BRUNET Instrumentarium voor de analyse van inkomenstrajecten van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders
J.J. Boog drs. L.H.M. Bosch drs. P.J.M. Vroonhof
Zoetermeer, april 1998
ISBN: 90-371-0678-1 Prijs: ƒ 35,Bestelnummer: S9804
EIM is een onderzoeksbureau met 150 professionals. EIM verschaft beleidsgerichte en praktijkgerichte informatie van sociaal-economische aard voor en over alle sectoren van het bedrijfsleven en voor beleidsinstanties. EIM is gevestigd in Zoetermeer. Behalve op Nederland richt EIM zich ook op de Europese economie en op andere continenten. Voor meer informatie over EIM en wat EIM voor u kan betekenen, kunt u contact met ons opnemen. Adres: Italiëlaan 33, Postadres: Postbus 7001, 2701 AA Zoetermeer, Telefoon: 079 341 36 34, Fax: 079 341 50 24, Website: www.eim.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldiging en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden. The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or texts as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
Inhoud
1
Waarvoor is BRUNET geschikt? .................................................................. 4
2
Hoofdlijnen BRUNET ................................................................................... 6
3
Nadere toelichting opzet BRUNET .............................................................. 9
3.1
Enkele begrippen .......................................................................................... 9
3.2
Detaillering naar bedrijfstak, inkomens- en tariefgroepen ..................................11
3.3
Inkomensbestanddelen en deelnamefracties ...................................................12
4
Data en databewerking .............................................................................14
5
Toepassingen............................................................................................17 Bijlage
I
Uitgebreide specificatie van het inkomenstraject .............................................21
II
Volledig overzicht inkomensbestanddelen CBS...............................................21
1
Waarvoor is BRUNET geschikt?
Bepalen inkomensontwikkeling Hoeveel bedraagt thans het besteedbaar inkomen van de zelfstandigen en hoe ontwikkelt zich dit inkomen het komende jaar? Gaan de zelfstandigen er op vooruit of achteruit? Het door EIM ontwikkelde model BRUNET is opgezet om dergelijke vragen te beantwoorden, zowel voor zelfstandigen als voor directeuren-grootaandeelhouders. Met behulp van BRUNET worden regelmatig de inkomensposities van beide groepen geanalyseerd, bijvoorbeeld ten behoeve van de MKB-miljoenennota van de ING. In BRUNET is het gehele brutonettotraject, lopend van de primaire inkomensbronnen winst, arbeid en vermogen tot het besteedbaar inkomen opgenomen. Het is mogelijk dit inkomenstraject te verbijzonderen naar inkomensgroepen (bijvoorbeeld inkomens op of onder het sociaal minimum) en/of bedrijfstakken. Eventueel kan ook een onderscheid worden aangebracht naar leeftijd, geslacht of regio. Naast berekeningen voor het lopende jaar kunnen ook prognoses worden opgesteld. Inkomenseffecten van beleidsmaatregelen Een andere belangrijke toepassing van BRUNET betreft het bepalen van effecten van vervallen, gewijzigde of nieuwe wetgeving. In het kader van de beleidsvoorbereiding is het vaak van belang om op voorhand te weten wat de financiële gevolgen zijn van bepaalde wetsvoorstellen. Belangrijk zijn dan niet alleen de inkomenseffecten voor zelfstandigen of directeurengrootaandeelhouders, maar ook de budgettaire effecten voor de overheid. Er kan een nauwkeurig beeld van de financiële effecten van beleidsmaatregelen worden bepaald op basis van een gedetailleerde confrontatie van het oude en het nieuwe inkomenstraject (per inkomensbestanddeel). Doorgaans gaat de meeste aandacht uit naar het effect op het besteedbaar inkomen of op het belastbaar inkomen. Op dit vlak is BRUNET de afgelopen tien jaren vaak toegepast. De meest recente toepassing is het doorrekenen van de nieuwe belastingplannen voor de 21e eeuw. Verder is BRUNET onder meer toegepast in het kader van de nieuwe arbeidsongeschiktheidsregerling voor zelfstandigen (de WAZ) die per 1 januari 1998 in werking is getreden, bij de premie- en belastingherziening in het kader van de commissie Oort (1990), de verlaging van de vermogensaftrek (1988), de verhoging van het arbeidskostenforfait (1992), een oriëntatie op de ondernemingswinstbelasting (1996), en de aanpassing van de Fiscale Oudedags Reserve (1996). Doel en opzet publicatie Het doel van de voorliggende publicatie is een globaal overzicht te geven van de opzet van het BRUNET-model. Hoe ziet het BRUNET-model er op hoofdlijnen uit? De opzet van het inkomenstraject komt allereerst aan bod (2). Vervolgens wordt aandacht besteed aan een aantal specifieke zaken omtrent de opzet van het model: voor welke personen kan het mo-
4
del informatie opleveren en hoe gedetailleerd kan die informatie worden samengesteld (3). Voor de daarin geïnteresseerde lezer wordt daarna ook kort ingegaan op de data die de basis vormen voor het model en de aanvullende bewerkingen die daarop worden uitgevoerd (4). Deze publicatie wordt afgesloten met een voorbeeld van de mogelijkheden van BRUNET (5).
5
2
Hoofdlijnen BRUNET
Opzet inkomenstraject De hoofdlijnen van BRUNET zijn weergegeven in schema 1. Aan de hand van dat schema wordt een volledig inkomenstraject voor zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders bepaald op basis van een groot aantal inkomensbestanddelen die op het formulier voor de inkomstenbelasting worden onderscheiden. Ten behoeve van schema 1 zijn deze inkomensbestanddelen geclusterd. Een meer gedetailleerde versie van schema 1 is in bijlage 1 opgenomen. schema 1 hoofdpunten inkomenstraject ondernemers categorie van inkomensbestanddelen
input o.b.v. basisdata
output
CBS 1
Winst uit onderneming (voor zelfstandigen)
X
2
Inkomsten uit arbeid*
X
3
Inkomsten uit vermogen
X
4
Primair inkomen (1+2+3)
X
5
Ontvangen overdrachten
X
6
Bruto-inkomen (4+5)
X
7
Verminderingen
X
8
Belastbaar inkomen (6-7)
X
9
Premies volksverzekeringen
X
10
Inkomstenbelasting
X
11
Vermogensbelasting
12
Inkomen na belasting (8-9+10+11)
13
Bijtellingen (7)
X
14
Premies ziektekosten
X
15
Besteedbaar inkomen (12+13-14)
*
X X
X
Hieronder valt 'loon/salaris directeur N.V./B.V. niet verzekerd voor werknemersverzekeringen', meestal het belangrijkste inkomensbestanddeel van dga's.
