Brochure
Begrijpend lezen VMBO
1
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
2
Inleiding Het belang van begrijpend lezen kan nauwelijks overschat worden. Het niveau van begrijpend lezen dat kinderen aan het einde van het basisonderwijs halen, bepaalt voor een niet onbelangrijk deel de keuze voor en succes in het voortgezet onderwijs. Begrijpend lezen is veel meer dan de beheersing van een vaardigheid, het is de sleutel tot toegang tot kennis die schriftelijk is vastgelegd. Voldoende beheersing van begrijpend lezen zorgt ervoor dat leerlingen steeds onafhankelijker kennis kunnen vergaren en is daarmee een belangrijke voorspeller van schoolsucces en later maatschappelijk functioneren. Toch wordt (ook nu nog) aangenomen dat leerlingen vanzelf leren begrijpend lezen. Als ze eenmaal goed technisch kunnen lezen, leren ze vanzelf ook te begrijpen wat ze lezen. Dit geldt helaas niet voor alle leerlingen. Niet alle leerlingen passen uit zichzelf strategieën toe, die nodig zijn om een tekst goed te kunnen begrijpen. Daarvoor is het nodig dat ze les krijgen in het begrijpend lezen. Als leerlingen niet kunnen begrijpend lezen zullen ze nooit studerend kunnen lezen. Terwijl studerend lezen in het verdere onderwijs één van de belangrijkste vormen van onderwijs zal zijn. De Zuid-Vallei, onderdeel van de Giralis Groep, heeft een programma voor begrijpend lezen voor het VMBO ontwikkeld. In dit programma worden strategieën, die van belang zijn voor begrijpend lezen expliciet en geïsoleerd aangeboden. Door een cyclische opbouw van het programma blijven de strategieën terugkomen in de daaropvolgende hoofdstukken. Hierdoor leren de leerlingen de verschillende strategieën in één tekst toe te passen. Na verloop van tijd raken de strategieën geautomatiseerd en worden ze niet meer expliciet herhaald aan de leerlingen. Wel is het natuurlijk de bedoeling dat ze die strategieën blijven toepassen. Om ze hiervoor een geheugensteuntje te geven worden een aantal strategieën via een pictogram aangeboden. Ook kunnen leerlingen gebruik maken van (geplastificeerde) strategiekaarten. Ieder hoofdstuk begint met de introductie van een strategie, gevolgd door directe instructie en oefening. Daarna komt er een aantal lessen met als doel generalisatie of flexibilisering van de opgedane kennis. Leerlingen moeten het geleerde nu op een breed gebied toepassen. In de lessen staan teksten die betrekking hebben op de latere beroepsuitoefening, maatschappelijk relevante onderwerpen en teksten die leerlingen bij het maken van huiswerk tegenkomen. Aan het eind van elk hoofdstuk komen één of meerdere lessen ‘nog eens oefenen’ of ‘nog meer oefeningen’ aan de orde. In deze lessen moeten alle tot dan toe aangeleerde strategieën worden toegepast. De leerkracht kan deze lessen beschouwen als een vorm van summatieve toetsing. Zo kan gekeken worden of de leerling de aangeboden vaardigheden beheerst en toepast. Om goed begrijpend te kunnen (leren) lezen, moeten kinderen over een aantal voorwaarden beschikken, zoals een voldoend technisch leesniveau, een voldoende woordenschat en kennis van de wereld. Deze voorwaarden maken uiteraard geen deel uit van dit programma. Voor het begrijpend lezen hebben de leerlingen voorkennis van teksten nodig. Dit noemen we voorwaardelijke vaardigheden. Dit zijn vaardigheden die zich vooral richten op tekst- en zinskenmerken. In hoofdstuk 1 wordt hier aandacht aan besteed. Het begrijpend lezen zelf kan opgedeeld worden in twee soorten strategieën, die nodig zijn om te kunnen begrijpend lezen, namelijk de monitorstrategieën en de specifieke strategieën. Monitorstrategieën zijn metacognitieve strategieën, die het taakgedrag sturen. Een deel van deze strategieën worden al ingezet voor het lezen van de tekst. Voorbeelden hiervan zijn het weten wat voor tekst het is, opstellen van het leesdoel en verwachtingen en activeren van voorkennis. De hoofdstukken 2, 3 en 4 van deel 1 en hoofdstuk 2 van deel 2 besteden hier aandacht aan. Ook tijdens het lezen van de tekst worden monitorstrategieën toegepast. Het
