Masterclass 2: Het jonge kind met een ontwikkelingsvoorsprong (2-8 jaar)
Reader Nicolette Ouwejan (HCO) Greetje van Dijk (MHR)
23 april 2010 10.00 – 13.00 uur
Begaafde kinderen in de bovenbouw lijken in het brandpunt van de belangstelling te staan. Maar leidsters en leerkrachten van slimme peuters, kleuters en leerlingen van groep 3 en 4 hebben (groeiende) behoefte aan begeleiding. In deze masterclass wordt nader ingegaan op het signaleren, begeleiden en volgen van jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Vervolgens zoomen we in op verrijkingsactiviteiten voor de jonge kinderen.
1
Inhoud
Artikelen ................................................................................................................................ 2 Early identification of gifted students .................................................................................. 2 Mijn zoontje op school…kunt u mij advies geven? ............................................................. 3 Ontwikkelingsvoorsprong. Wat weten we nou echt? .......................................................... 5 Omgaan met een ontwikkelingsvoorsprong. ...................................................................... 8 Serie: Help een hoogbegaafd kind, .. ................................................................................11 Hoogbegaafde peuters en kleuters thuis ...........................................................................11 Kleine wijsneuzen .............................................................................................................11
Signaleren en diagnostiek ....................................................................................................12 Peuter-PDO (HCO) ...........................................................................................................12 Uitgebreide surplustekening voor begeleidingsdiensten....................................................13 WPPSI-III-NL ....................................................................................................................13 Kleuter-SON (R 2½-7) ......................................................................................................14
Uitgaven ...............................................................................................................................15 Compact & Rijk .................................................................................................................15 Klein maar fijn ...................................................................................................................15 Pientere kinderen..............................................................................................................15
2
Artikelen Titel artikel Auteur Jaar Verschenen in
Early identification of gifted students and gatering fort hem in the early stages of kindergarten. Annette Clarke, Griffith University Januari 2001 (wordt nagestuurd)
3
Titel artikel Auteur Uitgave Verschenen in
Mijn zoontje op school…kunt u mij advies geven? Harry Kort en Greetje van Dijk Nr 7/2009 Zorg Primair, themanummer ‘ouders en school’.
Mijn zoontje op school…kunt u mij advies geven? Omgaan met ouders van slimmeriken Met regelmaat ontvangt Surplus, het Begaafdencentrum van MHR architecten in leren te Gouda, noodsignalen van ouders van (hoog)begaafde kinderen: verontwaardiging, teleurstelling, onbegrip, boosheid en onmacht voeren de boventoon in deze mailberichten uit alle hoeken van het land. Over en weer is er tussen ouders en school dikwijls sprake van fricties omtrent (vermeende?) toezeggingen van de kant van de school en (te?) hooggespannen verwachtingen bij de ouders. Mijn zoontje op school….. Ter illustratie zo maar wat passages uit een – zoals gebruikelijk – zeer uitvoerig bericht van een ouder: mijn zoontje maakte toen hij drie jaar was al puzzels van 100 stukjes, kon voor zijn vierde verjaardag heleen halve uren op de klok aflezen en rekenen met getallen tot boven de 100. voor ik hem inschreef op school heb ik van te voren 3 gesprekken gehad met de intern begeleider om te vragen of er gedifferentieerd les wordt gegeven. Dat beaamde ze. Bij IQ-testen scoor ikzelf alles in het 99e percentiel en als je je kind dan slimme dingen ziet doen, bereid je je meteen op het ‘ergste’ voor, toch? volgens het leerlingvolgsysteem van de school loopt zijn ontwikkeling normaal via de lijn van zijn leeftijd. Ze zien hem nooit meer presteren dan wat de andere kleuters doen. Maar ze doen ook geen moeite om zijn intellectuele grens op te zoeken. sinds hij AA heeft gescoord op de Cito-toets in januari krijgt hij wel eens extra werkjes. Sommetjes die hij thuis al lang heeft gemaakt. Hij zegt hierover: ‘Ik moet wat extra oefenen