuvergunning voor de locatie Oirschotseweg 67 is van rechtswege komen te vervallen. Op deze locatie wordt nu gewoond. Sinds de inwerkingtreding van het huidige bestemmingsplan was al sprake van splitsing van de woning (tweede bedrijfswoning). Het overgangsrecht is hier niet van toepassing. Op dit perceel worden twee woningen toegelaten. Oirschotseweg 73: Hier was een intensieve veehouderij gevestigd. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Op het perceel is een paardenstation aanwezig. Dit betekent dat er overnachtingsmogelijkheden zijn, waarbij mensen ook te paard kunnen komen. Het paard kan dan ook gestald worden. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Oirschotseweg 76: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Oirschotseweg 78: Op dit bedrijf was een fruitteeltbedrijf gevestigd. Het bedrijf is in 2003 uit het inrichtingenbestand verwijderd. Dit is medegedeeld aan de eigenaar. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel.
Oirschotseweg 82: Op dit perceel was een agrarisch bedrijf gevestigd. De milieuvergunning is in 1997 ingetrokken. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. Den Opslag 5: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Reedijk 1: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2009 ingetrokken. Spreeuwenburgerweg 40: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Spreeuwenburgerweg 90: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2001 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. 't Stokske 1: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. De milieuvergunning is in 2002 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. Vinkenberg 8: Hiervoor is in 2008 een wijzigingsprocedure gevoerd. De wijziging betreft een bestemmingswijziging van het "Agrarisch bouwblok" Vinkenberg 8 in de bestemming "Wonen –W-". De resultaten van de gevoerde procedure zijn vertaald in het bestemmingsplan. Vinkenberg 12: Hier was een agrarisch bedrijf gelegen. Hiervoor is in 2003 een wijzigingsprocedure gevoerd. De wijziging betreft een bestemmingswijziging van het "Agrarisch bouwblok" Vinkenberg 12 in de bestemming "Wonen –W-". De resultaten van de gevoerde procedure zijn vertaald in het
bestemmingsplan. Daarnaast is op grond van artikel 15 WRO een procedure gevoerd om hier twee woningen mogelijk te maken. De milieuvergunning is ingetrokken. Vinkenberg 19: Hier was een agrarisch bedrijf gelegen. De milieuvergunning voor dit bedrijf is in 1996 ingetrokken. Er vinden geen agrarische activiteiten meer plaats op het perceel. Vossenhoorn 1: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is van rechtswege komen te vervallen. Waterhoefstraat 4: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Ter plaatse van dit bedrijf heeft een ruimte-voor-ruimte ontwikkeling plaatsgevonden. Hierbij is het agrarisch bedrijf gestopt, zijn er stallen gesloopt en is er een bouwmogelijkheid voor in totaal vier woningen. Voor de ontwikkeling is in 2002 een artikel 19, lid 1 WRO procedure gevoerd. Dit wordt verwerkt in het bestemmingsplan buitengebied. Zelt 5: Op dit bedrijf vond intensieve veehouderij plaats. Het bedrijf heeft meegedaan aan de RBV regeling. In het kader van de RBV regeling zijn hier stallen gesloopt. Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats op het perceel. De milieuvergunning is in 2010 ingetrokken. Zelt 6: Dit was een gekoppeld bouwblok. Zowel op dit perceel als op het gekoppelde bouwblok vonden agrarische activiteiten plaats. De koppeling is niet meer aanwezig. De twee blokken zijn kadastraal gesplitst. Op het perceel Zelt 6 wordt feitelijk gewoond. Omzetting naar bedrijven: In het verleden heeft zich op een aantal locaties bedrijfsmatige activiteiten ontwikkeld. In enkele gevallen was hier al langdurig sprake van, in andere gevallen is een procedure gevoerd. Onderstaand wordt op deze situaties ingegaan: Abooomsestraat 4: Op dit perceel vinden deels agrarische activiteiten plaats. In een stal op het westelijk gedeelte van het perceel vinden loonwerkactiviteiten plaats. Gezien de ligging van dit perceel in een bebouwingsconcentratie en de aard van de werkzaamheden is aan de stal die wordt gebruikt voor loonwerkactiviteiten een bedrijfsbestemming toegekend.
