Business case SGO-3 Maatregel 3: Opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie GBA/BRP Opdrachtgever: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam, 12-03-2014
Business case SGO-3
Maatregel 3: Opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie GBA/BRP
Opdrachtgever: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ecorys Nederland B.V.
Rotterdam, 12-03-2014
Over Ecorys
Met ons werk willen we een zinvolle bijdrage leveren aan maatschappelijke thema’s. Wij bieden wereldwijd onderzoek, advies en projectmanagement en zijn gespecialiseerd in economische, maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. We richten ons met name op complexe markt-, beleids- en managementvraagstukken en bieden opdrachtgevers in de publieke, private en not-forprofitsectoren een uniek perspectief en hoogwaardige oplossingen. We zijn trots op onze 80-jarige bedrijfsgeschiedenis. Onze belangrijkste werkgebieden zijn: economie en concurrentiekracht; regio’s, steden en vastgoed; energie en water; transport en mobiliteit; sociaal beleid, bestuur, onderwijs, en gezondheidszorg. Wij hechten grote waarde aan onze onafhankelijkheid, integriteit en samenwerkingspartners. Ecorys-medewerkers zijn betrokken experts met ruime ervaring in de academische wereld en adviespraktijk, die hun kennis en best practices binnen het bedrijf en met internationale samenwerkingspartners delen. Ecorys Nederland voert een actief MVO-beleid en heeft een ISO14001-certificaat, de internationale standaard voor milieumanagementsystemen. Onze doelen op het gebied van duurzame bedrijfsvoering zijn vertaald in ons bedrijfsbeleid en in praktische maatregelen gericht op mensen, milieu en opbrengst. Zo gebruiken we 100% groene stroom, kopen we onze CO2-uitstoot af, stimuleren we het ov-gebruik onder onze medewerkers, en printen we onze documenten op FSCof PEFC-gecertificeerd papier. Door deze acties is onze CO2-voetafdruk sinds 2007 met ca. 80% afgenomen.
ECORYS Nederland BV Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] K.v.K. nr. 24316726 W www.ecorys.nl
NL223-27873
2
Inhoudsopgave
Management samenvatting 1
2
3
4
Inleiding
7
1.1
Achtergrond
7
1.2
Doelstelling van de businesscase
7
1.3
Methodiek
8
1.4
Leeswijzer
9
Project- en nulalternatief
10
2.1
Afbakening project- en nulalternatief
10
2.2
Nulalternatief
10
2.3
Projectalternatief
11
2.4
Effecten
12
Business case
18
3.1
Algemene uitgangspunten
18
3.2
Overzicht kosten en baten
19
3.3
Verdeling over de partijen
21
3.4
Risico’s en gevoeligheden
23
3.5
Synthese
24
Bijlage 1: Uitwerking kosten en baten
27
Uitwerking kosten
27
Uitwerking baten
29
Bijlage 2: Jaarlijkse kosten en baten
32
Nominale kosten en baten
32
Contante waarde kosten en baten
32
Business case SGO-3
3
Management samenvatting
Doel en onderzoeksvraag Het SGO-3 project heeft tot doel besparingsmogelijkheden te inventariseren die kunnen bijdragen aan het realiseren van de taakstelling die aan de rijksdienst is opgelegd. Met het oog hierop zijn negen zogenoemde SGO-projecten opgezet. Het project ‘SGO-3 Versnelde effectieve inzet van basisregistraties’ wordt uitgevoerd onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en richt zich op het inventariseren van besparingsmaatregelen bij het gebruik van gegevens in het stelsel van basisregistraties. Er zijn zes maatregelen geïdentificeerd die naar verwachting van de overheid forse besparingen zullen opleveren, en daarmee een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de taakstelling. Op dit moment is er een schets van de zes maatregelen, maar ontbreekt het nog aan een indicatieve onderbouwing hiervan. Hiertoe is voor iedere maatregel een business case opgesteld. Deze rapportage heeft betrekking op één van deze op te stellen business cases van maatregel 3: Het principe opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie GBA/BRP wordt verbreed naar andere uitkeringen of vormen van dienstverlening en het corrigeren van andere gegevens. De business case is er primair op gericht besparingen te vinden die kunnen bijdragen aan het realiseren van de taakstelling uit het regeerakkoord Rutte II. Daartoe is het doel van de business case te komen tot inzicht in: •
kwalitatieve en kwantitatieve kosten en baten van de maatregel,
•
waar de kosten en baten neerslaan, en
•
de risico’s die met het uitvoeren van de maatregel gepaard gaan.
Hieronder vindt u de belangrijkste conclusies op bovengenoemde onderdelen. Kwalitatieve en kwantitatieve kosten en baten van de maatregel Op basis van de uitgevoerde business case, trekken wij de volgende conclusies: •
De businesscase in het kader van de ‘SGO-3 Versnelde effectieve inzet van basisregistraties’ voor maatregel 3 laat zien dat de kosten op basis van alleen efficiency over een periode van 15 jaar kunnen worden terugverdiend. Hiermee geeft deze verkennende businesscase aanleiding tot verder onderzoek naar de potentiële kosten en baten van deze maatregel.
•
De netto contante waarde van de kosten is 31,5 miljoen euro en de netto contante waarde van de baten is 34,7 miljoen euro. De businesscase heeft een licht positief saldo van 3,2 miljoen Euro netto contante waarde over de looptijd van 15 jaar.
•
Bij het berekenen van de baten zijn voornamelijk de efficiencywinsten in monetaire waarden uitgedrukt. De financiële gevolgen op de ‘grote geldstromen’ (fraude bij uitkeringen) zijn naar verwachting een veelvoud van de reeds berekende baten: in feite zit hier de ‘echte winst voor de maatschappij’;
•
Op basis van enkele rekenexercities zijn er baten te verwachten oplopend tot enkele miljoenen Euro’s per jaar onder andere bij de AOW en Studiefinanciering;
•
Kijken we alleen naar efficiency dan duurt het circa 12 jaar om de kosten terug te verdienen. Baten vanuit de grote geldstromen kunnen de terugverdientijd aanzienlijk versnellen.
Business case SGO-3
4
Waar slaan de kosten en baten neer •
De (gezamenlijk) grootste investeringen moeten worden gemaakt door de gemeenten. Hier staan echter substantiële baten tegenover. Het ministerie van BZK moet investeren in het systeem van de terugmeldvoorziening (TMV). De afnemers van de BRP moeten eveneens investeren in hun bedrijfsvoering, gaan hier ook profiteren, maar er resteert een negatief saldo op het gebied van de efficiency.
•
De berekende efficiency baten en in het bijzonder de effecten op de grote geldstromen van dit project reiken dan ook verder dan alleen de uitvoeringsorganisaties en werken als gevolg van een verhoogde kwaliteit van de BRP door bij alle afnemers van de BRP.
Wat zijn risico’s die met het uitvoeren van de maatregel gepaard gaan Bij de uitvoering van de maatregel, dient er rekening te worden gehouden met de volgende risico’s: •
Het is essentieel dat het aandeel adressen in onderzoek met ‘code rood’ (bewust onjuist geregistreerd of niet langer verblijvend in Nederland) minimaal 8% is van het totale adressen in onderzoek. Indien dit niet het geval is, loont het niet om op basis van efficiencywinst de investeringen te maken (uitgaande van de kosten en uitgangspunten zoals vermeld in de bijlage 1). De effecten op de grote geldstromen zorgen ervoor dat bovengenoemd percentage lager kan zijn;
•
De kosten voor kwalificatiesysteem TMV & kwalificatie BRP (kosten voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken) mogen niet meer bedragen dan 3 miljoen Euro (uitgaande van de kosten en uitgangspunten zoals vermeld in bijlage 1);
•
Het is tevens essentieel dat er daadwerkelijk een afname plaatsvindt van het aantal adressen in onderzoek door de maatregel.
•
Kwetsbare groepen als dak- en thuislozen kunnen onbedoeld deel uitmaken van de groep code rood, met als gevolg dat zij op sociaaleconomisch gebied verder achteruitgaan.
Hierbij dient tevens aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: •
Verbreding van de maatregel opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie BRP zoals toegepast bij bijvoorbeeld UWV en Belastingdienst naar andere concrete overheidsdiensten/producten waarvoor opschorting mogelijk is, is een essentiële voorwaarde om bovengenoemde baten te realiseren. Verwacht wordt dat anders de burger niet voldoende geprikkeld wordt om zich juist te registreren. De voordelen van niet juist geregistreerd staan wegen dan (mogelijk) niet langer op tegen de nadelen als gevolg van opschorting dienstverlening. -
Een verbreding van de maatregelen is in beginsel denkbaar bij praktisch alle diensten en producten die de gemeente aanbiedt. Door een controle in te bouwen wanneer een burger aan het loket verschijnt (bijvoorbeeld voor ophalen rijbewijs) woonachtig op een adres dat in onderzoek staat kan eerst gekeken worden wat de juiste adresregistratie is voordat overgegaan wordt tot verlening van de dienst. Het grote voordeel van deze handelingswijze is dat veel burgers worden gezien en er direct contact is.
-
Verder is een verbreding van de maatregelen in beginsel denkbaar bij praktisch alle diensten en producten waar een causale relatie met de adresregistratie van de burger te leggen is.
•
Een tweede randvoorwaarde is dat het juridisch mogelijk gemaakt wordt dat een terugmelding begeleid met een rechtsgeldige verklaring van bijvoorbeeld een deurwaarder de gemeente geen eigen onderzoek meer in gang hoeft te zetten en dat bij een eventuele gang naar de rechter de opschorting van de dienst stand houdt.
Aanbevelingen Op basis van de business case komen wij tot de volgende aanbevelingen:
Business case SGO-3
5
•
Alle gepresenteerde kosten en baten zijn gebaseerd op ruwe indicaties en er is geen specifiek onderscheid gemaakt tussen de verschillende type dienstverleners. Deze businesscase vormt hiermee vooral een verkenning of zogeheten vingeroefening van de mogelijke kosten en baten van het project. Wij raden aan het concept van ‘opschorten uitkeringen/toeslagen’ nader uit te werken en een volledige business case uit te werken. Hierbij is vooral een verdere concretisering van de toepassing van kwalificaties bij terugmelding, benodigde aanpassingen in de BRP en maatwerk van de gevolgen bij de verschillende betrokken actoren noodzakelijk.
•
Een groot deel van de adressen in onderzoek zijn een gevolg van onwetendheid van de burger over zijn/haar informatieplicht. In veel gevallen is een aanschrijving van de gemeente al voldoende om de burger aan te zetten tot een juiste inschrijving. De burger goed informeren op haar informatieplicht kan er reeds voor zorgen dat het aantal adressen in onderzoek afneemt. Hier kunnen zowel het Rijk, uitvoeringsorganisaties als de gemeente burgers pro-actief op wijzen.