met rekenen, anders kan ik niet naar groep 3’. maak ik me te druk en moet ik maar denken: zolang mijn kind niet klaagt, moet ik ook mijn mond maar houden? Kritische consumenten Het is een open deur om te zeggen dat ouders zich anno 2009 steeds meer gedragen als kritische consumenten. Scholen spelen daar in hun pr-beleid op in door zich te profileren. Als het gaat om wat de school te bieden heeft voor de ‘knappere koppies’ – breed aangeduid als zo’n 10% van de schoolpopulatie- is het van belang goed te beseffen dat hun ouders dikwijls zeer kritische consumenten zijn. Enkele kenmerken van deze groep ouders in allerlei combinaties en variaties zijn ondermeer de volgende: Cognitief sterk: kunnen zich heel goed uiten en bereiden zich tot in de details voor op wat zij van de school verwachten voor met name hun kind. Zijn dikwijls op de hoogte van veel documenten die‘de rechten van hun kind’ stipuleren; Inlevingsvermogen: verplaatsen zich niet gemakkelijk in de rol van de school die de zorg voor alle kinderen binnen de bestaande financiële kaders moet zien te runnen, stellen zich eisend op; Kloof thuis-school: zien in de thuissituatie hun kind op een (veel) hoger en breder niveau functioneren, dan wat er op school wordt aangeboden en worden daardoor gefrustreerd en/of moedeloos; Eigen verleden: één of beide ouders hebben zelf , dikwijls ook begaafd, negatieve ervaringen in hun schooltijd ervaren en willen dit voor hun kind onder geen voorwaarde laten gebeuren; (Over)druk: de druk die (hoog)begaafde kinderen op hun ouders leggen in al hun aspiraties in en om het huis, kan zo hoog oplopen dat deze de opvoedingsdraagkracht van de ouders overstijgt met een des te grotere claim op de school om bij te springen. Valkuil: een behoorlijk deel van de ouders wil het liefst dat hun (hoog)begaafd kind zoveel mogelijk ‘gewoon meedoet met de rest’; als liever niet opvallen dan leidt tot potentieel uitvallen, is dat bij uitstek een verantwoordelijkheid van de school om dit te voorkomen.
4
Een structurele aanpak : het Dol-fijn-plan* Schoolbesturen, scholen die de slimmeriken en hun ouders zo goed mogelijk willen bedienen, doen er goed aan een zorgvuldig beleid te formuleren. Precies opschrijven wat er te bieden valt en geen gouden bergen beloven. MHR heeft daartoe een realistisch scenario opgesteld, er vanuit gaande dat in lijn met het beleid van de rijksoverheid, waar mogelijk kinderen met hun eigenaardigheden samen te laten opgroeien in de gewone basisschool. De rugzakjes vanuit Den Haag zijn daarvan de concrete uitwerking als het gaat om kinderen met diverse beperkingen in de ontwikkeling. Slimme kinderen hebben ook recht om binnen deze gezamenlijke context aan hun trekken te komen. Het Dol-fijn-plan omvat in grote lijnen:
1. 2. 3.
Een (gratis) quickscan om de beginsituatie van de school in kaart te brengen: wat willen we als school en wat doen we al voor de meerbegaafde leerlingen; Een driejarig gestructureerd plan om stap voor stap te komen tot een modelaanpak voor deze kinderen: preventief, -pro-actief en curatief; Leraar, ouders en leerling (vanaf ca 9 jaar) vullen de webbasedvragenlijsten in, zo komt men in één oogopslag tot een totaalbeeld over de ontwikkeling van de begaafde leerling op diverse niveaus van detaillering.
En morgen? Enkele tips voor overleg met deze ouders 1. Laat u als leerkracht niet overvallen voor of na schooltijd, tussen de middag, maar zoek samen een tijdstip waarop rustig gesproken kan worden. 2. Vraag de ouders de bespreekpunten op schrift te stellen, liefst zo bondig mogelijk. Ouders van begaafde kinderen kunnen namelijk zeer uitvoerig zijn in hun analyses. Zorg er voor de punten voor het gesprek doorgenomen te hebben. 3. Zet nadrukkelijk in om tot overeenstemming te komen. Spreek in de wij vorm: “Wij beseffen met elkaar dat… etc’. 4. Beperk de lengte van het gesprek tot drie kwartier/een uur. Langere gesprekken leveren als regel niet veel extra’s op. Maak altijd een vervolgafspraak, ook als het gesprek volstrekt bevredigend verlopen is. 5. Vraag van de ouders vertrouwen in de school in alle redelijkheid. Wijs de ouders er op dat het negatief spreken over de school, de leraar in het bijzijn van hun kind averechts werkt. Begaafde kinderen hebben scherpe voelhorens, leggen verbanden tussen feiten en gevoelens die heel ver kunnen reiken. 6. Meld veranderingen zo snel mogelijk aan de ouders als bijvoorbeeld de ingezette (extra) begeleiding door welke omstandigheid dan ook moet worden beperkt. Dit verkleint de kans op irritatie en onnodige latere verwijten. * Zie website: www.surplus-begaafden.nl Drs. Harry Kort (
[email protected]) en Drs. Greetje van Dijk (
[email protected]) zijn onderwijsadviseurs bij MHR architecten in leren te Gouda.