Heizenschedijk 6: Aan dit perceel was in het geldende bestemmingsplan de bestemming Agrarisch bouwblok met subbestemming P en S toegekend. Dit wil zeggen dat ter plaatse van deze aanduidingen de gronden tevens bestemd zijn voor de nevenbestemmingen paardenhouderij/fokkerij en voor stalling van klassieke automobielen en bijbehorend kleinschalig onderhoud. De agrarische tak is al enige tijd niet meer in bedrijf. Op grond van het huidige bestemmingsplan waren de bedrijfsmatige activiteiten alleen als neventak toegestaan. Hiervan is nu geen sprake meer. Omdat het bedrijf al op grond van het huidige bestemmingsplan was toegestaan wordt een specifieke bedrijfsbestemming aan het perceel toegekend. Heuvelstraat 9: Hier was een agrarisch bedrijf gelegen. Dit bedrijf is omgezet naar een grondverwerkings- en hoveniersbedrijf. Voor deze omzetting is een procedure op grond van artikel 19, lid 1 WRO gevoerd. De resultaten van deze procedure worden verwerkt in het bestemmingsplan. Kerkhovensestraat 56: Hier is een kleinschalig klussenbedrijf gelegen. Tegen de vestiging van dit bedrijf is nooit handhavend opgetreden door de gemeente. Deze bedrijfsactiviteiten zijn passend in de omgeving. Op grond hiervan wordt dit bedrijf positief bestemd. Oirschotsebaan 19: In het bijgebouw op dit perceel is cateringbedrijf Qlasse! gevestigd. Op grond van het hiervoor geldende bestemmingsplan is een vrijstellingprocedure op grond van artikel 15 WRO gevoerd voor de uitoefening van dit ander beroep aan huis op het perceel Oirschotsebaan 19 te Oisterwijk. Dit beroep aan huis is nu wederom toegestaan. Een specifieke aanduiding of bestemming is op deze gronden niet nodig; de hoofdbestemming is Wonen 1. Omzetting naar Wonen/extra woning In een aantal gevallen is een bestemming omgezet naar de bestemming Wonen of is een extra woning mogelijk gemaakt. Dit zijn niet de eerder genoemde opgeheven agrarische bedrijven. Onderstaand worden deze situaties toegelicht: Aboomsestraat 2: Hier was een vergunning verleend voor een tijdelijke bedrijfswoning. Per abuis is een bouwvergunning verleend voor het bouwen van een tuinkamer bij deze woning. Het was bekend dat deze illegaal werd bewoond. Omdat voor de uitbouw van een illegaal bewoonde woning bouwvergunning is verleend, wordt aan deze woning een woonbestemming toegekend.
Broekzijde 8: In het huidige bestemmingsplan was aan dit perceel een agrarische bestemming met een bedrijfswoning gelegen. Uit nadere informatie blijkt dat er gedurende lange tijd, sinds 1972, sprake is van twee bedrijfswoningen. Hiertegen is nooit door de gemeente opgetreden. We hebben daarom deze situatie nu positief bestemd. De Doesen ongenummerd: In het huidige bestemmingsplan was aan dit perceel geen bestemming toegekend. Hier is echter al sinds lange tijd een woning aanwezig. Hiertegen is nooit door de gemeente handhavend opgetreden. We hebben daarom deze situatie nu positief bestemd. Aan het perceel is de bestemming Wonen 1 toegekend. Heikant 2: Aan dit perceel was de bestemming Wonen toegekend. Deze woning wordt echter gebruikt als agrarische bedrijfswoning bij het bedrijf aan de Heikant 4. De eigenaar van de woning Heikant 2 heeft verzocht de woning te bestemmen als agrarische bedrijfswoning bij het perceel Heikant 4. Aan dit verzoek kan worden meegewerkt. Hild 22a: Aan dit perceel was een agrarische bestemming toegekend met twee bedrijfswoningen. Het blijkt nu dat een van de bedrijfswoningen feitelijk wordt gebruikt als burgerwoning. Aan deze woning is daarom de bestemming Wonen 1 toegekend. Hondsberg 4 Bij dit agrarisch bedrijf zijn gedurende lange tijd twee woningen aanwezig (in één gebouw). Tegen deze situatie is niet door de gemeente handhavend opgetreden. Deze situatie is ruimtelijk aanvaardbaar; de uitstraling van het pand verandert niet door het aanwezig zijn van twee woningen. Op het perceel zijn daarom nu twee agrarische bedrijfswoningen toegestaan. Molenstraat 1: Hier was een agrarisch bedrijf gelegen met bedrijfswoning. Door de eigenaar is het bedrijfsgedeelte in 1996 verkocht, hij is zelf in de woning blijven wonen. De woning heeft dus nu een burgerwoonfunctie en is losgekoppeld van het bedrijf. Gezien de ontstane situatie hebben we aan de woning de bestemming Wonen 1 toegekend en aan het bedrijf de bestemming Agrarisch. Hier is geen bedrijfswoning toegestaan. Oirschotsebaan 55/57 Dit zijn de voormalige dienstwoningen bij het MOB-complex. Recent is de functie van dit complex gewijzigd. Het wordt nu teruggegeven aan de natuur. De raad van de gemeente heeft besloten dat de voormalige dienstwoningen mogen worden omgezet in een burgerwoonbestemming. Aan deze panden is de bestemming Wonen 1 toegekend.