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
3
gaat dan om het controleren van het leesbegrip en het evalueren en bijstellen van verwachtingen. Dit wordt behandeld in hoofdstuk 10 van deel 1 en hoofdstuk 8 van deel 2. Specifieke strategieën zijn strategieën, die gericht zijn op een bepaalde vaardigheid binnen de taak begrijpend lezen met betrekking tot talige aspecten van de tekst. Het zijn vaardigheden die gericht zijn op de inhoud van de tekst. Tijdens het lezen zijn dit zaken als het achterhalen van de betekenis van onbekende woorden, het begrijpen van verwijswoorden en herkennen van signaalwoorden. De leerlingen oefenen hiermee in de hoofdstukken 5 tot en met 9 van deel 1 en 3 tot en met 7 van deel 2. Ook na het lezen van de tekst wordt gebruik gemaakt van specifieke strategieën. Het gaat dan om het integreren en toepassen van de nieuwe informatie (hoofdstuk 11 van deel 1 en hoofdstuk 10 van deel 2) en het samenvatten (hoofdstuk 9 van deel 2). Deze deelvaardigheden worden aangeleerd door middel van expliciete instructie. De denkstappen worden stap voor stap voorgedaan aan de leerlingen. Aangezien leerlingen het programma ook vaak individueel doorwerken, wordt in het programma gewerkt met een voorbeeldfiguur. In dit deel op AVI-niveau 6/7 is dit een leerkracht. Deze leerkracht maakt in het dagelijks leven van alles mee, waardoor hij geconfronteerd wordt met het begrijpend lezen. Hij doet de denkstappen expliciet voor de leerlingen voor. De vaardigheden of strategieën, die een leerling kan inzetten om een tekst zo goed mogelijk te begrijpen, behoren tot de belangrijkste factoren voor het begrijpend lezen (Aarnoutse, 1991). Het is van belang dat leerlingen expliciete instructie krijgen tijdens het aanleren van deze strategieën. Dit wil echter niet zeggen dat als leerlingen deze deel-strategieën beheersen, ze dan ook goed kunnen begrijpend lezen. Bij begrijpend lezen zijn naast de beheersing van de deelvaardigheden, vooral de integratie van deze vaardigheden, de vloeiende overgangen en de voortdurende controle op de uitvoering van belang (Walraven, 1995). Door in het programma een cyclische opbouw te maken, waarbij steeds weer de tot dan toe aangeleerde strategieën terugkomen, wordt hieraan tegemoet gekomen. Het programma is ontwikkeld in twee verschillende delen. Het eerste deel is op op een lager technisch leesniveau, vergelijkbaar met AVI 6/7 en het tweede op een hoger technisch leesniveau: AVI 8/9. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan leerlingen met een uiteenlopende technische leesvaardigheid. Ook worden er aan de vaardigheid begrijpend lezen hogere eisen gesteld zodra de leerlingen op een hoger niveau lezen. Dit komt terug in het programma. Op AVI niveau 8/9 wordt bijvoorbeeld een grote nadruk gelegd op het begrijpen van verwijswoorden en signaalwoorden. Vervolgens wordt dan de stap gemaakt naar het halen van de hoofdgedachte uit een tekst en het samenvatten van een tekst. In het eerste deel (op AVI-niveau 6/7) wordt veel meer nadruk gelegd op de monitorstrategieën en wordt de overgang naar het samenvatten gemaakt.