Business case SGO-3
6
1
Inleiding
1.1
Achtergrond Het SGO-3 project heeft tot doel besparingsmogelijkheden te inventariseren die kunnen bijdragen aan het realiseren van de taakstelling die aan de rijksdienst is opgelegd. Met het oog hierop zijn negen zogenoemde SGO-projecten opgezet. Het project ‘SGO-3 Versnelde effectieve inzet van basisregistraties’ wordt uitgevoerd onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en richt zich op het inventariseren van besparingsmaatregelen bij het gebruik van gegevens in het stelsel van basisregistraties. Er zijn zes maatregelen geïdentificeerd die naar verwachting van de overheid forse besparingen zullen opleveren. En daarmee een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de taakstelling. Op dit moment is er een schets van de zes maatregelen, maar ontbreekt het nog aan een indicatieve onderbouwing hiervan. Hiertoe wordt voor iedere maatregel een businesscase opgesteld. Deze rapportage heeft betrekking op één van deze op te stellen businesscases. De zes maatregelen zijn (in vet gedrukt de maatregel waarop deze startnotitie betrekking heeft): 1. Het uitwisselen van persoonsgegevens tussen uitvoeringsorganisaties en met private partijen wordt vergemakkelijkt door breder gebruik mogelijk te maken van het BSN-nummer en/of pseudonimisatie van het BSN-nummer als koppelgegeven. 2. Informatie in (basis)registraties wordt zodanig gecombineerd en benut dat gerichte acties kunnen worden ondernomen naar specifieke doelgroepen. 3. Het principe opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie GBA/BRP wordt verbreed naar andere uitkeringen of vormen van dienstverlening en het corrigeren van andere gegevens. 4. Open data: niet privacygevoelige gegevens worden gratis verstrekt aan burgers en bedrijven en aan overheidsorganisaties. 5. Burgers en bedrijven krijgen inzage in hun gegevens. Zij krijgen bovendien de mogelijkheden om fouten te signaleren en (in specifieke gevallen) te corrigeren. 6. Financiële transacties tussen de overheid en burgers vinden nog slechts plaats via een bankrekeningnummer dat is gekoppeld aan het BSN van de burger. Deze bankrekeningnummers worden opgenomen in een basisregistratie en gekoppeld aan het BSNnummer van de betreffende burger.
1.2
Doelstelling van de businesscase De businesscase is er primair op gericht besparingen te vinden die kunnen bijdragen aan het realiseren van de taakstelling uit het regeerakkoord Rutte II. Daartoe is het doel van de businesscase te komen tot inzicht in: •
kwalitatieve en kwantitatieve kosten en baten van de maatregel,
•
waar de kosten en baten neerslaan, en
•
de risico’s die met het uitvoeren van de maatregel gepaard gaan.
De businesscase dient van een zodanige kwaliteit te zijn dat op basis daarvan een beginselbesluit kan worden genomen. Dat betreft een besluit ten aanzien van het voornemen om de maatregel te implementeren.
Business case SGO-3
7
Daarmee balanceert de businesscase – in dit stadium van de beoogde maatregel – tussen voldoende hardheid en diepgang om een besluit te kunnen nemen en een abstractieniveau waarbij wordt voorkomen dat details die pas relevant zijn bij de implementatie het beeld vertroebelen. De businesscase is er primair op gericht besparingen te vinden die kunnen voortvloeien uit de betreffende maatregel. Het gaat in beginsel om kosten en baten te identificeren die neerslaan bij de verschillende overheden, zoals ministeries, uitvoeringsorganisaties en mede-overheden. Waar mogelijk, maken we in de businesscase deze uitsplitsing naar organisaties. Daarbij wordt een onderverdeling gemaakt tussen kosten en baten op het gebied van de bedrijfsvoering (mensen en middelen) enerzijds en grote geldstromen anderzijds. Als er ook maatschappelijke kosten en baten zijn voor burgers en bedrijven worden die meegenomen indien deze kosten en baten een effect hebben op de inkomsten en uitgaven van de overheid. Bovendien kijken we in deze specifieke businesscase in kwalitatieve zin naar de consequenties voor een aantal relevante private partijen. De businesscase zal daarmee drie niveaus bevatten: bedrijfsvoering, grote geldstromen en maatschappelijk.
1.3
Methodiek Voor het opstellen van deze businesscase hebben we ons gebaseerd op bestaande informatiebronnen en de kennis die vanuit de begeleidingscommissie is ingebracht. De volgende informatiebronnen hebben we geraadpleegd: •
CAK (2011), Jaarverslag 2011.
•
Ecorys (2007), Handreiking voor kosten-batenanalyses voor ICT projecten.
•
Integrale rapportage handhaving (2010, 2011 & 2012).
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (april 2013), Kwaliteitsverbetering van de GBA in de praktijk.
•
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (6 maart 2013), Overzicht
•
Ministerie van Veiligheid en Justitie (20 december 2013), Brief aan de Tweede Kamer –
organisaties die het Burgerservicenummer gebruiken. Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies (17 050). Verder hebben we gesproken/contact gehad met (in willekeurige volgorde): •
Titi van der Poel van de Belastingdienst (lid begeleidingscommissie)
•
Erik van Zuidam van de Belastingdienst (lid begeleidingscommissie)
•
Sandra Lentjes van BZK
•
Hans Kappen van de Belastingdienst (lid begeleidingscommissie)
•
Ruud Pannekoek van de Belastingdienst
•
Jos Kolderman van de Sociale Verzekeringsbank (lid begeleidingscommissie)
•
Dirk Rutgers van de gemeente Amsterdam
•
Marcel Pellicaan van het CAK (lid begeleidingscommissie)
•
Esther ’t Hoen van BZK (lid begeleidingscommissie)
•
Ronald Zijlstra van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
•
Remco Siegerist van UWV (lid begeleidingscommissie)
•
Gertine de Gunst van DUO (lid begeleidingscommissie)
•
Jan Willem van Boven van BZK/BRP
•
Michel Savelkoul van BZK
Business case SGO-3
8
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 beschrijven we het project- en nulalternatief en gaan we in op de effecten die we als gevolg van het projectalternatief verwachten. In hoofdstuk 3 worden de kosten en baten besproken, gaan we in op risico’s en gevoeligheden en trekken we conclusies. In de bijlagen is een verdere uitwerking van de kosten en baten en de gehanteerde uitgangspunten opgenomen.
Business case SGO-3
9
2
Project- en nulalternatief
2.1
Afbakening project- en nulalternatief Gevraagd is een businesscase op te stellen voor de bredere toepassing van de maatregel van het opschorten van uitkering of toeslag bij foutieve registratie BRP zoals toegepast bij bijvoorbeeld UWV en BD voor andere sectoren. De te nemen maatregelen moeten bijdragen aan een verbeterde administratie van adresgegevens in de BRP. Hiervoor kijken we naar (opschortings)mogelijkheden voor verbreding naar: •
nog niet meegenomen uitkeringen/toeslagen;
•
andere concrete overheidsdiensten/-producten waarvoor opschorting mogelijk is.
In de businesscase vergelijken we de huidige situatie (nulalternatief) met de situatie dat er sprake is van een verbreding van maatregelen die burgers ertoe aanzetten bij gemeenten zijn gegevens te wijzigen, waardoor de kwaliteit van de BRP wordt verhoogd.
2.2
Nulalternatief Als een gemeente of uitvoeringsorganisatie ‘gerede twijfel’ heeft over de juistheid van een BRPinschrijving, moet die daarvan sinds begin 2010 volgend de Wet GBA een zogeheten terugmelding doen. Dat is het signaal voor de gemeenten om een adres in onderzoek te zetten. Uitvoeringsorganisaties zien bij het opvragen van BRP-gegevens of een adres in onderzoek staat, maar weten niet om welke reden een adres in onderzoek is en of dat voor het leveren van hun eigen producten en diensten een reden is om tot opschorting over te gaan. In onderstaand figuur zijn de onderlinge relaties en processen tussen BRP, bronhouder (gemeenten), beheerder van de bron (BZK), uitvoeringsorganisaties (de afnemers) en het proces van melding bij vermoeden van onjuistheid gegevens weergeven. Bij een vermoeden van onjuiste gegevens kan de uitvoeringsorganisatie over gaan tot opschorten of zelfs stoppen van de dienstverlening aan de burger totdat de burger zijn gegevens heeft gewijzigd en daaruit blijkt dat hij/zij wel aanspraak maakt op de betreffende dienstverlening. Figuur 2.1 Nulalternatief (huidige autonome situatie)
Business case SGO-3
10
Meerdere uitvoeringsorganisaties mogen op dit moment al overgaan tot het opschorten van een uitkering of toeslag in situaties waarin een burger geen initiatief neemt om een onjuiste registratie van het woonadres in de BRP te herstellen. Zo kunnen onder andere de Belastingdienst, UWV, SVB en gemeenten over gaan tot opschorting bij twijfel over de juistheid van het in de BRP geregistreerde adres. In alle gevallen wordt de klant verzocht zijn inschrijving op orde te brengen en bij in gebreke blijven wordt teruggemeld aan de BRP.
2.3
Projectalternatief In het projectalternatief kijken we expliciet naar drie veranderingen ten opzichte van de huidige situatie (nulalternatief): •
de verbredingsmogelijkheden van de maatregel naar nog niet meegenomen uitkeringen/toeslagen of andere type overheidsdiensten/-producten (oranje blok); en
•
het toekennen van kwalificaties bij een terugmelding; en
•
het toekennen van kwalificaties aan een adres in onderzoek ten behoeve van een beter geïnformeerde (risico)afweging bij afnemende partijen (groene blokken).
Figuur 2.2 Projectalternatief
Verbredingsmogelijkheden Voor het bepalen van de verbredingsmogelijkheden van de maatregel naar nog niet meegenomen uitkeringen/toeslagen of andere type overheidsdiensten/-producten houden we bij het opstellen van de businesscase met een aantal aspecten rekening. Bij het identificeren van mogelijke maatregelen die de burger aanzetten tot juist en actueel houden van hun gegevens in de BRP is het belangrijk te weten of de burger zelf de onjuistheid moet / kan herstellen of de onzekerheid moet / kan wegnemen. Verder is het belangrijk te weten of de maatregel niet juist gaat leiden tot andere ongewenste effecten, waardoor de bruikbaarheid van de registratie afneemt en tevens gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de inbaarheid van belastingen, boetes etc.. Ook geldt dat de maatregel niet op bepaalde overheidsdiensten, zoals het uitgeven van paspoorten, toegepast kan worden. Tot slot is belangrijk inzichtelijk te hebben in hoeverre de maatregel (zeer) kwetsbare groepen (bijvoorbeeld dak- en thuislozen) en/of burgers raakt waarbij de gevolgen van de maatregel vooral bij anderen
Business case SGO-3
11
komen te liggen (bijvoorbeeld bij hun kinderen). Deze afwegingscriteria geven richting aan waar verbreding van de maatregel mogelijk is. Gebruik van kwalificaties In de huidige situatie weten uitvoeringsorganisaties en gemeenten bij het raadplegen van de BRP alleen of een adres in onderzoek is, maar niet wat de reden is geweest dat een adres in onderzoek is gegaan. De bedoeling is dat in het projectalternatief een terugmelding een kwalificatie mee krijgt. Deze kwalificatie moet extra inzicht geven in waarom sprake is van een terugmelding met als gevolg dat het adres in onderzoek gaat. In de huidige situatie is er bij de status ‘adres in onderzoek' namelijk niet meteen sprake van dat een burger niet woont op het adres dat hij aangegeven heeft. Zo kan een ‘adres in onderzoek’ bijvoorbeeld ook ontstaan door systeemconversies, gemeentelijke herindelingen, maar ook een verschil in schrijfwijze tussen BPR/GBA en Basisadministratie Adressen en Gebouwen. Met het meegeven van een kwalificatie bij terugmelding kan een rubricering gemaakt worden van de mate waarin sprake is van een verhoogd risico dat een adresgegeven in de BRP niet juist is en dit binnen de invloedssfeer van de burger ligt. Deze rubricering van kwalificaties leidt tot een efficiëntere en effectievere bedrijfsvoering doordat sneller en beter een risicoafweging gemaakt kan worden dan in de huidige situatie het geval is. Doordat alle uitvoeringsorganisaties en mogelijk ook private partijen gaan terugmelden met kwalificatie wordt de mogelijkheid tot een goede risicoafweging steeds beter. Bovendien kunnen gemeenten door deze rubricering ook bepalen welke adressen ze in hun onderzoek moeten prioriteren vanwege hun beperkte capaciteit en middelen.