Oirschotseweg 26a: Dit is een bedrijfswoning. Het perceel is kadastraal gesplitst. Deze situatie, die al gedurende enige tijd aanwezig is, wordt nu positief bestemd. Aan dit gebouw wordt de bestemming Wonen toegekend. Stokske 13: In het huidige bestemmingsplan zijn bij dit agrarische bedrijf twee bedrijfswoningen toegestaan. Bij de inventarisatie bleek op het perceel nog een woning aanwezig te zijn. Hoe lang deze woning hier al staat/in gebruik is, is niet bekend. Er is in het verleden niet handhavend tegen dit gebruik opgetreden. De woning is ruimtelijk inpasbaar en wordt daarom positief bestemd. Zandstraat 14B In het huidige bestemmingsplan was deze woning bestemd als bedrijfswoning. Deze wordt echter feitelijk gebruikt als burgerwoning. In 2009 is een artikel 19, lid 1 WRO procedure gestart om een mantelzorgwoning in deze woning mogelijk te maken. Hiervoor was het nodig dat de bedrijfswoning wordt omgezet naar een burgerwoning; de realisatie van een mantelzorgwoning is niet in een bedrijfswoning toegestaan. Het toestaan van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning heeft mede deel uitgemaakt van de gevoerde procedure op grond van artikel 19, lid 1 WRO. Deze situatie wordt nu overgenomen in dit bestemmingsplan. Omzetting naar Maatschappelijk/kantoren/agrarisch In een aantal gevallen heeft er een bestemmingsverandering plaatsgevonden naar de bestemming Maatschappelijk of kantoren. Deze situaties worden onderstaand beschreven. De Logt ongenummerd: Hier staat een loods. Deze werd in het verleden gebruikt bij een agrarisch bedrijf. Op dit moment wordt deze loods gebruikt als beheerkantoor van de Stichting Natuurmonumenten. Deze functie is passend in het gebied en wordt conform het huidige gebruik bestemd als Kantoren. Heikant 10: Op dit perceel staat een schuur. Deze schuur was bestemd als Woondoeleinden, maar was in het verleden in gebruik bij een agrarisch bedrijf. Nu is deze schuur in gebruik bij een boomkweker/hovenier. Het langdurig feitelijk gebruik van de schuur bij agrarische doeleinden wordt nu positief bestemd. Deze functie is ruimtelijk aanvaardbaar, mede gezien de agrarische bestemming die eerder aan dit gebouw was toegekend. Aan de schuur wordt een agrarische bestemming toegekend.