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
4
Handleiding per hoofdstuk Tekststructuur: alinea's, titel en kopjes (In deel 1: hoofdstuk 1) Om goed te kunnen (begrijpend) lezen is er een bepaalde voorkennis van teksten nodig. Leerlingen moeten weten wat bepaalde kenmerken van teksten zijn. In dit hoofdstuk komen een aantal belangrijke kenmerken aan de orde. De leerlingen leren alinea's, titel en kopjes te herkennen. Soort tekst (In deel 1: hoofdstuk 2) In dit hoofdstuk leren de leerlingen de eerste monitorstrategie toe te passen, namelijk het indelen van teksten in bepaalde categorieën. Als een leerling verschillende teksten in kan delen in bepaalde soorten, kan hij die teksten ook veel bewuster gaan lezen. In dit hoofdstuk wordt hier een begin mee gemaakt. De leerlingen leren eerst dat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen verhaalteksten en informatieteksten. Als ze dit met een aantal titels geoefend hebben, leren ze een onderscheid te maken in verschillende soorten informatieteksten. Uiteindelijk ontstaat er de volgende indeling van teksten: • Verhaalteksten • Doeteksten • Opzoekteksten • Leer- of weetteksten • Meningteksten Deze soorten teksten staan ook op een kaart (figuur 1) die de leerlingen er de eerste paar lessen nog naast mogen houden. De leerlingen leren als eerste dat teksten ingedeeld kunnen worden aan de hand van de titel. Verder in dit hoofdstuk leren ze ook dat een plaatje en de eerste en laatste regels van een tekst kunnen helpen bij het indelen van teksten. figuur 1; soorten teksten
Opstellen leesdoel en leesgedrag (In deel 1: hoofdstuk 3) Leerlingen leren dat een tekst met veel verschillende doelen gelezen kan worden. Je kunt een tekst lezen omdat je iets moet leren voor school, of omdat je gewoon zin hebt in lezen etc. Doordat in het programma verschillende teksten na elkaar aan de orde komen, zien leerlingen dat leesdoel en leesgedrag ook met de soort tekst te maken hebben. Het wordt duidelijk dat je teksten op verschillende manieren kunt lezen. Een verhaaltekst of een meningtekst mag je meestal gewoon lezen, zoals je zelf wilt. Terwijl een leer- of weettekst vaak heel nauwkeurig gelezen moet worden. En een doetekst moet weer stap voor stap worden gelezen. Als laatste leren ze dat een opzoektekst bijna nooit helemaal gelezen moet worden. Zo'n tekst lees je ‘zoekend’. Opstellen van verwachtingen en activeren voorkennis (In deel 1: hoofdstuk 4) Leerlingen worden erop gewezen dat ze in de vorige twee hoofdstukken hebben geleerd hoe ze zich kunnen voorbereiden op een tekst. Op die manier weet je hoe je een tekst moet gaan lezen. In dit hoofdstuk komen er nog twee vragen bij die je jezelf voor het lezen kunt (of
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
5
moet) stellen. Ze leren dat het handig is om te voorspellen wat er ongeveer in de tekst zal staan. Dit voorspellen leren ze aan de hand van een titel en een plaatje. Daarna wordt ook de laatste monitorstrategie behandeld die vooraf gaat aan het lezen. Namelijk het activeren van voorkennis. Het is de bedoeling dat leerlingen zich bewust worden van de kennis die ze al hebben over een bepaald onderwerp. Om dit te bereiken leren ze zichzelf vragen stellen over de titel van het verhaal. Alle monitorstrategieën die voor het lezen doorgelopen moeten worden zijn nu behandeld. Alle vragen, die de leerlingen zichzelf moeten stellen zijn in een pictogram gezet. Dit pictogram blijft voorlopig nog boven de teksten staan, zodat de leerlingen steeds weer herinnerd worden aan dit voorbereiden op een tekst. Op de vragen-kaart (figuur 2) staat het pictogram met de bijbehorende vragen nog eens uitgetekend. De leerlingen mogen deze kaart voorlopig bij zich houden. In deel twee van het Begrijpend Leesprogramma VMBO komen de vijf monitorstrategieën die vooraf gaan aan het lezen ook aan de orde. Hier niet één strategie per hoofdstuk, maar alle vijf strategieën in één hoofdstuk, te weten hoofdstuk 2: Voorbereiden op het lezen.
Onbekende, moeilijke woorden (In deel 1: hoofdstuk 5) (In deel 2: hoofdstuk 3) In dit hoofdstuk leren leerlingen wat ze moeten doen als ze een woord tegenkomen, waarvan ze de betekenis niet kennen. Ze leren daarbij dat vaak de betekenis van een woord al in de tekst gegeven wordt. Om achter die betekenis te komen leren ze een aantal stappen te nemen. Uiteindelijk komen de stappen op een 'stappenplan moeilijke woorden' (figuur 3) te staan.