2.4
Effecten In het projectalternatief zijn drie veranderingen meegenomen, waarvan de verwachting is dat deze effecten sorteren, namelijk: 1.
het gebruik van kwalificaties bij terugmelden;
2.
aanvullende informatie in BRP bij ‘adres in onderzoek’; en
3.
verbreding van de maatregelen.
Per verandering brengen we de effecten in beeld bij de gemeenten, de uitvoeringsorganisaties en het Rijk/BZK. Afsluitend volgt een kort resumé van de kosten- en batenposten. Verandering 1) Het gebruik van kwalificaties Effecten bij gemeenten Met het toekennen van uniforme kwalificaties bij een terugmelding is de verwachting dat de gemeenten als bronhouder een efficiëntere en effectievere bedrijfsvoering kunnen voeren. Door de uniforme kwalificatie kan een betere afweging gemaakt worden of een adres al dan niet in onderzoek genomen wordt. Bovendien kan de gemeente op basis van deze kwalificatie gerichter onderzoek verrichten in het geval het adres in onderzoek gaat. Indien het ook juridisch mogelijk wordt gemaakt dat op basis van een terugmelding begeleid met een rechtsgeldige verklaring van bijvoorbeeld een deurwaarder de gemeente geen eigen onderzoek in gang hoeft te zetten kunnen ook hier voordelen behaald worden. Het resultaat is gerichter adresonderzoek met dezelfde middelen. Voor de binnendienst van een gemeente (die de administratieve handelingen uitvoert: aanschrijving, rappelaanschrijving, proces beëindigen) geldt dat op basis van de kwalificatie het aantal administratieve handelingen zou kunnen dalen. Voor de buitendienst van de gemeente geldt dat er minder of gerichter adresbezoeken afgelegd kunnen worden.
Business case SGO-3
12
Het gebruik van uniforme kwalificatiecodes bij een terugmelding met daarbij een toelichting vanuit de terugmelder biedt bronhouders verbeterde informatie. Om daadwerkelijk een efficiëntere en effectievere bedrijfsvoering te kunnen voeren is het belangrijk dat alle organisaties die terugmelden 1
dit via de TMV doen en eenzelfde protocol volgen. Over de definitieve vorm moet nog verder worden nagedacht, maar een werkbare bouwsteen is een rubricering van kwalificaties die weergeven om welke redenen is overgegaan tot een terugmelding waardoor een adres in onderzoek is gegaan. Bijvoorbeeld op basis van: -
Een signaal ingegeven door een initiatief van de burger; bv verhuisbericht maar niet doorgegeven bij de gemeente; code groen.
-
Een signaal ingegeven door het ontstaan van een onduidelijke situatie; bv onbestelbare post retour; code oranje.
-
Een signaal ingegeven door actief eigen onderzoek; bv huisbezoek door inspectie; code rood.
Bij de melding dient een toelichting gegeven te worden en indien beschikbaar bewijsmateriaal overlegd te worden. Code groen begeleid met het verhuisbericht (en dus het nieuwe adres) of code rood begeleid met bijvoorbeeld een proces-verbaal of gekwalificeerde melding van een deurwaarder geeft gerichte informatie waarop de bronhouder kan besluiten al dan niet over te gaan tot het in onderzoek stellen van een adres.
Gemeenten moeten wel investeren in een uitbreiding van de interface die terugmeldingen met kwalificaties kan verwerken. Ook moeten medewerkers training krijgen hoe om te gaan met het nieuwe kwalificatiesysteem. Resumé Kosten:
a. Uitbreiding interface b. Training medewerkers
Baten:
1. Verminderde tijdsbesteding binnendienst gemeenten aan Adres in Onderzoek 2. Verminderde kosten buitendienst gemeenten (bij Adres in Onderzoek)
Effecten bij uitvoeringsorganisaties Gekwalificeerd terugmelden betekent dat een uitvoeringsorganisatie volgens een bepaalde standaard moet gaan handelen. Daar waar organisaties reeds een kwalificatie in hun interne proces toekennen, is de verwachting dat standaardisering en het eventueel toevoegen van codes onderdeel kan zijn van regulier onderhoud. Echter als een uitvoeringsorganisatie hier nog geen systematiek voor heeft zal dit in het projectalternatief ontwikkeld moeten worden. Voor alle organisaties die op dit moment al gebruik maken van de TMV zal uitbreiding van de interface nodig zijn om een terugmelding met kwalificatie te kunnen doen. Resumé Kosten:
c. Uitbreiding interface d. Kosten aanpassing klantregistratiesysteem e. Training medewerkers
Effect bij BZK Als beheerder van de BRP en ontwikkelaar van de TMV zal het ministerie van Binnenlandse Zaken het gebruik van kwalificaties met toelichting en eventuele bijlage in de TMV mogelijk moeten maken. Op dit moment is BZK al bezig met het ontwikkelen van een nieuwe versie van de TMV; Digimelding 2.0. In deze rapportage gaan we er vanuit dat de investeringen in de TMV en bij ‘adres
1
Terugmeldvoorziening (TMV)
Business case SGO-3
13
in onderzoek’ aansluiten bij de ontwikkeling van Digimelding 2.0 (we kijken alleen naar meerkosten). Digimelding 2.0 Mogelijk zal de TMV migreren naar of onderdeel uitmaken van het Digimelding 2.0 concept. Er wordt breder gekeken dan Digimelding als verzendvoorziening alleen. Want ook de processen tussen houder en de afnemer zijn van belang. Er is nu onder andere een Digimelding 2.0-protocol gerealiseerd. Dit protocol zegt hoe meldingen aan basisregistraties worden ‘gelabeld’ en voorziet tegelijkertijd in een groeipad. Daardoor kunnen organisaties meldingen onderling uitwisselen en communiceren binnen het stelsel.
Resumé Kosten:
f. Uitbreiding mogelijkheden TMV
Verandering 2) Aanvullende informatie in BRP bij ‘adres in onderzoek’: betere risicoafweging Wanneer een adres in onderzoek staat met daarbij de kwalificatiecode of een korte toelichting van de reden waarom een adres in onderzoek staat biedt dat afnemende partijen extra informatie waarmee een betere risicoafweging gemaakt kan worden. Over de definitieve vorm moet nog verder worden nagedacht, maar een werkbare bouwsteen is toekennen van een kwalificatie die direct weergeeft of uitvoeringsinstanties en eventueel derden direct over moeten geen tot het opschorten van hun diensten aan de betreffende burger. Een kwalificatie bij een adres in onderzoek zou kunnen zijn: -
Code groen; bij gerede twijfel over juistheid adres in de BRP, maar (nog) geen hard signaal van fraude of VOW;
-
Code rood; uit onderzoek en begeleidt met een rechtsgeldige verklaring is bewezen dat iemand bewust onjuist geregistreerd staat of niet langer verblijft in Nederland en als gevolg daarvan geen aanspraak maakt op bepaalde diensten.
Code oranje is, bij het maken van een risicoafweging over een adres in onderzoek, niet relevant. Immers je wil weten of je wel of niet naar aanleiding van het adres in onderzoek iets moet ondernemen, niet of dit misschien moet gebeuren.
Het toekennen van code rood betekent dat alle uitvoeringsorganisaties geen risicoafweging meer hoeven te maken, maar direct over kunnen gaan tot opschorten van hun diensten die aan deze burger geleverd worden. Als volgens de eigen administratie van een afnemende partij iemand geëmigreerd is, dan zouden andere (uitvoerings-)organisaties dat ook graag willen weten. Met dit inzicht kan de dekkingsgraad van frauduleuze gevallen worden verhoogd. Bij code groen is nog geen sprake van opschorting en moet wel een risicoafweging gemaakt worden door de afnemer. Het toekennen van een soort profiel van de betreffende burger, wat uitdrukking geeft aan de relatie met de terugmelder of een korte extra toelichting ondersteunt een verbeterde afweging.
Uitgangspunt is dat de gemeenten als bronhouder bepalen of het adres in onderzoek een code rood of groen meekrijgt. Zij hebben namelijk inzicht in de terugmelding en of het toekennen van code rood stand houdt bij de rechter.
Effect bij BZK Het zichtbaar maken van een kwalificatie met een eventuele korte toelichting in het BRP bij een adres dat in onderzoek staat vergt investeringen om deze systeemaanpassing mogelijk te maken. In de komende jaren zullen de aanpassingen van GBA/BRP extra duur kunnen uitvallen in verband met de nieuwbouw van BRP en de strakke planning hiervan. Bovendien zijn de werkelijke kosten
Business case SGO-3
14
sterk afhankelijk van wat er precies gebouwd moet gaan worden en op welke onderdelen van de BRP de aanpassing betrekking zal hebben. Resumé Kosten:
g. Toevoegen informatie bij adres in onderzoek in BRP
Effecten bij uitvoeringsorganisaties Uitvoeringsorganisaties kunnen een betere risicoafweging maken met als gevolg dat het aantal fouten van de 1 • •
ste
e
en 2 orde afneemt:
Fouten van de 1
ste
orde: het onterecht opschorten van een dienst;
e
Fouten van de 2 orde: het onterecht laten doorlopen van de dienst.