Hild 9: De omvang/aard van de activiteiten rechtvaardigen een agrarische bestemming. Hild 10: Aan dit perceel was in het hiervoor geldende bestemmingsplan een woonbestemming toegekend. De eigenaren van dit perceel hebben een inspraakreactie ingediend. Hieruit blijkt dat zij sinds 1997 een boomkwekerij op het perceel De Hild 10 hebben. De eigenaren hebben te kennen gegeven graag een agrarische bestemming op hun perceel te willen. Hieraan is in principe in 2001/2002 al medewerking toegezegd door de gemeente. Er is in 2005 een bouwvergunning verleend voor een bedrijfsloods. Volgens een toets van de AAB uit 2002 betreft het een volwaardig agrarisch bedrijf. Op grond hiervan hebben we besloten om aan het perceel van insprekers een agrarische bestemming toe te kennen. Heikesspoor 2: Gelet op de huidige activiteiten aangemerkt als agrarisch. Oirschotsebaan 36: In het geldende bestemmingsplan is aan dit perceel een woonbestemming toegekend. Door de eigenaren van het perceel Oirschotsebaan 36 is tegen deze bestemming beroep ingediend. Zij wilden dat aan het perceel een agrarische bestemming werd toegekend. De eigenaren zijn in het gelijk gesteld. Dit betekent dat aan het perceel een agrarisch bouwvlak wordt toegekend. Oirschotseweg 2 Hier was sinds 1981 een huisartsenpraktijk met woonhuis gevestigd. Hiervoor is destijds een procedure op grond van artikel 19 gevoerd. Deze maatschappelijke functie is (naar wij aannemen per abuis) niet opgenomen in het bestemmingsplan uit 1998. De huisarts is inmiddels verplaatst, maar door het college is besloten om de maatschappelijke functie op deze gronden te behouden. Een soortgelijke functie op het perceel, dat zeer dicht tegen de kern van Moergestel ligt, is ruimtelijk en functioneel gezien inpasbaar en gewenst. Van Tienhovenlaan 4: Op deze locatie was de horecagelegenheid Groot Speijck gevestigd. In de nabijheid van deze gelegenheid was het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten gelegen. Dit bezoekerscentrum is enkele jaren geleden afgebrand. Nu staan er tijdelijke noodgebouwen waarin het bezoekerscentrum is gehuisvest. Er zijn door Natuurmonumenten plannen opgesteld om het bezoekerscentrum ter plaatse van de locatie Groot Speijck te vestigen. Dit gebouw wordt uitgebreid. Ook wordt de mogelijkheid geboden voor de aanleg van extra parkeerplaatsen. De oude locatie van het bezoekerscentrum krijgt de bestemming Natuur. Dit wordt als een wenselijke situatie gezien; de functie is ruimtelijk inpasbaar en het bezoekerscentrum blijft zo op nagenoeg dezelfde locatie gehandhaafd. Deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan opgenomen.
Tilburgseweg 52: Op dit perceel is Stichting SOKA gevestigd. Deze stichting organiseert sociaal-culturele en kunstactiviteiten. De Stichting organiseert cursussen, thema- en bezinningsweekends, concerten en lezingen. Deze functie, in een groot landhuis in de gemeente, is passend in de omgeving. Gezien het karakter van deze activiteiten is aan het perceel de bestemming Maatschappelijk toegekend.
Omzetting naar Recreatie Moergestelseweg 40a: Op deze locatie is gedurende lange tijd (meer dan 30 jaar) sprake van een buitenverblijf. Volgens de eigenaar is dit verblijf met een vergunning gebouwd. Gezien de lange aanwezigheid van het verblijf en het feit dat hiertegen niet handhavend is opgetreden wordt aan dit perceel de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie toegekend. Moergestelseweg 44 a en b: Op dit perceel bevindt zich een woning die in ieder geval vanaf 1985 wordt bewoond. Volgens de OZB is hier sprake van een recreatiewoning. De woning wordt als zodanig bestemd. Oostelvoortjes 19/19a Een pand op dit perceel wordt gebruikt als recreatiewoning. Deze is passend in de omgeving; het perceel ligt dicht tegen de kern Moergestel en ligt in het gebied waar de ontwikkeling van kleinschalige recreatie mogelijk is (ontheffingsgebied kleinschalige recreatie). Daarom wordt deze woning in het bestemmingsplan positief bestemd. Nieuwe ontwikkelingen: Heikant 8/Heuvelstraat 11/Sebrechtsedijk De eigenaar van de percelen Heikant 8 en Heuvelstraat 11 heeft een wens ingediend tot herontwikkeling. Het perceel Heikant 8 had in het huidige bestemmingsplan een agrarische bestemming. Het pand is een rijksmonument en verkeert in zeer slechte staat. Het monument ligt in het projectlocatiegebied recreatie. De wens is om dit perceel te ontwikkelen tot een recreatieve functie. Het agrarisch bouwblok wordt gesaneerd en een grote stal gesloopt. Aan de Heuvelstraat 11 is nu een rundveehouderij gevestigd. Deze kan niet verder ontwikkeld worden. De wens is om dit bedrijf te saneren en te verplaatsen naar de Sebrechtsedijk. Het perceel Heuvelstraat 11 wordt dan omgezet in een woonbestemming (Wonen 1). In overleg met de provincie is besloten om deze ontwikkeling in het ontwerp bestemmingsplan op te nemen en nader te onderbouwen. De onderbouwing is opgesteld en verstuurd naar de provincie. Windturbines
De gemeente wil medewerking verlenen aan de realisering van een windturbinepark van 4 windturbines waarvan er 2 op het grondgebied van de gemeente Oisterwijk zijn voorzien. Tabel: Schematische weergave retrospectieve toets Adres
Huidige
Beschrijving feitelijke activiteiten
Overweging
Nieuwe
bestemming Aboomsestraat 2
bestemming Positief bestemmen.