5
Titel artikel Auteur Verschenen in
Ontwikkelingsvoorsprong. Wat weten we nou echt? Els van Houten en Niki Lagerweij De wereld van het jonge kind. Jrg. 36 (2008-2009), nr. 5 (januari 2009)
6
7
8
Titel artikel Auteur Verschenen in
Omgaan met een ontwikkelingsvoorsprong. Els van Houten en Niki Lagerweij Talent. Jrg. 10 (2008), nr. 3 (mei)
9
10
11
Titel brochure Auteur Uitgave Bestellen
Serie: Help een hoogbegaafd kind, .. Stichting Plato-LICH ISBN 90-804950-6-9 (2002) http://www.lich.nl/lich2/site.php?domein=onderwijs&p=producten Serie brochures met de titel: Help, een hoogbegaafd kind, ….Zoals:
Help een hoogbegaafd kind - Peuterspeelzaal
Op elke peuterspeelzaal zullen de leidsters regelmatig te maken krijgen met een peuter met een ontwikkelingsvoorsprong. Om deze kinderen te kunnen herkennen heeft u informatie nodig. Met deze brochure beogen wij u een handreiking voor de herkenning en begeleiding van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong op de peuterspeelzaal te geven.
Titel artikel Auteur Verschenen in
Hoogbegaafde peuters en kleuters thuis
Samenvatting
Beschrijving van het observeren van peuters en kleuters in de thuissituatie waarbij de ontwikkelingsvoorsprong wordt bekeken. Ouders moeten hun kind goed observeren en in de gaten houden. Er zijn checklists ontwikkeld om de ontwikkelingsvoorsprong in kaart te brengen. Er worden tips gegeven voor de communicatie met de leerkracht/leidster van het kind. Goed overleg met de peuterspeelzaal en de school zijn van belang om het kind onderwijs op maat te kunnen bieden.
Titel artikel Auteur Verschenen in
Kleine wijsneuzen
Samenvatting
Pleidooi voor het tijdig herkennen en begeleiden van slimme peuters en kleuters. Van een ontwikkelingsvoorsprong is sprake wanneer een kind zich op een of meer ontwikkelingsgebieden sneller ontwikkelt dan gemiddeld. Deze versnelling kan op meerdere gebieden zichtbaar zijn. De sociale ontwikkeling houdt in dat een kind zich weet te ontwikkelen tot een sociaal vaardig wezen, dat gedrag vertoont dat past bij de omstandigheden en de leeftijd. de emotionele ontwikkeling houdt ook in dat het kind meer grip krijgt op de eigen emoties en het gedrag kan sturen. Gedrag zou gekoppeld moeten worden aan het ontwikkelingsniveau van het kind en niet aan de leeftijd. Het is van belang dat slimme kinderen zich kunnen spiegelen aan ontwikkelingsgelijken (dat zijn vaak niet de leeftijdsgenoten). Het gevaar van onderpresteren is groot wanneer slimme kinderen in een groep leeftijdsgenoten blijven. Zij zijn goed in staat om hun gedrag aan te passen en lopen het gevaar niet (h)erkend te worden als hoogbegaafd. Het onderkennen van een ontwikkelingsvoorsprong in de voorschoolse periode is van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het kind. Het kind wordt dan vanaf het begin aangesproken op het eigen ontwikkelingsniveau en onderpresteren en schooltuitval wordt voorkomen.