Het verkleinen van het aantal fouten van de 1
ste
orde zorgt voor vermeden kosten in de vorm van
rechtszaken of rectificaties en vermindert de irritatie bij burgers. Het verkleinen van het aantal e
fouten van de 2 orde draagt bij aan vermeden kosten in de vorm van het niet uitkeren en het niet hoeven te doorlopen van het proces van terugvordering wanneer fraude (bewuste dan wel onbewuste fraude) aan het licht komt. Bij vaststelling van fraude zal geprobeerd worden het onterecht uitgekeerde deel terug te vorderen, dit is echter niet in alle gevallen succesvol. De uitvoeringsorganisaties krijgen te maken met extra kosten omdat zij een nieuw systeem moeten opzetten voor het afwegen van risico’s. Ook kost het opschorten van dienstverlening extra tijd en geld. Daarnaast moet extra toelichting worden gegeven in het kwalificatiesysteem, dit betekend dat bewijsstukken moeten worden meegestuurd met een terugmelding, ook dit kost extra tijd. Deze extra kosten voor het meesturen van bewijsstukken verdwijnen op het moment dat juridisch wordt vastgelegd dat het meesturen van bewijsstukken niet nodig is. Resumé Kosten:
h. Kosten opzetten nieuw systeem voor het afwegen van risico’s i. Extra kosten bij opschorten lopende dienstverlening j. Extra toelichting in kwalificatiesysteem
Baten:
3. Verhoogde efficiëntie in risicoafweging bij afnemers 4. Vermeden kosten fouten 1ste orde (onterecht opschorten) 5. Vermeden kosten fouten 2e orde (onterecht door laten lopen diensten)
Effecten bij gemeenten Als gevolg van de decentralisatie komen steeds meer taken bij gemeenten te liggen. De gemeente is bronhouder van de BRP, maar tegelijkertijd ook afnemer. Door een toename van het aantal taken neemt ook het belang van een goede registratie toe voor gemeenten. Hoewel een groot deel van de meldingen binnengemeentelijk zijn, kan een heldere kwalificatie in de BRP een gemeente helpen een betere en efficiëntere risico-afweging te maken en daarmee fouten van de 1
ste
en 2
e
orde verkleinen. Resumé Kosten:
k. Kosten opzetten nieuw systeem voor het afwegen van risico’s l. Extra kosten bij opschorten lopende dienstverlening m. Extra toelichting in kwalificatiesysteem
Baten:
6. Verhoogde efficiëntie in risicoafweging bij afnemers 7. Vermeden kosten fouten 1ste orde (onterecht opschorten) 8. Vermeden kosten fouten 2e orde (onterecht door laten lopen diensten)
Business case SGO-3
15
Verandering 3) verbreding van de maatregelen Door verbreding van de maatregelen naar andere concrete diensten/-producten waarvoor opschorting mogelijk is wordt de burger extra en op meerdere fronten gestimuleerd tot juiste inschrijving. Belangrijk bij het inwerking laten treden van een eventuele opschorting is wel dat, zoals eerder aangegeven, een onjuiste registratie binnen de invloedssfeer van de burger ligt. Een gemeente heeft nu reeds bij een aanschrijving de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete als de burger niet tot actie overgaat. In het kader van de verbreding van maatregelen zou bij een rappelaanschrijving (meestal 2 weken na de aanschrijving) ook aangegeven kunnen worden dat, bij geen respons van de burger, andere instanties het recht krijgen tot opschorting van diensten die aan de betreffende burger geleverd worden. Hiermee wordt voorkomen dat ongewenste effecten optreden waar de burger geen invloed op heeft gehad. Als gevolg van deze route moet de gemeente extra kosten maken voor een uitgebreidere toelichting bij een rappelaanschrijving. Een verbreding van de maatregelen is in beginsel denkbaar bij praktisch alle diensten en producten die de gemeente aanbiedt. Door een controle in te bouwen wanneer een burger aan het loket verschijnt (bijvoorbeeld voor het ophalen van een rijbewijs) die woonachtig is op een adres dat in onderzoek staat, kan eerst gekeken worden wat de juiste adresregistratie is voordat overgegaan wordt tot verlening van de dienst. Het grote voordeel van deze handelingswijze is dat veel burgers worden gezien en er direct contact is met de burger. Een verbreding van de maatregelen naar diensten en producten die andere partijen leveren ligt het meest voor de hand bij uitvoeringsorganisaties die het maatschappelijk belang dienen. Daar waar een uitvoeringsorganisatie een dienst levert (of zou gaan leveren) aan een burger waarvan het adres in onderzoek een code rood heeft meegekregen moet de uitvoeringsinstantie overgaan tot het opschorten of niet leveren van de dienst. Hiermee ontstaat een extra prikkel voor de burger tot juiste registratie, want mogelijk wegen de voordelen van niet juist geregistreerd staan niet langer op tegen de nadelen als diensten worden opgeschort. In hoeverre derden (commerciële/private partijen) bereid zijn tot het opschorten van diensten moet verder worden verkend. Zo lang een burger voor een dienst betaald, heeft een commerciële partij geen belang in het opschorten van de dienst. Duidelijk is in ieder geval dat een grootschalig gebruik van gekwalificeerd terugmelden gaat bijdragen aan een stijging van goede bewijslast. Niet alleen door een toename van het aantal gekwalificeerde terugmeldingen, maar ook doordat een terugmelding gepaard gaat met een betere bewijslast (bijvoorbeeld vanuit politie, FIOD en andere opsporingsdiensten). Resumé Kosten (gemeente):
n. Kosten extra toelichting naar burger bij rappelaanschrijving
Baten:
9. Verhoogde kwaliteit BRP
Overige effecten Met een uniform kwalificatiesysteem, betere risicoafweging en verbreding van maatregelen om de burger aan te zetten tot juiste registratie verbetert de kwaliteit van de BRP. Met een verbetering van de kwaliteit van het adressenbestand treden de volgende effecten op: Baten (kwalitatief): -
De financiële baten kunnen zeer groot zijn. In beeld gebracht zijn de administratieve baten die gerealiseerd worden als gevolg van vermeden handelingen door onterecht uitkeren. De hoogte van de financiële baat is afhankelijk van de hoogte van de uitkeringen en hoe vaak het voorkomt dat deze onterecht uitgekeerd worden. In hoofdstuk 3 geven we een voorbeeld;
Business case SGO-3
16
-
Vaker kunnen personen getraceerd worden voor invorderingstrajecten en daarmee kan succesvoller teruggevorderd worden;
-
Alle afnemers van de BRP die dit adressenbestand gebruiken als bron voor postverzending zullen minder post retour ontvangen en besparen daarmee portokosten, dit geldt zowel voor gemeenten, uitvoeringsorganisaties als het bedrijfsleven 2;
-
Burgers zullen minder vaak te maken krijgen met ongewenste post of onterecht opgeschorte diensten;
-
Het maatschappelijk nut van de BRP als basisregistratie wordt groter met een toename van de kwaliteit en daarmee betrouwbaarheid.
Randvoorwaarden Voor het realiseren van de benoemde effecten is wel een aantal randvoorwaarden van toepassing. Zo kan toepassing van uniforme kwalificaties met een extra toelichting pas daadwerkelijk effect sorteren wanneer dit ook op eenzelfde manier aangeleverd wordt, logischerwijs via de TMV. Dat betekent dat alle organisaties die nu terugmelden of dat van plan zijn in de toekomst primair gebruik gaan maken van de TMV. Systeemvoorwaarde is dat de TMV deze mogelijkheid van terugmelden met kwalificatie aanbiedt. Nog niet meegenomen is de mogelijke efficiencywinst van de bedrijfsvoering bij gemeenten als alle meldingen via één kanaal (de TMV) op uniforme wijze binnenkomen in plaats van per brief, mail, telefoon en TMV zoals in de huidige praktijk het geval is. Zo kan een beter geautomatiseerd proces in gang gezet worden. Verder moet regelgeving (juridische grondslag) zodanig aangepast worden dat gemeenten op basis van een terugmelding die ondersteund wordt met een wettelijk overeengekomen verklaring direct over kunnen gaan tot een voornemen of besluit in plaats van het moeten uitvoeren van een eigen onderzoek. Dit geldt ook voor afnemers van de BRP die te maken krijgen met een kwalificatie behorend tot categorie rood (sterk vermoeden van onjuiste registratie of zelfs fraude). Bij een adres in onderzoek mag - of zelfs moet - dit dan reden zijn om over te gaan tot opschorting van de dienst. Kanttekening hierbij is wel dat het proces van aanschrijving en rappelaanschrijving is doorlopen indien er vooraf nog twijfel bestond over de hardheid van de terugmelding (code oranje) zodat de burger kans heeft gekregen om aan zijn/haar informatieplicht te voldoen. Weigert de burger mee te werken aan het door de gemeente ingestelde onderzoek, dan moet opschorting van een voorziening juridisch tot de mogelijkheden behoren.
2
Vanaf 2017 moet gewerkt gaan worden met de Berichtenbox. Deze baten zullen dan, voornamelijk voor uitvoeringsorganisaties, vervallen.
Business case SGO-3
17
3
Business case
In dit hoofdstuk presenteren wij de resultaten van de business case op hoofdlijnen. In de eerste paragraaf worden de gehanteerde uitgangspunten voor het opstellen van deze businesscase getoond. In de tweede paragraaf presenteren wij het saldo van de kosten en de baten. In paragraaf drie geven we de kosten en baten per partij weer. In paragraaf vier beschrijven we de risico’s en gevoeligheden en tot slot presenteren we in paragraaf vier onze conclusies en aanbevelingen.
3.1
Algemene uitgangspunten We zijn uitgegaan van de volgende uitgangspunten bij het uitwerken van deze businesscase: •
Indien de verwachte kosten en baten niet zijn af te leiden, wordt op grond van bekende gegevens, zoals databases en kengetallen uit eerder onderzoek een onderbouwde inschatting van de kosten en baten gemaakt.
•
De maatschappelijke kosten en baten zullen zo mogelijk worden gekwantificeerd. Indien dit niet haalbaar is zullen deze kwalitatief in beeld worden gebracht.
•
De businesscase is niet bedoeld voor aanvullende taakstellingen, maar ter ondersteuning van
•
Verondersteld wordt dat indien noodzakelijk de huidige privacywetgeving kan worden
•
De businesscase bevat een uitsplitsing naar structurele kosten en baten enerzijds en
•
De risicoparagraaf heeft een kwalitatief karakter.
•
Er wordt zo veel als mogelijk aangesloten bij de beschikbare informatie uit de Ontwerpbegroting
de reeds opgelegde taakstelling bij het regeerakkoord Rutte II. aangepast bij de uitvoering van de maatregel. incidentele kosten (bv transitiekosten) en baten anderzijds.
2014 en relevante onderliggende informatie zoals bestedingsplannen. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Specifiek voor het opstellen van de berekeningen en weergave van de uitkomsten sluiten we aan bij eerder gehanteerde uitgangspunten (conform de Handreiking voor kosten-batenanalyse voor 3
ICT projecten en andere uitgevoerde kosten-batenanalyses voor basisregistraties zoals het programma Stroomlijning Basisgegevens, het Basisbedrijvenregister, de Basisregistratie Adressen en Gebouwen en het Startpakket GBA). Deze algemene uitgangspunten zijn de volgende: •
De looptijd van de businesscase is 15 jaar zoals vastgesteld door het Ministerie van Financiën 4
en in de handreiking voor koste-batenanalyse voor ICT projecten ; •
Het startjaar is 2015;
•
De discontovoet bedraagt 2,5 procent voor de kosten en 5,5 procent voor de baten;
•
De kosten en baten hebben het prijspeil 2013;
•
Het startjaar voor de investeringen is 2013;
•
Het uurtarief voor inzet van overheidspersoneel is gebaseerd op Handleiding overheidstarieven 2013, ministerie van Financiën en bedraagt:
•
3 4
-
uitvoerende/ondersteunende diensten/medewerkers € 64 (kostendekkend tarief schaal 8);
-
inspectie-/beleidsmedewerkers € 84 (kostendekkend tarief schaal 12).