figuur 2; vragen-kaart
figuur 3; moeilijke woorden
In-plaats-van-woorden of verwijs-woorden (In deel 1: hoofdstuk 6) (In deel 2: hoofdstuk 4) Het begrijpen van verwijswoorden is voor veel leerlingen vaak een moeilijk punt. In dit hoofdstuk worden leerlingen eerst gewezen op het bestaan van verwijswoorden. Ook wordt de functie van verwijswoorden duidelijk gemaakt, aan de hand van twee voorbeeldtekstjes (twee gelijke tekstjes, één met en één zonder verwijswoorden). Vervolgens leren leerlingen om betekenis van verwijswoorden te achterhalen. De betekenis staat nu nog één regel terug. Ook leren ze te controleren of het klopt door het antecedent in te vullen. In de les die daarop volgt wordt geleerd dat een verwijswoord niet alleen maar in de plaats van één woord, maar ook in de plaats van een paar woorden of zelfs voor een hele zin in de plaats kan staan. Ook leren ze dat als ze het antecedent niet in de regel ervoor kunnen vinden, dat ze dan verder terug moeten zoeken. Als laatste worden leerlingen erop gewezen dat soms ook synoniemen worden gebruikt als een soort verwijswoorden. Doordat de teksten steeds iets moeilijker worden, worden de verwijswoorden ook steeds iets moeilijker. Dat zit hem vooral in het feit dat de verwijswoorden steeds abstracter worden.
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
6
Signaal-woorden (In deel 1: hoofdstuk 7) (In deel 2: hoofdstuk 5) In dit hoofdstuk gaat het om signaalwoorden. Dit zijn woorden die verbanden tussen zinnen aangeven. Daarmee leggen signaalwoorden voor de lezer de structuur van een tekst bloot. Kennis van de tekststructuur fungeert als basis voor het vaststellen van de hoofdgedachte en het maken van een samenvatting van de tekst. Vandaar dat dit hoofdstuk een belangrijk hoofdstuk is als het gaat om het bereiken van de einddoelen van het begrijpend lezen. Het programma kent de volgende opbouw van signaalwoorden: DEEL 1
2
Verband
Signaalwoorden
Tegenstellend verband
maar, toch, echter, in tegenstelling tot, daarentegen
Opsommend verband
ten eerste, ten tweede,….., en, en, komma's + en
Oorzakelijk verband
omdat, daarom, want, doordat, daardoor
Tegenstellend verband
uitbreiding met: in tegendeel, daar staat tegenover
Opsommend verband
uitbreiding met: ten slotte, als laatste, bovendien, verder
Oorzakelijk verband
uitbreiding met: zodat
Uitleggend verband
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden dus, kortom, samengevat, alles bij elkaar
Concluderend of samenvattend verband
Hoofdgedachte en bijzaken (In deel 1: hoofdstuk 8) (In deel 2: hoofdstuk 6) Dit is een belangrijk hoofdstuk. Als leerlingen in staat zijn een hoofdgedachte uit een tekst te halen, begrijpen ze al een heel groot deel van de tekst. Het leren bepalen van de hoofdgedachte gebeurt in het eerste deel door kinderen het thema van een tekst te laten vaststellen. Vervolgens moeten ze op basis van het thema de sleutelwoorden aangeven en dit ten slotte in de vorm van een zin opschrijven. Ook wordt geleerd gebruik te maken van de indeling van een tekst in inleiding, kern en slot. Het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen wordt in het slot vaak nog een keer kort herhaald, wat dan de hoofdgedachte van de tekst is. In het tweede deel wordt kinderen geleerd de hoofdgedachte vast te stellen met behulp van de opgedane kennis met betrekking tot de signaalwoorden. Omdat het komen tot de figuur 4; hoofdgedachte hoofdgedachte van een tekst in dit programma gebaseerd is op kennis en vaardigheden die in een bepaalde volgorde moeten worden toegepast, is het mogelijk om dit in een stappenplan weer te geven (figuur 4). Brochure
Begrijpend lezen VMBO
7
Informatie afleiden (In deel 1: hoofdstuk 9) (In deel 2: hoofdstuk 7) In hoofdstuk 9 worden leerlingen erop gewezen dat het soms lastig is om een tekst te begrijpen, omdat er bepaalde denkstappen genomen worden die door de schrijver niet worden opgeschreven. Als lezer moet je als het ware meedenken met de schrijver om de tekst te kunnen volgen. Controleren leesbegrip en bijstellen van verwachtingen (In deel 1: hoofdstuk 10) (In deel 2: hoofdstuk 8) In dit hoofdstuk komt weer een monitorstrategie aan de orde. De leerlingen leren dat het belangrijk is om tijdens het lezen na te denken over het begrip van de tekst (snap ik nog steeds wat ik lees en klopt het wat ik had verwacht?). Ook moet je na het lezen van de tekst je leesgedrag en –begrip nog eens evalueren.