Wietske Idema Talent, Jrg. 11 (2009), nr. 5 (september)
Ineke Teisman Talent, Jrg. 11 (2009), nr. 5 (september)
12
Signaleren en diagnostiek Naam Titel artikel Jaar Verschenen in
Peuter-PDO (HCO) Peuters observeren en stimuleren HCO ontwikkelt Peuter-PDO maart 2010 maandkrant van het HCO
Waarom is er geen PDO voor peuters? Die vraag krijgen we regelmatig als het Kleuter-PDO (pedagogisch (-didactisch) observatie-instrument) op een school wordt afgenomen. Eindelijk kan het HCO deze vraag nu positief beantwoorden. ‘Als alles volgens planning verloopt, kunnen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in de loop van schooljaar 2010 2011 gaan werken met het Peuter-PDO en zo het gedrag van opvallende peuters in kaart brengen’, aldus onderwijsadviseur en ontwikkelaar Lia Bekking. De invalshoek bij het Peuter-PDO (en ook bij het Kleuter-PDO) is het leerpotentieel van een kind. Wat kan een kind nog niet, maar belangrijker, wanneer kan het kind deze taak wel? Bij het nieuwe observatie-instrument wordt een peuter tijdens een speelse taak geobserveerd en wordt gekeken welke activiteiten het kind kan en bij welke taken het hulp nodig heeft. Belangrijk is dan wat voor hulp, of interventies, het kind nodig heeft om het wel te kunnen. Zo kan een kind bijvoorbeeld wel logische combinaties maken met concrete voorwerpen, maar lukt dat nog niet als hij een voorbeeldopstelling van een foto moet namaken. Handelingsgericht Lia Bekking: ‘Door na te gaan welke hulp een kind nodig heeft om een bepaalde taak te kunnen uitvoeren, kun je duidelijke handelingsadviezen opstellen voor de leidster en voor de ouders. Zo kan in zo’n advies staan met welke materialen de leidster of ouder kan oefenen of welke instructie of omgeving goed werkt bij dit kind. Het resultaat van het PDO is daardoor meer dan een lijst met bevindingen, zoals dat bij andere instrumenten vaak het geval is. Het biedt ook suggesties en adviezen om het kind verder te helpen.’ Kwalitatief onderzoek Begin 2009 is het Peuter-PDO voor het eerst getest op een kleine groep kinderen. In november 2009 is een kwalitatief onderzoek gestart met honderd peuters. In dit onderzoek staan vragen centraal als: is het PDO peutervriendelijk genoeg, welke onderdelen werken goed, welke niet en waar kunnen we de norm stellen. Zodra het instrument gereed is, begint ook de HCO-training voor intern begeleiders en ambulant begeleiders om het PDO af te kunnen nemen. U kunt natuurlijk ook het HCO benaderen om het PDO af te laten nemen. Het Peuter-PDO sluit aan bij de vroegsignalering, waar diverse partijen in Den Haag zich momenteel mee bezighouden. Wilt u op de hoogte gehouden worden van de ontwikkeling van het Peuter-PDO? Stuurt u dan een e-mail naar teamcoördinator Leerlingzorg, Marianne Slootjes,
[email protected].
13
Naam Jaar Uitgever Beschrijving
Uitgebreide surplustekening voor begeleidingsdiensten Voor jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong 2010 Surplus, het begaafdencentrum van MHR www.surplus-begaafden.nl Surplus hanteert verschillende ‘dieptes’ van signalering: de schets, de tekening (standaard en uitgebreid) en de foto. (zie www.surplus-begaafden.nl) Om ontwikkelingsvoorsprong bij peuters en kleuters te signaleren zijn er inventariserende vragenlijsten voor ouders en leidster/leerkrachten. De antwoorden worden gepresenteerd binnen het surplusmodel. Vanaf zomer 