De kosten en baten worden op een geaggregeerd niveau gepresenteerd;
Ecorys & CONICT (2007), Handreiking voor kosten-batenanalyses voor ICT projecten. Ecorys & CONICT (2007), Handreiking voor kosten-batenanalyses voor ICT projecten.
Business case SGO-3
18
•
De kosten en baten worden gepresenteerd bij de organisaties waar de kosten worden gemaakt en waar de baten kunnen worden gegenereerd. Er wordt dus geen rekening gehouden met financiering.
De contante waarde (CW) is de huidige geldwaarde van een bedrag dat in de toekomst betaald 5
wordt . De contante waarde wordt voor zowel de kosten als de baten bepaald. Bij de beoordeling van de aantrekkelijkheid van een investering wordt altijd gekeken naar de netto contante waarde. Wanneer de netto contante waarde groter is dan 0, dan is de contante waarde van de baten hoger dan de contante waarde van de kosten en is het interessant om te investeren in het project (vanuit economische overwegingen). Het resultaat van de kosten-batenanalyse is een overzicht van de kosten en de baten die vallen in de verschillende jaren gedurende de looptijd van het project. Om deze reden is het gewenst om de contante waarde van de kosten en baten te bepalen. Op deze manier is het mogelijk om kosten en baten met elkaar te vergelijken. Het vertalen van de toekomstige kosten en/of baten naar de contante waarde is een techniek die bekend staat onder de term verdisconteren. 6
Aan het begin van 2007 zijn door het ministerie van Financiën nieuwe discontovoeten vastgesteld, waarmee gewerkt moet worden in kosten-batenanalyses voor infrastructuurprojecten. Het advies luidt: •
Een risicovrije, reële discontovoet van 2,5 procent dient te worden toegepast bij alle kosten-
•
De risicovrije reële discontovoet dient te worden verhoogd met een, zo mogelijk project-
batenanalyses. specifieke, opslag voor het macro-economisch risico. De standaard risico-opslag is gelijk aan 7
3 procent . Het gebruik van een reële discontovoet betekent dat alle kosten en baten ook in reële termen moeten worden bepaald (in de prijzen van het basisjaar) en dat er niet met nominale kosten en baten moet worden gewerkt.
Voor vaste kosten moet altijd gebruik worden gemaakt van de risicovrije discontovoet van 2,5 procent, terwijl voor de baten gebruik moet worden gemaakt van een risicovrije discontovoet van 2,5 procent met in bepaalde gevallen een risico-opslag van 3 procent. Voor de kosten hebben wij gebruik gemaakt van de risicovrije discontovoet van 2,5 procent, terwijl voor de baten gebruik moet worden gemaakt van een risicovrije discontovoet van 2,5 procent met in bepaalde gevallen een risico-opslag van 3 procent. Aangezien bij de verwachte baten in het projectalternatief sprake is van macro-economische risico’s is bij het verdisconteren van de baten een discontovoet van 5,5 procent gehanteerd.
3.2
Overzicht kosten en baten Het saldo van de kosten en baten van de businesscase van maatregel 3 is op basis van het geschetste projectalternatief in de tabel hieronder weergegeven. Op basis van de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden vormt maatregel 3 een businesscase met een saldo van +3 miljoen Euro netto contante waarde. 5
6 7
Bijvoorbeeld: Een euro die men ontvangt in jaar t, heeft niet dezelfde waarde als een euro die men nu reeds in bezit heeft. Immers, een euro die men nu bezit, kan tegen rente worden uitgezet, waardoor deze na t jaar meer oplevert. Ministerie van Financiën (2007), Actualisatie Discontovoet, Brief aan de Tweede Kamer, kenmerk IRF 2007-0090 M. Ministerie van V&W, Ministerie van Financiën, CPB & RebelGroup (2004), Risicowaardering. Aanvulling op de Leidraad OEI.
Business case SGO-3
19
Belangrijk bij de interpretatie van de kosten en baten is dat kwalificaties, weging van kwalificaties en verbreding maatregelen niet los van elkaar gezien kunnen worden. Als gevolg van het toekennen van kwalificaties met toelichting is de realisatie van baten bij de risicoafweging mogelijk en kan dankzij de verbreding van de maatregelen de kwaliteit van de BRP verbeterd worden. Deze verbetering van de kwaliteit van de BRP zorgt ervoor dat er minder adressen in onderzoek komen. Op deze manier ontstaat een virtueuze cirkel waardoor de gepresenteerde baten in onderstaande tabel gerealiseerd kunnen worden. De verwachting is niet dat het aantal adressen in onderzoek afneemt tot nul, maar wel dat het aantal frauduleuze gevallen op termijn afneemt (code rood). Tabel 3.1 Saldo kosten en baten Kosten en baten 1.
Kwalificaties
Contante waarde (in € mln.)* -23
Kosten
23
Baten
0
2.
18
Weging kwalificaties
Kosten
2
Baten
19
3.
8
Verbreding maatregelen
Kosten
7
Baten
15
4.
++
Overige effecten
Saldo (baten -/- kosten)
+3 + overige effecten (+)
*Afgerond op miljoenen Euro’s. Een verdere toelichting over de kosten en baten is opgenomen in de bijlage.
De totale kosten bestaan voornamelijk uit investeringskosten (nominaal circa 20 miljoen Euro). De totale (nominale) onderhoudskosten zijn, over een periode van 15 jaar, gelijk aan circa 15 miljoen Euro. De totale (nominale) jaarlijkse baten van het projectalternatief lopen op van circa 1,9 miljoen Euro in jaar 2 (2014) tot 4,7 miljoen Euro in jaar 15 (2027). In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de kosten en baten per jaar. De gepresenteerde baten zijn het gevolg zijn van een efficiëntere en effectievere bedrijfsvoering die dankzij de verhoogde kwaliteit van BRP extra effect sorteren. Er zijn tevens effecten te verwachten op de grote geldstromen. De verbeterde informatie bij terugmeldingen en registratie in de BRP bij een adres in onderzoek draagt bij aan het realiseren van financiële baten bij andere regelingen zoals de de AOW en de studiefinanciering. Immers de mate waarin onterecht studiefinanciering wordt uitgekeerd of onterecht AOW wordt opgebouwd kan worden verkleind. Binnen de scope van dit onderzoek is het niet mogelijk dit scherper te duiden. Wel kunnen we constateren dat de baten van een efficiëntere en effectievere bedrijfsvoering en verbeterde kwaliteit BRP reeds opwegen tegen de kosten die gemaakt moeten worden. Indicatieve berekening financiële baten van voorkomen onterechte geldstromen In Nederland wordt gefraudeerd (bewust danwel onbewust) met uitkeringen en toeslagen, maar er bestaat geen goed inzicht op welke schaal dit voorkomt. De maatregel om bij foutieve registratie in de BRP uitkeringen of toeslagen op te schorten kan bijdragen aan een vermindering van deze fraude. Omdat er tal van verschillende uitkeringen en toeslagen bestaan met verschillende uitkeringsgerechtigden en voorwaarden is het niet mogelijk deze in de businesscase afzonderlijk inzichtelijk te maken. Ook is de mate van fraudevermindering door deze maatregel niet in te schatten. Om toch een beeld te geven van de mogelijke besparing op geldstromen is in onderstaande boxen zeer indicatief berekend wat de maatregel theoretisch zou kunnen betekenen
Business case SGO-3
20
voor twee type uitkeringen waar sprake is van fraude; studiefinanciering en AOW. De genoemde getallen en bedragen zijn slechts ter indicatie. Rekenvoorbeeld: Studiefinanciering Door studenten wordt relatief veel gefraudeerd met studiefinanciering. Thuiswonende studenten schrijven zich in als uitwonende student en ontvangen hierdoor een studiefinanciering van 279 Euro per maand in plaats van 100 Euro per maand (uitgaand van een basisbeurs) 8. Volgens informatie van het Ministerie van OCW en DUO ontvangen momenteel 325.900 studenten een uitwonende beurs 9. DPG (Dienst Persoonsen Geo-informatie) schat in dat 50% van deze studenten (162.950 studenten) onterecht een uitwonende beurs ontvangt 10. Een frauderende student ontvangt jaarlijks 2.148 Euro meer studiefinanciering dan waar hij/zij recht op heeft.
Jaarlijks zijn er gemiddeld 130.000 adressen in onderzoek. Uitgaand van de verhouding frauderende studenten/totaal aantal Nederlanders 11 is bij 1% van deze gevallen sprake van fraude met studiefinanciering (1.300 van de adressen in onderzoek). Wanneer deze fraude zich gemiddeld een jaar zou voortzetten, is de potentiële baat bij het voorkomen van deze fraude gelijk aan 2,8 miljoen Euro per jaar.
Rekenvoorbeeld: AOW Voor ieder jaar dat een Nederlander in het buitenland woont en werkt wordt de AOW met 2% gekort 12. Fraude vindt plaats wanneer Nederlanders (tijdelijk) in het buitenland wonen / werken zonder dit te melden, zij blijven dan AOW opbouwen terwijl ze hier geen recht op hebben. De AOW bedraagt vanaf 1 februari 2014 per maand 1.040 Euro (alleenstaande mét heffingskorting). In Nederland werden in december 2013 zo’n 3,2 miljoen AOW uitkeringen uitbetaald. Hierbij ging het voor 81% om volledige uitkeringen en voor 19% om onvolledige uitkeringen (bijvoorbeeld omdat personen in het buitenland hebben gewoond/gewerkt) 13. In dit rekenvoorbeeld gaan we er vanuit dat zo’n 1% (circa 26 duizend uitkeringen) van de personen die een volledige uitkering ontvangen hier eigenlijk geen recht op hebben.
Jaarlijks zijn er gemiddeld 130.000 adressen in onderzoek. Uitgaand van de verhouding van (inschatting) frauderende AOW’ers/totaal aantal Nederlanders 14 is bij circa 0,2% van deze gevallen sprake van fraude met recht op AOW-opbouw (260 van de adressen in onderzoek). Wanneer deze fraude zich gemiddeld een jaar zou voortzetten en de fraudeurs eigenlijk maar recht zouden hebben op 80% van het AOW, is de potentiële baat (uitgaande van een alleenstaande en inclusief heffingskorting) bij het voorkomen van deze fraude gelijk aan circa 700 duizend Euro per jaar.
Op basis van bovenstaande indicatieve rekenvoorbeelden kan geconcludeerd worden dat de financiële baten op de grote geldstromen weleens een veelvoud zouden kunnen zijn van de gepresenteerde efficiency baten in tabel 3.1.