Wonen 1
Oostelijk deel wordt gebruikt voor agrarische activitei-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Deels
ten. Stal in westelijk deel in gebruik voor loonwerkacti-
bruik.
bouwvlak,
Tijdelijke
Gedoogsituatie (o.m. vanwege het feit dat de gemeente
bedrijfswoning
een bouwvergunning heeft verleend voor het bouwen van een tuinkamer bij een bouwwerk waarvan bekend was dat het reeds illegaal werd bewoond).
Aboomsestraat
4
–
Agrarisch bouwblok
Vinkenberg 21
viteiten. Baaneind 2a Broekzijde 3
Agrarisch bouwblok
Agrarisch deels
bedrijf
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Koppeling niet meer
Bestemmen conform feitelijk ge-
– gekoppeld
aanwezig. Kadastraal gesplitst. Er wordt feitelijk ge-
bruik.
Wonen 2 Wonen 2
woond. Broekzijde 5 Broekzijde 8
Broekzijde 9
Broekzijde 11
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond
bruik
Agrarisch bouwblok
sinds voor de inwerkingtreding van het huidige be-
Niet
met 1 bedrijfswo-
stemmingsplan sprake van splitsing (2e agrarische
Lange tijd aanwezig en ruimtelijk
met 2
ning
bedrijfswoning).
aanvaardbaar: positief bestemmen.
bedrijfswoningen
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Nieuwe bedrijfsmatige activiteiten
Wonen 2
gewoond. Op perceel is houtverwerkingsbedrijf geves-
op deze locatie niet toegestaan.
tigd.
Wonen positief bestemmen.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Agrarisch bouwblok
Broekzijde 12
Agrarisch bouwblok
Broekzijde 17
Agrarisch bouwblok
handhavend
opgetreden.
Wonen 2 Agrarisch
Wonen 2 Wonen 2 Wonen 2
bouwvlak
gewoond.
bruik. Bestemmen conform feitelijk ge-
Broekzijde 21
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Wonen 2
gewoond.
bruik.
De Doesen ong.
Geen
Al sinds lange tijd sprake van feitelijke bewoning. Over-
Bestemmen conform feitelijk ge-
gangsrecht niet meer van toepassing.
bruik.
Elsdijk 2
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Bedrijfsgebouwen
Bestemmen conform wens.
Wonen 1
Floraweg 5
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
gewoond.
bruik.
Heibloemdijk 10
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Woning wordt feitelijk gebruikt als agrarische bedrijfs-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Incorporeren
woning. Op verzoek van eigenaar als zodanig bestem-
bruik.
bouwvlak van Hei-
Wonen 1
worden gesaneerd
Heikant 2
Wonen
men. Heikant 8
Agrarisch bouwblok
Wonen 2 in
kant 4
Plan ingediend om om te zetten naar recreatieve func-
Plan maakt deel uit van groter
Bestemming Wonen
tie.
geheel.
1
Heiligenboom
Bos of Natuur
Aanwezig hondenoefenterrein
Heikant 10 (schuur)
Wonen
Feitelijk
wordt
schuur
gebruikt
voor
boomkwer-
ker/hoveniersbedrijf. Eerder in gebruik bij agrarisch
Totaal
van
plannen
is
met
aanduiding
ruimtelijk gewenst. Daarom: ver-
voor verblijfsrecrea-
werken op kaart
tie.
Bestemmen conform feitelijk ge-
Natuur met functie-
bruik.
aanduiding
Agrarisch is ruimtelijk aanvaard-
Agrarisch
baar. Bestemmen conform gebruik
bedrijf. Heizenschedijk 1
Agrarisch
Met artikel 19 gerealiseerd parkeerterrein.