2010 wordt ook de surplustekening voor jonge kinderen in het webbased surplusabonnement ondergebracht. De uitslag wordt gepresenteerd in het ‘Surplus-model’. Scholen kunnen, nadat binnen het abonnement een Surplus-tekening is gemaakt, vragen om een meer gedetaileerd beeld, met nadere analyse van de gegevens en aanbevelingen van een begaafdenspecialist. De school ‘koppelt’ de betreffende casus aan het specialistische (hoog)begaafdenbureau naar keuze en geeft hiermee de opdracht om de uitgebreide tekening te (laten) maken (€ 85,=). Er kan ook worden gekozen voor de surplusfoto. In dat geval wordt er een offerte gemaakt voor bijvoorbeeld onderzoek/observatie. Onderwijsadviesorganisaties kunnen zich aanmelden als surplus-bureau, en krijgen daarmee de beschikking over de ‘achterkant’ van het surplusabonnement bij ‘hun scholen’. Meer informatie over de werkwijze en de kosten bij
[email protected]
Naam Titel Auteur Uitgave
WPPSI-III-NL
Samenvatting
De WPPSI-III-NL is een intelligentietest voor kinderen van 2 jaar en 6 maanden tot en met 7 jaar en 11 maanden (2:6- 7:11). Er is een batterij voor de jongste leeftijdsgroep (2:6-3:11), die bestaat uit 4 kernsubtests (Receptieve Woordenschat, Informatie, Blokpatronen, Figuur Leggen) en 1 aanvullende subtest (Plaatjes Benoemen). Voor de oudere leeftijdsgroep (4:0-7:11) worden 7 kernsubtests afgenomen (Woordenschat, Informatie, Woord Redeneren, Blokpatronen, Matrix Redeneren, Plaatjes Concepten, Substitutie) en kunnen 5 aanvullende subtests (Symbool Zoeken, Begrijpen, Onvolledige Tekeningen, Overeenkomsten, Figuur Leggen) afgenomen worden en 2 optionele subtests (Receptieve Woordenschat en Plaatjes Benoemen). Er kan een Totaal IQ (TIQ) worden vastgesteld, een Performaal IQ (PIQ), een Verbaal IQ (VIQ) en een Algemene Taal Index (ATI) en voor de oudere leeftijdsgroep ook een Verwerkingssnelheid (VS). De WPPSI-III-NL is geschikt voor het gehele Nederlandstalige gebied, waarbij gezamenlijke normen voor de jongste leeftijdsgroep (2:6-3:11 jaar) verzameld zijn en aparte normen voor Nederlandse en Vlaamse oudste kinderen (4:0-7:11). De uiteindelijke steekproef van jongste kinderen bestaat uit 1513 Nederlandse en Vlaamse kinderen. De
Wechsler preschool and primary scale of intelligence Wechsler, David Amsterdam : Pearson, 2009
14
steekproef van de Nederlandse oudere kinderen bestaat uit 825 kinderen. In het tweede kwartaal 2010 zal deze data aangevuld worden met aparte normen voor de Vlaamse kinderen van 4:0-7:11 jaar (N=150). De test wordt individueel afgenomen en geschiedt volgens de pen-enpapiermethode. De duur van afname van de kernsubtests is bij de leeftijdsgroep 2:6-3:11 gemiddeld 30 tot 35 minuten. Afname van de aanvullende subtest duurt gemiddeld tussen de 5 en 7 minuten. Voor de oudere leeftijdsgroep (4:0-7:11) duurt de afname van de 7 kernsubtests gemiddeld 40 tot 50 minuten. Het afnemen van de aanvullende 5 subtests en de optionele 2 subtests gemiddeld 30 tot 40 minuten. De test leidt tot IQ- en indexscores voor het Performaal IQ (PIQ), Verbaal IQ (VIQ), Totaal IQ (TIQ), Algemene Taal Index (ATI) en de Verwerkingssnelheidsquotiënt (VS) (deze laatste is alleen beschikbaar voor de oudste leeftijdsgroep). Vervolgens kunnen de hierbij behorende percentielscores en de bijbehorende betrouwbaarheidsintervallen opgezocht worden. De scores kunnen visueel gemaakt worden in grafieken.