Primair en bruto-inkomen Het primair inkomen (post 4 van schema 1) bestaat uit de optelsom van de primaire inkomensbronnen winst (1), arbeid (2) en vermogen (3). Door hieraan de ontvangen inkomensoverdrachten (5) toe te voegen, ontstaat het bruto-inkomen (6), dat grofweg overeenkomt met het onzuiver inkomen volgens de Wet IB. Heffingsinkomen Vervolgens wordt voor het bepalen van het heffingsinkomen (8), ook wel belastbaar inkomen genoemd, een aantal aftrekposten toegepast. Deze aftrekposten komen in mindering op het
6
bruto-inkomen en blijven daardoor buiten de premie- en de belastingheffing. Het betreft onder meer een aantal fiscale faciliteiten speciaal voor zelfstandigen: de zelfstandigenaftrek, de vermogensaftrek 1, de FOR (saldo van toevoeging en afname), de investeringsaftrek en de meewerkaftrek. Deze aftrekposten, uitgezonderd de investeringsaftrek, zijn niet van toepassing voor dga's. Wanneer van het heffingsinkomen (8) de heffingsvrije som wordt afgetrokken, ontstaat de heffingssom (belastbare som). Op basis hiervan worden volgens het progressief schijventarief de premies volksverzekeringen (9) en de inkomstenbelasting (10) berekend. Daarbij wordt rekening gehouden met de invorderingsvrijstellingsregeling voor de lagere inkomens. Besteedbaar inkomen Het heffingsinkomen verminderd met de verschuldigde premies volksverzekeringen, inkomsten- en vermogensbelasting (11) vormt het inkomen nà heffing (12). Na bijtelling van de verminderingen en aftrek van de premies ziektekosten (14) ontstaat het besteedbaar inkomen (15). Actualiteit Het laatste kalenderjaar waarvoor fiscale gegevens uit de IB-sfeer beschikbaar zijn, vormt het basisjaar voor de berekeningen. Het basisjaar ligt doorgaans enkele jaren in het verleden. In BRUNET zijn modules opgenomen waarmee gegevens van het basisjaar kunnen worden vertaald naar de huidige situatie. Bij deze vertaalslag wordt gebruikgemaakt van de meest actuele informatie van het CPB en het CBS. Tevens wordt gebruikgemaakt van actuele EIM-ramingen voor de economische ontwikkeling die met behulp van het PRISMA-model worden opgesteld. Uiteraard wordt rekening gehouden met gewijzigde of nieuwe wet- en regelgeving. Deze BRUNET-modules zijn met behulp van enkele aanpassingen ook geschikt voor vooruitberekeningen naar een toekomstige situatie. Dit laatste is met name van belang indien inkomenseffecten van beleidsmaatregelen moeten worden bepaald. Output en toepassingsmogelijkeden BRUNET Aan de hand van het inkomenstraject kan worden aangegeven hoe de output van BRUNET tot stand komt: •
wat is direct afgeleid uit CBS-cijfers (de nummers 1 t/m 8, 11, 13 en 14 van schema 1);
•
wat is een uitkomst van het rekenschema binnen BRUNET (de nummers 9, 10, 12 en 15).
In wezen kan het volledige inkomenstraject van zelfstandigen en dga's, onderscheiden naar bedrijfstak en inkomensgroep, beschouwd worden als BRUNET-output. De uitkomsten zijn gebaseerd op de van kracht zijnde wet- en regelgeving. Van de uitkomsten trekken door-
1
Afgeschaft per 1-1-1998.
7
gaans de ontwikkeling van belasting- en premiedruk en die van het besteedbaar inkomen de meeste aandacht. Voor bepaalde regelingen (bijvoorbeeld faciliteiten zoals de zelfstandigen- en de investeringsaftrek) kan het interessant zijn na te gaan wat de effecten daarvan zijn op de inkomens en wat de effecten zouden zijn van eventuele veranderingen in de regelingen. BRUNET biedt die mogelijkheden. Deze effecten kunnen worden bepaald doordat BRUNET voor ieder inkomensbestanddeel berekent: •
het gemiddelde bedrag per individu per inkomensgroep;
•
het aantal deelnemers aan een regeling of het aantal personen voor wie het desbetreffende inkomensbestanddeel van toepassing is.
Op grond van deze specifieke informatie is het mogelijk de budgettaire effecten van wijzigingen in de regelingen voor de gebruikers zichtbaar te maken, en deze effecten te herleiden op het niveau van de inkomenseenheid.
8
3
Nadere toelichting opzet BRUNET
3.1
Enkele begrippen
Verschillende definities zelfstandigen Er zijn momenteel verschillende definities van het begrip zelfstandigen in omloop. De keuze van één bepaalde definitie is van invloed op de modeluitkomsten. Een algemene, fiscale beschrijving is de volgende. Een persoon is een zelfstandige als deze aan de volgende criteria voldoet: er is sprake van het voor eigen rekening voeren van een onderneming of voor eigen rek ening een onderneming laten voeren door anderen. Van een onderneming is sprake indien er gewerkt wordt met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid met het oogmerk winst te behalen. Bij het bepalen of er sprake is van winst of inkomsten uit arbeid moet worden gelet op het aantal klanten en opdrachtgevers, de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, en het lopen van risico's. Bij het verrekenen van verlies wordt verder als extra voorwaarde gesteld dat het maken van winst redelijkerwijs kon worden verwacht. Het probleem is dat direct inzicht in deze criteria moeilijk te verkrijgen is. Dit betekent dat wij een definitie moeten kiezen die zo dicht mogelijk ligt bij de gestelde criteria. Er zijn op dit moment drie (praktische) definities van het begrip zelfstandige in omloop: 1. De zwaartepuntdefinitie. Volgens de zwaartepuntdefinitie is een persoon zelfstandige als 'winst uit onderneming' het inkomenscluster is dat de grootste (positieve) omvang heeft. Tot het statistiekjaar 1990 werden de Inkomensstatistieken van het CBS gebaseerd op deze definitie. 2. De winstdefinitie. Volgens de winstdefinitie is een persoon zelfstandige als de 'winst uit onderneming' niet nul is (positief of negatief dus). Deze definitie hanteert het CBS sinds het statistiekjaar 1990. 3. De zelfstandigenaftrekdefinitie. Volgens de zelfstandigenaftrekdefinitie (ZAD) is een persoon zelfstandige als hij/zij zelfstandigenaftrek opvoert op zijn/haar inkomstenbelastingformulier. Zelfstandigenaftrek mag worden opgevoerd op het IB-formulier als aan de volgende voorwaarden is voldaan: •
leeftijd tussen 17 en 65 jaar;
•
ten minste 1.225 uur per jaar werkzaam in de eigen onderneming1, of ten minste 825 uur in combinatie met een meewerkende echtgenoot die ten minste 525 uur per jaar werkt2.