Heizenschedijk 4
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk gewoond.
bruik.
Heizenschedijk 6
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Garagebedrijf was al positief be-
met
gewoond en er is een stalling/garage in klassieke auto's.
stemd in het huidige bestemmings-
subbestem-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Recreatie met func-
bruik.
tieaanduiding.
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
ming P en S (paar-
plan. Omdat de agrarische activi-
denhouderij
teiten zijn opgeheven huidig ge-
stalling
en
klassieke
bruik positief bestemmen.
B
auto's) Heukelomseweg 38
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 1 met twee
gewoond. Er is al gedurende een aantal jaar sprake van
bruik.
woningen
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Vestiging grondver-
Vrijstelling positief bestemmen.
twee woningen in het gebouw. Dit voldoet aan voorwaarden woningsplitsing. Heusdensebaan 94 Heusdensebaan 125 Heuvelstraat 8 Heuvelstraat 9
Agrarisch bouwblok Agrarisch bouwblok Agrarisch bouwblok Agrarisch bouwblok
Wonen 2 Wonen 2 Bedrijf
werkings- / hoveniersbedrijf Ketelaars. Mogelijk gemaakt met artikel 19. Heuvelstraat 11
Agrarisch bouwblok
Bedrijf wordt gesaneerd en verplaatst.
Bestemmen bruik,
ervan
conform
nieuw
uitgaande
dat
ge-
Wonen 1
het
bedrijf wordt gesaneerd. Heuvelstraat 17
Gekoppeld
bouw-
blok Heuvelstraat 19
Gekoppeld
bouw-
blok
Agrarische activiteiten opgeheven. Stal in eigendom van
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2 met speci-
nieuwe eigenaar. Stal wordt gebruikt voor opslag.
bruik.
fieke aanduiding e.
Agrarische activiteiten opgeheven. Koppeling niet meer
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
aanwezig. Kadastraal gesplitst. Er wordt feitelijk ge-
bruik.
woond. Heuvelstraat 25
Gekoppeld
bouw-
blok
Agrarische activiteiten opgeheven. Koppeling niet meer
De bedrijfsmatige activiteiten posi-
aanwezig. Er is een hoveniersbedrijf gevestigd.
tief bestemmen is in strijd met de
Wonen 2
regels van het LOG. Daarom wordt aan de gronden de bestemming Wonen 2 toegekend. Heuvelstraat 26 Hild
Agrarisch bouwblok Agrarisch met waarden
gebied
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Wonen 2
Feitelijk reeds lange tijd aanwezige recreatiewoning;
Bestemmen conform feitelijk ge-
Recreatie-Verblijfs-
ruimtelijk aanvaardbaar.
bruik.
recreatie
Hild 9
Wonen
Aanwezige agrarische activiteiten
Bestemmen conform feitelijk ge-
Agrarisch bouwvlak
bruik. Hild 10
Wonen
Hild 22 a
Agrarisch bouwblok
Is vanaf 1997 boomkwekerij aanwezig (volwaardig
Bestemmen conform feitelijk ge-
bedrijf)
bruik
1 woning wordt feitelijk gebruikt voor woondoeleinden.
Bestemmen conform feitelijk ge-
Agrarisch Wonen 1
bruik.
met 2 bedrijfswoningen Hoevenseweg 2/4
Agrarisch bouwblok
Hoog Heukelom 5
Agrarisch bouwblok
Hondsberg 4
Agrarisch bouwblok
Kerkhovensestraat
Geen
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
2 woningen in pand. Feitelijke bedrijfsmatige activiteiten
56
Wonen 2 Wonen 2
Bestemmen conform feitelijk ge-
Agrarisch
bruik.
met 2 woningen.
bouwvlak
Bestemmen conform feitelijk ge-
Bedrijf
bruik.
Laag Heukelomseweg
Agrarisch bouwblok
3a Laag Heukelomseweg
Agrarisch bouwblok
9 De Logt ong.
Geen
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt gewoond en
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2 met aan-
er is een kampeerboerderij/camping.
bruik.
duiding kamperen
Wijzigingsprocedure gevoerd in 2003 om de bestem-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
ming om te zetten naar Wonen.
bruik.
