DORPSSPEL
OVERZICHT
Dorpsspel
Soort activiteit Binnen/buiten
Buiten
Leeftijd
12-16 jaar
Tijdsduur
1-2 uur 2-3 uur 8-15 deelnemers 15-25 deelnemers meer dan 25 deelnemers
Groepsgrootte
Samenvatting
Jongeren gaan in ploegjes op zoek naar hun rechten, die verstopt zijn op verschillende locaties in een dorp. Met creatieve opdrachten verwerken ze deze en maken een ordening naar belangrijkheid in het eigen leven.
Doelstellingen
Jongeren maken kennis met jongerenrechten en kunnen deze op een spelende manier betrekken op hun eigen leefwereld. Ze kunnen voor zichzelf bepalen welke jongerenrechten in hun leven belangrijk zijn en of ze worden nageleefd in de jeugdbeweging.
Materiaal
Kaartjes met nummering op voorkant en op de achterkant een tip van een locatie Enveloppen met jongerenrecht en bijhorende wijze van opdracht Waslijn Wasspelden Tekstje per jongerenrecht dat ze verdienen ( zie bijlage 2) Ballonnen Papier en balpennen Touw
Varianten
/
SPELREGELS
1. Voorbereiding thuis
Maak tekstjes met alle jongerenrechten + de wijze waarop de spelers dat recht moeten duidelijk maken. Steek deze in een enveloppe. Zie bijlage 1 Maak kaartjes met de verschillende tips voor de locaties in je dorp waar je de jongerenrechten gaat verstoppen. Voorbeelden van locaties: kerk, een bakker, de post, bibliotheek, park, brandweer, een bepaalde winkel.. Voorbeelden van omschrijving tips: een rebus, cryptische omschrijving, letters door elkaar halen ( bibliotheek = L I T E B I O E K B H), tekening, vertaling ( zeeman = un homme de mer) …. 2. Voorbereiding ter plaatse
Verstop de enveloppen op de verschillende locaties (dit gebeurt vóór de speluitleg) Hang de waslijn op aan het centraal punt ( Vb: gemeenteplein)
3. Het spel
Verdeel de groep in ploegen en geef elke ploeg een balpen en papier mee.
De ploegen trekken een kaartje uit de verzameling tips. Deze tip verwijst naar een locatie in het dorp. Ze moeten dan naar deze locatie lopen.
Op die locatie ligt een enveloppe met een recht en een wijze waarop ze dat recht moeten duidelijk maken. Bv. Recht op vrije meningsuiting en uitbeelden. (Zie bijlage 1) Nadat ze de opdracht gelezen en begrepen hebben, moeten ze de opdracht terug in de envelop steken, zodat de andere ploegen de opdracht ook nog kunnen lezen. Ze bereiden de opdracht voor terwijl ze terug naar het centraal punt gaan. Daar moeten ze dan de opdracht uitvoeren voor de leiding. De leiding tracht het getoonde recht te raden. Als dat lukt, mogen de spelers hun recht aan de waslijn hangen in functie van hoe belangrijk ze
dat recht in hun eigen leven vinden. Links op de waslijn is niet erg belangrijk, rechts op de waslijn is heel belangrijk. Elke ploeg heeft zijn eigen waslijn om zijn gewonnen rechten aan te hangen.
Ze leggen aan de leiding uit waarom ze dat recht belangrijk vinden. Daarna mogen ze weer een tip trekken en gaan ze naar de volgende locatie.