1
Dit komt neer op ongeveer drie werkdagen van acht uur per week. Bij bepaling of voldaan wordt aan dit criterium, let de Belastingdienst onder meer op de hoogte van het inkomen uit arbeid (in loondienst).
2
Per 1-1-1998 is deze voorwaarde aangepast in die zin dat het drijven van een onderneming meer dan de helft van de totaal gewerkte tijd moet beslaan.
9
Dit criterium wordt soms gebruikt door het Ministerie van Financiën om gemakkelijk te kunnen toetsen of personen al dan niet als zelfstandige kunnen worden beschouwd1. Keuze zelfstandigenaftrekdefinitie EIM heeft lange tijd de zwaartepuntdefinitie gebruikt, maar is na de recente actualisatie overgestapt op de zelfstandigenaftrekdefinitie. Het model is echter flexibel ingericht en biedt de mogelijkheid om beide andere definities te hanteren wanneer dat voor het doorrekenen van bepaalde beleidsmaatregelen wenselijk is. Het gebruik van elk van de drie definities voor BRUNET kent voor- en nadelen. Bij de keuze van de zelfstandigenaftrekdefinitie hebben de volgende nadelen van de twee andere definities een belangrijke rol gespeeld: •
Binnen de zwaartepuntdefinitie worden personen met een negatieve 'winst uit onderneming' alleen tot de zelfstandigen gerekend als geen enkel ander inkomenscluster een grotere (c.q. positieve) omvang heeft. Indien een persoon een kleine (bij)baan als werknemer heeft van vier uur per week, dan wordt deze persoon op basis van zijn loon tot de categorie werknemers gerekend wanneer deze persoon vrijwel de gehele week met zijn/haar bedrijf bezig is en toch verlies maakt. Dit heeft tot gevolg dat volgens deze definitie het aantal zelfstandigen met verlies veelal wordt onderschat
•
Binnen de winstdefinitie kunnen 'marginale' zelfstandigen voor een vervuiling van de data zorgen. Dit zijn met name personen met werk in loondienst of een uitkering, die weinig tijd besteden aan het uitoefenen van een eigen bedrijf.
Soms worden ook freelancers tot de zelfstandigen gerekend. In BRUNET is dat niet het geval. Dat komt overeen met de keuze voor de zelfstandigenaftrekdefinitie: freelancers hebben geen recht op zelfstandigenaftrek. Definitie directeur-grootaandeelhouder Een directeur-grootaandeelhouder (dga) verkeert uit economisch oogpunt bezien in een vergelijkbare positie als een zelfstandige. Voor een dga geldt echter dat er een formele scheiding is aangebracht tussen het privé-vermogen van de ondernemer en het ondernemingsvermogen van de B.V. of N.V. waarvan de ondernemer directeur is. Het begrip dga wordt als volgt gedefinieerd: een dga is een persoon voor wie 'loon/salaris directeur N.V./B.V. niet verzekerd voor werknemersverzekeringen' het voornaamste inkomensbestanddeel is. Dga's zullen meestal geen inkomen genieten uit winst uit onderneming. Op dat punt bestaat een duidelijk verschil met zelfstandigen. Andere verschillen zijn dat dga's, vaker dan zelfstandigen, dividend en winst uit aanmerkelijk belang als inkomsten hebben. In dit rapport wordt alleen specifiek aandacht geschonken aan de dga's wanneer sprake is van een (duidelijk) verschil met zelfstandigen.
1
10
Bij voorbeeld bij de zogenoemde 'Willie Wortelregeling' voor zelfstandigen in het kader van speur- en ontwikkelingswerk.
3.2
Detaillering naar bedrijfstak, inkomens- en tariefgroepen
Bedrijfstakken De zelfstandigen worden in BRUNET onderverdeeld naar de bedrijfstak waarin zij werkzaam zijn. Deze onderverdeling wordt gemaakt omdat er grote verschillen kunnen bestaan tussen bedrijfstakken. Dat geldt niet alleen voor de hoogte van de winst, maar bijvoorbeeld ook voor de gevolgen van beleidsmaatregelen. De volgende bedrijfstakken worden onderscheiden1: •
delfstoffenwinning en industrie (10 t/m 37)
•
bouw (45)
•
autohandel en -reparatie (50)
•
groothandel (51)
•
detailhandel (52)
•
horeca (55)
•
vervoer (60 t/m/ 64)
•
zakelijke dienstverlening (65 t/m/ 74)
•
overige particuliere dienstverlening (92, 93).
Zelfstandigen en dga's zijn werkzaam in het particuliere bedrijfsleven, in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf (MKB). In veel gevallen worden berekeningen uitgevoerd voor alle zelfstandigen in het MKB tezamen. Naast de bedrijfstakken in het MKB worden de volgende bedrijfstakken onderscheiden: •
landbouw en visserij (01 t/m/ 05)
•
niet-particuliere dienstverlening (40, 41, 75, 80, 85, 90, 91, 95, 99).
Het indelen van sommige zelfstandigen in een bedrijfstak vormt soms een probleem: niet in alle gevallen kan uit de IB-fomulieren worden afgeleid in welke bedrijfstak een zelfstandige actief is. Waarschijnlijk is het merendeel van deze groep echter werkzaam in het MKB. De groep 'bedrijfstak onbekend' wordt in het model behandeld als een aparte bedrijfstak. De detaillering naar bedrijfstak levert soms problemen op bij het verkrijgen van data vanwege geheimhoudingsverplichting. Er zijn echter altijd totaalcijfers beschikbaar voor alle zelfstandigen tezamen en voor alle zelfstandigen in het MKB (beide eventueel inclusief 'bedrijfstak onbekend'). Inkomensgroep De berekeningen met BRUNET zijn gebaseerd op informatie over zogeheten 1%inkomensgroepen (percentielen). De verdeling naar percentielen gebeurt op basis van de hoogte van het 'bruto-inkomen'. In een aantal gevallen is informatie echter niet beschikbaar voor 1%-inkomensgroepen en moet worden omgezien naar een andere kwantielenverdeling,
1
Tussen haakjes staat de betreffende bedrijfssectorcode volgens de standaardbedrijfsindeling 1993 van het CBS vermeld.