Voormalige agrarische loods wordt gebruikt voor be-
Bestemmen conform feitelijk ge-
heerkantoor Natuurmonumenten
bruik. Bestemmen conform feitelijk ge-
Kantoor
De Logt 7
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk gewoond.
bruik.
Logtsebaan 17
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Al meer dan 30 jr. buitenverblijf op perceel. Volgens
Bestemmen conform feitelijk ge-
aanvrager met vergunning verbouwd.
bruik.
Sinds november 1985 wordt het pand gehuurd. OZB
Bestemmen conform feitelijk ge-
technisch als recreatiewoning beschouwd.
bruik.
Bouwblok gesplitst: een deel burgerwoning, een deel
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 1 en Agra-
agrarisch bedrijf zonder woning.
bruik
risch zonder woning
Moergestelseweg
40
Geen
a Moergestelseweg
44
Geen
a en b Molenbaan 1
Agrarisch bouwblok
Wonen 2 Wonen 2 Recreatiewoning Recreatiewoning
Molenbaan 2
Agrarisch bouwblok
Oirschotsebaan 19
Wonen
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
gewoond.
bruik.
In bijgebouwen is cateringbedrijf Qlasse! gevestigd.
Artikel 15 WRO vrijstelling verleend
Ander
beroep
voor dit ander beroep aan huis
nen
bestemming
bin-
Wonen 1 Oirschotsebaan 36
Wonen
In kader van huidig bestemmingsplan beroep ingediend
Verwerken
uitspraak
Raad
van
Agrarisch bouwvlak
State Oirschotsebaan 55 en
Dienstwoningen bij
Voormalig MOB complex. Raad heeft besloten dat wo-
Bestemmen conform feitelijk ge-
57
militair complex
ningen mogen worden bestemd als burgerwoning.
bruik.
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Sinds 1981 een huisartsenpraktijk met woning gelegen.
Bestemmen conform eerdere toe-
Hiervoor destijds artikel 19 procedure gevoerd
zeggingen
Perceel is kadastraal gesplitst. Door gemeente brief
Bestemmen conform feitelijk ge-
geschreven dat men onder overgangsrecht valt. Nu
bruik.
Oirschotsebaan (i.c.m.
60
Spoordonk-
2 Wonen 1 Wonen 2
seweg) Oirschotseweg 2 Oirschotseweg 26a
Wonen Bedrijfswoning
Maatschappelijk Wonen
positief bestemmen. Oirschotseweg 44
Agrarisch bouwblok
Wijzigingsprocedure gevoerd in 2007 om de bestem-
Bestemmen
conform
gevoerde
Wonen 1
ming om te zetten naar Wonen
procedure
Oirschotseweg 50
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2 (met aan-
gewoond. Sprake van minicamping (waarvoor procedure
bruik.
duiding kt)
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
artikel 19 lid 1 WRO) is gevoerd). Oirschotseweg 61
Agrarisch bouwblok
gewoond.
bruik.
Oirschotseweg 67
Agrarisch bouwblok
De agrarische activiteiten zijn verplaatst naar een LOG.
Bestemmen conform feitelijk ge-
met 1 bedrijfswo-
Sinds voor de inwerkingtreding van het huidige be-
bruik.
ning
stemmingsplan sprake van splitsing (2e bedrijfswoning).
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2 (met aan-
gewoond. Sprake van paardenstation (waarvoor proce-
bruik.
duiding
Oirschotseweg 73
creatie)
dure artikel 19 lid 1 WRO is gevoerd). Oirschotseweg 76
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
2 Wonen 1
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
verblijfsre-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Oirschotseweg 78
Agrarisch bouwblok
Wonen 2
gewoond.
bruik.
Oirschotseweg 82
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Den Opslag 5
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Reedijk 1
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Sebrechtsedijk ong.
Geen
Verplaatsing van de rundveehouderij van het perceel
Plan verwerken
Agrarisch bouwvlak
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 2
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond. Woning gesplitst.
bruik.
Agrarisch bouwblok
Binnen perceel blijkt nog 1 woning aanwezig te zijn.
Bestemmen conform feitelijk ge-
Agrarisch
met 2 bedrijfswo-
Duur gebruik is niet duidelijk.
bruik.
met 3 woningen.