Tijdens het spel lopen er corrupte flikken rond (leiding). Wanneer die een ploeg kunnen tikken, worden ze een kindsoldaat. Hierdoor hebben ze een verminking opgelopen, waarbij de voeten per 2 aan elkaar worden gebonden. De corrupte flikken hebben hiervoor touw op zak. Deze beperking moeten ze volhouden tot het volgende punt. Bijvoorbeeld: er is een ploeg op weg naar een locatie en wordt getikt, dan moeten ze vastgebonden lopen tot aan die locatie. Daar worden ze verlost van de beperking. Het spel is gedaan wanneer alle rechten veroverd zijn door één van de ploegen, of wanneer de tijd op is. De ploegen verzamelen aan het centraal punt. Daar wordt het spel afgerond, door de wasdraad met de gewonnen rechten te bekijken (en hierover eventueel een gesprek te stimuleren). Elke speler krijgt een ballon als instrument om te antwoorden op vragen die de leiding stelt. De antwoorden moeten altijd liggen in het spectrum van heel goed tot heel slecht. Wanneer ze niet akkoord zijn, blazen ze maar een beetje lucht in de ballon ( slap= negatief). Wanneer ze sterk akkoord zijn met de vraag, blazen ze veel lucht in de ballon ( vol= positief). De vragen kunnen gaan over de plaats van de rechten op de wasdraad in graad van belangrijkheid. Maar ook vragen over hoe de rechten gerealiseerd worden in hun jeugdbeweging. We zetten hieronder wat voorbeeldvragen ter inspiratie, maar als leiding kan je zelf vragen opstellen die van toepassing zijn in jouw groep. Je kan inspelen op opvallende gelijkenissen of verschillen in de dikte van de ballonnen en een discussie hierover opstarten.
Voorbeeldvragen voor de ballonnen; cursief aanvullende vragen voor gesprek. 1.
Ben je het eens met de plaats van de jongerenrechten op de wasdraad? Waarmee ben je het niet eens? Waarom? Wat zou jij veranderen? Wat zou je anders willen zien? Zijn er opvallende verschillen/gelijkenissen tussen de wasdraden van de verschillende ploegen?
2.
Zouden we in onze jeugdbeweging aan bepaalde jongerenrechten meer aandacht moeten besteden?
Welke rechten verdienen meer aandacht? Wie moet daar aandacht aan geven? Heb je concrete ideeën of voorstellen hoe we dat zouden kunnen doen? Hoe zouden we dat kunnen stimuleren?
3.
Heb jij iets bijgeleerd over (de betekenis van) jongerenrechten? Wat was nieuw voor jou? Welke zaken wist je al? Waar heb je die geleerd? Ontbreken er volgens jullie nog rechten in dit lijstje? Welke rechten zouden er nog moeten bijkomen?
4.
In welke mate ben je in het dagelijks leven bewust bezig met deze rechten? Hoe gebeurt dat? Moet je soms opkomen voor je eigen rechten? Kom je soms op voor anderen wiens rechten geschonden worden? Op welke rechten zouden jullie later nog eens dieper willen ingaan, bijv. in een discussiespel?
Vond je de vorm van het spel op zich leuk?
5.
Wat zou je er aan veranderen/behouden?
VARIANTEN 1. Als de afstand tussen het centrale punt en de andere locaties nogal groot is, zullen de spelers zo lang onderweg zijn dat ze niet alle rechten kunnen verzamelen. Je kan dit opvangen door met één wasdraad te werken voor bijvoorbeeld twee ploegen. Zo moet elke ploeg slechts 5 of 6 rechten verzamelen ipv 11. 2. Je geeft bij het begin van het spel de lijst met 11 te verdienen rechten aan elke ploeg. De spelers moeten in hun ploeg een volgorde van belangrijkheid bepalen over die rechten. In dezelfde volgorde gaan ze naar de verschillende locaties. Dus eerst naar de locatie van het recht dat voor hen het belangrijkst is (bijvoorbeeld eigen mening) en zo verder tot het recht dat ze ’t minst belangrijk vinden. Op de weg heen en terug van elke locatie, bedenken de spelers zoveel mogelijk concrete voorbeelden uit het eigen leven van het recht dat ze zoeken. Deze kunnen ze dan gebruiken als argument voor de leiding waarom ze dit recht zo belangrijk vinden. Voor elk gevonden (en goedgekeurd) voorbeeld krijgen ze een punt. De ploegen proberen om het meeste punten te verdienen. Als je de punten visualiseert op een scorebord, kan je dit wedstrijdelement tussen de verschillende ploegen nog aanwakkeren. Indien er opvallende scores zijn, kan je deze uitslag mee betrekken in de nabespreking. Bijvoorbeeld: Was het voor alle rechten even makkelijk/moeilijk om voorbeelden te vinden? Hoe zou dat komen? 3. Als uitsmijter kan je de groep nog een leuke uitdaging met de ballonnen laten uitvoeren of hen zelf iets creatief laten verzinnen om met de ballonnen te doen. Bijvoorbeeld:
een ritme laten spelen met ontsnappende lucht uit de ballonnen.