Integreren van nieuwe informatie (In deel 1: hoofdstuk 11) (In deel 2: hoofdstuk 10) Soms kun je uit een tekst iets leren wat je in een nieuwe situatie (of tijdens het lezen van een andere tekst) weer nodig hebt. Met de leerkracht als voorbeeld worden de leerlingen hierop gewezen. Samenvatten (In deel 2: hoofdstuk 9) Deel twee kent een hoofdstuk dat niet in deel 1 aanwezig is, namelijk ‘Samenvatten’. In dit hoofdstuk leren leerlingen een tekst samenvatten op basis van de structuur van die tekst. De eerder opgedane kennis en vaardigheden met betrekking tot signaalwoorden spelen hierbij een essentiële rol. Eerst wordt kinderen geleerd om voorafgaand aan het samenvatten zich af te vragen of de tekst geschikt is om samen te vatten en wat het doel van het samenvatten is. Het antwoord bepaalt het soort samenvatting. In het Begrijpend Leesprogramma VMBO leren kinderen een mini samenvatting en een korte samenvatting te maken van een qua structuur eenvoudige tekst. Omdat het maken van een samenvatting van een tekst in dit programma gebaseerd is op kennis en vaardigheden die in een bepaalde volgorde moeten worden toegepast, is het mogelijk dit in een stappenplan weer te geven (figuur 5).
figuur 5; samenvatten
Extra lessen (In deel 1: hoofdstuk 12) (In deel 2: hoofdstuk 11) In dit laatste hoofdstuk worden nog een aantal teksten gegeven, waarbij de leerlingen alles wat ze tot dan toe geleerd hebben, kunnen toepassen en integreren.
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
8
Gebruik van het programma in de school Dit Begrijpend Leesprogramma VMBO kan op verschillende manieren toegepast worden binnen de school. Het begrijpend lezen is een onderdeel van de Nederlandse taal en kan gebruikt worden als methode in de lessen Nederlands. Een andere manier om het Begrijpend Leesprogramma VMBO als methode toe te passen is tijdens de lessen studievaardigheid. Het is voor leerlingen immers op alle gebieden binnen het onderwijs van belang dat ze de teksten goed begrijpen en een goede leeshouding hebben. Het Begrijpend Leesprogramma VMBO kan ook gebruikt worden als remediering voor leerlingen die bijscholing op het gebied van begrijpend lezen nodig hebben. Door middel van de toetsen kan een goed beeld verkregen worden van het instapniveau van de leerling in het programma. Begrijpend lezen is een vaardigheid die door leerlingen in bijna alle gebieden van het onderwijs moet worden toegepast. De kennis die verkregen is dankzij expliciete instructie en oefening tijdens door leerkrachten georganiseerde en ook vaak gegeven lessen, moet zodanig gegeneraliseerd worden dat die kennis ook spontaan wordt toegepast in alle situaties waar er sprake is van informatieoverdracht door middel van schriftelijke taal. De geleerde vaardigheden en strategieën moeten flexibel in allerlei situaties en bij een scala aan taken kunnen worden ingezet. Deze transfer van kennis komt bij veel kinderen niet spontaan tot stand. Daar zal binnen school expliciet aandacht en tijd aan moeten worden besteed. Alle docenten zullen in de door hen te geven vakken: J als model moeten dienen door hardop denkend de vaardigheden en strategieën toe te passen bij schriftelijke taal J leerlingen moeten wijzen op de relatie tussen wat ze geleerd hebben tijdens de lessen begrijpend lezen en wat er van ze tijdens de onderhavige les wordt verwacht. Het werken met een docentenkaart kan binnen school bijdragen aan een gezamenlijke en eensluidende aanpak als het gaat om transfer van het geleerde bij de lessen begrijpend lezen.
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
9
Voorbeelden uit het programma
Deel 1, Hoofdstuk 1, Les 1: In kleine stukjes leest het beter
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
10
Deel 1, Hoofdstuk 1, Les 2: Het hoort allemaal bij elkaar
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
11
Deel 1, Hoofdstuk 1, Les 2: Het hoort allemaal bij elkaar
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
12
Deel 1, Hoofdstuk 4, Les 2: Voorspellen
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
13
Deel 1, Hoofdstuk 7, Les 5: Toepassingsles
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
14
Deel 1, Hoofdstuk 8, Les 7: Alles door elkaar
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
15
Deel 1, Hoofdstuk 8, Les 7: Alles door elkaar
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
16
Toets 1A, Opgaven
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
17
Toets 1A, Scoreformulier
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
18
Brochure
Begrijpend lezen VMBO
19