11
bijvoorbeeld vintielen of decielen. BRUNET beschikt over mogelijkheden om dergelijke informatie om te zetten en te herleiden tot het percentielniveau. Per 1%-inkomensgroep levert BRUNET gegevens over een groot aantal inkomensbestanddelen (zie 3.3). De output wordt meestal verbijzonderd naar decielenniveau. Een andere indeling is desgewenst mogelijk. Daardoor kan BRUNET voor een groot aantal inkomensgroepen uitkomsten opleveren. Naar tariefgroepen Binnen BRUNET wordt onder meer berekend hoeveel inkomstenbelasting betaald moet worden. De fiscale behandeling van verschillende leefvormen maakt het daarom noodzakelijk onderscheid te maken naar tariefgroep. Er wordt gewerkt met een onderscheid tussen zelfstandigen met een enkele en zelfstandigen met een dubbele belastingvrije som1. De verdeling in tariefgroepen vindt plaats nadat de verdeling in inkomensgroepen en bedrijfstakken heeft plaatsgevonden.
3.3
Inkomensbestanddelen en deelnamefracties
Inkomensbestanddelen Het CBS onderscheidt 180 inkomensbestanddelen, waarvan in bijlage 1 een volledig overzicht is opgenomen. Uiteraard worden niet alle 180 bestanddelen door elke zelfstandige op het IB-formulier opgevoerd. Per inkomensbestanddeel wordt in BRUNET gerekend met het aantal personen voor wie het desbetreffende inkomensbestanddeel van toepassing is. Daardoor kan ook rekening worden gehouden met het daadwerkelijk gebruik van de onderscheiden wettelijke regelingen en fiscale faciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek en de investeringsaftrek 2. Deelnamefracties Afhankelijk van de doelgroep en de inkomenshoogte kan de deelname aan bepaalde regelingen verschillen. Er kunnen daarbij duidelijke verschillen optreden tussen de verschillende inkomensgroepen en/of de onderscheiden bedrijfstakken. De zogenoemde deelnamefracties worden vastgesteld door bij de percentielen van de inkomens het bijbehorende aantal deelnemers aan een bepaalde regeling te berekenen.
1
Betreft de situatie t/m 1997. Sinds 1-1-1998 is de situatie veranderd door de introductie van een nietoverdraagbaar deel in tariefgroep 1.
2
BRUNET biedt ook mogelijkheden voor het doorrekenen van bepaalde beleidsmaatregelen waarbij wordt verondersteld dat sommige regelingen of inkomensbestanddelen voor iedereen van toepassing zijn.
12
4
Data en databewerking
Databron De voornaamste databron van BRUNET is de Inkomensstatistiek van het CBS. Deze CBSstatistiek is gebaseerd op het InkomensPanelOnderzoek (IPO). De IPO-cijfers zijn oorspronkelijk afkomstig van de inkomstenbelastingformulieren en de daarbij horende bijlagen van zelfstandigen. Het CBS werkt daarvoor samen met de Belastingdienst. Ten behoeve van het IPO is een aselecte steekproef van personen getrokken. De totale steekproef vanuit alle natuurlijke personen omvat ongeveer 220.000 personen verdeeld over 75.000 huishoudens (kernpersonen). De informatie over het inkomen is verzameld van iedereen die deel uitmaakt van het huishouden van één van deze kernpersonen. Ongeveer 5 procent van de kernpersonen betreft zelfstandigen. Uiteindelijk komen de gegevens na 2,5 jaar vrij in de vorm van de Inkomensstatistiek. Beschikbare informatie In de door het CBS aangeleverde informatie wordt onderscheid gemaakt naar bedrijfstak, sociaal-economische categorie (zelfstandigen en dga's), tariefgroepen en inkomenskwantielen. Aan de hand van deze variabelen is het databestand op te splitsen in een groot aantal categorieën. Per categorie zijn in principe steeds bekend de gemiddelde omvang van het inkomensbestanddeel en het aantal zelfstandigen of dga's die dit bestanddeel op het IBformulier opvoeren. Door de gedetailleerde opzet van BRUNET kan het CBS echter niet altijd de gewenste data leveren; vanwege geheimhoudingsverplichtingen wordt alleen informatie verstrekt wanneer informatie over cellen op voldoende steekproefwaarnemingen kan worden gebaseerd. De detaillering die aan te brengen is, verschilt per inkomensbestanddeel. Met deze geheimhoudingsverplichting wordt ook rekening gehouden bij de keuze van de inkomenskwantielen. BRUNET rekent met percentielen, dus daar wordt in eerste instantie de gegevensaanvraag op afgestemd. Wanneer percentielen echter niet haalbaar zijn, wordt gezocht naar een alternatieve kwantielenverdeling: 5%-inkomensgroepen (vintielen), 10%inkomensgroepen (decielen) of 20%-inkomensgroepen (cinquilen). Voor een aantal inkomensbestanddelen wordt geen kwantielenverdeling verstrekt en zijn alleen totaalcijfers haalbaar. Twee stappen Uitgaande van de verstrekte informatie worden de ontbrekende gegevens zo goed mogelijk ingeschat. Deze inschatting vindt in twee stappen plaats: 1. het bijschatten van ontbrekende kwantielen 2. het bijschatten van ontbrekende percentielen.