3.3
Verdeling over de partijen Wij hebben daarnaast gekeken naar de kosten en baten voor de verschillende actoren. Achtereenvolgens wordt kort ingegaan op de kosten en baten voor gemeenten (bronhouder), BZK (beheerder), uitvoeringsorganisaties, het bedrijfsleven (derden) en burgers. Waar dat mogelijk was
8
DUO, informatie 2014. DUO - https://www.duo.nl/organisatie/pers/aantallen.asp 10 Foliaweb - http://www.foliaweb.nl/studenten/massaal-fraude-met-uitwonende-beurs/ 11 CBS – 16,8 miljoen Nederlanders 12 Informatie Rijksoverheid (2014) 13 CBS, Aantal AOW uitkeringen, cijfers van december 2013. 14 CBS – 16,8 miljoen Nederlanders 9
Business case SGO-3
21
binnen de scope van dit onderzoek hebben we de kosten en baten opnieuw per actor in netto contante waarde weergegeven. Gemeenten De kosten van gemeenten bestaan uit investeringskosten voor uitbreiding van de interface, het opzetten van een nieuw systeem voor het afwegen van risico’s, kosten voor een extra toelichting bij een rappelaanschrijving en het eenmalig trainen van haar medewerkers hoe om te gaan met de nieuwe methode. De baten worden gerealiseerd door een efficiëntere bedrijfsvoering (binnen en buitendienst van de gemeente), efficiëntere risicoafweging en vermeden kosten door fouten van de 1
ste
e
en 2 orde (onterecht opschorten en onterecht door laten lopen van diensten). De PM-post
bestaat uit de financiële baten die niet in beeld zijn gebracht. Tabel 3.2 Saldo gemeenten Kosten en baten
Contante waarde (in € mln.)
Kosten
14
Baten
33 + PM
Saldo (baten -/- kosten)
19 +PM
Ministerie van Binnenlandse Zaken Het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) maakt als beheerder en facilitator van de BRP en de TMV kosten. Deze kosten zijn zeer indicatief en een verdere uitwerking van de benodigde architecturale aanpassingen aan de TMV en BRP is nodig. Er zijn geen baten specifiek voor BZK. Uiteraard komen de baten bij de grote geldstromen wel terecht bij het Rijk. Tabel 3.3 Saldo BZK Kosten en baten
Contante waarde (in € mln.)
Kosten
7
Baten
0
Saldo (baten -/- kosten)
-7
Uitvoeringsorganisaties De kosten die uitvoeringsorganisaties moeten maken bestaan uit investeringskosten voor uitbreiding van de interface, aanpassingen aan het (klantregistratie)systeem, opzetten van een nieuw systeem voor het afwegen van risico’s en het eenmalig trainen van haar medewerkers hoe om te gaan met de nieuwe methode. De baten worden gerealiseerd door een efficiëntere risicoafweging en vermeden kosten door fouten van de 1
ste
e
en 2 orde (onterecht opschorten en
onterecht door laten lopen van diensten). De PM-post bestaat uit de financiële baten die niet in beeld zijn gebracht als gevolg van vermeden uitkeringen/toeslagen, maar bestaat ook uit innende partijen die baat hebben bij een verbeterde kwaliteit van de BRP. Burgers zijn beter traceerbaar en invorderingstrajecten bij bijvoorbeeld boetes zijn mogelijk succesvoller (e.g. door het CJIB). Tabel 3.4 Saldo uitvoeringsorganisaties Kosten en baten Kosten
Contante waarde (in € mln.) 8
Baten
2 + PM
Saldo (baten -/- kosten)
-6 + PM
Bedrijfsleven Naar verwachting zullen ook derden die gebruik maken van de BRP profijt hebben van een verbeterde kwaliteit van de BRP. Alle afnemers van de BRP die dit adressenbestand gebruiken als
Business case SGO-3
22
bron voor postverzending zullen minder post retour ontvangen en besparen daarmee portokosten, dit geldt overigens zowel voor gemeenten, uitvoeringsorganisaties als het bedrijfsleven. Burgers Als gevolg van een goede registratie in het BRP zullen burgers minder vaak te maken krijgen met ongewenste post of onterecht opgeschorte diensten. Dit werkt irritatie-verlagend en daarmee groeit het vertrouwen in de overheid. Vertrouwen is lastig uit te drukken in monetaire termen, maar algemeen beeld is dat dit (wederzijds) vertrouwen cruciaal is voor een goede en gewaardeerde dienstverlening. Een verbeterde kwaliteit van de BRP draagt hier aan bij. Resumerend De (gezamenlijk) grootste investeringen moeten worden gemaakt door de gemeenten. Hier staan echter substantiële baten tegenover. Het ministerie van BZK moet investeren in het systeem van de terugmeldvoorziening (TMV). De afnemers van de BRP moeten eveneens investeren in hun bedrijfsvoering, gaan hier ook profiteren, maar er resteert een klein negatief saldo op het gebied van de efficiency.
3.4
Risico’s en gevoeligheden In de gevoeligheidsanalyse worden verschillende variabelen/uitgangspunten in de businesscase veranderd om te kijken hoe gevoelig de uitkomsten van de analyse voor deze veranderingen zijn. De belangrijkste indicatoren die worden meegenomen in de gevoeligheidsanalyse zijn: •
Aandeel ‘rode’ adressen van het totale aantal adressen in onderzoek.
•
Kosten ontwikkeling kwalificatiesysteem TMV & Kosten kwalificatie BRP
•
Jaarlijkse afname van het aantal adressen in onderzoek.
•
Kosten aanpassing systemen uitvoeringsorganisaties.
•
Looptijd van de business case.
Tabel 3.5 toont de resultaten van de gevoeligheidsanalyse. Het aandeel ‘rode’ adressen van het totale aantal adressen in onderzoek is in de gevoeligheidsanalyse verhoogd van 10% naar 20%. Het saldo van de businesscase wordt hiermee 12 miljoen Euro positiever (uitkomend op 15 miljoen Euro NCW). Dit komt de ‘rode’ adressen hogere potentiële baten hebben dan de categorieën groen en oranje. Indien het aandeel ‘rode’ adressen lager blijkt te liggen dan 10%, zal het saldo van de business case dus ook afnemen. Het aandeel ‘rode’ adressen moet minimaal 8% van het totale aantal adressen in onderzoek zijn voor een positief saldo van de business case (‘break-even-point’). Om een beter inzicht in het verwachte maatschappelijke rendement van deze maatregel te krijgen is dus aan te bevelen om inzichtelijk te maken hoeveel ‘rode’ adressen in onderzoek er jaarlijks zijn. De kosten van de ontwikkeling van het kwalificatiesysteem TMV en de kosten voor het toevoegen van een kwalificatie aan BRP (kosten voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken) zijn in de businesscase geraamd op 2 miljoen Euro. Deze kosten zijn echter nog zeer onzeker. In de gevoeligheidsanalyse zijn de kosten daarom met 50% verhoogd. Het saldo van de business case wordt hiermee 3 miljoen Euro negatiever en de netto contante waarde heeft een neutraal saldo van 0 miljoen Euro. Het saldo van de business case blijft dus positief indien (bij het gelijk blijven van alle andere kosten en baten) de kosten van de ontwikkeling van het kwalificatiesysteem TMV en de kosten voor het toevoegen van een kwalificatie aan BRP niet hoger zijn dan circa 3 miljoen Euro.
Business case SGO-3
23
In de businesscase gaan we er vanuit dat het aantal adressen in onderzoek door de maatregel afneemt. In de businesscase wordt uitgegaan van een jaarlijkse daling van 0% voor de groene cases, 5% voor de oranje cases en 2% voor de rode cases. Wanneer we er in de gevoeligheidsanalyse vanuit gaan dat het aantal cases niet vermindert, wordt het saldo van de business case negatief met een saldo van -16 miljoen Euro. Het is dus essentieel dat er daadwerkelijk een afname plaatsvindt van het aantal adressen in onderzoek door deze investering. De kosten van het aanpassen van de systemen van uitvoeringsorganisaties zijn in de businesscase geraamd op gemiddeld 750 duizend Euro voor in totaal 8 uitvoeringsorganisaties (de systemen van de Belastingdienst en het UWV zijn al aanpast). Deze kosten zijn echter nog zeer onzeker. In de gevoeligheidsanalyse zijn de kosten daarom met 50% verhoogd naar 1,125 miljoen Euro per uitvoeringsorganisatie. Het saldo van de business case wordt hiermee 3 miljoen Euro negatiever en de netto contante waarde heeft een neutraal saldo van 0 miljoen Euro. Het saldo van de business case blijft dus positief indien (bij het gelijk blijven van alle andere kosten en baten) de kosten van de aanpassing van de systemen van uitvoeringsorganisaties niet hoger zijn dan circa 1,125 miljoen Euro per uitvoeringsorganisatie. De looptijd van de business case is, conform de regels van het ministerie van Financiën, vastgesteld op 15 jaar. Wanneer we de looptijd van de business case verkorten naar 8 jaar daalt het saldo van de netto contante waarde naar -11 miljoen Euro. Tabel 3.5 Resultaten gevoeligheidsanalyse Indicator
Aandeel ‘rode’ adressen Kosten kwalificatiesysteem TMV & kwalificatie BRP Jaarlijkse afname aantal adressen in onderzoek Kosten aanpassen systemen uitvoeringsorganisaties Looptijd van de business case
3.5
Waarde in
Waarde in
Effect op contante
businesscase
gevoeligheidsanalyse
waarde business case
10%
20% (+10%-punt)
€ 2.000.000
€ 3.000.000 (+50%)
+12 (NCW +15)
Groen: 0%
Groen: 0%
Oranje: 5%
Oranje: 0%
Rood: 2%
Rood: 0%
€ 750.000
€ 1.125.000 (+50%)
15 jaar
8 jaar
-3 (NCW 0) -16 (NCW -13) -3 (NCW 0) -11 (NCW -8)
Synthese Op basis van de uitgevoerde business case, trekken wij de volgende conclusies: •
De businesscase in het kader van de ‘SGO-3 Versnelde effectieve inzet van basisregistraties’ voor maatregel 3 laat zien dat de kosten op basis van alleen efficiency over een periode van 15 jaar kunnen worden terugverdiend. Hiermee geeft deze verkennende businesscase aanleiding tot verder onderzoek naar de potentiële kosten en baten van deze maatregel.
•
De netto contante waarde van de kosten is 31,5 miljoen euro en de netto contante waarde van de baten is 34,7 miljoen euro. De businesscase heeft een licht positief saldo van 3,2 miljoen Euro netto contante waarde over de looptijd van 15 jaar.
•
De (gezamenlijk) grootste investeringen moeten worden gemaakt door de gemeenten. Hier staan echter substantiële baten tegenover. Het ministerie van BZK moet investeren in het systeem van de terugmeldvoorziening (TMV). De afnemers van de BRP moeten eveneens
Business case SGO-3
24
investeren in hun bedrijfsvoering, gaan hier ook profiteren, maar er resteert een negatief saldo op het gebied van de efficiency. •
Bij het berekenen van de baten zijn voornamelijk de efficiencywinsten in monetaire waarden uitgedrukt. De financiële gevolgen op de ‘grote geldstromen’ (uitkeringen, toeslagen) zijn naar verwachting een veelvoud van de reeds berekende baten: in feite zit hier de ‘echte winst voor de maatschappij’;
•
De berekende efficiency baten en in het bijzonder de effecten op de grote geldstromen van dit project reiken dan ook verder dan alleen de uitvoeringsorganisaties en werken als gevolg van een verhoogde kwaliteit van de BRP door bij alle afnemers van de BRP;
•
Kijken we alleen naar efficiency dan duurt het circa 12 jaar om de kosten terug te verdienen. Baten vanuit de grote geldstromen kunnen de terugverdientijd aanzienlijk versnellen.