Proberen om alle ballonnen tegelijk te laten ontploffen zodat het als één grote knal klinkt.
Iedereen tekent met viltstift op de eigen ballon een ‘zelfportret’, een gezicht met jouw identiteitseigenschappen.
Op een papiertje schrijft ieder een positieve boodschap of wens voor de anderen uit de groep, stopt dat papiertje in de ballon en knoopt die dan dicht; alle ballonnen worden tegelijk in de lucht gegooid en ieder probeert een nieuwe ballon te vangen met de bijhorende boodschap.
Ieder bindt de opgeblazen ballon met een touwtje aan het onderbeen. Dan probeert men elkaars ballon kapot te trappen. Als je ballon kapot is, val je af. Degene die als laatste overblijft mag het volgende spel kiezen.
BIJLAGEN Bijlage 1: jongerenrechten met bijhorende opdracht
1. Elke jongere heeft recht op een eigen mening en op inspraak Leg uit zonder ‘Euhm’ te zeggen en zonder de volgende 3 woorden te gebruiken: Inspraak, zeggen, mening
2. Elke jongere heeft recht op een gelijke behandeling Maak een toneel (kort)
3. Elke jongere heeft recht op privacy Schrijf een horoscoop over dit recht
4. Elke jongere heeft recht op gezondheidszorg Teken dit recht
5. Elke jongere heeft recht op een eigen cultuur en geloof Schrijf joepie- of flairartikel over dit recht
6. Elke jongere heeft recht op spel, rust en cultuur Verzin een verhaal waarin aan dit recht totaal niet voldaan is
7. Elke jongere heeft het recht om samen te komen met anderen Beeld uit
8. Elke jongere heeft recht op veiligheid en bescherming Zoek een voorwerp en leg het uit aan de hand van dit voorwerp:
9. Elke jongere heeft recht op een gezin Maak een liedje of rap
10. Elke jongere heeft recht op goed onderwijs en informatie Leg uit zonder ‘euhm’ en zonder de woorden: school, informatie en onderwijs.
11. Elke jongere heeft recht op een goed leven
Vul 3 woorden in die op de lege plaatsen kunnen passen. Ik wou al heel mijn leven naar de …..................., want iedereen van mijn klas ging er ook heen. Voor mijn ouders was dit niet zo belangrijk omdat ze vooral bezig waren met zorgen voor een huis, kleren en eten. Natuurlijk ben ik hen dankbaar voor het verzorgen van die basisbehoeften. Maar nu mag ik na lang zagen toch naar de jeugdbeweging. Zo kan ik me …................ en heb ik een leuke bezigheid tijdens mijn vrije tijd. Ik kan mijn …................. dan ook buiten school zien en mezelf zijn.
Bijlage 2: tekstjes jongerenrechten die de ploegen verdienen
1. Elke jongere heeft recht op een eigen mening en op inspraak Mijn leiding vraagt in het begin van het jaar altijd wat we het komende jaar willen doen. Zo krijgen wij inspraak bij onze activiteiten, waardoor ik graag naar de jeugdbeweging ga. Wanneer we een spel niet goed of niet leuk vinden mogen we dit gerust zeggen Dan past de leiding eventueel het spel aan, of kort het in. Onze meningen worden dus gerespecteerd.
2. Elke jongere heeft recht op een gelijke behandeling In onze jeugdbeweging is het belangrijk dat iedereen gelijk behandeld wordt. Zo vind ik het goed dat mijn leiding steeds dezelfde straffen oplegt wanneer er iemand zich niet goed gedraagt. Bij ons in de jeugdbewegingen zitten kinderen die een andere afkomst hebben. Ook zij horen helemaal bij onze groep. We leren heel veel van elkaar kennen, alsook onze verschillende achtergronden en culturen.
3. Elke jongere heeft recht op privacy Ik vind het leuk dat de leiding niet binnenkomt wanneer ik mij aan het omkleden ben in de slaapzaal. Zij respecteren mijn privacy, ook als het gaat om het krijgen van brieven en postkaarten op kamp. Voor problemen kunnen we bij onze leiding terecht. Dit houden ze voor zichzelf, waardoor ik hen zeker kan vertrouwen.