13
Bijschatten van ontbrekende kwantielen Voor de ontbrekende kwantielen kan in de praktijk vaak een vrij nauwkeurige inschatting worden gegeven omdat allerlei randtotalen bekend zijn, bijvoorbeeld het totale aantal personen met een bepaald inkomensbestanddeel alsmede de gemiddelde omvang van het inkomensbestanddeel. Voor het bijschatten worden verschillende methoden gebruikt. Voor welke methode wordt gekozen, hangt af van het soort inkomensbestanddeel en de mate waarin de cellen niet gevuld zijn. De volgende methoden worden gebruikt: 1. lineaire interpolatie bij het ontbreken van één of enkele tussenliggende cellen; 2. regressie bij het ontbreken van een groter aantal cellen, met name wanneer het inkomensbestanddeel samenhang vertoont met de 'winst uit onderneming' of een ander veel opgevoerd inkomensbestanddeel; 3. adoptie van 'naastliggende' verdelingen; dit is ook een mogelijkheid bij het ontbreken van een groter aantal cellen. Dit kan op twee manieren plaatsvinden: − de verdeling over de inkomensgroepen is vergelijkbaar met die van een ander inkomensbestanddeel. Als van dit bestanddeel de verdeling wel bekend is, kan deze worden overgenomen; − de verdeling over de inkomensgroepen is wel bekend voor een andere groep zelfstandigen, bijvoorbeeld het totale MKB of een andere bedrijfstak. Deze verdeling wordt overgenomen. Bijschatten ontbrekende percentielen Binnen BRUNET is een module opgenomen die de diverse kwantielverdelingen kan omzetten naar ramingen op het percentielniveau. Deze module heeft het karakter van een verdelingsprocedure waarbij de (totaal)gegevens voor ieder kwantiel worden uitgesplitst naar de 1%-inkomensgroepen. De omzetting vindt bijvoorbeeld plaats door gebruik te maken van de percentielverdeling van andere, vergelijkbare inkomensbestanddelen of van de wel bekende percentielverdeling van hetzelfde inkomensbestanddeel in een andere bedrijfstak. Resultaat databewerking De zelfstandigen en dga's zijn onderverdeeld naar bedrijfstak. Per bedrijfstak zijn op basis van het 'bruto-inkomen' 1%-inkomensgroepen (percentielen) gemaakt voor alle (relevante) inkomensbestanddelen. Voor deze 1%-inkomensgroepen bestaat een onderververdeling naar tariefgroepen (enkele of dubbele belastingvrije som). Verder zijn bekend het aantal steekproefwaarnemingen, de omvang van het inkomensbestanddeel en de deelnamefractie. Ten behoeve van de bepaling van het bruto-nettotraject dient dan nog een aantal berekeningen plaats te vinden. Op basis van de heffingssom worden de berekeningen voor de verschuldigde premies volksverzekeringen en de verschuldigde inkomstenbelasting uitgevoerd. Voor de bepaling van de omvang van de belastingvrije som is daarbij gebruikgemaakt van de verdeling van de zelfstandigen per bedrijfstak en inkomensklasse over de tariefgroepen. Tot
14
slot wordt het besteedbaar inkomen uitgerekend. Het bruto-nettotraject is na deze stap gereed. Extrapolatie De voorgaande activiteiten hebben betrekking op het zogenoemde basisjaar. Voor het bepalen van actuele gegevens of prognoses zijn vooruitberekeningen nodig. De uitkomsten van de berekeningen voor het basisjaar dienen daarvoor als uitgangspunt. Verder wordt rekening gehouden met regelgeving die in de tussenliggende periode van kracht is geworden of is gewijzigd. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de deelnamefracties en de gemiddelde bedragen per deelnemer. Er is een onderscheid tussen exogeen en endogeen bepaalde vooruitberekeningen voor inkomensbestanddelen. Exogene bepaling wil zeggen dat de mutatie van een inkomensbestanddeel over de jaren buiten het model bepaald wordt. Er worden twee inkomensbestanddelen exogeen bepaald: 'winst uit onderneming' en 'ínvesteringsaftrek'. Deze laatste wordt bepaald aan de hand van het geraamde investeringsverloop (op basis van een ander model berekend). Endogene bepaling houdt in dat de mutatie van het inkomensbestanddeel binnen het model tot stand komt. Daarvoor worden verschillende indexcijfers gebruikt die worden afgeleid uit lopende CBS-statistieken. De endogene mutatie wordt uiteraard mede bepaald door de beide exogeen bepaalde inkomensbestanddeelmutaties.
15
5
Toepassingen
Actuele ontwikkelingen EIM volgt met BRUNET de inkomensontwikkeling van zelfstandigen en stelt ook prognoses op. In schema 2 is een overzicht opgenomen van de gemiddelde inkomensontwikkeling van zelfstandigen in de periode 1996-1998. De ramingen voor 1997 en 1998 zijn in de loop van 1997 opgesteld. Het bovenste deel van het schema is gericht op de bepaling van het besteedbaar inkomen, het onderste deel op de belastbare som. Naar verwachting zal voor zelfstandigen het gemiddelde besteedbaar inkomen in 1998 ƒ 47.450,- bedragen, hetgeen neerkomt op een sterke groei van 5,5%. De gemiddelde belastbare som ligt in 1998 op ƒ 38.060,-.