Bij de uitvoering van de maatregel, dient er rekening te worden gehouden met de volgende risico’s: •
Het is essentieel dat het aandeel adressen in onderzoek met ‘code rood’ (bewust onjuist geregistreerd of niet langer verblijvend in Nederland) minimaal 8% is van het totale adressen in onderzoek. Indien dit niet het geval is, loont het niet om op basis van efficiencywinst de investeringen te maken (uitgaande van de kosten en uitgangspunten zoals vermeld in de bijlage 1). De effecten op de grote geldstromen zorgen ervoor dat bovengenoemd percentage lager kan zijn;
•
De kosten voor kwalificatiesysteem TMV & kwalificatie BRP (kosten voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken) mogen niet meer bedragen dan 3 miljoen Euro (uitgaande van de kosten en uitgangspunten zoals vermeld in bijlage 1);
•
Het is tevens essentieel dat er daadwerkelijk een afname plaatsvindt van het aantal adressen in onderzoek door de maatregel.
•
Kwetsbare groepen als dak- en thuislozen kunnen onbedoeld deel uitmaken van de groep code rood, met als gevolg dat zij op sociaaleconomisch gebied verder achteruitgaan.
Hierbij dient tevens aan de volgende randvoorwaarden worden voldaan: •
Verbreding van de maatregel opschorten uitkering of toeslag bij foutieve registratie BRP zoals toegepast bij bijvoorbeeld UWV en Belastingdienst naar andere concrete overheidsdiensten/producten waarvoor opschorting mogelijk is, is een essentiële voorwaarde om bovengenoemde baten te realiseren. Verwacht wordt dat anders de burger niet voldoende geprikkeld wordt om zich juist te registreren. De voordelen van niet juist geregistreerd staan wegen dan (mogelijk) niet langer op tegen de nadelen als gevolg van opschorting dienstverlening. -
Een verbreding van de maatregelen is in beginsel denkbaar bij praktisch alle diensten en producten die de gemeente aanbiedt. Door een controle in te bouwen wanneer een burger aan het loket verschijnt (bijvoorbeeld voor ophalen rijbewijs) woonachtig op een adres dat in onderzoek staat kan eerst gekeken worden wat de juiste adresregistratie is voordat overgegaan wordt tot verlening van de dienst. Het grote voordeel van deze handelingswijze is dat veel burgers worden gezien en er direct contact is.
-
Verder is een verbreding van de maatregelen in beginsel denkbaar bij praktisch alle diensten en producten waar een causale relatie met de adresregistratie van de burger te leggen is.
•
Een tweede randvoorwaarde is dat het juridisch mogelijk gemaakt wordt dat een terugmelding begeleid met een rechtsgeldige verklaring van bijvoorbeeld een deurwaarder de gemeente geen eigen onderzoek meer in gang hoeft te zetten en dat bij een eventuele gang naar de rechter de opschorting van de dienst stand houdt.
Op basis van de business case komen wij tot de volgende aanbevelingen:
Business case SGO-3
25
•
Alle gepresenteerde kosten en baten zijn gebaseerd op ruwe indicaties en er is geen specifiek onderscheid gemaakt tussen de verschillende type dienstverleners. Deze businesscase vormt hiermee vooral een verkenning of zogeheten vingeroefening van de mogelijke kosten en baten van het project. Wij raden aan het concept van ‘opschorten uitkeringen/toeslagen’ nader uit te werken en een volledige business case uit te werken. Hierbij is vooral een verdere concretisering van de toepassing van kwalificaties bij terugmelding, benodigde aanpassingen in de BRP en maatwerk van de gevolgen bij de verschillende betrokken actoren noodzakelijk.
•
Een groot deel van de adressen in onderzoek zijn een gevolg van onwetendheid van de burger over zijn/haar informatieplicht. In veel gevallen is een aanschrijving van de gemeente al voldoende om de burger aan te zetten tot een juiste inschrijving. De burger goed informeren op haar informatieplicht kan er reeds voor zorgen dat het aantal adressen in onderzoek afneemt. Hier kunnen zowel het Rijk, uitvoeringsorganisaties als de gemeente burgers pro-actief op wijzen.
Tabel 3.6 Samenvattende tabel, jaarlijks (NCW = +3 mln) 2015
2016
2017
2018
20192029*
Alle bedragen x € 1.000 Baten Geschatte baten
€ 1.937
€ 2.212
€ 2.487
€ 2.762
€ 3.037
waarvan BZK
€0
€0
€0
€0
€0
waarvan uitvoeringsorganisaties
€ 150
€ 152
€ 154
€ 156
€ 158
waarvan gemeenten
€ 1.788
€ 2.060
€ 2.333
€ 2.606
€ 2.879
waarvan bedrijfsleven
+
+
+
+
+
waarvan burgers
+
+
+
+
+
Grote geldstromen
substantieel
Geschatte kosten Geschatte kosten realisatie en exploitatie
€ 16.636
€ 3.422
€ 1.907
€ 1.142
€ 1.127
waarvan BZK
€ 2.000
€ 400
€ 400
€ 400
€ 400
waarvan uitvoeringsorganisaties waarvan gemeenten
€ 3.898
€ 2.636
€ 1.128
€ 371
€ 363
€ 10.738
€ 386
€ 378
€ 371
€ 363
Risico’s Ordegrootte risico van voorwaarden en uitgangspunten voor haalbaarheid gepresenteerde BC
Aantal rode adressen (minimaal 8% voor positieve BC)
onzeker, geen goed zicht op
Ontwikkelingskosten authenticatiesysteem
gemiddeld, eenmalig
Kosten aanpassing systemen uitvoeringsorganisaties
gemiddeld, eenmalig
'Raken' kwetsbare groepen
aanwezig, aandachtspunt
Verbreding van de maatregel als voorwaarde
beperkt, goede afspraken maken
Rechtsgeldige terugmelding
Resultaat
initieel groot € -14.699
€ -1.210
€ 580
€ 1.620
€ 1.910
* De weergegeven jaarlijkse baten en kosten kunnen grosso modo maal tien gedaan worden voor de gehele periode. De totale kosten nemen tot 2025 nog iets verder af tot € 1.037 per jaar. De totale baten nemen tot 2025 nog iets verder toe tot € 4.686 per jaar.
Business case SGO-3
26
Bijlage 1: Uitwerking kosten en baten
Aantal adressen in onderzoek Het gemiddelde aantal adressen in onderzoek per jaar is gelijk aan 130.000 (o.b.v. het gemiddelde in de periode 2006-2013). Om de business case verder in te vullen zijn deze adressen onderverdeeld naar groene, oranje en rode cases. Hierbij is uitgegaan van een verdeling van 60% groen, 30% oranje en 10% rood.
Uitwerking kosten f. & g. Uitbreiding mogelijkheden TMV & Toevoegen kwalificatie BRP De kosten voor uitbreiding van de mogelijkheden van TMV zijn ingeschat op 500 duizend Euro. Dit bedrag is gebaseerd op een ruwe inschatting van de kosten van Digimelding 2.0. De kosten voor het toevoegen van een kwalificatie mogelijkheid in BRP zijn ingeschat op 1,5 miljoen Euro. Het gaat hier om een grove inschatting die, afhankelijk van de complexiteit en onderlinge afhankelijkheid met andere delen in het BRP systeem nog hoger danwel lager kan uitvallen. Daarvoor moet de definitie van de wijziging, en de mate waarin dat aan deze businesscase toegerekend kan worden, eerst verder onderzocht worden. Ook geldt dat de kosten voor de aanpassingen van GBA/BRP de komende jaren extra duur uitvallen in verband met de nieuwbouw van BRP en de planning hiervan. De onderhoudskosten van de systemen zijn geraamd op 20% van de investeringskosten per jaar. Kosten uitbreiding TMV & BRP
Omvang kosten
Kosten uitbreiden TMV
€ 500.000
Kosten toevoegen kwalificatie BRP
€ 1.500.000
Onderhoudskosten
20% van de investeringskosten
Bron Inschatting op basis van verkenning kosten Digimelding 2.0 Inschatting op basis van informatie BZK Ecorys & Conict (2007), Handreiking voor kosten-batenanalyse voor ICT projecten
a. & c. Uitbreiding interface De gemeenten en uitvoeringsorganisaties moeten investeren in een uitbreiding van de interface die terugmeldingen met kwalificaties kunnen verwerken. De kosten van de uitbreiding van de interface per organisatie zijn inschat op basis van de MKBA e-herkenning (Ecorys, 2013). Deze kosten zijn ingeschat op gemiddeld 25 duizend Euro per organisatie en omvatten zowel de ICT investering als benodigde tijd die medewerkers aan de uitbreiding kwijt zullen zijn. We verwachten dat de kosten bij de uitvoeringsorganisaties mogelijk hoger kunnen zijn, maar dat bij gemeenten schaalvoordelen gerealiseerd kunnen worden. Kosten uitbreiding interface
Omvang kosten
Gemiddelde kosten per organisatie
€ 25.000
Bron Op basis van Ecorys (2013) MKBA eherkenning
b. & e. Training medewerkers Medewerkers van gemeenten en uitvoeringsorganisaties moeten leren werken met het nieuwe kwalificatiesysteem en de nieuwe interface. Hiertoe zijn kosten voor de training van medewerkers in de MKBA opgenomen. We gaan er vanuit dat iedere organisatie 8 uur nodig heeft om enkele
Business case SGO-3
27
medewerkers te trainen. Het tarief waarmee gerekend is, is gelijk aan 64 Euro per uur (Ministerie van Financiën, 2013) Kosten training medewerkers
Omvang
Bron Inschatting op basis van Ecorys
Aantal uren per organisatie
8
(2013), MKBA e-herkenning & Ecorys (2013), MKBA berichtenbox.