Plan ingediend van Natuurmonumenten om hier het
Bestemmen conform het plan
Horeca met aandui-
Wonen 2 Wonen 2 Wonen 2
Heuvelstraat 11 Spreeuwenburgerweg
Agrarisch bouwblok
40 Spreeuwenburgerweg
Agrarisch bouwblok
90 Stokske 1
Agrarisch bouwblok
Stokske 13
Wonen 2 2 Wonen 2 bouwvlak
ningen Van Tienhovenlaan 4
Horeca
bezoekerscentrum te vestigen. De oude locatie van het
ding
maatschappe-
bezoekerscentrum krijgt natuurbestemming
lijk – bezoekerscentrum
Tilburgseweg
52,
Wonen
Moergestel Vinkenberg 12
Agrarisch bouwblok
Op verzoek van stichting maatschappelijke bestemming
Bestemmen conform feitelijk ge-
toekennen. Wordt ook als zodanig gebruikt.
bruik.
Wijzigingsprocedure gevoerd in 2003 om de bestem-
Bestemmen conform feitelijk ge-
ming om te zetten naar Wonen. Door middel van vrij-
bruik.
Maatschappelijk 2 Wonen 2
stellingsprocedure woningsplitsing mogelijk gemaakt. Vinkenberg 19
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Wonen 2
Vossenhoorn 1
Agrarisch bouwblok
Waterhoefstraat 4
Agrarisch bouwblok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Perceel doet mee in
Bestemmen
ruimte voor ruimte ontwikkeling. Procedure hiervoor
procedure.
conform
gevoerde
Wonen 2 Wonen 1
(artikel 19, lid 1 WRO) is afgerond. Zandstraat 9a
Multifunctioneel bos
Feitelijk reeds lange tijd aanwezige recreatiewoning; ruimtelijk aanvaardbaar.
bruik.
recreatie
Zandstraat 14 B
Bedrijfswoning
Wordt feitelijk gebruikt als burgerwoning, functie bur-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Wonen 1
gerwoning is nodig voor realisatie mantelzorgwoning.
Bestemmen conform feitelijk ge-
Recreatie-Verblijfs-
bruik en gevoerde procedure (artikel 19, lid 1 WRO).
Zelt 5
Agrarisch bouwblok
Zelt 6
Gekoppeld
bouw-
blok
Agrarische activiteiten opgeheven. Er wordt feitelijk
Bestemmen conform feitelijk ge-
gewoond.
bruik.
Agrarische activiteiten opgeheven. Koppeling niet meer
Bestemmen conform feitelijk ge-
aanwezig. Kadastraal gesplitst. Er wordt feitelijk ge-
bruik.
Wonen 2 Wonen 2
woond. Oostelvoortjes 19a
19-
Agrarisch bouwblok
1 pand op perceel wordt feitelijk gebruikt als recreatie-
Bestemmen conform feitelijk ge-
Recreatiewoning
met 2 bedrijfswo-
woning.
bruik.
binnen
ningen
bouwvlak
agrarisch
180
_______________________________________________________________________________________________________________ 0824.007448.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
181
Eindnoten
1. Voor Oisterwijk gaat het om de reconstructieplannen De Meierij en Beerze Reusel. 2. Voorheen beschermde en staatsnatuurmonumenten en speciale beschermingszones in het kader van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. 3. De gemeente herbergt 13 recreatiewoningenterreinen en campings (exclusief kamperen bij de boer). 4. De in deze paragraaf vermelde informatie is ontleend aan het rapport "Grondig Onderzoeken", een in het kader van de opleiding Ruimtelijke Ordening en Planologie aan de Internationale Hogeschool Breda uitgevoerd onderzoek naar de bescherming van het archeologisch erfgoed in de gemeente Oisterwijk. 5. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007). 6. Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 7. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Kwetsbare objecten zijn woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienstof bedrijfswoningen) en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of (een deel van de dag) kwetsbare groepen mensen. Ook kampeeren andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar zijn aangemerkt als kwetsbaar object. Onder beperkt kwetsbare objecten worden verstaan woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels, bepaalde vormen van sportieve/recreatieve voorzieningen en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren, en hiermee vergelijkbare objecten, alsook objecten met een hoge infrastructurele waarde. 8. De norm van 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. 9. Deze contouren geven een kans van respectievelijk één op de 10 miljoen en één op de 100 miljoen weer en liggen verder van de betreffende gevaarlijke activiteiten af.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 0824.007448.00 Rotterdam / Middelburg