16
schema 2 gemiddelde inkomensontwikkeling van zelfstandigen in het MKB in de periode 1996-1998 gemiddelde per zelfstandige in guldens rekenschema
1996
besteedbaar inkomen winst uit onderneming
mut. in % 1997
mut. in %
1998
61.650
3,25
63.670
5,50
67.150
inkomsten uit arbeid (incl. arb.kostenforfait)
2.510
3,75
2.600
4,50
2.720
andere inkomsten (incl. huurwaardeforfait)
610
11,00
680
2,25
690
64.770
3,50
66.960
5,50
70.560
ontvangen overdrachten
3.150
2,25
3.220
2,00
3.290
•
uitkering sociale verzekering
2.310
2,75
2.370
2,50
2.430
•
overdrachten van overheid
300
-1,25
290
-1,25
290
•
overige overdrachten
550
2,50
560
2,25
570
bruto totaalinkomen (A)
67.920
3,25
70.180
5,25
73.850
inkomensheffing
gevormd inkomen
17.310
3,25
17.870
-4,00
17.170
•
premies volksverzekeringen
7.610
6,25
8.080
-17,25
6.700
•
inkomstenbelasting
9.700
1,00
9.790
7,00
10.470
240
2,00
240
-10,25
220
1.120
7,00
1.200
2,25
1.230
-310
15,00
-350
18,75
vermogensbelasting correctie huurwaardeforfait (-) correctie arbeidskostenforfait (+) premie WAZ aftrekbare ziektekosten
-420 2.030
200
6,75
210
2,50
210
5.932
2,50
6.080
-2,00
5.960
totaal lasten (B)
24.500
3,00
25.250
4,50
26.400
besteedbaar inkomen (A-B)
43.420
3,50
44.930
5,50
47.450
ziektekosten
consumentenprijsindex
2,25
2,25
reëel besteedbaar inkomen
1,25
3,25
belastbaar inkomen bruto totaalinkomen
67.920
3,25
70.180
5,25
73.850
vermindering wegens •
kinderbijslag
1.080
2,75
1.110
2,75
1.140
•
zelfstandigenaftrek
6.580
5,25
6.920
1,50
7.030
•
vermogensaftrek
650
3,25
670
5,50
710
•
toevoeging FOR
3.610
2,75
3.710
4,50
3.880
•
overige aftrek
4.680
1,25
4.740
2,25
4.850
•
investeringsaftrek
2.430
8,00
2.620
6,50
2.790
•
meewerkaftrek
780
3,00
810
5,50
850
•
aftrekbare ziektekosten
200
6,75
210
2,50
210
•
wir -premies
20
-50,00
10
-100,00
•
premie WAZ
0 2.030
vermindering totaal
20.020
3,75
20.790
13,00
23.490
belastbaar inkomen
47.900
3,00
belastingvrije som
10.000
1,50
49.390
2,00
50.360
10.140
21,25
belastbare som
37.900
3,50
12.300
39.250
-3,00
38.060
17
Beleidsvarianten BRUNET is ook geschikt om de inkomenseffecten van wetswijzigingen, met name op het fiscale terrein en het socialezekerheidsterrein, gedetailleerd te bepalen. Ter illustratie zijn vier varianten doorgerekend; 1. variant 1: verhoging zelfstandigenaftrek met 10% 2. variant 2: wijziging grenzen zelfstandigenaftrek 3. variant 3: verlenging tariefschijven 4. variant 4: verlaging belastingtarief eerste schijf en verkorting belastingschijven. In schema 3 zijn de resultaten daarvan weergeven. schema 3 effecten van enkele beleidsvarianten (uitgedrukt in % mutaties ten opzichte van het basisniveau 1997) variant 1
variant 2
variant 3
variant 4
bruto totaalinkomen
0,0
0,0
0,0
0,0
basisaftrek overige aftrek
0,0
0,0
0,0
0,0
3,8
-0,8
0,0
0,0
10,0
-2,1
0,0
0,0
belastbaar inkomen
-2,3
0,5
0,0
0,0
inkomensheffing (bel.+prem.)
-2,0
0,6
-3,1
0,2
0,7
-0,2
1,1
-0,1
w.v. zelfstandigenaftrek
besteedbaar inkomen
Variant 1: verhoging zelfstandigenaftrek met 10% Deze verhoging heeft tot gevolg dat het gemiddeld belastbaar inkomen 2,3% daalt. De gemiddelde inkomensheffing neemt daardoor af met 2,0%. Het gemiddelde besteedbaar inkomen neemt dientengevolge toe met 0,7%, een toename van bijna ƒ 300,-. De voordelen binnen deze variant zijn het grootst voor zelfstandigen met een winst die om en nabij het gemiddeld winstniveau ligt. Zelfstandigen met een lage winst ondervinden weinig of geen voordeel van deze maatregel. Variant 2: wijziging grenzen zelfstandigenaftrek De grenzen binnen de zelfstandigenaftrek zijn gewijzigd in ƒ 75.000, ƒ 85.000, ƒ 95.000 en ƒ 105.0001. Als gevolg daarvan neemt de gemiddelde zelfstandigenaftrek af met 2,1%. Het gemiddelde belastbaar inkomen en de gemiddelde inkomensheffing nemen daardoor toe met respectievelijk 0,5 en 0,6%. Het gemiddelde besteedbaar inkomen neemt af met bijna ƒ 100,-, een afname met 0,2%. Voor zelfstandigen met een winst onder ƒ 75.000 of boven ƒ 105.000 heeft deze maatregel uiteraard geen effect. Het effect is het grootst voor zelfstandigen met een winst tussen ƒ 85.000,- en ƒ 90.890,-; het besteedbaar inkomen neemt in deze groep af met ongeveer ƒ 1
18
In de werkelijke situatie in 1997 bedroegen deze grenzen ƒ 90.890, ƒ 94740, ƒ 98.590 en ƒ 102.440.
900. Voor een kleine groep zelfstandigen, winst tussen ƒ 102.440 en ƒ 105.000, is deze maatregel positief: hun besteedbaar inkomen neemt gemiddeld met ongeveer ƒ 500,- toe. Variant 3, verlenging tariefschijven In deze variant is de eerste belastingschijf verlengd van ƒ 45.960 naar ƒ 60.000, en de tweede belastingschijf van ƒ 97.422 naar ƒ 120.000. De inkomensheffing neemt daardoor gemiddeld ƒ 400 af, waarmee uiteraard het gemiddeld besteedbaar inkomen met hetzelfde bedrag toeneemt, een relatieve toename van 1,1%. Het voordeel dat zelfstandigen ondervinden van deze maatregel neemt toe met het inkomen. Het grootste voordeel behalen zelfstandigen met een belastbaar inkomen van ƒ 120.000 of hoger, hetgeen overeenkomt met een winstniveau van ƒ 170.000 of meer. Variant 4, verlaging belastingtarief eerste schijf en verkorting belastingschijven In deze vierde variant is verlaging van het tarief van belasting en premies in de eerste schijf van 37,3% naar 35% gecombineerd met de verkorting van de belastingschijven. De eerste schijf wordt ƒ 35.000 (was ƒ 45.960) en de tweede schijf wordt ƒ 85.000 (was ƒ 97.422). Het gevolg van deze maatregelen is een geringe afname van het besteedbaar inkomen, en wel 0,1%. Hoewel het gemiddelde effect van deze maatregel dus uiterst gering is, zijn er wel duidelijke verschillen tussen zelfstandigen met verschillende winstniveaus. Zelfstandigen met zeer lage winsten ondervinden nauwelijks gevolgen van deze maatregelen. Naarmate de winst toeneemt, ontstaat een positief inkomenseffect, maximaal ongeveer ƒ 700 bij een winst van ƒ 55.000. Bij verder toenemende winst neemt het inkomenseffect af, tot bij een winst van ƒ 170.000 een negatief inkomenseffect bestaat van ƒ 1.300.