4. Elke jongere heeft recht op spel, rust en cultuur Mijn leiding vindt het belangrijk dat ik me als lid in de jeugdbeweging kan uitleven en mezelf kan zijn. Na de inspanning voor school, zorgt de jeugdbeweging voor ontspanning. Iedereen heeft andere interesses. Daarom zorgt de leiding voor een uitgebreid aanbod met veel variaties in thema’s en spellen. Dit zorgt ervoor dat we nieuwe domeinen en andere dingen leren kennen.
5. Elke jongere heeft recht op gezondheidszorg
Als er iemand zich pijn doet tijdens een spel is er altijd wel iemand van de leiding die ons kan verzorgen. Er is ook een hele EHBO - koffer in onze lokalen aanwezig waarin heel veel materiaal zit om iemand te verzorgen. Als we op kamp ziek worden, heeft de leiding er op voorhand al voor gezorgd dat ze weten waar een dokter is en hoe ze die kunnen bereiken. We zijn tijdens onze activiteiten ook altijd verzekerd, dus als we verzorging nodig hebben kost dit gelukkig niet te veel.
6. Elke jongere heeft recht op een goed leven Ik wou al heel mijn leven naar de jeugdbeweging want iedereen van mijn klas ging er ook heen. Voor mijn ouders was dit niet zo belangrijk omdat ze vooral bezig waren met zorgen voor een huis, kleren en eten. Natuurlijk ben ik hen dankbaar voor het verzorgen van die basisbehoeften. Maar nu mag ik na lang zagen toch naar de jeugdbeweging. Zo kan ik me ontspannen en heb ik een leuke bezigheid tijdens mijn vrije tijd. Ik kan mijn vrienden dan ook buiten school zien en mezelf zijn.
7. Elke jongere heeft recht op een gezin Mijn ouders zijn net gescheiden. Ik woon week om week bij mama en papa. Papa woont wat verder weg van de jeugdbeweging, waardoor het soms moeilijk is er steeds op tijd te geraken. Mijn leiding weet dit en houdt er rekening mee. De leiding zorgt er ook steeds voor dat zowel papa en mama het programma van de komende maanden krijgen. Zo zijn beide ouders steeds op de hoogte van alle activiteiten binnen de jeugdbeweging.
8. Elke jongere heeft recht op goed onderwijs en informatie Gelukkig hebben wij op school allemaal leren lezen en schrijven, zo kunnen wij in de jeugdbeweging allemaal mee met de activiteiten. We worden ook altijd goed geïnformeerd over de activiteiten die we gaan doen. Verder worden we via mail of facebook ingelicht over mogelijke aanpassingen. Na de activiteiten zegt de leiding ook altijd wat we volgende activiteit gaan doen, zodat ook de mensen zonder computer op de hoogte zijn.
9. Elke jongere heeft recht op een eigen geloof en cultuur Ik ben moslim en zit in een katholieke jeugdbeweging. Als ik met die jeugdbeweging op kamp ga dan is er altijd een bezinning. Die bezinning is enkel voor leden en leiding die gedoopt zijn. Voor leden die niet gedoopt of katholiek zijn (zoals ik) wordt er altijd een aparte activiteit voorzien.
10. Elke jongere heeft het recht om samen te komen met anderen Voor ons lijkt het evident om naar de jeugdbeweging te gaan, maar dit is niet voor iedereen mogelijk. Sommigen hebben geen geld om inschrijvingsgeld, uniform, kamp en dergelijke te betalen. Zij verenigen zich dan dikwijls op straat en worden al gemakkelijk als ‘hangjongeren’ bestempeld.
11. Elke jongere heeft recht op veiligheid en bescherming Als ik van de jeugdbeweging naar huis ga, zorgt de leiding ervoor dat we veilig de straat kunnen oversteken. Als we op uitstap gaan dragen we allemaal een fluovestje om goed zichtbaar te zijn op de weg. Zijn we met de fiets op stap, dan rijdt er steeds iemand van de leiding vooraan en achteraan. We moeten ook steeds met twee naast elkaar rijden om andere weggebruikers niet te hinderen en we worden gewaarschuwd als er een tegenligger aankomt.