Naam Titel Auteur(s) Uitgave ISBN Samenvatting
Kleuter-SON (R 2½-7) Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest Snijders, J.Th. , Winkel, M., Tellegen, P.J., Wijnberg, Beryl, Laros, J.A. Amsterdam : Boom Test Uitgevers, 1998 9001803423 ,9026515324, 9036710731 De niet-verbale test bestaat uit zes subtests met elk ca. 15 in moeilijkheidsgraad oplopende items. Er zijn drie redeneersubtests: Categorieën, Analogieën en Situaties en drie performale meer ruimtelijke subtests: Mozaïeken, Puzzels en Patronen. Elke subtest bestaat uit een eerste deel waarbij de voorbeelden in de items zijn ingebouwd en een tweede deel waarbij een apart voorbeeld vooraf wordt gegeven. De test sluit aan bij definities van intelligentie als probleem oplossend vermogen en het vermogen te leren, met de nadruk op ‘Fluid Intelligence' en niet zozeer op ‘Crystallized Intelligence' (Cattell, 1971). De nadruk ligt op visueel-motorische, perceptieve vaardigheden en ruimtelijk inzicht en abstract en concreet redeneervermogen. Dit komt overeen met de factoren ‘Fluid Intelligence' en ‘Broad Visual Perception' van Carroll (1993). Er wordt een instapprocedure gehanteerd, gerelateerd aan leeftijd en vaardigheid van het kind, en er zijn afbreekregels. Instructies voor feedback en hulp die tijdens de afname gegeven wordt. Vooraf dient gecontroleerd te worden op (partiële) kleurenblindheid en belangrijke motorische handicaps. De test is geschikt voor diagnostisch onderzoek van jonge kinderen en kan worden gebruikt om veranderingen in cognitieve ontwikkeling te registreren. Bij belangrijke beslissingen verdient het aanbeveling bij jonge kinderen nog een tweede intelligentietest af te nemen. De test kan direct toegepast worden in internationaal en crosscultureel onderzoek.
15
Uitgaven Titel Auteur Uitgave Beschrijving:
Compact & Rijk
Titel Auteur Uitgave Beschrijving:
Klein maar fijn
Titel Uitgave Beschrijving:
Pientere kinderen
Carola Riemens en Liesbeth Maas Vlissingen : Bazalt, 2009 Compact & Rijk bevat 45 kant- en klare activiteiten die een beroep doen op taalvaardigheid, nieuwsgierigheid, logisch denken, concentratievermogen, belangstelling voor cijfers en letters en andere kenmerken van jonge kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Ook wordt volop aandacht besteed aan het herkennen van een ontwikkelingsvoorsprong bij jonge kinderen en aan de rol van de leraar hierbij. In dit boek vindt elke leraar inspiratie om op professionele wijze het onderwijsaanbod af te stemmen op deze doelgroep. Sluit aan bij het 'Observatie en registratiemodel voor KIJK! Groep 1-2'.
Harry Kort, Marijanne Oost, Greetje van Dijk Surplus, het begaafdencentrum van MHR Thematische verrijkingsactiviteiten voor het jonge kind (3-6 jaar) met een ontwikkelingsvoorsprong. Bestaande uit: Algemene handleiding verantwoording, mijn eigen leesboek, letter- en letterpuzzelbladen. Thema-mappen 1. Vogels 4. Winter 2. Dino’s 5. Zomernacht 3. Onder water 6. Wat een weer! Iedere themamap bestaat uit (plaat, CD en opdrachtenmap): o een plaat met voorleesverhaal o een zelf-leren-lezen verhaaltje (CD/opdrachten ) o verwerkingsopdrachten langs de vier 'Klein maar fijn'- lijnen die rekening houden met verschillende belangstellingen (talenten). De vier 'Klein maar fijn'-lijnen zijn: Letterstad (accent op taal en lezen), Cijferrijk (accent op rekenen en wiskunde), Doeland (accent op kijken, doen en bewegen) en Lijsterbos (accent op natuur en muziek). o Katerns Grabbelton, Thuis verder en lezen en luisteren’
CITO http://www.cito.nl/po/piramide/Methode/eind_fr.htm 3 mappen: Pientere kinderen peuters, Pientere kinderen groep 1 en Pientere kinderen groep 2. Met de uitgave Pientere kinderen kunnen leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten jonge kinderen die boven de middelmaat uitsteken op hun eigen niveau uitdagen. Pientere kinderen kunnen hoogbegaafd zijn, maar dat hoeft niet. De uitgave Pientere kinderen is geschikt voor alle peuters en kinderen van groep 1 en 2 die wat sneller leren dan de rest. Pientere kinderen bevat dezelfde thema’s als de Piramideprojectboeken. Pientere kinderen bestaat uit een tiental katernen, die op alle ontwikkelingsgebieden zijn gericht. Extra aandacht wordt besteed aan de cognitieve ontwikkeling, zoals denk- en rekenontwikkeling, wereldoriëntatie en oriëntatie op ruimte en tijd.