19
Bijlage I
20
Uitgebreide specificatie van het inkomenstraject
schema I-1 volledig inkomenstraject ondernemers omschrijving 1 2 2.1 2.1.1 2.2 2.3 2.4 3 3.1 3.1.1. 3.1.2. 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 4 5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 6 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.4.1. 7.4.2 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13 7.14 7.15 7.16 8 9 10 11 12 13 14 15
Winst uit onderneming Inkomsten uit arbeid Looninkomsten (+) loon/salaris directeur n.v./b.v. niet verzekerd voor werknemersverzekeringen (+) Privé-auto werkgever (+) Overige inkomsten niet uit dienstbetrekking (+) Verwervingskosten (-) Inkomsten uit vermogen Inkoms ten eigen woning Huurwaardeforfait (+) Kosten eigen woning (-) Inkomsten goederen anders dan eigen woning (+) Rente-inkomsten (+) Inkomsten uit effecten (+) Rente-inkomsten kinderen (+) Inkomsten uit onderverhuur (+) Overige inkomsten (+) Primair inkomen (1+2+3) Ontvangen overdrachten Uitkering sociale verzekering Uitkering ZW/WW Uitkering AWW/WAO Kinderbijslag Uitkering AOW/AWW Overdrachten van overheid Uitkering IOAW/IOAZ/ABW/RWW/BZ Huursubsidie, rijksbijdrage eigen woning en overdrachten onderwijs WIR-premies Overige ontvangen overdrachten Bruto-inkomen (4+5) Verminderingen Zelfstandigenaftrek Meewerkaftrek Vermogensaftrek FOR Toevoeging FOR Afname FOR Investeringsaftrek Buitengewone lasten WIR-premies (beperkte na-ijleffecten) Kinderbijslag Rente van schulden Rentevrijstelling Rentevrijstelling kinderen Dividendvrijstelling Aftrekbare giften Onverrekende verliezen Premies lijfrente Premies ziekte/ongeval Belastbaar inkomen (6-7) Premies volksverzekeringen Inkomstenbelasting Vermogensbelasting Inkomen na belasting (8-9+10+11) Bijtellingen (7) Premies ziektekosten (-) Besteedbaar inkomen (12+13-14)
21
Bijlage II: Volledig overzicht inkomensbestanddelen CBS
22
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 BDNR.
omschrijving
1
Winst voor vermogensaftrek en investeringsaftrek
2
Winst na vermogensaftrek en investeringsaftrek
3
Meewerkaftrek
4
Vermogensaftrek
5
Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling
6
Bruto-inkomsten uit arbeid
7
Inkomsten uit arbeid (Bruto soc. verz.)
8
Loon (excl. werkg. ZFW, incl. werkn. pr.werkn. verz.:fisc.loon)
9
Loon (incl. werkg. ZFW, excl. werkn. pr.werkn. verz.:fisc.loon)
10
Loon (excl. werkg. ZFW, incl. werkn. pr.werkn. verz.:brutoloon sv)
11
Loon/salaris ambtenaren
12
Loon trendvolgers (Bruto)
13
Loon trendvolgers (Fiscaal)
14
Loon trendvolgers (Bruto soc. verz.)
15
Loon directeuren NV/BV verzekerd v. werkn. verz. (Bruto)
16
Loon directeuren NV/BV verzekerd v. werkn. verz. (Fiscaal)
17
Loon directeuren NV/BV verzekerd v. werkn. verz. (Bruto soc. verz.)
18
Loon directeuren NV/BV niet verzekerd v. werkn. verz. (Fiscaal)
19
Buitenlands loon
20
Loon politieke ambtsdragers
21
Overig loon waarop geen inhoudingen hebben plaatsgevonden
22
Loon overige werknemers (Bruto)
23
Loon overige werknemers (Fiscaal)
24
Loon overige werknemers (Bruto soc. verz.)
25
Privé-gebruik auto werkgever
26
Overige inkomsten uit arbeid
27
Verwervingskosten forfaitair (tegenw. arbeid AVKF2200-AFTH9890)
28
Saldo fiscale posten kosten van verwerving
29
Netto kosten van reizen
30
Reiskosten
31
Vergoeding reiskosten
32
Kosten volgens 5%-regeling/kosten ƒ 554 regeling
33
Saldo werkelijke kosten
34
Verwervingskosten (5% reg./werk.k.), net. reisk. Uitsl. als R217 voorkomt
35
Sociale lasten (werkgeversbijdragen looninkomen)
36
Premie ZFW (GI)
37
Premie ZW en WW (GI)
38
Premie ZW (GI)
23
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 (vervolg) BDNR.
omschrijving
39
Premie WW (GI)
40
Sociale lasten (werknemerspremies looninkomen)
41
Premie ZW (GI)
42
Premie WAO (GI)
43
Premie WW (GI)
44
Inkomsten uit vermogen
45
Inkomsten uit eigen woning
46
Fiscaal huurwaardeforfait
47
Economisch huurwaardeforfait
48
Kosten eigen woning
49
Rente van schulden (incl. kosten geldleningen)
50
Onderhoudskosten monumentenwoning
51
Periodieke betalingen voor erfpacht en opstal
52
Inkomsten ander onroerend goed dan eigen woning
53
Rente (ex. oblig., incl. rente kap. uitk. lev. verz., incl. rente onb.)
54
Rente kapitaaluitkeringen levensverzekering
55
Inkomsten uit effecten
56
Inkomsten uit obligaties
57
Dividend en dergelijke
58
Rente van schulden
59
Rente van spaartegoeden minderjarige kinderen
60
Inkomsten uit onderverhuur en verhuur roerende goederen
61
Inkomsten uit onderverhuur
62
Inkomsten uit verhuur roerende goederen
63
Kosten m.b.t. onderverhuur en verhuur roerende goederen
64
Overige inkomsten (incl. overige per. uitk.)
65
Bestanddeel onbekend
66
Gedeelte van de bestanddelen onbekend
67
Rest bestanddeel 'loon e.d.' (loon of uitkering)
69
Primair inkomen (incl. werkn. pr., incl. werkg. premies) (GII)
70
Gevormd inkomen (incl. werkn. pr., excl. werkg. pr. niet zfwwg) (GI)
71
Gevormd inkomen (incl. werkg. bijdr. ZFW, excl. werkn. verz. fisc. ink.)