Tarief
€ 64 per uur
Ministerie van Financiën (2013), Handleiding overheidstarieven 2013.
d. Aanpassen systeem uitvoeringsorganisaties Gekwalificeerd terugmelden betekent dat een uitvoeringsorganisatie volgens een bepaalde standaard moet gaan handelen. Hiervoor moeten ook de (klantregistratie)systemen van de uitvoeringsorganisaties worden aangepast. De kosten voor het aanpassen van het klantregistratiesysteem zijn geraamd op gemiddeld 750 duizend Euro per uitvoeringsorganisatie. In deze kosten zijn zowel de proceskosten van het aanpassen van de systemen als de (verdisconteerde) kosten voor extra benodigde handelingen opgenomen. Het opgenomen bedrag van 750 duizend Euro is een gemiddeld bedrag. Bij het bepalen van dit bedrag is er rekening mee gehouden dat de kosten voor de grote organisaties hoger liggen dan de opgenomen kosten en dat de kosten voor de kleinere organisaties waarschijnlijk lager liggen. De systemen van de Belastingdienst en het UWV zijn al aangepast en deze kosten zijn al gemaakt. Voor beide organisaties worden daarom geen extra kosten voor het aanpassen van systemen meegenomen in de business case. Tevens is de SVB al in het proces om gebruik te gaan maken van de TMV. Alleen de meerkosten zijn met betrekking tot deze businesscase relevant. Kosten aanpassen
Omvang kosten
Bron
(klantregistratie)systemen Gemiddelde kosten per organisatie
€ 750.000
Inschatting op basis van gegevens uitvoeringsorganisaties
We gaan ervan uit dat 8 uitvoeringsorganisaties systeemkosten moeten maken die dat in de autonome situatie anders niet gedaan hadden. Aangenomen is dat in jaar 1 vier organisaties deze aanpassingen doorvoeren, jaar 2 nog eens drie organisaties en in jaar drie de laatste organisatie. h. & k. Opzetten systeem voor afweging risico’s Om met de kwalitatieve informatie uit TMV een risicoprofiel op te stellen is een systeem nodig voor de afweging van risico’s. De kosten voor het opzetten van deze systemen zijn gelijkgesteld aan de kosten voor de uitbreiding van de interface en zijn geraamd op 25 duizend Euro per uitvoeringsorganisatie. Kosten systeem afweging risico’s
Omvang kosten
Gemiddelde kosten per organisatie
€ 25.000
Bron Op basis van Ecorys (2013) MKBA eherkenning
i. & l. Extra kosten bij opschorten lopende dienstverlening De uitvoeringsorganisaties zullen met de maatregel vaker dan nu een uitkering moeten opschorten. Hiermee gaan extra administratieve handelingen gepaard. Verwacht wordt dat de tijdsbesteding van het opschorten van lopende dienstverlening 5 minuten werk met zich meebrengt. We gaan er in de businesscase vanuit dat er bij 20% van de oranje cases en bij 50% van de rode cases een vorm van dienstverlening wordt stopgezet.
Business case SGO-3
28
Kosten opschorten lopende
Omvang
Bron
dienstverlening Inschatting op basis van Ecorys
Tijdsbesteding opschorten lopende
5 minuten
dienstverlening
(2013), MKBA e-herkenning & Ecorys (2013), MKBA berichtenbox.
Tarief
€ 64 per uur
Ministerie van Financiën (2013), Handleiding overheidstarieven 2013.
j. & m. Extra toelichting in kwalificatiesysteem Het toevoegen van extra toelichting in het kwalificatiesysteem (zoals het meesturen van bewijsstukken) kost de betrokken organisaties extra tijd. Verwacht wordt dat de tijdsbesteding voor het toevoegen van bewijsstukken / extra toelichting in het systeem circa 5 minuten per casus kost en dat dit alleen voor rode cases gebeurt. Kosten toevoegen bewijsstukken
Omvang
Bron Inschatting op basis van Ecorys
Tijdsbesteding toevoegen bewijsstukken
5 minuten
(2013), MKBA e-herkenning & Ecorys (2013), MKBA berichtenbox.
Tarief
€ 64 per uur
Ministerie van Financiën (2013), Handleiding overheidstarieven 2013.
n. Extra toelichting naar burger bij rappelaanschrijving Verwacht wordt dat er extra communicatie naar burgers ontstaat bij een rappelaanschrijving. In de MKBA wordt deze extra communicatie meegenomen als één extra brief die naar burgers zal worden verzonden. De extra kosten zijn gelijk aan 5 Euro per brief. Kosten extra toelichting burger
Omvang
Bron Inschatting op basis van Ecorys
Tijdsbesteding per brief
5 minuten
(2013), MKBA e-herkenning & Ecorys (2013), MKBA berichtenbox.
Tarief
€ 64 per uur
Ministerie van Financiën (2013), Handleiding overheidstarieven 2013.
Uitwerking baten 1. Verminderde tijdsbesteding binnendienst gemeenten aan adres in onderzoek Met het toekennen van uniforme kwalificaties bij een terugmelding is de verwachting dat de gemeenten als bronhouder een efficiëntere bedrijfsvoering kunnen voeren. Wanneer een adres door een uitvoeringsorganisaties als categorie ‘rood’ wordt aangemerkt hoeft de gemeente geen verder onderzoek meer te doen. In vergelijking met het nulalternatief brengt dit een tijdsbesparing met zich mee voor de binnendienst van de gemeenten. We verwachten dat de tijdsbesparing zich alleen voordoet bij de categorie ‘rood’. Bij categorie ‘oranje’ is immers nog niet precies duidelijk wat er aan de hand is en is vervolg onderzoek nog nodig.
Business case SGO-3
29
Categorie -
Tijdsbesteding
Tijdsbesteding
nulalternatief
projectalternatief
Groen
5 minuten
5 minuten
Oranje
27 minuten
27 minuten
Rood
27 minuten
5 minuten
adres in onderzoek
Bron
Interview gemeente Amsterdam
Ministerie van Financiën (2013), Tarief
Handleiding overheidstarieven
€ 64 per uur
2013.
2. Verminderde tijdsbesteding buitendienst gemeenten aan adres in onderzoek Naast een tijdsbesparing bij de binnendienst kan het toekennen van kwalificaties ook een tijdsbesparing bij de buitendienst van de gemeenten met zich mee brengen. Wanneer een adres in onderzoek in de categorie ‘rood’ wordt aangemerkt, hoeft de gemeente bijvoorbeeld niet nog eens een deurwaarder langs te sturen. Categorie -
Kosten
Kosten
nulalternatief
projectalternatief
€0
€0
Oranje
€ 250
€ 250
Rood
€ 250
€0
adres in onderzoek Groen
Bron
Interview gemeente Amsterdam
Ministerie van Financiën (2013), Tarief
Handleiding overheidstarieven
€ 64 per uur
2013.
3. & 6. Verhoogde efficiëntie in risicoafweging bij afnemers De afnemers van TMV kunnen met de toegevoegde kwalificatie gemakkelijker het risico bij een adres in onderzoek bepalen. Verwacht wordt dat de tijdsbesteding bij de inschatting van risico’s met 5 minuten per adres in onderzoek kan afnemen. Verhoogde efficiëntie risico bepaling
Omvang
Besparing tijd bij bepaling risico
5 minuten
Bron Inschatting op basis van Ecorys (2013), MKBA e-herkenning & Ecorys (2013), MKBA berichtenbox.
Tarief
€ 64 per uur
Ministerie van Financiën (2013), Handleiding overheidstarieven 2013.
e
4. & 7. Vermeden kosten fouten 1 orde (onterecht opschorten) e
Het verkleinen van het aantal fouten van de 1 orde zorgt voor vermeden kosten omdat administratieve handelingen vermeden kunnen worden (weer opstarten na onterechte opschorting). Bovendien kunnen eventuele rechtszaken voorkomen worden. Om de vermeden administratieve e
kosten hiervan in te kunnen schatten zijn aannames gemaakt van het aantal cases waarbij 1 orde fouten voorkomen. De onderstaande tabel geeft hier inzicht in. Per vermeden fout kan 15 minuten tijdsbesparing optreden.
Business case SGO-3
30
Aantal cases met 1e orde fouten
Categorie adres in onderzoek
Nulalternatief
Projectalternatief
Groen
0%
0%
Oranje
5%
4%
Rood
2%
1%
Bron
Aanname
Inschatting op basis van Ecorys Besparing tijd per case
(2013), MKBA e-herkenning &
15 minuten
Ecorys (2013), MKBA berichtenbox. Ministerie van Financiën (2013),
Tarief
Handleiding overheidstarieven
€ 64 per uur
2013. e
5. & 8. Vermeden kosten fouten 2 orde (onterecht door laten lopen diensten) e
e
Naast het vermijden van 1 orde fouten kunnen ook fouten van de 2 orde (onterecht door laten lopen diensten) worden voorkomen. Naast de geldstromen die hierdoor vermeden worden (zie verder hoofdstuk 2), wordt ook op administratieve handelingen bespaard. Om de vermeden administratieve kosten hiervan in te kunnen schatten zijn aannames gemaakt van het aantal cases e
waarbij 2 orde fouten voorkomen. De onderstaande tabel geeft hier inzicht in. Per vermeden fout kan 15 minuten tijdsbesparing optreden. Aantal cases met 1e orde fouten
Categorie adres in onderzoek
Nulalternatief
Projectalternatief
Groen
0%
0%
Oranje
15%
10%
Rood
3%
2%
Bron
Aanname
Inschatting op basis van Ecorys Besparing tijd per case
(2013), MKBA e-herkenning &
15 minuten
Ecorys (2013), MKBA berichtenbox. Ministerie van Financiën (2013),
Tarief
Handleiding overheidstarieven
€ 64 per uur
2013.
9. Verhoogde kwaliteit BRP De maatregelen worden verwacht een positief effect te hebben op de kwaliteit van het BRP. Bij de burger ontstaat een extra prikkel om te zorgen voor juiste registratie. Verwacht wordt dan ook dat het aantal adressen in onderzoek zal afnemen. Op basis van de interviews zijn inschattingen gemaakt voor de verwachte jaarlijkse afname van cases en de maximale afname. Categorie adres in onderzoek
Afname cases adres in onderzoek Jaarlijkse
Maximale
verandering
verandering
Groen
0%
0%
Oranje
5%
50%
Rood
2%
20%
Bron
Aanname
Business case SGO-3
31
Bijlage 2: Jaarlijkse kosten en baten
Nominale kosten en baten De onderstaande tabel en grafieken tonen de jaarlijkse nominale waarden van kosten en baten.
Nominale kosten en baten per jaar (€) Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Kosten 16.640.000 3.420.000 1.910.000 1.140.000 1.130.000 1.110.000 1.090.000 1.080.000 1.070.000 1.050.000 1.040.000 1.040.000 1.040.000 1.040.000 1.040.000
Baten 1.940.000 2.210.000 2.490.000 2.760.000 3.040.000 3.310.000 3.590.000 3.860.000 4.140.000 4.410.000 4.690.000 4.690.000 4.690.000 4.690.000 4.690.000
Saldo (cumulatief) -14.700.000 -15.910.000 -15.330.000 -13.710.000 -11.800.000 -9.600.000 -7.100.000 -4.320.000 -1.250.000 2.110.000 5.760.000 9.410.000 13.060.000 16.710.000 20.360.000
Note: afgeronde bedragen
Nominale kosten en baten per jaar (€)
Contante waarde kosten en baten De onderstaande tabel en grafiek toont de jaarlijkse (cumulatieve) waarde van de netto contante waarde van kosten en baten.
Business case SGO-3
32
Nominale kosten en baten per jaar (€) Jaar 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Saldo netto contante waarde (cumulatief) € -14.400.000 € -15.660.000 € -15.320.000 € -14.120.000 € -12.800.000 € -11.350.000 € -9.800.000 € -8.170.000 € -6.470.000 € -4.710.000 € -2.900.000 € -1.210.000 € 380.000 € 1.860.000 € 3.240.000
Ontwikkeling netto contante waarde kosten en baten per jaar (€)
Business case SGO-3
33
Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Nederland
Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam Nederland
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected]
W www.ecorys.nl
Sound analysis, inspiring ideas
BELGIË – BULGARIJE – HONGARIJE – INDIA – KROATIË - NEDERLAND – POLEN – RUSSISCHE FEDERATIE – SPANJE – TURKIJE - VERENIGD KONINKRIJK