72
Primair inkomen (incl. werkn. pr., incl. werkg. premies (gecoördineerd)
73
Ontvangen Overdrachten (fiscaal)
74
Overdrachten rechtstreeks van de overheid
75
Ongebonden uitkeringen
76
Uitkering IOAW en IOAZ (fiscaal)
77
Uitkering ABW (fiscaal)
24
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 (vervolg) BDNR.
omschrijving
78
Uitkering RWW (fiscaal)
79
Uitkering Bijstandsbesluit Zelfstandigen (fiscaal)
80
Gebonden uitkeringen
81
Overdrachten i.v.m. kosten onderwijs
82
Tegemoetkoming studiekosten
83
Studietoelage beurs
84
Individuele huursubsidie
85
Rijksbijdrage eigen woningbezit
86
Uitkering WIR
87
Overdrachten sociale verzekeringen (Bruto)
88
Overdrachten sociale verzekeringen (Fiscaal)
89
Overdrachten sociale verzekeringen (Bruto soc. verz.)
90
Uitkeringen ZW (Bruto)
91
Uitkeringen ZW (Fiscaal)
92
Uitkeringen ZW (Bruto soc. verz.)
93
Uitkeringen AAW/WAO (Bruto)
94
Uitkeringen AAW/WAO (Fiscaal)
95
Uitkeringen AAW/WAO (Bruto soc. verz.)
96
Uitkeringen WW/vervolguitkeringen WW (Bruto)
97
Uitkeringen WW/vervolguitkeringen WW (Fiscaal)
98
Uitkeringen WW/vervolguitkeringen WW (Bruto soc. verz.)
99
Wachtgeld (fiscaal)
100
Uitkeringen AOW/AWW (Fiscaal)
102
Uitkering AKW
103
Pensioenen, lijfrenten e.a. periodieke uitkeringen
104
Pensioenen, lijfrenten
105
Periodieke uitkeringen ziekte e.d.
106
Termijnen lijfrente e.a. periodieke uitkeringen
107
Aftrekbare kosten periodieke uitkeringen
108
Sociale lasten ('werkgeversbijdragen')
109
Premie ZW (niet GI)
110
Premie WW (niet GI)
111
Sociale lasten (werknemerspremies niet-looninkomen)
112
Premie ZW (niet GI)
113
Premie WAO (niet GI)
114
Premie WW (niet GI)
115
Alimentatie van (ex-)echtgeno(o)t(e)
116
Bruto-inkomen (incl. werkn.pr., excl. werkg.pr. m.u.v. ZFWWG) (TIV)
25
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 (vervolg) BDNR.
omschrijving
117
Bruto-inkomen (incl. werkn.pr. GI, excl. werkg. pr.
118
Bruto-inkomen (excl. werkn.pr. GI, excl. werkg.pr. m.u.v. ZFWWG)
119
Bruto-inkomen (excl. werkn.pr. GI, excl. werkg.pr. m.u.v. ZFWWG) (gecoördineerd)
120
Premies lijfrenten e.a. periodieke uitkeringen
121
Premies voor lijfrenten
122
Premies voor periodieke uitkeringen bij ziekte/ongeval
123
Overige periodieke uitkeringen
124
Premies volksverz. en sociale verz. werknemers
125
Premies ZW en WW (werkg. bijdr.)
126
Premies ZW (werkg.bijdr.)
127
Premies WW (werkg.bijdr.)
128
Premies ZW, WW, WAO (werkn.bijdr.)
129
Premies ZW (werkn.bijdr.)
130
Premies WW (werkn.bijdr.)
131
Premies WAO (werkn.bijdr.)
132
Premie AWBZ (eigen bijdrage)
133
Premie AWBZ
134
Premie AOW/AWW/AAW
135
Premie ZFW nominaal
136
Premie ZFW werkn.bijdrage
137
Premie particuliere ziektekosten
138
Overige betaalde overdrachten
139
Alimentatie voor (ex)-echtgeno(o)t(e)
140
Verh. bijst. tot levensonderh. (ex)-echtgen(o)t(e)
141
Terugontvangen rente van schulden
142
Terugontvangen premies lijfrente e.d.
143
Terugontvangen premies particuliere verzekering
145
Belastingen
146
Loon- en inkomstenbelasting
147
Inkomstenbelasting
149
Vermogensbelasting
150
Besteedbaar inkomen
151
Besteedbaar inkomen gecoördineerd
152
Persoonlijk inkomen
153
Periodieke uitkeringen (incl. rijksbijdr. eig. woning en ontv. alimen.)
154
Rente-inkomsten u en/of uw echtgenoot
155
Buitengewone lasten
156
Uitgaven t.z.v. ziekte e.d
26
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 (vervolg) BDNR.
omschrijving
157
Uitgaven levensonderhoud bep. verwanten
158
Uitgaven studie of opleiding beroep
159
Bijzonder tarief inkomen
160
Toevoeging oudedagsreserve ondernemers
161
Fiscale oudedagsreserve voor ondernemers
162
Winst uit aanmerkelijk belang
163
Rentevrijstelling
164
Rentevrijstelling minderj. kinderen
165
Dividendvrijstelling
166
Aftrekbare giften
167
Zelfstandigenaftrek
168
Met aanslag te verrekenen verliezen
169
Periodieke uitkeringen ter zake van studie
170
Bedrag eenmalig inkomen R128
171
Bedrag eenmalig inkomen R129
172
Belastbaar inkomen
173
Premie ZFW (werkg.bijdr.)
174
Premie AOW/AWW (door werkg. ingehouden)
175
Loonbelasting (door werkg. ingehouden)
176
Basisbeurs
177
Aanvullende beurs
178
Overhevelingstoeslag
179
Uitkeringen ABW excl. premie ZFW werkg.
180
Uitkeringen IOAW/IOAZ excl. premie ZFW werkg.
181
Uitmeringen RWW excl. permie ZFW werkg.
182
Uitkeringen AWW excl. premie ZFW werkg.
183
Rente giro- en bankrekeningen
184
Rente spaartegoeden en/of andere vorderingen
185
Rente spaarbewijzen aan toonder/op naam
186
Kosten van giro, bankr. en spaartegoeden
187
Huur, pacht enz.
188
Periodieke betalingen
189
Rente van schulden anders dan voor eigen woning
190
Onderhoud en andere kosten
191
Afschrijvingen
192
Dividenden enz. (Ned. div. belasting)
193
Buitenlands dividend (bronbel. ingehouden)
194
Ander binnen- en buitenlands dividend
27
schema 6 inkomensbestanddelen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf 1990 (vervolg) BDNR.
omschrijving
195
Kosten van inkomsten uit effecten
196
Belastbaar bedrag wegens deelneming in buitenl. bel.mij.
197
Restant inkomsten uit eigen woning
198
Overschot FI-base t.o.v. Aangifte
200
Restant periodieke uitkeringen
201
Premie ZFW werkgever
28